19
40710-00) aan. Als een gas-
kachel aanwezig is, kunnen
de waterklemmen met de
slangklemmen vorstvrij op de
buizen voor de verdeling van
warme lucht worden aange-
bracht.
Let op : Om een gehele ont-
lediging van de waterinhoud
alsook een duurzame dicht-
heid van de waterslangen aan
het toestel te waarborgen,
moet er steeds gebruik ge-
maakt worden van de inge-
sloten aansluitschroefverbin-
dingen!
De hoekaansluiting (met
ventilatieklep, figuur K) wordt
aan de bovenste warmwater-
aansluiting en de rechte
aansluiting aan de onderste
koudwater-aansluiting aan-
gesloten.
Breng alle waterleidingen
in dalende lijn ten opzichte
van de veiligheids-/aftap-
kraan aan! U kunt in geval
van vorstschade geen aan-
spraak maken op de garan-
tie!
De elektrische
veiligheids-/aftapkraan
monteren
De elektrische veiligheids-/af-
tapkraan moet in de onmid-
dellijke nabijheid van het ap-
paraat in de verwarmde ruim-
te en op een voor de gebrui-
ker makkelijk toegankelijke
plaats worden gemonteerd.
Let op: let er bij de plaats-
keuze op dat de veiligheids-/
aftapkraan niet in de buurt
van vreemde warmtebronnen
(bijv. op het lichtnet aangeslo-
ten toestellen) wordt gemon-
teerd!
Figuur G: boor een gat
Ø 18 mm in de bodem van
het voertuig. Plaats de aftap-
slang op het aftapaansluitstuk
en steek beide door de bo-
dem. Zet de kraan met twee
2 schroeven vast. Laat de wa-
terafloop direct naar buiten
plaatsvinden op een tegen
spatwater beschermde plaats
(breng zo nodig een spat-
scherm aan).
Waterleidingen
aanleggen
Figuur G: sluit de koud-
watertoevoerleiding (35) aan
op de veiligheids-/aftapkraan
(36). Hierbij hoeft u geen aan-
dacht te besteden aan de
stroomrichting.
Let op: om een probleemloze
werking van de veiligheids-/
aftapkraan te garanderen,
moeten de waterslangen
spanningsvrij worden aange-
bracht!
Schroef de rechte schroef-
koppeling op de toevoerbuis
voor koud water (onderste
buis) en schroef de knie-kop-
peling met geïntegreerd be-
luchtingsventiel op de toe-
voerbuis voor warm water
(bovenste buis).
Figuur K: schuif de moer
(37), spanring (38) en O-ring
(39) op hun plaats. Breng de
schroefkoppeling en de aan-
sluitbuis samen en trek deze
met de moer (37) vast.
Figuur H + J: Breng de
slangverbinding (40) voor de
koudwater-toevoer tussen de
veiligheids-/aftapkraan (36)
en het aansluitstuk van de
boiler tot stand.
Leg de warmwatertoevoer
(41) van de kniekoppeling
met geïntegreerd beluch-
tings-ventiel (42) naar de
warmwatertappunten.
Figuur K: Ventiliatieslang
uiterlijk Ø 11 mm (43) op de
slangklem van de ventilatie-
klep (44) schuiven en knikvrij
naar buiten aanbrengen.
Hierbij de radius in de boog
niet kleiner dan 40 mm uit-
voeren.
Snij de beluchtingsslang ca.
20 mm onder de voertuig-
bodem 45° haaks op de rij-
richting af.
10
Het bedienings-
paneel plaatsen
Let op: Bij gebruik van voer-
tuig- resp. fabriekspecifieke
bedieningselementen moet
de elektrische aansluiting
volgens de Truma aansluit-
puntbeschrijvingen plaatsvin-
den. Iedere wijziging van de
bijbehorende Truma-onder-
delen leidt tot een verval van
de garantie alsook tot uitslui-
ting van garantieclaims. De
inbouwer (fabrikant) is voor
een gebruiksaanwijzing voor
de gebruiker alsook voor de
bedrukking van de bedie-
ningselementen verantwoor-
delijk!
Zorg er bij de plaatskeuze vo-
or dat noch de voor- noch de
achterkant van het bedie-
ningspaneel aan directe
warmtestraling is blootge-
steld.
Is montage alleen achter gor-
dijnen of op andere plaatsen
met temperatuur-schomme-
lingen mogelijk, dan moet
een voeler voor de ruimte-
temperatuur worden ge-
bruikt (zie de Gebruiks-aan-
wijzing).
De lengte van de aansluitka-
bel is 3 m.
