ESAB A6 SFF1C Compact 500 Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
SAFETY 2..............................................
TECHNICAL DESCRIP TION 3.............................
INSTALLATION 4........................................
OPERATION 7..........................................
MAINTENANCE 8........................................
TROUBLESHOOTING 9..................................
CONNECTION INSTRUCTIONS FOR PEG1 AND A6 VEC 10..
SICHERHEIT 12..........................................
TECHNISCHE BESCHREIBUNG 13.........................
INSTALLATION 14........................................
BETRIEB 17..............................................
WARTUNG 18............................................
FEHLERSUCHE 19.......................................
ANSCHLUßANLEITUNG FÜR PEG1 UND A6 VEC 20.........
SÉCURITÉ 22............................................
DESCRIPTION TECHNIQUE 23............................
INSTALLATION 24........................................
MISE EN MARCHE 27.....................................
ENTRETIEN 28...........................................
RECHERCHE DE PANNES 29.............................
INSTRUCTIONS DE CONNEXI ON POUR PEG1 ET A6 VEC 30
VEILIGHEID 32...........................................
TECHNISCHE BESCHRIJVING 33..........................
INSTALLATIE 34..........................................
GEBRUIK 37.............................................
ONDERHOUD 38.........................................
STORINGZOEKEN 39.....................................
AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC 40........
DIMENSION DRAWING - MASSBILD -
COTES D’ENCOMBREMENT - MAATSCHETS 41......
DIAGRAM - SCHALTPLAN - SCHÉMA - SCHEMA 42.........
WEAR COMPONENTS - VERSCHLEISSTEILE -
PIÈCES D’USURE - SLIJTAGEONDERDELEN 43......
Rights reserved to alter specifications without notice.
Änderungen vorbehalten.
Sous réserve de modifications sans avis préalable.
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
-- 3 1 --
mmvarnha
WAARSCHUWING
DE VLAMBOOG EN HET SNIJ DEN KUNNE N G EVAARLIJK ZIJN VOOR UZE LF
EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN.
VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE
MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE
PRODUCENT.
ELECTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn
S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen.
S Raak delen die onder stroom staan en electroden niet aan met onbedekte
handen of met natte beschermuitrusting.
S Zorg ervoor dat u geïsoleerd staat van de aarde en van het werkstuk.
S Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt.
ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden
S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt.
S Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook
en het gas afgezogen worden.
LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
S Bescherm u w ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en
draag altijd beschermende kleding.
S Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat
niemand anders gewond kan raken.
BRANDGEVAAR
S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen
brandgevaarlijk materiaal in de buurt is.
LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen
S Bescherm u w oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming.
S Waarschuw omstanders voor de gevaren.
BIJ DEFECTEN
S Neem contact op met een vakman.
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR
VOOR U OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN G EBRUIK.
BESCHERM UZELF EN DE ANDEREN!
VEILIGHEID
-- 3 2 --
df00f1ha
VEILIGHEID
De gebruiker van een ESAB--lasautomaat draagt de uiteindelijke verantwoordelijk-
heid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat
met o f in de buurt van het systeem werkt.
De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op
de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle bediening moet uitgevoerd worden volgens de gegeven instructies, en door per-
soneel dat goed op de hoogte is van de werking van de lasautomaat.
Een verkeerde manoeuvre, veroorzaakt door een verkeerde handeling, of een ver-
keerde inschakeling van een functiesequentie, kan tot een abnormale situatie leiden
waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden.
1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
S de bediening
S de plaats van de noodstop
S de werking
S de geldende veiligheidsvoorschriften
Om dit te vergemakkelijken zijn alle elektrische schakelaars, drukknoppen en
potentiometers voorzien van een plaatje of een label dat aangeeft om welk type
geactiveerde beweging of inschakeling het bij de handeling in kwestie gaat.
2. De operateur moet controleren:
S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasautomaat be-
vinden, voor hij begint te werken.
S of er niemand op een verkeerde plaats staat wanneer de wagen of de slede
verplaatst worden.
3. In de werkplaats:
S mogen er geen machineonderdelen, gereedschap of ander materiaal liggen
die de operateur kunnen hinderen wanneer hij zich binnen het werkgebied
verplaatst.
S moet alles zo gerangschikt zijn dat aan de eis betreffende de bereikbaarheid
van de noodstop voldaan wordt.
