Samsung Samsung CLP-310 Color Laser Printer series Handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

CLP-310-serie
Kleurenlaserprinter
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken op basis van cyaan,
magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken met een resolutie tot 2400 x 600 dpi
effectieve uitvoer.
Uw apparaat drukt af tegen volgende snelheden: tot
16 ppm voor papier in A4-formaat en tot respectievelijk
17 ppm (grijstinten) en 4 ppm (kleur) in Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen biedt plaats voor normaal papier
van diverse afmetingen, briefhoofden, enveloppen,
etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, postkaarten en
zwaar papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk").
Raadpleeg de sectie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Raadpleeg de sectie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Raadpleeg de sectie
Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface (alleen bij de CLP-310N, CLP-310W,
CLP-315N, CLP-315W).
Speciale functies
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen
worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van
het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES CLP-310/CLP-315 CLP-310N/CLP-315N CLP-310W/CLP-315W
USB 2.0
Netwerkinterface 802.11b/g draadloos LAN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken (Handmatig)
CONVENTIE OMSCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online te raadplegen documenten zijn.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de
oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Opmerking
In de map Manual op de cd met printersoftware vindt u de gebruikershandleiding in andere talen.
Hulp bij het printer-
stuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Samsung-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Samsung: www.samsungprinter.com
.
Veiligheidsinformatie_5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoon-
lijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijkt tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen.
Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6. Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan
raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Plaats geen voorwerpen op het netsnoer. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen knikken of problemen
kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10.Zorg dat er geen huisdieren in de wisselstroomkabels of pc-interfacekabels kunnen bijten.
11.Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
6_Veiligheidsinformatie
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het naar een
gekwalificeerd onderhoudstechnicus, wanneer herstellingen nodig zijn. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13.Koppel het apparaat los van de pc en de wandcontactdoos, en doe een beroep op gekwalificeerd onderhoudspersoneel in de
volgende situaties:
Als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld.
Als er vloeistof in het apparaat is gemorst.
Als het apparaat is blootgesteld aan regen of water.
Als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd.
Als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is.
Als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Indien
mogelijk koppelt u het apparaat van het wisselstroomnet voor de duur van het onweer.
16.Als u vaak meerdere pagina’s afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en zorg dat er
zich geen kinderen in nabijheid van het oppervlak bevinden.
17.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_7
VERKLARING INZAKE LASERVEILIGHEID
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen. Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht
worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
8_Veiligheidsinformatie
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT
(ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijderering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale
overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke
gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te
controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-
voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit
apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij
een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt,
wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de
volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_9
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als
dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel
een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
10_Veiligheidsinformatie
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit.
U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de
normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Veiligheidsinformatie_11
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de 'radiogoedkeuringsmerken' (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat
het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan
zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of
verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een
draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te
informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de 'Systeemreparatieset' van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling 'Technische ondersteuning' van de fabrikant.
12_Inhoud
Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
15
15 Overzicht van de printer
15 Voorkant
15 Achterkant
16 Overzicht van het bedieningspaneel
17 Kennismaking met het bedieningspaneel
17 LED’s
17 De knop Stop
18 Meegeleverde software
18 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
18 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
19
19 De hardware installeren
19 Een testpagina afdrukken
20 Systeemvereisten
20 Windows
20 Macintosh
20 Linux
20 Het netwerk installeren
21 Ondersteunde werkomgevingen
21 Een bekabeld netwerk gebruiken
21 Een configuratierapport afdrukken
21 Het IP-adres instellen
22 Instelling netwerkparameters
22 De stuurprogrammasoftware installeren
23 Een draadloos netwerk gebruiken
(windows/enkel CLP-310W, CLP-315W)
23 De netwerkomgeving controleren
23 De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk
24 De printer aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt
26 Een draadloos netwerk gebruiken
(enkel CLP-310W, CLP-315W)
26 Uw netwerkomgevingen controleren
26 Een configuratierapport afdrukken
27 Het IP-adres instellen
27 Instelling netwerkparameters
28 Standaardfabrieksinstellingen herstellen
28 Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
29 De stuurprogrammasoftware installeren
30 Basisinstellingen van het apparaat
30 Hoogteaanpassing
30 Gebruik van de energiebesparende modi
30 Automatisch doorgaan
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN EN PLAATSEN
31
31 Afdrukmateriaal selecteren
32 Specificaties over afdrukmateriaal
33 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
34 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
36 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
36 De uitvoersteun aanpassen
36 Papierformaat en -type instellen
Inhoud_13
Inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
37
37 Een document afdrukken
37 Een afdruktaak annuleren
ONDERHOUD
38
38 Rapporten afdrukken
38 Uw apparaat reinigen
38 De buitenkant reinigen
38 Binnenkant reinigen
40 De cassette onderhouden
40 Tonercassette bewaren
40 Instructies voor het hanteren van cassettes
40 Gebruik van cassettes van een ander merk dan Samsung en gebruik van
bijgevulde tonercassettes
40 Geschatte gebruiksduur van tonercassette
41 Toner herverdelen
41 De tonercassette vervangen
43 De beeldeenheid vervangen
44 De opvangbak voor gebruikte toner vervangen
45 Te onderhouden onderdelen
45 Uw apparaat vanop de website beheren
45 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
PROBLEMEN OPLOSSEN
46
46 Tips om papierstoringen te voorkomen
46 Vastgelopen papier verwijderen
48 Andere problemen oplossen
48 Papierinvoer
48 Afdrukproblemen
50 Problemen met de afdrukkwaliteit
52 Algemene Windows-problemen
53 Algemene Linux-problemen
53 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
54
54 Verbruiksartikelen
54 Aanschafmogelijkheden
SPECIFICATIES
55
55 Algemene specificaties
56 Specificaties van de printer
14_Inhoud
Inhoud
VERKLARENDE WOORDENLIJST
57
INDEX
61
Inleiding_15
Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van
het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Kennismaking met het bedieningspaneel
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Overzicht van de printer
Voorkant Achterkant
1
Bovenklep
2
Uitvoerlade (voorzijde naar beneden)
3
Bedieningspaneel
4
Lade
5
Steun voor papieruitvoer
6
Ontgrendelknop van de voorklep
7
Voorklep
8
Tonercassette
9
Opvangbak voor gebruikte toner
10
Beeldeenheid
1 Ontgrendelknop van de achterklep
2
Stroomschakelaar
3
Netwerkpoort
a
a. Alleen bij de CLP-310N, CLP-310W, CLP-315N, CLP-315W.
4 USB-poort
5
Aansluiting netsnoer
6
Achterklep
16_Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
1
Draadloos-LED Geeft de status van het draadloze netwerk weer. Wanneer de LED brandt, is het apparaat klaar. (alleen bij draadloze modellen)
2
Status-LED Hier wordt de status van het apparaat weergegeven. (Voor meer informatie raadpleegt u "Kennismaking met het bedieningspaneel"
op pagina 17.)
3
Stop Stopt een handeling op ieder moment. Heeft nog meerdere functies. (Voor meer informatie raadpleegt u "Kennismaking met het
bedieningspaneel" op pagina 17.)
4
Toner-LED’s Hier wordt de status van elke tonercassette weergeven. Zie de status-LED met berichten over de tonercassettes op pagina 17.
Inleiding_17
Kennismaking met het bedieningspaneel
De kleur van de status-LED en de toner-LED’s geeft de huidige status van
het apparaat aan.
LED’s
De knop Stop
STATUS-LED TONER-LED’s OMSCHRIJVING
Licht groen op Alle LED’s uit Het apparaat is gereed voor afdrukken.
Knippert traag
groen
Alle LED’s uit Het apparaat ontvangt gegevens van de computer.
Knippert snel
groen
Alle LED’s uit Het apparaat is bezig met het afdrukken van gegevens.
Licht rood op Alle LED’s uit Er is een fout opgetreden in het apparaat, een openstaande klep, geen papier meer, geen
opvangbak voor verbruikte toner geïnstalleerd of de opvangbak voor verbruikte toner is vol.
Er is een fout opgetreden in het apparaat die een reparatie vereist, bijvoorbeeld een probleem in de
laserscaneenheid, fixeereenheid of transportriem. Neem contact op met uw verdeler of een
medewerker van de technische dienst.
Licht oranje op Alle LED’s uit Er is een fout opgetreden in het apparaat, bijvoorbeeld vastgelopen papier.
Terwijl het apparaat opstart, mag u geen bovenklep openen. Het apparaat zou dit immers als een
papierstoring kunnen beschouwen. In dit geval opent u een voorklep en sluit u deze weer, waarna
het apparaat opnieuw opstart.
Licht groen op Alle LED’s knipperen rood Alle tonercassettes naderen het einde van hun levensduur.
Knippert rood Alle LED’s lichten rood op Alle tonercassettes zijn bijna leeg. U kunt afdrukken, maar de kwaliteit zal onbetrouwbaar zijn.
Licht rood op Alle LED’s lichten rood op Alle tonercassettes zijn volledig leeg. U kunt niet afdrukken.
Alle tonercassettes zijn verkeerd.
Licht groen op Alle LED’s knipperen
herhaaldelijk rood
Het apparaat is bezig met opwarmen.
