Klik op de modelnaam van het apparaat:CLX-3175, CLX-3175N,
CLX-3170FN, CLX-3175FN, CLX-3175FW
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot
17 ppm van Letter-formaat. In de Kleurenmodus drukt uw
apparaat papier in A4-formaat of Letter-formaat tot 4 ppm af.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen ondersteunt gewoon papier in
diverse formaten: briefhoofden, enveloppen, etiketten,
aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar
papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk").
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt
op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen
tot een poster. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. (Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Raadpleeg
het hoofdstuk Software.)
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus-
of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding
kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen
verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
SPECIALE FUNCTIES
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen
voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : inclusief. Leeg: niet beschikbaar)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES CLX-3170FN CLX-3175FN CLX-3175FW
USB 2.0
USB-geheugeninterface
PictBridge
ADI (automatische documentinvoer)
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g draadloos LAN
FAX
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat. Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van
het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor
meer informatie.)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie.)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de
oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een hoofdstuk Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Samsung-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Samsung, www.samsungprinter.com
.
Veiligheidsinformatie_5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10.Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
Veiligheidsinformatie_6
VERKLARING INZAKE LASERVEILIGHEID
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk
J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
13.In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben,
en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17.Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19.Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_7
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT
(ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijderering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale
overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke
gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te
controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
CORRECTE BEHANDELING VAN EEN GEBRUIKTE ACCU UIT DIT PRODUCT
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu’s en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in
uw omgeving.
Veiligheidsinformatie_8
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-voorschriften.
Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert,
gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt,
schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke installatie geen
interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing
als dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het
systeemlabel een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de
RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van
de antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_9
FAX-IDENTIFICATIE
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd;
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
AANSLUITFACTOR (REN, RINGER EQUIVALENCE NUMBER)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde
lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf bellen en
beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de aansluitfactoren
van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf in staat is om
de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/of centrale).
Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan
toebrengen aan het telefoonnet.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt,
moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in de praktijk niet
mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
Veiligheidsinformatie_10
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de
relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
Veiligheidsinformatie_11
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Veiligheidsinformatie_12
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de 'radiogoedkeuringsmerken' (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat
het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan
zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of
verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een
draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te
informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de 'Systeemreparatieset' van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling 'Technische ondersteuning' van de fabrikant.
13_Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
17
17 Apparaatoverzicht
17 Voorkant
17 Achterkant
18 Overzicht van het bedieningspaneel
19 Informatie over de Status-LED
19 De status van de tonercassette bevestigen
20 Menu-overzicht
21 Meegeleverde software
21 Functies van de printerstuurprogramma’s
21 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
22
22 De hardware installeren
23 Systeemvereisten
23 Windows
23 Macintosh
23 Linux
24 Het netwerk installeren
24 Ondersteunde werkomgevingen
24 Een bekabeld netwerk gebruiken
24 Een configuratierapport afdrukken
24 Het IP-adres instellen
25 Instelling netwerkparameters
25 De stuurprogrammasoftware installeren
26 Een draadloos netwerk gebruiken
(Windows/enkel CLX-3175FW)
26 De netwerkomgeving controleren
26 De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk
27 De printer aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt
29 Een draadloos netwerk gebruiken
(enkel CLX-3175FW)
29 Uw netwerkomgevingen controleren
29 Een configuratierapport afdrukken
30 Het IP-adres instellen
31 Instelling netwerkparameters
31 Standaardfabrieksinstellingen herstellen
31 Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
33 De stuurprogrammasoftware installeren
34 Basisinstellingen van het apparaat
34 Hoogte-instelling
34 De taal op het display wijzigen
34 Datum en tijd instellen
34 De kloknotatie wijzigen
34 De standaardmodus wijzigen
34 Geluiden instellen
35 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
35 Gebruik van de energiebesparende modi
35 Automatisch doorgaan
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
36
36 Originelen plaatsen
36 Op de glasplaat van de scanner
36 In de ADI
37 Afdrukmateriaal selecteren
inhoud
Inhoud_14
inhoud
38 Specificaties van afdrukmateriaal
39 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
39 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
40 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
42 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
42 Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
42 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
43
43 Kopiëren
43 De instellingen per kopie wijzigen
43 Tonersterkte
43 Type origineel
43 Verkleinde of vergrote kopie
44 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
44 ID-kaart kopiëren
44 Speciale kopieerfuncties gebruiken
44 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
44 Poster kopiëren
45 Klonen
45 Achtergrond afbeeldingen wissen
45 Verbeterde kopieën met grijstinten
45 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
46
46 Basisinformatie over scannen
46 Scannen via het bedieningspaneel
46 Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer
46 Scannen naar toepassingen
47 Scannen via het netwerk
47 Naar e-mail scannen
48 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
48 De standaardscaninstellingen wijzigen
48 Een adresboek aanmaken
48 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
48 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
48 Adresboekitems gebruiken
48 Een item zoeken in het adresboek
49 Adresboek afdrukken
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
50
50 Een document afdrukken
50 Een afdruktaak annuleren
FAXEN
51
51 Een fax verzenden
51 Faxhoofd instellen
51 De documentinstellingen aanpassen
52 Een fax automatisch verzenden
52 Een fax handmatig verzenden
52 Een verzending bevestigen
52 Automatisch opnieuw kiezen
52 Het laatste nummer opnieuw kiezen
52 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
53 Een uitgestelde fax verzenden
53 Een fax met voorrang verzenden
15_Inhoud
inhoud
53 Een fax ontvangen
53 Ontvangstmodus wijzigen
54 Automatisch ontvangen in modus Fax
54 Handmatig ontvangen in de modus Tel
54 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
54 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
54 Faxen ontvangen via de modus DRPD
54 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
54 Veilige ontvangstmodus inschakelen
55 Faxen ontvangen in het geheugen
55 Faxen doorsturen
56 Fax instellen
56 De faxinstellingen wijzigen
57 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
57 Automatisch een verzendrapport afdrukken
57 Adresboek aanmaken
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
59
59 Over USB-geheugen
59 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
59 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
60 Scannen
60 Aangepast scannen naar USB
60 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
60 Documenten afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
61 Een back-up maken van uw gegevens
61 Een back-up maken van uw gegevens
61 Gegevens terugzetten
61 USB-geheugen beheren
61 Een afbeeldingsbestand verwijderen
61 USB-geheugenapparaat formatteren
61 De USB-geheugenstatus weergeven
61 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
ONDERHOUD
62
62 Rapporten afdrukken
62 Een rapport afdrukken
62 Het kleurcontrast aanpassen
63 Geheugen wissen
63 Uw apparaat reinigen
63 De buitenkant reinigen
63 De binnenkant reinigen
65 De scannereenheid reinigen
66 De cassette onderhouden
66 Tonercassette bewaren
66 Instructies voor het hanteren van cassettes
66 Gebruik van cassettes van een ander merk dan Samsung en gebruik van
bijgevulde tonercassettes
66 Geschatte gebruiksduur van tonercassette
66 Toner herverdelen
67 De tonercassette vervangen
68 De beeldeenheid vervangen
70 De cassette voor gebruikte toner vervangen
70 Te onderhouden onderdelen
70 Verbruiksartikelen controleren
71 Het apparaat beheren via de website
71 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
71 Het serienummer van het apparaat controleren
Inhoud_16
inhoud
PROBLEMEN OPLOSSEN
72
72 Tips om papierstoringen te voorkomen
72 Vastgelopen documenten verwijderen
72 Papierstoring aan uitgang
73 Papierstoring bij de roller
73 Vastgelopen papier verwijderen
73 In lade 1
73 Rond de fixeereenheid
74 In het papieruitvoergebied
76 Informatie over berichten op het display
79 Andere problemen oplossen
79 Papierinvoer
79 Afdrukproblemen
81 Problemen met de afdrukkwaliteit
83 Problemen met kopiëren
84 Problemen met scannen
84 Fax installeren
85 Veelvoorkomende Windows-problemen
85 Algemene Linux-problemen
87 Veelvoorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN BESTELLEN
88
88 Verbruiksartikelen
88 Aanschafmogelijkheden
SPECIFICATIES
89
89 Algemene specificaties
90 Specificaties van de printer
90 Specificaties van de scanner
90 Specificaties van het kopieerapparaat
91 Specificaties van de fax
VERKLARENDE WOORDENLIJST
92
INDEX
96
17 _Inleiding
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
APPARAATOVERZICHT
Voorkant Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
9
Documentuitvoerlade
2
ADI
10
USB-geheugenpoort
3
Bedieningspaneel
11
Tonercassette
4
Steun voor papieruitvoer
12
Beeldeenheid
5
Voorklep
13
Opvangbak voor gebruikte
toner
6
Handgreep op de voorklep
14
Scannerdeksel
7
Lade 1
15
Glasplaat
8
Documentinvoerlade
16
Scanner
1
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
5
Greep
2
Aansluiting telefoonlijn
6
Aansluiting netsnoer
3
Netwerkpoort
7
Achterklep
4
USB-poort
8
Stroomschakelaar
Inleiding_18
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
1
ID Copy
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. (Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 44.)
2
Direct USB
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde
van het apparaat is aangesloten. (Zie "Over
USB-geheugen" op pagina 59.)
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
4
Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het
display. Zie Status-LED met berichten over
de tonercassettes. (Zie "De status van de
tonercassette bevestigen" op pagina 19.)
5
Wireless
a
/Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. (Zie "Informatie over de
Status-LED" op pagina 19.)
6
Fax Activeert de faxmodus.
7
Copy Activeert de kopieermodus.
8
Scan/Email Activeert de scanmodus.
9
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s.
10
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
12
Pijl-links/rechts
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden. Gebruik bij het invoeren van tekens
de rechtertoets om lege ruimte toe te voegen.
13
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert
u alfanumerieke tekens in. (Zie "Letters en
cijfers op het toetsenblok" op pagina 35.)
14
Address Book
Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen
zoeken.
15
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
(in de gereedmodus) of voegt u een pauze in
een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
16
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
17
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
18
Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
19
Color Start Start een taak in de kleurmodus.
a. Enkel CLX-3175FW
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet
geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de
opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
19 _Inleiding
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en
het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen,
licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display weergegeven.
Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking
heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van geel in de tonercassette
door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display
om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor meer
informatie over foutberichten.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
U kunt de draadloze functie niet gebruiken.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam
knippert, ontvangt het apparaat gegevens
van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert,
is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Blauw Aan U kunt de draadloze functie gebruiken.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 76 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette. Zie "Verbruiksartikelen
bestellen" op pagina 88. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
toner opnieuw te verdelen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Aan Er heeft zich een probleem voorgedaan
waardoor het apparaat de taak niet kan
voltooien (bijvoorbeeld een papierstoring,
een geopende klep of geen papier in de lade).
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 76 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is leeg, bijna leeg of moet
worden vervangen. (Zie "Informatie over
berichten op het display" op pagina 76.)
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor meer
informatie.
20 _Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing
op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Achtergrondkl.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard
E-mailstand.
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis.
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Netwerkinstel.
TCP/IP
Ethernet-snel.
Draadloos
a
Instel. wissen
Netwerkinform.
a.Enkel
CLX-3175FW
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
21 _Inleiding
MEEGELEVERDE SOFTWARE
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd
en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of Macintosh
werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u onder Linux
werkt, moet u de software downloaden van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren..
FUNCTIES VAN DE
PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies
die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Printerstuurprogramma
OS
INHOUD
Windows
Printerstuurprogramma
: Gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma
: Voor het scannen van
documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s
(Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel
: Dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru 4
a
: Dit is de meegeleverde, op Windows
gebaseerde software voor uw multifunctionele
apparaat.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per
e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit
SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het
meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Linux
Printerstuurprogramma
:
Stuurprogramma voor
bediening van het apparaat en het afdrukken van
documenten via een computer met een Linux-
besturingssysteem.
SANE: Stuurprogramma voor het scannen van
documenten.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Macintosh
Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw printer ten
volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van documenten
op uw apparaat.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per
vel (N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4 – 10.6.
Afdrukken op schaal OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
22 _Aan de slag
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
Een bekabeld netwerk gebruiken
Een draadloos netwerk gebruiken (Windows/enkel CLX-3175FW)
Een draadloos netwerk gebruiken (enkel CLX-3175FW)
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In dit hoofdstuk worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor
het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door
en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie
rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en
papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek.
Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg
de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie "Hoogte-instelling"
op pagina 34 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt. Anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats papier.
5. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
6. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat waardoor
er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan
verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
23 _Aan de slag
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Macintosh
Linux
BESTU-
RINGSSYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows Server
2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-
bit of 64-bit processor
of hoger
1 GB
(2 GB)
16 GB
Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB
geheugen (om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Windows Server
2008 R2
Pentium IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz (x64)
processor (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-
besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten
hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
BESTU-
RINGSSYS-
TEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.4
of lager
Power PC
G4/G5
Intel-
processor
128 MB voor een MAC
op basis van PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een MAC
op basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller
PowerPC
G4/G5
Intel-
processor
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6 Intel-
processor
1 GB (2 GB) 1 GB
ONDERDEEL VEREISTEN (AANBEVOLEN)
Besturingssysteem RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1 10.2 (32/64bit)
SuSe Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
PROCESSOR Pentium IV 2.4 GHz of hoger
RAM 512 MB of hoger
Vrije HDD-ruimte 1 GB of hoger
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale
optische resolutie.
Aan de slag_24
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat (printer) om dit te
kunnen gebruiken in het netwerk. Als u het apparaat in het bekabelde netwerk
gebruikt, raadpleegt u "Een bekabeld netwerk gebruiken". Als u uw netwerk-
printer in een draadloos netwerk gebruikt, raadpleegt u ""Een draadloos
netwerk gebruiken (enkel CLX-3175FW)" op pagina 29.
Ondersteunde werkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
EEN BEKABELD NETWERK GEBRUIKEN
U moet de netwerkprotocollen in uw printer instellen om deze in uw netwerk
te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig kunt doen.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken via het bedieningspaneel van
het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat
weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen oplossen.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit
netwerk-
configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het
netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen
door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich
in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist
in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk
en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan
het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals
hierboven uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd,
is de toewijzing met succes uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het
rapport.
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel
heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het
apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste
regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt en druk op OK.
5. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk
op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
6. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
8.
Herhaal stappen 6 en 7 om de andere TCP/IP-parameters te configureren:
subnetmasker en gateway-adres.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren
met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart,
sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X.
(X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
802.11 b/g Draadloos LAN
(alleen CLX-3175FW)
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista/2008/7/
Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
MAC OS 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standaard-TCP/IP
•LPR
IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk
een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan
naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet
of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw
systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft
geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat
is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden
met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat
is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossover-
kabel te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel
aan te sluiten.
Windows XP
Open het
Configuratiescherm.
Dubbelklik op
Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System
Preferences.
•Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
25 _Aan de slag
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
TCP/IP-configuratievenster te openen.
5. Voer in het configuratievenster de nieuwe informatie van het apparaat
als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk-
configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten.
Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde
adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het
laatste getal.
Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer
dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan
het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker
van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard-
gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt
automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdruk-
beheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin
Service kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren
en kunt u netwerkapparaten op afstand controleren en problemen
oplossen vanaf iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk
via het internet. U kunt dit programma downloaden van
http://solution.samsungprinter.com.
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde
webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren,
zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
(B) apparaatinstellingen aan te passen.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken.
De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere
gebruiksvriendelijke programma’s.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 24.) Sluit alle toepassingen op uw
computer voordat u met de installatie begint.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres
kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, raden
we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het
programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw
computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X,
is dit programma mogelijk al geïnstalleerd op uw pc. Met dit programma
kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Dit programma
Bonjour ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-
romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-
accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens
op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk-
interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk-
configuratierapport.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure
die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de installatie,
kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, apparaat-
functies of de interface die wordt gebruikt.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen
om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat
aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het
IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren
door een pagina van het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 62.)
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert
u de netwerkinstellingen. Probeer het printerstuurprogramma opnieuw
te installeren.
Aan de slag_26
EEN DRAADLOOS NETWERK GEBRUIKEN
(WINDOWS/ENKEL CLX-3175FW)
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
Neem voor u begint de USB-kabel en de installatie-cd-rom met printersoftware
die bij uw apparaat (printer) zijn geleverd.
Neem voor informatie over de configuratie eventueel contact op met de
netwerkbeheerder of met de persoon die het draadloze netwerk heeft
geïnstalleerd.
De netwerkomgeving controleren
IP-adres
Elk apparaat in een netwerk heeft een uniek digitaal adres dat het
IP-adres wordt genoemd. Uw apparaat wordt standaard geleverd
met het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit controleren door een
netwerkconfiguratierapport af te drukken. In de meeste gevallen zal
een nieuw IP-adres automatisch worden toegewezen door een DHCP
(Dynamic Host Configuration Protocol Server) in het netwerk. In een
aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt
dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in
bedrijfsintranetten. Op de cd-rom met printersoftware vindt u een
gebruiksvriendelijk hulpprogramma, genaamd SetIP. Met dit programma
kunt u het adres wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft,
kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel. In een
kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een
netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
Draadloze netwerken
Infrastructuurmodus
Een netwerk in infrastructuurmodus is de meest gangbare draadloze-
netwerkconfiguratie in een thuis- of kantoornetwerk bestaande uit
een draadloze router of een toegangspunt dat alle computers
en andere netwerkapparaten verbindt in een LAN.
Het toegangspunt biedt een speciale hogesnelheidsverbinding met
een kabel- of DSL-modem of een ander WAN-apparaat (Wide Area
Network) dat het LAN met internet of een bedrijfsintranet verbindt.
De meeste netwerken in infrastructuurmodus gebruiken een DHCP-
server om het IP-adres automatisch toe te wijzen en andere
netwerkparameters in te stellen.
Als u weet dat u verbinding gaat maken met een netwerk in
infrastructuurmodus zonder toegangspunt, kunt u doorgaan naar
het gedeelte over het instellen van een draadloos netwerk in
infrastructuurmodus.
Ad-hocmodus
Een netwerk in ad-hocmodus biedt peer-to-peer-communicatie.
In deze modus communiceren draadloze apparaten en computers
rechtstreeks met elkaar zonder een toegangspunt te gebruiken.
Ze kunnen bestanden en apparaten delen, maar hebben mogelijk
geen toegang tot internet. Het apparaat ontvangt de afdruktaken
rechtstreeks van computers in het draadloze netwerk.
Als u weet dat u verbinding gaat maken met een netwerk in ad-hocmodus
zonder toegangspunt, kunt u doorgaan naar het gedeelte over het
instellen van een draadloos netwerk in ad-hocmodus.
De printer aansluiten op een draadloos ad-
hocnetwerk
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden
met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Houd de bij de printer geleverde
installatie-cd met printersoftware bij de hand.
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
Computer voor het draadloze netwerk
Installatie-cd met printersoftware die bij de printer is geleverd
Printer voor het draadloze netwerk (uw apparaat)
USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
Als u alles bij de hand hebt, volgt u deze procedure:
1. Sluit de USB-kabel aan die bij het apparaat is geleverd.
2. Zet de computer en printer aan.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van
uw computer.