4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting
S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v.
een lasbril, onontvlambare kleding, lashandschoenen.
S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden e.d. die beklemd
kunnen raken.
5. Overig
Onderdelen die onder spanning staan, zijn normaal beveiligd tegen aanraking.
S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken.
S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een
duidelijk aangegeven plaats.
S Wanneer de lasautomaat in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en
mag er geen onderhoud uitgevoerd worden.
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 3 3 --
dfa2d2ha
TECHNISCHE BESCHRIJVING
Lasautomaat A6 SFF1C is bedoeld voor lassen onder poederdek in stompe verbin-
dingen en hoekverbindingen. Hij kan gemonteerd worden op een drager zoals een
laskraan of een op een balk rijdende wagen. De automaat kan gebruikt worden in
pijpen met een minimum diameter van 500 mm.
De lasautomaat moet gemonteerd worden met een M12--schroef. (Zorg ervoor dat
de schroef niet tot op de bodem van de isolator gaat die een schroefdraaddiepte
heeft van 14 mm). De automaat moet op een stabiel deel gemonteerd worden zodat
er geen risico bestaat dat hij losraakt of niet stevig vastzit.
TECHNISCHE GEGEVENS
Toegelaten belasting AC/DC continu 1500 A
Draaddimensie, massieve enkele draad max 4,0 mm
Draadaanvoersnelheid 0,2--4,5 m/min
Instellengte van de schuif 60 mm
Gewicht (excl. laspoeder) 50 kg
Inhoud poederreservoir 1L
Remkoppel remnaaf 1,5 Nm
Aansluitspanning 42 V AC
Continue A--gewogen geluidsdruk 68 dB
Maatschets, se op bladzijde 41.
INSTALLATIE
-- 3 4 --
dfa2i2ha
INSTALLATIE
1. Draadmotor A6 VEC, zie gebruikershandboek 443 393.
2. Bedieningsbox PEG1, zie gebruikershandboek 443 392.
3. Sluit de lasautomaat aan volgens het schema op bladzijde 42.
S Gelijkstroom:
Sluit de bedieningskabel (008) aan tussen d e lasstroombron (001) en bedie-
ningsbox PEG1 (002).
Sluit de van kabelschoenen voorziene leiding (007) aan tussen de las-
stroombron (001) en de shunt.
Sluit de draad aan op de positieve pool.
S Wisselstroom:
Sluit de bedieningskabel (008) aan tussen d e toevoegbox (011) en bedie-
ningsbox PEG1.
Sluit de toevoegbox (011) aan op de lasstroombron (010).
Sluit lasleiding (007) van de stroomtransformator van de lasstroombron aan
op de shunt.
4. Sluit de retourleiding aan tussen de lasstroombron (001, 010) en het werkstuk.
5. Sluit de meetleiding (009) aan tussen het werkstuk en de lasstroombron (001,
010) of tussen het werkstuk en bedieningsbox PEG1 (b.v. wanneer men een an-
der stroombronmerk gebruikt).
6. Sluit de motor (003) met overbrengingsverhouding A6 VEC aan op bedienings-
box PEG1 (002).
7. Controleer of bedieningsbox PEG1 aangesloten is volgens de tabel op
bladzijde 40 ”Aansluitinstructies voor bedieningsbox PEG1 en draadoverbreng-
ing A6 VEC” en of de overbrengingsverhouding en het ankertoerental gekozen
zijn volgens de tabel.
8. Indien schuif met motoraandrijving, zie gebruikershandboek 443 394.
9. Indien lasnaadvolgeruitrusting A6 GMD, zie gebruikershandboek 443 403.
10. Kies het draadtype en het laspoeder zo dat het lasmetaal op analysegebied in
grote lijnen overeenkomt met het basismateriaal. Kies de draaddimensie en de
lasgegevens volgens de aanbevolen waarden van de toevoegmateriaalleveran-
cier.
INSTALLATIE
-- 3 5 --
dfa2i2ha
11. Lasdraad laden.
S Demonteer de draadtrommel van de remnaaf (2)
en maak de eindplaat (3) los.
S Plaats de draadspoel (1) op de draadtrommel en
monteer de eindplaat (3).
S Monteer resp. de draadtrommel en de wegwerp-
bobine op de remnaaf (2). LET OP de positie
van de meenemer.
BELANGRIJK!