Alle afdrukfouten zullen in het venster van het programma Smart
Panel verschijnen.
STATUS-LED OMSCHRIJVING
Testpagina afdrukken Houd deze knop 2 seconden lang ingedrukt in gereedmodus tot de status-LED traag begint te knipperen.
Configuratiepagina’s afdrukken Houd deze knop 5 seconden lang ingedrukt in gereedmodus tot de status-LED snel begint te knipperen.
De afdruktaak annuleren Druk op deze knop tijdens het afdrukken. De rode LED knippert terwijl de afdruktaak uit de computer en het apparaat
wordt gewist waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus. Dit kan even duren afhankelijk van de omvang van de
afdruktaak.
18_Inleiding
Meegeleverde software
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt
geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of
Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u
onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van
Samsung (www.samsung.com/printer) en installeren.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
OS
INHOUD
Windows
Printerstuurprogramma
: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
Smart Panel
: dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-adressen
van uw apparaat instellen (alleen bij de CLP-310N,
CLP-310W, CLP-315N, CLP-315W).
Linux
Printerstuurprogramma: stuurprogramma voor
bediening van het apparaat en het afdrukken van
documenten via een computer met een Linux-
besturingssysteem.
Smart Panel: dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
Macintosh
Printerstuurprogramma: gebruik dit
stuurprogramma om met uw printer documenten af
te drukken vanaf een Macintosh-computer.
Smart Panel: dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meer pagina’s op een vel
(n op een vel)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX O
Afdrukken op schaal OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig
(handmatig)
OX X
Aan de slag_19
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
Een bekabeld netwerk gebruiken
Een draadloos netwerk gebruiken (windows/enkel CLP-310W, CLP-
315W)
Een draadloos netwerk gebruiken (enkel CLP-310W, CLP-315W)
Basisinstellingen van het apparaat
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie
"Hoogteaanpassing" op pagina 30 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak en zorg ervoor dat
het niet meer dan 2 mm schuin staat. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk
beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Verwijder de bescherming van de tonercassette.
4. Plaats papier. (Zie "Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen" op pagina 34.)
5. Controleer of alle kabels op het apparaat zijn aangesloten.
6. Zet het apparaat aan.
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop Stop 2 seconden lang ingedrukt in gereedmodus.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of waardoor de
afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
20_Aan de slag
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Macintosh
Linux
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat (printer) om dit te
kunnen gebruiken in het netwerk. Als u het apparaat in het bekabelde netwerk
gebruikt, raadpleegt u "Een bekabeld netwerk gebruiken". Als u uw netwerk-
printer in een draadloos netwerk gebruikt, raadpleegt u "Een draadloos
netwerk gebruiken (enkel CLP-310W, CLP-315W)" op pagina 26.
BESTURINGS-
SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
128 MB
(256 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit
of 64-bit processor of
hoger
1 GB
(2 GB)
16 GB
Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB geheugen
(om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Windows
Server 2008
R2
Pentium IV 1 GHz (x86)
of 1,4 GHz (x64)
processor (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
BESTURINGS-
SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X
10.3-10.4
Intel-processor
•Power PC
G4/G5
128 MB voor een
Mac op basis
van Power-PC
(512 MB)
512 MB voor een
Mac op basis
van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 Intel-processor
867 MHz of
snellere Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6 Intel-processor 1 GB (2 GB) 1 GB
ONDERDEEL VEREISTEN
Besturingssysteem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora Core 1-7 (32/64 bit)
Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (IntelCore2)
Geheugen 512 MB (1.024 MB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Aan de slag_21
Ondersteunde werkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
EEN BEKABELD NETWERK GEBRUIKEN
U moet de netwerkprotocollen in uw printer instellen om deze in uw netwerk
te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig kunt doen.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken via het bedieningspaneel van
het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat
weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen oplossen.
Houd Stop ongeveer 5 seconden ingedrukt om het rapport af te
drukken.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit
netwerk-
configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het
netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen
door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich
in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist
in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk
en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan
het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals
hierboven uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd,
is de toewijzing met succes uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het
rapport.
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren
met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart,
sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X.
(X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
TCP/IP-configuratievenster te openen.
ONDERDEEL VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX (alleen bij de
CLP-310N, CLP-310W, CLP-315N,
CLP-315W)
IEEE 802.11 b/g Wireless LAN
(alleen bij de CLP-310W, CLP-315W)
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista/2008/
7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3-10.6
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standard TCP/IP
•LPR
IPP/HTTP
•Bonjour
DHCP
BOOTP
Draadloze beveiliging Verificatie : Open System, Shared
Key, WPA Personal, WPA2 Personal
(PSK)
Codering : WEP64, WEP128, TKIP,
AES
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk
een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan
naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet
of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw
systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft
geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat
is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden
met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat
is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossover-
kabel te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel
aan te sluiten.
Windows XP
Open het
Configuratiescherm.
Dubbelklik op
Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System
Preferences.
•Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
22_Aan de slag
5. Voer in het configuratievenster de nieuwe informatie van het apparaat
als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk-
configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten.
Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde
adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het
laatste getal.
Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer
dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan
het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker
van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard-
gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt
automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdruk-
beheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin
Service kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren
en kunt u netwerkapparaten op afstand controleren en problemen
oplossen vanaf iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk
via het internet. U kunt dit programma downloaden van
http://solution.samsungprinter.com.
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde
webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren,
zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
(B) apparaatinstellingen aan te passen.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken.
De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere
gebruiksvriendelijke programma’s.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 20.) Sluit alle toepassingen op uw
computer voordat u met de installatie begint.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres
kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, raden
we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het
programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw
computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X,
is dit programma mogelijk al geïnstalleerd op uw pc. Met dit programma
kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Dit programma
Bonjour ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-
romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens
op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk-
interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk-
configuratierapport.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure
die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de installatie,
kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, apparaat-
functies of de interface die wordt gebruikt.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
View User’s Guide: biedt u de mogelijkheid om de gebruiker-
shandleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat niet op uw computer
is geïnstalleerd, klikt u op deze optie om Adobe Acrobat Reader
automatisch te installeren.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen.
om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat
aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het
IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren
door een pagina van het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert
u de netwerkinstellingen. Probeer het printerstuurprogramma opnieuw
te installeren.
Aan de slag_23
EEN DRAADLOOS NETWERK GEBRUIKEN
(WINDOWS/ENKEL CLP-310W, CLP-315W)
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
Neem voor u begint de USB-kabel en de installatie-cd-rom met printersoftware
die bij uw apparaat (printer) zijn geleverd.
Neem voor informatie over de configuratie eventueel contact op met de
netwerkbeheerder of met de persoon die het draadloze netwerk heeft
geïnstalleerd.
De netwerkomgeving controleren
IP-adres
Elk apparaat in een netwerk heeft een uniek digitaal adres dat het
IP-adres wordt genoemd. Uw apparaat wordt standaard geleverd
met het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit controleren door een
netwerkconfiguratierapport af te drukken. In de meeste gevallen zal
een nieuw IP-adres automatisch worden toegewezen door een DHCP
(Dynamic Host Configuration Protocol Server) in het netwerk. In een
aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt
dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in
bedrijfsintranetten. Op de cd-rom met printersoftware vindt u een
gebruiksvriendelijk hulpprogramma, genaamd SetIP. Met dit programma
kunt u het adres wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft,
kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel. In een
kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een
netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
Draadloze netwerken
Infrastructuurmodus
Een netwerk in infrastructuurmodus is de meest gangbare draadloze-
netwerkconfiguratie in een thuis- of kantoornetwerk bestaande uit
een draadloze router of een toegangspunt dat alle computers
en andere netwerkapparaten verbindt in een LAN.
Het toegangspunt biedt een speciale hogesnelheidsverbinding met
een kabel- of DSL-modem of een ander WAN-apparaat (Wide Area
Network) dat het LAN met internet of een bedrijfsintranet verbindt.
De meeste netwerken in infrastructuurmodus gebruiken een DHCP-
server om het IP-adres automatisch toe te wijzen en andere
netwerkparameters in te stellen.
Als u weet dat u verbinding gaat maken met een netwerk in
infrastructuurmodus zonder toegangspunt, kunt u doorgaan naar
het gedeelte over het instellen van een draadloos netwerk in
infrastructuurmodus.
Ad-hocmodus
Een netwerk in ad-hocmodus biedt peer-to-peer-communicatie.
In deze modus communiceren draadloze apparaten en computers
rechtstreeks met elkaar zonder een toegangspunt te gebruiken.
Ze kunnen bestanden en apparaten delen, maar hebben mogelijk
geen toegang tot internet. Het apparaat ontvangt de afdruktaken
rechtstreeks van computers in het draadloze netwerk.
Als u weet dat u verbinding gaat maken met een netwerk in ad-hocmodus
zonder toegangspunt, kunt u doorgaan naar het gedeelte over het
instellen van een draadloos netwerk in ad-hocmodus.
De printer aansluiten op een draadloos ad-
hocnetwerk
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden
met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Houd de bij de printer geleverde
installatie-cd met printersoftware bij de hand.
