HP Officejet Pro L7700 All-in-One Printer series Handleiding

Type
Handleiding
HP Officejet Pro
L7300/L7500/L7600/L7700
Gebruikershandleiding
HP Officejet Pro L7300/L7500/
L7600/L7700 All-in-One serie
Gebruikershandleiding
Copyright informatie
© 2007 Copyright Hewlett-Packard
Development Company, LP.
Uitgave 1, 10-2006
Het reproduceren, aanpassen of
vertalen zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming is verboden,
behalve voorzover toegestaan door
de copyrightwetgeving.
De informatie in dit document kan
zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd.
De enige garanties voor producten en
diensten van HP worden beschreven
in de expliciete garantieverklaring die
bij dergelijke producten en diensten
wordt geleverd. Niets in deze
publicatie mag worden beschouwd als
aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in
dit document.
Copyright (C) 1991-2, RSA Data
Security, Inc. Productie 1991. Alle
rechten voorbehouden.
Het kopiëren en gebruik van deze
software is toegestaan op voorwaarde
dat dit is gemarkeerd met "RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
Het produceren en gebruiken van
afgeleide werken is eveneens
toegestaan op voorwaarde dat
dergelijke producten zijn gemarkeerd
met "derived from the RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
RSA Data Security, Inc. doet geen
uitspraken met betrekking tot de
verhandelbaarheid van deze software
of de geschiktheid van deze software
of een bepaald doel. Ze wordt
gegeven zoals ze is, zonder enige
vorm van impliciete of expliciete
garantie.
Deze kennisgevingen moeten in alle
kopies of in alle onderdelen van deze
documentatie en/of software
aanwezig zijn.
Handelsmerken
Intel
®
en Pentium
®
zijn gedeponeerde
handelsmerken van Intel Corporation
of haar dochterondernemingen in de
Verenigde Staten en andere landen.
Microsoft
®
, Windows
®
en Windows
®
XP zijn gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten.
Secure Digital-
geheugenkaart wordt ondersteund
door het product. Het SD-logo is een
handelsmerk van de eigenaar.
Beperkingen op kopiëren
Het is op vele plaatsen onwettelijk om
kopieën te maken van het volgende.
Vraag het bij twijfel eerst aan uw
juridische raadgever.
Overheidspapier of -documenten:
Paspoorten
Immigratiepapieren
Bepaalde
servicepapiersoorten
Identificatiekenmerken zoals
kaarten of insignes
Regeringsstempels:
Postzegels
Voedselbonnen
Cheques of concepten opgesteld
door regeringsinstellingen
Bankbiljetten, reischeques of
postwissels
Depositobewijzen
Werk waarop copyright van
toepassing is
Veiligheidsinformatie
Volg altijd de standaard
veiligheidsvoorschriften bij het gebruik
van dit product. Op deze manier
beperkt u het risico van verwondingen
door brand of elektrische schokken.
1. Zorg dat u alle instructies in de
documentatie van de HP All-in-One
hebt gelezen en begrepen.
2. Sluit dit product uitsluitend aan op
een geaard stopcontact. Als u niet
zeker weet of een stopcontact geaard
is, kunt u advies inwinnen bij een
erkende elektricien.
3. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het product
zijn aangegeven.
4. Trek de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact voordat u dit
apparaat gaat reinigen.
5. Plaats of gebruik dit product niet in
de buurt van water of wanneer u nat
bent.
6. Installeer het product op een stevig,
stabiel oppervlak.
7. Zet het product op een veilige
plaats waar niemand op het netsnoer
kan trappen of erover kan struikelen
en het netsnoer niet wordt beschadigd.
8. Als het product niet naar behoren
werkt, raadpleeg dan
Onderhoud en
problemen oplossen.
9. Dit product bevat geen onderdelen
die door de gebruiker kunnen worden
onderhouden. Laat
onderhoudswerkzaamheden over aan
erkende onderhoudsmonteurs.
Wettelijk gereglementeerd
materiaal
Dit HP-product bevat het volgende
materiaal dat aan het einde van zijn
levensduur met speciale zorg moeten
worden behandeld:
Kwik in de fluorescerende lamp in de
scanner (< 1,5 mg)
Neem voor informatie over recycling
contact op met
http://www.hp.com/go/
recycle, de plaatselijke autoriteiten of
de Electronics Industries Alliance op
http://www.eiae.org.
Raadpleeg
Recycling voor meer
informatie.
Inhoudsopgave
1 Aan de slag
Andere bronnen over het product zoeken ...............................................................................10
Toegankelijkheid .....................................................................................................................12
De onderdelen van de HP All-in-One kennen .........................................................................12
Vooraanzicht .....................................................................................................................13
Ruimte voor printerbenodigdheden ................................................................................... 14
Geheugenkaartsleuven .....................................................................................................14
Achteraanzicht ..................................................................................................................15
Bedieningspaneel .............................................................................................................15
Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel ............................................................. 16
Kleurenscherm ............................................................................................................18
Uitleesvenster met 2 regels ........................................................................................19
Informatie over verbindingen ............................................................................................19
2 De accessoires installeren
De duplexeenheid installeren .................................................................................................21
Lade 2 installeren ...................................................................................................................21
Accessoires inschakelen in de printerdriver ............................................................................22
Accessoires inschakelen op computers met Windows .....................................................23
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh ....................................................23
3 De all-in-one gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken ..........................................................................24
Soorten berichten op het bedieningspaneel ...........................................................................25
Statusberichten .................................................................................................................25
Waarschuwingen ..............................................................................................................25
Foutberichten ....................................................................................................................25
Kritieke foutberichten ........................................................................................................25
De instellingen van het apparaat wijzigen ...............................................................................26
Gebruik het HP Solution Center (Windows) ............................................................................26
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken ...........................................................................27
Tekst en symbolen .................................................................................................................28
Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel ..........................28
Tekst invoeren ............................................................................................................29
Een spatie, pauze of symbool invoeren ......................................................................29
Een letter, cijfer of symbool verwijderen .....................................................................29
Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen) .......................29
Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige
modellen) ..........................................................................................................................30
De originelen plaatsen ............................................................................................................31
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen ..................................31
Een origineel op de glasplaat leggen ................................................................................32
1
Afdrukmateriaal selecteren .....................................................................................................33
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal ...................................................................33
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal ...................................34
Informatie over ondersteunde formaten ......................................................................34
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen ...................37
Minimummarges instellen .................................................................................................38
Afdrukmateriaal plaatsen ........................................................................................................39
Lades configureren .................................................................................................................41
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat ...............................................................42
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows) .......................................43
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS) .........................................43
Afdrukken zonder randen .......................................................................................................44
Een document zonder rand afdrukken (Windows) ............................................................44
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS) .............................................................. 44
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) .......................................................45
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen ......................................................45
Snelkiescodes installeren ...........................................................................................45
Een snelkiesgroep installeren .....................................................................................46
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen) ................................47
Snelkiescodes installeren ...........................................................................................48
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken ...........................................................48
Een lijst van snelkiescodes afdrukken ........................................................................48
Een lijst van snelkiescodes bekijken ...........................................................................48
4 Afdrukken
Afdrukinstellingen ...................................................................................................................49
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows) .................49
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows) ......................49
Instellingen wijzigen (Mac OS) .......................................................................................... 49
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) .............................................................. 50
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken .............................................................................50
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows) ................................................................ 50
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS) .................................................................51
Een afdruktaak annuleren .......................................................................................................51
5 Kopiëren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel ..................................................................................... 52
De kopieerinstellingen wijzigen ...............................................................................................52
Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm) ...............................................52
Een kopieertaak annuleren .....................................................................................................53
6 Scannen
Een origineel scannen ............................................................................................................54
Een direct digitaal archief installeren (alleen sommige modellen) ....................................54
Een origineel scannen naar een netwerkmap ...................................................................55
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding) ........................................................................................................................56
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen ........................................................57
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver .............................................................57
2
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma ................................ 57
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma. ........................................................58
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma. ............................................................58
Een gescand origineel bewerken ............................................................................................58
Een gescande foto of afbeelding bewerken ......................................................................58
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition). ....................................................................................................58
Scaninstellingen wijzigen ........................................................................................................59
Een scantaak annuleren .........................................................................................................59
7 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Een geheugenkaart plaatsen ..................................................................................................60
Een digitale camera verbinden ...............................................................................................61
Een opslagapparaat verbinden ...............................................................................................62
Foto's bekijken ........................................................................................................................63
Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm) ......................................................64
Foto's weergeven met de computer ..................................................................................64
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel ......................................................................... 64
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel ..........................................................64
Panoramische foto's afdrukken .........................................................................................67
Pasfoto's afdrukken ..........................................................................................................69
Videoactiefoto's afdrukken ................................................................................................70
Foto's opslaan op uw computer ..............................................................................................71
8 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Een fax verzenden ..................................................................................................................72
Een gewone fax verzenden ..............................................................................................72
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon ............................................................73
Een fax verzenden met handsfree kiezen .........................................................................74
Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden .................................................75
Een fax ontvangen ..................................................................................................................76
Een fax handmatig ontvangen ..........................................................................................76
Backup-faxontvangst instellen ..........................................................................................76
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken ..............................................78
Faxen doorsturen naar een ander nummer ......................................................................78
Ongewenste faxnummers blokkeren ................................................................................79
De modus voor ongewenste faxnummers instellen ....................................................80
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers ................................. 80
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers ...............................81
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken .......................................................82
Inhoudsopgave
3
Faxinstellingen wijzigen ..........................................................................................................82
Het faxkopschrift instellen .................................................................................................82
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden) ..................................................83
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen ..............................................83
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen ..........................................84
Foutcorrectiemodus fax instellen ......................................................................................84
De foutcorrectiemodus instellen ..................................................................................85
Het kiessysteem instellen .................................................................................................85
Het kiessysteem instellen ...........................................................................................85
Opties opnieuw kiezen instellen ........................................................................................ 85
De opties opnieuw bellen instellen ..............................................................................85
De faxsnelheid instellen ....................................................................................................86
Faxen via the Internet .............................................................................................................86
Installatie testfax .....................................................................................................................87
Rapporten gebruiken ..............................................................................................................87
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken ....................................................................88
Foutrapporten voor faxen afdrukken .................................................................................88
Het faxlogboek afdrukken en bekijken ..............................................................................89
Een fax annuleren ..................................................................................................................90
9 Configureren en beheren
Het apparaat beheren .............................................................................................................91
Overzicht van beheertaken ...............................................................................................91
Het apparaat controleren ..................................................................................................93
Het apparaat beheren .......................................................................................................93
Beheertools voor het apparaat gebruiken ...............................................................................95
Geïntegreerde webserver .................................................................................................96
De ingebouwde webserver openen ............................................................................96
Pagina's geïntegreerde webserver .............................................................................96
Werkset (Windows) ...........................................................................................................97
De Werkset openen ....................................................................................................97
Tabbladen in de Werkset ............................................................................................98
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) ................................................................................99
HP Printerhulpprogramma openen .............................................................................99
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma .............................................................. 99
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS) ......................................................100
HP Web Jetadmin-software ............................................................................................100
HP Instant Support .........................................................................................................100
Beveiliging en privacy ...............................................................................................101
Toegang krijgen tot HP Instant Support ....................................................................101
myPrintMileage ...............................................................................................................102
De diagnostische zelftestpagina begrijpen ...........................................................................102
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen ...............................................................................104
Kanaalbereikdefinities .....................................................................................................105
4
Netwerkopties configureren ..................................................................................................105
Basisnetwerkinstellingen wijzigen ...................................................................................106
De wizard Draadloze installatie gebruiken ................................................................106
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken ...............................................................106
De draadloze radio in- en uitschakelen .....................................................................106
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen ...................................................................107
De verbindingssnelheid instellen ..............................................................................107
IP-instellingen bekijken .............................................................................................107
IP-instellingen wijzigen .............................................................................................107
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) ...........................................108
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen) .................................................................108
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen ..........................................109
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren .............................................................110
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen) ...............112
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL ............................................................ 113
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-
lijn .............................................................................................................................114
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn .................................... 115
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn ........................................................................116
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail ...............................................117
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen) .......................................................................................118
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem ......121
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat .......................125
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat .............................................................127
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail .............................................................131
Seriële faxinstallatie ........................................................................................................133
Het apparaat configureren (Windows) ..................................................................................134
Rechtstreekse verbinding ...............................................................................................134
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze) ....134
het apparaat verbinden voordat u de software installeert .........................................135
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ..................................................135
Netwerkverbinding ..........................................................................................................136
Het apparaat installeren op een netwerk ..................................................................137
De software van het apparaat installeren op clientcomputers ................................... 137
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen ...................................................137
Het apparaat configureren (Mac OS) ....................................................................................138
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding ...........................138
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ........................................................138
Inhoudsopgave
5
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen) ............139
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen .....................................................140
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel met de
wizard .............................................................................................................................142
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows) ...............142
Draadloze communicatie installeren met SecureEasySetup (SES) ................................143
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS) .............................................144
Draadloze communicatie uitschakelen ...........................................................................145
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk ........................145
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk ....................145
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen .......................................................... 145
Overige richtlijnen .....................................................................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie ...................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie via de geïntegreerde
webserver .......................................................................................................................148
Het apparaat verbinden met Bluetooth ...........................................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Windows ..................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Mac OS ....................................................150
De beveiliging voor Bluetooth instellen op het apparaat .................................................150
Verifieer Bluetooth-apparaten door middel van een wachtwoord. .............................151
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten ...................151
De Bluetooth-instellingen herstellen via de geïntegreerde webserver ......................152
De software verwijderen en opnieuw installeren ...................................................................152
10 Onderhoud en problemen oplossen
Ondersteunde inktcartridges .................................................................................................155
De inktcartridges vervangen .................................................................................................156
De printkoppen onderhouden ...............................................................................................157
De status van de printkoppen controleren ......................................................................158
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken .....................................................158
De printkoppen uitlijnen ..................................................................................................159
De regelopschuiving kalibreren ....................................................................................... 160
De printkoppen reinigen ..................................................................................................160
De contacten van de printkoppen handmatig reinigen ....................................................160
De printkoppen vervangen ..............................................................................................163
Printerbenodigdheden bewaren ............................................................................................165
Inktcartridges bewaren ...................................................................................................165
Printkoppen bewaren ......................................................................................................165
Het toestel reinigen ...............................................................................................................166
De glasplaat van de scanner reinigen .............................................................................166
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen ..........................................................166
De buitenkant reinigen ....................................................................................................170
Tips en middelen voor het oplossen van problemen ............................................................. 170
6
Problemen met het afdrukken oplossen ...............................................................................171
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld ...............................................................172
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding .....................................................172
Het apparaat reageert niet (drukt niet af) ........................................................................172
De printer accepteert de printkop niet .............................................................................173
Het afdrukken duurt lang ................................................................................................174
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt ................................................174
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten ........................................................175
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst .................................................................175
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................176
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten .....................................................176
Slechte afdrukresultaten .................................................................................................176
Er worden vreemde tekens afgedrukt .............................................................................177
De inkt wordt uitgesmeerd ..............................................................................................178
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig ...........................................................178
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof ..........................................................................178
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt ............................................................................179
De verkeerde kleuren worden afgedrukt .........................................................................179
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar .....................................................................179
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd .................................................................................179
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen ...................................................180
Problemen met de papierinvoer oplossen ............................................................................180
Optionele lade 2 kan niet worden geplaatst ....................................................................180
Er heeft zich een ander papierinvoerprobleem voorgedaan ...........................................180
Problemen met het kopiëren oplossen .................................................................................182
Er kwam geen kopie uit ..................................................................................................182
Kopieën zijn blanco .........................................................................................................182
Het verkeerde origineel werd gekopieerd .......................................................................182
Documenten ontbreken of zijn vervaagd ........................................................................183
Het formaat is verkleind ..................................................................................................183
De kopieerkwaliteit is slecht ............................................................................................183
Er verschijnen defecten in de kopieën ............................................................................184
Er verschijnen foutberichten ...........................................................................................184
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................185
Scanproblemen oplossen .....................................................................................................185
Scanner reageerde niet ..................................................................................................185
Scannen duurt te lang .....................................................................................................185
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst ...................................186
Tekst kan niet worden bewerkt .......................................................................................186
Er verschijnen foutmeldingen .........................................................................................187
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht ..........................................................187
Er verschijnen defecten in de scans ...............................................................................188
Kan niet naar de netwerkmap scannen (snelkeuze digitaal archief) ...............................189
Faxproblemen oplossen .......................................................................................................190
De faxtest is mislukt ........................................................................................................190
Inhoudsopgave
7
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen .................................................................204
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen ..............................................................204
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart .............................................. 204
Sommige foto's op de geheugenkaart worden niet afgedrukt, zodat de afdruktaak
wordt geannuleerd. .........................................................................................................205
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................205
Problemen met het apparaatbeheer oplossen ......................................................................205
De geïntegreerde webserver kan niet worden geopend .................................................205
Installatieproblemen oplossen ..............................................................................................206
Suggesties voor hardware-installatie ..............................................................................206
Suggesties voor software-installatie ...............................................................................207
Problemen met de uitlijnpagina ....................................................................................... 207
Problemen met software-installatie oplossen .................................................................. 208
Netwerkproblemen oplossen ..........................................................................................208
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ..........................................................209
Storingen verhelpen .............................................................................................................. 211
Verhelp een storing in het apparaat ................................................................................211
Storingen in de ADF verhelpen .......................................................................................213
Tips voor het vermijden van storingen ............................................................................215
A HP-benodigdheden en -accessoires
Afdrukbenodigdheden online bestellen .................................................................................216
Accessoires ..........................................................................................................................216
Benodigdheden ....................................................................................................................216
Inktpatronen ....................................................................................................................217
Printkoppen ....................................................................................................................217
HP-afdrukmateriaal .........................................................................................................217
B Ondersteuning en garantie
Elektronische ondersteuning krijgen .....................................................................................218
Telefonische ondersteuning van HP krijgen .........................................................................218
Voordat u belt .................................................................................................................218
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning .......................................................219
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard ................................................................221
Het apparaat klaarmaken voor verzending ...........................................................................222
De inktcartridges en printkoppen verwijderen voor verzending ....................................... 222
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel ..............................................................223
Het apparaat verpakken .......................................................................................................224
C Specificaties van het apparaat
Fysieke specificaties .............................................................................................................226
Productkenmerken en -mogelijkheden .................................................................................226
Specificaties processor en geheugen ...................................................................................227
Systeemvereisten .................................................................................................................227
Netwerkprotocolspecificaties ................................................................................................228
Specificaties van de geïntegreerde webserver .....................................................................228
Afdrukspecificaties ................................................................................................................228
Afdrukresolutie ................................................................................................................229
Kopieerspecificaties ..............................................................................................................229
Faxspecificaties ....................................................................................................................229
Scanspecificaties ..................................................................................................................230
8
Specificaties van Snelkeuze digitaal archief .........................................................................230
Omgevingsspecificaties ........................................................................................................230
Elektrische specificaties ........................................................................................................230
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO
7779) ....................................................................................................................................231
Ondersteunde apparaten ......................................................................................................231
Geheugenkaartspecificaties .................................................................................................231
D Wettelijk verplichte informatie
FCC-verklaring .....................................................................................................................232
Shielded cables ..............................................................................................................232
Exposure to radio frequency radiation (wireless products only) ......................................233
Kennisgeving aan gebruikers van het Amerikaanse telefoonnetwerk .............................234
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk .......................................235
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Unie ..............................................................236
Overige, wettelijk verplichte informatie .................................................................................236
EMI-verklaring (Korea) ....................................................................................................236
VCCI-verklaring (Japan) .................................................................................................237
Wettelijk verplicht modelnummer ....................................................................................237
Verklaring ten aanzien van het netsnoer ........................................................................237
LED-classificatie .............................................................................................................237
Wettelijke informatie inzake draadloze producten ................................................................. 237
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs Canadien ..........................238
Notice to users in Brazil/Notificação de Normas de Uso de Dispositivos Sem Fio do
Brasil ...............................................................................................................................238
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Gemeenschap (Engels) ..........................239
Kennisgeving aan gebruikers in Frankrijk .......................................................................240
Kennisgeving aan gebruikers in Duitsland ......................................................................241
Kennisgeving aan gebruikers in Italië .............................................................................242
Kennisgeving aan gebruikers in Spanje ..........................................................................243
Conformiteitsverklaring .........................................................................................................244
Milieubeschermingsprogramma ............................................................................................246
Minder is beter ................................................................................................................246
Stroomverbruik ...............................................................................................................246
Informatie over de batterij ...............................................................................................246
Material safety data sheets (chemiekaarten) ..................................................................247
Recycling ........................................................................................................................247
Productverpakking ....................................................................................................247
Plastic .......................................................................................................................247
Hoe privé-huishoudens in de Europese Unie afgedankte apparatuur als afval
dienen aan te bieden ................................................................................................247
HP-producten en -benodigdheden ............................................................................247
Index...........................................................................................................................................248
Inhoudsopgave
9
1 Aan de slag
In deze handleiding vindt u details over het gebruik van het apparaat en het oplossen
van problemen.
Andere bronnen over het product zoeken
Toegankelijkheid
De onderdelen van de HP All-in-One kennen
Andere bronnen over het product zoeken
Voor productinformatie en hulpmiddelen voor het oplossen van problemen die niet in
deze handleiding zijn opgenomen, zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
Bron Beschrijving Locatie
Installatieposter
Bevat geïllustreerde
installatieaanwijzingen.
Een gedrukte versie van het
document is bij het apparaat
meegeleverd.
Naslaggids
Geeft instructies voor het
installeren van het apparaat
en informatie over garantie
en veiligheid.
Een gedrukte versie van het
document is bij het apparaat
meegeleverd.
Leesmij-bestand en release-
info
Deze bieden de laatste
informatie en tips voor het
oplossen van problemen.
Staat op de Starter-cd.
Gëintegreerde webserver
(netwerkverbinding)
Hiermee kunt u
statusinformatie bekijken,
instellingen wijzigen en het
apparaat beheren vanaf elke
computer in het netwerk.
Raadpleeg
Geïntegreerde
webserver voor meer
informatie.
Beschikbaar via elke
standaardwebbrowser.
Werkset (Microsoft
®
Windows
®
)
Biedt informatie over de
status van printkoppen en
geeft toegang tot services
voor onderhoud.
Raadpleeg
Werkset
(Windows) voor meer
informatie.
De Werkset wordt normaal
als optie samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
Bevat hulpmiddelen voor het
configureren van
afdrukinstellingen, het
kalibreren van het apparaat,
het reinigen van de
printkoppen, het afdrukken
van de configuratiepagina,
het online bestellen van
benodigdheden en het
Het HP
Printerhulpprogramma wordt
normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
10 Aan de slag
Bron Beschrijving Locatie
zoeken van hulp op de
website. U kunt ook
instellingen voor draadloos
afdrukken configureren.
Raadpleeg
HP
Printerhulpprogramma (Mac
OS) voor meer informatie.
HP Instant Support Helpt u afdrukproblemen snel
te identificeren, te analyseren
en op te lossen.
Raadpleeg
HP Instant
Support voor meer informatie.
Beschikbaar via elke
standaardwebbrowser of via
de Werkset (Windows).
Bedieningspaneel Geeft status-, fout- en
waarschuwingsinformatie
over de werking.
Raadpleeg Bedieningspaneel
voor meer informatie.
Logs en rapporten Biedt informatie over
gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden.
Raadpleeg Het apparaat
controleren voor meer
informatie.
Diagnostische zelftestpagina
Apparaatgegevens:
Naam van product
Modelnummer
Serienummer
Versienummer van
de firmware
Geïnstalleerde
accessoires (de
duplexeenheid
bijvoorbeeld)
Het aantal afgedrukte
pagina's uit de lades en
accessoires
Inktniveaus
Status van de printkop
Raadpleeg De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
Netwerkconfiguratiepagina Dit geeft u informatie over de
netwerkconfiguratie.
Raadpleeg De
netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor meer
informatie.
Pagina diagnostiek van
afdrukkwaliteit afdrukken
Hiermee kunt u nagaan of er
problemen zijn die invloed
hebben op de afdrukkwaliteit
en kunt u beter beslissen of
het nodig is om een
onderhoudsprogramma uit te
voeren om de kwaliteit van
uw afdrukken te verbeteren.
Raadpleeg De pagina
Diagnostiek van
afdrukkwaliteit afdrukken
voor meer informatie.
HP-websites Biedt de meest recente
printersoftware en product-
en ondersteuningsinformatie.
www.hp.com/support
www.hp.com
(vervolg)
Andere bronnen over het product zoeken
11
Bron Beschrijving Locatie
Telefonische ondersteuning
van HP
Bevat contactinformatie van
HP. Gedurende de
garantieperiode is deze
ondersteuning vaak kosteloos.
Raadpleeg Telefonische
ondersteuning van HP krijgen
voor meer informatie.
Help bij de HP-
beeldbewerkingssoftware
Biedt informatie over het
gebruik van de software.
Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware
gebruiken voor meer
informatie.
Toegankelijkheid
Uw apparaat beschikt over een aantal functies die de printer toegankelijk maken voor
gebruikers met bepaalde handicaps.
Visuele handicap
De software van het apparaat is geschikt voor gebruikers met een visuele handicap of
verminderd zicht dankzij de toegankelijkheidsopties en -functies van uw
besturingssysteem. Bovendien zijn er ondersteunende technieken beschikbaar voor
gebruikers met een visuele beperking, zoals schermlezers, braillelezers en
spraakherkenningstechnologie. Speciaal voor gebruikers die kleurenblind zijn, zijn de
gekleurde knoppen en tabbladen in de software en op het bedieningspaneel voorzien
van korte tekst of pictogramlabels die de functie ervan aangegeven.
Mobiliteit
Om gebruikers met een beperkte mobiliteit te helpen, kunnen de softwarefuncties van
het apparaat worden uitgevoerd met behulp van het toetsenbord. De software
ondersteunt ook Windows-toegankelijkheidsopties, zoals plaktoetsen, schakeltoetsen,
filtertoetsen en muistoetsen. De deuren, knoppen, papierlades en papiergeleiders van
het apparaat kunnen door gebruikers met beperkte kracht en beperkt bereik worden
bediend.
Ondersteuning
Meer informatie over de toegankelijkheid van dit product en HP's streven naar
optimale producttoegankelijkheid vindt u op de website van HP op
www.hp.com/
accessibility.
Voor informatie over de toegankelijkheid op Mac OS gaat u naar de website van Apple
op
www.apple.com/accessibility.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen
Vooraanzicht
Ruimte voor printerbenodigdheden
Geheugenkaartsleuven
Achteraanzicht
Bedieningspaneel
Informatie over verbindingen
Hoofdstuk 1
(vervolg)
12 Aan de slag
Vooraanzicht
1 Automatische documentinvoer (ADF)
2 Scannerglasplaat
3 Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk HP All-in-One van het model dat u bezit)
4 Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk van het model dat u bezit)
5 Uitvoerlade
6 Verlengstuk van uitvoerlade
7 Lengte-/breedtegeleiders
8 Lade 1
9 Lade 2 (beschikbaar bij sommige modellen)
10 USB (Universal serial bus)-poort voorzijde (geschikt voor PictBridge)
11 Geheugenkaartsleuven
12 Statuslampje geheugenkaart
13 Documentinvoerlade
14 Breedtegeleiders
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 13
Ruimte voor printerbenodigdheden
1 Inktcartridgeklep
2 Inktcartridges
3 Toegangsklep wagen
4 Printkoppen
5 Printkopvergrendeling
Geheugenkaartsleuven
1
CompactFlash (types I en II)
2 Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC
3
xD
4
Memory Stick, Magic Gate Memory Stick, Memory Stick Duo, Memory Stick Pro
5
USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
Hoofdstuk 1
14 Aan de slag
Achteraanzicht
1 Stroomaansluiting
2 Ethernet-poort
3 USB (Universal Serial Bus)-poort achteraan
4 Faxpoorten (1-LINE en 2-EXT) (beschikbaar voor sommige modellen)
5 Achterklep (voor modellen zonder duplexeenheid)
6 Accessoire voor dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) (beschikbaar voor sommige
modellen)
Bedieningspaneel
De lay-out en functies op het bedieningspaneel verschillen afhankelijk van het model
dat u bezit.
De volgende gedeelten geven een beschrijving van de knoppen, statuslampjes en
uitleesvensters. Het kan zijn dat uw model niet over al deze functies beschikt.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 15
Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel
In het volgende diagram en de bijbehorende tabel vindt u een kort overzicht van de
functies op het bedieningspaneel.
Label Naam en beschrijving
1
Snelkiesknoppen: Toegang krijgen tot de eerste vijf snelkiesnummers.
2
Snelkiezen: hiermee selecteert u een snelkiesnummer.
3 Het menu Scannen: hiermee wordt het menu Scannen naar geopend. Hiermee kunt u een
bestemming voor de scan selecteren.
4 Digitaal archief: hiermee worden documenten naar een folder gescand, daar opgeslagen en
beschikbaar gesteld aan personen op uw netwerk.
5
Het menu Faxen: hiermee wordt het faxmenu geopend.
6 De naam en de functie van de knop hangen af van het land/de regio waar het apparaat is
verkocht.
Resolutie: hiermee wordt de resolutie bijgesteld voor de fax die u verzendt.
Faxnummerblokkering: hiermee wordt het menu Installatie faxnummerblokkering geopend,
waarmee u ongewenste faxoproepen kunt beheren. Om deze functie te kunnen gebruiken,
moet u een abonnement op een beller-id-service hebben.
7
Toetsenblok: hiermee voert u faxnummers, waarden of tekst in.
8 Scherm: Hierop worden menu's en berichten weergegeven.
9
Pijl naar links: hiermee worden de waarden op het display verlaagd.
10
OK: hiermee selecteert u een menu of instelling op het display.
11
Pijl naar rechts: hiermee worden de waarden op het display verhoogd.
12 Waarschuwingslampje: wanneer het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat er zich
een fout heeft voorgedaan die moet worden verholpen.
13
Verkleinen/Vergroten: hiermee wijzigt u het afdrukformaat van een kopie.
14
Het menu Kopiëren: hiermee wordt het menu Kopiëren geopend.
Hoofdstuk 1
16 Aan de slag
Label Naam en beschrijving
15
Aantal kopieën: Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken.
16
Het menu Foto: hiermee wordt het menu Foto's geopend, waarin u opties kunt selecteren.
17 De naam en de functie van de knop hangen af van het model en het land/de regio waar het
apparaat is verkocht.
Voorbeeldvel: hiermee drukt u een voorbeeldvel af als er een geheugenkaart in een
geheugenkaartsleuf is geplaatst. Op een voorbeeldvel worden miniatuurweergaven van alle
foto's op de geheugenkaart weergegeven. U kunt foto's op het voorbeeldvel selecteren en
deze foto's afdrukken door het voorbeeldvel te scannen.
Roteren: Draai de afbeelding op het afleesvenster. De gedraaide afbeelding kan worden
geprint.
18 Aan/uit: hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Het lampje van de knop Aan brandt als het
apparaat aanstaat. Het lampje knippert wanneer een taak wordt uitgevoerd.
Als het apparaat is uitgeschakeld, ontvangt het toch nog een minimale hoeveelheid stroom.
Als u de stroomtoevoer naar het apparaat volledig wilt afsluiten, schakelt u het apparaat uit
en haalt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
19
Uitzoomen: maakt de afbeelding op het scherm kleiner.
20
Inzoomen: maakt de afbeelding op het scherm groter.
21 FOTO'S AFDRUKKEN: hiermee selecteert u de fotofunctie. Met deze knop drukt u foto’s van
een geheugenkaart of opslagapparaat af of slaat u foto’s op de computer op.
22
Kwaliteit: hiermee selecteert de kopieerkwaliteit Beste, Normaal of Snel.
23
START KOPIËREN, Kleur: hiermee start u een kopieertaak in kleur.
24
START KOPIËREN, zwart: hiermee start u een kopieertaak in zwart-wit.
25 Sorteren: hiermee worden de kopieën in volgorde gelegd zodat ze klaar zijn voor gebruik als
de kopieertaak is voltooid.
26
Annuleren: hiermee stopt u een taak, verlaat u een menu of verlaat u de instellingen.
27 Help: hiermee wordt het helpmenu weergegeven. U kunt selecteren uit een lijst met
helponderwerpen. Tijdens de selectie worden de details van de hulpinformatie weergegeven
op de monitor van een aangesloten computer.
28
Vorige: hiermee gaat u een niveau hoger in het menu.
29
2-zijdig: hiermee maakt u tweezijdige kopieën of faxen.
30 Installatie: hiermee wordt het menu Instellingen weergegeven. Met dit menu kunt u
rapporten genereren, instellingen wijzigen voor de fax of voor onderhoud, en het menu Help
openen. Het onderwerp dat u in het menu Help selecteert, wordt geopend in een Help-
venster op het scherm van de computer.
31 Automatisch antwoorden: wanneer deze knop verlicht is, beantwoordt het apparaat
automatisch binnenkomende telefoonoproepen. Wanneer deze knop uit staat, beantwoordt
het apparaat geen binnenkomende faxoproepen.
32
START FAXEN, Kleur: hiermee start u het faxen van een kleurendocument.
33
START FAXEN, Zwart: hiermee start u het faxen van een zwart-witdocument.
34 Opnieuw kiezen/pauze: hiermee kiest u het laatst gekozen nummer of voegt u een pauze
van drie seconden in voor een faxnummer.
(vervolg)
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 17
Label Naam en beschrijving
35 START SCANNEN: hiermee start u een scantaak en verzendt u deze naar de bestemming
die u hebt geselecteerd met de knop Scannen naar.
Kleurenscherm
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
De volgende pictogrammen worden onder aan op het kleurenscherm weergegeven en
geven belangrijke informatie weer. Sommige pictogrammen worden alleen
weergegeven als uw apparaat is uitgerust met een voorziening voor het uitwisselen
van gegevens via een netwerk. Zie
Netwerkopties configureren voor meer informatie
over netwerken.
Pictogram Doel
Geeft de hoeveelheid inkt in de inktcartridge weer. De kleur van het pictogram
stemt overeen met de kleur van de inktpatroon en het vulniveau van het
pictogram stemt overeen met het vulniveau van de inktpatroon.
Dit pictogram geeft aan dat er een onbekende inktcartridge in het apparaat is
geplaatst. Dit pictogram wordt mogelijk weergegeven als u een andere
inktcartridge dan een inktcartridge van HP in het apparaat plaatst.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een vaste netwerkverbinding met
een netwerk is verbonden.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat wel over een voorziening voor het
uitwisselen van gegevens via een draadloos netwerk beschikt, maar dat het
apparaat momenteel niet met een draadloos netwerk is verbonden. Dit
pictogram is grijs als er geen draadloos netwerksignaal beschikbaar is en
blauw als er wel een signaal is. Dit geldt alleen voor de modus Infrastructuur.
(Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie
Het
apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een draadloze netwerkverbinding
met een netwerk is verbonden. De signaalsterke wordt aangegeven door
middel van het aantal gebogen lijnen. Dit geldt alleen voor de modus
Infrastructuur. (Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige
Hoofdstuk 1
(vervolg)
18 Aan de slag
Pictogram Doel
modellen.) Zie Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen
sommige modellen)voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat is verbonden met een draadloos ad-
hocnetwerk (of computer-to-computernetwerk). (Deze voorziening wordt
alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie
Het apparaat installeren voor
draadloze communicatie (alleen sommige modellen) voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat er een Bluetooth-adapter is geïnstalleerd en dat
er verbinding is. Er is een afzonderlijke Bluetooth-adapter vereist. Zie
Accessoires voor meer informatie.
Zie
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
voor meer informatie over het installeren van Bluetooth.
Uitleesvenster met 2 regels
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
Het uitleesscherm met twee regels geeft status- en foutmeldigen, menuopties en
adviesberichten weer. IAls u een geheugenkaart insteekt of een camera verbindt, gaat
het scherm automatisch in fotostand en wordt het begin van het fotomenu
weergegeven.
Informatie over verbindingen
Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten
computers voor de
beste prestaties
Ondersteunde
softwarefuncties
Instructies bij de
installatie
USB-aansluiting
Eén computer die via
een USB-kabel is
aangesloten op de
snelle USB 2.0-poort
aan de achterzijde van
het apparaat.
Alle functies worden
ondersteund, behalve
Webscan. Zie
Webscan
gebruiken via de
geïntegreerde
webserver voor meer
informatie.
Gedetailleerde
instructies vindt u in de
Beknopte handleiding.
Ethernet-verbinding (via
kabel)
Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in de
Beknopte handleiding
(vervolg)
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 19
Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten
computers voor de
beste prestaties
Ondersteunde
softwarefuncties
Instructies bij de
installatie
zijn aangesloten via een
hub of een router.
en raadpleeg
vervolgens Het apparaat
delen op een lokaal
gedeeld netwerk in deze
handleiding voor
verdere instructies.
Printers delen
Maximaal vijf computers.
De hostcomputer moet
altijd aanstaan, anders
kunnen de andere
computers niet op het
apparaat afdrukken.
Alle functies die op de
hostcomputer aanwezig
zijn, worden
ondersteund. Alleen
afdrukken wordt vanaf
de andere computers
ondersteund.
Volg de instructies in het
gedeelte
Het apparaat
delen op een lokaal
gedeeld netwerk.
802.11 draadloos Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
zijn aangesloten via een
hub of een router.
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in het
gedeelte Het apparaat
installeren voor
draadloze communicatie
(alleen sommige
modellen).
HP bt300, printer en PC-
adapter met draadloze
Bluetooth
®
-technologie
Eén Bluetooth-apparaat
of één computer.
Afdrukken vanaf een
Bluetooth-apparaat,
zoals een PDA, een
mobiele telefoon met
een camera of een
computer waarop
Bluetooth is
ingeschakeld.
Volg de instructies in het
gedeelte Installatie van
het apparaat voor
Bluetooth-communicatie.