Om te voorkomen dat de draadbobine van de
remnaaf glijdt; Vergrendel de bobine met be-
hulp van de rode knop, volgens de instructie
die naast de remnaaf staat.
Zie ook de afbeelding hiernaast
S Controleer of de aanvoerrol (1) en de contactschoenen (3) de juiste dimen-
sie hebben.
Bij grove draad (3--4 mm):
S Knip de binddraden rond de
draadspoel af.
S Trek het uiteinde van de draad
tevoorschijn.
S Trek de voorbuigradius recht.
S Maak de draadgeleider los van de
bevestiging (7) op d e automaat en voer
de draad aan. Er moet circa 0,5 m van
de draad uit de draadgeleider steken.
S Buig een haak van 90_ over de draad
zodat hij in de connector kan gevoerd
worden.
S Sluit de draadgeleider terug aan op de
bevestiging (7) o p de automaat.
S Plaats de draad in de groeven van de aan-
voerrol (1). Zorg er tegelijkertijd voor dat de
draad onder de geleiderol (6) vlak voor de
draadgeleiderbevestiging loopt.
S Stel de druk van de draad op aanvoerrol (1) in met behulp van de druk-
schroef (4). OPGELET! Span niet harder aan dan dat het aanvoeren veilig
verloopt. De drukschroef mag niet helemaal aangehaald worden, er moet
nog een beetje vering zijn.
12. Voer de draad aan met behulp van elektrische schakelaar A02 op de PEG--box.
13. Terwijl de draad wordt aangevoerd, moet hij gericht worden met behulp van de
knop (5) op de richtrolinrichting. Wanneer de richtinrichting juist ingesteld is,
moet de draad recht naar buiten komen door de contactschoenen (3).
INSTALLATIE
-- 3 6 --
dfa2i2ha
14. Aanvoerrol vervangen.
S Maak de knop (5) en de drukschroeven (4) los
S Maak de handknop los (2)
S Vervang de aanvoerrol. Ze zijn gemerkt met de draaddimensie in kwestie,
zie tabel op bladzijde 43.
15. Contactuitrusting
Enkele draad max. 4mm.
Gebruik brandermondstuk D35 met contactschoenen.
S Gebruik de standaardrichtrolinrichting voor A6 met een richtinrichting best-
aande uit een vaste en een verstelbare richtrol.
S Monteer de contactschoenen met behulp van de meegeleverde M5--schroe-
ven. Monteer een gedeelte van de contactschoen in het vaste brandermond-
stuk en een gedeelte in de losse helft van het gelede brandermondstuk.
S Monteer de losse helft met de contactschoen op zijn plaats onder de druk-
schroef en haal aan zodat er een goed contact is tussen de contactschoen
en de draad.
16. Laspoeder bijvullen
S Het poederreservoir moet aangesloten worden op de poederdruktank
(type TPC 75) voor poeder bijvullen.
De poederaanvoer naar het poederreservoir wordt automatisch geregeld bij
de inlaatpijp. Wanneer het poederniveau onder de inlaatpijp daalt, wordt er
nieuw poeder bijgevuld van de poederdruktank. N.B.! Het laspoeder moet
droog zijn. Probeer om indien mogelijk buitenshuis en in vochtige omgevin-
gen geen agglomererend laspoeder te gebruiken.
S Stel de hoogte van het poedermondstuk boven de lasnaad zo af dat men de
geschikte poederhoeveelheid krijgt. Het poederdeken moet zo hoog zijn dat
de lichtboog niet doorbreekt.
WAARSCHUWING!
Met roterende delen loopt men het risico beklemd te raken.
Wees daarom extra
voorzichtig.
GEBRUIK
-- 3 7 --
dfa3o1ha
GEBRUIK
1. Een nauwkeurige naadvoorbewerking is noodzakelijk voor een goed
lasresultaat.
OPGELET! Er mogen geen variërende spleetopeningen in de lasnaad zijn.
2. Om het risico van warmtebarsten te elimineren moet de breedte van de las gro-
ter zijn dan de inbrandingsdiepte.
3. Las altijd een teststuk met de zelfde naadtype en dezelfde plaatdikte als het
werkstuk van de produktie.
OPGELET! Proeflas NOOIT rechtstreeks op het werkstuk in de produktie.