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
Computer voor het draadloze netwerk
Installatie-cd met printersoftware die bij de printer is geleverd
Printer voor het draadloze netwerk (uw apparaat)
USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
Als u alles bij de hand hebt, volgt u deze procedure:
1. Sluit de USB-kabel aan die bij het apparaat is geleverd.
2. Zet de computer en printer aan.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van
uw computer.
De cd-rom wordt automatisch gestart en op het scherm verschijnt
een welkomstbericht.
4. Selecteer een taal in de keuzelijst en klik op Volgende.
5. Selecteer de optie Installatie van draadloze verbinding en klik
op Volgende.
6. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Dit gedeelte is alleen van toepassing op het Windows-
besturingssysteem.
Voor u begint aan de installatie en configuratie, moet u bekend
zijn met uw draadloze netwerk en de bijbehorende instellingen.
Als u de netwerkconfiguratie al eerder hebt ingesteld, moet u
het apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
Als u de printer al gebruikt hebt, klikt u op Start > Alle
programma’s > de naam van uw printer > Smart Panel.
Selecteer Instelling printer in het venster Smart Panel.
Selecteer Netwerk in het venster Hulpprogramma
Printerinstellingen en selecteer vervolgens Instelling van
draadloos netwerk.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder
de instructies in het venster.
24_Aan de slag
7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van uw draadloze computer en
klik op Volgende.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt. Selecteer
Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk. Controleer
of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode
te wijzigen in DHCP.
Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten. Als de draadloze
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
IP-adres van de printer door een 1).
10.Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de
netwerkconfiguratie.
11.Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld
in het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de
poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende.
13.Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
De printer aansluiten op een draadloos netwerk met
een toegangspunt
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Installatie-cd met printersoftware die bij de printer is geleverd
Printer voor het draadloze netwerk (uw apparaat)
USB-kabel
Infrastructuurnetwerken in Windows instellen
Als u alles bij de hand hebt, volgt u deze procedure:
1. Sluit de USB-kabel aan die bij het apparaat is geleverd.
2. Zet de computer, het toegangspunt en de printer aan.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van
uw computer.
4. De cd-rom wordt automatisch gestart en op het scherm verschijnt
een welkomstbericht. Selecteer een taal in de keuzelijst en klik op
Volgende.
5. Selecteer de optie Installatie van draadloze verbinding en klik
op Volgende.
6. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
Werkingsmodus: selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot
2467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het ad-hocnetwerk geen beveiligingsinstelling
heeft.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder de
instructies in het venster.
Aan de slag_25
7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u
gebruikt en klik op Volgende.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naar gelang de beveiligingsmodus,
WEP of WPA.
Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en voer
de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
Voor WPA:
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis
van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden wordt
gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor
gegevenscodering.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk.
Controleer of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
IP-adres van de printer door een 1).
10. Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de netwerkconfiguratie.
11.Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de printernaam wijzigen,
de printer instellen om te worden gedeeld in het netwerk, de printer
instellen als standaardprinter en de poortnaam van elke printer
wijzigen. Klik op Volgende.
13.Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
Problemen oplossen
Bij het installeren van de cd met printersoftware en het instellen van het
draadloze netwerk, kan een foutvenster verschijnen. Probeer de
volgende oplossingen.
Printer niet gevonden
Wellicht staat de computer of printer niet aan. Zet de computer
of printer aan.
USB-kabel tussen de computer en de printer is niet aangesloten.
Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
printerhandleiding en bereid de printer voor draadloze netwerken
voor.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De printer kan de netwerknaam (SSID) die u hebt geselecteerd
of ingevuld, niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op
uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de
geconfigureerde beveiliging op uw toegangspunt en printer.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
De computer ontvangt geen signaal van de printer. Controleer
de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met de netwerkkabel. Verwijder de
netwerkkabel van de printer.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en printer.
Voor een DHCP-netwerkomgeving:
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128,
TKIP, AES of TKIP AES).
Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het toegangspunt geen beveiligingsinstelling
heeft.
26_Aan de slag
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
computer is geconfigureerd voor DHCP.
Voor een statische netwerkomgeving:
De printer gebruikt het statische adres als de computer is
geconfigureerd met een statisch adres.
Als de computer is geconfigureerd met het IP-adres 192.168.1.100,
het subnetadres 255.255.255.0 en het gateway-adres 192.168.1.1,
voert u op de printer het IP-adres 192.168.1.101, het subnetadres
255.255.255.0 en het gateway-adres 192.168.1.1 in.
EEN DRAADLOOS NETWERK GEBRUIKEN
(ENKEL CLP-310W, CLP-315W)
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw
netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig
kunt doen.
Zoek voordat u begint de crossovernetwerkkabel en de installatie-cd-rom met
printersoftware die werden meegeleverd met uw apparaat (printer). Neem voor
informatie over de configuratie eventueel contact op met de netwerkbeheerder
of met de persoon die het draadloze netwerk heeft geïnstalleerd.
Als u de configuratie van het IP-adres van uw apparaat al kent en als dit IP-
adres beschikbaar is, gaat u direct naar het onderdeel Het draadloze netwerk
van het apparaat configureren. Anders volgt u alle stappen vanaf Uw netwerk-
omgevingen controleren.
Uw netwerkomgevingen controleren
IP-adres
Ieder apparaat in een netwerk wordt geïdentificeerd met een uniek numeriek
adres, dat IP-adres wordt genoemd. Uw apparaat wordt standaard geleverd
met het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit controleren door een netwerk-
configuratierapport af te drukken. In de meeste gevallen wordt een IP-adres
automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration
Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak
vereist in het bedrijfsintranet. Op de cd-rom met printersoftware vindt u een
gebruiksvriendelijk hulpprogramma, genaamd SetIP. Met dit programma
kunt u het adres wijzigen.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
Draadloze Netwerken
Modus Infrastructuur: een netwerk met infrastructuurmodus is de meest
gangbare draadloze netwerkconfiguratie voor thuis of op kantoor. Dit
bestaat uit een draadloze router of een toegangspunt waarmee alle
computers en andere netwerkapparaten op een gemeenschappelijk
Local Area Network (LAN) worden aangesloten.
Het toegangspunt biedt een speciale hogesnelheidsverbinding met
een kabel- of DSL-modem of een ander WAN-apparaat (Wide Area
Network) dat het LAN met internet of een bedrijfsintranet verbindt.
De meeste netwerken met infrastructuurmodus gebruiken een DHCP-
server om de IP-adressen automatisch toe te wijzen en andere netwerk-
parameters in te stellen.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met
infrastructuurmodus dat voorzien is van een toegangspunt, en het IP-
adres wordt toegewezen door een DHCP-server, gaat u naar Het draad-
loze netwerk van het apparaat configureren nadat u de volgende
onderdelen over het afdrukken van een netwerkconfiguratierapport
hebt bekeken.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met
infrastructuurmodus dat voorzien is van een toegangspunt, maar er geen
DHCP-adres wordt toegewezen, of als u een statisch IP-adres moet
instellen, ga dan naar Het IP-adres instellen voordat u naar Het draad-
loze netwerk van het apparaat configureren gaat. Bekijk echter eerst
de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerkcon-
figuratierapport.
Ad hoc-modus: een Ad hoc-modus biedt peer-to-peer-communicatie.
In een netwerk met ad hoc-modus communiceren draadloze apparaten
en computers rechtstreeks met elkaar, zonder dat een toegangspunt
wordt gebruikt. Zij kunnen bestanden en apparaten delen, maar hebben
mogelijk geen toegang tot internet. Het apparaat ontvangt rechtstreeks
afdruktaken van draadloze computers.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met ad hoc-
modus zonder een toegangspunt, gaat u naar Het IP-adres instellen voordat
u verder gaat naar Het draadloze netwerk van het apparaat configureren.
Bekijk echter eerst de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerk-
configuratierapport.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het
apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen
oplossen.
Houd Stop ongeveer 5 seconden ingedrukt om het rapport af te
drukken.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit
netwerk-
configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
Deze procedure voor draadloze instelling is hoofdzakelijk bedoeld
voor Macintosh-gebruikers. Windows-gebruikers kunnen deze
procedure echter ook gebruiken, maar voor hen wordt een
eenvoudigere procedure aanbevolen. (Zie "Een draadloos netwerk
gebruiken (windows/enkel CLP-310W, CLP-315W)" op pagina 23.)
Aan de slag_27
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het netwerk.
In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een
DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het
netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist
in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk
en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan
het apparaat. (Als het toegangspunt een beschikbare LAN-poort heeft, kunt
u uw apparaat rechtstreeks op het toegangspunt aansluiten.) Druk vervolgens
het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd, is de toewijzing met succes
uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het rapport. Zorg ervoor dat het
apparaat verbonden blijft met het netwerk.
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-
adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel
heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het
apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren
met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart,
sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X.
(X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het
TCP/IP-configuratiescherm te openen.
5. Geef in het configuratiescherm de nieuwe informatie van het apparaat
als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk-
configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten.
Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde
adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het
laatste getal.
Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer
dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan
het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker
van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard-
gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt
automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdrukbeheer-
systeem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service
kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en kunt u
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk
een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan
naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet
of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw
systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft
geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat
is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden
met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat
is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossoverkabel
te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel aan te
sluiten.