Hoofdstuk 1
(vervolg)
20 Aan de slag
2
De accessoires installeren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De duplexeenheid installeren
Lade 2 installeren
Accessoires inschakelen in de printerdriver
De duplexeenheid installeren
Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
Als het optionele accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid)
is geïnstalleerd, kunt u automatisch op beide zijden van een vel papier afdrukken. Zie
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) voor informatie over het gebruik
van de duplexeenheid.
Zo installeert u de duplexeenheid.
1. Druk op de knoppen op het toegangspaneel aan de achterzijde en verwijder het
paneel van het apparaat.
2. Schuif de duplexeenheid in het apparaat totdat deze vastklikt. Druk bij de
installatie niet op de knoppen aan weerszijden van de duplexeenheid, maar
gebruik de knoppen alleen om de eenheid uit de printer te verwijderen.
Lade 2 installeren
Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
De accessoires installeren
21
Lade 2 kan maximaal 350 vellen normaal papier bevatten. Zie voor bestelinformatie
Accessoires.
Lade 2 installeren als volgt.
1. Pak de lade uit, verwijder verpakkingstape en -materiaal en breng de lade naar de
voorbereide locatie. Het oppervlak moet stevig en vlak zijn.
2. Schakel het apparaat uit en koppel het netsnoer los.
3. Plaats het apparaat boven op de lade.
Let op Plaats uw vingers en handen niet aan de onderzijde van het apparaat.
4. Sluit het netsnoer aan en zet het apparaat aan.
5. Lade 2 activeren in de printerdriver. Raadpleeg
Accessoires inschakelen in de
printerdriver voor meer informatie.
Accessoires inschakelen in de printerdriver
Accessoires inschakelen op computers met Windows
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh
Hoofdstuk 2
22 De accessoires installeren
Accessoires inschakelen op computers met Windows
Als de software van het apparaat geïnstalleerd is op een computer met Windows,
moet lade 2 in de printerdriver worden ingeschakeld om deze met het apparaat te
kunnen laten werken. (De duplexeenheid moet niet worden ingeschakeld.)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Kies een van de volgende tabbladen: Configuratie, instellingen apparaat, of
Apparaatopties. (De naam van het tabblad hangt af van de printerdriver en het
besturingssysteem.) Klik op het geselecteerde tabblad het accessoire dat u wilt
inschakelen, klik Geïnstalleerd uit het vervolgmenu en klik vervolgens op OK.
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh
Het Mac OS schakelt in de driver automatisch alle accessoires in bij het installeren
van de software van het apparaat. Doe het volgende als u later een nieuw accessoire
toevoegt:
1. Klik in het Dock op het pictogram Printerinstallatieprogramma.
2. Klik in de Lijst met printers op het apparaat dat u wilt installeren.
3. Kies Toon info in het menu Printers.
4. Klik in het vervolgmenu Namen en locaties op Installeerbare opties.
5. Vink het accessoire aan dat u wilt activeren.
6. Klik op Toepassen .
Accessoires inschakelen in de printerdriver
23
3 De all-in-one gebruiken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken
Soorten berichten op het bedieningspaneel
De instellingen van het apparaat wijzigen
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
Tekst en symbolen
De originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Afdrukmateriaal plaatsen
Lades configureren
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
Afdrukken zonder randen
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen)
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken
In de volgende gedeelten wordt een kort overzicht gegeven van de hoofdmenu's die
op het scherm van het bedieningspaneel verschijnen. Om een menu weer te geven,
drukt u op de menuknop voor de gewenste functie.
Opmerking Het type weergave op het bedieningspaneel - kleurenweergave of
weergave in twee lijnen - hangt af van het model dat u bezit.
Het menu Scannen: Geeft een lijst van bestemmingen, bijvoorbeeld HP-
beeldbewerkingssoftware. Op sommige modellen kunt u scannen en een foto
terug afdrukken of naar een geheugenkaart scannen.
Het menu Faxen: hiermee kunt u een fax of snelkiesnummer invoeren of het
menu Faxen weergeven. Menuopties zijn:
Resolutie aanpassen
Lichter of donkerder maken
Faxen later verzenden
Nieuwe standaardinstellingen instellen
Het menu Kopiëren: Menuopties zijn:
Het aantal kopieën selecteren
Verkleinen of vergroten
Materiaalsoort- en formaat selecteren
Het menu Foto: Menuopties zijn:
Afdrukopties selecteren
Speciale functies gebruiken
Bewerken
24 De all-in-one gebruiken
Overdragen naar een computer
Een voorbeeldvel selecteren
Soorten berichten op het bedieningspaneel
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Statusberichten
Waarschuwingen
Foutberichten
Kritieke foutberichten
Statusberichten
Statusberichten geven de actuele status van het apparaat weer. Ze stellen u op de
hoogte van de normale werking en vereisen geen handeling om te worden opgelost.
Ze veranderen naargelang de status van het apparaat verandert. Wanneer het
apparaat klaar is en geen taken uitvoert en er nog geen af te handelen
waarschuwingsberichten zijn, verschijnt het statusbericht KLAAR als de printer
aanstaat.
Waarschuwingen
Waarschuwingen stellen u op de hoogte van gebeurtenissen waar u aandacht aan
dient te besteden, maar die de werking van het apparaat niet belemmeren. Een
voorbeeld van een waarschuwing is CYAAN BIJNA OP. Deze berichten verschijnen
totdat de situatie is opgelost.
Foutberichten
Foutberichten melden u dat er een handeling moet worden verricht, zoals
afdrukmateriaal toevoegen of een storing verhelpen. Deze berichten gaan gewoonlijk
samen met een rood, knipperend waarschuwingslampje. Voer de nodige handelingen
uit om verder af te drukken.
Als in het foutbericht een foutcode wordt weergegeven, drukt u op de knop Aan/uit om
het apparaat uit te schakelen en schakelt u het ervolgens weer in. In de meeste
gevallen lost deze handeling het probleem op. Wanneer het bericht blijft verschijnen,
moet uw apparaat misschien hersteld worden. Noteer de foutcode en ga vervolgens
naar HP Instant Support om meer te weten over de mogelijke oorzaken voor het
bericht. Raadpleeg
HP Instant Support voor meer informatie.
Kritieke foutberichten
Kritieke foutberichten wijzen u op een defect in het apparaat. Sommige van deze
berichten kunnen worden opgelost door op de knop Aan/uit te drukken, het apparaat
uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen. Als een kritieke fout aanhoudt, is
reparatie noodzakelijk. Raadpleeg
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Soorten berichten op het bedieningspaneel
25
De instellingen van het apparaat wijzigen
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen op deze plaatsen:
Vanaf het bedieningspaneel.
Vanaf het HP Solution Center (Windows) of HP Apparaatbeheer (Mac OS).
Raadpleeg
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
Vanaf de geïntegreerde webserver. Raadpleeg
Geïntegreerde webserver voor
meer informatie.
Opmerking Als u de instellingen configureert in het HP Solution Center of in
deHP Apparaatbeheer, kunt u de instellingen die vanaf het bedieningspaneel zijn
geconfigureerd (zoals de scaninstellingen) niet zien.
Instellingen wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op de menuknop voor de functie die u gebruikt
(bijvoorbeeld het menu Kopiëren).
2. Om bij de optie te komen die u wilt wijzigen, gebruikt u een van de volgende
methoden:
Druk op een knop op het bedieningspaneel en gebruik vervolgens de pijl naar
rechts of naar links om de waarde aan te passen.
Selecteer de optie uit het menu op het afleesvenster van het bedieningspaneel.
3. Selecteer de gewenste waarde en druk vervolgens op OK.
Instellingen van de HP-beeldbewerkingssoftware (Mac OS) wijzigen
1. Klik in het Dock op het pictogram Apparaatbeheer.
2. Selecteer het apparaat in het vervolgmenu Apparaten.
3. In het menu Informatie en instellingen, klikt u op een item dat u wilt veranderen.
Instellingen wijzigen vanaf de geïntegreerde webserver
1. Open de geïntegreerde webserver.
2. Selecteer de pagina met de instellingen die u wilt wijzigen.
3. Wijzig de instellingen en klik vervolgens op Toepassen.
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
Op een computer met Windows is het HP Solution Center de plaats waar u toegang
krijgt tot de HP Photosmart-software. Met het HP Solution Center kunt u de
afdrukinstellingen wijzigen, de wizard Faxinstallatie starten, benodigdheden bestellen
en de help op het scherm raadplegen.
Welke functies beschikbaar zijn in het HP Solution Center hangt af van de apparaten
die u hebt geïnstalleerd. In het HP Solution Center worden alleen pictogrammen
getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde
apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze
functie niet in het HP Solution Center.
Als het HP Solution Center op de computer geen pictogrammen bevat, is er mogelijk
een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem
Hoofdstuk 3
26 De all-in-one gebruiken
oplossen door de HP Photosmart-software via het Configuratiescherm van Windows
volledig te verwijderen en de software vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij het
apparaat geleverde Help op het scherm voor meer informatie.
Zie
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie over het
HP Solution Center.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
Met de HP-beeldbewerkingssoftware krijgt u toegang tot veel functies die niet
beschikbaar zijn vanaf het bedieningspaneel.
De software is tijdens de installatie op uw computer geïnstalleerd. Zie de bij het
apparaat geleverde installatiedocumentatie voor meer informatie.
Toegang tot de HP beeldbewerkingssoftware verschilt per besturingssysteem (OS).
Als u bijvoorbeeld op een pc met Windows werkt, start u de HP-
beeldbewerkingssoftware in het venster HP Photosmart-software. Als u op een pc met
Macintosh werkt, start u de HP-beeldbewerkingssoftware in het venster
HP Photosmart Studio. In alle gevallen gebruikt u dit punt als startpunt voor de HP-
beeldbewerkingssoftware en -services.
De HP Photosmart-software openen op een computer met Windows
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Dubbelklik op het Windows-bureaublad op het pictogram HP Photosmart-
software.
Dubbelklik op het pictogram van de HP Digital Imaging Monitor in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk van Windows.
Klik op de knop Start op de taakbalk, wijs Programma's of Alle programma's
aan, selecteer HP en klik op HP Photosmart-software.
2. Als u meer dan één HP-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u het tabblad met
de naam van uw product.
Opmerking Op een Windows-computer zijn de beschikbare functies in de HP
Photosmart-software afhankelijk van de apparaten die zijn geïnstalleerd. In de
software worden alleen pictogrammen getoond die zijn gekoppeld aan het
geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde apparaat niet is uitgerust met
een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze functie niet in de
software.
Tip Als de HP Photosmart-software op de computer geen pictogrammen
bevat, is er mogelijk een probleem opgetreden tijdens de installatie van de
software. U kunt dit probleem oplossen door de HP Photosmart-software via
het Configuratiescherm van Windows volledig te verwijderen en de software
vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij uw apparaat geleverde beknopte
handleiding voor meer informatie.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
27
De HP Photosmart Studio-software openen op een computer met Windows
1. Klik op het pictogram HP Photosmart Studio in het Dock.
Het venster HP Photosmart Studio verschijnt.
2. Klik op Apparaten op de HP Photosmart Studio-taakbalk.
Het venster HP Apparaatbeheer wordt weergegeven.
3. Selecteer uw apparaat in het vervolgkeuzemenu Apparaat.
Hiermee kunt u scannen, faxen, documenten importeren en onderhoud uitvoeren,
zoals het controleren van het inktniveau in de inktcartridges.
Opmerking Welke functies beschikbaar zijn in de HP Photosmart Studio-
software op een computer met Macintosh, hangt af van het geselecteerde
apparaat.
Tip Wanneer de HP Photosmart Studio-software is geopend, kunt u de
snelkoppelingen in het Dock-menu openen als u de muisknop ingedrukt houdt
op het pictogram van HP Photosmart Studio in het Dock.
Tekst en symbolen
U kunt het toetsenblok op het bedieningspaneel gebruiken om tekst en symbolen in te
voeren. U kunt ook tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele
toetsenblok vanaf het bedieningspaneel (alleen sommige modellen). Het visuele
toetsenblok verschijnt automatisch op het kleurenscherm als u een vaste of draadloze
netwerkverbinding installeert of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers installeert.
U kunt symbolen ook vanaf het toetsenblok invoeren als u een fax- of telefoonnummer
invoert. Als het apparaat het nummer kiest, interpreteert het apparaat het symbool en
reageert het dienovereenkomstig. Als u bijvoorbeeld een streepje in het faxnummer
hebt ingevoerd, zal het apparaat een korte pauze inlassen voordat de rest van het
nummer wordt gekozen. Een pauze is handig als u eerst een buitenlijn moet krijgen
voordat u een faxnummer kunt kiezen.
Opmerking Als u een symbool in uw faxnummer wilt invoeren, zoals een
streepje, moet u het symbool met behulp van het toetsenblok invoeren.
Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel
U kunt tekst of symbolen invoeren met behulp van het toetsenblok op het
bedieningspaneel.
Als u klaar bent met het typen van tekst, drukt u op OK om het nummer op te slaan.
Hoofdstuk 3
28 De all-in-one gebruiken
Tekst invoeren
1. Druk op het toetsenblok op de toetsen die overeenstemmen met de letters van
een naam. De letters a, b, en c behoren bijvoorbeeld bij de cijfertoets 2, zoals
hieronder is weergegeven.
Tip Druk een knop meerdere keren in om de beschikbare tekens te bekijken.
Afhankelijk van uw taalinstelling en uw instelling voor land/regio zijn er mogelijk
andere tekens beschikbaar naast de tekens die op het toetsenblok worden
weergegeven.
2. Zodra de juiste letter wordt weergegeven, wacht u totdat de cursor automatisch
naar rechts is gegaan. U kunt ook op de pijl naar rechts drukken. Druk op het
toetsenblok op de toets die overeenkomt met de volgende letter in de naam. Druk
meerdere malen op de toets, totdat de juiste letter wordt weergegeven. De eerste
letter van een woord wordt automatisch met een hoofdletter weergegeven.
Een spatie, pauze of symbool invoeren
Druk op Ruimte om een spatie in te voegen.
Druk op Opnieuw kiezen/pauze om een pauze in te voeren. Er verschijnt een
streepje in het nummer.
Als u een symbool wilt invoeren, zoals @, drukt u herhaaldelijk op de knop
Symbolen om door de lijst met beschikbare symbolen te bladeren: sterretje (*),
streepje (-), en-teken (&), punt (.), schuine streep (/), ronde haken ( ), apostrof ('),
gelijkteken (=), hekje (#), apenstaartje (@), onderstreping (_), plusteken (+),
uitroepteken (!), puntkomma (;), vraagteken (?), komma (,), dubbele punt (:),
procentteken (%) en tilde (~).
Een letter, cijfer of symbool verwijderen
Als u een fout maakt, drukt u op de knop naar links om de fout te wissen en het
juiste teken in te voeren.
Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen)
U kunt tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele toetsenblok dat
automatisch op het kleurenbeeldscherm wordt weergegeven als u tekst moet
invoeren. Het visuele toetsenblok verschijnt bijvoorbeeld automatisch als u een vaste
Tekst en symbolen
29
of draadloze netwerkverbinding instelt of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers
instelt.
Tekst invoeren met het visuele toetsenbord
1. Druk op de pijlknoppen om de gewenste selectie te markeren om een letter, een
cijfer of een symbool op het visuele toetsenblok te selecteren.
Kleine letters, hoofdletters, cijfers en symbolen invoeren
Voor het invoeren van kleine letters selecteert u de knop abc op het visuele
toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Voor het invoeren van hoofdletters selecteert u de knop ABC op het visuele
toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Voor het invoeren van cijfers en symbolen selecteert u de knop 123 op het
visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Een spatie toevoegen
Voor het toevoegen van een spatie, drukt u op de knop pijl naar rechts op het
visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Opmerking Zorg ervoor dat u de knop pijl naar rechts gebruikt op het visuele
toetsenblok om een spatie toe te voegen. U kunt geen spatie toevoegen met
de pijlknoppen op het bedieningspaneel.
2. Als u de juiste letter of het juiste cijfer of symbool hebt gemarkeerd drukt u op OK
op het bedieningspaneel om die te selecteren.
De selectie verschijnt op het kleurenscherm.
Tip Voor het wissen van een letter, cijfer of symbool selecteert u Wissen op
het visuele toetsenblok en vervolgens drukt u op OK.
3. Selecteer nadat u geen tekst, cijfers of symbolen meer moet invoeren Gereed op
het visuele toetsenblok en druk vervolgens op OK.
Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige
modellen)
Voor het invoeren van een symbool, zoals *, drukt u herhaaldelijk op Symbolen om
door de lijst met symbolen te bladeren. In de volgende tabel ziet u welke symbolen u
kunt gebruiken in een fax- of telefoonnummer, faxkopschrift en snelkiesnummers.
Beschikbare
symbolen
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
* Hiermee wordt een sterretje
weergegeven als dit nodig is voor het
kiezen van een nummer.
Faxkopschriftnaam,
snelkiesnamen, snelkiesnummers,
fax- of telefoonnummers en
handsfree kiesnummers
- Tijdens het automatisch kiezen zal het
apparaat een pauze van drie seconden
in het nummer invoegen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
Hoofdstuk 3
30 De all-in-one gebruiken
Beschikbare
symbolen
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
( ) Geeft een linker- en rechterhaakje weer
om bijvoorbeeld het netnummer te
scheiden van de rest van het nummer
voor een betere leesbaarheid. Deze
symbolen zijn niet van invloed op het
kiezen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
W Tijdens het automatisch kiezen zorgt de
W ervoor dat het apparaat wacht op een
kiestoon voordat het kiezen wordt
voortgezet.
Snelkiesnummers en fax- of
telefoonnummers
R Tijdens het automatisch kiezen werkt de
R op dezelfde manier als een Flash-
knop op de telefoon.
Snelkiesnummers en fax- of
telefoonnummers
+ Geeft een plusteken weer. Dit symbool
is niet van invloed op het kiezen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
De originelen plaatsen
U kunt een te kopiëren, te faxen of te scannen origineel in de automatische
documentinvoer of op de glasplaat van de scanner plaatsen. Originelen die in de
automatische documentinvoer zijn geplaatst worden automatisch ingevoerd in het
apparaat.
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen
U kunt een enkel- of dubbelzijdig document met een enkele pagina of meerdere
pagina's van A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door het document in
de invoerlade te plaatsen.
Let op Geen foto's laden in de ADF; daarmee kunnen uw foto's beschadigd raken.
Opmerking Dubbelzijdige documenten van Legal-formaat kunnen niet worden
gescand, gekopieerd of gefaxt met de ADI. Bepaalde functies, zoals de
kopieerfunctie Aanpassen aan pagina, werken niet wanneer u originelen in de
ADF plaatst. U moet de originelen op de glasplaat leggen.
De documentinvoerlade kan maximaal 50 vellen standaardpapier bevatten.
Een origineel in de documentinvoerlade plaatsen
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de invoerlade. Plaats de
pagina's zodat de bovenkant van het document eerst wordt ingevoerd. Schuif het
materiaal in de automatische documentinvoer totdat u een pieptoon hoort of een
bericht op het uitleesvenster ziet dat aangeeft dat de geplaatste pagina's werden
gedetecteerd.
Tip Raadpleeg het diagram in de documentinvoerlade voor hulp bij het laden
van originelen in de automatische documentinvoer.
(vervolg)
De originelen plaatsen
31
2. Schuif de breedtegeleiders naar binnen tot deze tegen de linker- en rechterrand
van het medium komen.
Opmerking Verwijder alle originelen uit de documentinvoerlade voordat u de klep
van het apparaat optilt.
Een origineel op de glasplaat leggen
U kunt originelen van maximaal A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door
ze op de glasplaat te leggen. Bij sommige modellen kunnen originelen van legal-
formaat op de glasplaats worden geplaatst. Als het origineel uit meerdere volledige
pagina's bestaat, plaatst u dit in de automatische documentinvoer. Als bij uw model
geen originelen van legal-formaat op de glasplaat kunnen worden gelegd, plaats deze
originelen dan in de automatische documentinvoer.
Opmerking Veel van de speciale functies werken niet juist als de glasplaat en
klep niet schoon zijn. Raadpleeg
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Een origineel op de glasplaat van de scanner plaatsen
1. Verwijder alle originelen uit de documentinvoer en til vervolgens de klep op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat.
Tip Raadpleeg de gegraveerde geleiders langs de glasplaat voor meer hulp
bij het plaatsen van originelen.
Hoofdstuk 3
32 De all-in-one gebruiken
3. Sluit de klep.
Afdrukmateriaal selecteren
Het apparaat is geschikt voor gebruik met de meeste soorten afdrukmateriaal. Wij
raden u aan om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Ga
naar de website van HP op
www.hp.com om meer te weten over afdrukmateriaal van
HP.
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden.
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Plaats slechts één papiersoort tegelijkertijd in een lade.
Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2 met de afdrukzijde naar beneden en
tegen de rechter- en achterkant van de lade. Lade 2 is beschikbaar bij sommige
modellen Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
Plaats niet te veel papier in de lades. Raadpleeg
Informatie over de specificaties
van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te
voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
Formulieren die uit meerdere delen bestaan
Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet
goed absorbeert
Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
Afdrukmateriaal selecteren
33
Kaarten en enveloppen
Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen,
sluitingen of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke,
onregelmatige of gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of
anderszins beschadigd zijn.
Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
Laad enveloppen met de flappen naar boven.
Afdrukmateriaal voor foto's
Gebruik de modus Beste voor het afdrukken van foto’s. In deze modus neemt het
afdrukken meer tijd in beslag omdat meer computergeheugen vereist is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Transparanten
Plaats transparanten met de ruwe kant naar beneden en de plakstrip wijzend naar
de achterzijde van het apparaat.
Gebruik de modus Normaal om af te drukken op transparanten. De droogtijd in
deze modus is langer. Daarom wordt de volgende pagina pas in de uitvoerlade
uitgevoerd wanneer de inkt helemaal droog is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Speciaal papierformaat
Gebruik alleen speciaal papierformaat dat wordt ondersteund door het apparaat.
Wanneer de toepassing speciaal papierformaat ondersteunt, stelt u het
papierformaat eerst in de toepassing in voordat u het document gaat afdrukken.
Anders stelt u het formaat in met de printerdriver. Mogelijk moet u de opmaak van
bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen afdrukken op
speciaal papierformaat.
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
Met de tabellen Informatie over ondersteunde formaten en Informatie over
ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen kunt u bepalen welke media
goed zijn voor uw apparaat en welke functies bij uw papier zullen functioneren.
Informatie over ondersteunde formaten
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Informatie over ondersteunde formaten
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
Hoofdstuk 3
34 De all-in-one gebruiken
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Duplexeenheid
ADF
Standaardformaten afdrukmateriaal
U.S. Letter (216 x 279 mm; 8,5 x
11 inches)
(216 x 330 mm; 8,5 x 13 inches)*
U.S. Legal (216 x 356 mm; 8,5 x
14 inches)
A4 (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7
inches)
U.S. Executive (184 x 267 mm;
7,25 x 10,5 inches)
U.S. Statement (140 x 216 mm;
5,5 x 8,5 inches)
B5 (182 x 257 mm; 7,17 x 10,12
inches)
A5 (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3
inches)
6 x 8 inches*
A4 zonder rand (210 x 297 mm;
8,3 x 11,7 inches)*
A5 zonder rand (148 x 210 mm;
5,8 x 8,3 inches)*
B5 zonder rand (182 x 257 mm;
7,17 x 10,12 inches)*
Enveloppen
Envelop U.S. #10 (105 x 241 mm;
4,12 x 9,5 inches)*
Envelop Monarch (98 x 191 mm;
3,88 x 7,5 inches)*
HP-wenskaartenvelop (111 x 152
mm; 4,38 x 6 inches)*
Envelop A2 (111 x 146 mm; 4,37
x 5,75 inches)*
Envelop DL (110 x 220 mm; 4,3 x
8,7 inches)*
Envelop C5 (162 x 229 mm; 6,4 x
9 inches)*
Envelop C6 (114 x 162 mm; 4,5 x
6,4 inches)*
Japanse envelop Chou #3 (120 x
235 mm; 4,7 x 9,3 inches)*
Afdrukmateriaal selecteren
35
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Duplexeenheid
ADF
Japanse envelop Chou #4 (90 x
205 mm; 3,5 x 8,1 inches)*
Kaarten
Steekkaart (76,2 x 127 mm; 3 x 5
inches)*
Steekkaart (102 x 152 mm; 4 x 6
inches)*
Steekkaart (127 x 203 mm; 5 x 8
inches)*
Kaart A6 (105 x 148,5 mm; 4,13 x
5,83 inches)*
Kaart A6 zonder rand (105 x
148,5 mm; 4,13 x 5,83 inches)*
Hagaki** (100 x 148 mm; 3,9 x
5,8 inches)*
Fotoafdrukmateriaal
Fotoafdrukmateriaal (76,2 x 127
mm; 3 x 5 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (102 x 152
mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (5 x 7 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (8 x 10
inches)*
Fotoafdrukmateriaal (10 x 15 cm)*
Foto L (89 x 127 mm; 3,5 x 5
inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(102 x 152 mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(5 x 7 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(8 x 10 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(8,5 x 11 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(10 x 15 cm)*
Foto L zonder rand (89 x 127
mm; 3,5 x 5 inches)*
Ander afdrukmateriaal
Hoofdstuk 3
(vervolg)
36 De all-in-one gebruiken
Papierformaat Lade 1 Lade 2
Duplexeenheid
ADF
Speciaal formaat afdrukmateriaal
van 76,2 tot 216 mm breed en
127 tot 356 mm lang (3 to 8,5
inches breed en 5 tot 14 inches
lang)*
Speciaal formaat afdrukmateriaal
(ADF) van 127 tot 216 mm breed
en 241 tot 305 mm lang (5 tot 8,5
inches breed en 9,5 tot 12 inches
lang)
Panorama (4 x 10 inches, 4 x 11
inches, and 4 x 12 inches)*
Panorama zonder rand (4 x 10
inches, 4 x 11 inches, and 4 x 12
inches)*
* Niet compatibel voor dubbelzijdig of enkelzijdig afdrukken met de ADF
** Het apparaat is alleen compatibel met gewoon en inkjet-hagaki van Japan Post. Het
is niet compatibel met foto-hagaki van Japan Post.
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 1 Papier
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 250 vellen
gewoon papier
(25 mm of 1 inch
gestapeld)
Transparanten Maximaal 70 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Afdrukmateriaal voor foto's
280 g/m
2
(75 lb bankpost)
Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Etiketten Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Enveloppen
75 tot 90 g/m
2
(envelop met 20 to 24
lb bankpost)
Maximaal 30 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Kaarten
Maximaal 200 g/m
2
(steekkaart 110 lb)
Maximaal 80 kaarten
(vervolg)
Afdrukmateriaal selecteren
37
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 2 Alleen gewoon papier
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 350 vellen
gewoon papier
(35 mm of 1,38 inch
gestapeld)
Duplexeen
heid
Papier
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Niet van toepassing
Uitvoerbak
Alle ondersteunde
afdrukmaterialen
Maximaal 150 vellen
gewoon papier (tekst
afdrukken)
Minimummarges instellen
De documentmarges moeten overeenkomen met (of groter zijn dan) deze ingestelde
marges in de oriëntatie Staand.
Afdrukmateriaal (1)
Linkermarge
(2)
Rechtermarg
e
(3)
Bovenmarge
(4)
Ondermarge
*
U.S. Letter
U.S. Legal
A4
U.S. Executive
U.S. Statement
8,5 x 13 inch
B5
A5
Kaarten
Speciaal papierformaat
Afdrukmateriaal voor foto's
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
Enveloppen 3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
16,5 mm
(0,65 inch)
16,5 mm
(0,65 inch)
Hoofdstuk 3
(vervolg)
38 De all-in-one gebruiken
* Om deze marge-instelling op een computer met Windows te verkrijgen, klikt u op het
tabblad Geavanceerd in de printerdriver en selecteert u Minimaliseren van marges.
Opmerking Als u de automatische duplexeenheid (beschikbaar bij sommige
modellen) gebruikt, mogen de minimummarges boven en onder niet groter zijn dan
12 mm (0,47 inch).
Afdrukmateriaal plaatsen
Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal in het apparaat.
Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie
Afdrukbenodigdheden online bestellen.
Lade 1 vullen (hoofdlade)
1. Trek de uitvoerlade naar boven.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel goed tegen de rechter- en achterkant van de
lade ligt en niet over de lijnmarkering in de lade hangt.
Opmerking Vul nooit papier bij als het apparaat nog aan het afdrukken is.
Afdrukmateriaal plaatsen
39
3. Stel de papiergeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt geplaatst
en laat de uitvoerlade vervolgens zakken.
4. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Lade 2 vullen
1. Pak de lade onder aan de voorkant vast en trek de lade uit het apparaat.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel papier goed tegen de rechter- en achterkant
van de lade ligt en niet buiten de lijnmarkering in de lade uitsteekt.
Opmerking In lade 2 kan uitsluitend normaal papier worden geladen.
Hoofdstuk 3
40 De all-in-one gebruiken
3. Stel de materiaalgeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt
geplaatst.
4. Plaats de lade voorzichtig terug.
5. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Lades configureren
Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie
Afdrukbenodigdheden online bestellen.
Het afdrukmateriaal wordt standaard uit lade 1 ingevoerd. Als lade 1 leeg is, wordt het
afdrukmateriaal uit lade 2 gehaald (indien geïnstalleerd en gevuld met
afdrukmateriaal). Met de volgende functies kunt u deze standaardwerking wijzigen:
Ladevergrendeling: hiermee kunt u voorkomen dat speciaal afdrukmateriaal,
zoals afdrukmateriaal met een briefhoofd en voorbedrukt papier, per ongeluk wordt
gebruikt. Als het afdrukmateriaal tijdens het afdrukken opraakt, wordt geen
materiaal uit een vergrendelde lade gebruikt om de afdruktaak te voltooien.
Standaardlade: met deze functie kunt u bepalen welke lade eerst wordt gebruikt
om afdrukmateriaal te laden.
Lades configureren
41
Opmerking Als u de ladevergrendeling en standaard lade-instellingen wilt
gebruiken, moet u de optie voor automatische ladeselectie selecteren in de
software van het apparaat. Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en u
een standaardlade instelt, geldt deze instelling voor alle gebruikers van het
apparaat.
Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
De volgende tabel geeft een overzicht van de verschillende manieren waarop u de
papierlades kunt gebruiken.
Ik wil… Voer de volgende stappen uit
In beide lades hetzelfde afdrukmateriaal
plaatsen en de printer afdrukmateriaal van
een lade laten namen als de andere leeg is.
Plaats het afdrukmateriaal in lade 1 en
lade 2. Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor
meer informatie.
Controleer of de ladevergrendeling is
uitgeschakeld.
Zowel speciaal afdrukmateriaal (zoals
transparanten of briefpapier) als gewoon
papier in de lades plaatsen.
Plaats speciaal afdrukmateriaal in lade 1
en gewoon papier in lade 2.
Controleer of de ladevergrendeling is
ingesteld voor lade 1.
Afdrukmateriaal in beide lades plaatsen maar
het apparaat eerst afdrukmateriaal laten
nemen uit een specifieke lade.
Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2.
Controleer of de juiste lade als
standaardlade is ingesteld.
De lades configureren
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
2. Voer één van de volgende handelingen uit:
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Instellingen en klik op
Papierverwerking in het linkerdeelvenster.
Printerdriver (Windows): Klik op de knop Printerservices op het tabblad
Functies of Kleur en selecteer vervolgens Papierverwerking.
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Printerservice en klik op
Papierverwerking.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Papierverwerking in het
deelvenster Printerinstellingen.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Setup, selecteer Voorkeuren, en
selecteer vervolgens Standaardlade of Ladevergrendeling.
3. Klik na het veranderen van de gewenste lade-instellingen op OK of Toepassen.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
Hoofdstuk 3
42 De all-in-one gebruiken
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Functies.
4. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op de knop Aangepast.
b. Typ een naam voor het nieuwe aangepaste formaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en vervolgens klikt u op
Opslaan.
d. Klik tweemaal op OK om het dialoogvenster met eigenschappen of voorkeuren
te sluiten. Open het dialoogvenster opnieuw.
e. Selecteer het nieuwe aangepaste formaat.
5. Een papiersoort selecteren:
a. Klik op Meer in de vervolgkeuzelijst Soort.
b. Klik op het gewenste type afdrukmateriaal en klik dan op OK.
6. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
8. Druk het document af.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer het papierformaat.
4. Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op Speciale papierformaten beheren in het vervolgkeuzemenu
Papierformaat.
b. Klik op Nieuw en typ een naam voor het formaat in het vak Naam
papierformaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en stelt u indien nodig de
marges in.
d. Klik op Klaar of OK en klik vervolgens op Opslaan.
5. Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling en selecteer dan het nieuwe
aangepaste formaat.
6. Klik op OK.
7. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
8. Open het paneel Papierverwerking.
9. Klik in Bestemming papierformaat op het tabblad Aanpassen aan
papierformaat en selecteer dan het speciale papierformaat.
10. Wijzig eventueel andere instellingen en klik dan op OK of Afdrukken.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
43
Afdrukken zonder randen
Bij afdrukken zonder randen kunt u afdrukken tot aan de randen van bepaalde
afdrukmaterialen en van bepaalde formaten daarvan.
Opmerking Open het bestand in een softwaretoepassing en bepaal het formaat
van de afbeelding. Zorg ervoor dat dit formaat overeenstemt met het formaat van
het afdrukmateriaal waarop u de afbeelding gaat afdrukken.
U kunt deze functie ook openen vanuit het tabblad Snel afdrukopties instellen.
Open de printerdriver, selecteer het tabblad Snel afdrukopties instellen en
selecteer uit het vervolgmenu de snelkoppeling voor deze afdruktaak.
Een document zonder rand afdrukken (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Open vanuit de toepassing de printerdriver:
a. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
b. Klik op Eigenschappen of Installatie.
4. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit .
5. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
6. Vink het selectievakje Afdrukken zonder rand aan.
7. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
8. Selecteer het soort afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Soort.
9. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Printkwaliteit.
U kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale afdrukkwaliteit tot
maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input-
dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op OK.
11. Druk het document af.
12. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Klik op Bestand en klik vervolgens op Pagina-instelling.
4. Selecteer het formaat zonder randen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
6. Open het paneel Papiersoort/Kwaliteit.
7. Klik op het Tabblad papieren selecteer vervolgens het soort afdrukmateriaal uit de
vervolgkeuzelijst Papiersoort.
Hoofdstuk 3
44 De all-in-one gebruiken
8. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Kwaliteit. U
kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale tot maximaal 4800 x
1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input-
dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
9. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal. Wanneer u op dikker materiaal of
fotopapier afdrukt, selecteert u de handmatige invoeroptie.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
11. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen)
U kunt veelgebruikte faxnummers en netwerkmappen installeren als snelkiescodes.
Hiermee kunt u snel nummers via het bedieningspaneel kiezen. De eerste vijf
gegevens voor elk van deze bestemmingen zijn gekoppeld aan de vijf
snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel.
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen
U kunt faxnummers of groepen faxnummers instellen als snelkiescodes.
Snelkiescodes 1 tot 5 zijn gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkiesknoppen
op het bedieningspaneel.
Zie
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
Een code toevoegen: Typ de nodige informatie in in de velden van het
gedeelte Snel een faxsnelkiescode toevoegen.
Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen, selecteert u die code en kliktu vervolgens op het pictogram
Bewerken of Verwijderen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 45
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie
Installatie Snelkiezen.
Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer Individuele snelkiescode of
Groepssnelkiescode en ga met de pijlknoppen naar een ongebruikte
codenummer, of typ een nummer in op het toetsenblok. Typ het nieuwe
faxnummer in en druk op OK. Vergeet niet om eventuele pauzes en andere
noodzakelijke nummers in te voeren, zoals het kengetal, een toegangscode
voor nummers buiten een PBX-systeem (meestal een 9 of 0) of een kengetal
voor internationaal bellen. Typ de naam in en druk op OK.
Een of alle nummers verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op
de pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en
druk vervolgens op OK.
Een snelkiesgroep installeren
Als u regelmatig informatie stuurt naar dezelfde groep faxnummers kunt u dit
gemakkelijker maken door een snelkiescode voor een groep te installeren. De
snelkiescode voor een groep kan gekoppeld worden aan een snelkeuzeknop op het
bedieningspaneel.
Een lid van een groep moet mee op de snelkieslijst staan voordat u dat lid kunt
toevoegen aan een snelkiesgroep. U kunt maximaal 20 faxnummers toevoegen aan
elke groep (met maximaal 50 tekens per faxnummer).
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster. Klik op de link met het nummer voor
de code (bijvoorbeeld, 26-50) in het Adresboek faxsnelkiescodes.
Om een groep toe te voegen aan het Adresboek faxsnelkiescodes, klikt u op
de knop Nieuwe groep en selecteert u vervolgens de individuele codes uit de
selectie. Voer de juiste groepsgegevens in en klik op Toepassen.
Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen selecteert u die code en klikt u vervolgens op het pictogram
Bewerken of Verwijderen.
Een groep verwijderen: Selecteer de codes en klik op de knopWissen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Hoofdstuk 3
46 De all-in-one gebruiken
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel: druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie
Snelkiesinstellingen.
Een groep toevoegen: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer een niet-
toegewezen snelkiesnummer en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om een
snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er verschijnt
een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle
snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent,
selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Gebruik het
schermtoetsenbord om de naam van een snelkiesgroep in te voeren en
selecteer Gereed.
Nummers toevoegen aan een groep: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer
de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om
een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er
verschijnt een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle
snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent,
selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer Gereed in
het scherm Groepsnaam.
Een nummer verwijderen uit een groep: Selecteer Groepssnelkiezen,
selecteer de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de
pijltoetsen om een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te
selecteren (het vinkje naast het snelkiesnummer verdwijnt). Herhaal deze stap
voor alle snelkiesnummers die u wilt verwijderen uit deze groep. Wanneer u
klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer
Gereed in het scherm Groepsnaam.
Een groep verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op de
pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en druk
vervolgens op OK.