Bedieningsinstructies voor bedieningsbox PEG1
Zie gebruiksaanwijzing PEG1 best nr. 443 392.
aza5dp08
ONDERHOUD
-- 3 8 --
dfa2m2ha
ONDERHOUD
Bedieningsbox PEG1, zie gebruikershandboek 443 392.
Draadmotor A6 VEC, zie gebruikershandboek 443 393.
Dagelijks
S Zorg ervoor dat de bewegende delen van de lasautomaat vrij blijven van laspoe-
der en stof.
S Controleer of alle elektrische leidingen en slangen niet beschadigd zijn en juist
aangesloten zijn.
S Controleer of alle schroefverbindingen aangehaald zijn.
S Controleer het remkoppel van de remnaaf. Het mag niet zo klein zijn dat de
draadtrommel blijft roteren wanneer de draadaanvoer stopt en het mag niet zo
groot zijn dat de aanvoerrollen slippen. De richtwaarde voor het remkoppel van
een draadtrommel van 30 kg bedraagt 1,5 Nm.
Remkoppel bijstellen:
S Zet de vergrendelknop (006)
in de vergrendelstand
S Duw een schroevedraaier
in de veren van de naaf.
Het met de klok meedraaien
van de veer (002) levert een la-
ger remkoppel op.
S Tegen de klok in draaien zorgt voor een groter remkoppel. N.B.! Draai even-
veel aan alle veren.
Periodiek
S Controleer elk kwartaal de koolborstels van de draadmotor, vervang ze wanneer
ze versleten zijn tot 6 mm.
S Controleer de schuiven, smeer indien ze klemmen.
S Controleer de draadbesturing en de aandrijfrollen van de draadaanvoereenheid.
Vervang versleten of beschadigde komponenten. Zie slijtageonderdelen op blad-
zijde 43.
STORINGZOEKEN
-- 3 9 --
dfa3f1ha
STORINGZOEKEN
Uitrusting
S Gebruiksaanwijzing bedieningsbox PEG1, best.nr. 443 392.
S Gebruiksaanwijzing motor met overbrenging A6 VEC,
best.nr. 443 393.
Controleer
S of de lasstroombron geschakeld is voor de juiste netspanning
S of alle 3 fasen spanning hebben (fasevolgorde niet belangrijk)
S of de lasleidingen en hun aansluitingen niet beschadigd zijn
S of de hendels in de gewenste positie staan
S of de netspanning uitgeschakeld is voor men begint te repareren
MOGELIJKE FOUTEN
1. Symptoom De Ampère-- en voltwaarden vertonen grote variaties op het
cijferdisplay.
Oorzaak 1.1 Contactschoenen of contactmondstuk versleten of verkeerde di-
mensie.
Maatregel Vervang de contactschoenen of het contactmondstuk.
Oorzaak 1.2 De druk op de aanvoerrollen is onvoldoende.
Maatregel Verhoog de druk op de aanvoerrollen.
2. Symptoom De draadaanvoer is ongelijkmatig.
Oorzaak 2.1 De druk op de aanvoerrollen is verkeerd ingesteld.
Maatregel Wijzig de druk op de aanvoerrollen.
Oorzaak 2.2 Verkeerde dimensie van de aanvoerrollen.
Maatregel Vervang de aanvoerrollen.
Oorzaak 2.3 De groeven in de aanvoerrollen zijn versleten.
Maatregel Vervang de aanvoerrollen.
3. Symptoom De lasleidingen raken oververhit.
Oorzaak 3.1 Slechte elektrische aansluitingen.
Maatregel Maak alle elektrische aansluitingen schoon en haal ze aan.
Oorzaak 3.2 De lasleidingen hebben een te kleine dimensie.
Maatregel Vergroot de leidingdimensie of gebruik parallelle leidingen.
40
AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC
D
d
L
h
d
S
Elektrische
s
c
h
a
k
e
l
a
a
r
Elektrische
s
c
h
a
k
e
l
a
a
r
(
9
)
Regelaarkaart-
l
i
t
i
A6 VEC
Draad Lasmethode Stroomsoort
s
c
h
a
k
e
l
a
a
r
(feed--back)
Voorkant PEG1 *
s
c
h
a
k
e
l
a
a
r
(
9
)
Sequentiekaart *
g
aansluiting
Regelaarkaart *
Overbrengings-
verhouding
Motoranker
omw./min.
Enkele draad
2,5--6 mm
Lassen onder
poederdek
Gelijkstroom DC Positie1of2 Positie omhoog
X--1
B--7
156:1 4000
Enkele draad
2,5--6 mm
Lassen onder
poederdek
Wisselstroom AC Positie 1 Positie omhoog
X--1
B--7
156:1 4000
Dubbele draad
2x1,2 -- 3,0 mm
Lassen onder
poederdek
Gelijkstroom DC Positie 1 Positie omlaag
X--1
B--7
156:1
(74:1)
4000
Band
0,5x30 -- 100 m
Lassen onder
poederdek
Gelijkstroom DC Positie 1 Positie omhoog
X--1
B--7
156:1 4000
Kooldraad
8,0--12,7 mm
Boogluchtbeitelen Gelijkstroom DC Positie 2 Positie omhoog
X--1
B--7
156:1 4000
* Zie bedieningshandboek PEG1 443 392.

Documenttranscriptie

SAFETY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNICAL DESCRIPTION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . OPERATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . MAINTENANCE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TROUBLESHOOTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . CONNECTION INSTRUCTIONS FOR PEG1 AND A6 VEC . . 2 3 4 7 8 9 10 SICHERHEIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNISCHE BESCHREIBUNG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . BETRIEB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . WARTUNG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . FEHLERSUCHE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ANSCHLUßANLEITUNG FÜR PEG1 UND A6 VEC . . . . . . . . . 12 13 14 17 18 19 20 SÉCURITÉ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DESCRIPTION TECHNIQUE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . MISE EN MARCHE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ENTRETIEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . RECHERCHE DE PANNES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTRUCTIONS DE CONNEXION POUR PEG1 ET A6 VEC 22 23 24 27 28 29 30 VEILIGHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNISCHE BESCHRIJVING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . GEBRUIK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . STORINGZOEKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC . . . . . . . . 32 33 34 37 38 39 40 DIMENSION DRAWING - MASSBILD COTES D’ENCOMBREMENT - MAATSCHETS . . . . . . DIAGRAM - SCHALTPLAN - SCHÉMA - SCHEMA . . . . . . . . . WEAR COMPONENTS - VERSCHLEISSTEILE PIÈCES D’USURE - SLIJTAGEONDERDELEN . . . . . . Rights reserved to alter specifications without notice. Änderungen vorbehalten. Sous réserve de modifications sans avis préalable. Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden. 41 42 43 WAARSCHUWING DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE PRODUCENT. ELECTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn S S S S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen. Raak delen die onder stroom staan en electroden niet aan met onbedekte handen of met natte beschermuitrusting. Zorg ervoor dat u geïsoleerd staat van de aarde en van het werkstuk. Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt. ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden S S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt. Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezogen worden. LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden S S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd beschermende kleding. Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand anders gewond kan raken. BRANDGEVAAR S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk materiaal in de buurt is. LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen S S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming. Waarschuw omstanders voor de gevaren. BIJ DEFECTEN S Neem contact op met een vakman. LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK. BESCHERM UZELF EN DE ANDEREN! mmvarnha -- 31 -- VEILIGHEID VEILIGHEID De gebruiker van een ESAB--lasautomaat draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van het systeem werkt. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats. Alle bediening moet uitgevoerd worden volgens de gegeven instructies, en door personeel dat goed op de hoogte is van de werking van de lasautomaat. Een verkeerde manoeuvre, veroorzaakt door een verkeerde handeling, of een verkeerde inschakeling van een functiesequentie, kan tot een abnormale situatie leiden waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden. 1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van: S de bediening S de plaats van de noodstop S de werking S de geldende veiligheidsvoorschriften Om dit te vergemakkelijken zijn alle elektrische schakelaars, drukknoppen en potentiometers voorzien van een plaatje of een label dat aangeeft om welk type geactiveerde beweging of inschakeling het bij de handeling in kwestie gaat. 2. De operateur moet controleren: S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasautomaat bevinden, voor hij begint te werken. S of er niemand op een verkeerde plaats staat wanneer de wagen of de slede verplaatst worden. 3. In de werkplaats: S mogen er geen machineonderdelen, gereedschap of ander materiaal liggen die de operateur kunnen hinderen wanneer hij zich binnen het werkgebied verplaatst. S moet alles zo gerangschikt zijn dat aan de eis betreffende de bereikbaarheid van de noodstop voldaan wordt. 4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril, onontvlambare kleding, lashandschoenen. S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden e.d. die beklemd kunnen raken. 5. Overig Onderdelen die onder spanning staan, zijn normaal beveiligd tegen aanraking. S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn. S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken. S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk aangegeven plaats. S Wanneer de lasautomaat in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen onderhoud uitgevoerd worden. df00f1ha -- 32 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING TECHNISCHE BESCHRIJVING Lasautomaat A6 SFF1C is bedoeld voor lassen onder poederdek in stompe verbindingen en hoekverbindingen. Hij kan gemonteerd worden op een drager zoals een laskraan of een op een balk rijdende wagen. De automaat kan gebruikt worden in pijpen met een minimum diameter van 500 mm. De lasautomaat moet gemonteerd worden met een M12--schroef. (Zorg ervoor dat de schroef niet tot op de bodem van de isolator gaat die een schroefdraaddiepte heeft van 14 mm). De automaat moet op een stabiel deel gemonteerd worden zodat er geen risico bestaat dat hij losraakt of niet stevig vastzit. TECHNISCHE GEGEVENS Toegelaten belasting AC/DC continu 1500 A Draaddimensie, massieve enkele draad max 4,0 mm Draadaanvoersnelheid 0,2--4,5 m/min Instellengte van de schuif 60 mm Gewicht (excl. laspoeder) 50 kg Inhoud poederreservoir 1L Remkoppel remnaaf 1,5 Nm Aansluitspanning 42 V AC Continue A--gewogen geluidsdruk 68 dB Maatschets, se op bladzijde 41. dfa2d2ha -- 33 -- INSTALLATIE INSTALLATIE 1. Draadmotor A6 VEC, zie gebruikershandboek 443 393. 2. Bedieningsbox PEG1, zie gebruikershandboek 443 392. 3. Sluit de lasautomaat aan volgens het schema op bladzijde 42. S Gelijkstroom: Sluit de bedieningskabel (008) aan tussen de lasstroombron (001) en bedieningsbox PEG1 (002). Sluit de van kabelschoenen voorziene leiding (007) aan tussen de lasstroombron (001) en de shunt. Sluit de draad aan op de positieve pool. S Wisselstroom: Sluit de bedieningskabel (008) aan tussen de toevoegbox (011) en bedieningsbox PEG1. Sluit de toevoegbox (011) aan op de lasstroombron (010). Sluit lasleiding (007) van de stroomtransformator van de lasstroombron aan op de shunt. 4. Sluit de retourleiding aan tussen de lasstroombron (001, 010) en het werkstuk. 5. Sluit de meetleiding (009) aan tussen het werkstuk en de lasstroombron (001, 010) of tussen het werkstuk en bedieningsbox PEG1 (b.v. wanneer men een ander stroombronmerk gebruikt). 6. Sluit de motor (003) met overbrengingsverhouding A6 VEC aan op bedieningsbox PEG1 (002). 7. Controleer of bedieningsbox PEG1 aangesloten is volgens de tabel op bladzijde 40 ”Aansluitinstructies voor bedieningsbox PEG1 en draadoverbrenging A6 VEC” en of de overbrengingsverhouding en het ankertoerental gekozen zijn volgens de tabel. 