Windows XP
Open het
Configuratiescherm.
Dubbelklik op
Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System
Preferences.
•Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk-
interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk-
configuratierapport.
28_Aan de slag
netwerkapparaten op afstand controleren en problemen oplossen vanaf
iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk via het internet.
U kunt dit programma downloaden van
http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde
webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren,
zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
(B) apparaatinstellingen aan te passen.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen
U kunt de standaardfabrieksinstellingen van het apparaat herstellen via
SyncThru™ Web Service. U moet het apparaat mogelijk op de standaard-
fabrieksinstellingen terugzetten wanneer het apparaat dat u gebruikt, in een nieuwe
netwerkomgeving wordt aangesloten.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Bijvoorbeeld:
2. Wanneer het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
3. Klik op Reset. Klik vervolgens op Clear voor netwerk.
4. Schakel het apparaat uit en start het opnieuw op om de instellingen
toe te passen.
Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
Voordat u begint, moet u de SSID van uw draadloze netwerk weten en de netwerk-
sleutel als deze is gecodeerd. Deze informatie is ingesteld op het moment dat
het toegangspunt werd geïnstalleerd. Raadpleeg de persoon die uw netwerk
heeft geïnstalleerd als u niet bekend bent met de draadloze omgeving waarin
u werkt.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer voordat u begint met de configuratie van de parameters voor
het draadloze netwerk de status van de kabelverbinding.
Het draadloze netwerk van de printer configureren
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Bijvoorbeeld:
2. Wanneer het scherm van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op
Network Settings
.
3. Klik op
Wireless
en selecteer
Wizard
. Klik vervolgens op
Next
.
4. Selecteer de
Network Name (SSID)
in de lijst
.
SSID
: SSID (Service Set Identifier) is een naam waarmee een draadloos
netwerk wordt geïdentificeerd. Toegangspunten en draadloze apparaten
die een verbinding trachten te maken met een specifiek draadloos
netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode
:
Operation Mode
verwijst naar het type draadloze
verbinding.
-
Ad-hoc
: hiermee kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar
communiceren in een peer-to-peeromgeving.
-
Infrastructure
: hiermee kunnen draadloze apparaten met elkaar
Wizard
is een programma voor het configureren van het draadloze
netwerk. Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteer dan
Custom
.
Aan de slag_29
communiceren via een toegangspunt.
5. Klik op
Next
.
Als het venster met de instellingen voor de beveiliging van een draadloos
netwerk verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (de netwerk-
sleutel) in en klikt u op
Next
.
6. Het venster
Wizard Setup Confirmation
verschijnt. Controleer de
instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn,
klikt u op
Apply
.
7. Klik op
OK
.
Ga nu naar De stuurprogrammasoftware installeren.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken.
De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere
gebruiksvriendelijke programma’s.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres
kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, raden
we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het
programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw
computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X,
is dit programma mogelijk al geïnstalleerd
op uw pc. Met dit programma kunt
u de netwerkparameters automatisch instellen.
Dit programma Bonjour
ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-
romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens
op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Gefeliciteerd, u hebt uw draadloze netwerkprinter van Samsung geïnstalleerd.
Druk een extra exemplaar van het configuratierapport af en bewaar dit voor
het geval u het in de toekomst nodig hebt. U kunt uw nieuwe draadloze Samsung-
printer nu in uw netwerk gebruiken.
Als de bewerkingsmodus van uw netwerk
Infrastructure
is, selecteer
dan de
SSID
van het toegangspunt. Als de bewerkingsmodus
Ad-hoc
is,
selecteer dan de
SSID
van het apparaat. Let op: “airportthru” is de
standaard-
SSID
van uw apparaat.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaardkabel of crossoverkabel).
Uw apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten
communiceren. In het geval van de modus
Ad-hoc
kunt u tegelijkertijd
een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Als
Operation Mode
is ingesteld op
Infrastructure
, moet u de netwerk-
kabel loskoppelen om het draadloze netwerk te activeren nadat het
netwerk is ingesteld.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure
die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de
installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem,
apparaatfuncties of de interface die wordt gebruikt.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 20.) Sluit alle toepassingen
op uw computer af voordat u met de installatie begint.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
View User’s Guide: biedt u de mogelijkheid om de gebruikers-
handleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat niet op uw computer
is geïnstalleerd, klikt u op deze optie om Adobe Acrobat Reader
automatisch te installeren.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen.
om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat
aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het
IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren
door een pagina van het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert
u de netwerkinstellingen. Probeer het printerstuurprogramma opnieuw
te installeren.
30_Aan de slag
Basisinstellingen van het apparaat
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk
is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan
de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een
optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de Windows-taakbalk
(of Mededelingengebied in Linux).
U kunt ook klikken op Smart Panel in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de Windows-taakbalk
(of Mededelingengebied in Linux).
U kunt ook klikken op Smart Panel in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Energiebesparing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de Windows-taakbalk
(of Mededelingengebied in Linux).
U kunt ook klikken op Smart Panel in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Automatisch doorgaan. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
1 Normal
2 High 1
3 High 2
4 High 3
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude. Selecteer de
juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
0
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Power Save. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Auto Continue.
Selecteer de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
31_Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
De uitvoersteun aanpassen
Papierformaat en -type instellen
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit
vastlopen van het papier
versnelde slijtage van het apparaat
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen voldoen aan alle
hier genoemde richtlijnen maar toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere
variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle
heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmaterialen koopt,
of het materiaal voldoet aan de specificaties in deze handleiding.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
Gebruik voor dit apparaat zeker geen fotopapier voor inkjetprinters.
Deze zouden de printer kunnen beschadigen.
Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen_32
Specificaties over afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
60 tot 163 g/m
2
150 vellen papier van 75 g/m
2
voor de lade
1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Legal 216 x 356 mm
Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
Statement 140 x 216 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
5 vellen papier voor handmatige
invoer in de lade
No. 10 105 x 241 mm
DL 110 x 220 mm
C5 162 x 229 mm
C6 114 x 162 mm
No. 9 98 x 225 mm
6 3/4 92 x 165 mm
Dik papier Raadpleeg de sectie
Normaal papier
Raadpleeg de sectie Normaal papier
90 tot 105 g/m
2
Dun papier Raadpleeg de sectie
Normaal papier
Raadpleeg de sectie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
Etiketten
c
Letter, A4 Raadpleeg de sectie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
Kaarten Briefkaart 101,6 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
Transparanten
d
Letter, A4 Raadpleeg de sectie Normaal papier
138 tot 146 g/m
2
1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Glanzend papier
Letter
e
, A4
f
Raadpleeg de sectie Normaal papier
160 g/m
2
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 160 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a.Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 105 g/m
2
.
b.De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield)
d.Aanbevolen afdrukmateriaal: transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox, zoals 3R 91331(A4), 3R 2780(Letter).
e.Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: alleen HP Brochure Paper (product: Q6611A).
f. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen_33
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
TYPE
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de
volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of
enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat 0,1 seconde
lang de fixeertemperatuur van het apparaat kan
weerstaan. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 55).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken, en
kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 55).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen veroorzaken.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op afdrukmateriaal smaller dan 76 mm
of korter dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer hij gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat om de
fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 55).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of papier met briefhoofd, moet u
controleren of de inkt op het papier droog is. Natte
inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit
verminderen.
Het gebruiken van fotopapier of gecoat paper kan problemen
veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet
onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
TYPE
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
34_Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u andere papierformaten, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
Als u het papierformaat wijzigt, moet u de lengtegeleider juist instellen.
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en trek de lade eruit.
3. Plaats papier in de lade.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier
zonder deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst u de
geleiders weer in de aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
1
Ladeverlengingshandgreep
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
4 Papierklep
Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen_35
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif de lade terug in het apparaat tot de lade vastklikt.
7. Stel na het plaatsen van het papier de papiersoort en het formaat voor
de lade in. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 36.
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waarin u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem tot tegen de rand
van de hendel.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Als het papier regelmatig vastloopt, dient u het vel per vel in de
lade in te voeren.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De achterzijde mag niet
gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in
dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de papierbreedtegeleider
naar links en draait u de hendel naar links. Forceer de hendel niet,
anders kan de lade worden beschadigd.
36_Afdrukmateriaal selecteren en plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Het apparaat kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten,
zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is vooral handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Het afdrukmateriaal handmatig invoeren
Plaats slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de lade nog papier bevat. Hierdoor kan het
papier vastlopen. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de afdrukzijde naar boven worden
ingevoerd. De bovenkant moet het eerst de lade ingaan. Plaats
afdrukmateriaal in het midden van de lade.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de
afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 31.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de papierlade plaatst.
1. Plaats het papier in de lade. (Zie "Het formaat van het papier in de
papierlade wijzigen" op pagina 34.)
2. Wanneer u afdrukt in een toepassing, opent u het afdrukmenu.
3. Open printereigenschappen voor u begint af te drukken.
4. Druk op het tabblad Papier in printereigenschappen en selecteer
een geschikt papiertype.
5.
Selecteer
Handmatige invoer
in papierbron en druk vervolgens op
OK
.