Er zijn ook een verlengkabel
van 5 m lengte (die in combi-
natie tot 8 m kan worden ver-
lengd) en een inbouwraam
voor verzonken montage van
de bedieningspanelen en de
tijdschakelklok verkrijgbaar
(zie de Gebruiksaanwijzing).
Boor een gat Ø 15 mm voor
de kabeldoorvoering en steek
de kabels erdoor. Sluit de ka-
bels aan op het bedienings-
paneel.
Verwijder de draaiknop. Beve-
stig het bedienings-paneel
met de 2 schroeven en zet de
draaiknop weer op zijn plaats.
Voer de kabel van het bedie-
ningspaneel naar het toestel.
Schroef de afdek-plaat van de
elektronische besturingseen-
heid los. Bevestig de kabel-
stekker van het bedienings-
paneel op de printplaat en
schroef de afdekplaat weer
vast.
11
Elektrische
aansluiting 12 V
Elektrische leidingen, scha-
kel- en stuurapparaten voor
verwarmingstoestellen moe-
ten zo in het voertuig worden
geplaatst dat ze onder norma-
le bedrijfsomstandigheden
probleemloos kunnen wer-
ken. Alle wanddoorvoeringen
van leidingen die naar buiten
voeren, moeten spatwater-
dicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische
onderdelen begint te wer-
ken, moet u de stroomtoe-
voer naar het apparaat af-
sluiten. Het volstaat niet
het apparaat uit te schake-
len vanaf het bediening-
spaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het
koetswerk moet het apparaat
volledig worden losgekoppeld
van de stroomkring van het
voertuig.
Let op: als u de polen ver-
keerd aansluit, bestaat het
risico dat de kabels in
brand vliegen. Bovendien
vervalt hierdoor elke aan-
spraak op garantie of ver-
antwoordelijkheid.
De rode kabel is plus, de
blauwe kabel min!
Sluit het apparaat met een
kabel van 2 x 1,5 mm
2
op het
beveiligde boordnet aan (cen-
trale zekering 10 A); bij een
lengte van meer dan 6 m
gebruikt u een kabel van 2 x
2,5 mm
2
. Sluit de minpool
Het aantal koppelingen in
gasleidingen die gelegd zijn in
door personen gebruikte
ruimtes moet tot het tech-
nisch onvermijdelijke mini-
mum worden beperkt.
De gasinstallatie moet vol-
doen aan de technische en
administratieve voorschriften
van het bestemmingsland.
9
Wateraansluiting
U kunt voor de boiler alle
druk- en dompelpompen van
max. 2,8 bar gebruiken, even-
als alle mengkranen met of
zonder elektrische schakelaar.
Figuur H: Bij gebruik van
dompelpompen moet een te-
rugslagklep (33 – niet tot de
levering behorend) tussen
pomp en de eerste aftakken
worden gemonteerd (pijl wijst
in stromingsrichting).
Figuur J: Bij gebruik van
drukpompen met grote scha-
kelhysterese kan heetwater
via de koudwaterkraan terug-
stromen. Als terugstroomver-
hindering adviseren wij tus-
sen de afgang naar de warm-
waterkraan en het aftapklep
een terugslagklep (34 - niet
tot de levering behorend) te
monteren.
Gebruik voor de aansluiting
op de boiler en de elektrische
veiligheids-/aftapkraan alleen
druk- en heetwatervaste slan-
gen (bijv. Truma-boiler-slang
SBH voor consumptief ge-
bruik, drukvast tot 3,5 bar)
met een binnendoorsnee van
10 mm.
Voor een vaste buisaanleg
(bijv. John Guest systeem)
biedt Truma als speciale toe-
behoren de wateraansluitin-
gen (42), het veiligheids-/af-
tapventiel (36) alsook een te-
rugslagklep (33 + 34) met rech-
te tapaansluiting Ø 10 mm aan.
Bij aansluiting op een centrale
watervoorziening (nationaal
of lokaal) moet een water-
drukregelaar worden gebruikt,
om te voorkomen dat hogere
drukwaarden dan 2,8 bar in
de boiler kunnen ontstaan.
Let op: alle slangverbindin-
gen (ook koudwaterslangen!)
moeten met slangklemmen
worden vastgezet! De verwar-
ming van het water veroor-
zaakt uitzetting die tot een
gasdruk van maximaal 3,5 bar
kan leiden (ook mogelijk bij
dompelpompen) voordat de
veiligheidskraan wordt geacti-
veerd.
Voor de bevestiging van slan-
gen aan wand of vloer raden
wij slangklemmen (art.nr.