8. Indien schuif met motoraandrijving, zie gebruikershandboek 443 394. 9. Indien lasnaadvolgeruitrusting A6 GMD, zie gebruikershandboek 443 403. 10. Kies het draadtype en het laspoeder zo dat het lasmetaal op analysegebied in grote lijnen overeenkomt met het basismateriaal. Kies de draaddimensie en de lasgegevens volgens de aanbevolen waarden van de toevoegmateriaalleverancier. dfa2i2ha -- 34 -- INSTALLATIE 11. Lasdraad laden. S Demonteer de draadtrommel van de remnaaf (2) en maak de eindplaat (3) los. S Plaats de draadspoel (1) op de draadtrommel en monteer de eindplaat (3). S Monteer resp. de draadtrommel en de wegwerpbobine op de remnaaf (2). LET OP de positie van de meenemer. BELANGRIJK! Om te voorkomen dat de draadbobine van de remnaaf glijdt; Vergrendel de bobine met behulp van de rode knop, volgens de instructie die naast de remnaaf staat. Zie ook de afbeelding hiernaast S Controleer of de aanvoerrol (1) en de contactschoenen (3) de juiste dimensie hebben. Bij grove draad (3--4 mm): S Knip de binddraden rond de draadspoel af. S Trek het uiteinde van de draad tevoorschijn. S Trek de voorbuigradius recht. S Maak de draadgeleider los van de bevestiging (7) op de automaat en voer de draad aan. Er moet circa 0,5 m van de draad uit de draadgeleider steken. S Buig een haak van 90_ over de draad zodat hij in de connector kan gevoerd worden. S Sluit de draadgeleider terug aan op de bevestiging (7) op de automaat. S Plaats de draad in de groeven van de aanvoerrol (1). Zorg er tegelijkertijd voor dat de draad onder de geleiderol (6) vlak voor de draadgeleiderbevestiging loopt. S Stel de druk van de draad op aanvoerrol (1) in met behulp van de drukschroef (4). OPGELET! Span niet harder aan dan dat het aanvoeren veilig verloopt. De drukschroef mag niet helemaal aangehaald worden, er moet nog een beetje vering zijn. 12. Voer de draad aan met behulp van elektrische schakelaar A02 op de PEG--box. 13. Terwijl de draad wordt aangevoerd, moet hij gericht worden met behulp van de knop (5) op de richtrolinrichting. Wanneer de richtinrichting juist ingesteld is, moet de draad recht naar buiten komen door de contactschoenen (3). dfa2i2ha -- 35 -- INSTALLATIE 14. Aanvoerrol vervangen. S Maak de knop (5) en de drukschroeven (4) los S Maak de handknop los (2) S Vervang de aanvoerrol. Ze zijn gemerkt met de draaddimensie in kwestie, zie tabel op bladzijde 43. 15. Contactuitrusting Enkele draad max. 4mm. Gebruik brandermondstuk D35 met contactschoenen. S Gebruik de standaardrichtrolinrichting voor A6 met een richtinrichting bestaande uit een vaste en een verstelbare richtrol. S Monteer de contactschoenen met behulp van de meegeleverde M5--schroeven. Monteer een gedeelte van de contactschoen in het vaste brandermondstuk en een gedeelte in de losse helft van het gelede brandermondstuk. S Monteer de losse helft met de contactschoen op zijn plaats onder de drukschroef en haal aan zodat er een goed contact is tussen de contactschoen en de draad. 16. Laspoeder bijvullen Het poederreservoir moet aangesloten worden op de poederdruktank (type TPC 75) voor poeder bijvullen. S De poederaanvoer naar het poederreservoir wordt automatisch geregeld bij de inlaatpijp. Wanneer het poederniveau onder de inlaatpijp daalt, wordt er nieuw poeder bijgevuld van de poederdruktank. N.B.! Het laspoeder moet droog zijn. Probeer om indien mogelijk buitenshuis en in vochtige omgevingen geen agglomererend laspoeder te gebruiken. Stel de hoogte van het poedermondstuk boven de lasnaad zo af dat men de geschikte poederhoeveelheid krijgt. Het poederdeken moet zo hoog zijn dat de lichtboog niet doorbreekt. S WAARSCHUWING! Met roterende delen loopt men het risico beklemd te raken. Wees daarom extra voorzichtig. dfa2i2ha -- 36 -- GEBRUIK GEBRUIK 1. Een nauwkeurige naadvoorbewerking is noodzakelijk voor een goed lasresultaat. OPGELET! Er mogen geen variërende spleetopeningen in de lasnaad zijn. 2. Om het risico van warmtebarsten te elimineren moet de breedte van de las groter zijn dan de inbrandingsdiepte. 