6. Start met afdrukken in de toepassing.
7. Druk op de knop Stop op het apparaat om het papier in te
voeren. Hierna start het apparaat met afdrukken.
De uitvoersteun aanpassen
De uitvoersteun zorgt ervoor dat de afgedrukte pagina's die in de
uitvoerlade belanden een rechte stapel vormen. Om een rechte stapel te
krijgen, moet u de uitvoersteun uittrekken afhankelijk van het papierformaat.
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van het printerstuurprogramma. Volg deze
stappen om uw wijzigingen permanent te maken.
1. Klik op de knop Start op het computerscherm.
2. Selecteer Printers en faxen.
3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen.
4. Klik op het tabblad Papier en wijzig de instellingen in Papieropties.
5. Klik op OK.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in
acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de
postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
Als u een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
Als u meerdere pagina’s afdrukt, laad dan de volgende pagina
nadat de eerste pagina is afgedrukt, en druk op de knop
Stop. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden
afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht
tijdens het gebruik van de huidige toepassing.
1 Uitvoersteun
Als de uitvoersteun niet juist staat, is het mogelijk dat de
afgedrukte pagina's geen rechte stapel vormen of dat ze op
de grond vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak.
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor Windows XP.
Raadpleeg de gebruikshandleiding of online Help van Windows voor
andere Windows-besturingssystemen.
37_Eenvoudige afdruktaken
Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
Een document afdrukken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux-
toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Zie de sectie Software voor meer informatie over afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw
apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's >
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop op het
bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder in de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Onderhoud_38
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De opvangbak voor gebruikte toner vervangen
Te onderhouden onderdelen
Uw apparaat vanop de website beheren
Rapporten afdrukken
U kunt een configuratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat. Gebruik de configuratiepagina om de huidige instellingen
weer te geven en problemen op te lossen. Houd de knop Stop op het
bedieningspaneel 5 seconden lang ingedrukt in gereedmodus.
Uw apparaat reinigen
Voor een goede afdrukkwaliteit moet u het apparaat goed schoonhouden.
Voer de onderstaande stappen daarom iedere keer uit als u de
tonercassette vervangt of als de afdrukkwaliteit achteruit gaat.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden beperkt of verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Druk op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of
vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving van het
apparaat terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen
met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, kan in de lucht geblazen toner schadelijk zijn
voor uw gezondheid.
Onderhoud_39
4. Haal de opvangbak voor gebruikte toner uit het apparaat d.m.v. de
handgreep.
5. Verwijder de beeldeenheid uit het apparaat via de groef op de voorkant.
6. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
7. Houd de beeldeenheid vast aan de groef op de voorkant en duw ze in
het apparaat.
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan met uw
handen of met voorwerpen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan
zijn voor uw gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
40_Onderhoud
8. Breng de opvangbak voor gebruikte toner op zijn plaats en duw hem erin
tot hij vastzit.
9. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
10.Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
11.Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De cassette onderhouden
Tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt,
nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af.
Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer
wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard:
in de beschermende zak van de originele verpakking
horizontaal (niet rechtopstaand) met de juiste zijde naar boven
Bewaar verbruiksartikelen niet in:
- een temperatuur van meer dan 40 °C
- een vochtigheidsgraad van minder dan 20% of meer dan 80%
- een omgeving met extreme vochtigheids- of
temperatuurschommelingen
- direct zon- of kamerlicht
- een stoffige ruimte
- een auto gedurende een lange periode
- een omgeving waar corrosieve gassen aanwezig zijn
- een omgeving met zilte lucht
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van cassettes van een ander merk dan
Samsung en gebruik van bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal
afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat
van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt
het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het
apparaat die veroorzaakt is door het gebruik van een
bijgevulde of gereviseerde tonercassette of een tonercassette
van een ander merk dan Samsung.
Onderhoud_41
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar
behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg
is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te
verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm
van uw computer en geeft aan welke kleurencassette bijna leeg is.
1. Druk op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5. Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is
vergrendeld.
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G) magenta (M) cyaan (C) en zwart (Z).
Een van de tonercassettes is aan het eind van haar geschatte
gebruiksduur. Uw apparaat stopt met afdrukken.
Het Smart Panel-programmavenster verschijnt op het computerscherm om
aan te geven dat u de tonercassette moet vervangen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 54.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Druk op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze of met een
droge doek en wast u het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
42_Onderhoud
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
5. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed gesloten is
en schakel het apparaat in.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te
beschermen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Onderhoud_43
De beeldeenheid vervangen
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-
programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Druk op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Haal de opvangbak voor gebruikte toner uit het apparaat d.m.v. de
handgreep.
5. Verwijder de beeldeenheid uit het apparaat via de groef op de voorkant.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
7. Houd de beeldeenheid vast aan de groef op de voorkant en duw ze in
het apparaat.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om te vermijden dat ze wordt beschadigd. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te
beschermen.
44_Onderhoud
8. Breng de opvangbak voor gebruikte toner op zijn plaats en duw hem erin
tot hij vastzit.
9. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
10.Sluit de voorklep goed.
11.Zet het apparaat aan.
De opvangbak voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het
Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven
dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt
uw apparaat met afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep.
3. Haal de opvangbak voor gebruikte toner uit het apparaat d.m.v. de
handgreep.
4. Verwijder het deksel van de opvangbak zoals hieronder afgebeeld en
sluit daarmee de opening in de opvangbak voor gebruikte toner af.
5. Neem een nieuwe opvangbak voor gebruikte toner uit de verpakking.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, zal het apparaat niet werken.
Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als er een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, zal
de voorklep niet kunnen worden afgesloten.
Alle LED’s knipperen herhaaldelijk rood. Wacht een anderhalve
minuut tot uw apparaat gereed is.
Plaats de opvangbak voor gebruikte toner op een horizontaal
oppervlak, zodat de toner er niet uit kan lekken.
Draai de opvangbak voor gebruikte toner niet om en houd hem niet
schuin.
Onderhoud_45
6. Breng de nieuwe opvangbak op zijn plaats en duw hem erin tot hij goed
vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
Te onderhouden onderdelen
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
Uw apparaat vanop de website beheren
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de
TCP/IP-parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat
mogelijk via de SyncThru™ Web Service van Samsung, een ingesloten
webserver. U kunt de SyncThru™ Web Service gebruiken om:
de eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
de TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
de printereigenschappen te wijzigen.
het apparaat zo in te stellen dat u een e-mailbericht krijgt toegestuurd
met de status van het apparaat.
ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, zal het apparaat niet werken.
Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als er een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
zal de voorklep niet kunnen worden afgesloten.
ONDERDELEN
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Opneemrol Ong. 50.000 pagina’s
Fixeereenheid Ong. 100.000 zwartwitpagina’s
of 25.000 pagina’s in kleur
Transportrol Ong. 100.000 pagina’s
Transporteenheid (ITB) Ong. 100.000 zwartwitpagina’s
of 25.000 pagina’s in kleur
Problemen oplossen_46
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen papier verwijderen
Andere problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 46 wanneer er
zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 34. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen. (Zie "Papierformaat en -type
instellen" op pagina 36.)
Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal in de lade worden geplaatst met de
afdrukzijde naar boven.
Vastgelopen papier verwijderen
Als het papier vastloopt, licht de status-LED op het bedieningspaneel rood
op. Zoek en verwijder het vastgelopen papier.
Om opnieuw te kunnen afdrukken na het vrijmaken van het vastgelopen
papier, dient u de voor- of achterklep te openen en vervolgens weer te
sluiten.
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergebied te verwijderen.
1. Trek het papier uit de printer en verwijder het vastgelopen papier.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, gaat u door naar de
volgende stap.
2. Open de achterklep om het vastgelopen papier te verwijderen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_47
3. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Hiermee kunt u vastgelopen papier doorgaans
verwijderen.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u enige hinder
ondervindt bij het weghalen van het papier, stopt u best met trekken en
gaat u verder met de volgende stap.
4. Duw de hendels van de fixeereenheid omhoog.
5. Open de boven- en binnenklep.
6. Haal terwijl u de binnenklep openhoudt zorgvuldig het vastgelopen
papier uit de printer. De binnenklep zal vervolgens automatisch sluiten.
7. Sluit de bovenklep. Zorg ervoor dat ze goed gesloten is.
8. Duw de hendels van de fixeereenheid omlaag.
9. Open en sluit de achter- of voorklep om door te gaan met afdrukken.
Als het papier scheurt, verwijdert u alle stukjes papier uit de printer.
1 hendel van de
fixeereenheid
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De
fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De
werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180 °C. Wees
voorzichtig wanneer u papier uit de printer verwijdert.
48_Problemen oplossen
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Afdrukproblemen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 46.
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade kan maximaal 150 vellen papier bevatten,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie pagina 36.
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
Zie pagina 46.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie pagina 31.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Als u op speciale materialen
afdrukt, plaats dan afdrukmateriaal van slechts
één formaat in de lade.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie pagina 32.
Mogelijk zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer Samsung CLP-310
Series als de standaardprinter
in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de
klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie pagina 46.
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie
pagina 34.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na
te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het print-
erstuurprogramma
niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware.
Raadpleeg de sectie
Software.
Het apparaat werkt
niet goed.
Controleer of de status van de
LED’s op het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Problemen oplossen_49
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in de
printereigen-
schappen de
verkeerde invoerlade
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde print-
erstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de
juiste printer hebt
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Er worden
blanco pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 41.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het
PDF-bestand af te drukken
als afbeelding. Schakel Print
As Image uit de afdrukopties
van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Uw apparaat
geeft een
vreemde geur af
tijdens het eerste
gebruik.
Dit wordt veroorzaakt
door het verdampen
van de olie die de
fixeereenheid
beschermt.
De geur verdwijnt nadat u
ongeveer 100 kleurenpagina’s
hebt afgedrukt. Dit probleem is
van voorbijgaande aard.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van
de foto. Als u de foto vergroot
in het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Alvorens af te
drukken, komt er
aan de
uitvoerlade stoom
uit het apparaat.
Het gebruik van
vochtig papier kan
stoom produceren
tijdens het
afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt
gewoon doorgaan met
afdrukken.
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
50_Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag
gedeelte op de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te
verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een
aantal afdrukken mee maken. Zie
pagina 41. Als de afdrukkwaliteit hierdoor
niet wordt verbeterd, moet u een nieuwe
tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te
ruw). Zie pagina 31.
Als de hele pagina licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de
afdrukresolutie. Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette
gereinigd moet worden.
Het oppervlak van de laserscaneenheid in
het apparaat kan vuil zijn. Maak de LSU
schoon door de voorklep verschillende
malen te openen en te sluiten. Als het
probleem blijft optreden, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
pagina 31.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 38.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal
ronde plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op
alle plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk. Zie pagina 31.
Een hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen
ertoe leiden dat sommige delen toner
afstoten. Probeer een ander soort of merk
papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier
komt binnenin het apparaat terecht,
waardoor de transportriem vuil kan zijn
geworden. Reinig de binnenkant van het
apparaat. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
de serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen
vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
beeldeenheid. Verwijder de beeldeenheid
en plaats een nieuwe. Zie pagina 43.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van de laserscaneenheid in
het apparaat kan vuil zijn. Maak de LSU
schoon door de voorklep verschillende
malen te openen en te sluiten. Als het
probleem blijft optreden, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
pagina 31.
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige
omgevingsomstandigheden (relatieve
luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats
een nieuwe. Zie pagina 41.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Problemen oplossen_51
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 38.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie pagina 31.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 41.
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u een paar
keer een reinigingsvel afdrukken om de
tonercassette te reinigen. Als de problemen
zich hierna blijven voordoen, plaatst u een
nieuwe tonercassette. Zie pagina 41.
Er zit mogelijk toner op sommige
onderdelen van het apparaat. Als de
afwijkingen zich op de achterkant van de
pagina bevinden, zal het probleem zichzelf
waarschijnlijk na enkele pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door
kleine hoeveelheden toner die willekeurig over
de afdruk verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer
af te drukken op papier van een andere
partij. Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken, zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er
schaduwvlekken verschijnen op een
envelop om te vermijden dat wordt
afgedrukt op een gebied met overlappende
naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden
kan problemen veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw
softwaretoepassing of via de
printereigenschappen.
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold"
effect), kan het papier te glad zijn. Probeer
een ander soort papier. Zie pagina 31.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie pagina 31.
Zorg ervoor dat papier of ander
afdrukmateriaal juist is geplaatst en dat de
geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie
pagina 31.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de
lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie pagina 31.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de
lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie pagina 38.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet
deze worden vervangen. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe. Zie
pagina 41.
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Aa
BbC
c
AaBbC
c
AaBbCc
AaBbCc
A
aBbCc
A
52_Problemen oplossen
Algemene Windows-problemen
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 38.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie pagina 31.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 41.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn
witte plekken op plaatsen die zwart zouden
moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn
enkele onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant
van het materiaal. Verwijder het papier en
draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie pagina 31.
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of
vegen het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats
ze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 41.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het
papier niet wordt ingevoerd, doet u het
volgende:
Draai de papierstapel in de lade om.
Probeer het papier ook eens 180° te
draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op de
afdruk, of de afdruk
is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een
hoogte van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte
afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma
op het tabblad Hulpprogramma
Printerinstellingen of Printer. Zie pagina 30.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te
drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in de gereedmodus of nadat de
afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting
en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
Problemen oplossen_53
Algemene Linux-problemen
Veel voorkomende Macintosh-problemen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open het venster Printers configuration en
selecteer uw apparaat in de lijst met printers.
Bekijk de omschrijving in het paneel
Selected printer. Als de status van de printer
"(stopped)" is, klikt u op Start. Hierna zou de
printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan worden geactiveerd als
zich problemen voordoen bij het afdrukken.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert u "print" -> "Setup
printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in het item
opdrachtregel.
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig zwart
afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de pagina
wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript
Bug 688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
De foutmelding
"Unable to open mfp
port device file!"
verschijnt bij het
afdrukken van een
document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
MFP-poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft
de poort geblokkeerd door het abrupte afbreken
van de taak zodat de poort niet beschikbaar is
voor volgende afdruktaken. Probeer de
MFP-poort vrij te geven als deze situatie zich
voordoet.
Bij het afdrukken van
een document via het
netwerk in SuSE 9.2,
drukt de printer niet
af.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (cups-1.1.21) heeft een probleem met
het afdrukken via het "Internet Printing Protocol"
(IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van
IPP of installeer een recentere versie van CUPS
(CUPS 1.1.22 of een hogere versie).
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand
en de Acrobat-producten:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen
door het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel Print As Image uit
de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in
beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij
in Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat
Mac OS het desbetreffende lettertype niet
kan maken bij het afdrukken van het
voorblad. Letters uit het Engelse alfabet
en cijfers worden normaal weergegeven
op het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen_54
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen Aanschafmogelijkheden
Verbruiksartikelen
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
Aanschafmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt
bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-dealer of de
leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies
en selecteer uw land/regio voor informatie
over het aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot
land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het
onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land.
TYPE
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
ONDERDEELNUMMER
Standaar-
drendement
a
tonercassette
a.Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798.
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
1.500 standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
1.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
CLT-K409S (Zwart)
CLT-C409S (Cyaan)
CLT-M409S (Magenta)
CLT-Y409S (Geel)
Regio A
b
CLT-K4092S (Zwart)
CLT-C4092S (Cyaan)
CLT-M4092S (Magenta)
CLT-Y4092S (Geel)
b.Regio A: Albanië, België, Bosnië, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië,
Macedonië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Roemenië, Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechische
Republiek, VK, Zweden, Zwitserland.
Standaar-
drendement
beeldeenheid
Ong. 24.000 afbeeldingen
c
c. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart),
neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-R409
Opvangbak
voor gebruikte
toner
Ong. 10.000 afbeeldingen
c
CLT-W409
Wanneer u een nieuwe tonercassette of ander verbruiksartikel
aanschaft, dient u dit in het land te doen waar u ook het apparaat
hebt aangeschaft.
Anders is de tonercassette of het verbruiksartikel niet compatibel met
het apparaat, omdat de configuratie van tonercassettes en
verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
55_Specificaties
Specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties Specificaties van de printer
Algemene specificaties
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 150 vellen gewoon papier van 75 g/m
2
Zie pagina 32 voor meer informatie over de
papierinvoercapaciteit.
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 100 vellen van 75 g/m
2
Voeding AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik Gemiddelde bedrijfsmodus: minder dan 350 Wh
Gereedmodus: minder dan 80 Wh
Energiebesparende modus: minder dan 10 Wh
Uitschakelingsmodus: 0 Wh
Geluidsniveau
a
Gereedmodus: Achtergrondgeluid
Afdrukmodus
Zwart-wit: minder dan 47 dBA
Kleur: minder dan 45 dBA
Standaardtijd om
de energiebespar-
ingsmodus in te
schakelen vanuit
de stand-bymodus
15 minuten
Opwarmtijd Minder dan 35 seconden (koude start)
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80%
Levensduur
tonercassette
b
Zwart Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 1.500 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
1.000 pagina’s meegeleverd.)
c
Kleur
(Geel/
Magenta/
Cyaan)
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een kleurentonercassette:
1.000 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
700 pagina’s meegeleverd.)
c
Levensduur
beeldeenheid
Ong. 24.000 afbeeldingen
d
Opvangbak voor
gebruikte toner
Ong. 10.000 afbeeldingen
Geheugen CLP-310, CLP-310N, CLP-315, CLP-315N:
32 MB (niet uit te breiden)
CLP-310W, CLP-315W: 64 MB (niet uit
te breiden)
Externe
afmetingen
(B x D x H)
388 x 313 x 243 mm
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
11,41 kg
Verpakkingsgewicht
Papier: 1,84 kg
Plastic: 0,26 kg
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsvermogensniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen de afdruktaken, het type media
en het mediaformaat.
c. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
d. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (zwart, cyaan, magenta, geel),
neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
56 _Specificaties
Specificaties van de printer
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de taak.
Zwartwit: tot 16 ppm (A4), 17 ppm (Letter)
Kleur: tot 4 ppm (A4/Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte
pagina
Zwart-wit
Vanuit gereedmodus: minder dan
14 seconden
Kleur
Vanuit gereedmodus: minder dan
26 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi effectieve uitvoer
Printertaal SPL-C
Compatibiliteit
met besturings-
systemen
b
b.Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente
softwareversie te downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008/7/Server
2008 R2
Linux: RedHat 8.0–9.0, Mandrake 9.2–10.1,
SuSE 8.2–9.2, Fedora Core 1–4
Macintosh: Mac OS X 10.3–10.6, Universal Mac
Interface High speed USB 2.0
Alleen bij de CLP-310N, CLP-310W, CLP-315N,
CLP-315W: Ethernet 10/100 Base TX bedraad
LAN (geïntegreerd type)
Alleen bij de CLP-310W, CLP-315W: 802.11 b/g
draadloos LAN
57_Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst_58
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
59_Verklarende woordenlijst
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst_60
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
61_Index
Index
A
aanpassing
hoogte 30
afdrukken
rapporten 39
testpagina 20
B
bedieningspaneel 17
E
energiebesparende modus 31
L
lade
breedte en lengte instellen 35
LED
Status 18
Linux-problemen 54
O
onderdelen vervangen
tonercassette 42
onderhoud
onderdelen voor onderhoud 46
tonercassette 41
P
papier
afdrukken op speciale materialen 37
formaat wijzigen 35
vastgelopen papier verwijderen 47
papiertype
instellen 37
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 51
Linux 54
papierinvoer 49
Windows 53
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
51
R
rapporten, afdrukken 39
reinigen
binnenkant 39
buitenkant 39
S
status-LED 17
stopknop 17
storing
tips om papierstoringen te
voorkomen 47
T
testpagina, afdrukken 20
toner-LED 17
V
verbruiksartikelen
verwachte levensduur van
tonercassette 41
W
werken met
SetIP 22
Windows-problemen 53
Contact SAMSUNG worldwide_62
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin
HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin
NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
Contact SAMSUNG worldwide_63
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com/se
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV 3.00
Samsung-printer
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 7
Taal van de software wijzigen ......................................................................................................................................... 10
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 11
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 12
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren ........................................................................................... 12
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 14
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 15
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 15
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 16
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 16
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 17
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 18
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 18
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 18
Favorieten ................................................................................................................................................................. 19
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 20
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 21
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 21
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 22
2
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 22
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 22
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 23
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 23
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 23
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 23
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 23
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 24
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 24
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 24
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 24
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 24
Hoofdstuk 4:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 25
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 25
Hoofdstuk 5:
SMART PANEL GEBRUIKEN
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 26
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 27
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 27
Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 27
De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 27
Hoofdstuk 6:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 28
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 28
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 28
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 29
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 29
Het programma starten ............................................................................................................................................. 29
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 30
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 30
Printers configureren ................................................................................................................................................. 30
3
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 31
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 31
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 32
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 32
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 32
Hoofdstuk 7:
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 33
Printerstuurprogramma ............................................................................................................................................. 33
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 33
Het programma starten ............................................................................................................................................. 34
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 34
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 34
Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 34
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 36
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 36
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 36
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 38
Printersoftware installeren onder Windows
4
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Taal van de software wijzigen
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 7 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze optie om
Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
5
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze optie om
Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
6
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
Printersoftware installeren onder Windows
7
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat
niet op uw computer geinstalleerd is, klikt u op deze optie om
Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
8
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
Printersoftware installeren onder Windows
9
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe Acrobat
niet op uw computer geinstalleerd is, klikt u op deze optie om
Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
U kunt de netwerkprinter ook instellen via
SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op
SWS Starten
in
het venster
IP-adres instellen
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
Printersoftware installeren onder Windows
10
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Taal van de software wijzigen
Nadat u de software hebt geïnstalleerd, kunt u de taal van de berichten
op het bedieningspaneel wijzigen.
1
Klik in de Windows-taakbalk op
Start
.
2
Selecteer
Programma’s
of
Alle programma’s
, gevolgd door de
naam van het printerstuurprogramma
.
3
Selecteer
Taalkeuze
.
4
Selecteer de gewenste taal in het taalkeuzevenster, en klik op
OK
.
Printersoftware installeren onder Windows
11
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
12
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Printerstuurprogramma voor zwart-
witafdrukken installeren
Deze printer wordt geleverd met een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken, zodat u het apparaat kunt gebruiken als een monochrome
printer. U moet het stuurprogramma voor zwart-witafdrukken op uw
computer installeren. De volgende stappen loodsen u door de
installatieprocedure.
1
Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en aan
staat. Of zorg ervoor dat uw computer en printer op het netwerk
aangesloten zijn.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation. De cd-rom
start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
3
Klik op
Annuleren
.
Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op
Voltooien
.
4
Klik op
Start
Printers en faxapparaten
.
5
Dubbelklik op
Printer toevoegen
.
6
Wanneer de
wizard Printer toevoegen
verschijnt, klikt u op
Volgende
.
7
Selecteer het keuzerondje
Lokale printer die met deze computer
is verbonden
, schakel het selectievakje
Mijn Plug en Play-
printer automatisch detecteren en installeren
in en klik op
Volgende
. Ga naar stap 13.
Als uw computer de printer niet vindt, gaat u naar de volgende
stap.
8
Selecteer
Volgende
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
9
Selecteer
Bladeren
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
10
Klik op
Bladeren
om een stuurprogramma te vinden waarmee uw
printer zwart-witafdrukken kan maken.
11
Selecteer
***.inf
en klik op
Openen
.
12
Klik op
OK
in het venster
Installeren vanaf schijf
.
Printersoftware installeren onder Windows
13
13
Selecteer een stuurprogramma voor zwart-witafdrukken in het veld
Printers
en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als u vroeger al eens een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken hebt geïnstalleerd, gebruikt u het venster
Bestaand
stuurprogramma gebruiken
. Selecteer het stuurprogramma zoals in
het venster beschreven en klik op
Volgende
. Afhankelijk van de
configuratie van uw computer verschijnt mogelijk het venster voor het
delen van de printer of het venster voor het afdrukken van een
testpagina. Maak de gewenste keuze.
14
Voer de naam van de printer in en klik op
Volgende
.
15
Klik op
Voltooien
om te beginnen met de installatie van een
printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken.
OPMERKING
: Als uw printer verbonden is met een netwerk, opent u de
Eigenschappen
van de printer, selecteert u het tabblad
Poorten
, klikt u
op
Poort toevoegen
en
Standaard TCP/IP-poort
, en creëert u een
nieuwe poort om de printer op aan te sluiten. Om een nieuwe poort te
creëren, volgt u de procedure die beschreven is in het venster van de
wizard.
Standaard afdrukinstellingen
14
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 15.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
15
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Afdrukken naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 18).
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Standaard afdrukinstellingen
16
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 14 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
180 graden draaien
biedt u de mogelijkheid om de
pagina 180 garden te draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 20.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 21.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 21.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
Liggend
Staand
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 22.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 14 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Standaard afdrukinstellingen
17
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Archiefpapier
:
kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Glanzende foto 160 g/m2
: glanzend papier van 160 g/m².
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 22.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 22.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Kwaliteit
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk
af van het printermodel.
hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling
Kleur
levert gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in
grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grijstinten
. Selecteer
Handmatig
en klik op de knop
Kleuraanpassing
Kleuraanpas.
als u de kleuropties
handmatig wilt aanpassen.
Instelling voor aantal exemplaren
: Als u verschillende exemplaren wilt
afdrukken, waarvan sommige in kleur en andere in grijstinten, gebruikt u
deze optie en selecteert u het aantal exemplaren in grijstinten.
Kleuraanpassing
: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie
Levels
te wijzigen.
Kleuraanpas.
: u kunt de afdrukkleuren aanpassen aan de kleuren van
uw scherm met de optie
Settings
.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Alle tekst donkerder afdrukken
:
als het selectievakje
Alle tekst
donkerder afdrukken
ingeschakeld is, wordt alle tekst in uw document
donkerder afgedrukt dan normaal.
Sommige printers ondersteunen
deze functie niet.
Standaard afdrukinstellingen
18
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 23.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 24.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 14 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map
Printers
,
is het tabblad
Printer
beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
Selecteer
Printers en faxapparaten
.
3
Selecteer het pictogram van
het printerstuurprogramma
.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad
Printer
en stel de gewenste opties in.
Standaard afdrukinstellingen
19
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
1 2
3 4
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
O
PMERKING
: De optie Poster afdrukken is beschikbaar wanneer de
resolutie op het tabblad
Grafisch
is ingesteld op 600 dpi.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
of
Poster<4x4>
. Als u bijvoorbeeld
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk automatisch over 4 vellen papier
verdeeld.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
8
9
8
9
Geavanceerde afdrukinstellingen
22
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
Geavanceerde afdrukinstellingen
23
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Klik op het tabblad
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder Watermerk.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
24
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
3
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 14.
3
Klik op het tabblad
Extra
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Een lokale printer delen
25
4 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Smart Panel gebruiken
26
5 Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd
wanneer u de printersoftware installeert. Als u Linux gebruikt, moet u
Smart Panel downloaden vanaf de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
O
PMERKINGEN
:
Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu
Start
de
optie
Programma's
of
Alle programma's
de naam van
uw printerstuurprogramma
Smart Panel
.
O
PMERKINGEN
:
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer
de naam van uw
printer
.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u
verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
O
PMERKING
:
Als uw printer verbonden is met een netwerk en u
gebruikt Windows en Mac OS X, verschijnt het venster
SyncThru Web
Service
in plaats van het venster van het hulpprogramma voor de
printerinstellingen. Linux ondersteunt geen netwerkomgevingen.
1
1
Smart Panel gebruiken
27
Instelling stuurprogramma
(Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt.
Meer informatie
vindt u onder
Zie “Printerinstellingen” op pagina 15.
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u
de afdrukinstellingen.
1
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Instelling
printer
.
2
Wijzig de instellingen.
3
Klik op
Toepassen
om de wijzigingen naar de printer te sturen.
O
PMERKINGEN
:
Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor
de printerinstellingen op .
De instellingen van Smart Panel
wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Opties
. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster
Opties
.
Uw printer gebruiken onder Linux
28
6 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met het SetIP-programma
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Aan de slag
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website
van Samsung (www.samsung.com/printer) om de printer- en
scannersoftware te installeren.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd
[bestandspad]/cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./
install.sh
O
PMERKING
:
Als u de grafische interface niet gebruikt en de
software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma
in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg
daarna de instructies op het terminalscherm.
5
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
6
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
.
Uw printer gebruiken onder Linux
29
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser
(root) om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
2
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van
netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het
hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de
IP-adressen van verschillende netwerkapparaten tegelijk in te
stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het apparaat
is aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie
van het printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
Het programma starten
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af.
Hierin wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de
/opt/Samsung/mfp/share/utils/
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-
configuratievenster te openen.
5
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik
vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
6
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
7
Sluit het SetIP-programma af.
Uw printer gebruiken onder Linux
30
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver
en
Samsung Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 31 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Uw printer gebruiken onder Linux
31
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Uw printer gebruiken onder Linux
32
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 32.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
33
7 Uw printer gebruiken
met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-
interface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf
een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
Opmerking
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software voor Macintosh installeren
Werken met het SetIP-programma
De printer instellen
Afdrukken
Software voor Macintosh
installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
Printerstuurprogramma
Het printerstuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
6
Dubbelklik op het pictogram
Samsung SPLC Installer
.
7
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
8
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
en klik vervolgens
op
Continue (Volgende)
.
9
Selecteer
Easy Install (Eenvoudige installatie)
en klik
op
Install (Installeer)
.
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
De installatie van het printerstuurprogramma
ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
5
Dubbelklik op het pictogram
Samsung SPLC Installer
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
en klik vervolgens
op
Continue (Volgende)
.
8
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
en klik
vervolgens op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in
te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van verschillende
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het apparaat is
aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
OPMERKING
: Als u tijdens het installeren van het
printerstuurprogramma
Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, wordt het SetIP-programma automatisch uitgevoerd na de
installatie. Volg de onderstaande instructie.
1
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Trust
.
2
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
3
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
4
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
5
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
6
Sluit het SetIP-programma af.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
34
Het programma starten
Als u de IP-instelling van uw netwerkprinter wilt wijzigen, volgt u de
onderstaande instructie.
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de map
Bibliotheek
->
Printers
->
Samsung
->
Het model
van uw printer
->
SetIP
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Trust
.
5
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
6
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
7
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
8
Sluit het SetIP-programma af.
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u
gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel
of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer
aansluit in de gebruikershandleiding van de printer
onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren"
op pagina 33 om het PPD-bestand en de filterbestanden op
uw computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
IP Printing (IP
Afdrukken)
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op IP.
5
Selecteer
Socket/HP Jet Direct
in
Printer Type
.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Typ het IP-adres van uw printer in het veld
Printer Address
(Printeradres)
.
7
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld
Queue Name
(Wachtrijnaam)
. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver
niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
8
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u
Samsung
bij
Printer Model
(Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model
Name (Modelnaam)
.
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk
af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5~10.6
Selecteer
besturingsbestand…
en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
Printer List
(Printerlijst)
en wordt ingesteld als standaardprinter.
9
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren" op
pagina 33 om het PPD-bestand en de filterbestanden op uw
computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USB-
verbinding.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding..
5
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u
Samsung
bij
Printer Model
(Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model
Name (Modelnaam)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
35
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk
af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5~10.6
Selecteer
besturingsbestand…
en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Uw printer verschijnt in
Printer List (Printerlijst)
en wordt
ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
36
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Page Setup
(Paginainstellingen)
(
Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Print (Druk af)
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print (Druk af)
als u klaar bent met het instellen van
de opties.
Mac OS 10.3
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-
toepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster
verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam,
bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout (Lay-out)
Op het tabblad
Layout (Lay-out)
vindt u opties waarmee u de
uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Kies
Layout (Lay-
out)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
: Hier kunt u opgeven
hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende
pagina's afdrukken op één vel papierr' in de volgende kolom voor
meer informatie.
Layout Direction (Lay-outrichting)
: U kunt de afdrukrichting
selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te
klikken.
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
37
Graphics (Grafisch)
Op het tabblad
Graphics (Grafisch)
vindt u de opties
Resolution
(Kwaliteit)
en
Color Mode (Kleurmodus)
. Selecteer
Graphics
(Grafisch)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Resolution (Kwaliteit)
: U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
Color Mode (Kleurmodus)
: U kunt de kleuropties instellen. De
instelling
Color (Kleur)
geeft gewoonlijk de best mogelijke
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een
kleurendocument in grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grayscale (Grijstinten)
.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type (Papier Type)
het type
papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo
krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal
plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
Mac OS 10.4
Mac OS 10.4
Printer Features (Printerfuncties)
Op dit tabblad vindt u opties waarmee u het type papier kunt selecteren
en de afdrukkwaliteit kunt instellen. Kies
Printer Features
(Printerfuncties)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Fit to Page (Aan pagina aanpassen)
: Met deze vervolgkeuzelijst
kunt u uw afdruk aanpassen aan elk papierformaat, ongeacht de
grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de
details van een klein document wilt bekijken.
RGB Color (RGB-kleuren)
: Met deze vervolgkeuzelijst kunt u
bepalen hoe kleuren worden gegenereerd.
Standard
(Standaard)
is de meest gebruikte instelling, waarbij de kleurtoon
het best die van een standaardmonitor (sRGB-monitor) benadert.
De modus
Vivid (Levendig)
is geschikt voor het afdrukken van
presentatiegegevens, grafieken en diagrammen. De kleurtoon
van de modus
Vivid (Levendig)
levert levendigere
kleurafbeeldingen op dan bij de modus Standaard. De modus
Device (Apparaat)
wordt het beste gebruikt voor het afdrukken
van fijne lijnen, kleine tekens en tekeningen in kleur. De kleurtoon
van de modus
Device (Apparaat)
kan verschillen van die van de
monitor. De zuivere tonerkleuren worden gebruikt voor het
afdrukken van de kleuren cyaan, magenta en geel.
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
38
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting)
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border (Rand)
.
5
Klik op
Print (Druk af)
. De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
Mac OS 10.3
39
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
22
boekjes
21
document
14
dubbelzijdig
22
meer pagina's per vel
Macintosh
38
Windows
20
overlay
24
poster
23
schalen
22
vanuit Linux
32
vanuit Macintosh
36
vanuit Windows
14
watermerk
23
afdrukstand, afdrukken
Windows
16
B
boekjes afdrukken
21
D
document, afdrukken
Macintosh
36
Windows
14
dubbelzijdig afdrukken
22
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
18
F
favorieten, instellingen, gebruik
19
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
20
gebruiken
SetIP
29, 33
grafische eigenschappen, instellen
17
H
help, gebruik
19
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
29
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
33
Windows
12
installeren
Linux-software
28
printerstuurprogramma
Macintosh
33
Windows
4
instellen
afbeeldingsmodus
17
contrast
17
favorieten
19
resolutie
Windows
17
tonerspaarstand
17
TrueType
17
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
36
Windows
16
Linux
afdrukken
32
printereigenschappen
31
stuurprogramma, installeren
28
M
Macintosh
afdrukken
36
de printer instellen
34
printer instellen
34
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
33
installeren
33
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
38
Windows
20
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
28
O
overlay
afdrukken
24
maken
24
verwijderen
24
P
papierbron, instellen
Windows
16
papiereigenschappen, instellen
16
papierformaat, instellen
16
poster, afdrukken
21
printereigenschappen
Linux
32
printereigenschappen, instellen
Macintosh
36
Windows
15
printerresolutie, instellen
Windows
17
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
33
Windows
12
installeren
Macintosh
33
Windows
4
printerstuurprogramma, installeren
Linux
28
40
S
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
33
Windows
12
installeren
Macintosh
33
Windows
4
opnieuw installeren
Windows
11
systeemeisen
Macintosh
33
statusmonitor, gebruik
26
T
taal, wijzigen
10
tonerspaarstand, instellen
17
W
watermerk
afdrukken
23
bewerken
23
maken
23
verwijderen
23
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106

Samsung Samsung CLP-310 Color Laser Printer series Handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor