NL NL
37
Tip U moet nu met de koptelefoon vrij van kamer naar kamer kunnen gaan, zonder een storing
van de ontvangst. Wanneer het signaal afbreekt of gestoord is, draaid u opnieuw aan het
tuning-wieltje (zie hoofdstuk 4.2.3.) voor het fijn afstemmen van de zender (B9). Bij de
ontvangst over zeer grote afstanden wordt het signaal langzamerhand zwakker. U herkent
dit aan het feit dat het ruisen toeneemt en dat uw geluidssignaal nauwelijks nog te horen is.
Als er eventueel sprake is van storingen door andere apparaten of door interferenties,
kies dan bij de zender een andere frequentie (A3) en herhaal de stappen 4.2.2. tot 4.2.3
5 Accu`s
5.1 Opladen van de meegeleverde accu’s
1. De set FMH 6050 bevat 2 in dit apparaat oplaadbare accu’s (micro - AAA), die voor
het gebruik opgeladen moeten worden.
2. Schakel eerst de koptelefoon uit. (B7).
3. Verbind de oplaadkabel van de accu met de oplaadbus van de zender (A5) en van de
koptelefoon
(B11). De oplaadindicatie van de accu aan de zender (A2) brandt groen.
4. Voor de eerste ingebruikneming moeten de accu’s circa 14 uur opgeladen worden.
Na dit eerste oplaadproces zijn de accu’s na circa 8 uur volledig opgeladen. Pas na
het derde oplaadproces bereiken de accu’s hun volle capaciteit en zodoende ook de
opgegeven bedrijfsduur.
Verzorgingstip
Voor een perfecte verzorging van uw accu’s moet u deze ca. één keer per maand opladen
resp. ontladen met een oplaad-/ ontlaadapparaat. Hiervoor raden wij de oplaadapparaten
van het huis Vivanco aan. Deze apparaten zorgen bij regelmatig gebruik voor een langere
levensduur van uw accu’s.
5.2 Gebruik van accu’s of batterijen
De radiokoptelefoon kan ook werken met in de handel gebruikelijke AAA microaccu’s of
niet-oplaadbare 1,5 V AAA batterijen. Het opladen van in de handel gebruikelijke AAA
microaccu’s met de ingebouwde oplaadfunctie is echter niet mogelijk.
1. Schakel de koptelefoon eerst uit (B7).
2. Open het accuvak (B12).
3. Vervang dan de accu’s. Let daarbij op de opgave van de polariteit op de bodem van
het accuvak.
Verwijderen van de batterijen en accu’s
Verwijder de batterijen of accu’s op milieuvriendelijke wijze. Batterijen of accu’s horen
niet in de vuilnisbak. Gebruik geen oude en nieuwe batterijen of verschillende
batterijtypen tegelijkertijd.
36
10 Standby-aanduiding
Deze aanduiding brandt rood, wanneer de koptelefoon ingeschakeld en standby is.
Bij optimale zender-fijnafstemming (tuning) brandt deze LED groen. Brandt de LED
niet, dan moet u eerst de batterijen opladen.
11 Batterijlaadbus
Aansluitbus voor de batterijlaadkabel.
12 Batterijvak
In dit vak worden de meegeleverde Micro-cellen geplaatst.
4 Aansluiten/In gebruik nemen van de componenten
4.1 Zender
1. Netdeel voor zender (C)
Sluit de stroomvoorzieningskabel aan op de daarvoor aangebrachte bus (A5) aan de
achterkant van de zender. Steek nu het netdeel in het stopcontact
2. Aansluiten op de audiobron
Indien uw audiobron uitgerust is met een klinkerbus (b.v. voor koptelefoon), gebruik
dan de meegeleverde audiokabel (E). Verbind een uiteinde van de kabel met de kop
telefoonbus en de audio-ingangsbus (A4) met de zender.
Wanneer de klinkerstekker te klein is voor de koptelefoonbus, kunt u de adapter (G)
van 3,5 mm naar 6,35 mm klinkerstekker gebruiken.
Wanneer uw hifi-apparaat of televisie niet beschikt over een koptelefoonbus, dan
kunt u met behulp van de y-adapter ook de cinch-uitgang (AUX) gebruiken. Let er
daarbij op dat de kleuren van stekker en bus overeenkomen (rechts = rood, links = wit).
De gebruikte aansluitkabels (b.v. audiokabels) mogen niet langer zijn dan 3 meter.
3. Schakel nu uw audiobron (TV, hifi-installatie enz.) en let erop, dat deze een
audiosignaal afgeeft.
Bij gebruik van regelbare hoofdtelefoonbussen erop letten dat het signaal voldoende
(ca. middelste stand) wordt versterkt.
De zendfunctie wordt aangeduid met de rood oplichtende standby-aanduiding (A1).
Tip De zender schakelt automatisch uit, wanneer gedurende een langere periode geen audio-
signaal wordt uitgezonden resp. het ingangssignaal te klein is. Bij hernieuwde audio-
signaaltransmissie schakelt de zender automatisch weer in.
4.2 Koptelefoon als ontvanger
1. Schakel de koptelefoon in (B7) en let op de standby-aanduiding (B10). Brandt deze
rood, dan is uw draadloze koptelefoon gereed voor gebruik. Wanneer deze
aanduiding niet brandt, dan moet u eerst de batterijen van de koptelefoon opladen
(zie hoofdstuk 5.1).
2. Zet de de volumeregelaar (B8) in een middelste stand een en zet de koptelefoon op.
Allereerst draait u het tuning-wieltje (B9) zolang in één richting, tot u een aanslag
merkt. Dan draait u het tuning-wieltje (B9) langzaam in de tegenovergestelde
richting, tot u een helder en duidelijk geluidssignaal (spraak of muziek) hoort. Uw
koptelefoon is nu op de vooraf door u op de zender (hoofdstuk 4.1.) ingestelde
zendfrequentie (A3) ingesteld. Bij optimale fijnafstemming op de zender gaat de
standby (B10) groen branden.
3. Ga met de koptelefoon op ongeveer 3 meter afstand van de zender staan. Bij storing
of andere zenders draait u opnieuw aan het tuning-wieltje (B9).
4. Na gebruik schakelt u de aan/uit-schakelaar (B8) op de koptelefoon naar "Off".