3. Las altijd een teststuk met de zelfde naadtype en dezelfde plaatdikte als het werkstuk van de produktie. OPGELET! Proeflas NOOIT rechtstreeks op het werkstuk in de produktie. Bedieningsinstructies voor bedieningsbox PEG1 Zie gebruiksaanwijzing PEG1 best nr. 443 392. dfa3o1ha -- 37 -- ONDERHOUD ONDERHOUD Bedieningsbox PEG1, zie gebruikershandboek 443 392. Draadmotor A6 VEC, zie gebruikershandboek 443 393. Dagelijks S Zorg ervoor dat de bewegende delen van de lasautomaat vrij blijven van laspoeder en stof. S Controleer of alle elektrische leidingen en slangen niet beschadigd zijn en juist aangesloten zijn. S Controleer of alle schroefverbindingen aangehaald zijn. S Controleer het remkoppel van de remnaaf. Het mag niet zo klein zijn dat de draadtrommel blijft roteren wanneer de draadaanvoer stopt en het mag niet zo groot zijn dat de aanvoerrollen slippen. De richtwaarde voor het remkoppel van een draadtrommel van 30 kg bedraagt 1,5 Nm. Remkoppel bijstellen: S Zet de vergrendelknop (006) in de vergrendelstand S Duw een schroevedraaier in de veren van de naaf. Het met de klok meedraaien van de veer (002) levert een lager remkoppel op. S aza5dp08 Tegen de klok in draaien zorgt voor een groter remkoppel. N.B.! Draai evenveel aan alle veren. Periodiek S Controleer elk kwartaal de koolborstels van de draadmotor, vervang ze wanneer ze versleten zijn tot 6 mm. S Controleer de schuiven, smeer indien ze klemmen. S Controleer de draadbesturing en de aandrijfrollen van de draadaanvoereenheid. Vervang versleten of beschadigde komponenten. Zie slijtageonderdelen op bladzijde 43. dfa2m2ha -- 38 -- STORINGZOEKEN STORINGZOEKEN Uitrusting S S Gebruiksaanwijzing bedieningsbox PEG1, best.nr. 443 392. Gebruiksaanwijzing motor met overbrenging A6 VEC, best.nr. 443 393. S S S S S of de lasstroombron geschakeld is voor de juiste netspanning of alle 3 fasen spanning hebben (fasevolgorde niet belangrijk) of de lasleidingen en hun aansluitingen niet beschadigd zijn of de hendels in de gewenste positie staan of de netspanning uitgeschakeld is voor men begint te repareren Controleer MOGELIJKE FOUTEN 1. Symptoom De Ampère-- en voltwaarden vertonen grote variaties op het cijferdisplay. Oorzaak 1.1 Contactschoenen of contactmondstuk versleten of verkeerde dimensie. Maatregel Vervang de contactschoenen of het contactmondstuk. Oorzaak 1.2 De druk op de aanvoerrollen is onvoldoende. Maatregel Verhoog de druk op de aanvoerrollen. 2. Symptoom De draadaanvoer is ongelijkmatig. Oorzaak 2.1 De druk op de aanvoerrollen is verkeerd ingesteld. Maatregel Wijzig de druk op de aanvoerrollen. Oorzaak 2.2 Verkeerde dimensie van de aanvoerrollen. Maatregel Vervang de aanvoerrollen. Oorzaak 2.3 De groeven in de aanvoerrollen zijn versleten. Maatregel Vervang de aanvoerrollen. 3. Symptoom De lasleidingen raken oververhit. Oorzaak 3.1 Slechte elektrische aansluitingen. Maatregel Maak alle elektrische aansluitingen schoon en haal ze aan. Oorzaak 3.2 De lasleidingen hebben een te kleine dimensie. Maatregel Vergroot de leidingdimensie of gebruik parallelle leidingen. dfa3f1ha -- 39 -- 40 Boogluchtbeitelen Gelijkstroom DC Gelijkstroom DC Gelijkstroom DC Wisselstroom AC Gelijkstroom DC S Stroomsoort * Zie bedieningshandboek PEG1 443 392. Kooldraad 8,0--12,7 mm Lassen onder poederdek Band 0,5x30 -- 100 m Lassen onder poederdek Enkele draad 2,5--6 mm Lassen onder poederdek Lassen onder poederdek Enkele draad 2,5--6 mm Dubbele draad 2x1,2 -- 3,0 mm L Lasmethode h d D d Draad Positie 2 Positie 1 Positie 1 Positie 1 Positie 1 of 2 Elektrische schakelaar (feed--back) Voorkant PEG1 * Positie omhoog Positie omhoog Positie omlaag Positie omhoog Positie omhoog Elektrische schakelaar (9) Sequentiekaart * X -- 1 B -- 7 X -- 1 B -- 7 X -- 1 B -- 7 X -- 1 B -- 7 X -- 1 B -- 7 Regelaarkaartg aansluiting l iti Regelaarkaart * AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC 156:1 156:1 156:1 (74:1) 156:1 156:1 Overbrengingsverhouding 4000 4000 4000 4000 4000 Motoranker omw./min. A6 VEC
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

ESAB A6 SFF1C Compact 500 Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding