Aan de slag_25
7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u
gebruikt en klik op Volgende.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naar gelang de beveiligingsmodus,
WEP of WPA.
• Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en voer
de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
• Voor WPA:
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis
van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden wordt
gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor
gegevenscodering.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk.
Controleer of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
• Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
• Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
IP-adres van de printer door een 1).
10. Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de netwerkconfiguratie.
11.Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de printernaam wijzigen,
de printer instellen om te worden gedeeld in het netwerk, de printer
instellen als standaardprinter en de poortnaam van elke printer
wijzigen. Klik op Volgende.
13.Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
Problemen oplossen
Bij het installeren van de cd met printersoftware en het instellen van het
draadloze netwerk, kan een foutvenster verschijnen. Probeer de
volgende oplossingen.
Printer niet gevonden
• Wellicht staat de computer of printer niet aan. Zet de computer
of printer aan.
• USB-kabel tussen de computer en de printer is niet aangesloten.
Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel.
• De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
printerhandleiding en bereid de printer voor draadloze netwerken
voor.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
• De printer kan de netwerknaam (SSID) die u hebt geselecteerd
of ingevuld, niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op
uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
• Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de
geconfigureerde beveiliging op uw toegangspunt en printer.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
De computer ontvangt geen signaal van de printer. Controleer
de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met de netwerkkabel. Verwijder de
netwerkkabel van de printer.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en printer.
• Voor een DHCP-netwerkomgeving:
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
• Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
• Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
• Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128,
TKIP, AES of TKIP AES).
• Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het toegangspunt geen beveiligingsinstelling
heeft.