22
NEDERLANDS
NL
4 MONTAGE
Schakel altijd eerst met deze hoofd-
schakelaar de stroomvoorzienig uit
voordat u iets gaat monteren. Gevaar
op kortsluiting en brand.
4.1 Hoofdschakelaar
Zet met de hoofdschakelaar de stroomvoorziening
uit. Zie afb. 1.
4.2 Koplamp
Monteer de koplamp zoals hieronder wordt behan-
deld. Zie ook afb. 1.
1. Monteer de koplampbeugels (2:B) aan het
frame. Gebruik daarvoor twee schroeven en
twee moeren per beugel.
2. Monteer de koplampen met de elektrische aans-
luitingen (3:R) naar binnen toe gericht. Draai de
schroeven nog niet vast. Wacht daarmee tot u de
koplampen in de juiste stand hebt gezet.
4.3 Achterlichten met montageplaat
en kabeldoorvoer.
1. Verwijder de bovenkap van de motor en boor
een gat zoals in afb. 4 is aangegeven.
2. Monteer de kap weer en schroef de achterste
bevestigingsplaat vast (5:E).
3. Aan die plaat monteert u de volgende onderde-
len:
• Bovenstrip (6:X).
• Indien nodig het waarschuwingsbord (7:S).
4.4 Bediening
Monteer de bedieningseenheid zoals hieronder
wordt behandeld:
1. Verwijder de zwarte afschermingsring uit de be-
sturingshouder.
2. De beugel (8:I) en de hendel (8:H) worden
gemonteerd geleverd. Haal ze uit elkaar.
3. Monteer de beugel (8:I) voor de bediening
(8:H). Gebruik hiervoor twee schroeven die di-
rect in de besturingshouder worden gedraaid.
4. Steek de kabel door de houder en bevestig de
pakking in de opening.
5. Trek de rubberen afscherming van de bediening
naar boven en zet die met 4 schroeven en 4 mo-
eren vast.
4.5 Claxon
Draai de schroef los, verwijder de moer en monteer
de claxon (9:J). Zorg dat de claxon geen andere
onderdelen van de machine raakt. Draai de schroef
en de moer vast.
4.6 Mantels
De mantels mogen nooit in contact
komen met bewegende of hete onderde-
len. Gevaar op kortsluiting en brand.
1. Verwijder de volgende onderdelen van de ma-
chine:
• Achterste afscherming van besturing.
• De middelste afscherming van de aansluit-
kast.
• De rechtermotorkap.
• Voorste en achterste motorkappen.
2. Monteer de voorste ommanteling (10:N).
3. Monteer de achterste ommanteling (11:M). Zet
de pakking vast in de bovenste motorkap.
4. Zet de ommanteling op de volgende plaatsen
met binders vast:
• Onder aan de voorkant, bij de hydraulische
slangen/frame.
• Onder de stoel, aan het onderste deel van de
rolbeugel.
• Bij het afschermingsframe aan de koplam-
pen. De ommanteling moet aan de binnenzi-
jde van de rolbeugel lopen.
• Onder de koeling, aan andere ommantelin-
gen.
• Aan de voorkant van het luchtfilter, aan an-
dere ommantelingen.
5. Sluit de volgende stekkers aan:
•
Kentekenplaatverlichting achter.
• Tussen de voorste en achterste ommantelin-
gen bij de aansluitkast.
• Koplampen aan de rolbeugel.
• 2 stekkers aan de claxon.
• Tussen voorste ommanteling en bediening-
seenheid.
6. Sluit de achterlichten aan volgens de bijgelev-
erde instructies.
Kabel X3 moet op het linkerachterlicht worden
aangesloten.
Kabel X6 moet op het rechterachterlicht
worden aangesloten.
7. Na het aansluiten van alle bekabeling op de aan
de bevestigingsplaat gemonteerde lampen zet u
die bekabeling aan de onderkant van die plaat
met binders vast.
8. Sluit de aardkabel (12:T) aan.