De cd-rom wordt automatisch gestart en op het scherm verschijnt
een welkomstbericht.
4. Selecteer een taal in de keuzelijst en klik op Volgende.
5. Selecteer de optie Installatie van draadloze verbinding en klik
op Volgende.
6. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Dit gedeelte is alleen van toepassing op het Windows-
besturingssysteem.
Voor u begint aan de installatie en configuratie, moet u bekend
zijn met uw draadloze netwerk en de bijbehorende instellingen.
Als u de netwerkconfiguratie al eerder hebt ingesteld, moet u
het apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
Als u de printer al gebruikt hebt, klikt u op Start > Alle
programma’s > de naam van uw printer > Smart Panel.
Selecteer Instelling printer in het venster Smart Panel.
Selecteer Netwerk in het venster Hulpprogramma
Printerinstellingen en selecteer vervolgens Instelling van
draadloos netwerk.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder
de instructies in het venster.
27 _Aan de slag
7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van uw draadloze computer en
klik op Volgende.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt. Selecteer
Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk. Controleer
of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode
te wijzigen in DHCP.
Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten. Als de draadloze
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
IP-adres van de printer door een 1).
10.Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de
netwerkconfiguratie.
11.Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld
in het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de
poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende.
13.Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
De printer aansluiten op een draadloos netwerk met
een toegangspunt
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Installatie-cd met printersoftware die bij de printer is geleverd
Printer voor het draadloze netwerk (uw apparaat)
USB-kabel
Infrastructuurnetwerken in Windows instellen
Als u alles bij de hand hebt, volgt u deze procedure:
1. Sluit de USB-kabel aan die bij het apparaat is geleverd.
2. Zet de computer, het toegangspunt en de printer aan.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van
uw computer.
4. De cd-rom wordt automatisch gestart en op het scherm verschijnt
een welkomstbericht. Selecteer een taal in de keuzelijst en klik op
Volgende.
5. Selecteer de optie Installatie van draadloze verbinding en klik
op Volgende.
6. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
Werkingsmodus: selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot
2467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het ad-hocnetwerk geen beveiligingsinstelling
heeft.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder de
instructies in het venster.
Aan de slag_28
7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u
gebruikt en klik op Volgende.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naar gelang de beveiligingsmodus,
WEP of WPA.
Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en voer
de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
Voor WPA:
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis
van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden wordt
gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor
gegevenscodering.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk.
Controleer of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
IP-adres van de printer door een 1).
10. Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de netwerkconfiguratie.
11.Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de printernaam wijzigen,
de printer instellen om te worden gedeeld in het netwerk, de printer
instellen als standaardprinter en de poortnaam van elke printer
wijzigen. Klik op Volgende.
13.Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
Problemen oplossen
Bij het installeren van de cd met printersoftware en het instellen van het
draadloze netwerk, kan een foutvenster verschijnen. Probeer de
volgende oplossingen.
Printer niet gevonden
Wellicht staat de computer of printer niet aan. Zet de computer
of printer aan.
USB-kabel tussen de computer en de printer is niet aangesloten.
Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
printerhandleiding en bereid de printer voor draadloze netwerken
voor.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De printer kan de netwerknaam (SSID) die u hebt geselecteerd
of ingevuld, niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op
uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de
geconfigureerde beveiliging op uw toegangspunt en printer.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
De computer ontvangt geen signaal van de printer. Controleer
de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met de netwerkkabel. Verwijder de
netwerkkabel van de printer.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en printer.
Voor een DHCP-netwerkomgeving:
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128,
TKIP, AES of TKIP AES).
Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het toegangspunt geen beveiligingsinstelling
heeft.
29 _Aan de slag
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
computer is geconfigureerd voor DHCP.
Voor een statische netwerkomgeving:
De printer gebruikt het statische adres als de computer is
geconfigureerd met een statisch adres.Als de computer is
geconfigureerd met het IP-adres 192.168.1.100, het subnetadres
255.255.255.0 en het gateway-adres 192.168.1.1, voert u op de
printer het IP-adres 192.168.1.101, het subnetadres 255.255.255.0
en het gateway-adres 192.168.1.1 in.
EEN DRAADLOOS NETWERK GEBRUIKEN
(ENKEL CLX-3175FW)
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw
netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u dit eenvoudig
kunt doen.
Zoek voordat u begint de crossovernetwerkkabel en de installatie-cd-rom met
printersoftware die werden meegeleverd met uw apparaat (printer). Neem voor
informatie over de configuratie eventueel contact op met de netwerkbeheerder
of met de persoon die het draadloze netwerk heeft geïnstalleerd.
Als u de configuratie van het IP-adres van uw apparaat al kent en als dit IP-
adres beschikbaar is, gaat u direct naar het onderdeel Het draadloze netwerk
van het apparaat configureren. Anders volgt u alle stappen vanaf Uw netwerk-
omgevingen controleren.
Uw netwerkomgevingen controleren
IP-adres
Ieder apparaat in een netwerk wordt geïdentificeerd met een uniek numeriek
adres, dat IP-adres wordt genoemd. Uw apparaat wordt standaard geleverd
met het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit controleren door een netwerk-
configuratierapport af te drukken. In de meeste gevallen wordt een IP-adres
automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration
Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak
vereist in het bedrijfsintranet. Op de cd-rom met printersoftware vindt u een
gebruiksvriendelijk hulpprogramma, genaamd SetIP. Met dit programma
kunt u het adres wijzigen.
Als uw apparaat een bedieningspaneel heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen
via het bedieningspaneel.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
Draadloze Netwerken
Modus Infrastructuur: een netwerk met infrastructuurmodus is de meest
gangbare draadloze netwerkconfiguratie voor thuis of op kantoor. Dit
bestaat uit een draadloze router of een toegangspunt waarmee alle
computers en andere netwerkapparaten op een gemeenschappelijk
Local Area Network (LAN) worden aangesloten.
Het toegangspunt biedt een speciale hogesnelheidsverbinding met
een kabel- of DSL-modem of een ander WAN-apparaat (Wide Area
Network) dat het LAN met internet of een bedrijfsintranet verbindt.
De meeste netwerken met infrastructuurmodus gebruiken een DHCP-
server om de IP-adressen automatisch toe te wijzen en andere netwerk-
parameters in te stellen.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met
infrastructuurmodus dat voorzien is van een toegangspunt, en het IP-
adres wordt toegewezen door een DHCP-server, gaat u naar Het draad-
loze netwerk van het apparaat configureren nadat u de volgende
onderdelen over het afdrukken van een netwerkconfiguratierapport
hebt bekeken.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met
infrastructuurmodus dat voorzien is van een toegangspunt, maar er geen
DHCP-adres wordt toegewezen, of als u een statisch IP-adres moet
instellen, ga dan naar Het IP-adres instellen voordat u naar Het draad-
loze netwerk van het apparaat configureren gaat. Bekijk echter eerst
de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerkcon-
figuratierapport.
Ad hoc-modus: een Ad hoc-modus biedt peer-to-peer-communicatie.
In een netwerk met ad hoc-modus communiceren draadloze apparaten
en computers rechtstreeks met elkaar, zonder dat een toegangspunt
wordt gebruikt. Zij kunnen bestanden en apparaten delen, maar hebben
mogelijk geen toegang tot internet. Het apparaat ontvangt rechtstreeks
afdruktaken van draadloze computers.
Als u weet dat u een verbinding tot stand brengt met een netwerk met ad hoc-
modus zonder een toegangspunt, gaat u naar Het IP-adres instellen voordat
u verder gaat naar Het draadloze netwerk van het apparaat configureren.
Bekijk echter eerst de volgende onderdelen over het afdrukken van een netwerk-
configuratierapport.
Een configuratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het
apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen
oplossen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
Het netwerkconfiguratierapport wordt vervolgens afgedrukt.
In de gebruiksaanwijzing van uw apparaat vindt u meer informatie. In dit
netwerk-
configuratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
Deze procedure voor draadloze instelling is hoofdzakelijk bedoeld
voor Macintosh-gebruikers. Windows-gebruikers kunnen deze
procedure echter ook gebruiken, maar voor hen wordt een
eenvoudigere procedure aanbevolen. (zie "Een draadloos netwerk
gebruiken (Windows/enkel CLX-3175FW)" op pagina 26)
Aan de slag_30
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het afdrukken en beheren van het netwerk.
In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een
DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het
netwerk bevindt.
In bepaalde gevallen moet het IP-adres handmatig worden ingesteld. Dit wordt
een statisch IP-adres genoemd. Het wordt om beveiligingsredenen vaak vereist
in het bedrijfsintranet.
Toewijzing van DHCP-IP-adres: verbind uw apparaat met het netwerk
en wacht een paar minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan
het apparaat. (Als het toegangspunt een beschikbare LAN-poort heeft, kunt
u uw apparaat rechtstreeks op het toegangspunt aansluiten.) Druk vervolgens
het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd, is de toewijzing met succes
uitgevoerd. U ziet het nieuwe IP-adres in het rapport. Zorg ervoor dat het
apparaat verbonden blijft met het netwerk.
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-
adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat een bedieningspaneel
heeft, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het
apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan contact op te nemen met een netwerk-
beheerder om dit adres voor u in te stellen.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste
regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt en druk op OK.
5. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk
op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
6. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
8.
Herhaal stappen 6 en 7 om de andere TCP/IP-parameters te configureren:
subnetmasker en gateway-adres.
IP-adres instellen via het programma SetIP
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te communiceren
met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface. U kunt het vinden in het netwerkconfiguratierapport.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die werd meegeleverd bij uw
apparaat. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt gestart,
sluit u dat venster.
2. Start een webbrowser zoals Internet Explorer en open het station X.
(X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer desgewenst een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Sluit het apparaat met de crossovernetwerkkabel op uw computer aan.
2. Schakel de firewall van de computer tijdelijk uit voordat u doorgaat.
U doet dit als volgt:
3. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het
TCP/IP-configuratiescherm te openen.
5. Geef in het configuratiescherm de nieuwe informatie van het apparaat
als volgt in:
MAC Address: zoek het MAC-adres van het apparaat in het netwerk-
configuratierapport en voer dit in zonder de dubbele punten.
Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt 0015992951A8.
IP Address: voer een nieuw IP-adres in voor uw printer. Dit is hetzelfde
adres als het IP-adres van de computer, met uitzondering van het
laatste getal.
Voorbeeld: als het IP-adres van uw computer 192.168.1.150 is, voer
dan 192.168.1.X in. (X is een getal tussen 1 en 254 en is anders dan
het getal uit het adres van de computer.)
Subnet Mask: voer hier precies dezelfde waarde in als het subnetmasker
van de computer.
Default Gateway: voer hier precies dezelfde waarde in als de standaard-
gateway van de computer.
6. Klik achtereenvolgens op Apply en OK. Het configuratierapport wordt
automatisch afgedrukt. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten.
8. Schakel de firewall van de computer eventueel weer in.
U hoeft dit programma alleen uit te voeren als u voor uw netwerk
een statisch IP-adres moet instellen. Anders kunt u verder gaan
naar het onderdeel Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren verderop in dit document. Als u niet zeker weet
of u een statisch IP-adres nodig hebt, vraag dit dan na bij uw
systeembeheerder of de persoon die uw lokale netwerk heeft
geïnstalleerd.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken wanneer uw apparaat
is verbonden met een netwerk of wanneer het direct is verbonden
met een pc met de crossovernetwerkkabel die bij uw apparaat
is geleverd. In de meeste gevallen raden we aan de crossoverkabel
te gebruiken. U wordt na een tijdje gevraagd deze kabel aan te
sluiten.
Windows XP
Open het
Configuratiescherm.
Dubbelklik op
Beveiligingscentrum.
Klik op Windows Firewall.
Schakel de firewall uit.
Macintosh OS
Open de System
Preferences.
•Klik op Sharing.
Klik op het menu Firewall.
Schakel de firewall uit.
Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerk-
interface van het apparaat. U kunt het vinden in het netwerk-
configuratierapport.
31 _Aan de slag
Instelling netwerkparameters
U kunt de netwerkinstellingen ook invoeren via de netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service: een via internet functionerend afdrukbeheer-
systeem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service
kunt u de netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en kunt u
netwerkapparaten op afstand controleren en problemen oplossen vanaf
iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk via het internet.
U kunt dit programma downloaden van
http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service: een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde
webserver om: (A) netwerkparameters voor het apparaat te configureren,
zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
(B) apparaatinstellingen aan te passen.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen
U kunt de standaardfabrieksinstellingen van het apparaat herstellen via
SyncThru™ Web Service. U moet het apparaat mogelijk op de standaard-
fabrieksinstellingen terugzetten wanneer het apparaat dat u gebruikt, in een nieuwe
netwerkomgeving wordt aangesloten.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Bijvoorbeeld:
2. Wanneer het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
3. Klik op Reset. Klik vervolgens op Clear voor netwerk.
4. Schakel het apparaat uit en start het opnieuw op om de instellingen
toe te passen.
Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
Voordat u begint, moet u de SSID van uw draadloze netwerk weten en de netwerk-
sleutel als deze is gecodeerd. Deze informatie is ingesteld op het moment dat
het toegangspunt werd geïnstalleerd. Raadpleeg de persoon die uw netwerk
heeft geïnstalleerd als u niet bekend bent met de draadloze omgeving waarin
u werkt.
U kunt de parameters voor het draadloze netwerk zowel via het bediening-
spaneel als via SyncThru™ Web Service configureren. Als uw apparaat een
bedieningspaneel heeft, raadpleeg dan "Het bedieningspaneel gebruiken".
In alle andere gevallen raadpleegt u "SyncThru™ Web Service gebruiken".
Gebruik van het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk op de onderste
regel van het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Draadloos verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot WLAN-instelling verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste installatiemethode verschijnt
en druk op OK.
Wizard: de interfacekaart voor het draadloze netwerk van de printer
zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten
worden weergegeven.
Aangepast: u kunt de instellingen voor het draadloze netwerk naar
wens configureren.
Wizard-modus
1. De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het apparaat zoekt
naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten worden
weergegeven.
2. Druk op de pijltoetsen om het netwerk te selecteren dat u wilt gebruiken
in Lijst doorz. en druk op OK. U kunt een netwerk selecteren dat SSID
gebruikt.
3. Als WLAN Beveilig.
None
op het scherm verschijnt,
drukt u op OK
om de selectie op te slaan
. Ga naar stap 6.
Ga als er een ander bericht verschijnt naar de volgende stap.
4. Afhankelijk van het geselecteerde netwerk wordt het type WLAN-
beveiligingsversleuteling WEP of WPA.
Bij WEP drukt u op de pijltoetsen om Open systeem of Ged. sleutel
te selecteren.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt en Encryption wordt
mogelijk wel of mogelijk niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte
aan gegevensbeveiliging. Geef de WEP-sleutel in via het numerieke
toetsenblok nadat u Open systeem hebt geselecteerd.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel kan toegang krijgen tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel
in via het numerieke toetsenblok nadat u
Ged. sleutel
hebt geselecteerd.
In het geval van WPA voert u de WPA-sleutel in via het numerieke
toetsenblok. De sleutel mag 8 tot 63 tekens lang zijn.
5. Druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Aangepaste modus
1.
Voer de SSID in, de naam van het draadloze netwerk, als
SSID bewerken
op de bovenste regel van het display wordt weergegeven. SSID is hoofd-
lettergevoelig, dus let op tijdens het invoeren. Druk op OK.
2. Selecteer het type draadloze verbinding. Druk op de pijltoetsen om de
gewenste
Operation Mode
-methode te selecteren en druk op OK.
Ad-hoc
: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk om rechtstreeks
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos
netwerk identificeert. Toegangspunten en draadloze apparaten
die een verbinding trachten te maken met een specifiek draadloos
netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofd-
lettergevoelig.
WEP: WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk met behulp van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
WPA: WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden
wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevens-
codering.
Aan de slag_32
met elkaar te communiceren in een peer-to-peer-omgeving. Ga naar stap 4.
Infrastructure
: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk om via
een toegangspunt met elkaar te communiceren. Ga naar stap 5.
3. Druk op de pijltoetsen om de gewenste
Channel
-methode te selecteren
en druk op OK. Als u
Auto
selecteert, worden de kanalen automatisch
aangepast door de draadloze netwerkinterfacekaart op uw apparaat.
4. Druk op de pijltoetsen om de gewenste WLAN Beveilig.-methode
te selecteren en druk op OK.
None: dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de identiteit van een
draadloos apparaat en gegevenscodering niet vereist zijn voor uw netwerk.
Open systeem wordt gebruikt voor IEEE 802.11-verificatie.
Static WEP
:
wordt gebruikt door het WEP-algoritme (Wired Equivalent
Privacy) dat door de norm IEEE 802.11 wordt voorgesteld voor beveiligings-
doeleinden. De beveiligingsmodus Static WEP vereist een WEP-sleutel
voor gegevenscodering, decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk
op de pijltoetsen totdat de gewenste installatiemethode verschijnt in
Verificatie en druk op OK.
- Open systeem: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al
dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Voer de WEP-sleutel in via het numerieke toetsenblok nadat
u Open systeem hebt geselecteerd en druk vervolgens op OK.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met een juiste
WEP-code heeft toegang tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel in
via het numerieke toetsenblok nadat u Ged. sleutel hebt geselecteerd
en druk vervolgens op OK.
WPA-PSK
of
WPA2-PSK
: u kunt WPA-PSK selecteren om de afdrukserver
te verifiëren op basis van de WPA Pre-Shared Key. Hierbij wordt een
gedeelde geheime sleutel gebruikt (doorgaans Pre Shared Key genoemd)
die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van
de bijbehorende clients.
a. Druk op OK wanneer
WPA-PSK
of
WPA2-PSK
op de onderste regel
van het display verschijnt.
b. Druk op de pijltoetsen om
TKIP
of
AES
te selecteren in
Encryption
en druk op OK. Als u
WPA2-PSK
selecteert,
drukt u op de pijltoetsen
om
AES
of
TKIP
+
AES
te selecteren in
Encryption
. Druk op OK.
c. Voer de WPA-sleutel in via het numerieke toetsenblok en druk op OK.
5. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Ga nu naar De stuurprogrammasoftware installeren.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer voordat u begint met de configuratie van de parameters voor
het draadloze netwerk de status van de kabelverbinding.
Het draadloze netwerk van de printer configureren
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Bijvoorbeeld:
2. Wanneer het scherm van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op
Network Settings
.
3. Klik op
Wireless
en selecteer
Wizard
. Klik vervolgens op
Next
.
4. Selecteer de
Network Name (SSID)
in de lijst
.
SSID
: SSID (Service Set Identifier) is een naam waarmee een draadloos
netwerk wordt geïdentificeerd. Toegangspunten en draadloze apparaten
die een verbinding trachten te maken met een specifiek draadloos
netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode
:
Operation Mode
verwijst naar het type draadloze
verbinding.
-
Ad-hoc
: hiermee kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar
communiceren in een peer-to-peeromgeving.
-
Infrastructure
: hiermee kunnen draadloze apparaten met elkaar
communiceren via een toegangspunt.
Wizard
is een programma voor het configureren van het draadloze
netwerk. Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteer dan
Custom
.
Als de bewerkingsmodus van uw netwerk
Infrastructure
is, selecteer
dan de
SSID
van het toegangspunt. Als de bewerkingsmodus
Ad-hoc
is,
selecteer dan de
SSID
van het apparaat. Let op: “airportthru” is de
standaard-
SSID
van uw apparaat.
33 _Aan de slag
5. Klik op
Next
.
Als het venster met de instellingen voor de beveiliging van een draadloos
netwerk verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (de netwerk-
sleutel) in en klikt u op
Next
.
6. Het venster
Wizard Setup Confirmation
verschijnt. Controleer de
instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn,
klikt u op
Apply
.
7. Klik op
OK
.
Ga nu naar De stuurprogrammasoftware installeren.
De stuurprogrammasoftware installeren
U moet het printerstuurprogramma installeren voordat u kunt afdrukken.
De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere
gebruiksvriendelijke programma’s.
Als de methode voor toewijzing van het IP-adres DHCP is en het IP-adres
kan worden gewijzigd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, raden
we u aan het programma Bonjour te gebruiken. Ga naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het
programma Bonjour voor Windows voor het besturingssysteem van uw
computer en installeer het programma. Wanneer u werkt met Mac OS X,
is dit programma mogelijk al geïnstalleerd
op uw pc. Met dit programma kunt
u de netwerkparameters automatisch instellen.
Dit programma Bonjour
ondersteunt geen Linux.
Volg de onderstaande stappen als het IP-adres statisch wordt toegewezen.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
2. Klik op Volgende.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-
romstation. Klik vervolgens op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-
accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
3. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens
op Volgende.
4. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
5. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Gefeliciteerd, u hebt uw draadloze netwerkprinter van Samsung geïnstalleerd.
Druk een extra exemplaar van het configuratierapport af en bewaar dit voor
het geval u het in de toekomst nodig hebt. U kunt uw nieuwe draadloze Samsung-
printer nu in uw netwerk gebruiken.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaardkabel of crossoverkabel).
Uw apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten
communiceren. In het geval van de modus
Ad-hoc
kunt u tegelijkertijd
een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Als
Operation Mode
is ingesteld op
Infrastructure
, moet u de netwerk-
kabel loskoppelen om het draadloze netwerk te activeren nadat het
netwerk is ingesteld.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. De procedure
die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt tijdens de
installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem,
apparaatfuncties of de interface die wordt gebruikt.
Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 62.) Sluit alle toepassingen
op uw computer af voordat u met de installatie begint.
Het installatievenster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen
om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat
aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het
IP-adres voor het apparaat invoeren.
U kunt het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat controleren
door een pagina van het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 62.)
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, controleert
u de netwerkinstellingen. Probeer het printerstuurprogramma opnieuw
te installeren.
Aan de slag_34
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat
opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald
door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de
hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale
afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u nagaan op welke hoogte het
apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met behulp
van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel klikken in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Taal verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat
ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Bij de CLX-3170FN/CLX-3175FN/
CLX-3175FW worden de datum en tijd afgedrukt op al uw faxberichten.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook met behulp van pijl-links/rechts de cursor onder het cijfer plaatsen
dat u wilt aanpassen en een nieuw cijfer invoeren.
5. Druk op *, # of een willekeurige cijferknop om VM of NM te selecteren
voor de 12-uursnotatie.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op
* of # te drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg het volgende hoofdstuk
voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd cijfer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en
gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het
juiste cijfer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie
of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de standaardmodus
afwisselend instellen op faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste standaardmodus verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid. Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan
staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets wordt
ingedrukt.
Waarsch.geluid. Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie
op Aan staat,
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout optreedt of
na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker. Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de
luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met
deze optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luid-
spreker aan totdat het andere apparaat reageert.
Belsignaal. Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
1 Normal
2 High 1
3 High 2
4 High 3
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm
SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine Settings >
Setup (of op Machine Setup) > Altitude Adj. Selecteer de juiste
hoogte en klik op Apply.
0
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
35 _Aan de slag
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste geluidsoptie verschijnt
en druk vervolgens op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status of het gewenste volume
voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Luidsprekervolume voor On Hook Dial
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren naar
de gereedmodus.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw
bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen
in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets totdat de
gewenste letter op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Telkens wanneer u op 6 drukt, verschijnt een andere letter op het display:
M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enzovoort).
Raadpleeg onderstaand hoofdstuk voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien de volgende letter op dezelfde knop staat, verplaatst u de cursor
door op de linker-/rechterpijltoets te drukken en vervolgens op de knop
met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende
letter verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist,
drukt u op de linker-/rechterpijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen.
Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld
een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort.
In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen.
U kunt ook een pauze invoegen bij het instellen van snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het invoeren
van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met
een koppelteken ("–").
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder
energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en
aangeven hoelang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als het ingestelde papierformaat en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Aan: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat in
de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het bedienings-
paneel op Black Start of op Color Start drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn
is aangesloten.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 @ / . ‘ 1
2 A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8 T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0 + - , & 0
* *
# #
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_36
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de ADI
In de ADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen.
Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
In de ADI: Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Doe dit voorzichtig om te vookomen dat het scannerglas breekt.
Hierdoor kunt u gewond raken.
Zorg ervoor dat het deksel van de scanner niet op uw handen valt.
Dit kan pijn doen.
Kijk bij het scannen of kopiëren niet in het licht van de scanner. Dit
is schadelijk voor uw ogen en kan gevaarlijk zijn.
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een negatief effect hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u
met het deksel open.
37 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen
die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als
u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de
volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt
hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer zit, is
het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de
glasplaat schoon.
Let erop dat uw handen niet in de rol van de automatische
documentinvoer terechtkomen. Dit kan pijn doen.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen, toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft,
of
het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen,
kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties
vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
Gebruik voor dit apparaat zeker geen fotopapier voor inkjetprinters.
Deze zouden de printer kunnen beschadigen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_38
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
150 vel 75 g/m
2
bankpostpapier voor de lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
C5-enveloppe 162 x 229 mm
C6-enveloppe 114 x 162 mm
Dik papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
90 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Dun papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
60 tot 70 g/m
2
Etiketten
c
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
120 tot 150 g/m
2
bankpostpapier
Kaarten Briefkaart 101,6 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
Transparanten
d
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
138 tot 146 g/m
2
bankpostpapier
1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Glanzend papier
Letter
e
, A4
f
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
160 g/m
2
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 160 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
d. Aanbevolen afdrukmateriaal: Transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox, zoals 3R 91331(A4), 3R 2780(Letter).
e. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: alleen HP Brochure Paper (product: Q6611A).
f. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
39 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, Folio,
Executive, JIS B5, A5, A6
lade 1
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt alle
formaten
lade 1
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met
de volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 aanvaardbaar
2 onaanvaardbaar
Enveloppen
(Vervolg)
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende
0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur
van het apparaat. Zie de specificaties van uw
apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur
is. Zie "Specificaties van de printer" op pagina 90.
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik
in laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Zie de
specificaties van uw apparaat om na te gaan wat
de fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 89.
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of korter dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_40
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE
PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen.
Om het formaat in lade 1 te veranderen, moet u de papierlengtegeleider op
de juiste wijze aanpassen.
1. Haal lade 1 uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade 1.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er
handmatig uit.
3. Plaats papier in de lade.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier zonder
deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst
u de geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif lade 1 terug in het apparaat.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Zie de specificaties
van uw apparaat om na te gaan wat de
fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 89.
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren
of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het
papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier en de
afdrukkwaliteit verminderen.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan voor problemen zorgen
die reparatie vereisen. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie
of serviceovereenkomsten van Samsung.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat
het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
41 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
7. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 42.
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waarin u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Haal lade uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem tot tegen de rand
van de hendel.
Plaats meer papier als er onvoldoende papier in de lade ligt.
Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in de
lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier
met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht
is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om.
Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_42
AFDRUKKEN OP SPECIALE
AFDRUKMATERIALEN
In het apparaat kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden
geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de papierlade nog papier bevat. Zo voorkomt u
dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven en met de bovenrand eerst. Zorg ervoor dat het materiaal in het
midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt
u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voordat
u ze in de papierlade plaatst.
1. Plaats het papier in de lade. (Zie "Het formaat van het papier in de
papierlade wijzigen" op pagina 40.)
2. Start het afdrukmenu wanneer u vanuit een toepassing afdrukt.
3. Open de printereigenschappen voordat u gaat afdrukken.
4. Druk op het tabblad Papier in de printereigenschappen en selecteer het
juiste papiertype.
5. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op OK.
6. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
7. Druk op het apparaat op Black Start of Color Start om de toevoer te
starten, waarna het afdrukken begint.
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodus. Als u afdrukt
vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Papierformaat verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste papierformaat verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Type papier verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste papiersoort verschijnt en
druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht,
afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel
linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste korte
zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde het
eerst het apparaat ingaat.
Eerder bedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar beneden
en de niet-gekrulde rand in de richting van het apparaat.
Als u op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiket.
Als u meerdere pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel
wanneer de eerste pagina wordt afgedrukt en drukt u op Black
Start of Color Start. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet
worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens
het gebruik van het huidige programma.
43 _Kopiëren
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Time-out voor kopiëren instellen
KOPIËREN
1. Druk op Copy.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen met de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonersterkte en soort origineel.
(Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 43.)
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
5. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel
en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen
op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste contrastmodus verschijnt en
druk vervolgens op OK.
•Licht: Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Type origineel
De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Oorspr. type verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste afbeeldingsmodus verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: Gebruik deze optie voor tijdschriften.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en
tot 400% vergroten wanneer u originele documenten vanaf de glasplaat
van de scanner kopieert. Documenten die u kopieert vanaf de automatische
documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
kopieerformaten:
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste formaat verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aangepast verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste kopieerformaat verschijnt.
Als u de toets ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste waarde
bladeren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden
alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd
en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een
kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Kopiëren_44
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen
gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het
bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor het
kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Druk op Color Start of op
Black Start
.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven
door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
6. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel
afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Poster kopiëren
Op uw apparaat kunt u één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen
hersteld.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als u niet op Color Start of Black Start drukt, wordt enkel de
voorzijde gekopieerd.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
•Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr.
voor het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
1 2
1 2
3 4
45 _Kopiëren
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Meer op 1 vel verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1 ~ 2: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen voor
een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor kopiëren
met grijstinten.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Grijst. verb. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen
worden hersteld, wanneer u niet direct na het aanpassen van de instellingen
(via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Black Start of Color Start drukt om met het
kopiëren te beginnen of op Stop/Clear om het kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Verkl./vergr. als
de functie voor klonen is ingeschakeld.
Scannen_46
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens
worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de
aangesloten computer. Wanneer de installatie is voltooid, hebt u Samsung
Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken
via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing gestart
zodat u het scanproces kunt beheren. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Samsung SmarThru 4: Deze functie wordt standaard geleverd bij het
apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten
te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale verbinding als de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden
via een USB-kabel. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. (Zie "Gemachtigde gebruikers registreren" op pagina 47.)
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer
met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru 4, OCR kunnen bijvoorbeeld
aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in
Samsung Scanbeheer" op pagina 46.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via
het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen
wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar pc scan. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte.
U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk
niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met de
uitgebreide resolutie.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en Macintosh.
Raadpleeg de sectie Software als u Macintosh gebruikt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
47 _Scannen
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Lokale comp. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK. Als het apparaat is
verbonden met een netwerk, selecteert u Netwerkcomp. en drukt u op
OK.
6. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts totdat de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
7. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
8. Het scannen begint.
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt verzenden,
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru
Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in
voor verificatie.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Gemachtigde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en User Authentication.
3. Klik op Add.
4. Selecteer het indexnummer (van 1 tot en met 50) voor het opslaan
van het overeenkomstige item.
5. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
6. Klik op Apply.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount maken in SyncThru Web Service.
(Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 47.)
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
(Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 48.)
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar email sc. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Als Van op de bovenste regel van het display verschijnt, voert u het e-
mailadres van de afzender in en drukt u op OK.
6. Als Bestem. e-mail op de bovenste regel van het display verschijnt,
voert u het e-mailadres van de ontvanger in en drukt u op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek
aanmaken" op pagina 48.
7. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op pijl-links/rechts, selecteer Nee en druk vervolgens op OK om
door te gaan naar de volgende stap.
Controleer de poortverbinding als het bericht Niet beschikbaar
verschijnt.
Als u Netwerkcomp. hebt geselecteerd, selecteert u de
gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker. Druk
op OK.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van
Samsung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd
op naam van Samsung Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande
bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert
u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan instellen.
Scanindeling wordt alleen weergegeven als u de
Scanbestemming opMijn documenten hebt ingesteld.
Druk op Color Start of
Black Start
als u met de
standaardinstelling wilt scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 before SMTP
is, schakelt u het selectievakje naast SMTP Requires POP3
Before SMTP Authentication in.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Als u Auth Id, Password hebt geregistreerd en Enable Auth
User in User Authentication op SyncThru Web Service hebt
geselecteerd, worden Mijn aanmeld.-id en Wachtwoord
weergegeven. Voer de Auth Id en het Password op het apparaat
in. Ga naar stap 6.
Scannen_48
8. Als u wordt gevraagd of u de e-mail naar uw account wil sturen, drukt u op
pijl-links/rechts om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
9. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
10.Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
11.Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden, drukt u op pijl-links/rechts
om Ja of Nee te selecteren en vervolgens op OK.
12.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te
passen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen
beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypen te wijzigen, drukt u
op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren
door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Local Address Book en op Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam
en het gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster
en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en op Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden
van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres
hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de
laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 48.)
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book.
(Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 48.)
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van
de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en verz. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Naar zichzelf verz hebt ingeschakeld.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
49 _Scannen
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
adres verschijnen. U kunt het gehele geheugen alfabetisch
doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en verz. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te
drukken.
1. Druk op Address Book totdat Afdrukken verschijnt op de onderste
regel van het display.
2. Druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Eenvoudige afdruktaken_50
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows,
de Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per
toepassing verschillen.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie over afdrukken.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm Hardware en
geluiden Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
Hardware Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw
apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer contextmenu's
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document de menu-optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear
op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk
van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
51 _Faxen
faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax
uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina
die u faxt.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok
invoeren" op pagina 35 voor meer informatie over de manier waarop
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter kwalitatief slechte originelen
of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonersterkte
U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Tonersterkte verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken.
Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de
verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken.
De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de
verbindings- of internetkwaliteit.
De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert de resolutie Superfijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus
Superfijn niet beschikbaar. De resolutie-
instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is op de
resolutie Superfijn terwijl het ontvangende
faxapparaat de resolutie Superfijn niet
ondersteunt, wordt de fax verzonden met de
hoogste resolutie die door het ontvangende
faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak.
Zie "De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 57
om de standaardinstelling te wijzigen.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
"De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 57 om
de standaardinstelling te wijzigen.
Faxen_52
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 51.)
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 57 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Color Start of op Black Start.
6. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 51.)
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 57 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
6. Druk op Color Start of Black Start wanneer u een faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht
in het display. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 76 voor
een lijst van foutberichten en hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het
weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie "Transm.rapport" op pagina 56 voor
meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw
kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. (Zie "Verzending-opties" op pagina 56.)
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina
toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK
. Zodra u klaar
bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen
verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen
en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen
automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie
geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 51.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Meerdere verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op
OK
.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren
met de knop Address Book. Voor details zie "Adresboek aanmaken" op
pagina 57.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op pijl-links/
rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt u
vervolgens op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10.Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
53 _Faxen
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 51.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Uitgest. verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren
met de knop Address Book. Zie "Adresboek aanmaken" op pagina 57
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op
pijl-links/
rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt
u vervolgens op OK.
10.Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 35 voor meer
informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens moet invoeren.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Black Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12.Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert
u eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Pag. toevoegen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
druk vervolgens op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met voorrang verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen
twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar ontvanger A
eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee
kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 51.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Voor details
zie "Adresboek aanmaken" op pagina 57.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
EEN FAX ONTVANGEN
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op
OK
wanneer Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste ontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op On Hook Dial en
vervolgens op Color Start of Black Start te drukken. U kunt ook het
telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand
intoetsen. (Zie "Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel"
op pagina 54.)
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan
op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat
een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar
de modus Fax om de fax te ontvangen. (Zie "Automatisch ontvangen
in modus Ant/Fax" op pagina 54.)
In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Faxen_54
pagina 54 voor meer informatie.
6. Druk op
OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie "Opn. na bels." op pagina 56 voor informatie over het wijzigen van het
aantal belsignalen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op On Hook Dial en dan op Black Start of op Color Start
te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie "Startc. ontv."
op pagina 56 voor meer informatie over het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht
op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om
u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan
uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie
wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang
is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord
als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden
naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op
de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat DRPD-modus verschijnt en druk op
OK
.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-instelling
voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Fout DRPD-belsignaal. Druk op
OK
wanneer DRPD-modus verschijnt
en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende
faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden
de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt op
de onderste regel van de display.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Veilige ontv. verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op
OK
.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
OK
.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op
OK
.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een antwoordapparaat
aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 54 voor meer informatie.
Indien u uw apparaat in de modus Ant/Fax hebt gezet en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er werd geen antwoordapparaat
op de EXT-uitgang aangesloten, dan gaat uw apparaat automatisch
naar de Fax-modus over na een vooraf bepaald aantal belsignalen.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt,
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen na één
belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
is aangesloten op uw apparaat, moet
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
Als u uw faxnummer wijzigt of
als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend
om
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw
telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten
op de EXT-aansluiting.
55 _Faxen
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om
toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Afdrukken verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om
toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Uit verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in
het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op
OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op
OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Faxen_56
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem.
Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de
standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts om Verzending of Ontvangst te selecteren en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste menuoptie verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt of voer de
waarde in voor de geselecteerde optie en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verzending-opties
Ontvangst-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u
0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen.
Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er
een automatisch gekozen nummer wordt gekozen.
Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een
telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder andere informatie
over het al dan niet slagen van de verzending en
het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare
opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste
optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke faxberichten
zijn verstuurd via verzonden berichten in het
verzendrapport.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een
afbeeldingsbestand gemaakt dat wordt afgedrukt
op het verzendrapport, zodat de gebruikers kunnen
zien welke berichten zijn verstuurd.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen
verzendt zonder de gegevens in het geheugen op
te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het
apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact
op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet
zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies
van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het
kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren.
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen
van faxen selecteren. Zie "Ontvangstmodus
wijzigen" op pagina 53 voor meer informatie over
het ontvangen van faxen in elke modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af
op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in.
De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in de papierlade,
kan het apparaat het formaat van het origineel
verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van
het papier in het apparaat. Schakel deze functie in
als u een inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op Uit, kan
het apparaat het origineel niet zodanig verkleinen
dat het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen
fax op één of meer vellen papier af, minus de
gegevens die op het opgegeven genegeerde
gedeelte zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het papier in uw appraat en wanneer Aut.
verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de
fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het
papier past.
OPTIE BESCHRIJVING
57 _Faxen
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, waaronder resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat
volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de
desbetreffende knop en het menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste resolutie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tonerdichtheid verschijnt en
druk vervolgens op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan.
De volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek aan te maken:
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de
naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door
te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 35
voor meer informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om
een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen .
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 58.)
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt,
kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan
toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle
bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers
van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en met 199)
groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk
op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
6. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer de informatie over het snelkiesnummer correct
wordt weergegeven.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
9. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
10.Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag
Nog een nummer? en druk op OK.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers
die in het geheugen zijn opgeslagen onder
ongewenste faxnummers. Deze functie is handig
om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
Toevoegen: Hiermee kunt u maximaal
10 faxnummers opslaan.
Verwijderen: Hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer verwijderen. Als u
Alles verw. selecteert, kunt u alle
ongewenste faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te beantwoorden.
In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat
het herkent welke belpatronen moeten worden
beantwoord. Zie "Faxen ontvangen via de modus
DRPD" op pagina 54 voor meer informatie over
deze functie.
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
OPTIE BESCHRIJVING
Faxen_58
11.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book totdat Nieuw en bew. verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk
op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer de naam in die u wilt bewerken en druk op OK.
5. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
6. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
8. Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag
Nog een nummer? en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Address Book wanneer u tijdens het versturen van een fax
wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken.
U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters
in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en kiez. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch
doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book totdat Zoek. en kiez. verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In Adresboek kunt u vermeldingen één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book totdat Verwijderen verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste zoekmethode verschijnt
en druk op OK.
Selecteer
Alles zoeken
om een vermelding te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een vemelding te zoeken via de eerste
letters van de naam.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op
pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book totdat Afdrukken verschijnt op de onderste
regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke
instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en
groepskiesnummers.
59 _USB-geheugenapparaat gebruiken
USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten
die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties,
gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere
bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek/Telefoonlijst-vermeldingen en van
de systeeminstellingen van uw apparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
SCANNEN NAAR EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: U kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt
uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief
is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-geheugen.
Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is
veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
USB-geheugenapparaat gebruiken_60
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Z ie "Originelen plaatsen" op pagina 36 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start wanneer
Klaar om te sc. naar
USB verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 60.)
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een
andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats
een origineel en druk op Color Start of Black Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 60.)
Druk anders op pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer USB-functie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus. Als u bij deze
optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF
selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen.
Als u bij deze optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in
Scankleur.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De
standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 48.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document
wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen.
Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct
vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg het hoofdstuk
Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
Documenten afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u
op Direct USB.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of
mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of voer
het aantal in.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand
af te drukken.
U hebt de keuze uit de volgende twee modi:
OK of Color Start: Afdrukken in kleur.
Black Start: Afdrukken in zwart-wit.
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een
bestand wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en
herhaal de procedure vanaf stap 2.
U kunt ook op pijl-links/rechts drukken om Nee te selecteren en
vervolgens op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
61 _USB-geheugenapparaat gebruiken
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw Adresboek-vermeldingen en de
systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-
geheugenapparaat op te slaan.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt.
Adresboek: Maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: Maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek het USB-geheugenapparaat met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste gegevenstype verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Verwijderen verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
RECHTSTREEKS VANUIT EEN DIGITALE
CAMERA AFDRUKKEN
Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen
rechtstreeks van willekeurig welk PictBridge-compatibel apparaat, zoals
een digitale camera, cameratelefoon en camcorder afdrukken. U hoeft
dit niet op een computer aan te sluiten.
1. Zet het apparaat aan.
2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort
aan de voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken
van de met het apparaat meegeleverde USB-kabel.
3. Stuur een commando om afbeeldingen vanuit het
PictBridgecompatibele apparaat af te drukken.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook na te gaan
of u ze niet meer nodig hebt.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie
over het afdrukken van een foto vanaf een camera met de
PictBridge-functie.
Index afdrukken niet ondersteund.
Gegevens of bestandsnaam afdrukken niet ondersteund.
Onderhoud_62
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Onderhoud verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Kleur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Aangep. kleur verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts totdat het gewenste kleurenmenu op het
display verschijnt en druk op OK.
Hiermee kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. Standaard
optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: Hiermee kunt u
het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Standaard:
Deze instelling wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze
lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staan het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode
en het resultaat van de verzending voor een specifieke
faxtaak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. (Zie "Verzending-opties" op pagina 56.)
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt.
(Zie "Verzending-opties" op pagina 56.)
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en soort taak.
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst.
ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
de lijst te verwijderen. (Zie "Ontvangst-opties" op
pagina 56.)
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om
dit menu handmatig te bedienen.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
63 _Onderhoud
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het item dat u wilt wissen verschijnt.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stap 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
Gebruikers van de CLX-3170FN/CLX-3175FN/CLX-3175FW moeten
voor ze het geheugen wissen controleren of alle faxopdrachten zijn
voltooid, anders worden deze taken ook gewist.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden fax- en
e-mailberichten.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht
is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte,
met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt,
blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid.
Onderhoud_64
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
tot deze goed vastzit.
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan met
uw handen of met voorwerpen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw
gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
65 _Onderhoud
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
11.Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal
dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat schoon en droog deze af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Duw de ADI-folie voorzichtig met een hulpmiddel zoals een pincet.
6. Houd de ADI-folie vast bij de rand en veeg beide zijden van de ADI-folie
tot hij schoon en droog is.
7. Duw de ADI-folie zachtjes terug in het apparaat.
8. Sluit het deksel van de scanner.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Onderhoud_66
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt,
nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af.
Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer
wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard:
in de beschermende zak van de originele verpakking
horizontaal (niet rechtopstaand) met de juiste zijde naar boven
Bewaar verbruiksartikelen niet in:
- een temperatuur van meer dan 40 °C
- een vochtigheidsgraad van minder dan 20% of meer dan 80%
- een omgeving met extreme vochtigheids- of
temperatuurschommelingen
- direct zon- of kamerlicht
- een stoffige ruimte
- een auto gedurende een lange periode
- een omgeving waar corrosieve gassen aanwezig zijn
- een omgeving met zilte lucht
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van cassettes van een ander merk dan
Samsung en gebruik van bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal
afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat
van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt
het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren
worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt
de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het
apparaat die veroorzaakt is door het gebruik van een
bijgevulde of gereviseerde tonercassette of een tonercassette
van een ander merk dan Samsung.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
67 _Onderhoud
4. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht over de toner op het display geven aan
welke tonercassette moet worden vervangen.
Bij de CLX-3170FN/CLX-3175FN/CLX-3175FW worden inkomende
faxen in het geheugen opgeslagen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type
tonercassette voor uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld,
en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om
de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Onderhoud_68
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
het apparaat in.
DE BEELDEENHEID VERVANGEN
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-
programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
69 _Onderhoud
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de
beschermingselementen aan weerszijden van de beeldeenheid en
verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Sluit de voorklep goed.
11.Zet het apparaat aan.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien
nodig met een stuk papier om deze te beschermen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
kan de voorklep niet worden gesloten.
Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is.
Onderhoud_70
DE CASSETTE VOOR GEBRUIKTE TONER
VERVANGEN
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner is verstreken,
verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om
aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen.
Anders stopt uw apparaat met afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
4. Verwijder het deksel van de cassette zoals hieronder afgebeeld en sluit
daarmee de opening in de cassette voor gebruikte toner af.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
6. Schuif de nieuwe cassette op zijn plaats en duw deze er in totdat deze
goed vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende
servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat
hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur
verstreken is, valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen,
controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand.
Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak,
zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet
schuin.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
kan de voorklep niet worden gesloten.
ITEMS AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Transportrol Circa 100.000 pagina’s
Transporteenheid (ITB) Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Opneemrol Circa 50.000 pagina’s
Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service.
Vervang deze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
71 _Onderhoud
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste item verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie over de levering.
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat is gescand via de ADI.
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat is gescand op de
glasplaat.
Beeldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol:
Toont het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over de
levering wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk
via SyncThru™ Web Service van Samsung, een ingesloten webserver.
U kunt de SyncThru™ Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht wordt verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u om ondersteuning vraagt of wanneer u zich registreert als gebruiker
op de website van Samsung, wordt mogelijk om het serienummer van het
apparaat gevraagd.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te bepalen:
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
72 _Problemen oplossen
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen documenten verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VOORKOMEN
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 72 wanneer zich
een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 41. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 42.)
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukkant van het afdrukmateriaal naar
boven ligt in de handinvoer en de lade.
VASTGELOPEN DOCUMENTEN VERWIJDEREN
Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt [Documentstor.]
op het display.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
4. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de
verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische
documentinvoer.
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide
handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische
documentinvoer.
1 klep van de ADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun
of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
73 _Problemen oplossen
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts
te trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de automatische documentinvoer.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In lade 1
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Wanneer het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende
stap.
2. Haal lade 1 uit het apparaat.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Indien het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of indien u in dat
gebied geen papier ziet, controleer dan de papieruitgang. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op pagina 74.)
4. Schuif lade 1 in het apparaat totdat deze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In lade 1" op pagina 73,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 73.
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat Zie "In lade 1" op pagina 73,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 73.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat
en rond de
fixeereenheid
Zie "In lade 1" op pagina 73,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 73.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_74
2. Open de binnenklep.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
4. Sluit de binnenklep.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
In het papieruitvoergebied
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand voelt
wanneer u eraan trekt en ga door met de volgende stap.
3. Open de achterklep.
4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven.
Ga door met stap 8.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180
°
C.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
1 hendel van de
fixeereenheid
75 _Problemen oplossen
6. Open de scannereenheid.
7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
8. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
9. Duw de hendel van de fixeereenheid omlaag.
10.Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_76
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel staat, zet u het apparaat uit en weer
aan en probeert u nogmaals af te drukken. Neem contact op met
de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de serviceafdeling, is het nuttig als
u het bericht op het display kunt doorgeven.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Fout: ADC
niet bevestigd
Er is een problem
opgetreden in de ADC in
de printer.
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht wilt
annuleren, drukt u op de
knop OK om Ja te
accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct zijn
opgeslagen, drukt u op de
knop OK om Nee te
selecteren. Verzend de
resterende pagina’s later als
er opnieuw geheugen vrij is.
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te verzenden.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USB-
geheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is op
de USB-geheugenstick.
Fout
Deve Home-
sensor
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
[Documentstor.] Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de ADI.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "Vastgelopen
documenten verwijderen"
op pagina 72.)
Klep open De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Voer nogmaals in U hebt een optie gekozen
die niet beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Groep niet
beschikbaar
U hebt geprobeerd om
een groepslocatienummer
te selecteren terwijl u
slechts één
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of kies
handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Beeldeenheid
installeren
De beeldeenheid is niet
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid.
Plaats tonercas.
T
Er is geen tonercassette
geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Ongeldige toner
T
De tonercassette die
u hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele
Samsung-tonercassette
die voor uw apparaat is
ontwikkeld.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen faxgegevens
worden verwijderd.
Controleer de instellingen
voor ongewenste
faxnummers.
(Zie "Ontvangst-opties"
op pagina 56.)
IP-conflict Het door u ingestelde
IP-adres wordt reeds
door iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres en
stel het zonodig opnieuw
in. (Zie "Het netwerk
installeren" op pagina 24.)
Lijn bezet Het ontvangende
faxapparaat antwoordde
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
(Zie "Verzending-opties"
op pagina 56.)
Te koud
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
LSU-motorfout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
77 _Problemen oplossen
LSU Hsync-fout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteunde formaat.
Splits uw e-mailbericht op
of verlaag de resolutie.
Hoofdmotor
geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze weer.
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige
faxopdrachten en verzend
ze opnieuw zodra er meer
geheugen beschikbaar is.
U kunt de verzending ook
in verschillende delen
opsplitsen.
Netwerkfout Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw.
Ga na of het andere
faxapparaat aanstaat.
Toner niet Sams.
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Samsung.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of Doorgaan
selecteren met de
pijltoetsen.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. Zie pagina 67.
Niet toegewezen Aan de door u gebruikte
snelknop of het door u
gekozen snelkiesnummer
is geen nummer
toegewezen.
Voer het nummer
handmatig in met behulp
van de cijfertoetsen of sla
het nummer of adres op.
Een pagina is
te groot
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
Geen
opwarmingr
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Bewerking
niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het display
of er geplande taken zijn.
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier.
Oververhitting
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
van de lade.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In lade 1" op
pagina 73.)
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 73.)
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
rond de fixeereenheid of
de tonercassette.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op
pagina 74.)
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde tonercassette is
geplaatst, omdat de
kenmerken van een
dergelijke cassette
aanzienlijk kunnen
verschillen van die van
een originele cassette.
Wij raden het gebruik van
een originele Samsung-
kleurentonercassette aan.
Vervang toner
T
Dit bericht verschijnt
tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 67.)
[xxx]
vervangen
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem contact
op met de serviceafdeling.
[xxx] weldra
vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
verstreken zijn.
Zie "Verbruiksartikelen
controleren" op pagina 70
en neem contact op met
de serviceafdeling.
Cas. gebr. toner
verv./plaatsen
De levensduur van de
cassette voor gebruikte
toner is verstreken en de
printer stopt met
afdrukken totdat u de
cassette hebt vervangen.
Vervang de cassette voor
gebruikte toner door een
nieuwe. (Zie "De cassette
voor gebruikte toner
vervangen" op pagina 70.)
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
gedurende de ingestelde
wachttijd voordat het een
nummer dat bezet was,
opnieuw kiest.
Druk op OK om het nummer
onmiddellijk opnieuw te
kiezen of druk op Stop/
Clear om de nieuwe
kiespoging te annuleren.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen_78
Scaneenheid
open
De scanner is niet goed
gesloten.
Sluit de scanner totdat
deze vastklikt.
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd.
Deblokkeer de scanner en
druk op Stop/Clear.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de verificatie-
instellingen.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkinterfacekaart op
de juiste manier.
[Op Stop gedr.] Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Probeer het opnieuw.
Toner op
T
De tonercassette is
leeg. Het apparaat drukt
niet meer af.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan of Alleen
zwart te schakelen.
W Stop X
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt het
bericht Alleen
zwart niet
weergegeven.
U kunt een optie kiezen uit
Stop, Doorgaan of
Alleen zwart met de
linker- of rechterpijltoets.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u Alleen zwart kiest,
worden de gegevens in
zwart afgedrukt. In dit geval
wordt de monoafdrukfunctie
ingesteld in de
printereigenschappen.
Bij het kopiëren wordt in
dit geval Black Start
alleen ingeschakeld.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat alsof
Stop is geselecteerd.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 67.)
Geen toner meer
T
De houdbaarheidsdatum
van de tonercassette die
met de pijl wordt
aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de tonercassette
volledig leeg is en de printer
stopt met afdrukken.
Vervang de desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 67.)
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Toner bijna op
T
De corresponderende
tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze goed
heen en weer. Zo kunt u
tijdelijk opnieuw afdrukken.
Fout
transportriem
Er is een probleem met
de transportriem in het
apparaat.
Trek de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact
en steek hem er weer in.
Neem contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Lade
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Lade
Verkeerd papier
Het in de
printereigenschappen
opgegeven papierformaat
stemt niet overeen met
het door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier in
de lade.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
79 _Problemen oplossen
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Afdrukproblemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Papier loopt vast
tijdens afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Tips om
papierstoringen te voorkomen" op pagina 72.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade kan maximaal 150 vellen papier bevatten,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 42.)
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
(Zie "Tips om papierstoringen te voorkomen"
op pagina 72.)
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade geplaatst.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de handinvoer als
u afdrukt op speciaal materiaal
.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 37.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer
Samsung CLX-3170 Series
als de standaardprinter
in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 73.)
De papierlade is leeg. Plaats papier.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er
een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na
te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramm
a niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware.
(Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Problemen oplossen_80
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in de
printereigenschappe
n de verkeerde
papierbron
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg
de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en sluit
deze opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit kabel en apparaat, indien
mogelijk, aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramm
a is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet het
apparaat uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Er worden blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. (Zie "Toner
herverdelen" op pagina 66.)
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-
bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie
Afdrukken als afbeelding in
bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van
de foto. Als u de foto vergroot
in het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Voor het
afdrukken komen
er dampen uit het
apparaat langs
de uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan damp
veroorzaken tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
81 _Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 67.) Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. (Zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 63.)
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost,
neemt u contact op met de serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnen in het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 67.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-
gedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 67.)
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 63.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 67.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_82
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u een paar
keer een reinigingsvel afdrukken om de
tonercassette te reinigen. Als de problemen zich
hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe
tonercassette. (Zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 67.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van
het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zich waarschijnlijk na enkele
pagina’s vanzelf oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet
te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt bedekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
Misvormde tekens
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan
het papier te glad zijn. Probeer een ander soort
papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los
of te strak zijn afgesteld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Aa
BbC
c
AaBbC
c
AaBbCc
AaBbCc
A
aBbCc
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 37.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig
de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 63.)
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet
deze worden vervangen. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 63.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 67.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
83 _Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 37.)
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 67.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of hoger.
Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of
lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma op
het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen
of Printer. (Zie "Hoogte-instelling" op pagina 34.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
•Gebruik Tonersterkte om de achtergrond
van uw kopieën lichter of donkerder te
maken, als de fout zich op het origineel
bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. (Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 65.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en
met de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met
de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
75 g/m
2
.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of
andere documenten die meer toner
gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_84
Problemen met scannen Fax installeren
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel met
de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
plaatst en met de bedrukte zijde naar boven in
de automatische documentinvoer.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na of
de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang
de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in
de SmarThru- configuratie of de toepassing die u
wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de
scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Het apparaat doet
erg lang over een
scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren
en te reproduceren. Stel de printerpoort van
uw computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Apparaat kan niet
in de gewenste
H/W-modus staan."
•"Poort wordt
gebruikt door een
ander
programma."
•"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het nog een keer.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet
niets, het display blijft
leeg en de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in
orde is door er een ander telefoontoestel op
aan te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd
gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
af, zie pagina 58.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na
of het origineel de juiste afmetingen heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de automatische
documentinvoer goed is gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt
weergegeven op het display. Los in dat
geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt
geen faxberichten.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de
automatische documentinvoer of op de
glasplaat bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg.
Raadpleeg pagina 67 voor informatie over
het vervangen van tonercassettes.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat
het faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig. (Zie "De scannereenheid
reinigen" op pagina 65.)
85 _Problemen oplossen
Veelvoorkomende Windows-problemen
Algemene Linux-problemen
Het apparaat kiest het
nummer maar kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
andere faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere faxapparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert
u faxen uit het geheugen die u niet langer
nodig hebt en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de
pagina, met een korte
strook tekst bovenaan.
Mogelijk hebt u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 37 voor informatie over papierinstellingen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te
drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in de gereedmodus of nadat de
afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting
en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk
de omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op Start als de status de
tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn
wanneer zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld
de opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de poort wordt gebruikt door
een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het apparaat.
In de andere toepassing waarmee u of een
andere gebruiker probeert af te drukken of te
scannen, verschijnt de melding "device
busy". Open de Ports configuration en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster geselecteerde
poort kunt u bekijken of de poort is bezet
door een andere toepassing. Als dit het geval
is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid of drukt u op de knop Release port
als u zeker weet dat er een storing is
opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de
poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in
de opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Problemen oplossen_86
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar
GNU Ghostscript versie 7.06 of een latere
versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte
kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript
(tot GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer
de basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem te upgraden naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een latere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet
bij gebruik van een kleurenprinter met
versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is
gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript
Bug 688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het
venster "Xsane: Device dialog." kunt openen
via het menu "Acquire". Als dit niet zo is,
moet u de Xsane-plug-in voor Gimp
installeren op de computer. U vindt de
Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distributie of op de homepage van
Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux-
distributie of van de Gimp Front-end-
toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt bij het
afdrukken van een
document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en
is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open het venster Unified
Driver Configurator, ga naar Scanners
configuration en klik op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet
is. Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface
(poort) delen, is het mogelijk dat verschillende
toepassingen toegang proberen te krijgen tot
dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen,
kan slechts één toepassing een taak
uitvoeren op het apparaat. In de andere
toepassing waarmee u of een andere
gebruiker probeert af te drukken of te
scannen, verschijnt de melding "device busy".
Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een
scanprocedure. Er wordt dan een
berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-
poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster geselecteerde poort kunt u
bekijken of de poort is bezet door een andere
toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid
of op de knop Release port drukken, als u
zeker weet dat er een fout is opgetreden bij
de actuele "eigenaar" van de poort.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
87 _Problemen oplossen
Veelvoorkomende Macintosh-problemen
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst in
het
apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het
begin van een scanprocedure. Er wordt dan
een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Het poortsymbool
/dev/mfp0 komt overeen met de bestemming
LP:0 die wordt weergegeven in de
scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op
LP:1 enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster geselecteerde poort kunt u
bekijken of de poort is bezet door een andere
toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid
of op de knop Release port drukken, als u
zeker weet dat er een fout is opgetreden bij
de actuele "eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten
zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door
het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie Afdrukken als
afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3 of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat
Mac OS het desbetreffende lettertype niet
kan maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen bestellen_88
verbruiksartikelen bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen Aanschafmogelijkheden
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren
wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-dealer of
de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies
en selecteer uw land/regio voor informatie
over het aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact
op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel
leverbaar is in uw land.
TYPE
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
a
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19798.
ONDERDEELNUMMER
Standaardrendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken
afdrukken van een
zwarte tonercassette:
1.500
standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld continu
aantal afdrukken
kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
CLT-K409S (zwart)
CLT-C409S (cyaan)
CLT-M409S (magenta)
CLT-Y409S (geel)
Regio A
b
CLT-K4092S (zwart)
CLT-C4092S (cyaan)
CLT-M4092S (magenta)
CLT-Y4092S (geel)
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus,
Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland,
Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland, Noorwegen,
Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje,
Zweden, Zwitserland, VK
Beeldeenheid Circa 24.000
afbeeldingen
CLT-R409
Opvangbak voor
gebruikte toner
Circa 2.500
afbeeldingen
c
(vierkleurendruk 5%
beeld)
c. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt
de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-W409
Wanneer u een nieuwe tonercassette of verbruiksartikelen aanschaft,
dient u dit in hetzelfde land te doen als waar u het apparaat hebt
aangeschaft. Anders zijn de tonercassette of verbruiksartikelen niet
compatibel met het apparaat, omdat de configuratie van de
tonercassette en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
89 _Specificaties
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit ADI
Tot 15 vellen van 75 g/m
2
Afmetingen van
documenten in
de automatische
documentinvoer
Breedte: 127 tot 216 mm
•Lengte: 148 tot 356 mm
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 150 vel normaal papier, 75 g/m
2
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 80 vel van 75 g/m
2
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en het soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik
Gemiddelde bedrijfsmodus: Minder dan 350 Watt
Gereedmodus: Minder dan 80 W
Energiebesparende modus: Minder dan 15 Watt
Geluidsniveau
a
Gereedmodus: Achtergrondgeluid
Afdrukmodus: Minder dan 48 dBA
Kopieermodus: Minder dan 52 dBA
Opwarmtijd Minder dan 35 seconden
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassette
b
Zwart Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 1.500
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 1.000 pagina’s.)
c
Kleur
(Geel/magenta/
cyaan)
Gemiddeld continu aantal
afdrukken kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 700 pagina’s.)
c
Rendement
beeldeenheid
d
Circa 24.000 afbeeldingen
Opvangbak voor
gebruikte toner
d
Circa 10.000 afbeeldingen
Geheugen 128 MB (niet uitbreidbaar)
Externe afmetingen
(B x D x H)
415 x 373 x 342 mm
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
15,4 kg
Verpakkingsgewicht Papier: 2,0 kg
Plastic: 0,4 kg
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal
e het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
d. Kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaal en formaat van het afdrukmateriaal.
ITEM BESCHRIJVING
Specificaties_90
SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de
snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode,
het type en formaat van de afdrukmaterialen en de complexiteit van de taak.
Zwart-wit: Tot 16 ppm (A4), 17 ppm (Letter)
Kleur: Tot 4 ppm (A4), 4 ppm (Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-
wit
Vanuit gereedmodus: Minder dan
14 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
45 seconden
Kleur
Vanuit gereedmodus: Minder dan
26 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
57 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi
Printertaal SPL-C
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b. Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente softwareversie
te downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008/7/Server
2008 R2
Linux: Red Hat 8.0 ~ 9.0,
Mandrake 9.2 ~ 10.1, SuSE 8.2 ~ 9.2,
Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.6, Universal
Mac
Interface Snelle USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (ingesloten type)
Draadloos LAN 802.11b/g
(enkel CLX-3175FW)
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CIS
Resolutie
a
a.De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-
norm
1.200 x 1.200 dpi (Tot 4.800 x
4.800 dpi)
WIA-
norm
Tot 1.200 x 1.200 dpi
Scannen
naar
USB
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar e-
mail
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar PC
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsindeling
netwerkscan
PDF, BMP, TIFF, JPEG
b
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Max. 289 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
ITEM BESCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
Zwart-wit: Tot 16 kopieën per minuut in A4-formaat
(17 kpm in Letter-formaat)
Regio A
b
: Tot 12 kopieën per minuut in A4-formaat
Kleur: Tot 4 kopieën per minuut in A4-formaat
(4 kpm in Letter-formaat)
b.Regio A: België, Duitsland, Oostenrijk, Spanje
Kopieerresolutie
Glasplaat
van de
scanner
Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, tijdschrift)
Tot 1200 x 1200 (foto)
ADI Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, foto,
tijdschrift)
Zoombereik Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
ADI: 25% tot 100%
91 _Specificaties
SPECIFICATIES VAN DE FAX
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per pagina
a
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C" via
ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Maximale
documentlengte
356 mm
Resolutie Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn
b
: 300 x 300 dpi
b.De verzendresolutie in Superfijn verschilt afhankelijk van het type
apparaat van de ontvanger.
Geheugen 2MB
Halftoon 256 niveaus
AutoKiezer Snelkiesnummers (max. 240)
Verklarende woordenlijst_92
verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
93 _Verklarende woordenlijst
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
Verklarende woordenlijst_94
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
95 _Verklarende woordenlijst
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
Index_96
index
A
aanpassing
hoogte 36
achtergrond wissen, speciale kopie 47
achtergrondafbeelding, aanpassen 47
ADI 19
ADI, plaatsen 38
adresboek
groepskiesnummers 59
snelkiesnummers 59
adresboek, gebruiken 50
afdrukken
rapporten 64
USB-geheugen 62
alarmgeluid 37
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 56
apparaat-id, instellen 53
B
bedieningspaneel 20
belsignaal 37
D
datum en tijd, instellen 36
displaytaal, wijzigen 36
DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
56
E
energiesparende modus 37
F
fax met voorrang 55
fax ontvangen
in antwoord-/faxmodus 56
in DRPD-modus 56
in faxmodus 56
in telefoonmodus 56
in veilige ontvangstmodus 56
fax verzenden
automatisch 54
faxen
fax instellen 58
faxen doorsturen 57
faxen met voorrang 55
faxen ontvangen 55
faxen verzenden 54
groepsverzenden 54
standaardinstellingen, wijzigen 59
uitgestelde faxen 55
faxen doorsturen 57
faxhoofd, instellen 53
faxmodus, ontvangstmodus 56
faxnummer, instellen 53
G
geheugen, wissen 65
geluiden, instellen 36
glasplaat
reinigen 67
glasplaat scanner
documenten plaatsen 38
groepskiesnummers, instellen 59
groepsverzenden 54
I
ID Copy 20
id-kaart, speciale kopie 46
K
klokmodus 36
kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 46
achtergrond wissen 47
kloon 47
kopie van id-kaart 46
poster 46
soort origineel 45
standaardinstelling, wijzigen 46
time-out, instellen 47
tonerdichtheid 45
L
lade
breedte en lengte aanpassen 42
LED
Status 21
luidsprekergeluid 37
luidsprekervolume 37
O
onderdelen vervangen
tonercassette 69
onderhoud
onderdelen 72
tonercassette 68
ontvangstmodi 55
opnieuw kiezen
automatisch 54
handmatig 54
originelen
papierstoring, verhelpen 74
plaatsen 38
originelen plaatsen
ADI 38
glasplaat scanner 38
P
papier
formaat wijzigen 42
storing verhelpen 75
papiersoort
instellen 44
papierstoring
tips om storingen te voorkomen 74
papierstoring, verhelpen
document 74
97_Index
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 83
faxen 86
kopiëren 85
Linux 87
Netwerkscan 86
papierinvoer 81
scannen 86
Windows 87
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
83
problemen onder Linux 87
problemen onder Windows 87
R
rapporten, afdrukken 64
reinigen
binnenzijde 65
buitenzijde 65
scanner 67
S
scannen
naar e-mail 49
standaardinstelling, wijzigen 50
USB-flashgeheugen 61
snelkiesnummers, instellen 59
speciale kopieerfuncties 46
standaardmodus, wijzigen 36
T
tekens, invoeren 37
telefoonmodus, ontvangstmodus 56
toetstoon 37
U
uitgestelde fax 55
USB-flashgeheugen
afdrukken 62
beheren 63
gegevensback-up 63
scannen 61
V
vastgelopen papier, verwijderen
lade175
veilige ontvangstmodus 56
verbruiksartikelen
levensduur controleren 72
verwachte levensduur van
tonercassette 68
volume, aanpassen
belsignaal 37
luidspreker 37
W
werken met
SetIP 26
Contact SAMSUNG worldwide_98
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin
HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin
NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
Contact SAMSUNG worldwide_99
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com/se
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot
17 ppm van Letter-formaat. In de Kleurenmodus drukt uw
apparaat papier in A4-formaat of Letter-formaat tot 4 ppm af.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen ondersteunt gewoon papier in
diverse formaten: briefhoofden, enveloppen, etiketten,
aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar
papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk").
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt
op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen
tot een poster. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. (Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Raadpleeg
het hoofdstuk Software.)
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus-
of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding
kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
SPECIALE FUNCTIES
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen
voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : inclusief. Leeg: niet beschikbaar)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES CLX-3175 CLX-3175N
USB 2.0
USB-geheugeninterface
PictBridge
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat. Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van
het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor
meer informatie.)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie.)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de
oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een hoofdstuk Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Samsung-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Samsung, www.samsungprinter.com
.
5
Veiligheidsinformatie_6
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10.Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
7_Veiligheidsinformatie
VERKLARING INZAKE LASERVEILIGHEID
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk
J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
13.In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben,
en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17.Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19.Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_8
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT
(ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijderering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale
overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke
gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te
controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
CORRECTE BEHANDELING VAN EEN GEBRUIKTE ACCU UIT DIT PRODUCT
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu’s en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in
uw omgeving.
9_Veiligheidsinformatie
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-voorschriften.
Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert,
gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt,
schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke installatie geen
interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing
als dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het
systeemlabel een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de
RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van
de antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_10
FAX-IDENTIFICATIE
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd;
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
AANSLUITFACTOR (REN, RINGER EQUIVALENCE NUMBER)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde
lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf bellen en
beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de aansluitfactoren
van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf in staat is om
de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/of centrale).
Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan
toebrengen aan het telefoonnet.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt,
moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in de praktijk niet
mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
11_Veiligheidsinformatie
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de
relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
Veiligheidsinformatie_12
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
13_Veiligheidsinformatie
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de 'radiogoedkeuringsmerken' (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat
het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan
zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of
verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een
draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te
informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de 'Systeemreparatieset' van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling 'Technische ondersteuning' van de fabrikant.
Veiligheidsinformatie_14
15_Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
6 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
18
18 Apparaatoverzicht
18 Voorkant
18 Achterkant
19 Overzicht van het bedieningspaneel
20 Informatie over de Status-LED
20 De status van de tonercassette bevestigen
21 Menu-overzicht
22 Meegeleverde software
22 Functies van de printerstuurprogramma’s
22 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
23
23 De hardware installeren
24 Systeemvereisten
24 Windows
24 Macintosh
24 Linux
25 Het netwerk installeren
(enkel CLX-3175N)
25 Ondersteunde netwerkomgevingen
25 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
25 Werken met het SetIP-programma
26 De software installeren
27 Basisinstellingen van het apparaat
27 Hoogte-instelling
27 De taal op het display wijzigen
27 Geluiden instellen
27 Gebruik van de energiebesparende modi
27 Automatisch doorgaan
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
28
28 Originelen plaatsen
28 Op de glasplaat van de scanner
29 Afdrukmateriaal selecteren
30 Specificaties van afdrukmateriaal
31 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
31 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
32 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
34 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
34 Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
34 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
35
35 Kopiëren
35 De instellingen per kopie wijzigen
35 Tonersterkte
35 Type origineel
35 Verkleinde of vergrote kopie
36 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
36 ID-kaart kopiëren
36 Speciale kopieerfuncties gebruiken
36 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
36 Poster kopiëren
37 Klonen
inhoud
Inhoud_16
inhoud
37 Achtergrond afbeeldingen wissen
37 Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
38
38 Basisinformatie over scannen
38 Scannen via het bedieningspaneel
38 Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer
38 Scannen naar toepassingen
39 De instellingen voor scanopdracht wijzigen
39 De standaardscaninstellingen wijzigen
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
40
40 Een document afdrukken
40 Een afdruktaak annuleren
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
41
41 Over USB-geheugen
41 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
41 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
42 Scannen
42 Aangepast scannen naar USB
42 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
42 Documenten afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
42 Een back-up maken van uw gegevens
42 Een back-up maken van uw gegevens
43 Gegevens terugzetten
43 USB-geheugen beheren
43 Een afbeeldingsbestand verwijderen
43 USB-geheugenapparaat formatteren
43 De USB-geheugenstatus weergeven
43 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
ONDERHOUD
44
44 Rapporten afdrukken
44 Een rapport afdrukken
44 Het kleurcontrast aanpassen
44 Geheugen wissen
45 Uw apparaat reinigen
45 De buitenkant reinigen
45 De binnenkant reinigen
46 De scannereenheid reinigen
47 De cassette onderhouden
47 Tonercassette bewaren
47 Instructies voor het hanteren van cassettes
47 Gebruik van cassettes van een ander merk dan Samsung en gebruik van
bijgevulde tonercassettes
47 Geschatte gebruiksduur van tonercassette
47 Toner herverdelen
48 De tonercassette vervangen
49 De beeldeenheid vervangen
51 De cassette voor gebruikte toner vervangen
51 Te onderhouden onderdelen
51 Verbruiksartikelen controleren
52 Het apparaat beheren via de website
17_Inhoud
inhoud
52 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
52 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
53
53 Tips om papierstoringen te voorkomen
53 Vastgelopen papier verwijderen
53 In lade 1
54 Rond de fixeereenheid
54 In het papieruitvoergebied
56 Informatie over berichten op het display
58 Andere problemen oplossen
58 Papierinvoer
59 Afdrukproblemen
60 Problemen met de afdrukkwaliteit
62 Problemen met kopiëren
63 Problemen met scannen
64 Veelvoorkomende Windows-problemen
64 Algemene Linux-problemen
66 Veelvoorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN BESTELLEN
67
67 Verbruiksartikelen
67 Aanschafmogelijkheden
SPECIFICATIES
68
68 Algemene specificaties
69 Specificaties van de printer
69 Specificaties van de scanner
69 Specificaties van het kopieerapparaat
VERKLARENDE WOORDENLIJST
70
INDEX
74
Inleiding_18
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
APPARAATOVERZICHT
Voorkant Achterkant
1
Scannerdeksel
7
USB-geheugenpoort
2
Bedieningspaneel
8
Tonercassette
3
Steun voor papieruitvoer
9
Beeldeenheid
4
Voorklep
10
Opvangbak voor gebruikte
toner
5
Handgreep op de voorklep
11
Glasplaat
6
Lade 1
12
Scanner
1
Netwerkpoort
a
a. Enkel CLX-3175N
4
Aansluiting netsnoer
2
USB-poort
5
Achterklep
3
Greep
6
Stroomschakelaar
19 _Inleiding
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
1
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
2
Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het
display. Zie Status-LED met berichten over
de tonercassettes. (Zie "De status van de
tonercassette bevestigen" op pagina 20.)
3
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. (Zie "Informatie over de
Status-LED" op pagina 20.)
4
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s.
5
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
6
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
7
Pijl-links/rechts
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden. Gebruik bij het invoeren van tekens
de rechtertoets om lege ruimte toe te voegen.
8
ID Copy
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. (Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 36.)
9
Scan to
Hiermee kunt u een lijst met computerprogramma’s
weergeven waarnaar een afbeelding kan worden
gescand. Maak deze scanlijst met de Samsung-
software (Hulpprogramma Printerinstellingen) die
bij dit apparaat wordt geleverd. Raadpleeg het
hoofdstuk Software voor meer informatie.
10
Direct USB
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde
van het apparaat is aangesloten. (Zie "Over
USB-geheugen" op pagina 41.)
11
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
12
Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
13
Color Start Start een taak in de kleurmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet
geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de
opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding_20
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en
het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen,
licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display weergegeven.
Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking
heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van geel in de tonercassette
door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display
om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 56 voor meer
informatie over foutberichten.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
U kunt de draadloze functie niet gebruiken.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam
knippert, ontvangt het apparaat gegevens
van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert,
is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 56 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette. Zie "Verbruiksartikelen
bestellen" op pagina 67. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
toner opnieuw te verdelen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 48.)
Aan Er heeft zich een probleem voorgedaan
waardoor het apparaat de taak niet kan
voltooien (bijvoorbeeld een papierstoring,
een geopende klep of geen papier in de lade).
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 56 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is leeg, bijna leeg of moet
worden vervangen. (Zie "Informatie over
berichten op het display" op pagina 56.)
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 56 voor meer
informatie.
21 _Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing
op uw apparaat.
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Achtergrondkl.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard
Systeeminst.
Apparaatinst.
Taal
Energ.spaarst.
Time-out
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Netwerkinform.
Onderhoud
Toner Op wis.
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Instel. wissen
Alle instel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Netwerkinstel.
TCP/IP
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
Inleiding_22
MEEGELEVERDE SOFTWARE
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd
en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of Macintosh
werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u onder Linux
werkt, moet u de software downloaden van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
FUNCTIES VAN DE
PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies
die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Printerstuurprogramma
OS
INHOUD
Windows
Printerstuurprogramma
: Gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma
: Voor het scannen van
documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s
(Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel
: Dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru 4
a
: Dit is de meegeleverde, op Windows
gebaseerde software voor uw multifunctionele
apparaat.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per
e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit
SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het
meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Linux
Printerstuurprogramma
:
Stuurprogramma voor
bediening van het apparaat en het afdrukken van
documenten via een computer met een Linux-
besturingssysteem.
SANE: Stuurprogramma voor het scannen van
documenten.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Macintosh
Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw printer ten
volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van documenten
op uw apparaat.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een
fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per
vel (N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4 – 10.6.
Afdrukken op schaal OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
23 _Aan de slag
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren (enkel CLX-3175N)
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In dit hoofdstuk worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor
het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door
en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie
rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en
papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek.
Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg
de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie "Hoogte-instelling"
op pagina 27 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt. Anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats papier.
5. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
6. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat waardoor
er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan
verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
Aan de slag_24
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Macintosh
Linux
BESTU-
RINGSSYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows Server
2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows Server
2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-
bit of 64-bit processor
of hoger
1GB
(2 GB)
16 GB
Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB
geheugen (om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Windows Server
2008 R2
Pentium IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz (x64)
processor (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-
besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten
hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
BESTU-
RINGSSY-
STEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMT
E
Mac OS X
10.3 ~ 10.4
Intel-
processor
Power PC
G4/G5
128 MB voor een MAC
op basis van PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een MAC
op basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 Intel-
processor
867 MHz of
sneller
PowerPC
G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6 Intel-
processor
1 GB (2 GB) 1 GB
ONDERDEEL VEREISTEN (AANBEVOLEN)
Besturingssysteem RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1 10.2 (32/64bit)
SuSe Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
PROCESSOR Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1.024 MB)
Vrije HDD-ruimte 1GB (2 GB)
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale
optische resolutie.
25 _Aan de slag
HET NETWERK INSTALLEREN
(ENKEL CLX-3175N)
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om dit te kunnen
gebruiken in het netwerk. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het
bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor de onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu en vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Netwerk verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat TCP/IP verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Statisch verschijnt en druk op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat IP-adres verschijnt en druk op OK.
Voer met de pijl-links/rechts een byte tussen 0 en 255 in en druk op OK.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
8. Herhaal stap 7 om de overige TCP/IP-parameters te configureren:
subnetmasker en gateway-adres.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten
in te stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van
de netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die
aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Toepassing > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Klik op OK.
Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Dit bevat het
MAC-adres van uw apparaat. zie "Een rapport afdrukken" op pagina 44
2. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
3. Klik op in het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista/2008/
7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
MAC OS 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen TCP/IP
Standard TCP/IP
•LPR
IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP
Als u niet met statische IP-adressen werkt en een DHCP-netwerkprotocol
wilt instellen, gaat u naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert u
het programma Bonjour voor de versie van uw besturingssysteem en
installeert u het programma. Met dit programma kunt u de
netwerkparameters automatisch instellen. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma ondersteunt Linux niet.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service
: Een via internet functionerend
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders.
SyncThru™ Web
Admin Service
biedt u een efficiënte manier om
netwerkapparaten te beheren en geeft u de mogelijkheid om
op afstand netwerkapparaten te controleren en problemen op
te lossen vanaf iedere plek waar men toegang heeft tot het
bedrijfsnetwerk via het internet. U kunt dit programma
downloaden van http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service
: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. (Zie "Werken met het SetIP-
programma" op pagina 25.)
U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw
apparaat is aangesloten op een netwerk.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Zie de
sectie Software als u het besturingssysteem Macintosh of Linux
gebruikt.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbelepunt (:) weg.
Aan de slag_26
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat
uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Zie de sectie
Software als u het besturingssysteem Macintosh of Linux gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren (enkel CLX-3175N)" op pagina 25). Sluit
alle toepassingen op uw computer af voordat u met de installatie begint.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, gebruikt,
klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires >
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Uitvoeren Setup.exe
in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op
Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer.
4. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw
apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het
netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor
het apparaat invoeren. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw
apparaat te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 44).
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek
een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
7. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
door middel van een USB-kabel, raadpleegt u het hoofdstuk Software.
De procedure die u moet volgen en het pop-upvenster dat verschijnt
tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het
besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt
gebruikt.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op
met de netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 44).
27 _Aan de slag
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in
te stellen of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald
door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de
hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale
afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u nagaan op welke hoogte het
apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met behulp
van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel klikken in de statusbalk in Mac OS X.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Taal verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan
staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie is ingesteld op Aan, hoort u een waarschuwingstoon wanneer er
een fout optreedt.
Toetstoon en alarmgeluid
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op
OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste geluidsoptie verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder
energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en
aangeven hoelang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op
OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als het ingestelde papierformaat en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Aan: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat in
de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Black Start of op Color Start drukt.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
1 Normal
2 High 1
3 High 2
4 High 3
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of op Machine Setup) > Altitude Adj.
Selecteer de juiste hoogte en klik op Apply.
0
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_28
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
U kunt de glasplaat gebruiken om een origineel te kopiëren of te scannen.
Op de glasplaat van de scanner
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Doe dit voorzichtig om te vookomen dat het scannerglas breekt.
Hierdoor kunt u gewond raken.
Zorg ervoor dat het deksel van de scanner niet op uw handen valt.
Dit kan pijn doen.
Kijk bij het scannen of kopiëren niet in het licht van de scanner. Dit
is schadelijk voor uw ogen en kan gevaarlijk zijn.
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een negatief effect hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u
met het deksel open.
29 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen
die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als
u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de
volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt
hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen, toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft,
of
het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen,
kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties
vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
Gebruik voor dit apparaat zeker geen fotopapier voor inkjetprinters.
Deze zouden de printer kunnen beschadigen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_30
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
150 vel 75 g/m
2
bankpostpapier voor de lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
C5-enveloppe 162 x 229 mm
C6-enveloppe 114 x 162 mm
Dik papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
90 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Dun papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
60 tot 70 g/m
2
Etiketten
c
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
120 tot 150 g/m
2
bankpostpapier
Kaarten Briefkaart 101,6 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
Transparanten
d
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
138 tot 146 g/m
2
bankpostpapier
1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Glanzend papier
Letter
e
, A4
f
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
160 g/m
2
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 160 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
d. Aanbevolen afdrukmateriaal: Transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox, zoals 3R 91331(A4), 3R 2780(Letter).
e. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: alleen HP Brochure Paper (product: Q6611A).
f. Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
31 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, Folio,
Executive, JIS B5, A5, A6
lade 1
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt alle
formaten
lade 1
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met
de volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 aanvaardbaar
2 onaanvaardbaar
Enveloppen
(Vervolg)
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende
0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur
van het apparaat. Zie de specificaties van uw
apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur
is. Zie "Specificaties van de printer" op pagina 69.
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik
in laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Zie de
specificaties van uw apparaat om na te gaan wat
de fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 68.
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of korter dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_32
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE
PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen.
Om het formaat in lade 1 te veranderen, moet u de papierlengtegeleider op
de juiste wijze aanpassen.
1. Haal lade 1 uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade 1.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er
handmatig uit.
3. Plaats papier in de lade.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier zonder
deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst
u de geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif lade 1 terug in het apparaat.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Zie de specificaties
van uw apparaat om na te gaan wat de
fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 68.
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren
of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het
papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier en de
afdrukkwaliteit verminderen.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan voor problemen zorgen
die reparatie vereisen. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie
of serviceovereenkomsten van Samsung.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat
het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
33 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
7. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 34.
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waarin u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Haal lade uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem tot tegen de rand
van de hendel.
Plaats meer papier als er onvoldoende papier in de lade ligt.
Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in de
lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier
met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht
is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om.
Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_34
AFDRUKKEN OP SPECIALE
AFDRUKMATERIALEN
In het apparaat kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden
geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de papierlade nog papier bevat. Zo voorkomt u
dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven en met de bovenrand eerst. Zorg ervoor dat het materiaal in het
midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt
u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 29.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voordat
u ze in de papierlade plaatst.
1. Plaats het papier in de lade. (Zie "Het formaat van het papier in de
papierlade wijzigen" op pagina 32.)
2. Start het afdrukmenu wanneer u vanuit een toepassing afdrukt.
3. Open de printereigenschappen voordat u gaat afdrukken.
4. Druk op het tabblad Papier in de printereigenschappen en selecteer het
juiste papiertype.
5. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op OK.
6. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
7. Druk op het apparaat op Black Start of Color Start om de toevoer te
starten, waarna het afdrukken begint.
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen hebben betrekking op kopiëren. Als u afdrukt vanaf een
computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Papierformaat verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste papierformaat verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Type papier verschijnt en druk op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste papiersoort verschijnt en
druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht,
afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel
linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste korte
zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde het
eerst het apparaat ingaat.
Eerder bedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar beneden
en de niet-gekrulde rand in de richting van het apparaat.
Als u op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiket.
Als u meerdere pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel
wanneer de eerste pagina wordt afgedrukt en drukt u op Black
Start of Color Start. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet
worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens
het gebruik van het huidige programma.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals rekeningpapier,
selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in de
printereigenschappen. Zie Software.
35 _Kopiëren
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Time-out voor kopiëren instellen
KOPIËREN
1. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 28 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
2. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van de pijl-links/rechts.
3. Om de kopieerinstellingen met de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonersterkte en soort origineel.
(Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 35.)
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
4. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel
en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen
op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste contrastmodus verschijnt en
druk vervolgens op OK.
•Licht: Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Type origineel
De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Oorspr. type verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste afbeeldingsmodus verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: Gebruik deze optie voor tijdschriften.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of
vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
kopieerformaten:
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste formaat verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Aangepast verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste kopieerformaat verschijnt.
Als u de toets ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste waarde
bladeren.
7. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden
alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd
en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een
kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Kopiëren_36
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen
gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het
bedieningspaneel.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal indien nodig stap 5 en 6.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor het
kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Druk op Color Start of op
Black Start
.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven
door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
6. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel
afdrukken.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Poster kopiëren
Op uw apparaat kunt u één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen
hersteld.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als u niet op Color Start of Black Start drukt, wordt enkel de
voorzijde gekopieerd.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
•Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr.
voor het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
1 2
1 2
3 4
37 _Kopiëren
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Meer op 1 vel verschijnt
en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1 ~ 2: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen voor
een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor kopiëren
met grijstinten.
1. Druk op Menu.
2. Druk op OK wanneer Menu Kopiër. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Kopieerfunctie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Grijst. verb. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen
worden hersteld, wanneer u niet direct na het aanpassen van de instellingen
(via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Time-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Black Start of Color Start drukt om met het
kopiëren te beginnen of op Stop/Clear om het kopiëren te annuleren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Verkl./vergr. als
de functie voor klonen is ingeschakeld.
Scannen_38
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
De instellingen voor scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens
worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de
aangesloten computer. Wanneer de installatie is voltooid, hebt u Samsung
Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken
via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing gestart
zodat u het scanproces kunt beheren. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Samsung SmarThru 4: Deze functie wordt standaard geleverd bij het
apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten
te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale verbinding als de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden
via een USB-kabel. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer
met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru 4, OCR kunnen bijvoorbeeld
aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in
Samsung Scanbeheer" op pagina 38.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via
het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen
wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 28 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Druk op Scan to.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar pc scan. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte.
U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk
niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met de
uitgebreide resolutie.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en Macintosh.
Raadpleeg de sectie Software als u Macintosh gebruikt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
39 _Scannen
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Lokale comp. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK. Als het apparaat is
verbonden met een netwerk, selecteert u Netwerkcomp. en drukt u op
OK.
6. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts totdat de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
7. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
8. Het scannen begint.
DE INSTELLINGEN VOOR SCANOPDRACHT
WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te
passen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen
beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Menu.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Menu Scannen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Scanfunctie verschijnt.
4. Druk op OK wanneer USB-functie verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 5 en 6 om andere opties in te stellen.
8. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Als u niet steeds opnieuw voor elke taak de scaninstellingen wilt
aanpassen, kunt u standaardscaninstellingen instellen.
1. Druk op Menu.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Menu Scannen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Scaninstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
5. Druk op OK wanneer USB-standaard verschijnt.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
8. Herhaal stap 6 en 7 om andere instellingen te wijzigen.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Controleer de poortverbinding als het bericht Niet beschikbaar
verschijnt.
Als u Netwerkcomp. hebt geselecteerd, selecteert u de
gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker. Druk
op OK.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van
Samsung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd
op naam van Samsung Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande
bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert
u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan instellen.
Scanindeling wordt alleen weergegeven als u de
Scanbestemming opMijn documenten hebt ingesteld.
Druk op Color Start of
Black Start
als u met de
standaardinstelling wilt scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen.
Eenvoudige afdruktaken_40
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows,
de Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per
toepassing verschillen.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie over afdrukken.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista/2008 gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw
apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's >
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document de menu-optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear
op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk
van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
41 _USB-geheugenapparaat gebruiken
USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten
die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties,
gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere
bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
SCANNEN NAAR EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: U kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt
uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief
is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-geheugen.
Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is
veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
USB-geheugenapparaat gebruiken_42
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Z ie "Originelen plaatsen" op pagina 28 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan to.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start wanneer
Klaar om te sc. naar
USB verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 42.)
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een
andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats
een origineel en druk op Color Start of Black Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 42.)
Druk anders op pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Menu.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Menu Scannen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Scanfunctie verschijnt.
4. Druk op OK wanneer USB-functie verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus. Als u bij deze
optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF
selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen.
Als u bij deze optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in
Scankleur.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
8. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De
standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 39.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document
wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen.
Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct
vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg het hoofdstuk
Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
Documenten afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u
op Direct USB.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of
mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of voer
het aantal in.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand
af te drukken.
U hebt de keuze uit de volgende twee modi:
OK of Color Start: Afdrukken in kleur.
Black Start: Afdrukken in zwart-wit.
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een
bestand wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en
herhaal de procedure vanaf stap 2.
U kunt ook op pijl-links/rechts drukken om Nee te selecteren en
vervolgens op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u de systeeminstellingen door ze als
back-upbestanden op een USB-geheugenapparaat op te slaan.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
Als uw geheugenapparaat uitgerust is met een aantal functies (bv.
beveiligingssleutel, beveiligde partitie, opstartfunctie,
wachtwoordinstellingen enz.) mag u het USB-geheugenapparaat
niet in combinatie met uw apparaat gebruiken. De bestanden die
zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat kunnen corrupt
zijn of het apparaat kan het mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie over deze functies.
43 _USB-geheugenapparaat gebruiken
4. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. export. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Geg. instellen verschijnt.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek het USB-geheugenapparaat met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. import. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Geg. instellen verschijnt.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk vervolgens op OK.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Verwijderen verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
RECHTSTREEKS VANUIT EEN DIGITALE
CAMERA AFDRUKKEN
Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen
rechtstreeks van willekeurig welk PictBridge-compatibel apparaat, zoals
een digitale camera, cameratelefoon en camcorder afdrukken. U hoeft
dit niet op een computer aan te sluiten.
1. Zet het apparaat aan.
2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort
aan de voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken
van de met het apparaat meegeleverde USB-kabel.
3. Stuur een commando om afbeeldingen vanuit het
PictBridgecompatibele apparaat af te drukken.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook na te gaan
of u ze niet meer nodig hebt.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie
over het afdrukken van een foto vanaf een camera met de
PictBridge-functie.
Index afdrukken niet ondersteund.
Gegevens of bestandsnaam afdrukken niet ondersteund.
Onderhoud_44
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Onderhoud verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Kleur verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer Aangep. kleur verschijnt.
6. Druk op de pijl-links/rechts totdat het gewenste kleurenmenu op het
display verschijnt en druk op OK.
Hiermee kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. Standaard
optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: Hiermee kunt u
het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Standaard:
Deze instelling wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het item dat u wilt wissen verschijnt.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
6. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
7. Herhaal stap 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze
lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om
dit menu handmatig te bedienen.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties.
45 _Onderhoud
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht
is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte,
met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt,
blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid.
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan met
uw handen of met voorwerpen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Onderhoud_46
6. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
tot deze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
11.Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal
dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat schoon en droog deze af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw
gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
47 _Onderhoud
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt,
nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af.
Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer
wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard:
in de beschermende zak van de originele verpakking
horizontaal (niet rechtopstaand) met de juiste zijde naar boven
Bewaar verbruiksartikelen niet in:
- een temperatuur van meer dan 40 °C
- een vochtigheidsgraad van minder dan 20% of meer dan 80%
- een omgeving met extreme vochtigheids- of
temperatuurschommelingen
- direct zon- of kamerlicht
- een stoffige ruimte
- een auto gedurende een lange periode
- een omgeving waar corrosieve gassen aanwezig zijn
- een omgeving met zilte lucht
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van cassettes van een ander merk dan
Samsung en gebruik van bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal
afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat
van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt
het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren
worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt
de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het
apparaat die veroorzaakt is door het gebruik van een
bijgevulde of gereviseerde tonercassette of een tonercassette
van een ander merk dan Samsung.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Onderhoud_48
4. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht over de toner op het display geven aan
welke tonercassette moet worden vervangen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type
tonercassette voor uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 67.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om
de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
49 _Onderhoud
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld,
en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
het apparaat in.
DE BEELDEENHEID VERVANGEN
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-
programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Onderhoud_50
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de
beschermingselementen aan weerszijden van de beeldeenheid en
verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Sluit de voorklep goed.
11.Zet het apparaat aan.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien
nodig met een stuk papier om deze te beschermen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
kan de voorklep niet worden gesloten.
Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is.
51 _Onderhoud
DE CASSETTE VOOR GEBRUIKTE TONER
VERVANGEN
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner is verstreken,
verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om
aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen.
Anders stopt uw apparaat met afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
4. Verwijder het deksel van de cassette zoals hieronder afgebeeld en sluit
daarmee de opening in de cassette voor gebruikte toner af.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
6. Schuif de nieuwe cassette op zijn plaats en duw deze er in totdat deze
goed vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende
servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat
hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur
verstreken is, valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen,
controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand.
Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak,
zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet
schuin.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
kan de voorklep niet worden gesloten.
ITEMS AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Transportrol Circa 100.000 pagina’s
Transporteenheid (ITB) Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Opneemrol Circa 50.000 pagina’s
Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service.
Vervang deze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Onderhoud_52
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste item verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie over de levering.
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat is gescand op de
glasplaat.
Beeldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol:
Toont het aantal afgedrukte pagina’s per item.
6. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over de
levering wilt afdrukken.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk
via SyncThru™ Web Service van Samsung, een ingesloten webserver.
U kunt de SyncThru™ Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht wordt verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u om ondersteuning vraagt of wanneer u zich registreert als gebruiker
op de website van Samsung, wordt mogelijk om het serienummer van het
apparaat gevraagd.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te bepalen:
1. Druk op Menu en vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Serienummer verschijnt en druk op OK.
5. Controleer het serienummer van uw apparaat.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Problemen oplossen_53
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VOORKOMEN
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 53 wanneer zich
een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 33. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 34.)
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukkant van het afdrukmateriaal naar
boven ligt in de handinvoer en de lade.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In lade 1
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Wanneer het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende
stap.
2. Haal lade 1 uit het apparaat.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Indien het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of indien u in dat
gebied geen papier ziet, controleer dan de papieruitgang. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op pagina 54.)
4. Schuif lade 1 in het apparaat totdat deze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In lade 1" op pagina 53,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 54.
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat Zie "In lade 1" op pagina 53,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 54.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat
en rond de
fixeereenheid
Zie "In lade 1" op pagina 53,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 54.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_54
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
2. Open de binnenklep.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
4. Sluit de binnenklep.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
In het papieruitvoergebied
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand voelt
wanneer u eraan trekt en ga door met de volgende stap.
3. Open de achterklep.
4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven.
Ga door met stap 8.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180
°
C.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
55 _Problemen oplossen
5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog.
6. Open de scannereenheid.
7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
8. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
9. Duw de hendel van de fixeereenheid omlaag.
10.Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
1 hendel van de
fixeereenheid
Problemen oplossen_56
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel staat, zet u het apparaat uit en weer
aan en probeert u nogmaals af te drukken. Neem contact op met
de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de serviceafdeling, is het nuttig als
u het bericht op het display kunt doorgeven.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Fout: ADC
niet bevestigd
Er is een problem
opgetreden in de ADC in
de printer.
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te verzenden.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USB-
geheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is op
de USB-geheugenstick.
Fout
Deve Home-
sensor
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Klep open De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Voer nogmaals in U hebt een optie gekozen
die niet beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Beeldeenheid
installeren
De beeldeenheid is niet
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid.
Plaats tonercas.
T
Er is geen tonercassette
geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Ongeldige toner
T
De tonercassette die
u hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele
Samsung-tonercassette
die voor uw apparaat is
ontwikkeld.
IP-conflict Het door u ingestelde
IP-adres wordt reeds
door iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres en
stel het zonodig opnieuw
in. (Zie "Het netwerk
installeren (enkel CLX-
3175N)" op pagina 25.)
Te koud
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
LSU-motorfout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
LSU Hsync-fout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Hoofdmotor
geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze weer.
Netwerkfout Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder.
Toner niet Sams.
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Samsung.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of Doorgaan
selecteren met de
pijltoetsen.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. Zie pagina 48.
Geen
opwarmingr
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Bewerking
niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het display
of er geplande taken zijn.
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
57 _Problemen oplossen
Oververhitting
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
van de lade.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In lade 1" op
pagina 53.)
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 54.)
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
rond de fixeereenheid of
de tonercassette.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op
pagina 54.)
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde tonercassette is
geplaatst, omdat de
kenmerken van een
dergelijke cassette
aanzienlijk kunnen
verschillen van die van
een originele cassette.
Wij raden het gebruik van
een originele Samsung-
kleurentonercassette aan.
Vervang toner
T
Dit bericht verschijnt
tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 48.)
[xxx]
vervangen
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem contact
op met de serviceafdeling.
[xxx] weldra
vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
verstreken zijn.
Zie "Verbruiksartikelen
controleren" op pagina 51
en neem contact op met
de serviceafdeling.
Cas. gebr. toner
verv./plaatsen
De levensduur van de
cassette voor gebruikte
toner is verstreken en de
printer stopt met
afdrukken totdat u de
cassette hebt vervangen.
Vervang de cassette voor
gebruikte toner door een
nieuwe. (Zie "De cassette
voor gebruikte toner
vervangen" op pagina 51.)
Scaneenheid
open
De scanner is niet goed
gesloten.
Sluit de scanner totdat
deze vastklikt.
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd.
Deblokkeer de scanner en
druk op Stop/Clear.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de verificatie-
instellingen.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkinterfacekaart op
de juiste manier.
[Op Stop gedr.] Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Probeer het opnieuw.
Toner op
T
De tonercassette is
leeg. Het apparaat drukt
niet meer af.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan of Alleen
zwart te schakelen.
W Stop X
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt het
bericht Alleen
zwart niet
weergegeven.
U kunt een optie kiezen uit
Stop, Doorgaan of
Alleen zwart met de
linker- of rechterpijltoets.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u Alleen zwart kiest,
worden de gegevens in
zwart afgedrukt. In dit geval
wordt de monoafdrukfunctie
ingesteld in de
printereigenschappen.
Bij het kopiëren wordt in
dit geval Black Start
alleen ingeschakeld.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat alsof
Stop is geselecteerd.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 48.)
Geen toner meer
T
De houdbaarheidsdatum
van de tonercassette die
met de pijl wordt
aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de tonercassette
volledig leeg is en de printer
stopt met afdrukken.
Vervang de desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 48.)
Toner bijna op
T
De corresponderende
tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze goed
heen en weer. Zo kunt u
tijdelijk opnieuw afdrukken.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen_58
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Fout
transportriem
Er is een probleem met
de transportriem in het
apparaat.
Trek de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact
en steek hem er weer in.
Neem contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Lade
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Lade
Verkeerd papier
Het in de
printereigenschappen
opgegeven papierformaat
stemt niet overeen met
het door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier in
de lade.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Papier loopt vast
tijdens afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Tips om
papierstoringen te voorkomen" op pagina 53.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade kan maximaal 150 vellen papier bevatten,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 34.)
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
(Zie "Tips om papierstoringen te voorkomen"
op pagina 53.)
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade geplaatst.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 29.)
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de handinvoer als
u afdrukt op speciaal materiaal
.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 29.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
59 _Problemen oplossen
Afdrukproblemen
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer
Samsung CLX-3170 Series
als de standaardprinter
in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 53.)
De papierlade is leeg. Plaats papier.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er
een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na
te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramm
a niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware.
(Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in de
printereigenschappe
n de verkeerde
papierbron
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg
de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en sluit
deze opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit kabel en apparaat, indien
mogelijk, aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramm
a is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet het
apparaat uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen_60
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Er worden blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. (Zie "Toner
herverdelen" op pagina 47.)
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-
bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie
Afdrukken als afbeelding in
bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van
de foto. Als u de foto vergroot
in het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Voor het
afdrukken komen
er dampen uit het
apparaat langs
de uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan damp
veroorzaken tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 48.) Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. (Zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 45.)
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 29.)
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost,
neemt u contact op met de serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
61 _Problemen oplossen
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnen in het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 48.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-
gedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 29.)
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 48.)
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 45.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 48.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u een paar
keer een reinigingsvel afdrukken om de
tonercassette te reinigen. Als de problemen zich
hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe
tonercassette. (Zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 48.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van
het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zich waarschijnlijk na enkele
pagina’s vanzelf oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet
te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt bedekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
Misvormde tekens
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan
het papier te glad zijn. Probeer een ander soort
papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los
of te strak zijn afgesteld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Aa
BbC
c
AaBbC
c
AaBbCc
AaBbCc
A
aBbCc
Problemen oplossen_62
Problemen met kopiëren
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 29.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig
de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 45.)
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet
deze worden vervangen. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 48.)
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 45.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 29.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 48.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 29.)
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 48.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of hoger.
Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of
lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma op
het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen
of Printer. (Zie "Hoogte-instelling" op pagina 27.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
•Gebruik Tonersterkte om de achtergrond
van uw kopieën lichter of donkerder te
maken, als de fout zich op het origineel
bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. (Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 46.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
63 _Problemen oplossen
Problemen met scannen
Kopie staat scheef. Zorg dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
75 g/m
2
.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of
andere documenten die meer toner
gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Zorg dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na of
de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang
de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in
de SmarThru- configuratie of de toepassing die u
wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de
scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Het apparaat doet
erg lang over een
scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren
en te reproduceren. Stel de printerpoort van
uw computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Apparaat kan niet
in de gewenste
H/W-modus staan."
"Poort wordt
gebruikt door een
ander
programma."
•"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het nog een keer.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Problemen oplossen_64
Veelvoorkomende Windows-problemen Algemene Linux-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te
drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in de gereedmodus of nadat de
afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting
en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk
de omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op Start als de status de
tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn
wanneer zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld
de opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de poort wordt gebruikt door
een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het apparaat.
In de andere toepassing waarmee u of een
andere gebruiker probeert af te drukken of te
scannen, verschijnt de melding "device
busy". Open de Ports configuration en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster geselecteerde
poort kunt u bekijken of de poort is bezet
door een andere toepassing. Als dit het geval
is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid of drukt u op de knop Release port
als u zeker weet dat er een storing is
opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de
poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in
de opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
65 _Problemen oplossen
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar
GNU Ghostscript versie 7.06 of een latere
versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte
kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript
(tot GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer
de basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem te upgraden naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een latere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet
bij gebruik van een kleurenprinter met
versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is
gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript
Bug 688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het
venster "Xsane: Device dialog." kunt openen
via het menu "Acquire". Als dit niet zo is,
moet u de Xsane-plug-in voor Gimp
installeren op de computer. U vindt de
Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distributie of op de homepage van
Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux-
distributie of van de Gimp Front-end-
toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt bij het
afdrukken van een
document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en
is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open het venster Unified
Driver Configurator, ga naar Scanners
configuration en klik op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet
is. Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface
(poort) delen, is het mogelijk dat verschillende
toepassingen toegang proberen te krijgen tot
dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen,
kan slechts één toepassing een taak
uitvoeren op het apparaat. In de andere
toepassing waarmee u of een andere
gebruiker probeert af te drukken of te
scannen, verschijnt de melding "device busy".
Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een
scanprocedure. Er wordt dan een
berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-
poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster geselecteerde poort kunt u
bekijken of de poort is bezet door een andere
toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid
of op de knop Release port drukken, als u
zeker weet dat er een fout is opgetreden bij
de actuele "eigenaar" van de poort.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_66
Veelvoorkomende Macintosh-problemen
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst in
het
apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het
begin van een scanprocedure. Er wordt dan
een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Het poortsymbool
/dev/mfp0 komt overeen met de bestemming
LP:0 die wordt weergegeven in de
scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op
LP:1 enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster geselecteerde poort kunt u
bekijken of de poort is bezet door een andere
toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid
of op de knop Release port drukken, als u
zeker weet dat er een fout is opgetreden bij
de actuele "eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten
zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door
het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie Afdrukken als
afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3 of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat
Mac OS het desbetreffende lettertype niet
kan maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen bestellen_67
verbruiksartikelen bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen Aanschafmogelijkheden
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren
wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-dealer of
de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies
en selecteer uw land/regio voor informatie
over het aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact
op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel
leverbaar is in uw land.
TYPE
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
a
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19798.
ONDERDEELNUMMER
Standaardrendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken
afdrukken van een
zwarte tonercassette:
1.500
standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld continu
aantal afdrukken
kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
CLT-K409S (zwart)
CLT-C409S (cyaan)
CLT-M409S (magenta)
CLT-Y409S (geel)
Regio A
b
CLT-K4092S (zwart)
CLT-C4092S (cyaan)
CLT-M4092S (magenta)
CLT-Y4092S (geel)
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus,
Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland,
Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland, Noorwegen,
Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje,
Zweden, Zwitserland, VK
Beeldeenheid Circa 24.000
afbeeldingen
CLT-R409
Opvangbak voor
gebruikte toner
Circa 2.500
afbeeldingen
c
(vierkleurendruk 5%
beeld)
c. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt
de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-W409
Wanneer u een nieuwe tonercassette of verbruiksartikelen aanschaft,
dient u dit in hetzelfde land te doen als waar u het apparaat hebt
aangeschaft. Anders zijn de tonercassette of verbruiksartikelen niet
compatibel met het apparaat, omdat de configuratie van de
tonercassette en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
68 _Specificaties
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 150 vel normaal papier, 75 g/m
2
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 80 vel van 75 g/m
2
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en het soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik
Gemiddelde bedrijfsmodus: Minder dan 350 Watt
Gereedmodus: Minder dan 80 W
Energiebesparende modus: Minder dan 15 Watt
Geluidsniveau
a
Gereedmodus: Achtergrondgeluid
Afdrukmodus: Minder dan 48 dBA
Kopieermodus: Minder dan 50 dBA
Opwarmtijd Minder dan 35 seconden
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassette
b
Zwart Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 1.500
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 1.000 pagina’s.)
c
Kleur
(Geel/magenta/
cyaan)
Gemiddeld continu aantal
afdrukken kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 700 pagina’s.)
c
Rendement
beeldeenheid
d
Circa 24.000 afbeeldingen
Opvangbak voor
gebruikte toner
d
Circa 10.000 afbeeldingen
Geheugen 128 MB (niet uitbreidbaar)
Externe afmetingen
(B x D x H)
415 x 360 x 311 mm
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
14,5 kg
Verpakkingsgewicht Papier: 2,0 kg
Plastic: 0,4 kg
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal
e het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
d. Kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaal en formaat van het afdrukmateriaal.
ITEM BESCHRIJVING
69 _Specificaties
SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de
snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode,
het type en formaat van de afdrukmaterialen en de complexiteit van de taak.
Zwart-wit: Tot 16 ppm (A4), 17 ppm (Letter)
Kleur: Tot 4 ppm (A4), 4 ppm (Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-
wit
Vanuit gereedmodus: Minder dan
14 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
45 seconden
Kleur
Vanuit gereedmodus: Minder dan
26 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
57 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi
Printertaal SPL-C
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b. Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente softwareversie te
downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008/7/Server
2008 R2
Linux: Red Hat 8.0 ~ 9.0,
Mandrake 9.2 ~ 10.1, SuSE 8.2 ~ 9.2,
Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.6, Universal
Mac
Interface Snelle USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (ingesloten type)
c
c. Enkel CLX-3175N
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CIS
Resolutie
a
a. De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-
norm
1.200 x 1.200 dpi (Tot 4.800 x
4.800 dpi)
WIA-
norm
Tot 1.200 x 1.200 dpi
Scannen
naar
USB
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar PC
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsindeling
netwerkscan
b
b. Enkel CLX-3175N
PDF, BMP, TIFF, JPEG
c
c. JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Max. 289 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
ITEM BESCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
Zwart-wit: Tot 16 kopieën per minuut in A4-formaat,
17 kpm in Letter-formaat
Regio A
b
: Tot 12 kopieën per minuut in A4-formaat
Kleur: Tot 4 kopieën per minuut in A4-formaat
(4 kpm in Letter-formaat)
b. Regio A: Albanië, België, Bosnië, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Herzegovina, Hongarije,
Ierland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Macedonië, Montenegro,
Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechische Republiek, VK,
Zweden, Zwitserland
Kopieerresolutie
Glasplaat
van de
scanner
Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, tijdschrift)
Tot 1200 x 1200 (foto)
Zoombereik Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
70 _Verklarende woordenlijst
verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst_71
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
72 _Verklarende woordenlijst
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_73
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
74_Index
index
A
aanpassing
hoogte 27
achtergrond wissen, speciale kopie 37
achtergrondafbeelding, aanpassen 37
afdrukken
rapporten 44
USB-geheugen 42
B
bedieningspaneel 19
D
displaytaal, wijzigen 27
E
energiesparende modus 27
G
geheugen, wissen 44
geluiden, instellen 27
glasplaat
reinigen 46
glasplaat scanner
documenten plaatsen 28
I
ID Copy 19
id-kaart, speciale kopie 36
K
kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 36
achtergrond wissen 37
kloon 37
kopie van id-kaart 36
poster 36
soort origineel 35
standaardinstelling, wijzigen 36
time-out, instellen 37
tonerdichtheid 35
L
lade
breedte en lengte aanpassen 32
LED
Status 20
luidsprekergeluid 27
N
netwerk
instellen 25
O
onderdelen vervangen
tonercassette 48
onderhoud
onderdelen 51
tonercassette 47
originelen plaatsen
glasplaat scanner 28
P
papier
formaat wijzigen 32
storing verhelpen 53
papiersoort
instellen 34
papierstoring
tips om storingen te voorkomen 53
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 60
kopiëren 62
Linux 64
Netwerkscan 64
papierinvoer 58
scannen 63
Windows 64
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
60
problemen onder Linux 64
problemen onder Windows 64
R
rapporten, afdrukken 44
reinigen
binnenzijde 45
buitenzijde 45
scanner 46
S
scannen
standaardinstelling, wijzigen 39
USB-flashgeheugen 41
speciale kopieerfuncties 36
stuurprogramma
installatie 26
U
USB-flashgeheugen
afdrukken 42
beheren 43
gegevensback-up 42
scannen 41
V
vastgelopen papier, verwijderen
lade153
verbruiksartikelen
levensduur controleren 51
verwachte levensduur van
tonercassette 47
W
werken met
SetIP 25
Contact SAMSUNG worldwide_75
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin
HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin
NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
Contact SAMSUNG worldwide_76
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com/se
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung/ua
www.
samsung
.com/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV 3.00
Samsung-printer
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 7
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 10
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 11
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren ........................................................................................... 11
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 13
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 14
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 14
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 15
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 15
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 16
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 17
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 17
Favorieten ................................................................................................................................................................. 17
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 18
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 19
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 19
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 20
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 20
2
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 20
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 21
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 21
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 21
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 21
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 21
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 22
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 22
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 22
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 22
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 22
Hoofdstuk 4:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 23
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 5:
SCANNEN
Scannen met Samsung SmarThru .................................................................................................................................. 24
Installatie van Samsung SmarThru ongedaan maken .............................................................................................. 24
Werken met Samsung SmarThru ............................................................................................................................. 24
Helpaanwijzingen op het scherm .............................................................................................................................. 25
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 26
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 26
Windows XP .............................................................................................................................................................. 26
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 26
Windows 7 ................................................................................................................................................................ 26
Hoofdstuk 6:
SMART PANEL GEBRUIKEN
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 27
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 28
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 28
Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 28
De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 28
3
Hoofdstuk 7:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 29
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 30
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 31
Het programma starten ............................................................................................................................................. 31
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 31
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 31
Printers configureren ................................................................................................................................................. 32
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 32
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 33
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 33
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 34
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 34
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 34
Een document scannen ................................................................................................................................................... 35
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 36
Hoofdstuk 8:
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Software installeren ......................................................................................................................................................... 37
De installatie van het software ongedaan maken ............................................................................................................ 37
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 38
Het programma starten ............................................................................................................................................. 38
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 39
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 39
Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 39
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 40
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 40
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 40
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 41
Scannen .......................................................................................................................................................................... 42
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 42
Scannen met netwerk ............................................................................................................................................... 42
Scaninformatie instellen in Scanbeheer .................................................................................................................... 42
Printersoftware installeren onder Windows
4
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren
OPMERKING
: In de volgende procedure wordt gebruik gemaakt van
Windows XP. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de
gebruikershandleiding of online-helpfunctie van de juiste
Windowsversie.
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 7 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Printersoftware installeren onder Windows
5
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
Printersoftware installeren onder Windows
6
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
Printersoftware installeren onder Windows
7
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
Printersoftware installeren onder Windows
8
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
9
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web Service,
een geïntegreerde webserver. Klik op
SWS starten
in het venster
IP-
adres instellen
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
10
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Printersoftware installeren onder Windows
11
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Printerstuurprogramma voor zwart-
witafdrukken installeren
Deze printer wordt geleverd met een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken, zodat u het apparaat kunt gebruiken als een monochrome
printer. U moet het stuurprogramma voor zwart-witafdrukken op uw
computer installeren. De volgende stappen loodsen u door de
installatieprocedure.
1
Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en aan
staat. Of zorg ervoor dat uw computer en printer op het netwerk
aangesloten zijn.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation. De cd-rom
start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
3
Klik op
Annuleren
.
Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
12
4
Klik op
Start
Printers en faxapparaten
.
5
Dubbelklik op
Printer toevoegen
.
6
Wanneer de
wizard Printer toevoegen
verschijnt, klikt u op
Volgende
.
7
Selecteer het keuzerondje
Lokale printer die met deze computer
is verbonden
, schakel het selectievakje
Mijn Plug en Play-
printer automatisch detecteren en installeren
in en klik op
Volgende
. Ga naar stap 13.
Als uw computer de printer niet vindt, gaat u naar de volgende
stap.
8
Selecteer
Volgende
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
9
Selecteer
Bladeren
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
10
Klik op
Bladeren
om een stuurprogramma te vinden waarmee uw
printer zwart-witafdrukken kan maken.
11
Selecteer
***.inf
en klik op
Openen
.
12
Klik op
OK
in het venster
Installeren vanaf schijf
.
13
Selecteer een stuurprogramma voor zwart-witafdrukken in het veld
Printers
en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als u vroeger al eens een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken hebt geïnstalleerd, gebruikt u het venster
Bestaand
stuurprogramma gebruiken
. Selecteer het stuurprogramma zoals in
het venster beschreven en klik op
Volgende
. Afhankelijk van de
configuratie van uw computer verschijnt mogelijk het venster voor het
delen van de printer of het venster voor het afdrukken van een
testpagina. Maak de gewenste keuze.
14
Voer de naam van de printer in en klik op
Volgende
.
15
Klik op
Voltooien
om te beginnen met de installatie van een
printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken.
OPMERKING
: Als uw printer verbonden is met een netwerk, opent u de
Eigenschappen
van de printer, selecteert u het tabblad
Poorten
, klikt u
op
Poort toevoegen
en
Standaard TCP/IP-poort
, en creëert u een
nieuwe poort om de printer op aan te sluiten. Om een nieuwe poort te
creëren, volgt u de procedure die beschreven is in het venster van de
wizard.
Standaard afdrukinstellingen
13
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt
aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 14.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
14
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Standaard afdrukinstellingen
15
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
180 graden draaien
biedt u de mogelijkheid om de
pagina 180 garden te draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 18.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 19.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 19.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 20.
Liggend
Staand
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Standaard afdrukinstellingen
16
Archiefpapier
:
kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 20.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 20.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Kwaliteit
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk
af van het printermodel.
hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling
Kleur
levert gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in
grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grijstinten
. Selecteer
Handmatig
en klik op de knop
Kleuraanpassing
Kleuraanpas.
als u de kleuropties
handmatig wilt aanpassen.
Instelling voor aantal exemplaren
: Als u deze optie wilt gebruiken,
moet u eerst het totale aantal exemplaren instellen op het tabblad
Papier
. Als u verschillende exemplaren wilt afdrukken, waarvan
sommige in kleur en andere in grijstinten, gebruikt u deze optie en
selecteert u het aantal exemplaren in grijstinten.
Kleuraanpassing
: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie
Levels
te wijzigen.
Kleuraanpas.
: u kunt de afdrukkleuren aanpassen aan de kleuren van
uw scherm met de optie
Settings
.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Alle tekst donkerder afdrukken
:
als het selectievakje
Alle tekst
donkerder afdrukken
ingeschakeld is, wordt alle tekst in uw document
donkerder afgedrukt dan normaal.
Grijsschaaluitbreiding
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
.
Hiermee kunnen gebruikers de details van natuurfoto's bewaren en het
contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten verbeteren bij het
afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten. Deze functie is
enkel beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma.
Fijne randen
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
. Hiermee
kunnen gebruikers tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een
betere leesbaarheid en elke kleurkanaalregistratie in
kleurenafdrukmodus uitlijnen. Deze functie is enkel beschikbaar bij
gebruik van het SPL-printerstuurprogramma.
Standaard afdrukinstellingen
17
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 21.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 22.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
18
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
en
Poster<4x4>
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk automatisch over
4 vellen gespreid.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder Watermerk.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
22
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Een lokale printer delen
23
4 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
24
5 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Scannen met Samsung SmarThru
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
7
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare
schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen
bestand en de instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom
afhankelijk van uw systeem en het te scannen object
onmogelijk blijken met een specifieke resolutie te scannen,
vooral als er met verbeterde dpi wordt gewerkt.
Scannen met Samsung SmarThru
Samsung SmarThru is de software die standaard wordt geleverd bij
uw apparaat. Met SmarThru is scannen een fluitje van een cent.
Installatie van Samsung SmarThru ongedaan
maken
O
PMERKING
: sluit alle toepassingen op de computer voordat u ermee
begint de installatie ongedaan te maken.
1
Selecteer in het menu
Start
de optie
Programma’s
.
2
Selecteer
SmarThru 4
en vervolgens
Uninstall SmarThru 4
.
3
Beantwoord de vraag of u het programma echt wilt verwijderen
met
OK
.
4
Klik op
Finish
.
Mogelijk wordt u gevraagd uw computer opnieuw op te starten.
In dit geval moet u de computer afsluiten en opnieuw opstarten.
De wijzigingen worden pas van kracht nadat de computer opnieuw
is opgestart.
Werken met Samsung SmarThru
Volg de onderstaande stappen om met SmarThru te scannen:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats uw foto of pagina op de glasplaat of in de automatische
documentinvoer.
3
Na de installatie van Samsung SmarThru wordt het pictogram voor
SmarThru 4
weergegeven op het bureaublad. Dubbelklik op het
pictogram
SmarThru 4
.
Dubbelklik op dit pictogram.
Scannen
25
Het venster SmarThru wordt geopend.
• Scan To
Een afbeelding scannen en opslaan in een toepassing of map,
e-mailen of publiceren op een website.
• Image
Een afbeelding die u als grafisch bestand hebt opgeslagen,
bewerken en naar een toepassing of map sturen, e-mailen
of publiceren op een website.
• Print
Afbeeldingen die u hebt opgeslagen, afdrukken. U kunt
afbeeldingen afdrukken in zwart-wit of kleur als uw apparaat
dit ondersteunt.
• Fax
Afbeeldingen of bestanden die u hebt opgeslagen, faxen.
Dit is beschikbaar als uw apparaat de faxfunctie ondersteunt.
4
Klik op
Scan To
. Het menu
Scan To
verschijnt in het venster
SmarThru.
Scan To
biedt de volgende mogelijkheden:
•Application
Een afbeelding scannen en overnemen in een
beeldbewerkingsprogramma, zoals Paint of Adobe Photoshop.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Pas de
scaninstellingen
aan.
Het menu
Scan To
Klik hierop om
met scannen
te beginnen.
•E-mail
Een afbeelding scannen en per e-mail verzenden. U kunt een
afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en het resultaat
per e-mail verzenden.
O
PMERKING
: als u een afbeelding per e-mail wilt verzenden, moet
u een e-mailprogramma hebben zoals Outlook Express en moet
uw e-mailaccount in dit programma zijn ingesteld.
•Folder
Een afbeelding scannen en opslaan in een map. U kunt een
afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en het resultaat
opslaan in een map.
•OCR
Een document scannen en omzetten in een tekstbestand. U kunt
een document scannen, een voorbeeld bekijken en het resultaat
naar een OCR-toepassing voor tekenherkenning sturen.
Aanbevolen scaninstelling voor OCR:
- Resolutie: 200 of 300 dpi
- Beeldtype: grijstinten of zwart-wit
•Web
Een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken, een
bestandsindeling kiezen en het resultaat publiceren op
een website.
•Settings
De instellingen van de basisfuncties van
Scan To
aanpassen.
U kunt de instellingen voor de functies
Application
,
E-mail
,
OCR
en
Web
aanpassen.
5
Klik op het pictogram voor de functie.
6
Het
SmarThru 4
-venster voor de geselecteerde functie wordt
geopend. Pas de scaninstellingen aan.
7
Klik op
Scan
om met scannen te beginnen.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op
Cancel
.
Helpaanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek
van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de
helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien.
Scannen
26
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere programma’s wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het
eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat in
dit programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
Windows
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista/7 als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
OPMERKING
: Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de
scanners te bekijken.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Windows 7
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
2
Klik op Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Apparaten en printers
.
3
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
stuurprogramma van het apparaat onder
Printers en
faxapparaten
Scan starten
. De toepasssing
Nieuwe scan
verschijnt.
4
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
5
Klik op
Scannen
.
Smart Panel gebruiken
27
6 Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd
wanneer u de printersoftware installeert. Als u Linux gebruikt, moet u
Smart Panel downloaden vanaf de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
O
PMERKINGEN
:
Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu
Start
de
optie
Programma's
of
Alle programma's
de naam van
uw printerstuurprogramma
Smart Panel
.
O
PMERKINGEN
:
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer
de naam van uw
printer
.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u
verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
O
PMERKINGEN
:
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen. Dit programma wordt
ondersteund door Windows en MAC OS X. Bij Linux wordt het echter
alleen door bepaalde softwareproducten ondersteund, zoals Internet
Explorer 5.5 of hoger, Safari 1.3 of hoger, Mozilla FireFox 1.5 of hoger.
1
1
Smart Panel gebruiken
28
Instelling stuurprogramma
(Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt.
Meer informatie
vindt u onder
Zie “Printerinstellingen” op pagina 14.
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u
de afdrukinstellingen.
1
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Instelling
printer
.
2
Wijzig de instellingen.
3
Klik op
Toepassen
om de wijzigingen naar de printer te sturen.
O
PMERKINGEN
:
Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor
de printerinstellingen op .
De instellingen van Smart Panel
wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Opties
. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster
Opties
.
Uw printer gebruiken onder Linux
29
7 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met het SetIP-programma
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website
van Samsung (www.samsung.com/printer) om de printer- en
scannersoftware te installeren.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor
het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren
van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd
[bestandspad]/cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./
install.sh
O
PMERKING
:
Als u de grafische interface niet gebruikt en de
software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma
in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg
daarna de instructies op het terminalscherm.
5
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
Uw printer gebruiken onder Linux
30
6
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Manager
.
O
PMERKING
: Het stuurprogramma in de tekstmodus
installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost
Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op
het terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
U moet zich aanmelden als super user (root)
om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
2
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Uw printer gebruiken onder Linux
31
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van
netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het
hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de
IP-adressen van verschillende netwerkapparaten tegelijk in te
stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het
apparaat is aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie
van het printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
Het programma starten
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af.
Hierin wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de
/opt/Samsung/mfp/share/utils/
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-
configuratievenster te openen.
5
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik
vervolgens op
Apply
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
6
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
7
Sluit het SetIP-programma af.
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver
en
Samsung Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Uw printer gebruiken onder Linux
32
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 33 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
(Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 35.
Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten
van scanstuurprogramma's bewaken.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Scanners
Configuration
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
Uw printer gebruiken onder Linux
33
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Uw printer gebruiken onder Linux
34
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 34.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Uw printer gebruiken onder Linux
35
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
Image Quality
(Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
(Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop
Advanced
(Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 36.
Klik op
Default
(Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
(Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op
Cancel
(Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Uw printer gebruiken onder Linux
36
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 36.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
(Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op
Save As
(Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op
Save
(Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
37
8 Uw printer gebruiken
met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-
interface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf
een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
Opmerking
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software installeren
De installatie van het software ongedaan maken
Werken met het SetIP-programma
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Samsung-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Ga door
.
8
Selecteer
Standardinstallatie
en klik op
Installeer
.
Standardinstallatie
wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd. Als u
Speciale installatie
selecteert, kunt u
aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Ga door
.
10
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
en klik
daarna op
OK
.
Opmerking
:
Als u
Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, ziet u "Werken met het SetIP-programma" op pagina 38
nadat de installatie is voltooid.
11
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Sluit af
.
Opmerking
:
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Start
opnieuw
.
Nadat de installatie is voltooid, zie "De printer instellen" op pagina 39.
De installatie van het software
ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
.
5
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
6
Het venster van het Samsung-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Ga door
.
7
Selecteer
Maak installatie ongedaan
en klik vervolgens op
Maak
installatie ongedaan
.
8
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Ga door
.
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Sluit af
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
38
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in
te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van verschillende
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het
apparaat is aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
Opmerking
:
Als u tijdens het installeren van het
printerstuurprogramma
Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, wordt het SetIP-programma automatisch uitgevoerd na de
installatie. Volg de onderstaande instructie.
1
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Vertrouw
.
2
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
3
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
4
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Apply
.
Opmerking
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
5
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
6
Sluit het SetIP-programma af.
Het programma starten
Als u de IP-instelling van uw netwerkprinter wilt wijzigen, volgt u de
onderstaande instructie.
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de map
Bibliotheek
->
Printers
->
Samsung
->
Het model
van uw printer
->
SetIP
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Vertrouw
.
5
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
6
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Apply
.
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
7
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
8
Sluit het SetIP-programma af.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
39
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u
gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel
of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer
aansluit in de gebruikershandleiding van de printer
onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software installeren" op pagina 37 om
het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
IP Printing (IP
Afdrukken)
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op IP.
5
Selecteer
Socket/HP Jet Direct
in
Printer Type
.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Typ het IP-adres van uw printer in het veld
Printer Address
(Printeradres)
.
7
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld
Queue Name
(Wachtrijnaam)
. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver
niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
8
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5~10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
Printer List
(Printerlijst)
en wordt ingesteld als standaardprinter.
9
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen op "Software installeren" op pagina 37 om
het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USB-
verbinding.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding..
5
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5~10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Uw printer verschijnt in
Printer List (Printerlijst)
en wordt
ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
40
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Page Setup
(Paginainstellingen)
(
Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Print (Druk af)
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print (Druk af)
als u klaar bent met het instellen van
de opties.
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-
toepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster
verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam,
bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout (Lay-out)
Op het tabblad
Layout (Lay-out)
vindt u opties waarmee u de
uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Kies
Layout (Lay-
out)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
: Hier kunt u opgeven
hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende
pagina's afdrukken op één vel papierr' in de volgende kolom voor
meer informatie.
Layout Direction (Lay-outrichting)
: U kunt de afdrukrichting
selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te
klikken.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
41
Graphics (Grafisch)
Op het tabblad
Graphics (Grafisch)
vindt u de opties
Resolution
(Kwaliteit)
en
Color Mode (Kleurmodus)
. Selecteer
Graphics
(Grafisch)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Resolution (Kwaliteit)
: U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
Color Mode (Kleurmodus)
: U kunt de kleuropties instellen. De
instelling
Color (Kleur)
geeft gewoonlijk de best mogelijke
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een
kleurendocument in grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grayscale (Grijstinten)
.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type (Papier Type)
het type
papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo
krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal
plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting)
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border (Rand)
.
5
Klik op
Print (Druk af)
. De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
42
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van
Fotolader
. Macintosh
biedt het programma
Fotolader
.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar
boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
Opmerking
: Als het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg
Fotolader
als het
probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Scannen met netwerk
1
Zorg dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
4
Klik op
Apparaten
en klik op
Blader door Apparaten...
.
5
Voor MAC OS X 10.4:
Selecteer uw apparaat bij de optie
TWAIN-Apparaten
. Controleer
of het selectievakje
Gebruik TWAIN-software
is ingeschakeld en
klik op
Verbind
.
Voor MAC OS X 10.5~10.6:
Controleer of het selectievakje
Verbonden
naast uw apparaat is
ingeschakeld in
Bonjour-apparaten
.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande
procedure voor MAC OS X 10.4.
6
Stel de scanopties in dit programma in.
7
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Scanbeheer en de status
van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma Scanbeheer worden opgeslagen.
1
Avaa Scanbeheer tilarivin Smart Panel -valikosta.
2
Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en
bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Via Poort
wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
3
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
43
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
20
boekjes
19
document
13
dubbelzijdig
20
meer pagina's per vel
Macintosh
41
Windows
18
overlay
22
poster
21
schalen
20
vanuit Linux
34
vanuit Macintosh
40
vanuit Windows
13
watermerk
21
afdrukstand, afdrukken
Windows
15
annuleren
scannen
26
B
boekjes afdrukken
19
D
document, afdrukken
Macintosh
40
Windows
13
dubbelzijdig afdrukken
20
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
17
F
favorieten, instellingen, gebruik
17
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
18
gebruiken
SetIP
31, 38
grafische eigenschappen, instellen
16
H
help, gebruik
17
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
30
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Linux-software
29
printerstuurprogramma
Macintosh
37
Windows
4
instellen
afbeeldingsmodus
16
contrast
16
favorieten
17
resolutie
Windows
16
tonerspaarstand
16
TrueType
16
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
40
Windows
15
Linux
afdrukken
34
printereigenschappen
33
scannen
35
stuurprogramma, installeren
29
M
Macintosh
afdrukken
40
de printer instellen
39
printer instellen
39
scannen
42
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
37
installeren
37
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
41
Windows
18
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
29
O
overlay
afdrukken
22
maken
22
verwijderen
22
P
papierbron, instellen
Windows
15
papiereigenschappen, instellen
15
papierformaat, instellen
15
poster, afdrukken
19
printereigenschappen
Linux
34
printereigenschappen, instellen
Macintosh
40
Windows
14
printerresolutie, instellen
Windows
16
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Macintosh
37
Windows
4
44
printerstuurprogramma, installeren
Linux
29
S
scannen
Linux
35
SmarThru
24
TWAIN
26
WIA-stuurprogramma
26
scannen vanuit Macintosh
42
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Macintosh
37
Windows
4
opnieuw installeren
Windows
10
systeemeisen
Macintosh
37
statusmonitor, gebruik
27
T
tonerspaarstand, instellen
16
TWAIN, scannen
26
W
watermerk
afdrukken
21
bewerken
21
maken
21
verwijderen
21
WIA, scannen
26
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221