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen)
U kunt maximaal tien netwerkmappen installeren als snelkiescodes. Vijf codes zijn
gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het
bedieningspaneel. U kunt geen groepen met snelkiesnummers installeren. Met de
snelkeuzeknop Direct Digitaal Archief kunt u mappen aanmaken om digitale
documenten te scannen en op te slaan om digitaal te verzenden via snelkiezen.
Gebruik de velden vriendelijke naam, netwerkpad, gebruikersnaam, wachtwoord en
optionele PIN om een nieuwe snelkiescode voor het direct digitaal archief toe te
voegen.
Zie
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 47
Snelkiescodes installeren
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver,
klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Snelkiezen direct digitaal
archief in het linkerdeelvenster.
Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer een code uit het Adresboek
snelkiescodes direct digitaal archief, klik op de knop Bewerken, breng de
nodige wijzigingen aan en klik vervolgens op Toepassen.
Een code verwijderen: Selecteer de code en klik vervolgens op de knop Wissen.
Klik op Toepassen als u klaar bent.
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken
U kunt een lijst met alle geïnstalleerde snelkiescodes afdrukken of bekijken. Elke code
in de lijst bevat de volgende informatie:
Het snelkiesnummer (de eerste vijf codes zijn gekoppeld aan de vijf
overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel)
De naam die gekoppeld is aan het faxnummer of de groep faxnummers
Voor de lijst met faxsnelkiescodes: het faxnummer (of alle faxnummers voor een
groep)
Voor de lijst met netwerkmappen: de naam van het pad van de map
Een lijst van snelkiescodes afdrukken
Geïntegreerde webserver: Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer
Snelkiescodes fax uit het linkerdeelvenster en druk vervolgens vanuit uw browser de
pagina Adresboek faxsnelkiescodes af.
Een lijst van snelkiescodes bekijken
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Hoofdstuk 3
48 De all-in-one gebruiken
4 Afdrukken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Afdrukinstellingen
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
Een afdruktaak annuleren
Afdrukinstellingen
U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een
toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang
op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de
standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie
over de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een
specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing
raadplegen.
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen,
Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk
van de software die u gebruikt.)
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik op OK, Afdrukken of een gelijkaardige taak.
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik vervolgens op OK.
Instellingen wijzigen (Mac OS)
1. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
2. Wijzig de gewenste instellingen (zoals papierformaat) en klik vervolgens op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken om de printerdriver te openen.
4. Wijzig de gewenste instellingen (zoals het type afdrukmateriaal) en klik vervolgens
op OK of Afdrukken.
Afdrukken 49
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
U kunt een vel dubbelzijdig afdrukken. Dit kan automatisch met het optionele
accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) of handmatig
door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat in te voeren.
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Geef opties voor dubbelzijdig afdrukken op in uw toepassing of de driver van de
printer.
Bedruk nooit beide zijden van transparanten, enveloppen, fotopapier, glanzend
afdrukmateriaal of papier dat lichter is dan 60 g/m
2
of zwaarder dan 105 g/m
2
.
Deze soorten afdrukmateriaal kunnen vastlopen.
Bij sommige soorten van afdrukmateriaal moet voor dubbelzijdig afdrukken een
specifieke oriëntatie worden opgegeven, zoals papier met een briefhoofd,
voorbedrukt papier en papier met een watermerk of perforaties. Wanneer u afdrukt
vanuit Windows, wordt de voorkant van het afdrukmateriaal eerst afgedrukt.
Wanneer u afdrukt vanuit Mac OS, wordt eerst de achterkant afgedrukt. Plaats het
afdrukmateriaal met de voorkant naar beneden.
Wanneer één kant van het afdrukmateriaal is afgedrukt, wordt bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken het materiaal in het apparaat vastgehouden om de inkt te
laten drogen. Wanneer de inkt droog is, wordt het afdrukmateriaal opnieuw
ingevoerd in het apparaat en wordt de andere kant afgedrukt. Wanneer beide
zijden van het afdrukmateriaal zijn afgedrukt, wordt het afdrukmateriaal uitgevoerd
in de uitvoerlade. Pak het afgedrukte materiaal pas nadat het afdrukken is voltooid.
U kunt op beide zijden van ondersteunde, speciale afdrukmateriaalformaten
afdrukken door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat te
voeren. Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund
afdrukmateriaal voor meer informatie.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg
De
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
4. Klik op het tabblad Functies.
5. Selecteer de keuzelijst Dubbelzijdig afdrukken. Controleer bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken of Automatische is geselecteerd.
Hoofdstuk 4
50 Afdrukken
6. Om het formaat van elke pagina automatisch te laten aanpassen aan de lay-out
van het document op het scherm, moet u het selectievakje Lay-out behouden
inschakelen. Als u deze optie uitschakelt, kunnen pagina's op ongewenste
plaatsen worden afgebroken.
7. Schakel het selectievakje Voorkant boven in of uit, afhankelijk van de
bindrichting. Zie de afbeeldingen in de printerdriver voor voorbeelden.
8. Kies desgewenst een boeklay-out in de keuzelijst Boeklay-out.
9. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
10. Druk het document af.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg
De
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
4. Open het deelvenster Dubbelzijdig afdrukken.
5. Selecteer de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
6. Selecteer de bindrichting door te klikken op het bijbehorende pictogram.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op Afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op een van de volgende manieren annuleren.
Bedieningspaneel: Druk op
(Annuleren knop). Hiermee verwijdert u de taak die
op dat moment wordt uitgevoerd. Dit is niet van invloed op afdruktaken in de wachtrij.
Windows: dubbelklik op het printerpictogram dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt weergegeven. Selecteer de afdruktaak en druk op de knop Delete op het
toetsenbord.
Mac OS: dubbelklik op de printer in het printerinstallatieprogramma. Selecteer de
afdruktaak, klik op Vasthouden en klik dan op Verwijderen.
Een afdruktaak annuleren
51
5 Kopiëren
U kunt kleuren- en zwart-witkopieën van hoge kwaliteit maken op allerlei
papiersoorten- en formaten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel
De kopieerinstellingen wijzigen
Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm)
Een kopieertaak annuleren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel
U kunt vanaf het bedieningspaneel kopieën van hoge kwaliteit maken.
Een kopie maken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats uw origineel op de scannerglasplaat of de ADF. Raadpleeg
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op START KOPIËREN, zwart om een kopieertaak in zwart-wit te starten.
Druk op START KOPIËREN, Kleur om een kopieertaak in kleur te starten.
Opmerking Als het origineel in kleur is, krijgt u met START KOPIËREN,
zwart een zwart-witkopie van het kleurenorigineel en met START KOPIËREN,
Kleur een kleurenkopie.
De kopieerinstellingen wijzigen
U kunt de kopieerinstellingen aanpassen aan vrijwel elke taak.
Wanneer u kopieerinstellingen wijzigt, gelden de wijzigingen alleen voor de huidige
kopieertaak. U moet de standaardinstellingen wijzigen als de instellingen voor alle
toekomstige kopieertaken moeten gelden.
De huidige instellingen opslaan als standaardinstellingen voor toekomstige taken
1. Breng de nodige wijzigingen aan in de instellingen van het Het menu Kopiëren.
2. Druk op Het menu Kopiëren en druk vervolgens op de pijlknoppen totdat Nieuwe
standaardinstellingen verschijnt.
3. Selecteer Ja met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Een origineel bijsnijden (alleen modellen met
kleurenscherm)
Voordat u een kopie maakt, kunt u een gebied dat u wilt kopiëren selecteren met de
instelling Bijsnijden in het Het menu Kopiëren. Als u de instelling Bijsnijden
52 Kopiëren
selecteert, wordt er een scan gestart en wordt een voorbeeld van het origineel op het
kleurenscherm getoond.
Met bijsnijden worden de afmetingen van de afbeelding gewijzigd, en wordt het fysieke
formaat dus kleiner.
Tip U kunt het formaat van de bijgesneden afbeelding wijzigen door de instelling
Verkleinen/Vergroten te wijzigen. Gebruik Aanpassen aan pagina om een kopie
te maken met randen. Wanneer u een bijgesneden afbeelding vergroot, kan dit van
invloed zijn op de afdrukkwaliteit, afhankelijk van de resolutie van de afbeelding.
Een afbeelding bijsnijden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk in het gebied Kopiëren op Het menu Kopiëren en selecteer vervolgens
Bijsnijden.
2. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbovenhoek in te stellen van het
gebied dat moet worden bijgesneden.
3. Druk op OK.
4. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbenedenhoek in te stellen van
het gebied dat moet worden bijgesneden.
5. Druk op OK.
De bijgesneden afbeelding wordt op het kleurenbeeldscherm weergegeven.
Een kopieertaak annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om het kopiëren te onderbreken.
Een kopieertaak annuleren
53
6 Scannen
U kunt originelen scannen en die naar verschillende bestemmingen sturen, zoals naar
een map op het netwerk of naar een programma op een computer. U kunt het
bedieningspaneel, de HP-beeldbewerkingssoftware en TWAIN-compatibele of WIA-
compatibele programma's gebruiken op een computer.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een origineel scannen
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma
Een gescand origineel bewerken
Scaninstellingen wijzigen
Een scantaak annuleren
Een origineel scannen
U kunt een scantaak starten vanaf een computer of vanaf het bedieningspaneel. In dit
gedeelte wordt alleen uitgelegd hoe u vanaf het bedieningspaneel kunt scannen.
Opmerking Ook met HP Photosmart-software kunt u een afbeelding scannen,
inclusief panoramische afbeeldingen. Met deze software kunt u een gescande
afbeelding bewerken en speciale projecten maken met behulp van gescande
afbeeldingen. Raadpleeg de online Help bij HP Photosmart-software die bij de
software wordt geleverd voor informatie over het scannen vanaf de computer en
over het aanpassen, draaien, bijsnijden, scherper maken en vergroten of
verkleinen van scans.
Als u de scanfuncties wilt gebruiken, moet uw apparaat op de computer zijn
aangesloten en zijn ingeschakeld. Voordat u gaat scannen moet ook de
printersoftware op uw computer zijn geïnstalleerd en gestart. Als u wilt controleren of
de printersoftware op een Windows-pc draait, kijkt u of het pictogram voor het
apparaat in het systeemvak in de rechterbenedenhoek van het scherm naast de tijd
wordt weergegeven. Om dit te controleren op een computer met Mac OS, opent u het
HP Apparaatbeheer en klikt u op Afbeelding scannen. Als de scanner beschikbaar is,
wordt de toepassing HP ScanPro gestart. Als dat niet het geval is, verschijnt een
bericht dat meldt dat geen scanner werd gedetecteerd.
Opmerking Als u het pictogram van de HP Digital Imaging-monitor in het
systeemvak van Windows afsluit, kan het gebeuren dat uw apparaat een aantal
scanfuncties verliest en dat het foutbericht Geen verbinding wordt weergegeven.
Als dit gebeurt, kunt u de volledige functionaliteit herstellen door de computer
opnieuw op te starten of door HP Photosmart-software opnieuw te starten.
Een direct digitaal archief installeren (alleen sommige modellen)
Direct digitaal archief is een functie waarmee u kunt scannen, een document naar een
map kunt opslaan en documenten met andere personen op het netwerk kunt delen.
54 Scannen
Met de geïntegreerde webserver op uw computer kunt u een snelkiescode voor een
direct digitaal archief installeren.
Opmerking Het opstellen van het direct digitaal archief vereist een basiskennis
van netwerkconcepten. Deze functies worden best geïnstalleerd door gebruikers
met enige ervaring met netwerken.
Een netwerkmap installeren
Een map aanmaken op het netwerk In deze map worden bestanden opgeslagen
die met de functie direct digitaal archief werden gescand.
Opmerking Zorg ervoor dat alle personen die de netwerkmap gebruiken
gemachtigd zijn om in de map te gaan en ook om te schrijven en de map
inhoudelijk te wijzigen. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem om de
machtigingen voor mappen te wijzigen.
Een snelkiescode installeren
1. Open een webbrowser en typ het IP-adres in dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de
webbrowser: http://123.123.123.123
Opmerking De printer moet aangesloten zijn op het netwerk. Het IP-adres
van het apparaat kan worden verkregen op het bedieningspaneel.
2. Klik op het tabblad Instellingen.
3. Onder Adresboek, klikt u op Snelkiescode direct digitaal archief.
4. Voer de informatie voor de snelkiescode in en pas vervolgens de scaninstellingen
aan die u wilt wijzigen.
Opmerking U kunt ook een persoonlijk identificatienummer (PIN) toevoegen
om niet-gemachtigde personen de toegang tot deze snelkiescode te
verhinderen. Zodra de PIN is ingesteld, vraagt het bedieningspaneel van het
apparaat de PIN telkens wanneer snelkiezen wordt gebruikt. Om de PIN uit te
schakelen, laat u het veld PIN leeg.
5. Klik op Toevoegen. De code wordt toegevoegd in het Adresboek snelkiescodes
direct digitaal archief.
Een origineel scannen naar een netwerkmap
U kunt ook zonder software op een computer rechtstreeks originelen scannen naar
een netwerkmap. De gedeelde map kan op een bestandsserver of op eender welke
computer op uw netwerk zitten.
Voordat u deze functie gaat gebruiken, moet u met de geïntegreerde webserver
(EWS) een maplocatie installeren in het adresboek met de snelkiescodes voor het
direct digitaal archief, zoals beschreven in het vorige gedeelte. Zie ook
Een origineel scannen
55
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen) of de bij uw
apparaat geleverde beknopte handleiding voor meer informatie.
Een scan naar een netwerkmap zenden
1. Plaats het origineel op de glasplaat van de scanner of in de automatische
documentinvoer (ADF). Raadpleeg
De originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op Digitaal archief en voer vervolgens een van de volgende handelingen uit:
Selecteer een bestemming voor de snelkiescodes op het scherm.
Selecteer een bestemming door te drukken op een van de vijf snelkiestoetsen
op het uitleesvenster.
Opmerking Als een PIN is ingesteld voor de snelkiescode, moet u die eerst
invoeren voordat u verder kunt gaan.
3. Druk op START SCANNEN.
Opmerking De verbinding kan enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van het
netwerkverkeer en de verbindingssnelheid.
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding)
Volg de onderstaande stappen als uw apparaat via een USB-kabel rechtstreeks is
aangesloten op een computer.
Als de scan klaar is, wordt het door u geselecteerde programma geopend en wordt
hiermee het gescande document weergegeven.
Vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware een scan verzenden naar een
programma op een computer
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg
De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen.
Vanaf het bedieningspaneel (rechtstreekse verbinding) een scan naar een
programma verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
3. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware) en druk vervolgens op OK.
4. Druk op START SCANNEN.
Vanaf het bedieningspaneel (netwerkverbinding) een scan naar een programma
op een computer verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
Hoofdstuk 6
56 Scannen
3. Selecteer Computer selecteren.
4. Selecteer uit de lijst met beschikbare computers de naam van een computer en
druk vervolgens op OK.
5. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware).
6. Druk op OK of START SCANNEN.
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen
U kunt de gescande afbeelding als JPEG-afbeelding of PDF-bestand naar de
geheugenkaart verzenden die momenteel in het apparaat is geplaatst of naar een
opslagapparaat dat momenteel op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat is
aangesloten. U beschikt ook over andere scanopties zoals instellingen voor kwaliteit
en papierformaat.
Scannen naar een opslagapparaat
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat of in de ADF.
2. Het geheugenapparaat insteken.
3. Druk op START SCANNEN.
Het Het menu Scannen verschijnt met diverse opties en bestemmingen. De
standaardbestemming is de bestemming die u de laatste keer dat u het menu
gebruikte, hebt gekozen.
Als uw apparaat rechtstreeks op de computer is aangesloten, verschijnt het
menu Scannen naar.
4. Druk op de pijlknoppen om Geheugenapparaat te markeren en druk op OK.
Het apparaat scant de afbeelding en slaat het bestand op naar de geheugenkaart
of het opslagapparaat.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
Webscan is een functie van de geïntegreerde webserver, die u in staat stelt om foto's
en documenten met behulp van een webbrowser vanaf uw apparaat naar uw
computer te scannen. Deze functie is beschikbaar ook al is op uw computer geen
software van het apparaat geïnstalleerd.
Klik op het tabblad Informatie, klik op Webscan in het linkerdeelvenster, maak uw
keuzes voor het Type afbeelding en Documentformaat en klik dan op Scannen
of Voorbeeld.
Zie
Geïntegreerde webserver voor meer informatie over de geïntegreerde webserver.
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel
programma
Het apparaat is TWAIN-compatibel en WIA-compatibel en werkt met programma's die
TWAIN-compatibele en WIA-compatibele scanapparaten ondersteunen. Als uw
TWAIN-compatibele of WIA-compatibele programma geopend is, krijgt u toegang tot
de scanfunctie en kunt u een afbeelding rechtstreeks scannen in het programma.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver 57
TWAIN wordt door alle Windows- en Mac OS-besturingssystemen ondersteund, zowel
voor netwerkverbindingen als voor rechtstreekse verbindingen.
Bij Windows-besturingssystemen wordt WIA alleen ondersteund bij rechtstreekse
verbindingen onder Windows XP. Het wordt niet ondersteund in Mac OS.
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma.
Meestal is een softwareprogramma TWAIN-compatibel als het commando's heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen van of
Scanner. Raadpleeg de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet
zeker weet of het programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's
luiden.
Start met scannen in het TWAIN-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Opmerking Als u een TWAIN-scan start terwijl een fax wordt ontvangen, wordt
een foutbericht weergegeven en wordt de scan niet uitgevoerd. Wacht totdat de
fax ontvangen is en start het scannen opnieuw.
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma.
Meestal is een softwareprogramma WIA-compatibel als het commando's heeft als
Afbeelding/Van scanner of camera in het menu Invoegen of Bestand. Raadpleeg
de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet zeker weet of het
programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's luiden.
Start met scannen in het WIA-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Een gescand origineel bewerken
U kunt een gescande afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software. U kunt
een gescand document ook bewerken met de software voor OCR (Optical Character
Recognition).
Een gescande foto of afbeelding bewerken
U kunt een gescande foto of afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software.
Met deze software kunt u onder meer de helderheid, het contrast en de
kleurverzadiging aanpassen. U kunt de afbeelding ook draaien met de HP Photosmart-
software.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition).
Met OCR-software kunt u gescande tekst importeren voor bewerking in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma. Hiermee kunt u faxen, brieven, krantenknipsels en vele
andere documenten bewerken.
Hoofdstuk 6
58 Scannen
U kunt bepalen met welk tekstverwerkingsprogramma u het bestand wilt bewerken.
Als het tekstverwerkingspictogram ontbreekt of niet actief is, is er ofwel geen
tekstverwerkingsprogramma op de computer geïnstalleerd, of heeft de
scannersoftware het programma bij de installatie niet herkend. Zie de Help op het
scherm bij de HP-beeldbewerkingssoftware voor informatie over hoe een koppeling
kan worden gemaakt naar een tekstverwerkingsprogramma.
De OCR-software ondersteunt het scannen van tekst in kleur niet. Tekst in kleur wordt
altijd omgezet in zwart-wit voordat het voor OCR wordt doorgezonden. Daardoor staat
alle tekst in het finale document in zwart-wit, ongeacht wat de oorspronkelijke kleur
was.
Door de complexiteit van bepaalde tekstverwerkingsprogramma's en van de manier
waarop ze met het apparaat communiceren, is het soms beter om naar Wordpad te
scannen (een bijprogramma van Windows) en de tekst vervolgens in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma te kopiëren.
Scaninstellingen wijzigen
Scaninstellingen wijzigen
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Scanvoorkeuren.
Windows: Open de software van het apparaat, selecteer Instellingen, selecteer
Scaninstellingen- en voorkeuren en kies vervolgens de gewenste opties en
voorkeuren.
Een scantaak annuleren
Druk op het bedieningspaneel op Annuleren.
Scaninstellingen wijzigen 59
7 Werken met geheugenapparaten
(alleen bij sommige modellen)
Bij het apparaat wordt een geheugenkaartlezer geleverd die diverse types
geheugenkaarten voor digitale camera's kan lezen. Met het apparaat kunt u foto's uit
deze geheugenkaarten opslaan. U kunt ook een voorbeeldvel afdrukken waarop u de
op de geheugenkaart opgeslagen foto's in miniatuur kunt zien.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een geheugenkaart plaatsen
Een digitale camera verbinden
Een opslagapparaat verbinden
Foto's bekijken
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
Foto's opslaan op uw computer
Een geheugenkaart plaatsen
Als u een digitale camera hebt waarbij de foto's worden opgeslagen op een
geheugenkaart, kunt u deze geheugenkaart in het apparaat plaatsen en zo de foto's
afdrukken of opslaan.
Let op Als u een geheugenkaart probeert te verwijderen terwijl deze wordt
gelezen, kan dit de bestanden op de kaart beschadigen. U kunt een kaart alleen
veilig verwijderen als het fotolampje niet knippert. Plaats bovendien nooit meer dan
één geheugenkaart tegelijk omdat ook hierdoor de bestanden op de kaarten
kunnen worden beschadigd.
Het apparaat ondersteunt de volgende geheugenkaarten. Elk type geheugenkaart kan
alleen in de daarvoor bestemde sleuf worden geplaatst.
1 CompactFlash (type I en II)
2 Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC
60 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
3
xD
4
Memory Stick, MagicGate Memory Stick, Memory Stick Duo en Memory Stick Pro
5
USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
Een geheugenkaart plaatsen
1. Houd de geheugenkaart met het etiket naar boven en de contactpunten in de
richting van het apparaat.
2. Plaats de geheugenkaart in de desbetreffende kaartsleuf.
Een digitale camera verbinden
De PictBridge-compatibele USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de
geheugenkaarten.
Opmerking Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past
of als de connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB-
verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken.
Met de camera geselecteerde foto's zijn de foto's die u met uw digitale camera hebt
gemarkeerd als foto's die moeten worden afgedrukt. Afhankelijk van de camera, kan
de camera de paginalay-out, het aantal kopieën en andere afdrukinstellingen
identificeren.
(vervolg)
Een digitale camera verbinden
61
Het apparaat ondersteunt twee gestandaardiseerde indelingen: de PictBridge en
DPOF-indeling 1.1 (Digital Print Order Format). Dit betekent dat u de foto's niet
opnieuw hoeft te selecteren als u ze wilt afdrukken.
•De PictBridge-norm bewaart de afdrukinstructies op de camera zelf. Om foto's te
kunnen afdrukken met PictBridge, moet u de camera in PictBridge-modus zetten
en de camera vervolgens via een USB-kabel aansluiten op het apparaat aan de
USB-poort voorzijde.
•De DPOF-norm bewaart de afdrukinstructies als een bestand op uw
geheugenkaart. Om van een DPOF-bestand foto's te kunnen afdrukken, moet u de
geheugenkaart uit uw camera nemen en de geheugenkaart vervolgens in de juiste
sleuf op het apparaat plaatsen.
Als u foto's wilt afdrukken die met de camera zijn geselecteerd, gelden de
afdrukinstellingen van het apparaat niet. De PictBridge of DPOF-instellingen voor
paginalay-out en aantal kopieën krijgen dan voorrang op die van het apparaat.
Opmerking Niet alle digitale camera's bieden u de mogelijkheid om foto's die u
wilt afdrukken van een markering te voorzien. Raadpleeg de bij uw digitale camera
geleverde documentatie om te weten of uw camera de PictBridge-norm of de
DPOF-bestandsindeling 1.1 ondersteunt.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de PictBridge-norm
1. Sluit de camera aan op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat met de
USB-kabel die bij de camera is geleverd.
2. Schakel uw camera in en zorg ervoor dat deze in PictBridge-modus staat.
Opmerking Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-
modus wijzigt in PictBridge. Verschillende camera's gebruiken verschillende
termen voor de PictBridge-modus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld
een instelling digitale camera en een instelling schijfstation. In dat geval is
de instelling digitale camera de instelling voor de PictBridge-modus.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de DPOF-norm
1. De geheugenkaart vervolgens in de juiste sleuf op het apparaat plaatsen.
2. Als u daarom wordt gevraagd, voert u een van de volgende handelingen uit:
Druk op OK om alle foto's met DPOF-markering af te drukken.
Het apparaat drukt alle foto's met DPOF-markering af.
Markeer Nee met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hiermee drukt u de DPOF-bestanden niet af.
Een opslagapparaat verbinden
U kunt een opslagapparaat, zoals een geheugenpen, een draagbare harde schijf of
een digitale camera in de opslagmodus verbinden met het apparaat aan de USB-poort
Hoofdstuk 7
62 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
voorzijde. De USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de
geheugenkaarten.
Opmerking Digitale camera's die zich in de opslagmodus bevinden, kunnen op
de USB-poort aan de voorzijde worden aangesloten. Het apparaat beschouwt
camera's in deze modus als een normaal opslagapparaat. In dit hele gedeelte
wordt naar camera's in de opslagmodus verwezen als naar opslagapparaten.
Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past of als de
connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB-
verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken. Zie
Ondersteunde apparaten voor meer informatie over ondersteunde US-apparaten.
Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-modus wijzigt in de
opslagmodus. Verschillende camera's gebruiken verschillende termen voor de
opslagmodus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld een instelling digitale
camera en een instelling schijfstation. In dat geval is de instelling schijfstation
de instelling voor de opslagmodus. Als opslagmodus niet functioneert voor uw
camera, dient u de firmware van de camera misschien bij te werken. Zie de bij de
camera geleverde documentatie voor meer informatie.
Als u het opslagapparaat eenmaal hebt aangesloten, kunt u het volgende doen met de
bestanden die op het opslagapparaat zijn opgeslagen:
De bestanden naar de computer overbrengen
Foto's bekijken (alleen kleurenscherm)
Foto's bewerken via het bedieningspaneel (alleen voor kleurenschermen)
Foto's afdrukken
Let op Probeer nooit een opslagapparaat los te koppelen als de bestanden op
het apparaat worden gelezen. Als u dat toch doet, kunnen bestanden op het
opslagapparaat beschadigd raken. U kunt een opslagapparaat alleen veilig
verwijderen als het statuslampje naast de sleuven voor de geheugenkaarten niet
knippert.
Foto's bekijken
U kunt foto's bekijken op het kleurenscherm van uw apparaat. U kunt ook foto's
bekijken met de HP Photosmart-software.
Foto's bekijken
63
Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm)
U kunt foto's bekijken en selecteren op het kleurenscherm van uw apparaat.
Een foto weergeven
1. Plaats de geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op de pijlknoppen tot de foto die u wilt bekijken op het kleurenscherm
verschijnt.
Tip Als u de pijlknoppen ingedrukt houdt, kunt u snel door alle foto's bladeren.
Foto's weergeven met de computer
U kunt foto's weergeven en bewerken met de HP Photosmart-software die bij het
apparaat werd geleverd.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
Met het apparaat kunt u rechtstreeks foto's afdrukken vanaf uw geheugenkaart of
opslagapparaat zonder dat de bestanden eerst naar een computer moeten worden
overgebracht. U kunt foto's zonder randen afdrukken (een per vel papier) of u kunt
meerdere foto's afdrukken op een enkel vel papier.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel
Panoramische foto's afdrukken
Pasfoto's afdrukken
Videoactiefoto's afdrukken
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel
Met een voorbeeldvel kunt u heel eenvoudig foto's selecteren en rechtstreeks vanaf
een geheugenkaart of een opslagapparaat afdrukken zonder computer. Op een
voorbeeldvel, dat meerdere pagina's lang kan zijn, worden miniatuurweergaven
weergegeven van de opgeslagen foto's. Onder elke miniatuur worden de
bestandsnaam, het indexnummer en de datum van de foto weergegeven.
Hoofdstuk 7
64 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Met een voorbeeldvel kunt u ook snel een gedrukte catalogus van uw verzameling
foto's maken.
Opmerking Vanaf het apparaat kunt u alleen toegang krijgen tot JPEG- en TIFF-
beeldbestanden. Als u andere bestandstypen wilt afdrukken, brengt u de
bestanden van de geheugenkaart of het opslagapparaat over naar de computer en
gebruikt u de HP Photosmart-software.
Voor het afdrukken van foto's met een voorbeeldvel zijn drie stappen nodig:
Een voorbeeldvel afdrukken van de afbeeldingen op de geheugenkaart of het
opslagapparaat
Het voorbeeldvel invullen
Het voorbeeldvel scannen
Een voorbeeldvel afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Druk op de knop Het menu Foto en selecteer vervolgens Bekijken & afdrukken.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
b. Druk op OK om het menu Afdrukken weer te geven.
c. Selecteer Projecten door op de pijlknoppen te drukken.
d. Selecteer Voorbeeldvel door op de pijlknoppen te drukken.
e. Selecteer Voorbeeldvel afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op
OK.
f. Selecteer het geschikte Papierformaat en Papiersoort door op de pijlknoppen
te drukken.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
65
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
a. Druk op de knop Het menu Foto.
Een bericht geeft weer hoeveel bestanden er op de kaart of op het
opslagapparaat worden gedetecteerd.
b. Druk op de knop Voorbeeldvel, selecteer Afdrukken door op de pijlknoppen
te drukken en druk vervolgens op OK.
Een voorbeeldvel invullen
1. Selecteer de foto's die moeten worden afgedrukt door met een zwarte pen of een
potlood de rondjes onder de miniatuurweergaven van de gewenste foto's op het
voorbeeldvel zwart te maken. Als u meer dan één kopie van een foto wilt
afdrukken, maakt u het tweede of derde rondje zwart. U kunt maximaal drie
kopieën afdrukken van elke geselecteerde foto.
Tip Als u alle foto's op de geheugenkaart wilt afdrukken, maakt u het rondje
Alle foto's selecteren onderaan de lay-outopties in stap 2 van het
voorbeeldvel zwart. Van elke foto wordt een kopie afgedrukt.
2. Selecteer één lay-out door bij stap 2 op het voorbeeldvel een rondje zwart te
maken.
Opmerking Als u meer afdrukinstellingen wilt configureren dan er op het
voorbeeldvel beschikbaar zijn, kunt u de foto's rechtstreeks vanaf het
bedieningspaneel afdrukken.
3. (Optioneel) Als u een datum/tijd op uw foto's wilt afdrukken, maakt u het rondje
Datumstempel onderaan de lay-outopties in stap 2 van het voorbeeldvel zwart.
Hoofdstuk 7
66 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Een ingevuld voorbeeldvel scannen
1. Plaats het voorbeeldvel met de afdrukzijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat. Zorg ervoor dat de zijden van het
voorbeeldvel de rechterrand en de voorrand raken. Sluit de klep.
2. Zorg dat dezelfde geheugenkaart of hetzelfde opslagapparaat dat u hebt gebruikt
om het voorbeeldvel af te drukken, nog steeds in de sleuf zit als u het voorbeeldvel
scant.
3. Zorg dat er afdrukmateriaal in het apparaat is geplaatst.
4. Druk op de knop Het menu Foto.
5. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Selecteer Bekijken & afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
b. Selecteer Projecten met de pijlknoppen en selecteer vervolgens Voorbeeldvel.
c. Selecteer Voorbeeldvel scannen met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
d. Als dit wordt gevraagd, selecteert u het papierformaat en de papiersoort en
drukt dan op OK.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
Druk op de knop Voorbeeldvel, selecteer Scannen door op de pijlknoppen te
drukken en druk vervolgens op OK.
Het apparaat scant het voorbeeldvel en drukt de geselecteerde foto's af.
Panoramische foto's afdrukken
Met het apparaat kunt u meerdere panoramische foto's van uw geheugenkaart of
geheugenapparaat selecteren en die vervolgens afdrukken.
Opmerking Het apparaat voegt de verschillende foto's niet samen tot een
panoramische foto. Daarvoor gebruikt u een andere toepassing, zoals de HP
Photosmart-software.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
67
Een panoramafoto afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
4. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
5. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
7. Markeer Panorama-afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
8. Wanneer het bericht verschijnt, kunt u panoramafotopapier van 10 x 30 cm in de
invoerlade plaatsen en vervolgens op OK drukken.
Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
9. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te
drukken.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Bijkomende foto's selecteren om af te drukken
a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren.
d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
10. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's,
drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
11. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
12. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken.
Hoofdstuk 7
68 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
De instelling Datumstempel is standaard ingesteld op Off
(Uitschakelen). Als u dat wilt, kunt u deze standaardinstelling
wijzigen met de optie Nwe stand. inst..
Voorbeeld
afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal
zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat
afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de
gewenste lay-out.
Pasfoto's afdrukken
U kunt uw eigen foto's ter grootte van een pasfoto afdrukken vanaf uw geheugenkaart
of opslagapparaat. Neem contact op met uw plaatselijke dienst voor paspoorten voor
vragen over richtlijnen of vereisten voor pasfoto's.
Pasfoto's afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Pasfoto's met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en
druk vervolgens op OK.
Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
8. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te
drukken.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
69
Bijkomende foto's selecteren om af te drukken
a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren.
d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
9. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's,
drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
10. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
11. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken.
Standaard is het Papiersoort ingesteld op Normaal en de instelling
Datumstempel is ingesteld op Off (Uitschakelen). Als u dat wilt,
kunt u deze standaardinstellingen wijzigen met de optie Nwe stand.
inst..
Voorbeeld
afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal
zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat
afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de
gewenste lay-out.
Videoactiefoto's afdrukken
U kunt de optie Video Action Prints gebruiken om een reeks foto's van een
videobestand op een geheugenkaart of een opslagapparaat af te drukken. Met deze
optie drukt u negen frames van een video op één vel papier af in de volgorde waarin
ze in de video worden weergegeven. De videoframes worden automatisch door uw
apparaat geselecteerd.
Videoactieafdrukken maken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's en video's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op
de pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste video wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Video Action Prints met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hoofdstuk 7
70 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en
druk vervolgens op OK.
8. Markeer het soort papier waarop u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te
drukken en druk vervolgens op OK.
9. De video verschijnt opnieuw. Druk op OK om door te gaan.
10. (Optioneel) De video bewerken of afdrukken.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Nu afdrukken
Selecteer Nu afdrukken en druk op OK.
Foto's opslaan op uw computer
Nadat u foto's hebt gemaakt met uw digitale camera, kunt u ze meteen afdrukken of
opslaan op de computer. Als u de foto's op de computer wilt opslaan, kunt u de
geheugenkaart uit de camera halen en deze kaart in de juiste geheugenkaartsleuf van
het apparaat plaatsen.
U kunt ook foto's opslaan van een opslagapparaat, zoals een digitale camera of een
geheugenpen, door dit apparaat aan te sluiten op het apparaat aan de USB-poort
voorzijde.
Foto's opslaan
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
3. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Druk op de pijlknoppen en selecteer Opslaan.
b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
c. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
a. Selecteer Foto-overdracht met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Ja.
c. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
d. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Foto's opslaan op uw computer
71
8 Faxen (alleen bij sommige
modellen)
U kunt het apparaat gebruiken voor het verzenden en ontvangen van faxen, inclusief
kleurenfaxen. U kunt het verzenden van faxen op een later tijdstip plannen en
snelkiesnummers instellen om snel en gemakkelijk faxen te verzenden naar
veelgebruikte nummers. Op het bedieningspaneel kunt u ook een aantal faxopties
instellen, zoals de resolutie en het contrast tussen licht en donker op de faxen die u
verzendt.
Als het apparaat rechtstreeks is aangesloten op een computer, kunt u met de HP-
beeldbewerkingssoftware faxprocedures uitvoeren die niet beschikbaar zijn vanaf het
bedieningspaneel. Zie
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer
informatie over de HP-beeldbewerkingssoftware.
Opmerking Voordat u gaat faxen, moet u controleren of u het apparaat goed
hebt ingesteld. Dit hebt u mogelijk tijdens de installatie al gedaan met behulp van
het bedieningspaneel of de met de bij het apparaat geleverde software. U kunt
controleren of de fax correct is ingesteld door de faxinstallatietest vanaf het
bedieningspaneel uit te voeren. Om de faxtest uit te voeren, drukt u op Installeren,
selecteert u Tools, Faxtest uitvoeren en drukt dan op OK.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Faxinstellingen wijzigen
Faxen via the Internet
Installatie testfax
Rapporten gebruiken
Een fax annuleren
Een fax verzenden
U kunt op verschillende manieren een fax verzenden. Via het bedieningspaneel kunt u
met het apparaat een zwart-wit- of kleurenfax verzenden. U kunt ook handmatig een
fax verzenden vanaf een aangesloten telefoon. U kunt op deze wijze eerst met de
geadresseerde spreken voordat u de fax verzendt.
Een gewone fax verzenden
Het verzenden van een fax van een of meer pagina's in zwart-wit gaat eenvoudig met
het bedieningspaneel.
Opmerking Als u een afgedrukte bevestiging wilt van faxen die goed zijn
verzonden, schakelt u faxbevestiging in voordat u faxen gaat verzenden.
72 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Tip U kunt een fax ook handmatig verzenden via een telefoon of met behulp van
handsfree kiezen. Met deze functies kunt u de kiessnelheid zelf bepalen. Deze
functies zijn ook nuttig als u de kosten van het gesprek met een telefoonkaart wilt
betalen en u tijdens het kiezen op kiestonen moet reageren.
Een gewone fax verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen in de automatische documentinvoer plaatsen. U kunt geen document
van meerdere pagina's faxen vanaf de glasplaat.
2. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
Tip Druk op Opnieuw kiezen/pauze als u een pauze wilt invoegen in het
faxnummer, of druk meerdere keren op de knop Symbolen (*) tot er een
streepje (-) op het display verschijnt.
3. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg
dat het origineel met de bedrukte kant omlaag op de glasplaat ligt en selecteer
vervolgens Ja.
Tip Als u van de ontvanger te horen krijgt dat de kwaliteit van de door u
verzonden fax niet goed is, kunt u de resolutie of het contrast van de fax
wijzigen.
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon
Als u liever de toetsen van de telefoon gebruikt dan het toetsenblok op het
bedieningspaneel van het apparaat, kunt u een fax verzenden vanaf een telefoon die
zich op dezelfde lijn bevindt. Dat doet u door een telefoon in de 2–EXT-poort aan de
achterzijde van het apparaat te steken. Als u een fax handmatig verzendt, kunt u de
kiestonen, telefonische aanwijzingen en andere geluiden horen via de handset van uw
telefoon. Op deze manier kunt u eenvoudig een telefoonkaart gebruiken voor het
verzenden van een fax.
Afhankelijk van de wijze waarop de ontvanger het faxapparaat heeft ingesteld, kan de
ontvanger de telefoon opnemen of kan het faxapparaat de oproep beantwoorden. Als
een persoon de telefoon beantwoordt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u de
Een fax verzenden
73
fax verzendt. Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, kunt u de fax direct naar
het apparaat verzenden wanneer u de faxtonen van het ontvangende apparaat hoort.
Een fax handmatig via een telefoon verzenden
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Deze functie wordt niet ondersteund als u de originelen op de
glasplaat legt. U dient de originelen in de documentinvoerlade te plaatsen.
2. Kies het nummer met behulp van het toetsenblok op de telefoon die op het
apparaat is aangesloten.
Opmerking Gebruik niet het toetsenblok op het bedieningspaneel van het
apparaat als u handmatig een fax wilt verzenden. Kies dan het nummer van de
ontvanger met de toetsen op de telefoon.
3. Als de ontvanger de telefoon opneemt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u
de fax verzendt.
Opmerking Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, hoort u de faxtonen
van het ontvangende apparaat. Ga verder met de volgende stap om de fax te
verzenden.
4. Druk op START FAXEN, Zwart of op START FAXEN, Kleur als u gereed bent om
de fax te verzenden.
Opmerking Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Fax verzenden en
drukt u vervolgens nogmaals op START FAXEN, Zwart of START FAXEN,
Kleur.
Als u een gesprek voerde met de ontvanger voor het verzenden van de fax, zegt u
tegen de ontvanger dat Start moet worden ingedrukt op het ontvangende
faxapparaat wanneer de faxtonen hoorbaar worden.
Tijdens het verzenden van de fax is geen geluid hoorbaar over de telefoonlijn. Op
dat moment kunt u de telefoonverbinding verbreken. Als u verder wil gaat met uw
gesprek, blijft u aan de lijn totdat de fax is verzonden.
Een fax verzenden met handsfree kiezen
Met behulp van handsfree kiezen kunt u een nummer vanaf het bedieningspaneel
kiezen, zoals u dat bij een gewone telefoon ook zou doen. Als u een fax verzendt met
behulp van handsfree kiezen, kunt u de kiestonen, telefonische aanwijzingen en
andere geluiden horen via de luidsprekers van het apparaat. Hierdoor kunt u reageren
op aanwijzingen tijdens het kiezen en de kiessnelheid zelf bepalen.
Tip Als u de pincode van de belkaart niet snel genoeg invoert, begint het
apparaat de faxtonen misschien te vroeg te verzenden, waardoor uw PIN-code niet
wordt herkend door de belkaartservice. Als dat het geval is, kunt u een
snelkiesnummer maken om de PIN-code voor uw belkaart op te slaan.
Opmerking Zorg dat het volume is ingeschakeld; anders hoort u geen kiestoon.
Hoofdstuk 8
74 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Een fax verzenden met behulp van handsfree kiezen via het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen met de te bedrukken zijde naar boven plaatsen in de automatische
documentinvoer. U kunt geen document van meerdere pagina's faxen vanaf de
glasplaat. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, hoort u een kiestoon.
Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg
dat het origineel op de glasplaat ligt en selecteer Ja.
3. Als u de kiestoon hoort, voert u het nummer in met behulp van het toetsenblok op
het bedieningspaneel.
4. Volg de eventuele aanwijzingen op het scherm.
Tip Als u een belkaart gebruikt om een fax te verzenden en u hebt uw
pincode als snelkiesnummer opgeslagen, drukt u op Snelkiezen als u om een
pincode wordt gevraagd. U kunt ook op een one-touch snelkiesknop drukken
om het snelkiesnummer te kiezen waaronder u uw pincode hebt opgeslagen.
Uw fax wordt verzonden als het ontvangende faxapparaat reageert.
Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden
U kunt een fax naar meerdere ontvangers verzenden zonder eerst een
groepssnelkiescode te installeren.
Opmerking De lijst van ontvangers die voor deze fax zijn opgegeven, kan niet
worden opgeslagen en dit werkt alleen voor het verzenden van faxen in zwart-wit.
Als u van plan bent nog faxen te verzenden naar dezelfde lijst van ontvangers,
kunt u best een groepssnelkiescode creëren. Raadpleeg
Faxnummers instellen als
snelkiescodes of -groepen voor meer informatie.
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Het menu Faxen en selecteer Fax uitzenden.
2. Voer een faxnummer in met het toetsenblok of druk op de pijltoetsen om naar de
snelkiesnummers te gaan.
Opmerking U kunt maximaal 20 individuele faxnummers toevoegen.
3. Druk op START FAXEN, Zwart.
4. Als de vraag komt, plaatst u de originelen met de bedrukte zijde naar boven en
met de bovenkant naar voor in het midden van de invoerlade. Zie
Afdrukmateriaal
plaatsen voor meer informatie.
5. Druk nogmaals op START FAXEN, Zwart.
Een fax verzenden
75
Een fax ontvangen
U kunt automatisch of handmatig faxen ontvangen. Als u de optie Automatisch
antwoorden uitschakelt, moet u de faxen handmatig ontvangen. Als u de optie
Automatisch antwoorden inschakelt (dit is de standaardinstelling), beantwoordt het
apparaat automatisch de binnenkomende oproepen en worden faxen ontvangen na
het aantal belsignalen dat in de instelling Hoe vaak overgaan is opgegeven. (De
standaardinstelling voor Hoe vaak overgaan is vijf belsignalen.)
Als u een faxbericht op papier van Legal-formaat ontvangt, terwijl het apparaat niet is
ingesteld op het gebruik van dat papierformaat, wordt het faxbericht automatisch
verkleind zodat het op het beschikbare papier past. Als u de functie Automatische
verkleining hebt uitgeschakeld, drukt het apparaat de fax op twee pagina's af.
Een fax handmatig ontvangen
Wanneer u aan de telefoon bent, kan uw gesprekspartner u een fax sturen terwijl u
met elkaar spreekt. Dit wordt ook wel handmatig faxen genoemd. Volg de instructies in
dit gedeelte om een fax handmatig te ontvangen.
U kunt faxen handmatig vanaf een telefoon ontvangen als deze:
Rechtstreeks op het apparaat is aangesloten (op de 2-EXT-poort)
Op dezelfde telefoonlijn, maar niet rechtstreeks op het apparaat is aangesloten
Een fax handmatig ontvangen
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en of er papier in de invoerlade is
geplaatst.
2. Verwijder eventuele originelen uit de documentinvoerlade.
3. Stel de instelling Hoe vaak overgaan in op een hoog getal zodat u de
binnenkomende oproepen kunt beantwoorden voordat het apparaat de oproep
beantwoordt. U kunt ook de instelling Automatisch antwoorden uitschakelen
zodat het apparaat binnenkomende oproepen niet automatisch beantwoordt.
4. Als u momenteel een gesprek voert met de verzender, zegt u tegen de verzender
dat Start moet worden ingedrukt op hun faxapparaat.
5. Wanneer u de faxtonen van een verzendend faxapparaat hoort, gaat u als volgt te
werk:
a. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur op het
bedieningspaneel.
b. Als dit wordt gevraagd, selecteert u Faxen ontvangen.
c. Zodra het apparaat de fax begint te ontvangen, kunt u de telefoon ophangen of
aan de lijn blijven. De telefoonlijn is tijdens de faxtransmissie stil.
Backup-faxontvangst instellen
Afhankelijk van uw voorkeuren en beveiligingseisen kunt u het apparaat instellen om
alle ontvangen faxen op te slaan, alleen de faxen op te slaan die zijn ontvangen terwijl
het apparaat door een fout niet functioneerde of om geen van de ontvangen faxen op
te slaan.
Hoofdstuk 8
76 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De volgende modi voor Backup-faxontvangst zijn beschikbaar:
Aan Dit is de standaardinstelling. Wanneer Backup-faxontvangst is
ingesteld op Aan, slaat het apparaat alle ontvangen faxen op in het
geheugen. Hierdoor kunt u maximaal de acht laatst afgedrukte faxen
opnieuw afdrukken, mits deze nog in het geheugen zijn opgeslagen.
Opmerking Als het geheugen van het apparaat vol raakt, worden de
oudste, afgedrukte faxberichten overschreven bij ontvangst van nieuwe
faxen. Als het geheugen vol raakt met niet-afgedrukte faxen, stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u een fax ontvangt die te groot is, bijvoorbeeld een
zeer gedetailleerde kleurenfoto, wordt deze mogelijk niet in het
geheugen opgeslagen.
Alleen bij fouten Faxen worden alleen in het geheugen van het apparaat opgeslagen als
het apparaat de faxen door een fout niet kan afdrukken (bijvoorbeeld als
het papier in het apparaat op is). Het apparaat blijft inkomende faxen
opslaan zolang er geheugen beschikbaar is. Als het geheugen vol raakt,
stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Wanneer de fout is opgelost, worden de faxen die in het geheugen zijn
opgeslagen automatisch afgedrukt en vervolgens uit het geheugen
verwijderd.
Off (Uitschakelen) Faxen worden nooit opgeslagen in het geheugen. Het kan bijvoorbeeld
zijn dat u Backup-faxontvangst wilt uitschakelen omwille van de
veiligheid. Als er een fout optreedt waardoor het apparaat niet kan
afdrukken (bijvoorbeeld als het papier in het apparaat op is), stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u het apparaat uitschakelt terwijl Backup-faxontvangst is
ingeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen verwijderd,
waaronder ook eventuele niet-afgedrukte faxen die u mogelijk hebt ontvangen
terwijl het apparaat niet functioneerde vanwege een fout. In dit geval moet u
contact opnemen met de verzender(s) zodat deze de niet-afgedrukte faxen
opnieuw kunnen verzenden. Druk Faxlogboek af als u een lijst wilt hebben van
alle faxen die u hebt ontvangen. Het Faxlogboek wordt niet verwijderd als het
apparaat is uitgeschakeld.
Backup-faxontvangst vanaf het bedieningspaneel instellen
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Backup-faxontvangst.
3. Selecteer met de pijl naar rechts Aan, Alleen bij fouten of Off (Uitschakelen).
4. Druk op OK.
Backup-faxontvangst instellen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geavanceerd en selecteer vervolgens Aan in het
vervolgmenu Backup-faxontvangst.
Een fax ontvangen
77
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken
Als u de modus voor Backup-faxontvangst instelt op Aan, worden de ontvangen
faxen in het geheugen opgeslagen, ongeacht of er een fout was in het apparaat of niet.
Opmerking Als het geheugen vol raakt, worden de oudste, afgedrukte
faxberichten overschreven wanneer er nieuwe faxen worden ontvangen. Als geen
van de opgeslagen faxen is afgedrukt, ontvangt het apparaat geen nieuwe faxen
meer totdat u de faxen in het geheugen hebt afgedrukt of eruit hebt verwijderd. Het
kan ook zijn dat u met het oog op beveiliging of privacy de faxen uit het geheugen
wilt verwijderen.
Afhankelijk van de grootte van de faxberichten kunt u maximaal de acht laatste
ontvangen berichten afdrukken, voorzover nog aanwezig in het geheugen. Het kan
bijvoorbeeld nodig zijn om faxen opnieuw af te drukken als u de vorige afdruk kwijt
bent.
Faxen in het geheugen opnieuw afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Druk op Installatie.
3. Selecteer Hulpmiddelen en vervolgens Faxen in het geheugen opnieuw
afdrukken.
De faxen worden afgedrukt in omgekeerde volgorde als die waarin ze zijn
ontvangen waarbij de meest recent ontvangen fax het eerst wordt afgedrukt, enz.
4. Druk op Annuleren als u wilt stoppen met het opnieuw afdrukken van de faxen in
het geheugen.
Alle faxen uit het geheugen verwijderen vanaf het bedieningspaneel
Voer, afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
Uitleesscherm met twee lijnen: Schakel het apparaat uit door op de knop
Aan/uit te drukken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen
verwijderd uit het geheugen.
Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Hulpmiddelen en vervolgens
Faxlogboek wissen.
Faxlogboeken wissen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Opties en klik vervolgens op de knop Wissen onder de
hoofding Faxlogboeken wissen.
Faxen doorsturen naar een ander nummer
U kunt het apparaat instellen om faxen door te sturen naar een ander faxnummer. Een
fax die in kleur is ontvangen wordt in zwart-wit doorgestuurd.
Hoofdstuk 8
78 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Het verdient aanbeveling te controleren of het nummer waarnaar u de fax doorstuurt
een werkende faxlijn is. Stuur een testfax naar het nummer om na te gaan of het
faxapparaat de faxen kan doorsturen naar dit nummer.
Faxen doorsturen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Fax alleen in zwart-wit
doorsturen.
3. Druk op de pijl naar rechts totdat Aan-doorsturen of Aan-Afdrukken &
doorsturen wordt weergegeven en druk op OK.
Kies Aan-doorsturen als u de fax naar een ander nummer wilt doorsturen
zonder een reservekopie af te drukken op het apparaat.
Opmerking Als het apparaat de fax niet kan doorsturen naar het
opgegeven faxapparaat (als dit bijvoorbeeld is uitgeschakeld), drukt het
apparaat de fax af. Als u het apparaat instelt op het afdrukken van
foutrapporten voor ontvangen faxen, wordt ook een foutrapport afgedrukt.
Kies Aan-Afdrukken & doorsturen om een reservekopie van de ontvangen
fax af te drukken terwijl u de fax naar een ander nummer doorstuurt.
4. Als de prompt verschijnt, voert u het nummer in van het apparaat waarmee de
doorgestuurde faxen worden ontvangen.
5. Voer bij de aanwijzing een startdatum en -tijd, evenals een stopdatum en -tijd in.
6. Druk op OK.
Op het bedieningspaneel van het apparaat verschijnt Fax doorsturen.
Als het apparaat geen stroom meer krijgt wanneer Fax doorsturen is ingesteld,
slaat het de instelling Fax doorsturen en het telefoonnummer op. Als de
stroomvoorziening wordt hersteld, is de instelling voor Fax doorsturen nog steeds
Aan.
Opmerking U kunt het doorsturen van faxen uitschakelen door op Annuleren
op het bedieningspaneel te drukken wanneer het bericht Fax doorsturen op
het display wordt weergegeven. U kunt ook Off (Uitschakelen) selecteren in
het menu Enkel zwart-wit fax doorsturen.
Faxen doorsturen via de geïntegreerde webserver
1. Open het tabblad Instellingen, klik op Fax in het linkerdeelvenster en klik
vervolgens op het subtabblad Opties.
2. Selecteer Aan — Afdrukken en doorsturen of Aan — doorsturen in het
vervolgmenu Fax doorsturen.
3. Typ een Fax doorsturen naar nummer in het vak en klik dan op Toepassen.
Ongewenste faxnummers blokkeren
Als u via uw telefoonbedrijf gebruikmaakt van een service voor nummerherkenning,
kunt u bepaalde faxnummers blokkeren, zodat het apparaat geen faxen afdrukt die
afkomstig zijn van deze nummers. Bij een binnenkomende faxoproep vergelijkt het
apparaat het nummer met de door u ingestelde lijst van ongewenste faxnummers om
vast te stellen of de oproep moet worden geblokkeerd. Als het nummer overeenkomt
Een fax ontvangen
79
met een nummer in de lijst met geblokkeerde nummers, wordt de fax niet afgedrukt.
(Het maximumaantal faxnummers dat u kunt blokkeren verschilt per model.)
Opmerking Deze functie wordt niet in alle landen/regio's ondersteund. Als de
functie niet wordt ondersteund in uw land/regio, wordt het item
Faxnummerblokkering ingesteld niet weergegeven in het menu Basis
faxinstallatie.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Standaard is de modus Ongewenste faxnummers blokkeren ingesteld op Aan. Als u
via uw telefoonbedrijf geen nummerherkenningsservice hebt aangevraagd of als u
deze functie niet wilt gebruiken, kunt u deze instelling uitschakelen.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Bepaalde modellen beschikken over een knop Ongewenste fax blokkeren. Voer,
afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
Knop Ongewenste faxnummers blokkeren: Druk op de knop
Faxnummerblokkering, selecteer de optie Ongewenste faxen blokkeren en
selecteer vervolgens Aan of Uit.
Menu Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Basismenu faxen,
selecteer Installatie blokkering ongewenste faxen, selecteer Ongewenste
faxen blokkeren en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers
U kunt op twee manieren een nummer aan de lijst met ongewenste nummers
toevoegen. U kunt nummers selecteren in de beller-ID-lijst of u kunt nieuwe nummers
invoeren. De nummers in de lijst met ongewenste nummers worden geblokkeerd als
de modus Ongewenste faxnummers blokkeren is ingesteld op Aan.
Een nummer in de lijst met beller-ID's selecteren
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer selecteren.
4. Blader met de pijl naar rechts door de nummers waar u faxen van hebt ontvangen.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt blokkeren, drukt u op OK om
dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een selecteren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Hoofdstuk 8
80 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Handmatig een nummer invoeren dat moet worden geblokkeerd
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer invoeren.
4. Voer met het toetsenblok een faxnummer in dat moet worden geblokkeerd en druk
vervolgens op OK.
Zorg ervoor dat u het faxnummer invoert zoals het op het uitleesvenster van het
bedieningspaneel wordt weergegeven en niet zoals het in het kopschrift van de
ontvangen fax wordt weergegeven. Deze nummers kunnen verschillend zijn.
5. Wanneer de vraag Nog een invoeren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Te blokkeren nummers invoeren via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geblokkeerde fax en voer vervolgens te blokkeren
nummers in de velden Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers
Als u een faxnummer niet meer wilt blokkeren, kunt u het desbetreffende nummer uit
de lijst met ongewenste nummers verwijderen.
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Verwijder nr uit ongewenste nrs.
4. Druk de pijl naar rechts om door de nummers te bladeren die u hebt geblokkeerd.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt verwijderen, drukt u op OK
om dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een wissen? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt verwijderen uit de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Een fax ontvangen
81
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen via de
geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg
De ingebouwde webserver openen
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het
linkerdeelvenster, klik op het subtabblad Faxnummerblokkering, verwijder of
voeg te blokkeren nummers toe in de velden Faxnummer en klik vervolgens op
Toepassen.
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken
U kunt alleen een lijst met geblokkeerde faxnummers vanaf de geïntegreerde
webserver bekijken. Hiervoor is een netwerkverbinding nodig.
Een lijst met geblokkeerde nummers bekijken via de geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg
De ingebouwde webserver openen
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het
linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Faxnummerblokkering.
Faxinstellingen wijzigen
Als u de stappen hebt voltooid in de bij het apparaat geleverde Aan-de-slaggids, kunt
u in de volgende stappen de basisinstellingen wijzigen of andere faxopties
configureren.
Het faxkopschrift instellen
Het faxkopschrift is de regel tekst met uw naam en faxnummer die wordt afgedrukt
boven aan elke fax die u verstuurt. HP raadt aan het faxkopschrift in te stellen met de
software die u met het apparaat hebt geïnstalleerd. U kunt het faxkopschrift ook
instellen vanaf het bedieningspaneel, zoals hier wordt beschreven.
Opmerking In sommige landen/regio's is de informatie in het faxkopschrift
wettelijk vereist.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Faxkopschrift.
3. Voer met de nummertoetsen uw naam of de naam van uw bedrijf in en druk op OK.
4. Voer met behulp van het numerieke toetsenblok het faxnummer in en druk
vervolgens op OK.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen via de geïntegreerde webserver
Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Basis en voer vervolgens de Naam faxkopschrift en het
Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
Hoofdstuk 8
82 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden)
De antwoordmodus bepaalt of binnenkomende oproepen door het apparaat worden
beantwoord.
Schakel de instelling Automatisch antwoorden in als u wilt dat het apparaat
faxen automatisch beantwoordt. Alle binnenkomende oproepen en faxen worden
door het apparaat beantwoord.
Schakel de optie Automatisch antwoorden uit als u faxen handmatig wilt
ontvangen. U moet zelf aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen te
beantwoorden, anders kan het apparaat geen faxberichten ontvangen.
De antwoordmodus via het bedieningspaneel instellen op handmatig of
automatisch
Druk op Automatisch antwoorden om het lampje aan of uit te zetten, zoals dit in
de installatie is opgegeven.
Wanneer het Automatisch antwoorden-lampje brandt, beantwoordt het apparaat
de oproepen automatisch. Wanneer het lampje niet brandt, beantwoordt het
apparaat de oproepen niet.
De antwoordmodus via de geïntegreerde webserver instellen op handmatig of
automatisch
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen
in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu Automatisch antwoorden in het
gedeelte Andere basisinstellingen fax.
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen
Als u de optie Automatisch antwoorden inschakelt, kunt u opgeven na hoeveel
belsignalen de binnenkomende oproep automatisch moet worden beantwoord.
De instelling Hoe vaak overgaan is belangrijk als er een antwoordapparaat is
aangesloten op dezelfde telefoonlijn als het apparaat omdat het antwoordapparaat de
telefoon moet beantwoorden voordat het apparaat dat doet. Het aantal beltonen dat u
instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal belsignalen
voordat het antwoordapparaat opneemt.
Stel het antwoordapparaat bijvoorbeeld in op een klein aantal belsignalen en het
apparaat op het hoogste aantal belsignalen. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het antwoordapparaat de oproep en
bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat faxsignalen detecteert, zal het de fax
ontvangen. Als de oproep een gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het
binnenkomende bericht opnemen.
Aantal belsignalen voordat wordt opgenomen instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Aantal beltonen voor opnemen.
3. Typ het toepasselijke aantal belsignalen met behulp van het toetsenblok of wijzig
het aantal belsignalen met de pijl naar rechts of naar links.
4. Druk op OK om de instelling te accepteren.
Faxinstellingen wijzigen
83
Het aantal beltonen voordat wordt opgenomen instellen via de geïntegreerde
webserver
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen
in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer een nummer in het vervolgmenu Belsignalen voor opnemen in het
gedeelte Andere basisinstellingen fax.
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen
Veel telefoonmaatschappijen bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het
mogelijk is om op één telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken. Als u zich op
deze service abonneert, wordt er aan elk telefoonnummer een ander belpatroon
toegekend. U kunt het apparaat instellen voor het beantwoorden van binnenkomende
oproepen die een bepaald belpatroon hebben.
Als u het apparaat verbindt met een telefoonlijn met specifieke belsignalen, moet u de
telefoonmaatschappij verzoeken om verschillende belpatronen toe te wijzen aan
binnenkomende gespreksoproepen en faxoproepen. Het is raadzaam om voor een
faxnummer dubbele of drievoudige belsignalen aan te vragen. Als het apparaat het
specifieke belpatroon detecteert, beantwoordt het de oproep en ontvangt het de fax.
Als deze service niet beschikbaar is, gebruikt u het standaard belpatroon Alle beltonen.
Het belpatroon voor een specifieke beltoon wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Controleer of het apparaat is ingesteld om faxoproepen automatisch te
beantwoorden.
2. Druk op Installatie.
3. Druk op Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens op Specifieke beltoon.
4. Druk op de knop naar rechts om een optie te selecteren en druk op OK.
Wanneer de telefoon rinkelt met het belpatroon dat is toegewezen aan de faxlijn,
beantwoordt het apparaat de oproep en ontvangt de fax.
Het te beantwoorden belpatroon instellen of wijzigen via de geïntegreerde
webserver
Klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster, klik op het
subtabblad Geavanceerd, selecteer een belsignaal in het vervolgmenu
Specifieke belsignalen en klik vervolgens op Toepassen.
Foutcorrectiemodus fax instellen
Gewoonlijk controleert het apparaat de signalen op de telefoonlijn wanneer een fax
wordt verzonden of ontvangen. Wanneer het een foutsignaal detecteert tijdens de
transmissie en als de foutcorrectie is ingeschakeld, kan het apparaat vragen om een
gedeelte van de fax opnieuw te verzenden.
Schakel deze foutcorrectie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of
ontvangen van een fax en fouten tijdens de transmissie wilt accepteren. Het
uitschakelen van deze functie kan nuttig zijn wanneer u een fax wilt verzenden naar of
ontvangen van een ander land of een andere regio of als u via een satellietverbinding
belt.
Hoofdstuk 8
84 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De foutcorrectiemodus instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik in het linkerdeelvenster op Faxen,
klik op het tabblad Geavanceerd, selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu
Foutcorrectiemodus en klik dan op de knop Toepassen.
Bedieningspaneel: Druk op Het menu Faxen, open het menu Geavanceerde
faxinstallatie en gebruik vervolgens de optie Foutcorrectiemodus.
Het kiessysteem instellen
Stel de toonkeuze- of pulskeuzemodus in met deze procedure. De standaardinstelling
is Toon. Wijzig deze instelling niet tenzij u weet dat uw telefoonlijn niet werkt met
toonkeuze.
Opmerking De optie pulskeuze is niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Het kiessysteem instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster,
klik op het tabblad Basis, maak een keuze in het vervolgmenu Toon- of
pulskeuze en klik dan op de knop Toepassen.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Basisinstallatie fax en gebruik
vervolgens de optie Toon- of pulskeuze.
Opties opnieuw kiezen instellen
Wanneer het apparaat geen fax heeft kunnen verzenden omdat de ontvangende fax
niet opneemt of in gesprek was, probeert het apparaat om het nummer opnieuw te
kiezen op basis van de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek en Geen antwoord
opnieuw kiezen. Schakel de opties in of uit via de volgende procedure.
Opnieuw kiezen bij in gesprek: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als het een bezettoon krijgt. De
fabrieksinstelling van deze functie is AAN.
Geen antwoord opnieuw kiezen: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als de ontvangende fax niet
antwoordt. De fabrieksinstelling van deze functie is UIT.
De opties opnieuw bellen instellen
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster
en klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd.
Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Geavanceerde faxinstallatie en
gebruik vervolgens de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek of Geen antwoord
opnieuw kiezen.
Faxinstellingen wijzigen
85
De faxsnelheid instellen
U kunt de faxsnelheid instellen die wordt gebruikt voor de communicatie tussen het
apparaat en andere faxapparaten tijdens het verzenden en ontvangen van faxen. De
standaard faxsnelheid is Snel.
Als u een van de volgende opties gebruikt, is het wellicht nodig om de faxsnelheid te
verlagen:
Een Internet-telefoonservice
Een PBX-systeem
Fax over Internet-protocol (FoIP)
Een ISDN-service
Als er tijdens het verzenden en ontvangen van faxen problemen optreden, moet u de
instelling Faxsnelheid mogelijk instellen op Normaal of Langzaam. In de volgende
tabel ziet u een lijst van de beschikbare faxsnelheden.
Instelling faxsnelheid Faxsnelheid
Snel v.34 (33600 baud)
Normaal v.17 (14400 baud)
Langzaam v.29 (9600 baud)
De faxsnelheid instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Instellingen.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en druk vervolgens op Faxsnelheid.
3. Selecteer een optie met behulp van de pijltoetsen en druk vervolgens op OK.
Faxen via the Internet
U kunt zich abonneren op een goedkope telefoonservice die u de mogelijkheid biedt
faxen met uw apparaat te ontvangen en te verzenden via internet. Deze methode
wordt Fax over Internet-protocol (FoIP) genoemd. U maakt waarschijnlijk gebruik van
een FoIP-service (aangeboden door uw telefoonservice) als u:
samen met het faxnummer een speciale toegangscode kiest, of
een IP-converter hebt om verbinding te maken met Internet; deze biedt ook
analoge telefoonpoorten voor de faxlijn.
Opmerking Alleen faxen kunt verzenden en ontvangen door een telefoonsnoer
aan te sluiten op de 1-LINE-poort op het apparaat en niet via de Ethernet-poort. Dit
houdt in dat uw internetverbinding via een converter moet lopen (die ook reguliere
analoge telefoonstekkers heeft voor faxverbindingen) of via uw
telefoonmaatschappij.
Sommige internetfaxservices werken niet goed als het apparaat faxen verzendt en
ontvangt op hoge snelheid (33600 bps). Als u bij het verzenden en ontvangen van
faxen met een internetfaxservice problemen ondervindt, moet u een lagere
faxsnelheid gebruiken. Dit is mogelijk door de instelling Faxsnelheid te wijzigen van
Hoofdstuk 8
86 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Hoog (standaard) naar Normaal. Zie De faxsnelheid instellen voor informatie over het
wijzigen van deze instelling.
Controleer ook of de internetfaxservice van uw telefoonmaatschappij faxen
ondersteunt.
Installatie testfax
U kunt uw faxinstallatie testen om de status van het apparaat te controleren en om na
te gaan of het correct is geïnstalleerd om te faxen. Voer deze test uit nadat u het
apparaat hebt geïnstalleerd om te faxen. De test doet het volgende:
Test de faxhardware
Controleert of het juiste type telefoonsnoer is aangesloten op het apparaat
Controleert of het telefoonsnoer op de juiste poort is aangesloten
Controleert de aanwezigheid van een kiestoon
Controleert op de aanwezigheid van een actieve telefoonlijn
Controleert de status van de telefoonlijnverbinding
Het apparaat drukt een verslag af met het testresultaat. Als de test mislukt, bekijkt u
het verslag voor informatie over hoe u het probleem kunt oplossen en voert de test
opnieuw uit.
Faxinstallatie testen
1. Stel het apparaat in op faxen volgens uw specifieke installatie-instructies voor thuis
of op kantoor.
2. Zorg ervoor dat de printcartridges en printkoppen zijn geïnstalleerd en dat
volledige vellen papier in de invoerlade zijn geplaatst voordat u begint met de test.
3. Druk vanaf het bedieningspaneel op Installeren.
4. Selecteer Tools en selecteer vervolgens Faxtest uitvoeren.
Het apparaat geeft de status van de test weer op het scherm en drukt een rapport
af.
5. Bekijk het rapport.
Controleer of de faxinstellingen in het rapport juist zijn als er nog steeds sprake
is van problemen met faxen, terwijl de test is geslaagd. Een lege of onjuiste
faxinstelling kan faxproblemen veroorzaken.
Als de test is mislukt, kunt u in het rapport informatie vinden over het oplossen
van de aangetroffen problemen.
Rapporten gebruiken
U kunt het apparaat zodanig instellen dat foutrapporten en bevestigingsrapporten
automatisch worden afgedrukt voor elk faxbericht dat u verzendt en ontvangt. Als het
nodig is kunt u systeemrapporten ook handmatig afdrukken. Deze rapporten geven
nuttige informatie over het apparaat.
Standaard is het apparaat zodanig ingesteld dat er alleen een rapport wordt afgedrukt
als zich een probleem voordoet bij het verzenden of ontvangen van een fax. Na het
verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Installatie testfax
87
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken
Als u een afgedrukte bevestiging nodig hebt van faxen die goed zijn verzonden, volgt
u onderstaande instructies om de faxbevestiging in te schakelen voordat u faxen gaat
verzenden. Selecteer Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen.
De standaardinstelling voor faxbevestiging is Off (Uitschakelen). Dit betekent dat er
geen bevestigingsrapport wordt afgedrukt voor elke fax die u verzendt of ontvangt. Na
het verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Faxbevestiging inschakelen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en vervolgens op Faxbevestiging.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Off
(Uitschakelen)
Er wordt geen bevestigingsrapport afgedrukt wanneer u faxberichten
verzendt en ontvangt. Dit is de standaardinstelling.
Bij Fax
verzenden
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt.
Bij Fax
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
ontvangt.
Verzenden &
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt of ontvangt.
Tip Als u Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen kiest en de fax
scant om deze vanuit het geheugen te verzenden, kunt u een afbeelding van
de eerste pagina van de fax opnemen in het rapport Verzendrapport. Druk op
Installatie, op Faxbevestiging en druk dan nogmaals op Bij verzenden fax.
Selecteer Aan in het menu Afbeelding op verzendrapport.
Foutrapporten voor faxen afdrukken
U kunt het apparaat zodanig configureren dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt als er tijdens de transmissie of ontvangst een fout optreedt.
Het apparaat instellen op het automatisch afdrukken van faxfoutrapporten
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en druk vervolgens op Foutrapport fax.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Verzenden &
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het faxen. Dit is de
standaardinstelling.
Off
(Uitschakelen)
Er worden geen faxfoutrapporten afgedrukt.
Hoofdstuk 8
88 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Bij Fax
verzenden
Afdrukken als er een fout optreedt bij het overbrengen.
Bij Fax
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het ontvangen.
Het faxlogboek afdrukken en bekijken
U kunt een log afdrukken van faxen die door het apparaat werden ontvangen en
verzonden. Elk item in het log bevat de volgende informatie:
Datum en tijd van verzending
Type (ontvangen of verzonden)
Faxnummer
Duur
Aantal pagina’s
Resultaat (status) van de overdracht
De logs geven een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel verzonden faxen en alle
ontvangen faxen.
Een faxlog bekijken vanaf de geïntegreerde webserver
Druk op het tabblad Informatie in het linkerdeelvenster op Log en klik dan op het
subtabblad Faxlog.
Het log geeft een lijst van alle vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware verzonden
faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlog vanaf de HP-beeldbewerkingssoftware bekijken
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg
De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen over de HP-
beeldbewerkingssoftware.
Het log geeft een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel en vanuit de HP-
beeldbewerkingssoftware verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlogboek afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Installatie.
2. Druk de pijlknoppen naar beneden naar Rapport afdrukken en druk vervolgens
op OK.
3. Ga met de pijlknoppen naar Faxlog en druk vervolgens op OK.
4. Druk opnieuw op OK om het log af te drukken.
Rapporten gebruiken
89
Een fax annuleren
U kunt op elk moment een fax dat u aan het verzenden of ontvangen bent, annuleren.
Een fax annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om een faxtaak die u aan het
verzenden of ontvangen bent, te stoppen. Als het apparaat niet stopt met faxen,
drukt dan nogmaals op Annuleren.
Het apparaat drukt de pagina's die al aan het afdrukken waren verder af en
annuleert dan de rest van het faxbericht. Dit kan even duren.
Een nummer dat u aan het kiezen bent, annuleren
Druk op Annuleren om het nummer dat u op dat moment aan het kiezen bent, te
annuleren.
Hoofdstuk 8
90 Faxen (alleen bij sommige modellen)
9 Configureren en beheren
Deze sectie is bedoeld voor de beheerder of persoon die verantwoordelijk is voor het
beheer van het apparaat. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende
onderwerpen.
Het apparaat beheren
Beheertools voor het apparaat gebruiken
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
Netwerkopties configureren
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
Het apparaat configureren (Windows)
Het apparaat configureren (Mac OS)
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
De software verwijderen en opnieuw installeren
Het apparaat beheren
Overzicht van beheertaken
Het apparaat controleren
Het apparaat beheren
Overzicht van beheertaken
In de volgende tabel worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt
beheren. Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden worden
toegepast. Zie
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het
activeren en gebruiken van deze hulpmiddelen.
Opmerking Mac OS-gebruikers kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde
webserver en het HP Printerhulpprogramma gebruiken. Windows-gebruikers
kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde webserver, de printerdriver, de
Werkset, HP Web Jetadmin en myPrintMileage gebruiken.
Voor meer informatie over de HP Web Jetadmin-software opent u de HP Web
Jetadmin-software en raadpleegt u de bijbehorende documentatie. Bezoek de
website van myPrintMileage voor meer informatie over myPrintMileage.
Configureren en beheren 91
Voor de
volgende
actie…
gebruik deze tools...
Onderdele
n van het
bedienings
paneel
Geïntegree
rde
webserver
Werkset
(Windows)
HP
Printerhulp
programm
a (Mac OS)
HP Web
Jetadmin-
software
myPrint-
Mileage
*
Het apparaat controleren
Status van
benodigdheden
Gebruik van
benodigdheden
en papier
Werking en
status
Het apparaat beheren
Onderhoud
van het
apparaat
Beveiliging
van het
apparaat
Lamptijd in
scanner
Lade-
instellingen
Volume van
het apparaat
of volume-
instellingen
bedieningskno
p
Waarschuwing
en
kennisgevinge
n
* Beschikbaar als myPrintMileage is geïnstalleerd.
Hoofdstuk 9
92 Configureren en beheren
Het apparaat controleren
Dit onderdeel bevat aanwijzingen voor het controleren van het apparaat.
Gebruik dit hulpmiddel… om de volgende informatie te verkrijgen....
Bedieningspaneel Informatie over de status van huidige taken,
de bedrijfsstatus van het apparaat en de
status van inktcartridges en printkoppen.
Geïntegreerde webserver
Informatie over de printerstatus: Open
het tabblad Informatie en klik op een
optie in het linkerdeelvenster.
Status inktcartridge en printkop: Open
het tabblad Informatie en klik vervolgens
op Inktvoorraad in het linkerdeelvenster.
Totale hoeveelheid gebruikte inkt en
afdrukmateriaal: Open het tabblad
Informatie en klik vervolgens op
Verbruik in het linkerdeelvenster.
Werkset (Windows) Inktpatrooninformatie: Klik op het tabblad
Geschatte inktniveaus om informatie te zien
over het inktniveau. Blader vervolgens naar
de knop Cartridgedetails. Klik op de knop
Cartridgedetails om informatie te zien over
vervangende inktcartridges en vervaldata.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus
kunnen verschillen.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) Inktpatrooninformatie: Open het
deelvenster Informatie en ondersteuning en
klik op Status benodigdheden.
Het apparaat beheren
Dit onderdeel bevat informatie over het beheren van het apparaat en het wijzigen van
instellingen.
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Bedieningspaneel
Taal en land/regio: Druk op Installatie en
open het menu Voorkeuren.
Volume bedieningspaneel: Druk op
Installatie en open het menu Voorkeuren.
Geluidsvolume fax: Druk op Installatie en
selecteer Geluidsvolume fax.
Afdrukken van automatische rapporten:
Druk op Installatie en open het menu
Geavanceerde faxinstallatie.
Het kiessysteem instellen: Druk op
Installatie en open het menu Basisinstallatie
fax.
Het apparaat beheren 93
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Installatie opties opnieuw kiezen: Druk op
Installatie en open het menu Geavanceerde
faxinstallatie.
Bekijk het IP-adres van het apparaat (zie
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen).
De datum en tijd instellen: Druk op
Installatie, druk op Tools en vervolgens op
Datum en tijd.
De brandtijd voor de scannerlamp instellen:
Druk op Installatie, selecteer Voorkeuren en
vervolgens Lamptijd instellen.
Geïntegreerde webserver
Wachtwoord geïntegreerde webserver
instellen: Klik op het tabblad Instellingen en
klik vervolgens op Beveiliging in het
linkerdeelvenster.
Lade-instellingen wijzigen: Klik op het
tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Papierverwerking in het linkerdeelvenster.
Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Instellingen en
klik op Apparaatservices in het
linkerdeelvenster.
Taal en land/regio: Open het tabblad
Instellingen en klik op Internationaal in het
linkerdeelvenster.
Geluidsvolume fax: Open het tabblad
Instellingen, klik op Fax in het
linkerdeelvenster en pas de optie
Geluidsvolume fax aan.
Netwerkinstellingen configureren: Klik op
het tabblad Netwerken en klik op een optie in
het linkerdeelvenster.
Een statisch IP-adres instellen: Klik op het
tabblad Netwerken en klik vervolgens ofwel op
Vast 802.3 of Draadloos 802.11. In het
gedeelte IP-adresconfiguratie selecteert u
Handmatig IP en voert u het statische IP-
adres in. Voer indien nodig het Handmatig
subnetmasker en de Handmatige
standaardgateway in en klik vervolgens op
Toepassen. Raadpleeg
Tips en middelen voor
het oplossen van problemen voor meer
informatie.
Opmerking Het is niet aan te bevelen een
statisch IP-adres toe te wijzen aan het
apparaat. Een statisch IP-adres kan echter wel
bepaalde installatie- en afdrukproblemen
oplossen, zoals een conflict met een
persoonlijke firewall.
Instellingen van Snelkeuze digitaal archief
configureren: Klik op het tabblad Instellingen
en klik op Snelkeuze direct digitaal archief.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
94 Configureren en beheren
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Afdrukken van automatische faxrapporten:
Klik op het tabblad Instellingen en vervolgens
op Fax in het linkerdeelvenster. Klik vervolgens
op het tabblad Geavanceerd.
Het kiessysteem instellen: Klik op het
tabblad Instellingen en vervolgens op Fax in
het linkerdeelvenster. Klik vervolgens op het
tabblad Basis.
De opties voor opnieuw kiezen instellen:
Klik op het tabblad Instellingen en klik
vervolgens op Fax. Klik op het tabblad
Geavanceerd.
Benodigdheden bestellen: Klik op een
willekeurig tabblad op de knop
Benodigdheden bestellen en volg de
aanwijzingen op het scherm.
Ondersteuning: Klik op een willekeurig
tabblad op de knop Ondersteuning en
selecteer een ondersteuningsoptie.
Bluetooth-instellingen configureren: Klik op
het tabblad Bluetooth.
De datum en tijd instellen: Klik op het tabblad
Instellingen, klik op Tijdservices in het
linkerdeelvenster, typ de nodig waarden in de
velden en klik vervolgens op Toepassen.
Werkset (Windows)
Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking op het tabblad Services.
Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Services.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking in het deelvenster
Printerinstellingen.
Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het deelvenster Informatie
en ondersteuning en klik vervolgens op de
optie voor de taak die u wilt uitvoeren.
Beheertools voor het apparaat gebruiken
Geïntegreerde webserver
Werkset (Windows)
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
HP Web Jetadmin-software
HP Instant Support
myPrintMileage
(vervolg)
Beheertools voor het apparaat gebruiken 95
Geïntegreerde webserver
Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de geïntegreerde webserver
gebruiken om informatie over de status te bekijken, instellingen te wijzigen en het
apparaat vanaf de computer te beheren.
Opmerking Zie Specificaties van de geïntegreerde webserver voor een overzicht
van systeemvereisten voor de ingebouwde webserver.
Sommige instellingen zijn alleen toegankelijk nadat een wachtwoord voor de
ingebouwde webserver is opgegeven.
U kunt de geïntegreerde webserver openen en gebruiken zonder verbinding met
internet, maar sommige functies zijn dan niet beschikbaar.
De ingebouwde webserver openen
U kunt de geïntegreerde webserver op de volgende manieren openen:
Opmerking Als u de geïntegreerde webserver wilt openen vanuit de printerdriver
(Windows) of het HP Printerhulpprogramma (Mac OS), moet het apparaat zijn
aangesloten op een netwerk en een IP-adres hebben.
Webbrowser: Typ in een ondersteunde webbrowser op uw computer het IP-adres
dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de
webbrowser: http://123.123.123.123
Het IP-adres van het apparaat staat vermeld op de diagnostische zelftestpagina.
Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Als de ingebouwde webserver wordt weergegeven, kunt u deze toevoegen aan de
favorieten zodat u er in het vervolg eenvoudig naartoe kunt gaan.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Op het tabblad Printerinstellingen klikt u
op Extra instellingen en vervolgens op de knop Geïntegreerde webserver openen.
Pagina's geïntegreerde webserver
De geïntegreerde webserver bevat pagina's die u kunt gebruiken om productinformatie
te bekijken en apparaatinstellingen te wijzigen. De pagina's bevatten ook koppelingen
naar andere e-services.
Pagina's/knoppen Inhoud
Informatiepagina Deze pagina bevat statusinformatie over het
apparaat, de inktbenodigdheden en het inktgebruik
en een gebeurtenissenlogboek (bijvoorbeeld met
fouten).
Pagina Instellingen Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Pagina netwerken Deze pagina bevat informatie over de
netwerkstatus en de netwerkinstellingen die voor
het apparaat zijn geconfigureerd. Deze pagina's
Hoofdstuk 9
96 Configureren en beheren
Pagina's/knoppen Inhoud
worden alleen weergegeven als het apparaat is
aangesloten op een netwerk. Raadpleeg
Netwerkopties configureren voor meer informatie.
Pagina Bluetooth Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Knoppen Ondersteuning en
Benodigdheden bestellen
Met Ondersteuning beschikt u over een aantal
ondersteuningsservices, inclusief e-services zoals
HP Instant Support, myPrintMileage. Zie
HP Instant
Support en myPrintMileage voor meer informatie.
Met Benodigdheden bestellen maakt u online
verbinding om benodigdheden te bestellen.
Werkset (Windows)
De Werkset geeft informatie over het onderhoud van het apparaat.
Opmerking Als de computer aan de systeemvereisten voldoet, kunt u de
Werkset vanaf de Starter-cd installeren door voor de volledige installatie te kiezen.
De Werkset openen
Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Werkset.
Klik met de rechtermuisknop op de HP Digital Imaging-monitor in de lade, wijs
Modelnaam printer aan en klik op Werkset printer weergeven.
(vervolg)
Beheertools voor het apparaat gebruiken 97
Tabbladen in de Werkset
De Werkset bevat de volgende tabbladen.
Tabblad Inhoud
Geschat inktniveau
Informatie over het inktniveau: Toont het
geschatte inktniveau voor elke patroon.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus
kunnen verschillen.
Kopen: Geeft toegang tot een website waar u
online printerbenodigdheden kunt bestellen
voor het apparaat.
Telefonisch bestellen: Toont
telefoonnummers die u kunt opbellen om
benodigdheden voor het apparaat te bestellen.
Er zijn niet voor alle landen/regio's
telefoonnummers beschikbaar.
Cartridgedetails: Hier ziet u bestelnummers
en verloopdatums van de geïnstalleerde
inktpatronen.
Informatie
Printerinformatie: Dit tabblad bevat een koppeling
naar myPrintMileage en statusinformatie over de
hardware en printkoppen. Opties op het tabblad
informatie zijn onder meer:
Hardware-informatie
myPrintmileage (indien geïnstalleerd)
HP Instant Support
Toestand HP-printkop
Services
Diagnosepagina PQ (afdrukkwaliteit)
afdrukken: Hiermee kunt u nagaan of er
problemen zijn die invloed hebben op de
afdrukkwaliteit van het apparaat. Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit
afdrukken voor meer informatie.
Druk een diagnostische zelftestpagina af:
Hiermee kunt u de diagnostische
zelftestpagina van het apparaat afdrukken.
Deze pagina bevat informatie over het
apparaat en de benodigdheden. Raadpleeg
De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
Printkoppen uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen
van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
uitlijnen voor meer informatie.
Printkoppen reinigen: Hulp bij het reinigen
van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
reinigen voor meer informatie.
Hoofdstuk 9
98 Configureren en beheren
Tabblad Inhoud
Regelinvoer kalibreren: Hiermee kunt u de
regelinvoer kalibreren. Raadpleeg
De
regelopschuiving kalibreren voor meer
informatie.
Papierverwerking: Hiermee kunt u de
ladevergrendeling instellen en een
standaardlade selecteren (als lade 2 is
geïnstalleerd). Raadpleeg
Lades configureren
voor meer informatie.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Het HP Printerhulpprogramma bevat hulpmiddelen voor het configureren van
afdrukinstellingen, het kalibreren van het apparaat, het reinigen van de printkoppen,
het afdrukken van configuratie- en testpagina's, het online bestellen van
benodigdheden en het zoeken van helpinformatie op internet.
HP Printerhulpprogramma openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens HP Printer Selector.
4. Selecteer het apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
Deelvenster Informatie en ondersteuning
Status benodigdheden: Dit venster bevat informatie over de geïnstalleerde
printkoppen en inktpatronen.
Info over benodigdheden: Toont de opties voor het vervangen van de
inktcartridges.
Apparaatgegevens: Bevat informatie over het model en serienummer. Hiermee
kunt u tevens een diagnostische zelftestpagina van het apparaat afdrukken. Deze
pagina bevat informatie over het apparaat en de benodigdheden. Raadpleeg
De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.
Diagnosepagina afdrukkwaliteit: Hiermee kunt u nagaan of er problemen zijn die
invloed hebben op de afdrukkwaliteit van het apparaat. Raadpleeg
De pagina
Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
Reinigen: Hulp bij het reinigen van de printkoppen. Raadpleeg
De printkoppen
reinigen voor meer informatie.
Uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen van de printkoppen. Raadpleeg
De printkoppen
uitlijnen voor meer informatie.
Regelinvoer kalibreren: Hiermee kunt u de regelinvoer kalibreren. Raadpleeg
De
regelopschuiving kalibreren voor meer informatie.
HP-ondersteuning: Deze pagina geeft toegang tot de HP-website waar u
ondersteuning vindt voor het apparaat, het apparaat kunt registreren,
benodigdheden kunt bestellen en informatie vindt over het retourneren en recyclen
van gebruikte printerbenodigdheden.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 99
Deelvenster Printerinstellingen
Ladeconfiguratie: Hier stelt u het standaardpapiertype en -formaat in voor een
lade en geeft u de prioriteit van de lade op. Raadpleeg
Lades configureren voor
meer informatie.
Extra instellingen: Open de geïntegreerde webserver om netwerkinstellingen te
wijzigen. Hier configureert u de IP-instellingen voor de netwerkverbinding.
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
Met dit hulpprogramma kunt u netwerkinstellingen voor het apparaat configureren. U
kunt instellingen voor draadloze netwerken configureren, zoals de naam van de
netwerklocatie, de draadloze modus en instellingen voor bekabelde netwerken, zoals
het TCP/IP-adres, router en subnetmasker.
Installatieprogramma voor netwerkprinter openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens Installatieprogramma voor
netwerkprinter.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm voor het configureren van netwerkinstellingen
voor het apparaat.
HP Web Jetadmin-software
De HP Web Jetadmin-software omvat programma's waarmee u via een webbrowser
verschillende netwerkapparaten van zowel HP als andere leveranciers op afstand kunt
installeren, configureren (afzonderlijk of in batchmodus) en controleren (zoals de
niveaus van benodigdheden). De software bevat ook functies voor het uitvoeren van
diagnose op afstand en het oplossen van problemen.
Nadat de software is geïnstalleerd, kunt u vanaf elke computer binnen uw intranet
toegang krijgen tot de software door een standaard webbrowser te gebruiken. Ga naar
www.hp.com/go/webjetadmin voor meer informatie of als u de software wilt
downloaden.
HP Instant Support
HP Instant Support is een verzameling hulpprogramma's die u via een browser kunt
openen en gebruiken. Met deze programma's kunt u afdrukproblemen snel
identificeren, analyseren en oplossen.
HP Instant Support biedt onderstaande informatie over uw apparaat:
Eenvoudige toegang tot tips voor probleemoplossing: Geeft tips bij uw
specifieke apparaat.
Oplossing voor specifieke fouten van het apparaat: Verschaft rechtstreeks
toegang tot informatie die u kan helpen specifieke foutberichten voor uw apparaat
op te lossen. Als u een beschrijving van het probleem wilt zien, alsmede tips voor
het oplossen of voorkomen van het probleem, klikt u op de koppeling in het bericht.
Hoofdstuk 9
100 Configureren en beheren
Kennisgeving van updates van de printerdriver: U wordt gewaarschuwd
wanneer een update voor de driver beschikbaar is. Er verschijnt een bericht op de
homepage van HP Instant Support. Klik op de koppeling in het bericht om
rechtstreeks naar het downloadgedeelte van de HP-website te gaan.
Ondersteuning krijgen: Toont een lijst met de diverse vormen van ondersteuning
voor uw apparaat.
Inkt en materiaalgebruik beheren (my PrintMileage): Helpt u het gebruik van
apparaatbenodigdheden te beheren en in te schatten.
Zelfdiagnose voor uw apparaat: Voert een diagnostische test uit van het
apparaat. Selecteer Printer in het menu Zelfhelp op de pagina Instant Support om
een diagnose van de apparaten te starten. De computer wordt gecontroleerd en er
verschijnt een lijst van geconfigureerde apparaten. Als u het apparaat dat u wilt
testen hebt geselecteerd, kan HP Instant Support bij die taken helpen.
Online ondersteuning van HP expert (Active Chat): Via rechtstreeks chatten op
internet kunt u op elk moment persoonlijke hulp krijgen van een HP-expert. U hoeft
alleen maar een vraag of beschrijving van het probleem in te dienen.
Historiegegevens, de systeemconfiguratie en acties die u hebt uitgevoerd, worden
(na uw toestemming) automatisch doorgestuurd naar HP zodat u het probleem niet
opnieuw hoeft te omschrijven.
Knowledge database: Gebruik de knowledge database van HP om snel
antwoorden te vinden op uw vragen.
Beveiliging en privacy
Als u gebruik wilt maken van HP Instant Support, moeten er gedetailleerde gegevens
van het apparaat, zoals het serienummer, foutcondities en statusmeldingen, naar HP
worden verzonden. HP respecteert uw privacy en beheert deze informatie op de
manier die is beschreven in de online privacyverklaring van HP (
welcome.hp.com/
country/us/en/privacy.html).
Opmerking Als u alle gegevens wilt bekijken die naar HP worden verzonden,
kiest u Bron (Internet Explorer) of Paginabron (Netscape en Mozilla Firefox) in het
menu Beeld van uw webbrowser.
Toegang krijgen tot HP Instant Support
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Informatie en vervolgens op HP Instant
Support.
Geïntegreerde webserver: Klik op de knop Ondersteuning en vervolgens op HP
Instant Support.
Opmerking De knop Ondersteuning is op alle pagina's beschikbaar.
Opmerking Voeg de webpagina's voor het openen van HP Instant Support niet
toe aan uw favorieten. Als u dat wel doet en vervolgens via het menu Favorieten
verbinding maakt met een pagina, bevat deze niet de laatste informatie.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 101
myPrintMileage
myPrintMileage is een service van HP waarmee u de verbruiksgegevens kunt
opvolgen en voorspellen en de aankoop van benodigdheden kunt plannen.
Om myPrintMileage te kunnen gebruiken, moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
Internetverbinding
Apparaat aangesloten
Op de website van myPrintMileage kunt u de afdrukanalyse bekijken, bijvoorbeeld de
hoeveelheid gebruikte inkt, het soort inkt (zwart of kleur) en een schatting van het
aantal pagina's dat u kunt afdrukken met de resterende inkt.
Toegang krijgen tot myPrintMileage
Geïntegreerde webserver: Klik op de knop Ondersteuning en vervolgens op
myPrintMileage.
Opmerking De knop Ondersteuning is op alle pagina's beschikbaar.
Werkset (Windows): Open het tabblad Informatie, klik op myPrintMileage en
volg de aanwijzingen op het scherm.
Windows-taakbalk: Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP Digital
Imaging op de Windows-taakbalk, kies het apparaat dat u wilt bekijken en klik
vervolgens op myPrintMileage.
Opmerking Voeg de webpagina's voor het openen van myPrintMileage niet toe
aan uw favorieten. Als u dat wel doet en vervolgens via het menu Favorieten
verbinding maakt met een pagina, bevat deze niet de laatste informatie.
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
Gebruik de diagnostische zelftestpagina voor het volgende:
Informatie bekijken over uw apparaat en de status van de inktcartridges en
printkoppen
Help bij het oplossen van problemen
De installatie van optionele accessoires, zoals de duplexeenheid, controleren
De diagnostische zelftestpagina bevat ook een log met recente gebeurtenissen.
Hoofdstuk 9
102 Configureren en beheren
Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst de diagnostische zelftestpagina af te
drukken.
1. Printerinformatie: Geeft informatie over het apparaat (zoals productnaam,
modelnummer, serienummer en versie van de firmware), de accessoires die zijn
geïnstalleerd (zoals de duplexeenheid) en het aantal pagina's dat vanuit de lades
en accessoires wordt afgedrukt.
2. Status inktcartridge: Toont de geschatte inktniveaus (grafisch voorgesteld met
behulp van meters), de onderdeelnummers en verlvaldatums van de inktcartridges.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn slechts een schatting. De feitelijke
inktniveaus kunnen verschillen.
3. Status printkop: Hier ziet u de status van de printkop, de onderdeelnummers,
datum van installatie, de datum waarop de garantie van de printkoppen verloopt
en het totale inktverbruik. De statusopties voor de printkop zijn: goed, voldoende
en vervangen. Als de status 'redelijk' is, moet u de afdrukkwaliteit in de gaten
houden, maar hoeft u de printkop nog niet te vervangen. Als de status 'vervangen'
is, moet de printkop worden vervangen, anders zal het apparaat niet functioneren.
4.
Gebeurtenissen: Toont recente gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
103
Een diagnostische zelftestpagina afdrukken
Bedieningspaneel: Druk op Installatie, selecteer Rapport afdrukken,
Zelftestrapport en druk dan op OK.
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Services en klik vervolgens op
Diagnostische zelftestpagina afdrukken.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Apparaatgegevens in het
deelvenster Informatie en ondersteuning en klik vervolgens op
Configuratiepagina afdrukken.
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
Als het apparaat met een netwerk is verbonden, kunt u een netwerkconfiguratiepagina
afdrukken, waarop u de netwerkinstellingen voor het apparaat kunt bekijken. U kunt de
netwerkconfiguratiepagina gebruiken om problemen met de netwerkverbinding te
helpen oplossen. Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst deze pagina af te
drukken.
Netwerkconfiguratiepagina
1. Algemene informatie: Informatie over de huidige status en het type actieve
verbinding van het netwerk en andere informatie, zoals de URL van de
geïntegreerde webserver.
2. 802.3 bekabeld: Informatie over de actieve vaste netwerkverbinding, zoals het IP-
adres, het subnetmasker, de standaard-gateway en het hardwareadres van het
apparaat.
3. 802.11 draadloos: Informatie over de actieve draadloze netwerkverbinding, zoals
het IP-adres, de communicatiemodus, de naam van het netwerk, het verificatietype
en de signaalsterkte.
Hoofdstuk 9
104 Configureren en beheren
4. Bluetooth: Informatie over de actieve draadloze Bluetooth-verbinding, zoals de
naam en het adres van het apparaat evenals de toegangscode.
5. SNMP: Geeft informatie over de geldende SNMP-instellingen en de status ervan,
naast de naam van de community.
De netwerkconfiguratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel
Als het apparaat een uitleesscherm met twee regels heeft: Druk op de knop
Installatie, selecteer Netwerkinstallatie, Netwerkinstellingen afdrukken en druk
dan op OK.
Als het apparaat een kleurenscherm heeft: Druk op de knop Installatie, selecteer
Netwerk, Netwerkinstellingen bekijken en Netwerkconfiguratiepagina
afdrukken en druk dan op OK.
Kanaalbereikdefinities
De onderstaande lijst vermeldt draadloze kanaalbereikdefinities voor 802.11.
Het eerste cijfer geeft het landnummer aan
Landnummer 0: Kanalen 1-11:
high-power 802.11b
low-power 802.11g
Landnummer 1: Kanalen 1-13:
low-power 802.11b
low-power 802.11g
Landnummer 2: Kanalen 1-14:
low-power 802.11b
low-power 802.11g
Opmerking 802.11g is niet toegestaan op kanaal 14.
Het tweede cijfer geeft de compatibiliteit van
de adhocmodus aan
0: Nominale status adhocaansluiting
1: Adhoc verschijnt altijd aangesloten
Het derde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de infrastructuurmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Het vierde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de adhocmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Netwerkopties configureren
U kunt de netwerkinstellingen voor het apparaat beheren via het bedieningspaneel
van het apparaat, zoals is beschreven in het volgende gedeelte. Voor geavanceerde
instellingen kunt u de geïntegreerde webserver gebruiken. De geïntegreerde
webserver is een configuratie- en statushulpmiddel dat u kunt openen via een
bestaande netwerkverbinding met het apparaat. Raadpleeg
Geïntegreerde webserver
voor meer informatie.
Netwerkopties configureren 105
Basisnetwerkinstellingen wijzigen
Het bedieningspaneel van het apparaat stelt u in staat om een draadloze verbinding in
te stellen en te beheren en om een verscheidenheid aan netwerkbeheertaken uit te
voeren. Deze taken omvatten onder meer het weergeven van de netwerkinstellingen,
het herstellen van de standaardwaarden van het netwerk, het inschakelen van de
draadloze radio en het wijzigen van de netwerkinstellingen.
De wizard Draadloze installatie gebruiken
De wizard Draadloze installatie biedt u een eenvoudige methode voor het installeren
en het beheren van een draadloze verbinding met het apparaat. Zie
Het apparaat
installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen) voor meer
informatie over het installeren van een draadloze verbinding en de wizard Draadloze
installatie.
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken
U kunt een overzicht van de netwerkinstellingen weergeven op het bedieningspaneel
van het apparaat, maar u kunt ook een gedetailleerde netwerkconfiguratiepagina
afdrukken. Op de netwerkconfiguratiepagina worden alle belangrijke
netwerkinstellingen, zoals het IP-adres, de verbindingssnelheid, DNS en mDNS
weergegeven. Zie
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor informatie over het
wijzigen van de netwerkinstelling.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u de instellingen voor vaste (Ethernet-)netwerkinstellingen wilt weergeven,
selecteert u Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Samenvatting
vaste verbinding weergeven.
Als u de instellingen voor draadloze netwerkinstellingen wilt weergeven,
selecteert u Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Samenvatting
draadloze verbinding weergeven.
Als u de netwerkconfiguratiepagina wilt afdrukken, selecteert u
Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Netwerkconfiguratiepagina
afdrukken.
De draadloze radio in- en uitschakelen
De draadloze radio is standaard ingeschakeld, zoals wordt aangegeven met behulp
van het blauwe lampje aan de voorkant van het apparaat. De radio moet zijn
ingeschakeld om de verbinding met een draadloos netwerk te behouden. Als het
apparaat echter is verbonden met een vast netwerk of als u een USB-verbinding
gebruikt, wordt de radio niet gebruikt. In dit geval wilt u de radio mogelijk uitschakelen.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer Draadloze radio en vervolgens Ja als u de radio wilt inschakelen of Nee
als u de radio wilt uitschakelen.
Hoofdstuk 9
106 Configureren en beheren
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen
De geavanceerde netwerkinstellingen worden voornamelijk beschreven voor
referentiedoeleinden. Het is echter raadzaam deze instellingen niet te wijzigen, tenzij u
een ervaren gebruiker bent. De geavanceerde instellingen omvatten de
verbindingssnelheid, de IP-instellingen en de geheugenkaartbeveiliging.
De verbindingssnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen waarmee gegevens via het netwerk worden verzonden.
De standaardinstelling is Automatisch.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer Geavanceerde installatie en vervolgens Verbindingssnelheid.
4. Druk op het getal naast de verbindingssnelheid van uw netwerkhardware:
1. Automatisch
2. 10-Full
3. 10-Half
4. 100-Full
5. 100-Half
IP-instellingen bekijken
Kleurenscherm: Om het IP-adres van het apparaat vanaf het bedieningspaneel te
bekijken, drukt u op de knop Installatie, selecteert Netwerk, Netwerkinstellingen
bekijken en selecteert vervolgens Overzicht vaste verbinding weergeven of
Overzicht draadloze verbinding weergeven.
Uitleesvenster met 2 regels: Als u het IP-adres van het apparaat wilt bekijken,
moet u de netwerkconfiguratiepagina afdrukken. Raadpleeg
De
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
IP-instellingen wijzigen
De standaard-IP-instelling is Automatisch (het IP-adres wordt automatisch ingesteld).
Als u een ervaren gebruiker bent, kunt u echter het IP-adres, het subnetmasker of de
standaardgateway handmatig wijzigen.
Let op Wees voorzichtig als u handmatig een IP-adres toewijst. Als u tijdens de
installatie een ongeldig IP-adres opgeeft, kunnen de netwerkonderdelen geen
verbinding maken met het apparaat.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer achtereenvolgens Geavanceerde instellingen, IP-instellingen en
Handmatige IP-instellingen.
4. Druk op het cijfer naast de IP-instelling:
1. IP-adres
2. Subnetmasker
3. Standaardgateway
5. Voer de wijzigingen in en druk op OK.
Netwerkopties configureren 107
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige
modellen)
Nadat u alle stappen uit de beknopte gebruikershandleiding hebt uitgevoerd, kunt u
met behulp van de instructies in dit gedeelte het installeren van de fax voltooien.
Bewaar de beknopte gebruikershandleiding zorgvuldig, zodat u deze in de toekomst
kunt raadplegen.
In dit gedeelte leest u hoe u het apparaat kunt instellen, zodat u een fax kunt
verzenden zonder dat er problemen ontstaan met de reeds aanwezige apparatuur en
services die van dezelfde telefoonlijn gebruikmaken als het apparaat.
Tip U kunt ook de wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-
programma (Mac OS) gebruiken om snel een aantal belangrijke faxopties in te
stellen, zoals de antwoordmodus en de informatie van het faxkopschrift. U kunt de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS)
openen vanuit de software die u bij het apparaat hebt geïnstalleerd. Nadat u de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS) hebt
uitgevoerd, volgt u de procedures in dit gedeelte om de installatie van de fax te
voltooien.
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen)
Voordat u begint met het installeren van het apparaat voor het uitvoeren van faxtaken,
moet u bepalen welk soort telefoonsysteem in uw land/regio wordt gebruikt. De
instructies voor het instellen van de fax verschillen, afhankelijk van de vraag of u een
serieel of een parallel telefoonsysteem hebt.
Als uw land/regio niet in de onderstaande tabel voorkomt, gebruikt u waarschijnlijk
een serieel telefoonsysteem. Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, kan het
type connector op uw gedeelde apparatuur voor telefonie (modems, telefoon en
antwoordapparaten) niet fysiek worden aangesloten op de "2-EXT"-poort op het
apparaat. In dit geval moet alle apparatuur worden aangesloten op de
telefoonaansluiting.
Opmerking In sommige landen/regio's waar seriële telefoonsystemen worden
gebruikt, is het telefoonsnoer dat bij het apparaat is meegeleverd soms
voorzien van een extra stekker. Hiermee kunt u ook andere telecomapparaten
op dezelfde telefoonaansluiting aansluiten waarop ook het apparaat is
aangesloten.
Als uw land/regio in de tabel voorkomt, hebt u waarschijnlijk een parallel
telefoonsysteem. In een parallel telefoonsysteem kunt u gedeelde
telefoonapparatuur met de telefoonlijn verbinden via de "2-EXT"-poort op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Wij raden u in dat geval aan om het apparaat aan te sluiten op de
telefoonaansluiting met het tweeaderige telefoonsnoer dat bij het apparaat
werd geleverd.
Hoofdstuk 9
108 Configureren en beheren
Tabel 9-1 Landen/regio's met een parallel telefoonsysteem
Argentinië Australië Brazilië
Canada Chili China
Colombia Griekenland India
Indonesië Ierland Japan
Korea Latijns-Amerika Maleisië
Mexico Filippijnen Polen
Portugal Rusland Saoedi-Arabië
Singapore Spanje Taiwan
Thailand V.S. Venezuela
Vietnam
Als u niet zeker weet welk type telefoonsysteem u gebruikt (serieel of parallel), kunt u
dat navragen bij uw telefoonmaatschappij.
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen
Als u probleemloos faxberichten wilt kunnen verzenden, moet u weten welke
apparaten en services de telefoonlijn delen met het apparaat. Dit is belangrijk omdat u
mogelijk enkele bestaande kantoorapparaten rechtstreeks met het apparaat moet
verbinden en omdat u misschien enkele faxinstellingen moet wijzigen om goed te
kunnen faxen.
Lees eerst de vragen in dit deel door en noteer uw antwoorden om te bepalen op
welke manier u het apparaat het beste kunt instellen voor thuis of op kantoor. Zoek
vervolgens op basis van de antwoorden die u hebt genoteerd, in de tabel hieronder de
aanbevolen instelling op.
Zorg ervoor dat u de volgende vragen leest en beantwoordt in de volgorde waarin ze
hieronder voorkomen.
1. Hebt u een DSL-service (Digital Subscriber Line) bij uw telefoonmaatschappij?
(DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL. U hoeft de overige vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
2. Beschikt u over een telefooncentrale (PBX) of een ISDN-aansluiting?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn. U hoeft de overige
vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
109
3. Bent u via uw telefoonmaatschappij geabonneerd op een service voor specifieke
belsignalen die uit meerdere telefoonnummers met verschillende belsignalen
bestaat?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op dezelfde lijn. U hoeft de overige vragen niet te
beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Weet u niet zeker of u een specifiek belsignaal hebt? Veel telefoonmaatschappijen
bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het mogelijk is om op één
telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken.
Als u zich op deze service abonneert, heeft elk telefoonnummer een ander
belsignaal. U kunt bijvoorbeeld enkele, dubbele of drievoudige belsignalen voor
verschillende nummers hebben. U kunt bijvoorbeeld een telefoonnummer met een
enkel belsignaal toewijzen aan uw gespreksoproepen, en een ander
telefoonnummer met een dubbel belsignaal aan uw faxoproepen. Hierdoor hoort u
het verschil tussen gespreks- en faxoproepen als de telefoon overgaat.
4. Ontvangt u gespreksoproepen op hetzelfde telefoonnummer dat u gaat gebruiken
voor het ontvangen van faxoproepen met het apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
5. Hebt u een computermodem die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het
apparaat?
Weet u niet zeker of u een computermodem gebruikt? Als u een van de volgende
vragen met Ja beantwoordt, maakt u gebruik van een computermodem:
Kunt u rechtstreeks vanuit computertoepassingen faxberichten verzenden en
ontvangen via een inbelverbinding?
Verzendt en ontvangt u e-mailberichten op uw computer via een
inbelverbinding?
Maakt u verbinding met Internet door middel van een inbelverbinding?
Ga door met de volgende vraag.
6. Hebt u een antwoordapparaat dat gespreksoproepen beantwoordt op hetzelfde
telefoonnummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van faxoproepen op het
apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
7. Bent u geabonneerd op een voicemailservice van uw telefoonmaatschappij en
gebruikt u daarvoor hetzelfde nummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van
faxoproepen op het apparaat?
Nadat u de vragen hebt beantwoord, gaat u naar het volgende deel waarin u de
faxinstellingen kunt selecteren die het beste bij uw situatie passen.
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren
Nu u alle vragen hebt beantwoord over apparatuur en services die de telefoonlijn met
het apparaat delen, kunt u de geschiktste instellingen voor thuis of kantoor kiezen.
Kies in de eerste kolom van de tabel de combinatie van apparaten en services die bij
u thuis of in uw kantoor wordt gebruikt. Zoek op basis van uw telefoonsysteem
vervolgens de juiste instelling op in de tweede of derde kolom van de tabel. Voor elke
situatie vindt u in de volgende gedeelten stapsgewijze instructies.
Hoofdstuk 9
110 Configureren en beheren
Als u alle vragen in het vorige gedeelte hebt beantwoord en u geen van de
beschreven apparaten of services gebruikt, kiest u "Geen" in de eerste kolom van de
tabel.
Opmerking Als uw thuis- of kantoorinstallatie in dit gedeelte niet wordt genoemd,
stelt u het apparaat in als een gewone analoge telefoon. Sluit het ene uiteinde van
het telefoonsnoer dat is meegeleverd in de doos aan op de telefoonaansluiting en
het andere uiteinde op de poort met het label 1-LINE achter op het apparaat. Als u
een ander telefoonsnoer gebruikt, zult u mogelijk problemen ondervinden met het
verzenden en ontvangen van faxen.
Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Geen
(U hebt alle vragen met Nee
beantwoord.)
Situatie A: Aparte faxlijn (er
worden geen
gespreksoproepen ontvangen)
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
DSL-aansluiting
(U hebt alleen op vraag 1 Ja
geantwoord.)
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
PBX-systeem of ISDN-
aansluiting
(U hebt alleen op vraag 2 Ja
geantwoord.)
Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-
telefoonsysteem of een ISDN-
lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Abonnement op specifieke
belsignalen
(U hebt alleen op vraag 3 Ja
geantwoord.)
Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op
dezelfde lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen
(U hebt alleen op vraag 4 Ja
geantwoord.)
Situatie E: Gedeelde
telefoon-/faxlijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen en
voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4 en
7 met Ja beantwoord.)
Situatie F: Gedeelde
gespreks-/faxlijn met voicemail
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Computermodem voor inbellen
(U hebt alleen op vraag 5 Ja
geantwoord.)
Situatie G: Gedeelde faxlijn
met computermodem (er
komen geen
gespreksoproepen binnen)
N.v.t.
Gespreksoproepen en
computermodem voor inbellen
(U hebt alleen de vragen 4 en
5 met Ja beantwoord.)
Situatie H: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met computermodem
N.v.t.
Gespreksoproepen en
antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4 en
6 met Ja beantwoord.)
Situatie I: Gedeelde lijn voor
gesprekken/fax met
antwoordapparaat
N.v.t.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
111
Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 6 met Ja beantwoord.)
Situatie J: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem en
een antwoordapparaat
N.v.t.
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 7 met Ja beantwoord.)
Situatie K: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem
voor inbellen en voicemail
N.v.t.
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen)
Als u een aparte telefoonlijn hebt waarop u geen gespreksoproepen ontvangt en er
geen andere apparatuur op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-1 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een aparte faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
112 Configureren en beheren
3. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
4. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL
Als u via uw telefoonmaatschappij gebruikmaakt van een DSL-service, en geen
andere toestellen verbindt met het apparaat, kunt u aan de hand van de instructies in
dit gedeelte een DSL-filter verbinden met de telefoonaansluiting en het apparaat. Het
DSL-filter haalt het digitale signaal weg dat storingen veroorzaakt in de communicatie
tussen het apparaat en de telefoonlijn, zodat het apparaat probleemloos via de
telefoonlijn kan communiceren. (DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Opmerking Als u over een DSL-lijn beschikt en u geen DSL-filter gebruikt, kunt u
met het apparaat geen faxberichten verzenden en ontvangen.
Afbeelding 9-2 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 DSL-filter (of ADSL-filter) en het door de DSL-provider geleverde snoer
3 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
113
Het apparaat installeren met een DSL-lijn
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de open poort op de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of
op kantoor gebruikt.
Aangezien er slechts één telefoonsnoer wordt geleverd, hebt u voor deze
installatie mogelijk extra snoeren nodig.
3. Maak met een extra telefoonsnoer een verbinding van de DSL-filter naar de
wandcontactdoos.
4. Voer een faxtest uit.
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn
Als u een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt, dient u het volgende
te doen:
Sluit het apparaat aan op de poort die voor fax- en telefoongebruik is bedoeld als u
een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt. Zorg ook dat, indien
mogelijk, de adapter is ingesteld op het juiste switchtype voor uw land/regio.
Opmerking Bij sommige ISDN-systemen kunt u de poorten configureren voor
specifieke telefoonapparatuur. U kunt bijvoorbeeld een poort toewijzen aan een
telefoon en Groep 3-faxapparaat en een andere voor meerdere doelen. Als u
steeds problemen ondervindt wanneer u bent verbonden met de fax-/
telefoonpoort van uw ISDN-converter, kunt u proberen om het apparaat aan te
sluiten op de multifunctionele poort. Die kan gemarkeerd zijn als "multi-combi"
of iets dergelijks.
Als u gebruik maakt van een telefooncentrale (PBX), stelt u de wisselgesprektoon
in op 'uit'.
Opmerking Veel digitale PBX-telefooncentrales hebben een
wisselgesprektoon die standaard is ingeschakeld. De wisselgesprektoon stoort
de faxtransmissie en u kunt geen faxen verzenden of ontvangen met het
apparaat. Raadpleeg de documentatie die bij het PBX-telefoonsysteem is
geleverd voor instructies voor het uitschakelen van de wisselgesprektoon.
Als u een PBX-telefooncentrale hebt, draait u het nummer van een buitenlijn
voordat u het faxnummer draait.
Zorg dat u het meegeleverde snoer gebruikt om het apparaat op de
telefoonaansluiting aan te sluiten. Als u dat niet doet, zult u mogelijk geen faxen
kunnen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de
telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt. Als het meegeleverde
telefoonsnoer te kort is, kunt u een verbindingsstuk kopen in een elektronicawinkel
en het snoer verlengen.
Hoofdstuk 9
114 Configureren en beheren
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn
Als u een abonnement hebt op de service voor specifieke belsignalen (via uw
telefoonmaatschappij) en u één telefoonlijn wilt gebruiken voor verschillende
telefoonnummers waarvan elk een ander belpatroon heeft, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-3 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een service voor specifieke belsignalen
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
3. Wijzig de instelling Specifiek belsignaal, zodat deze overeenstemt met het
patroon dat de telefoonmaatschappij aan uw faxnummer heeft toegekend.
Opmerking Het apparaat staat standaard ingesteld op het beantwoorden van
alle belpatronen. Als het belpatroon dat u voor Specifiek belsignaal instelt niet
overeenstemt met het belpatroon dat de telefoonmaatschappij aan uw
faxnummer heeft toegewezen, bestaat de kans dat het apparaat zowel
gespreks- als faxoproepen beantwoordt of dat het apparaat helemaal niet
reageert.
4. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
5. Voer een faxtest uit.
Het apparaat beantwoordt automatisch binnenkomende oproepen met het belpatroon
dat u hebt opgegeven (met de instelling Specifiek belsignaal) na het aantal
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
115
belsignalen dat u hebt geselecteerd (met de instelling Hoe vaak overgaan).
Vervolgens begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te
sturen en ontvangt het de fax.
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn
Als u zowel gespreks- als faxoproepen op hetzelfde telefoonnummer ontvangt en
geen andere kantoorapparatuur (of voicemail) op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt
u het apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-4 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3 Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een parallel telefoonsysteem hebt, verwijdert u de witte plug van de poort
met het label 2-EXT achter op het apparaat en sluit u vervolgens een telefoon
aan op deze poort.
Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, moet u de telefoon direct op de
apparaatkabel aansluiten met de seriestekker.
Hoofdstuk 9
116 Configureren en beheren
3. Nu kunt u instellen hoe u wilt dat oproepen door het apparaat worden beantwoord,
automatisch of handmatig:
Als u het apparaat instelt op het automatisch beantwoorden van oproepen,
verloopt het beantwoorden van alle binnenkomende oproepen en het
ontvangen van faxen automatisch. Het apparaat zal in dat geval geen
onderscheid kunnen maken tussen binnenkomende oproepen en faxberichten.
Wanneer u vermoedt dat de oproep een gespreksoproep is, moet u deze
beantwoorden voordat het apparaat de oproep beantwoordt. Stel het apparaat
in op automatisch beantwoorden van binnenkomende oproepen door de
instelling Automatisch antwoorden in te schakelen.
Als u het apparaat instelt op handmatig antwoorden bij faxen, moet u
aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen op te nemen, omdat het
apparaat anders geen faxen kan ontvangen. Stel het apparaat in op het
handmatig beantwoorden van binnenkomende oproepen door de instelling
Automatisch antwoorden uit te schakelen.
4. Voer een faxtest uit.
Als u de telefoon opneemt voordat het apparaat reageert en u faxtonen hoort van een
faxapparaat dat een fax verzendt, moet u de faxoproep handmatig beantwoorden.
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail
Als u op hetzelfde telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en u via
uw telefoonmaatschappij bent geabonneerd op een voicemailservice, stelt u het
apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Opmerking Als u een voicemailservice hebt op hetzelfde telefoonnummer dat u
voor faxen gebruikt, kunt u niet automatisch faxen ontvangen. U moet de faxen
handmatig ontvangen, wat betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Als u uw faxen liever automatisch
ontvangt, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij voor een abonnement
op een service voor specifieke belsignalen of om een aparte telefoonlijn aan te
vragen voor het faxen.
Afbeelding 9-5 Achteraanzicht van het apparaat
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
117
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Instellen van het apparaat met voicemail
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
3. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen.
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen)
Als u een faxlijn gebruikt waarop geen gespreksoproepen binnenkomen, maar waarop
wel een computermodem is aangesloten, stelt u het apparaat in zoals in dit gedeelte is
beschreven.
Opmerking Als u een computermodem hebt om in te bellen, deelt deze
inbelmodem de telefoonlijn met het apparaat. U kunt de modem en het apparaat
dan niet tegelijk gebruiken. U kunt met het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl
u met de computermodem een e-mailbericht verzendt of surft op het internet.
Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Hoofdstuk 9
118 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde telefoonlijn faxt en een computermodem voor inbellen hebt, volg dan
deze aanwijzingen om het apparaat te installeren.
Afbeelding 9-6 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3 Computer met modem
Het apparaat instellen met een computermodem voor inbellen
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
7. Voer een faxtest uit.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
119
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Als u een DSL-lijn hebt en die gebruikt om te faxen, volg dan deze aanwijzingen om
uw fax te installeren.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-splitter
Verbind het ene uiteinde van de bijgeleverde telefoonaansluiting met
de 1-LINE-poort op de achterzijde van het apparaat. Verbind het
andere uiteinde van het snoer met de DSL/ADSL-filter.
4 Computer
5 DSL/ADSL-computermodem
Opmerking U zult een parallelle splitter moeten kopen (dit wordt ook een
koppelmechanisme genoemd). Een parallelle splitter heeft een RJ-11-poort aan de
voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters
voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan
de voorzijde en een aansluiting op de achterzijde.
Hoofdstuk 9
120 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van het
apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met de achterzijde van het apparaat, kunt u waarschijnlijk
niet faxen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u
mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
3. Verbind de DSL-filter met de parallelle splitter.
4. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
5. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
6. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem
Stel het apparaat in zoals in dit gedeelte is beschreven als u op hetzelfde
telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en als u tevens een
computermodem op deze telefoonlijn hebt aangesloten.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt met
het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl u met de computermodem een e-
mailbericht verzendt of surft op het internet.
Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
Gedeelde gespreks-/faxlijn met DSL/ADSL-computermodem
Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde lijn faxt en telefoongesprekken maakt, volg dan deze aanwijzingen
voor het installeren van de fax.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
121
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 9-7 Voorbeeld van een parallelle splitter
Als de computer beschikt over een telefoonpoort, kunt u het apparaat configureren
op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 9-8 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Het bijgeleverde telefoonsnoer is aangesloten op de 1-LINE-poort op
de achterzijde van het apparaat
3 Parallelle splitter
4 Computer
5 Telefoon
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn installeren als een computer met een
telefoonpoort
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Haal het snoer uit
de wandcontactdoos en sluit het aan op de parallelle splitter.
3. Verbindt een telefoonsnoer vanaf de parallelle splitter met de poort met het label 2-
EXT op de achterzijde van het apparaat.
4. Verbind een telefoon met de parallelle splitter.
Hoofdstuk 9
122 Configureren en beheren
5. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
6. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
7. Nu kunt u instellen hoe u wilt dat oproepen door het apparaat worden beantwoord,
automatisch of handmatig:
Als u het apparaat instelt op het automatisch beantwoorden van oproepen,
verloopt het beantwoorden van alle binnenkomende oproepen en het
ontvangen van faxen automatisch. Het apparaat zal in dat geval geen
onderscheid kunnen maken tussen binnenkomende oproepen en faxberichten.
Wanneer u vermoedt dat de oproep een gespreksoproep is, moet u deze
beantwoorden voordat het apparaat de oproep beantwoordt. Stel het apparaat
in op automatisch beantwoorden van binnenkomende oproepen door de
instelling Automatisch antwoorden in te schakelen.
Als u het apparaat instelt op handmatig antwoorden bij faxen, moet u
aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen op te nemen, omdat het
apparaat anders geen faxen kan ontvangen. Stel het apparaat in op het
handmatig beantwoorden van binnenkomende oproepen door de instelling
Automatisch antwoorden uit te schakelen.
8. Voer een faxtest uit.
Opmerking Als uw computer achteraan beschikt over twee telefoonpoorten,
hoeft u geen parallelle splitter te hebben. U kunt de telefoon dan aansluiten op de
OUT-poort op de computermodem voor inbellen.
Als u de telefoon opneemt voordat het apparaat reageert en u faxtonen hoort van een
faxapparaat dat een fax verzendt, moet u de faxoproep handmatig beantwoorden.
Als u op uw telefoonlijn gesprekken voert, faxt en een computermodem voor inbellen
hebt, volg dan deze aanwijzingen om de fax te installeren.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
123
Gedeelde gespreks-/faxlijn met DSL/ADSL-computermodem
Volg deze instructies als uw computer beschikt over een DSL/ADSL-modem
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
4 Bij het apparaat geleverde telefoonsnoer
5 DSL/ADSL-modem
6 Computer
7 Telefoon
Opmerking U zult een parallelle splitter moeten kopen (dit wordt ook een
koppelmechanisme genoemd). Een parallelle splitter heeft een RJ-11-poort aan de
voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters
voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan
de voorzijde en een aansluiting op de achterzijde.
Hoofdstuk 9
124 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
Opmerking Telefoons die elders thuis of op kantoor hetzelfde
telefoonnummer delen met de DSL-dienst, moeten met extra DSL-filters zijn
verbonden, anders krijgt u ruis als u telefoongesprekken voert.
2. Met het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer verbindt u het ene uiteinde met
de DSL-filter en het andere uiteinde met de poort met het label 1-LINE aan de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op
kantoor reeds gebruikt.
3. Als u een parallel telefoonsysteem hebt, verwijdert u de witte plug van de poort
met het label 2-EXT achter op het apparaat en sluit u vervolgens een telefoon aan
op deze poort.
4. Verbind de DSL-filter met de parallelle splitter.
5. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
6. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
7. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat
Als u op hetzelfde telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en u
ook een antwoordapparaat gebruikt dat gespreksoproepen beantwoordt op dit
telefoonnummer, stelt u het apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-9 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Met het bijgeleverde telefoonsnoer verbindt u de 1-LINE-poort aan de
achterzijde van het apparaat
3 Antwoordapparaat
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
125
4 Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn met antwoordapparaat
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
7. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.)
8. Voer een faxtest uit.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
126 Configureren en beheren
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat
Stel het apparaat in zoals in dit gedeelte wordt beschreven als u op hetzelfde
telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en als u tevens een
computermodem en een antwoordapparaat op deze telefoonlijn hebt aangesloten.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt met
het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl u met de computermodem een e-
mailbericht verzendt of surft op het internet.
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 9-10 Voorbeeld van een parallelle splitter
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
127
Als de computer beschikt over een telefoonpoort, kunt u het apparaat configureren
op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 9-11 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Telefoonsnoer dat is verbonden met de parallelle splitter
3 Parallelle splitter
4 Telefoon (optioneel)
5 Antwoordapparaat
6 Computer met modem
7 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn installeren als een computer met een
telefoonpoort
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
Hoofdstuk 9
128 Configureren en beheren
4. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
6. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
7. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
8. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
9. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.)
10. Voer een faxtest uit.
Opmerking Als u een computer met twee telefoonpoorten gebruikt, hebt u
geen parallelle splitter nodig. U kunt het antwoordapparaat aansluiten op de
OUT-poort aan de achterzijde van de computer.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
129
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
4 Het bijgeleverde telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort aan
de achterzijde van het apparaat
5 DSL/ADSL-modem
6 Computer
7 Antwoordapparaat
8 Telefoon (optioneel)
Opmerking U zult een parallelle splitter moeten kopen (dit wordt ook een
koppelmechanisme genoemd). Een parallelle splitter heeft een RJ-11-poort aan de
voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters
voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan
de voorzijde en een aansluiting op de achterzijde.
Hoofdstuk 9
130 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL/ADSL-filter aanschaffen bij uw DSL/ADSL-provider.
Opmerking Telefoons die elders thuis of op kantoor hetzelfde
telefoonnummer delen met de DSL/ADSL-dienst moeten met extra DSL/ADSL-
filters zijn verbonden, anders krijgt u ruis als u telefoongesprekken voert.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de DSL/ADSL--filter en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van
het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL/
ADSL--filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of
op kantoor gebruikt.
3. Verbind de DSL/ADSL-filter met de splitter.
4. Koppel het antwoordapparaat los van de wandcontactdoos en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
5. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
6. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
7. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
8. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is.
Opmerking Het maximale aantal belsignalen varieert per land/regio
9. Voer een faxtest uit.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Als u op dezelfde telefoonlijn telefoneert, faxt en een DSL-computermodem hebt, volg
dan deze aanwijzingen om de fax te installeren.
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail
Stel het apparaat in volgens de instructies in dit gedeelte als u op dezelfde lijn
gespreks- als faxoproepen ontvangt, terwijl u tegelijkertijd een computermodem voor
inbellen hebt aangesloten en een voicemailservice van uw telefoonmaatschappij hebt
ingesteld.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
131
Opmerking Als u een voicemailservice hebt op hetzelfde telefoonnummer dat u
voor faxen gebruikt, kunt u niet automatisch faxen ontvangen. U moet de faxen
handmatig ontvangen, wat betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Als u uw faxen liever automatisch
ontvangt, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij voor een abonnement
op een service voor specifieke belsignalen of om een aparte telefoonlijn aan te
vragen voor het faxen.
Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het apparaat, kunt u de
modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt bijvoorbeeld het apparaat
niet gebruiken om te faxen wanneer u de computermodem gebruikt om een e-
mailbericht te verzenden of te surfen op internet.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 9-12 Voorbeeld van een parallelle splitter
Als de computer is voorzien van twee telefoonpoorten, kunt u het apparaat
configureren op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 9-13 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3 Computer met modem
Hoofdstuk 9
132 Configureren en beheren
4 Telefoon
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn instellen als een computer met twee
telefoonpoorten
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Sluit een telefoon aan op de telefoonuitgang achter op het computermodem.
4. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
6. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
7. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen.
Seriële faxinstallatie
Raadpleeg de faxconfiguratiewebsite voor uw land/regio voor informatie over hoe u
het apparaat installeert om te faxen met een serieel telefoonsysteem.
Oostenrijk www.hp.com/at/faxconfig
Duitsland www.hp.com/de/faxconfig
Zwitserland (Frans) www.hp.com/ch/fr/faxconfig
Zwitserland (Duits) www.hp.com/ch/de/faxconfig
Verenigd Koninkrijk www.hp.com/uk/faxconfig
Finland www.hp.fi/faxconfig
Denemarken www.hp.dk/faxconfig
Zweden www.hp.se/faxconfig
Noorwegen www.hp.no/faxconfig
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
133
Nederland www.hp.nl/faxconfig
België (Nederlands) www.hp.be/nl/faxconfig
België (Frans) www.hp.be/fr/faxconfig
Portugal www.hp.pt/faxconfig
Spanje www.hp.es/faxconfig
Frankrijk www.hp.com/fr/faxconfig
Ierland www.hp.com/ie/faxconfig
Italië www.hp.com/it/faxconfig
Het apparaat configureren (Windows)
U kunt het apparaat direct aansluiten op een computer of delen met andere gebruikers
binnen een netwerk.
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 moet op het computersysteem zijn
geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen uitvoeren.
U moet eveneens beheerdersbevoegdheden hebben om een
printerstuurprogramma te kunnen installeren onder Windows 2000, Windows XP of
Windows Server 2003.
Het is aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
het apparaat verbinden voordat u de software installeert.
Rechtstreekse verbinding
Met een USB-kabel kunt u het apparaat rechtstreeks met uw computer verbinden.
Opmerking Als u de apparaatsoftware installeert en het apparaat verbindt met
een computer met Windows, kunt u met USB-kabels extra apparaten op dezelfde
computer aansluiten zonder dat u de apparaatsoftware opnieuw moet installeren.
Het wordt aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
het apparaat verbinden voordat u de software installeert.
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze)
1. Sluit alle toepassingen af die nog open zijn.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
134 Configureren en beheren
3. Klik in het cd-menu op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Wanneer dit wordt gevraagd, zet u het apparaat aan en sluit u deze met een USB-
kabel aan op de computer. De wizard Nieuwe Hardware gevonden verschijnt op
het beeldscherm van de computer en het pictogram van het apparaat wordt in de
printermap aangemaakt.
Opmerking U mag de USB-kabel ook op een later tijdstip aansluiten wanneer u
het apparaat nodig hebt.
U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel van een
eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
het apparaat verbinden voordat u de software installeert
Als u het apparaat verbindt voordat u de apparaatsoftware installeert, verschijnt de
wizard Nieuwe Hardware gevonden op het beeldscherm.
Opmerking Als u het apparaat hebt ingeschakeld, mag u deze niet uitschakelen
of loskoppelen terwijl het installatieprogramma actief is. Als u dat wel doet, kan de
installatie niet worden voltooid.
1. In het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden, waarin methodes worden
weergegeven om een printerdriver te zoeken, selecteert u de optie Geavanceerd
en klikt u op Volgende.
Opmerking Laat de wizard Nieuwe hardware gevonden dus niet
automatisch zoeken naar het printerstuurprogramma.
2. Schakel het selectievakje in van de optie waarmee u kunt aangeven dat u de
locatie van het stuurprogramma zelf wilt opgeven en zorg ervoor dat de andere
selectievakjes zijn uitgeschakeld.
3. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Als het cd-menu verschijnt, sluit u het.
4. Blader naar de hoofdmap van de Starter-cd (bijvoorbeeld D) en klik vervolgens op
OK.
5. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm.
6. Klik op Voltooien om de wizard Nieuwe hardware gevonden te sluiten. Het
installatieprogramma wordt automatisch gestart door de wizard (dit kan even
duren).
7. Voltooi de installatie.
Opmerking U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel
van een eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
In een lokaal gedeeld netwerk is het apparaat rechtstreeks aangesloten op de USB-
poort van een geselecteerde computer (de server) en wordt het gedeeld door andere
computers (clients).
Het apparaat configureren (Windows)
135
Opmerking Wanneer u een rechtstreeks aangesloten apparaat deelt, moet u de
computer met de hoogste versie van het besturingssysteem als server gebruiken.
Als u bijvoorbeeld een computer met Windows XP hebt en een andere computer
met een lagere versie van Windows, kunt u de computer met Windows XP het
beste als server gebruiken.
Gebruik deze configuratie uitsluitend voor kleine groepen of bij een beperkt
gebruik. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op het
apparaat afdrukken.
Alleen de afdrukfunctie wordt gedeeld. De functies scannen, kopiëren en faxen
worden niet gedeeld.
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat, klik op
Eigenschappen en klik dan op het tabblad Delen.
3. Klik op de optie voor het delen van het apparaat en geef een gedeelde naam op.
4. Als u het apparaat wilt delen met clientcomputers met andere Windows-versies,
klikt u op Extra drivers om voor het gemak van deze gebruikers het
stuurprogramma van hun Windows-versie te installeren. De Starter-cd moet in uw
cd-romstation zijn geplaatst.
Netwerkverbinding
Als het apparaat netwerkmogelijkheden heeft, kan het worden gedeeld in een
netwerkomgeving door het rechtstreeks aan te sluiten op het netwerk. Dit type
verbinding heeft als voordeel dat het apparaat via de ingesloten webserver kan
worden beheerd vanaf elke computer binnen het netwerk.
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 moet op het computersysteem zijn
geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen uitvoeren.
Kies de installatieoptie voor het type netwerk waarover u beschikt:
Client/server-netwerk: Als een computer in uw netwerk uitsluitend fungeert als
afdrukserver, installeert u de apparaatsoftware op deze server en vervolgens op
de clientcomputers. Zie
Het apparaat installeren op een netwerk en De software
van het apparaat installeren op clientcomputers voor meer informatie. Met deze
methode kunt u niet de volledige functionaliteit van het apparaat delen.
Clientcomputers kunnen alleen afdrukken op het apparaat.
Peer-to-peer-netwerk: Als u een peer-to-peer-netwerk hebt (een netwerk zonder
een computer die uitsluitend fungeert als afdrukserver), installeert u de software op
de computers waarvoor het apparaat wordt gebruikt. Raadpleeg
Het apparaat
installeren op een netwerk voor meer informatie.
Op beide typen netwerken kunt u met behulp van de wizard Printer toevoegen in
Windows verbinding maken met een netwerkprinter. Raadpleeg
De printerdriver
toevoegen met Printer toevoegen voor meer informatie.
Hoofdstuk 9
136 Configureren en beheren
Het apparaat installeren op een netwerk
Voer de onderstaande stappen uit om de apparaatsoftware te installeren in de
volgende netwerkomgevingen:
Een peer-to-peer-netwerk (een netwerk zonder een computer die uitsluitend fungeert
als printserver).
1. Verwijder de beschermklep van de netwerkpoort van het apparaat en sluit het
apparaat aan op het netwerk.
2. Sluit alle externe firewalls en toepassingen die worden uitgevoerd op het
computersysteem dat als afdrukserver fungeert.
3. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt automatisch
gestart. Als het cd-menu niet automatisch wordt gestart, gaat u naar het cd-
romstation van de computer en dubbelklikt u op Setup.exe.
4. Klik in het cd-menu op Installeren en volg vervolgens de aanwijzingen op het
scherm.
5. Selecteer in het scherm Verbindingstype de optie Vast/draadloos netwerk en
klik vervolgens op Volgende.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Opmerking Zie De software van het apparaat installeren op clientcomputers en
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk als u het apparaat wilt delen
met Windows-clientcomputers.
De software van het apparaat installeren op clientcomputers
Nadat drivers voor de printers zijn geïnstalleerd op de computer die fungeert als
afdrukserver, kunnen de afdrukfuncties worden gedeeld. Afzonderlijke Windows-
gebruikers die het apparaat via het netwerk willen benaderen, moeten de software op
hun computers (clients) installeren.
Een clientcomputer kan op de volgende manieren verbinding maken met het apparaat:
In de map Printers dubbelklikt u op het pictogram Printer toevoegen en volgt u de
aanwijzingen voor een netwerkinstallatie. Raadpleeg
De printerdriver toevoegen
met Printer toevoegen voor meer informatie.
Blader naar het apparaat op het netwerk en sleep het naar de map Printers.
Voeg het apparaat toe en installeer de software vanaf het INF-bestand op het
netwerk. Op de Starter-cd zijn de INF-bestanden opgeslagen in de basismap van
de cd.
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Dubbelklik op Printer toevoegen en klik vervolgens op Volgende.
3. Selecteer Netwerkprinter of Netwerkprintserver.
4. Klik op Volgende.
Het apparaat configureren (Windows)
137
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
Voer het netwerkpad of de wachtrijnaam in van het gedeelde apparaat en klik
vervolgens op Volgende. Klik op Diskette wanneer het programma dit vraagt om
het apparaatmodel te selecteren.
Klik op Volgende en zoek het apparaat in de lijst met gedeelde printers.
6. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
voltooien.
Het apparaat configureren (Mac OS)
U kunt het apparaat aansluiten op een enkele Macintosh met behulp van een USB-
kabel, maar u kunt het ook delen met andere gebruikers op een netwerk.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram van de cd
op het bureaublad en dubbelklik op het installatiepictogram. U kunt ook de map
Installer op de Starter-cd zoeken.
3. Klik op Software installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Deel het apparaat, indien nodig, met andere Macintosh-gebruikers.
Directe verbinding: Deel het apparaat met andere Macintosh-gebruikers.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer
informatie.
Netwerkverbinding: Afzonderlijke Macintosh-gebruikers die het apparaat via
het netwerk willen gebruiken, moeten de apparaatsoftware op hun computers
installeren.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
Wanneer het apparaat rechtstreeks is aangesloten, kunt u het met andere computers
delen door middel van een eenvoudig soort netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk
wordt genoemd. Gebruik deze configuratie uitsluitend voor kleine groepen of bij een
beperkt gebruik. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op
het apparaat afdrukken.
Hoofdstuk 9
138 Configureren en beheren
Voor het delen van het apparaat in een Macintosh-omgeving is ten minste het
volgende vereist:
De Macintosh-computers moeten in het netwerk communiceren via TCP/IP en
moeten een IP-adres hebben. (AppleTalk wordt niet ondersteund.)
Het gedeelde apparaat moet verbonden zijn met een ingebouwde USB-poort op
de Macintosh-hostcomputer.
Op de hostcomputer en de clientcomputers die het gedeelde apparaat gebruiken,
moet software voor het delen van een apparaat en het stuurprogramma of PPD
voor het apparaat geïnstalleerd zijn. (U kunt de software voor het delen van het
apparaat en de bijbehorende Help-bestanden installeren via het
installatieprogramma.)
Voor meer informatie over het delen van een USB-apparaat raadpleegt u de
ondersteuningsinformatie op de Apple-website (
www.apple.com) of de Mac Help op
de computer.
Het apparaat delen met computers met Mac OS
1. Schakel het delen van de printer in op alle Macintosh-computers (host en clients)
die zijn aangesloten op de printer. Voer, afhankelijk van uw versie van het
besturingssysteem, een van de volgende handelingen uit:
Mac OS 10.3: Open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen en
schakel vervolgens het selectievakje naast Mijn printers met andere
computers delen in.
Mac OS 10.4: Open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen, klik op
het tabblad Delen, schakel het selectievakje naast Deze printers met andere
computers delen in en selecteer vervolgens de te delen printer.
2. Om af te drukken van de andere Macintosh-computers op het netwerk (de clients),
doet u het volgende:
a. Klik op Bestand en selecteer vervolgens Pagina-instellingen in het document
dat u wilt afdrukken.
b. In het vervolgmenu naast Formatteren voor selecteert u Gedeelde printers
en vervolgens selecteert u het apparaat.
c. Selecteer het Papierformaat en klik vervolgens op OK.
d. Klik in het document op Bestand en selecteer vervolgens Afdrukken.
e. In het vervolgmenu naast Printer selecteert u Gedeelde printers en
vervolgens het apparaat.
f. Bepaal eventueel nog andere instellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie
(alleen sommige modellen)
U kunt het apparaat op een van de volgende manieren instellen op draadloze
communicatie:
Draadloze communicatiemodus Infrastructuur Ad hoc*
Bedieningspaneel
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
139
Netwerkkabel
Zie
De printer installeren in een draadloos netwerk
(Mac OS) of Daadloze communicatie installeren
met het installatieprogramma (Windows) voor meer
informatie.
SecureEasySetup (SES)
Raadpleeg
Draadloze communicatie installeren
met SecureEasySetup (SES) voor meer informatie.
* Een ad-hocnetwerk kan worden geïnstalleerd met het hulpprogramma voor
draadloze verbindingen op Starter-cd.
Opmerking Zie Problemen met draadloze verbindingen oplossen als er
problemen optreden.
Als u het apparaat wilt gebruiken voor draadloze communicatie, moet u het
installatieprogramma minstens eenmaal uitvoeren vanaf de Starter-cd en een
draadloze verbinding maken.
Het apparaat mag niet via een netwerkkabel op het netwerk aangesloten zijn.
Het apparaat voor verzending moet ingebouwde 802.11-voorzieningen of een
ingebouwde 802.11 draadloze kaart hebben.
Het apparaat en de computers die deze gebruiken moeten zich allemaal op
hetzelfde subnet bevinden.
Voordat u de apparaatsoftware installeert, wilt u wellicht de instellingen van uw
netwerk kennen. Deze informatie is te verkrijgen via de systeembeheerders of door de
volgende taken uit te voeren:
De naam van het netwerk of de SSID (Service Set Identifier) en de
communicatiemodus (infrastructuur of ad hoc) van het configuratieprogramma voor
het draadloze toegangspunt van het netwerk (WAP) of de netwerkkaart van uw
computer.
Het type codering dat het netwerk gebruikt, zoals Wired Equivalent Privacy (WEP).
Zoek het beveiligingswachtwoord of de coderingssleutel van het draadloze
apparaat op.
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen
Netwerknaam (SSID)
Standaard zoekt het apparaat naar de naam van het draadloze netwerk of de SSID
met de naam 'hpsetup'. Uw netwerk heeft misschien een andere SSID.
Communicatiemethode
Hoofdstuk 9
(vervolg)
140 Configureren en beheren
Er zijn twee mogelijke communicatiemodi:
Ad hoc: In een netwerk in ad-hocmodus is het apparaat ingesteld op de ad-
hoccommunicatiemethode en communiceert het rechtstreeks en zonder WAP met
andere draadloze apparaten.
Alle apparaten in het netwerk in ad-hocmodus moeten aan de volgende
voorwaarden voldoen:
802.11-compatibel zijn
Ad hoc moet de communicatiemethode zijn
Dezelfde netwerknaam (SSID) hebben
Op hetzelfde subnet en kanaal zitten
Dezelfde 802.11-beveiligingsinstellingen hebben
Infrastructuur (aanbevolen): In een netwerk in infrastructuurmodus is het
apparaat ingesteld op de infrastructuurcommunicatiemethode en communiceert
het met andere apparaten op het netwerk, draadloos én bedraad, via een WAP.
WAP's werken normaal gesproken als routers of gateways in kleine netwerken.
Beveiligingsinstellingen
Opmerking Zie De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor de beschikbare
instellingen voor het apparaat.
Ga naar
www.weca.net/opensection/pdf/whitepaper_wi-fi_security4-29-03.pdf voor
meer informatie over beveiliging van draadloze communicatie.
Netwerkverificatie: De standaardinstelling van het apparaat staat op 'Open',
waardoor voor verificatie en codering geen beveiliging nodig is. De andere
mogelijke waarden zijn 'Openen en vervolgens gedeeld', 'Gedeeld' en 'WPA-PSK'
(Wi-Fi
®
Protected Access Pre-Shared Key).
WPA maakt het verzenden van gegevens en de toegang tot bestaande en
toekomstige Wi-Fi netwerken veiliger. Alle bekende zwakke punten van WEP, het
originele landelijke beveiligingsmechanisme in de 802.11-standaard, worden
hiermee verholpen.
WPA2 is de tweede generatie van WPA-beveiliging en biedt bedrijven en klanten
die Wi-Fi gebruiken een hoge mate van zekerheid dat alleen geautoriseerde
gebruikers toegang kunnen krijgen tot hun draadloze netwerken.
Gegevenscodering:
Wired Equivalent Privacy (WEP) biedt beveiliging door gegevens die via
radiogolven van het ene draadloze apparaat naar het andere worden
verzonden te coderen. Apparaten op een WEP-netwerk maken gebruik van
zogenoemde WEP-sleutels om gegevens te coderen. Als uw netwerk van
WEP gebruikmaakt, moet u weten welke WEP-sleutels worden gebruikt.
WPA maakt voor codering gebruik van Temporal Key Integrity Protocol (TKIP)
en maakt gebruik van 802.1X-verificatie met een van de standaardtypen
Extensible Authentication Protocol (EAP) die momenteel beschikbaar zijn.
WPA2 levert een nieuw coderingsschema, de Advanced Encryption Standard
(AES). AES wordt gedefinieerd in CCM (counter cipher-block chaining)-modus
en ondersteunt de Independent Basic Service Set (IBSS) voor meer veiligheid
tussen klantnetwerken in ad-hocmodus.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
141
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel met de
wizard
De wizard Draadloze installatie biedt u een eenvoudige methode voor het installeren
en het beheren van een draadloze verbinding met het apparaat.
Opmerking Om deze methode te kunnen gebruiken, moet u een draadloos
netwerk geïnstalleerd hebben en toepassen.
1. De hardware van het apparaat installeren (zie de beknopte gebruikershandleiding
of de installatieposter die bij uw apparaat werd geleverd).
2. Druk op het bedieningspaneel op de knop Installeren.
3. Druk op een pijlknop om Netwerk te verplaatsen en druk vervolgens op OK.
4. Druk op een pijlknop om Wizard te verplaatsen en druk vervolgens op OK.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows)
Voor deze methode moet u een draadloos netwerk geïnstalleerd hebben en toepassen.
1. Installeer de hardware van het apparaat (zie de beknopte gebruikershandleiding).
2. Verwijder de beschermklep van de netwerkpoort van het apparaat.
3. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem worden uitgevoerd.
4. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
5. Klik in het cd-menu op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
6. Selecteer in het scherm Verbindingstype de optie Draadloos en klik vervolgens
op Volgende.
Opmerking Als u het apparaat niet kunt terugvinden, kunt u tijdelijk
communiceren met het apparaat via een netwerkkabel en zo de draadloze
instellingen ervan configureren.
Hoofdstuk 9
142 Configureren en beheren
Voer de volgende stappen uit om de printer tijdelijk op het netwerk aan te
sluiten als u er niet in slaagt om draadloze communicatie tot stand te
brengen.
a. Sluit het apparaat tijdelijk met een Ethernet-kabel aan op het netwerk.
b. Volg de aanwijzingen op het scherm en koppel de kabel los als u daarom
wordt gevraagd.
7. In het scherm Netwerknaam selecteren (SSID) klikt u op Een gedetecteerde
draadloze netwerknaam (SSID) selecteren om een draadloos netwerk te
selecteren of klikt u op Een draadloos netwerk opgeven om een nieuwe
netwerknaam in te voeren.
8. Als u liever een nieuwe netwerknaam invoert, voert u deze in op het
bedieningspaneel en drukt u vervolgens op Gereed.
Opmerking Als de door u ingevoerde SSID niet wordt teruggevonden, zult u
gevraagd worden om beveiligingsgegevens te verstrekken. Als het netwerk
geen gebruik maakt van encryptie, zal het installatieprogramma proberen om
de SSID te verifiëren voordat het verdergaat.
9. Als het apparaat geen verbinding kan maken met de netwerknaam, voert u de
juiste WEP-sleutel of het juiste WPA-wachtwoord in op het toetsenblok als u
daarom wordt gevraagd en drukt u vervolgens op Gereed.
Opmerking Zorg ervoor dat u de Ethernet-kabel loskoppelt als u gereed bent.
Draadloze communicatie installeren met SecureEasySetup (SES)
Als uw draadloze router SES-compatibel is, volgt u de volgende instructies om
draadloze communicatie met behulp van SES in te stellen.
Opmerking Voor deze methode hebt u een draadloos toegangspunt met
SecureEasySetup nodig. Stel uw toegangspunt in op SecureEasySetup. Zie de
documentatie bij het toegangspunt voor verdere aanwijzingen.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
143
1. Druk op de knop SES op de draadloze router.
2. Druk binnen 2 minuten op Installatie. Als het apparaat een uitleesscherm met
twee regels heeft, selecteert u Netwerk, selecteert u Wizard draadloze
installatie, selecteert u SecureEasySetup en volgt u de aanwijzingen op het
scherm.
3. Wacht ongeveer 2 minuten, druk de diagnostische zelftestpagina af en controleer
of de SES-instellingen overeenkomen met de routerinstellingen voor draadloze
communicatie.
Opmerking Als er geen verbinding tot stand komt, moet u de
netwerkinstellingen van het apparaat misschien herstellen en de stappen
herhalen. Raadpleeg
Problemen met draadloze verbindingen oplossen voor
meer informatie.
4. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem worden uitgevoerd.
5. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
6. Klik in het cd-menu op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
7. In het dialoogvenster Verbindingstype selecteert u Vast/draadloos netwerk en
volgt u de aanwijzingen op het scherm.
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS)
1. Installeer de hardware van het apparaat (zie de beknopte gebruikershandleiding).
2. Controleer of een AirPort-kaart op de computer is geïnstalleerd.
3. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem worden uitgevoerd.
4. Open de AirPort Setup Assistant vanuit de map Hulpprogramma's. Raadpleeg
de AirPort-documentatie voor details over de installatie op draadloze netwerken.
5. Voor ad-hocnetwerken klikt u op het pictogram AirPort op de menubalk en
selecteert u 'hpsetup' onder Computer to Computer Networks. Voor draadloze
netwerken klikt u op het pictogram AirPort en vervolgens op Overige om aan te
sluiten op een netwerk.
6. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
Hoofdstuk 9
144 Configureren en beheren
7. Klik in het cd-menu op Software installeren en volg de aanwijzingen op het
scherm.
8. Op het scherm Verbindingstype selecteert u de optie voor een draadloos netwerk
en klikt u vervolgens op Gereed.
9. Volg de aanwijzingen op het scherm in het Installatieprogramma voor
netwerkprinter, dat automatisch wordt gestart, om de printerdriver te installeren.
Draadloze communicatie uitschakelen
Op het bedieningspaneel drukt u op Installatie, vervolgens selecteert u
achtereenvolgens Netwerkmenu, Draadloze radio en ofwel Aan of Uit.
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk
De volgende tips helpen de kans op storing in een draadloos netwerk te verminderen:
Houd de draadloze apparatuur verwijderd van grote metalen voorwerpen zoals
archiefkasten en van elektromagnetische apparaten zoals magnetrons en
draadloze telefoons, omdat deze radiosignalen kunnen verstoren.
Gebruik de draadloze apparatuur niet in de buurt van grote gebouwen en objecten,
omdat deze radiogolven kunnen absorberen en de signalen kunnen verzwakken.
Plaats de WAP bij een netwerk in infrastructuurmodus op een centrale locatie die
zichtbaar is vanaf de draadloze apparatuur op het netwerk.
Houd alle draadloze apparaten op het netwerk onderling binnen bereik.
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
Overige richtlijnen
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
MAC-filter is een beveiligingsfunctie waarbij WAP wordt geconfigureerd met een lijst
met MAC-adressen (ook wel hardwareadressen genoemd) van apparaten die via de
WAP toegang mogen krijgen tot het netwerk.
Als de WAP niet over het hardwareadres beschikt van een apparaat dat toegang tot
het netwerk probeert te krijgen, wordt de toegang tot het netwerk door de WAP
geweigerd.
Als de WAP MAC-adressen filtert, moet het MAC-adres van het apparaat aan de WAP-
lijst met geaccepteerde MAC-adressen worden toegevoegd.
1. Druk de netwerkconfiguratiepagina af. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor informatie over de netwerkconfiguratiepagina.
2. Open het configuratieprogramma van de WAP en voeg het hardware-adres van
het apparaat aan de lijst met geaccepteerde MAC-adressen toe.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
145
Overige richtlijnen
Volg de volgende richtlijnen om de veiligheid van een draadloos netwerk te
waarborgen:
Gebruik een wachtwoord van ten minste 20 willekeurige tekens. In een WPA-
wachtwoord kunt u maximaal 63 tekens gebruiken.
Vermijd in een wachtwoord veelvoorkomende woorden of woordgroepen,
eenvoudige opeenvolgingen van tekens (zoals alleen enen) en persoonsgebonden
gegevens. Gebruik altijd willekeurige reeksen die zijn samengesteld uit
hoofdletters en kleine letters, cijfers en, indien toegestaan, speciale tekens zoals
leestekens.
Verander het wachtwoord regelmatig.
Verander het standaardwachtwoord dat de fabrikant heeft ingesteld en waarmee
de beheerder toegang heeft tot het toegangspunt of de draadloze router. Met
sommige routers kunt u ook de beheerdersnaam wijzigen.
Plaats het toegangspunt of de router in het midden van een ruimte en niet bij een
venster.
Schakel indien mogelijk draadloze toegang voor het beheer uit. Als u dat doet,
moet u de router met een bekabelde Ethernet-verbinding aansluiten wanneer u
configuratiewijzigingen wilt doorvoeren.
Schakel indien mogelijk de toegang voor beheer via internet op de router uit. Met
Extern bureaublad kunt u een gecodeerde verbinding maken met een computer
die achter de router werkt en configuratiewijzigingen aanbrengen vanaf de lokale
computer waartoe u via internet toegang hebt.
Om te vermijden dat u per ongeluk toegang krijgt tot het draadloos netwerk van
anderen, schakelt u de instelling uit waarmee automatisch verbinding wordt
gemaakt met niet-gekozen netwerken. Deze optie is in Windows XP standaard
uitgeschakeld.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
Met de HP Bluetooth draadloze printeradapter kunt u zonder verbinding via draden
vanaf Bluetooth-apparaten afbeeldingen afdrukken. Hiertoe steekt u de HP Bluetooth-
adapter in de USB-poort op de voorzijde en drukt u af vanaf een Bluetooth-apparaat
Hoofdstuk 9
146 Configureren en beheren
zoals een PDA of een gsm-camera. U kunt de Bluetooth-technologie ook gebruiken
als u vanaf een computer op het apparaat wilt afdrukken.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie vanaf het
bedieningspaneel
1. Sluit de HP Bluetooth-adapter aan op de USB-poort voorzijde (zoals in
onderstaande afbeelding).
2. Sommige Bluetooth-apparaten wisselen adressen uit als ze met elkaar
communiceren en een verbinding tot stand brengen. Bepaalde Bluetooth-
apparaten geven bovendien de naam van het andere apparaat weer als er een
verbinding mee tot stand is gebracht. Als u de standaardnaam niet wilt gebruiken
als weergavenaam voor het apparaat, kunt u deze naam wijzigen.
Volg op basis van de situatie een van de volgende procedures:
Het apparaatadres van het apparaat zoeken
a. Druk op Installatie.
b. Selecteer Bluetooth en vervolgens Adres apparaat. Het adres van het
apparaat wordt weergegeven. Dit adres is alleen-lezen.
c. Volg de instructies bij uw Bluetooth-apparaat om het adres van uw all-in-one in
te voeren.
De standaardnaam van het apparaat wijzigen
a. Druk op Installatie.
b. Selecteer Bluetooth en vervolgens Naam apparaat.
Opmerking Het apparaat wordt geleverd met de vooraf bepaalde naam
"Officejet L7XXX Series".
c. Voer met het toetsenblok een nieuwe naam in.
d. Nadat u een naam voor het apparaat hebt ingevoerd, drukt u op OK.
De naam die u hebt ingevoerd, wordt op het Bluetooth-apparaat weergegeven
wanneer u een verbinding maakt met het apparaat, zodat u kunt afdrukken.
3. Druk op OK om het menu Instellingen te sluiten.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
147
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie via de geïntegreerde
webserver
Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, vul de
benodigde velden in elk gedeelte in en klik vervolgens op Toepassen.
De standaardnaam van het apparaat wijzigen via de geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, vul een nieuwe
naam in het veld Naam apparaat in en klik vervolgens op Toepassen.
Het apparaat verbinden met Bluetooth
Met een Bluetooth-verbinding kunt u veel van dezelfde afdrukfuncties gebruiken als
met een USB-verbinding. U kunt bijvoorbeeld de apparaatstatus en de geschatte
hoeveelheid inkt in de inktcartridges controleren.
Opmerking De enige softwarefunctionaliteit die beschikbaar is voor een
Bluetooth-verbinding, is afdrukken. Scannen en softwarematig faxen is niet
mogelijk via een Bluetoothverbinding. Zelfstandige kopieer- en faxfuncties zijn
echter nog wel mogelijk.
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Windows
Als u verbinding wilt maken met het apparaat, moeten Windows XP en ofwel de
Microsoft Bluetooth-protocolstack of de Widcomm/Broadcom-protocolstack zijn
geïnstalleerd. Het is mogelijk dat u zowel de Microsoft-stack als de Widcomm/
Broadcom-stack op uw computer hebt, maar u gebruikt slechts een van de twee om
het apparaat te verbinden.
Microsoft-stack: Als Windows XP met Service Pack 2 op uw computer is
geïnstalleerd, beschikt uw computer over de Microsoft Bluetooth-protocolstack.
Met de Microsoft-stack kunt u automatisch een externe Bluetooth-adapter
installeren. Als uw Bluetooth-adapter de Microsoft-stack ondersteunt, maar niet
automatisch installeert, bevindt de Microsoft-stack zich niet op uw computer.
Raadpleeg de documentatie die bij de Bluetooth-adapter is geleverd om te
controleren of deze de Microsoft-stack ondersteunt.
Widcomm/Broadcom-stack: Als u een HP-computer hebt waarin Bluetooth is
ingebouwd of als u een HP Bluetooth-adapter hebt geïnstalleerd, bevindt de
Widcomm/Broadcom-stack zich op uw computer. Als u een HP-computer hebt en
daarop een HP Bluetooth-adapter aansluit, wordt deze automatisch geïnstalleerd
met de Widcomm/Broadcom-stack.
Hoofdstuk 9
148 Configureren en beheren
Installeren en afdrukken met behulp van de Microsoft-stack
Opmerking Zorg dat u de software van het apparaat op de computer hebt
geïnstalleerd. De software wordt geïnstalleerd om ervoor te zorgen dat de printer
voor afdrukken beschikbaar is voor de Bluetooth-verbinding. Als u de software al
hebt geïnstalleerd, hoeft u deze niet opnieuw te installeren. Als u zowel een USB-
als een Bluetooth-verbinding wilt met het apparaat, installeert u eerst de USB-
verbinding. Raadpleeg
Rechtstreekse verbinding voor meer informatie. Als u geen
USB-verbinding nodig hebt, selecteert u Rechtstreeks naar de computer in het
scherm Verbindingstype. Schakel in het scherm Het apparaat nu verbinden het
selectievakje in dat onder in het scherm naast Als u het apparaat nu niet kunt
verbinden... wordt weergegeven.
1. Sluit een HP Bluetooth-adapter aan op de USB-poort aan de voorzijde van het
apparaat.
2. Als u voor uw computer een externe Bluetooth-adapter gebruikt, moet de computer
zijn opgestart voordat u de Bluetooth-adapter aansluit op een USB-poort van de
computer. De Bluetooth-drivers worden automatisch geïnstalleerd als Windows XP
en Service Pack 2 op de computer zijn geïnstalleerd. Selecteer HCRP als u wordt
gevraagd om een Bluetooth-profiel te selecteren.
Als Bluetooth is ingebouwd in uw computer, controleert u of de computer is
opgestart.
3. Klik op de taakbalk van Windows op Start en klik vervolgens op Printers en
faxapparaten.
4. Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen.
5. Klik op Volgende en selecteer Een Bluetooth-printer.
6. Volg de aanwijzigen op het scherm om de installatie te voltooien.
7. Druk vervolgens af zoals bij elke andere printer.
Installeren en afdrukken met behulp van de Widcomm/Broadcom-stack
1. Zorg dat u de software van het apparaat op de computer hebt geïnstalleerd.
2. Sluit een HP Bluetooth-adapter aan op de USB-poort aan de voorzijde van het
apparaat.
3. Klik op het pictogram Bluetooth-locaties op het bureaublad of op de taakbalk.
4. Klik op Apparaten binnen het bereik.
5. Zodra de beschikbare apparaten zijn gedetecteerd, dubbelklikt u op de naam van
het apparaat om de installatie te voltooien.
6. Druk vervolgens af zoals bij elk ander apparaat.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
149
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Mac OS
U kunt het apparaat verbinden met een Mac waarin Bluetooth is ingebouwd of u kunt
een externe Bluetooth-adapter installeren.
Installeren en afdrukken met Bluetooth
Opmerking Mac Bluetooth moet in het besturingssysteem geactiveerd zijn.
Controleer dit door Systeemvoorkeuren te openen, op Netwerk te klikken,
Netwerkpoortconfiguraties te selecteren en vervolgens na te kijken of Bluetooth
is aangevinkt.
1. Zorg dat u de software van het apparaat op de computer hebt geïnstalleerd.
2. Sluit een HP Bluetooth-adapter aan op de USB-poort aan de voorzijde van het
apparaat.
3. Druk op de knop Aan/uit op het bedieningspaneel om het apparaat uit te zetten en
druk nogmaals op de knop om het apparaat weer aan te zetten.
4. Sluit een HP Bluetooth-adapter op de computer aan en schakel deze in.
Controleer of de software die bij de adapter is meegeleverd, is geïnstalleerd. Als
de Bluetooth-technologie in de computer is ingebouwd, hoeft u alleen de computer
in te schakelen.
5. Open het Printerinstallatieprogramma.
6. In de Printerlijst, klikt u op Toevoegen.
De computer zoekt vervolgens naar het apparaat.
7. Voer, afhankelijk van uw versie van het Mac-besturingssysteem, een van de
volgende handelingen uit:
Mac OS 10.3: Selecteer Bluetooth in het vervolgkeuzemenu.
Mac OS 10.4: Zorg ervoor dat het verbindingstype Bluetooth is geselecteerd
oo het tabblad Standaardbrowser.
8. Selecteer Bluetooth in het vervolgkeuzemenu. Selecteer de all-in-one en klik op
Toevoegen.
De all-in-one wordt toegevoegd aan de lijst met printers.
9. Druk vervolgens af zoals bij elk ander apparaat.
De beveiliging voor Bluetooth instellen op het apparaat
De volgende beveiligingsinstellingen voor het apparaat kunt u instellen vanaf het
bedieningspaneel of de geïntegreerde webserver:
Wachtwoordverificatie instellen, zodat er eerst een wachtwoord moet worden
ingevoerd voordat er vanaf een Bluetooth-apparaat op het apparaat kan worden
afgedrukt.
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten die zich
binnen het bereik van de printer bevinden.
Hoofdstuk 9
150 Configureren en beheren
Verifieer Bluetooth-apparaten door middel van een wachtwoord.
U kunt het beveiligingsniveau van het apparaat instellen op Hoog of Laag.
Laag: Het apparaat vereist geen wachtwoord. Elk Bluetooth-apparaat dat zich
binnen het bereik bevindt erop afdrukken.
Opmerking De standaardinstelling voor beveiliging is Laag. Bij een laag
beveiligingsniveau is geen verificatie vereist.
Hoog: Het apparaat vereist een wachtwoord van het Bluetooth-apparaat voordat
het toestemming geeft om de afdruktaak te verzenden. Het wachtwoord moet ten
minste 1 en ten hoogste 4 tekens lang zijn en mag alleen uit cijfers bestaan.
Opmerking Het apparaat wordt geleverd met een vooraf gedefinieerd
wachtwoord van vier nullen "0000".
Het apparaat zodanig instellen dat deze verificatie met een wachtwoord vereist
via het bedieningspaneel.
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Bluetooth en vervolgens Wachtwoord.
3. Voer met het toetsenblok een nieuwe wachtwoordsleutel in.
4. Nadat u de wachtwoordsleutel hebt ingevoerd, drukt u op OK.
5. Selecteer Beveiligingsniveau en vervolgens Hoog.
6. Druk op OK.
Bij een hoog beveiligingsniveau is verificatie vereist.
De verificatie via een wachtwoord is nu ingesteld voor het apparaat.
Het apparaat zodanig instellen dat deze verificatie met een wachtwoord vereist
via de geïntegreerde webserver.
Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, vul een nieuw
wachtwoord in het gedeelte Wachtwoord in, klik op Hoog in het veld
Beveiligingsniveau en vervolgens op Toepassen.
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten
U kunt het apparaat zo instellen dat het zichtbaar is voor Bluetooth-apparaten
(openbaar) of verborgen is voor enig apparaat (privé).
Zichtbaar: Elk Bluetooth-apparaat binnen het bereik kan afdrukken op het
apparaat.
Niet zichtbaar: Alleen Bluetooth-apparaten waarop het adres van de all-in-one is
opgeslagen, kunnen afdrukken op het apparaat.
Opmerking Het apparaat wordt geleverd met een toegankelijkheidsniveau dat
standaard op Zichtbaar staat.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
151
Het apparaat instellen op niet zichtbaar vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Installatie.
2. Druk op Bluetooth en vervolgens op Zichtbaarheid.
3. Selecteer met behulp van de pijlknoppen Niet zichtbaar en druk vervolgens op OK.
De all-in-one is alleen toegankelijk voor Bluetooth-apparaten waarop het adres van
het apparaat is opgeslagen.
Het apparaat instellen op niet zichtbaar vanaf de geïntegreerde webserver
Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, selecteer Niet
zichtbaar in het gedeelte Zichtbaarheid en klik vervolgens op Toepassen.
De Bluetooth-instellingen herstellen via de geïntegreerde webserver
De standaard Bluetooth-instellingen op het apparaat herstellen:
1. Open de geïntegreerde webserver en klik vervolgens op het tabblad Bluetooth.
2. Klik op Bluetooth herstellen in het gedeelte Bluetooth herstellen en klik
vervolgens op Toepassen.
De software verwijderen en opnieuw installeren
U moet de software mogelijk verwijderen en opnieuw installeren als de installatie
onvolledig is of als u de USB-kabel op de computer hebt aangesloten voordat er een
bericht werd weergegeven waarin u werd gevraagd om de USB-kabel op de computer
aan te sluiten. Verwijder de toepassingsbestanden van het apparaat niet zomaar van
de computer. Verwijder deze bestanden op de juiste manier met het hulpprogramma
om de installatie te verwijderen dat bij het apparaat is meegeleverd.
Er zijn drie manieren om de software te verwijderen van een Windows-computer en er
is één manier om de software te verwijderen van een Macintosh-computer.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 1
1. Koppel het apparaat los van de computer. Sluit het apparaat pas op de computer
aan nadat u de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
2. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
3. Klik op de taakbalk van Windows achtereenvolgens op Start, Programma's of
Alle programma's, selecteer HP, selecteer Officejet Pro L7XXX Series en klik
vervolgens op Verwijderen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Als u wordt gevraagd of u gedeelde bestanden wilt verwijderen, klikt u op Nee.
Andere programma’s die deze bestanden gebruiken, kunnen namelijk slecht gaan
functioneren als deze bestanden worden verwijderd.
6. Start de computer opnieuw op.
7. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren. Volg de instructies op het scherm. Zie ook
De
software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
8. Nadat de software is geïnstalleerd, sluit u het apparaat aan op de computer.
Hoofdstuk 9
152 Configureren en beheren
9. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat in te schakelen.
Nadat u het apparaat hebt aangesloten en ingeschakeld, kan het zijn dat u enkele
minuten moet wachten totdat alle Plug and Play-gebeurtenissen zijn voltooid.
10. Volg de instructies op het scherm.
Als de installatie van de software is voltooid, wordt het pictogram HP Digital Imaging-
monitor in het systeemvak van Windows weergegeven.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 2
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen, klik op
Bedieningspaneel en vervolgens op Programma's toevoegen/verwijderen.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Programma's en functies.
2. Selecteer HP Officejet Pro All-in-One serie en klik vervolgens op Wijzigen/
verwijderen of Verwijderen/Wijzigen.
Volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los van de computer.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
6. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 3
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
2. Koppel het apparaat los van de computer.
3. Selecteer Verwijderen en volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Start de installatie van het apparaat nogmaals.
De software verwijderen en opnieuw installeren 153
6. Kies Installeren.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Macintosh-computer
1. Start HP Apparaatbeheer.
2. Klik op Informatie en instellingen.
3. Selecteer in het vervolgmenu HP AiO-software verwijderen.
Volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw nadat de software is verwijderd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren.
6. Open de cd-rom op het bureaublad en dubbelklik op HP All-in-One Installer.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
Hoofdstuk 9
154 Configureren en beheren
10 Onderhoud en problemen
oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Ondersteunde inktcartridges
De inktcartridges vervangen
De printkoppen onderhouden
Printerbenodigdheden bewaren
Het toestel reinigen
Tips en middelen voor het oplossen van problemen
Problemen met het afdrukken oplossen
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Problemen met de papierinvoer oplossen
Problemen met het kopiëren oplossen
Scanproblemen oplossen
Faxproblemen oplossen
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
Problemen met het apparaatbeheer oplossen
Installatieproblemen oplossen
Storingen verhelpen
Ondersteunde inktcartridges
De beschikbaarheid van inktcartridges varieert per land/regio. De inktcartridges
kunnen ook in verschillende formaten voorkomen. Voor een lijst van de ondersteunde
inktcartridges voor uw printer, drukt u de diagnostische zelftestpagina af en leest u de
informatie in het gedeelte over de status van de inktcartridge. [Zie
De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.]
Het nummer van de inktcartridge is terug te vinden op de volgende plaatsen:
Op de diagnostische zelftestpagina (zie
De diagnostische zelftestpagina begrijpen).
Op het label van de inktcartridge die u gaat vervangen.
Windows: In de Werkset klikt u, als u over tweerichtingscommunicatie beschikt,
op het tabblad Geschatte inktniveaus, bladert u naar de knop Cartridgedetails
button en klikt u vervolgens op Cartridgedetails.
Mac OS: Vanaf het Hulpprogramma van de HP-printer klikt u op Info
benodigdheden in het paneel Informatie en ondersteuning en vervolgens op
Informatie detailhandel benodigdheden.
Onderhoud en problemen oplossen 155
Opmerking De inkt in de cartridges wordt voor verschillende doeleinden gebruikt,
zoals het initialisatieproces, waarbij het apparaat en de cartridges worden
voorbereid voor afdrukken, en printkoponderhoud, waarbij de inktsproeiers worden
schoongemaakt zodat de inktstroom niet wordt geblokkeerd. Bovendien blijft er
altijd een beetje inkt aanwezig in de patroon nadat deze is gebruikt. Zie voor meer
informatie
www.hp.com/go/inkusage.
De inktcartridges vervangen
U kunt de geschatte inktniveaus controleren vanuit de Werkset (Windows), het HP
Printerhulpprogramma (Mac OS) of de geïntegreerde webserver. Zie
Beheertools voor
het apparaat gebruiken voor informatie over deze tools. U kunt de diagnostische
zelftestpagina ook afdrukken om de informatie te bekijken (zie
De diagnostische
zelftestpagina begrijpen).
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn slechts een schatting. De feitelijke
inktniveaus kunnen verschillen.
Installeer de inktcartridge direct nadat u deze uit de verpakking hebt verwijderd.
Verwijder een inktcartridge niet voor langere tijd uit het apparaat.
Als u wilt weten welke inktcartridges bestemd zijn voor gebruik met uw apparaat,
raadpleegt u
Benodigdheden.
De inktcartridges vervangen
1. Trek de klep van de inktpatroon voorzichtig naar voren.
Hoofdstuk 10
156 Onderhoud en problemen oplossen
2. Pak de lege inktpatroon tussen uw duim en wijsvinger en trek de patroon stevig
naar u toe.
3. Haal de nieuwe inktpatroon uit de verpakking.
4. Plaats de inktpatroon ter hoogte van de sleuf met de bijbehorende kleurcode en
bevestig de patroon in de sleuf. Druk de inktpatroon goed op zijn plaats.
5. Sluit de klep van de inktpatroon.
De printkoppen onderhouden
Als tekens onvolledig worden afgedrukt of punten of lijnen op de afdruk ontbreken, zijn
de inktsproeiers misschien verstopt. In dat geval moet u de printkoppen reinigen.
Voer de relevante stappen in de hieronder aangegeven volgorde uit wanneer de
kwaliteit van de afdrukken achteruitgaat:
1. Controleer de toestand van de printkoppen. Raadpleeg
De status van de
printkoppen controleren voor meer informatie.
2. Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af.
Maak een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties
uit. Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer
informatie.
3. De contacten van de printkoppen handmatig reinigen. Raadpleeg
De printkoppen
reinigen voor meer informatie.
4. Vervang de printkoppen indien het probleem na het reinigen blijft bestaan.
Raadpleeg
De printkoppen vervangen voor meer informatie.
Let op HP kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan het apparaat
die het gevolg is van het wijzigen van de printkoppen.
De printkoppen onderhouden
157
De status van de printkoppen controleren
Gebruik een van de volgende methoden om de status van de printkoppen te
controleren. Als de status van een printknop redelijk of niet goed is, voert u een van de
volgende onderhoudsfuncties uit of reinigt of vervangt u de printkop.
Diagnostische zelftestpagina: Druk de diagnostische zelftestpagina op een
schoon wit vel papier af en controleer het gedeelte over de toestand van de
printkoppen. Raadpleeg
De diagnostische zelftestpagina begrijpen voor meer
informatie.
Geïntegreerde webserver: Hiermee opent u de geïntegreerde webserver.
Raadpleeg
De ingebouwde webserver openen voor meer informatie. Open het
tabblad Informatie en klik vervolgens op Inktvoorraad in het linkerdeelvenster.
Werkset (Windows): De Werkset openen. Raadpleeg
De Werkset openen voor
meer informatie. Open het tabblad Informatie en klik vervolgens op Toestand
printkop.
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken
Gebruik de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit om problemen vast te stellen die de
afdrukkwaliteit van het apparaat beïnvloeden. Aan de hand van deze pagina kunt u
bepalen of u bepaalde onderhoudsprogramma's moet uitvoeren om de afdrukkwaliteit
te verbeteren. U kunt op deze pagina ook de informatie over het inktniveau en de
status van de printkoppen bekijken.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Installatie, selecteer Rapport afdrukken,
selecteer Pagina afdrukkwaliteit en druk dan op OK.
Geïntegreerde webserver: Klik op het tabblad Instellingen, klik op
Apparaatservices in het linkerdeelvenster. Kies Pagina diagnostiek voor
afdrukkwaliteit (PQ) afdrukken uit de keuzelijst in het gedeelte Afdrukkwaliteit
en klik op Diagnose uitvoeren.
Werkset (Windows): Open het tabblad Services, klik op Pagina diagnostiek van
afdrukkwaliteit (PQ) afdrukken en volg de instructies op het scherm.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Diagnostiek van afdrukkwaliteit
in het deelvenster Informatie en ondersteuning.
Hoofdstuk 10
158 Onderhoud en problemen oplossen
1 Printerinformatie: Informatie over het apparaat (zoals het modelnummer, het
serienummer en de versie van de firmware), het aantal afgedrukte pagina's vanuit de
lades en de duplexeenheid, informatie over het inktniveau en de status van de printkoppen.
2 Testpatroon 1: Als de lijnen onderbroken en niet recht zijn, moet u de printkoppen
uitlijnen. Raadpleeg
De printkoppen uitlijnen voor meer informatie.
3 Testpatroon 2: Als er dunne witte lijnen door de kleurblokken lopen, reinigt u de
printkoppen. Raadpleeg De printkoppen reinigen voor meer informatie.
4 Testpatroon 3: Als er zich bij de pijlen donkere lijnen of witte ruimten bevinden, kalibreert
u de regelinvoer. Raadpleeg
De regelopschuiving kalibreren voor meer informatie.
De printkoppen uitlijnen
Als u een printkop hebt vervangen, worden de printkoppen automatisch uitgelijnd om
de beste afdrukkwaliteit te optimaliseren. Als uit de afgedrukte pagina's echter blijkt
dat de printkoppen niet goed zijn uitgelijnd, kunt u het uitlijningsproces handmatig
starten.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Installeren, selecteer Hulpmiddelen,
selecteer Printer uitlijnen en druk vervolgens op OK. Druk op OK om door te
gaan als de printer uitgelijnd is.
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Apparaatservices in het linkerdeelvenster. Kies in de keuzelijst in het gedeelte
Afdrukkwaliteit de optie Printkoppen uitlijnen en klik vervolgens op
Diagnostiek uitvoeren.
De printkoppen onderhouden
159
Werkset (Windows): Open het tabblad Services, klik op Printkoppen uitlijnen
en volg de instructies op het scherm.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Uitlijnen in het deelvenster
Informatie en ondersteuning.
De regelopschuiving kalibreren
Bedieningspaneel: Druk op de knop Installatie, selecteer Tools, selecteer
Regelinvoer kalibreren en druk dan op OK.
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Apparaatservices in het linkerdeelvenster. Kies in de keuzelijst in het gedeelte
Afdrukkwaliteit de optie Regelinvoer kalibreren en klik vervolgens op
Diagnostiek uitvoeren.
Werkset (Windows): Open het tabblad Services, klik op Regelopschuiving
kalibreren en volg de instructies op het scherm.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Regelinvoer kalibreren in het
deelvenster Informatie en ondersteuning.
De printkoppen reinigen
Opmerking Het reinigen kost inkt. Reinig de printkoppen daarom uitsluitend
wanneer dit noodzakelijk is.
Het reinigingsproces neemt ongeveer 3,5 minuut in beslag. Dit proces kan wat
geluid produceren.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Installatie, selecteer Hulpmiddelen en
selecteer vervolgens Printkop reinigen.
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Apparaatinstellingen en klik
vervolgens op Apparaatservices in het linkerdeelvenster. Kies in de keuzelijst in
het gedeelte Afdrukkwaliteit de optie Printkoppen reinigen en klik vervolgens op
Diagnostiek uitvoeren.
Werkset (Windows): Open het tabblad Services, klik op Printkoppen reinigen
en volg de instructies op het scherm.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Reinigen in het deelvenster
Informatie en ondersteuning.
De contacten van de printkoppen handmatig reinigen
Na installatie van de printkoppen verschijnt op het bedieningspaneel mogelijk een
bericht dat het apparaat niet kan afdrukken. Als u dit bericht krijgt, dient u mogelijk de
elektrische contacten op de printkoppen en in het apparaat te reinigen.
Let op Reinig de elektrische contacten alleen nadat u hebt geprobeerd de
printkoppen te reinigen. De elektrische contacten bevatten gevoelige elektronische
onderdelen die gemakkelijk kunnen worden beschadigd. Raadpleeg
De
printkoppen reinigen voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
160 Onderhoud en problemen oplossen
1. Open de bovenklep.
2. Als de wagen niet automatisch naar links beweegt, druk dan gedurende vijf
seconden op de knop OK. Wacht tot de wagen tot stilstand is gekomen en
verwijder daarna het netsnoer uit de printer.
3. Til de printkopgrendel omhoog.
4. Hef de hendel van de printkop (die overeenkomt met het bericht op het
bedieningspaneel) omhoog en gebruik deze om de printkop uit de sleuf te trekken.
5. Gebruik hiervoor schoon, droog en zacht reinigingsmateriaal zonder rafels.
Geschikte materialen zijn o.a. papieren koffiefilters en reinigingsdoekjes voor
ooglenzen.
Let op Gebruik geen water.
De printkoppen onderhouden
161
6. Veeg de elektrische contacten op de printkop schoon, maar raak de sproeier
hierbij niet aan.
Opmerking De elektrische contacten zien eruit als koperkleurige vierkantjes,
die op één vlak van de printkop zijn gegroepeerd.
De sproeiers bevinden zich op een ander vlak van de printkop. Op de sproeiers
is inkt te zien.
Let op Het aanraken van de sproeiers kan permanente beschadiging van de
sproeiers veroorzaken. Daarnaast kan inkt permanente vlekken op kleding
achterlaten.
7. Na het reinigen plaatst u de printkop op een vel papier of een papieren servetje.
Zorg dat de sproeiers naar boven wijzen en niet in contact komen met het papier.
Hoofdstuk 10
162 Onderhoud en problemen oplossen
8. Reinig de elektrische contacten van de printkopsleuf in het apparaat met een
droge, zachte doek zonder rafels.
9. Sluit het netsnoer aan en zet het apparaat aan. Het bedieningspaneel moet
aangeven dat de printkop ontbreekt.
10. Plaats de printkop terug in de sleuf met de kleurcode van de printkop (het label op
de printkop moet overeenkomen met het label op de printkopgrendel). Druk de
printkop goed op zijn plaats.
11. Trek de printkopgrendel helemaal naar voren en druk deze omlaag, zodat de
grendel goed wordt vastgezet. Mogelijk moet u druk uitoefenen om de grendel vast
te zetten.
12. Herhaal de bovenstaande stappen, indien nodig, voor de andere printkop.
13. Sluit de bovenste klep.
14. Als het bericht op het bedieningspaneel blijft staan, herhaal dan de hierboven
beschreven reinigingsprocedure voor de printkop die overeenstemt met het bericht.
15. Als het bericht op het bedieningspaneel blijft staan, vervang dan de printkop die
overeenstemt met het bericht.
16. Wacht tot de initialisatie van de printkoppen is voltooid en de testpagina's zijn
afgedrukt. Als de pagina's niet worden afgedrukt, start u het uitlijningsproces
handmatig. Raadpleeg
De printkoppen uitlijnen voor meer informatie.
De printkoppen vervangen
Opmerking Als u wilt weten welke inktpatronen bestemd zijn voor gebruik met
uw printer, raadpleegt u
Benodigdheden.
1. Open de bovenklep.
2. Als de wagen niet automatisch naar links beweegt, druk dan gedurende vijf
seconden op de knop OK. Wacht tot de wagen stilstaat.
De printkoppen onderhouden
163
3. Til de printkopgrendel omhoog.
4. Til de hendel van een printkop omhoog en gebruik deze om de printkop uit de
sleuf te trekken.
5. Schud de printkop terwijl hij nog in de verpakking zit minstens zes keer op en neer
voordat u de printkop installeert.
Hoofdstuk 10
164 Onderhoud en problemen oplossen
6. Haal de nieuwe printkop uit de verpakking en verwijder de oranje beschermkapjes.
Let op Printkoppen niet schudden als de dopjes zijn verwijderd.
7. Plaats de printkop terug in de sleuf met de kleurcode van de printkop (het label op
de printkop moet overeenkomen met het label op de printkopgrendel). Druk de
printkop goed op zijn plaats.
8. Trek de printkopgrendel helemaal naar voren en druk deze omlaag, zodat de
grendel goed wordt vastgezet. Mogelijk moet u druk uitoefenen om de grendel vast
te zetten.
9. Sluit de bovenste klep.
10. Wacht tot de initialisatie van de printkoppen is voltooid en de testpagina's zijn
afgedrukt. Als de pagina's niet worden afgedrukt, start u het uitlijningsproces
handmatig. Raadpleeg
De printkoppen uitlijnen voor meer informatie.
Printerbenodigdheden bewaren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Inktcartridges bewaren
Printkoppen bewaren
Inktcartridges bewaren
Inktcartridges kunnen gedurende een langere tijd in het apparaat worden gelaten. Als
u de inktcartridges verwijdert, plaats ze dan in een luchtdichte verpakking, zoals in een
hersluitbare plastic zak.
Printkoppen bewaren
Printkoppen kunnen gedurende een langere tijd in het apparaat worden gelaten. Als u
de printkoppen verwijdert, plaats ze dan in een luchtdichte verpakking, zoals in een
hersluitbare plastic zak.
Printerbenodigdheden bewaren 165
Het toestel reinigen
Aan de hand van de instructies in dit gedeelte kunt u ervoor zorgen dat het apparaat
optimaal blijft functioneren. Voer de volgende onderhoudsprocedures uit voor zover dit
nodig is.
Stof of vuil op de glasplaat van de scanner, op de binnenkant van de ADF-klep of het
ADF-kader kunnen de werking van het apparaat vertragen en een negatieve invloed
hebben op speciale functies, zoals het aanpassen van kopieën aan een bepaald
paginaformaat.
De glasplaat van de scanner reinigen
De glasplaat van de scanner reinigen
1. Schakel het apparaat uit.
2. Trek de ADF naar boven.
3. Reinig het glas met een zachte, pluisvrije doek waarop een zacht
glasreinigingsmiddel is gesproeid. Droog het glas met een droge, zachte en
pluisvrije doek.
Let op De glasplaat van de scanner alleen reinigen met een
glasreinigingsmiddel. Vermijd het gebruik van reinigingsmiddelen met
schuurmiddelen, aceton, benzeen of tetrachloorkoolstof op het glas. Die
kunnen de glasplaat beschadigen. Vermijd isopropylalcohol want dat kan
strepen achterlaten op de glasplaat.
Let op Het glasreinigingsmiddel niet rechtstreeks aanbrengen op de
glasplaat. Als teveel glasreinigingsmiddel wordt aangebracht, kan dit onder de
glasplaat lekken en de scanner beschadigen.
4. Sluit de ADF en zet het apparaat aan.
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
De ADF dient regelmatig onderhouden te worden naargelang het apparaat intensief
en met welk soort papier wordt gebruikt. Als u de ADF meermaals per week gebruikt is
een maandelijkse reiniging aanbevolen. Stel een reinigingsprogramma op dat geschikt
is voor het apparaat.
Hoofdstuk 10
166 Onderhoud en problemen oplossen
Als er strepen voorkomen op gescande documenten, kan dit misschien opgelost
worden door het ADF-kader te reinigen.
De ADF reinigen
1. Schakel het apparaat uit.
2. Trek de ADF naar boven.
3. Het ADF-kader bevindt zich onder de ADF.
4. Druk op de grendel van het ADF-kader.
Het toestel reinigen
167
5. Haak het ADF-kader los en verwijder deze.
6. Reinig het ADF-kader met een zachte, pluisvrije doek waarop een zacht
glasreinigingsmiddel is gesproeid. Reinig de twee kanten van de transparante film,
inclusief de witte streep aan de binnenzijde van het ADF-kader.
Let op Alleen glasreinigingsmiddel gebruiken. Vermijd het gebruik van
reinigingsmiddelen met schuurmiddelen, aceton, benzeen of
tetrachloorkoolstof op het glas. Die kunnen het ADF-kader beschadigen.
Vermijd isopropylalcohol want dat kan strepen achterlaten.
Hoofdstuk 10
168 Onderhoud en problemen oplossen
7. Ga als volgt te werk om het ADF-kader te verwijderen:
a. Hef de binnenkant van de ADF-klep op en klem het ADF-kader vervolgens in
de ADF-klep.
b. Schuif het ADF-kader onder de binnenzijde en klik het op zijn plaats.
Let op Het ADF-kader moet onder de binnenzijde zitten, anders werkt de
ADF niet.
8. Sluit de ADF en zet het apparaat aan.
De binnenkant van de ADF-klep reinigen
1. Schakel het apparaat uit.
2. Trek de ADF naar boven.
Het toestel reinigen
169
3. Reinig de witte binnenkant van het ADF-kader met een zachte, pluisvrije doek
waarop een zacht glasreinigingsmiddel is gesproeid. Was de binnenkant
voorzichtig om vuildeeltjes los te maken; de binnenkant niet schrobben.
4. Droog de binnenkant met een droge, zachte en pluisvrije doek.
Let op Gebruik hiervoor geen papieren doekjes omdat die krassen kunnen
veroorzaken.
5. Als de binnenkant dan nog niet voldoende schoon is, herhaalt u de voorgaande
stappen met isopropylalcohol (ontsmettingsalcohol). Wrijf met een vochtige doek
over de binnenkant om alcoholrestanten te verwijderen en droog de binnenkant
vervolgens af met een droge, zachte en pluisvrije doek.
6. Sluit de ADF en zet het apparaat aan.
De buitenkant reinigen
Opmerking Zet het apparaat af en haal het netsnoer uit het stopcontact voordat
u het gaat reinigen.
Gebruik een zachte, vochtige, pluisvrije doek om stof, vegen en vlekken van de
behuizing te verwijderen. De buitenkant van het apparaat hoeft niet te worden
gereinigd. Houd vloeistoffen uit de buurt van de binnenzijde en het bedieningspaneel
van het apparaat.
Tips en middelen voor het oplossen van problemen
Gebruik de volgende tips en hulpmiddelen om afdrukproblemen op te lossen.
Zie
Verhelp een storing in het apparaat voor papierstoringen.
Zie
Problemen met de papierinvoer oplossen voor informatie over
papierinvoerproblemen, zoals een scheve of foutieve papierinvoer.
Het Aan/uit-lampje brandt zonder te knipperen. Wanneer het apparaat voor de
eerste keer wordt ingeschakeld, duurt het ongeveer 12 minuten om het te
initialiseren nadat de printkoppen zijn geïnstalleerd.
Zorg dat er geen foutberichten op het scherm worden weergegeven.
Hoofdstuk 10
170 Onderhoud en problemen oplossen
Zorg dat de voedingskabel en andere kabels functioneren en goed op het
apparaat zijn aangesloten. Zorg dat het apparaat goed is verbonden met een
werkend stopcontact en is ingeschakeld. Zie
Elektrische specificaties voor
spanningsvereisten.
Afdrukmateriaal moet goed in de lade zijn geplaatst en niet in het apparaat zijn
vastgelopen.
Printkoppen en inktpatronen moeten goed geplaatst zijn in de juiste met kleuren
gecodeerde sleuven. Druk de printkoppen en inktpatronen goed op hun plaats.
Controleer of de oranje beschermkapjes van alle printkoppen zijn verwijderd.
De printkopvergrendeling en alle kleppen moeten gesloten zijn.
Het achterpaneel en de optionele duplexeenheid moeten stevig op hun plaats
zitten.
Alle verpakkingstape en -materialen moeten zijn verwijderd.
Het apparaat kan een diagnostische zelftestpagina afdrukken. Raadpleeg
De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.
Het apparaat is ingesteld als de huidige printer of standaardprinter. Windows-
gebruikers kunnen het apparaat als standaardprinter instellen in de map Printers.
Mac-gebruikers kunnen de printer in het printerinstallatieprogramma instellen als
standaardprinter. Raadpleeg de documentatie bij uw computer voor meer
informatie.
Zorg dat Afdrukken onderbreken niet is geselecteerd als u een computer met
Windows gebruikt.
Zorg dat er niet te veel programma's actief zijn wanneer u een taak uitvoert. Sluit
de programma's die u niet gebruikt of start de computer opnieuw op voordat u de
taak opnieuw afdrukt.
U hebt een statisch IP-adres voor vaste netwerken en een dynamisch IP-adres
voor draadloze netwerken en omgekeerd. Raadpleeg
IP-instellingen wijzigen voor
meer informatie.
Een statisch IP-adres instellen
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Netwerken, klik op Vast
(802.3) of Draadloos (802.11) in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het
subtabblad IP-configuratie.
2. Selecteer Handmatige IP en typ dan het statisch IP-adres in het vak Handmatig
IP-adres in.
3. Voer desgevallend het Handmatig subnetmasker en de Handmatige
standaardgateway in en klik vervolgens op Toepassen.
Let op Wijziging van het IP-adres kan leiden tot het verbreken van de verbinding
met de geïntegreerde webserver.
Problemen met het afdrukken oplossen
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
De printer accepteert de printkop niet
Problemen met het afdrukken oplossen
171
Het afdrukken duurt lang
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld
Controleer de netvoeding en aansluiting van het netsnoer
Controleer of het apparaat goed is verbonden met een werkend stopcontact. Zie
Elektrische specificaties voor spanningsvereisten.
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding
Er is een fout opgetreden die niet kan worden hersteld
Koppel alle kabels los (zoals het netsnoer, de netwerkkabel en de USB-kabel), wacht
ongeveer 20 seconden en verbindt de kabels opnieuw. Bezoek de website van HP
(
www.hp.com/support) als het probleem aanhoudt. Daar vindt u de laatste informatie
over het oplossen van problemen en de laatste productfixes en -updates.
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
Als het apparaat draadloze verbindingen ondersteunt, raadpleeg dan ook Problemen
met draadloze verbindingen oplossen.
Controleer de apparaatinstellingen
Raadpleeg
Tips en middelen voor het oplossen van problemen voor meer informatie.
Controleer de initialisatie van de printkoppen
Na vervanging of installatie van printkoppen worden er automatisch enkele
uitlijnpagina's afgedrukt om de printkoppen uit te lijnen. Deze procedure duurt
ongeveer 12 minuten. Gedurende deze procedure kunnen alleen de automatische
testpagina's worden afgedrukt.
Controleer de installatie van de software van het apparaat
Als het apparaat tijdens het afdrukken wordt uitgeschakeld, moet er een
waarschuwingsbericht op het scherm verschijnen. Gebeurt dit niet, dan is de software
van het apparaat wellicht niet goed geïnstalleerd. Om dit op te lossen verwijdert u de
software van uw computer en installeert u deze vervolgens opnieuw. Raadpleeg
De
software verwijderen en opnieuw installeren voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
172 Onderhoud en problemen oplossen
Controleer de kabelaansluitingen
Controleer of beide uiteinden van de netwerk-/USB-kabel goed zijn aangesloten.
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk, doet u het volgende:
Controleer of het verbindingslampje aan de achterzijde van het apparaat brandt.
Controleer of u niet een telefoonsnoer hebt gebruikt om het apparaat te
verbinden.
Controleer of de hub, switch of router van het netwerk is ingeschakeld en
functioneert.
Controleer installatie van het apparaat voor een netwerkomgeving
Controleer of de juiste apparaatdriver en de juiste printerpoort worden gebruikt. Voor
meer informatie over netwerkverbindingen raadpleegt u
Het apparaat configureren
(Windows), Het apparaat configureren (Mac OS) of de documentatie bij uw netwerk.
Controleer individuele firewallsoftware die op de computer is geïnstalleerd
De persoonlijke firewall is een beveiligingsprogramma dat de computer beschermt
tegen indringers. De firewall kan echter ook de communicatie tussen de computer en
het apparaat blokkeren. Als u een communicatieprobleem met het apparaat hebt, kunt
u proberen de firewall tijdelijk uit te schakelen. Als het probleem zich blijft voordoen, is
de firewall niet de oorzaak van het communicatieprobleem. Schakel de firewall dan
weer in.
Als de communicatie met het apparaat wordt hersteld wanneer u de firewall
uitschakelt, kunt u proberen een statisch IP-adres aan het apparaat toe te wijzen en
de firewall weer in te schakelen. Raadpleeg
IP-instellingen wijzigen voor meer
informatie.
De printer accepteert de printkop niet
Controleer de printkopgrendel
Controleer of de printkopgrendel goed is gesloten.
Controleer de printkop
Controleer of de printkop in de sleuf met de juiste kleurcode is geplaatst.
Raadpleeg
De printkoppen vervangen voor meer informatie.
Verwijder de printkop en controleer of de oranje beschermingskapjes zijn
verwijderd van de printkop.
Reinig de printkop
Voer de printkopreinigingsprocedure uit. Raadpleeg
De printkoppen onderhouden voor
meer informatie.
Schakel het apparaat uit nadat u de printkop hebt verwijderd
Schakel het apparaat uit nadat u de printkop hebt verwijderd, wacht ongeveer 20
seconden en schakel het apparaat weer in zonder dat de printkop is geïnstalleerd.
Start het apparaat opnieuw en plaats de printkop terug.
Problemen met het afdrukken oplossen
173
Het afdrukken duurt lang
Controleer de systeemconfiguratie
Controleer of de computer voldoet aan de minimale systeemvereisten voor het
apparaat. Raadpleeg
Systeemvereisten voor meer informatie.
Controleer de instellingen van software van het apparaat
De afdruksnelheid is langzamer wanneer Beste of Maximale dpi is geselecteerd als
afdrukkwaliteit. Verhoog de afdruksnelheid door andere afdrukinstellingen te
selecteren in de apparaatdriver. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer of er sprake is van radiostoring
Als het apparaat via draadloze communicatie werkt en langzaam afdrukt, is het
radiosignaal mogelijk te zwak. Raadpleeg
Richtlijnen voor het verminderen van storing
op een draadloos netwerk voor meer informatie.
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
Controleer of de inktpatronen leeg zijn
Controleer het bedieningspaneel om te zien welke cartridge bijna of helemaal leeg is.
De Werkset (Windows), HP Printerhulpprogramma (Mac OS) en de diagnostische
zelftestpagina (zie
De diagnostische zelftestpagina begrijpen) geven informatie over
het inktniveau. Wanneer er een blanco pagina wordt afgedrukt terwijl u zwarte tekst
wilde afdrukken, is de zwarte inktcartridge mogelijk leeg. Raadpleeg
De inktcartridges
vervangen voor meer informatie.
Controleer de printkopgrendel
Controleer of de printkopgrendel goed is gesloten.
Controleer de printkop
Controleer of de printkop in de sleuf met de juiste kleurcode is geplaatst.
Raadpleeg
De printkoppen vervangen voor meer informatie.
Verwijder de printkop en controleer of de oranje beschermingskapjes zijn
verwijderd van de printkop.
Reinig de printkop
Voer de printkopreinigingsprocedure uit. Raadpleeg
De printkoppen onderhouden voor
meer informatie.
Schakel het apparaat uit nadat u de printkop hebt verwijderd
Schakel het apparaat uit nadat u de printkop hebt verwijderd, wacht ongeveer 20
seconden en schakel het apparaat weer in zonder dat de printkop is geïnstalleerd.
Plaats de printkop terug na het herstarten.
Hoofdstuk 10
174 Onderhoud en problemen oplossen
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
Controleer de marge-instellingen
Zorg dat de marge-instellingen van het document niet buiten het afdrukgebied van uw
apparaat liggen. Raadpleeg
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de kleurinstellingen
Controleer of Afdrukken in grijsschaal is geselecteerd in de printerdriver.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
Controleer de manier waarop het papier is geplaatst
Controleer of de breedte- en lengtegeleiders goed tegen de randen van het
afdrukmateriaal zijn geplaatst en of de lades niet te vol zijn. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Controleer het papierformaat
De inhoud van een pagina kan worden afgebroken als het formaat van het
document groter is dan het gebruikte papier.
Controleer of het geselecteerde materiaalformaat in de printerdriver overeenkomt
met het formaat van het afdrukmateriaal in de lade.
Controleer de marge-instellingen
Als delen van tekst of afbeeldingen aan de randen van de pagina zijn weggevallen,
controleer dan of de marges van het document niet buiten het afdrukgebied van het
apparaat vallen. Raadpleeg
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de instelling van de paginaoriëntatie
Controleer of het geselecteerde papierformaat en de paginaoriëntatie in het
softwareprogramma overeenkomen met de instellingen in de printerdriver. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Problemen met het afdrukken oplossen
175
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Als de bovenstaande oplossingen niet werken, worden de afdrukinstellingen mogelijk
niet goed geïnterpreteerd door de toepassing. Lees de printerinformatie voor bekende
softwareproblemen, raadpleeg de documentatie bij de toepassing of neem contact op
met de softwarefabrikant.
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de inktcartridges
De inktcartridges kunnen leeg geraakt zijn zodat de afdruktaak werd geannuleerd
Vervang de inktcartridges en verzend de afdruktaak vervolgens opnieuw naar het
apparaat. Raadpleeg
De inktcartridges vervangen voor meer informatie.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Slechte afdrukresultaten
Er worden vreemde tekens afgedrukt
De inkt wordt uitgesmeerd
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
Slechte afdrukresultaten
Controleer de printkoppen en inktpatronen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
Controleer de papierkwaliteit
Het papier is mogelijk te vochtig of te ruw. Controleer of het papier voldoet aan de HP-
specificaties en probeer opnieuw af te drukken. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
176 Onderhoud en problemen oplossen
Controleer de papiersoort in het apparaat
Controleer of de lade geschikt is voor de geladen papiersoort. Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor meer
informatie.
Controleer of u in de printerdriver de lade hebt geselecteerd die de gewenste
materiaalsoort bevat.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Er worden vreemde tekens afgedrukt
Wanneer het afdrukken van een taak wordt onderbroken, herkent het apparaat
mogelijk de rest van de taak niet.
Annuleer de huidige afdruktaak en wacht totdat het apparaat opnieuw gereed is om af
te drukken. Wanneer het apparaat niet aangeeft dat deze gereed is om af te drukken,
annuleert u alle afdrukopdrachten en wacht u opnieuw. Wanneer het apparaat gereed
is, verzendt u de afdruktaak opnieuw. Als op het beeldscherm een dialoogvenster
verschijnt met de vraag of u nogmaals wilt afdrukken, klikt u op Annuleren.
Controleer de kabelaansluitingen
Als het apparaat en de computer zijn aangesloten met een USB-kabel, kan het
probleem worden veroorzaakt door een slechte kabelverbinding.
Controleer of beide uiteinden van de kabel goed zijn aangesloten. Als het probleem
zich herhaalt, schakelt u het apparaat uit, verwijdert u de kabel van het apparaat,
schakelt u het apparaat weer in zonder kabel en verwijdert u eventuele resterende
taken. Wanneer het Aan/Uit-lampje brandt en niet knippert, sluit u de kabel opnieuw
aan.
Controleer het documentbestand
Het bestand is mogelijk beschadigd. Als u wel andere documenten vanuit dezelfde
toepassing kunt afdrukken, probeer dan een eventuele reservekopie van het
document af te drukken.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
177
De inkt wordt uitgesmeerd
Controleer de afdrukinstellingen
Laat documenten waarvoor veel inkt is gebruikt wat langer drogen dan normaal.
Dit is met name van belang voor transparanten. Selecteer in het
printerstuurprogramma de afdrukkwaliteit Beste. Verleng ook de droogtijd voor de
inkt en verlaag de inktverzadiging met het inktvolume. U vindt deze instellingen bij
de geavanceerde functies (Windows) of inktfuncties (Mac OS). Een lagere
inktverzadiging kan echter leiden tot vagere afdrukken.
Bij de instelling Beste kunnen kleurendocumenten met veel verschillende kleuren
gaan kreuken en de kleuren kunnen worden uitgesmeerd. Probeer een andere
afdrukmodus, zoals Normaal om de hoeveelheid inkt te verminderen of gebruik
HP Premium-papier voor afdrukken met levendige kleuren. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige papiersoorten nemen de inkt niet goed op. Bij deze soorten papier droogt de
inkt langzamer en kunnen er vegen ontstaan. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige afdrukmaterialen zijn niet geschikt voor gebruik met uw apparaat.
Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
Controleer de afdrukmodus
Met de instellingen Concept of Snel in de printerdriver kunt u sneller afdrukken. Dit
kan bijvoorbeeld handig zijn als u kladversies wilt afdrukken. Voor betere resultaten
selecteert u Normaal of Beste. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer de ingestelde papiersoort
Als u op transparanten of ander speciaal afdrukmateriaal afdrukt, moet het
bijbehorende materiaal zijn geselecteerd in de printerdriver. Raadpleeg
Afdrukken op
afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows) voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
178 Onderhoud en problemen oplossen
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer of Afdrukken in grijstinten is geselecteerd in de printerdriver.
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer of Afdrukken in grijstinten is geselecteerd in de printerdriver.
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
Controleer de inktcartridges
Controleer of er met de inktcartridges is geknoeid. Het navullen van inktcartridges en
het gebruik van incompatibele inkten kan het ingewikkelde afdruksysteem ontregelen,
hetgeen kan leiden tot verminderde afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van het
apparaat of de printkop. Nagevulde inktcartridges worden niet door de garantie van
HP gedekt en worden niet door HP ondersteund. Zie voor bestelinformatie
HP-
benodigdheden en -accessoires.
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
Controleer de positie van de afbeeldingen
Controleer met de zoomfunctie of met de functie afdrukvoorbeeld van uw toepassing
of zich ruimtes tussen de afbeeldingen bevinden.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
179
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
Controleer de printkoppen
Druk de pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit op een schoon wit vel papier af. Maak
een inschatting van de aard van het probleem en voer de aanbevolen acties uit.
Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
Problemen met de papierinvoer oplossen
Zie Verhelp een storing in het apparaat voor informatie over het verwijderen van
vastgelopen papier.
Optionele lade 2 kan niet worden geplaatst
Plaats de lade opnieuw in het apparaat. Zorg dat de lade zich op één lijn met de
opening van het apparaat bevindt.
Controleer op papierstoringen. Raadpleeg
Verhelp een storing in het apparaat
voor meer informatie.
Er heeft zich een ander papierinvoerprobleem voorgedaan
Het papier is niet geschikt voor de printer of voor de lade
Gebruik alleen afdrukmateriaal dat geschikt is voor het apparaat en de gebruikte lade.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Het afdrukmateriaal wordt niet ingevoerd uit een lade
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade is geplaatst. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie. Wapper met het afdrukmateriaal
voordat u het in de lade plaatst.
Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer ook of de geleiders goed
(maar niet te strak) tegen de stapel papier zijn geplaatst.
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade niet is omgekruld. Maak het papier
weer glad door het in tegengestelde richting van de omkrulling te buigen.
Controleer of de lade volledig is geladen. Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt
dat alleen verkrijgbaar is in kleine hoeveelheden, plaatst u het speciale
afdrukmateriaal op ander papier van hetzelfde formaat om de lade volledig te
vullen. (Sommige media worden makkelijker opgenomen als de lade vol is.)
Controleer of (de optionele) lade 2 goed is geplaatst.
Hoofdstuk 10
180 Onderhoud en problemen oplossen
Het afdrukmateriaal komt er niet correct uit.
Controleer of het verlengstuk van de uitvoerlade is uitgetrokken. Als dit niet het
geval is, kunnen afdrukken uit het apparaat vallen.
Verwijder al het papier uit de uitvoerbak. De lade kan slechts een beperkt aantal
vellen bevatten.
Pagina's worden scheef ingevoerd
Zorg dat het afdrukmateriaal in de lades goed tegen de papiergeleiders ligt. Indien
nodig trekt u de lades uit het apparaat, plaats u het afdrukmateriaal correct terug in
de lades en controleert u of de papiergeleiders goed zijn uitgelijnd.
Zorg dat het toegangspaneel aan de achterkant of de duplexeenheid goed is
aangebracht.
Plaats alleen afdrukmateriaal in het apparaat als het niet aan het afdrukken is.
Meerdere pagina's tegelijk worden ingevoerd
Wapper met het afdrukmateriaal voordat u het in de lade plaatst.
Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer ook of de geleiders goed
(maar niet te strak) tegen de stapel papier zijn geplaatst.
Controleer of er niet te veel papier in de lade is geplaatst.
Controleer of de lade volledig is geladen. Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt
dat alleen verkrijgbaar is in kleine hoeveelheden, plaatst u het speciale
afdrukmateriaal op ander papier van hetzelfde formaat om de lade volledig te
vullen. (Sommige media worden makkelijker opgenomen als de lade vol is.)
Ga voorzichtig te werk bij het terugplaatsen van (de optionele) lade 2 in het
apparaat. Wanneer u volle laden met te veel kracht in het apparaat plaatst, kunnen
vellen papier in het apparaat terechtkomen. Hierdoor kan het papier vastlopen en
kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd.
Gebruik papier dat voldoet aan de HP-specificaties voor optimale prestaties en
efficiency.
Problemen met de papierinvoer oplossen
181
Problemen met het kopiëren oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Er kwam geen kopie uit
Controleer de voeding
Controleer of het netsnoer goed is verbonden en dat het apparaat aanstaat.
Controleer de status van het apparaat
Mogelijk is het toestel bezig met een andere taak. Controleer het uitleesvenster
van het bedieningspaneel voor informatie over de status van taken. Wacht tot
eventuele andere taken gedaan zijn.
Het apparaat kan zijn vastgelopen. Controleer op papierstoringen. Zie
Storingen verhelpen.
Controleer de lades
Zorg dat er afdrukmateriaal is geplaatst. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
Kopieën zijn blanco
Controleer de lades
Als u kopieert van de ADF, zorg dan dat de originelen correct zijn geplaatst.
Raadpleeg
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen
voor meer informatie.
Als u kopieert van de glasplaat van de scanner, zorg dan dat de ADF leeg is.
Controleer het afdrukmateriaal
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Controleer de instellingen
De contrastinstelling is misschien te licht. Gebruik de knop Kopiëren op het
bedieningspaneel om donkerdere kopieën te maken.
Het verkeerde origineel werd gekopieerd
Controleer de lades
Als u kopieert van de glasplaat van de scanner, zorg dan dat de ADF leeg is.
Hoofdstuk 10
182 Onderhoud en problemen oplossen
Documenten ontbreken of zijn vervaagd
Controleer het afdrukmateriaal
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Controleer de instellingen
De kwaliteitsinstelling Snel (wat kopieën van conceptkwaliteit oplevert) kan
verantwoordelijk zijn voor ontbrekende of vervaagde documenten. Wijzig de
instelling naar Normaal of Beste.
Controleer het origineel
De nauwkeurigheid van de kopie is afhankelijk van de kwaliteit en afmetingen
van het origineel. Pas de helderheid van de kopie in met het menu Kopiëren.
Als het origineel te licht is, kan dit mogelijk in de kopie niet worden
gecompenseerd, zelfs niet als u het contrast aanpast.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond of de achtergrond kan in een andere tint verschijnen.
Het formaat is verkleind
De functie vergroten/verkleinen of een andere kopieerfunctie kan vanaf het
bedieningspaneel zijn ingesteld om de gescande afbeelding te verkleinen.
Controleer de instellingen voor de kopieertaak om zeker te zijn dat ze op normaal
formaat staan.
Mogelijk is de HP beeldbewerkingssoftware zo ingesteld dat de gescande
afbeelding wordt verkleind. Wijzig desgevallend de instellingen. Zie de Help op het
scherm voor meer informatie over de HP-beeldbewerkingssoftware.
De kopieerkwaliteit is slecht
Stappen waarmee u de kopieerkwaliteit kunt verbeteren
Gebruik goede originelen.
Plaats het afdrukmateriaal op de juiste manier. Als het materiaal niet goed is
geladen, kan dit scheef trekken, waardoor de afbeeldingen onduidelijk worden.
Zie
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Gebruik of maak een documenthouder om uw originelen te beschermen.
Controleer het apparaat
Mogelijk is de ADF niet goed dicht.
De glasplaat van de scanner, de binnenkant van de ADI-klep of het venster
van de ADI dienen misschien te worden gereinigd. Zie
Het toestel reinigen
voor meer informatie.
Problemen met het kopiëren oplossen
183
Er verschijnen defecten in de kopieën
Verticale witte of vervaagde strepen
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Te licht of te donker
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
Ongewenste lijnen
De glasplaat van de scanner, de binnenkant van de ADI-klep of het ADI-kader
dienen misschien te worden gereinigd. Zie
Het toestel reinigen voor meer
informatie.
Zwarte punten of vegen
Er zit mogelijk inkt, lijm, correctievloeistof of een ongewenste stof op de glasplaat
van de scanner of de binnenkant van het ADI-deksel. Probeer het probleem te
verhelpen door het apparaat te reinigen. Zie
Het toestel reinigen voor meer
informatie.
Onduidelijke tekst
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te
verbeteren. Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Onvolledige gevulde tekst of afbeeldingen
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
Kopie is verdraaid of scheef
Zorg ervoor dat de ADF-invoerlade niet te vol zit.
Zorg ervoor dat de breedteregelaars stevig tegen de randen van het papier
aanzit.
Grote, zwarte lettertypes zien er vlekkering (niet egaal) uit
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te verbeteren.
Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Horizontale, korrelige of witte banden in de licht- en middelgrijze zones
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te verbeteren.
Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Er verschijnen foutberichten
“Plaats document opnieuw en start taak opnieuw”
Druk op de knop OK en plaats de overige documenten opnieuw (tot maximaal 50
pagina's) in de ADF. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
184 Onderhoud en problemen oplossen
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de inktcartridges
De inktcartridges kunnen leeg geraakt zijn zodat de afdruktaak werd geannuleerd
Vervang de inktcartridges en verzend de afdruktaak vervolgens opnieuw naar het
apparaat. Raadpleeg
De inktcartridges vervangen voor meer informatie.
Scanproblemen oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Opmerking Als u vanaf een computer gaat scannen, raadpleeg dan de Help van
de software voor informatie over het oplossen van problemen.
Scanner reageerde niet
Controleer het origineel
Zorg ervoor dat het origineel goed is geladen. Raadpleeg
Een origineel op de
glasplaat leggen voor meer informatie.
Controleer het apparaat
Het apparaat komt misschien uit PowerSave-modus na een tijd van inactiviteit,
waardoor verwerking wat trager kan starten. Wacht tot het apparaat op KLAAR
staat.
Scannen duurt te lang
Controleer de instellingen
Als de resolutie te hoog is ingesteld, duurt de scantaak langer en zijn de
resulterende bestanden groter. Gebruik voor goede scan- of kopieerresultaten
een resolutie die niet hoger is dan nodig. U kunt de resolutie verlagen om
sneller te kunnen scannen.
Als u een TWAIN-afbeelding ophaalt, kunt u de instellingen wijzigen zodat het
origineel in zwart-wit wordt gescand. Zie de Help op het scherm voor het
TWAIN-programma voor informatie.
Controleer de status van het apparaat
Als u een afdruktaak of kopieertaak hebt verzonden voordat u probeerde te
scannen, start het scannen als de scanner niet bezig is. Bij de afdruk- en
scanprocedures wordt het geheugen echter gedeeld, dus het scannen kan
langzamer gaan.
Scanproblemen oplossen
185
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst
Controleer het origineel
Zorg ervoor dat het origineel goed is geplaatst. Raadpleeg
De originelen
plaatsen voor meer informatie.
Als het document vanaf de ADF is gescand, moet u proberen het document
rechtstreeks van de glasplaat van de scanner te scannen. Raadpleeg
Een
origineel op de glasplaat leggen voor meer informatie.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond. Probeer de instellingen aan te passen voordat u het origineel
gaat scannen of probeer de afbeelding duidelijker te maken nadat het origineel
is gescand.
Controleer de instellingen
Zorg ervoor dat het papierformaat groot genoeg is voor het origineel dat u
probeert te scannen.
Als u HP-beeldbewerkingssoftware gebruikt, is het mogelijk dat de
standaardinstelling van de HP-beeldbewerkingssoftware is ingesteld om
automatisch een andere taak uit te voeren dan degene die u probeert uit te
voeren. Zie de Help op het scherm van de HP-beeldbewerkingssoftware voor
richtlijnen over het wijzigen van de eigenschappen.
Tekst kan niet worden bewerkt
Controleer de instellingen
Zorg ervoor dat de OCR-software is ingesteld op het bewerken van tekst.
Als u het origineel scant, zorg er dan voor dat u een documentsoort selecteert
dat bewerkbare documenten oplevert. Als de tekst werd gecategoriseerd als
afbeelding, wordt deze niet omgezet in tekst.
Het is mogelijk dat het OCR-programma is gekoppeld aan een tekstverwerker
die geen OCR-taken uitvoert. Raadpleeg de Help bij de productsoftware voor
meer informatie over het koppelen van programma's.
Controleer de originelen
Voor OCR moet het origineel in de ADF met de bovenkant naar voor en
voorzijde naar boven worden geplaatst. Zorg ervoor dat het origineel goed is
geplaatst. Raadpleeg
De originelen plaatsen voor meer informatie.
Het is mogelijk dat het OCR-programma tekst met dicht op elkaar staande
letters niet herkent. Als, bijvoorbeeld, in de tekst die door het OCR-programma
is omgezet, tekens ontbreken of zijn gecombineerd, kan rn worden
weergegeven als m.
De nauwkeurigheid van het OCR-programma is afhankelijk van de kwaliteit
van de afbeelding, de tekstafmetingen en de structuur van het origineel en van
de kwaliteit van de scan zelf. Zorg ervoor dat het origineel een kwalitatief
goede afbeelding is.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond. Probeer de instellingen aan te passen voordat u het origineel
gaat scannen of probeer de afbeelding duidelijker te maken nadat het origineel
is gescand. Als u een OCR wilt toepassen op een origineel, wordt gekleurde
tekst op het origineel niet goed of helemaal niet gescand.
Hoofdstuk 10
186 Onderhoud en problemen oplossen
Er verschijnen foutmeldingen
"De TWAIN-bron kan niet worden geactiveerd" of "Er is een fout opgetreden
tijdens het ophalen van de afbeelding"
Als u de afbeelding ophaalt van een ander apparaat, zoals een digitale camera
of een andere scanner, moet het andere apparaat TWAIN-compatibel zijn.
Apparaten die niet TWAIN-compatibel zijn werken niet met de software van het
apparaat.
Zorg ervoor dat de USB-kabel van het apparaat op de juiste poort op de
achterkant van de computer hebt aangesloten.
Controleer of de juiste TWAIN-bron is geselecteerd. Controleer de TWAIN-
bron in de software door Scanner selecteren te kiezen in het menu Bestand.
“Plaats document opnieuw en start taak opnieuw”
Druk op de knop OK en plaats de overige documenten opnieuw (tot maximaal 50
pagina's) in de ADF. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht
Het origineel is een kopie van een foto of afbeelding
Opnieuw afgedrukte foto's, zoals foto's in kranten of tijdschriften, worden afgedrukt
met kleine inktpuntjes die een interpretatie geven van de originele foto. De kwaliteit
van de foto gaat hierbij achteruit. Vaak vormen de inktpunten ongewenste patronen
die kunnen worden gedetecteerd als de afbeelding wordt gescand of afgedrukt of als
de afbeelding op het scherm verschijnt. Als de volgende suggesties het probleem niet
verhelpen, moet u waarschijnlijk een betere versie van het origineel gebruiken.
Om deze patronen te verwijderen, kunt u proberen de afbeelding na het scannen
te verkleinen.
Druk de gescande afbeelding af om te zien of de kwaliteit is verbeterd.
Zorg ervoor dat de instellingen voor resolutie en kleur juist zijn voor het type
scantaak.
Voor de beste resultaten scant u beter met de flatbedscanner dan met de ADF.
Teksten of afbeeldingen aan de achterzijde van een tweezijdig bedrukt
origineel verschijnen op de scan.
Tweezijdige originelen kunnen tekst of afbeeldingen van de achterzijde naar de
scan "lekken" als de originelen op te dun of te transparant papier zijn afgedrukt.
Is de kwaliteit van de afbeelding beter als deze wordt afgedrukt?
De afbeelding die op het scherm verschijnt, is niet altijd een accurate weergave
van de kwaliteit van de scan.
Probeer de instellingen van uw monitor aan te passen zodat meer kleuren (of
grijswaarden) worden weergegeven. Op Windows-computers, wordt deze
aanpassing gewoonlijk uitgevoerd door Beeldscherm te selecteren in het
configuratiescherm.
Probeer de instellingen voor resolutie en kleuren aan te passen.
Scanproblemen oplossen
187
De gescande afbeelding is scheef
Mogelijk is het origineel niet goed geplaatst. Gebruik steeds de papiergeleiders
wanneer u de originelen in de ADF plaatst. Raadpleeg
De originelen plaatsen voor
meer informatie.
De gescande afbeelding vertoont vegen, lijnen en verticale, witte strepen of
andere defecten
Als de glasplaat van de scanner vuil is, heeft de resulterende afbeelding niet
de optimale helderheid. Zie
Het toestel reinigen voor instructies over het
reinigen.
Mogelijk komen de defecten voor op het origineel en werden ze niet
geproduceerd door het scannen.
Afbeeldingen zien er anders uit dan het origineel
De grafische instellingen zijn misschien niet geschikt voor het type scantaak dat u
wilt uitvoeren. Probeer de grafische instellingen aan te passen.
Stappen waarmee u de scankwaliteit kunt verbeteren
Scant met de flatbedscanner in plaats van met de ADF.
Gebruik originelen van goede kwaliteit.
Plaats het afdrukmateriaal op de juiste manier. Als het papier niet goed is
geplaatst, kan dit scheeftrekken, wat onduidelijke afbeeldingen oplevert.
Raadpleeg
De originelen plaatsen voor meer informatie.
Pas de instellingen in de software aan op basis van de manier waarop u de
gescande pagina wilt gebruiken.
Gebruik of maak een documenthouder om uw originelen te beschermen.
Reinig de glasplaat van de scanner. Zie
De glasplaat van de scanner reinigen
voor meer informatie.
Er verschijnen defecten in de scans
Blanco pagina's
Mogelijk is het origineel ondersteboven geladen. Zorg ervoor dat het origineel
goed is geplaatst. Raadpleeg
De originelen plaatsen voor meer informatie.
Als u blanco pagina's produceert bij het scannen vanaf de flatbedscanner, zorg
er dan voor dat het originele document correct is geplaatst. Plaats het originele
document met de voorkant naar beneden op de flatbedscanner en met de
linkerbovenhoek van het document in de rechterbenedenhoek van de glasplaat
van de scanner. Zorg er ook voor dat de ADF leeg is.
Te licht of te donker
Probeer de instellingen aan te passen. Zorg ervoor dat u de juiste instellingen
gebruikt voor resolutie en kleuren.
De originele afbeelding kan zeer licht of donker zijn, of kan op gekleurd papier
gedrukt zijn.
Ongewenste lijnen
Er zit mogelijk inkt, lijm of correctievloeistof op de glasplaat van de scanner.
Probeer het probleem te verhelpen door de glasplaat van de scanner te reinigen.
Zie
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
188 Onderhoud en problemen oplossen
Zwarte punten of vegen
Er zit mogelijk inkt, lijm, correctievloeistof of een ongewenste stof op de
glasplaat van de scanner, het kan vuil of gekrast zijn of de binnenkant van het
ADI-deksel kan vuil zijn. Probeer het probleem te verhelpen door de glasplaat
van de scanner en de binnenkant van het deksel te reinigen. Zie
Het toestel
reinigen voor meer informatie. Als reinigen het probleem niet oplost, is het
mogelijk dat de glasplaat van de scanner of de binnenkant van het ADI-deksel
moeten worden vervangen.
Mogelijk komen de defecten voor op het origineel en werden ze niet
geproduceerd door het scannen.
Onduidelijke tekst
Probeer de instellingen aan te passen. Zorg ervoor dat de instellingen voor
resolutie en kleuren correct zijn.
Formaat is kleiner geworden
Mogelijk is de HP-software zo ingesteld dat de gescande afbeelding wordt
verkleind. Raadpleeg de Help bij de productsoftware voor meer informatie over het
wijzigen van de instellingen.
Kan niet naar de netwerkmap scannen (snelkeuze digitaal archief)
Opmerking De functie Snelkeuze digitaal archief ondersteunt het Windows
Active Directory niet.
Het apparaat is niet correct op het netwerk geïnstalleerd
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is geïnstalleerd en verbonden is op
het netwerk. PING het apparaat en controleer of het reageert.
De netwerkmap is niet correct geïnstalleerd
Controleer of de map op de server is aangemaakt. Zie de
gebruikersdocumentatie bij uw besturingssysteem voor meer informatie.
Controleer of de naam van de map alleen gebruikmaakt van de letters A tot Z
(gewone of hoofdletter) en de getallen 1 tot 9.
Sommige leestekens worden ook ondersteund. Gebruik echter geen speciale
tekens of accenten in de naam van de map.
Controleer of de map wordt gedeeld en dat gebruikers de map zowel kunnen
lezen als ernaar schrijven. Zie de gebruikersdocumentatie bij uw
besturingssysteem voor meer informatie.
Controleer of de naam van de map in de correcte vorm is ingevoerd in de
geïntegreerde webserver en dat de gebruikersnaam en het wachtwoord correct
zijn ingevoerd. Zie de informatie in de EWS voor meer informatie.
De schijf is vol
Controleer of er nog voldoende schuifruimte beschikbaar is op de server met de
map.
Het apparaat kan geen unieke bestandsnaam aanmaken met het toegewezen
voor- en achtervoegsel
Het apparaat kan 9.999 bestanden aanmaken met hetzelfde voor- en
achtervoegsel. Wijzig het voorvoegsel als u veel bestanden naar een folder hebt
gescand.
Scanproblemen oplossen
189
Het voorvoegsel van de bestandsnaam is niet correct
Controleer of het voorvoegsel van de map- en bestandsnaam alleen gebruikmaakt
van de letters A tot Z (gewone of hoofdletter) en de getallen 1 tot 9. Gebruik echter
geen speciale tekens of accenten in de naam van de map. Als niet-ondersteunde
tekens worden gebruikt in de voorvoegsels van bestandsnamen, verschijnen die
niet correct als het bestand wordt aangemaakt.
De naam van de server kan niet worden omgezet
Verzending naar de netwerkmap lukt niet als de naam van de server die bij de
installatie werd opgegeven niet naar een specifiek IP-adres kan worden omgezet.
Let bij het installeren van het direct digitaal archief goed op het volgende:
Probeer uitsluitend volwaardige DNS-namen te gebruiken.
Zorg ervoor dat de DNS-server correct op het apparaat is geïnstalleerd.
Tip Als u onlangs de DNS-instellingen hebt gewijzigd, zet de all-in-one
vervolgens uit en aan.
Faxproblemen oplossen
Dit gedeelte bevat informatie over het oplossen van installatieproblemen met de fax
van het apparaat. Als het apparaat niet correct is geïnstalleerd om te faxen, ondervindt
u mogelijk problemen tijdens het verzenden of ontvangen van faxen.
Als er problemen met de fax optreden, kunt u een faxtestrapport afdrukken, zodat u de
status van het apparaat kunt controleren. Als het apparaat niet correct is geïnstalleerd
om te faxen, zal de test niet lukken. Voer deze test uit nadat u het apparaat hebt
geïnstalleerd om te faxen. Raadpleeg
Installatie testfax voor meer informatie.
Als de test is mislukt, bekijkt u het rapport voor informatie over het oplossen van de
aangetroffen problemen. Raadpleeg
De faxtest is mislukt voor meer informatie.
De faxtest is mislukt
Controleer het rapport voor basisinformatie over de fout als een uitgevoerde faxtest is
mislukt. Als u gedetailleerde informatie nodig hebt, controleert u eerst in het
testrapport welk onderdeel van de test is mislukt en raadpleegt u vervolgens in dit
gedeelte het desbetreffende onderwerp met mogelijke oplossingen.
De faxhardwaretest is mislukt
Het testen van de verbinding van de fax met een actieve telefoonaansluiting is
mislukt
Het testen van de verbinding van het telefoonsnoer met de juiste poort op de fax is
mislukt
Het testen van het juiste soort telefoonsnoer met de fax mislukt
De kiestoondetectietest is mislukt
De faxlijnconditietest is mislukt
Hoofdstuk 10
190 Onderhoud en problemen oplossen
De faxhardwaretest is mislukt
Oplossing:
Schakel het apparaat uit met behulp van de knop Aan/uit op het
bedieningspaneel en trek vervolgens het netsnoer uit de achterkant van het
apparaat. Steek het netsnoer na enkele seconden weer in en schakel het
apparaat in. Voer de test nogmaals uit. Als de test opnieuw mislukt, zoekt u
verder in de informatie over het oplossen van problemen in dit gedeelte.
Probeer een fax te verzenden of te ontvangen. Als dit lukt, is er waarschijnlijk
niets aan de hand.
Als u de test vanuit de wizard Faxinstallatie (Windows) of HP Stel fax in
(Mac OS) uitvoert, controleert u of het apparaat niet met een andere taak bezig
is, zoals het ontvangen van een fax of het maken van een kopie. Controleer of
op het uitleesvenster wordt gemeld dat het apparaat bezig is. Als het apparaat
bezig is, wacht u totdat de taak gedaan is en voert u de test opnieuw uit.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Faxhardwaretest blijft mislukken en er problemen zijn met het faxen, neemt u
contact op met HP-ondersteuning. Ga naar
www.hp.com/support. Kies
desgevraagd uw land/regio en klik op Contact HP (Neem contact op met HP-
ondersteuning) als u contact wilt opnemen met de technische ondersteuning.
Het testen van de verbinding van de fax met een actieve telefoonaansluiting is
mislukt
Oplossing:
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Faxproblemen oplossen
191
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat. Zie
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij
sommige modellen) voor meer informatie over het instellen van het apparaat
voor faxen.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij en verzoekt u hen de lijn te controleren.
Probeer een fax te verzenden of te ontvangen. Als dit lukt, is er waarschijnlijk
niets aan de hand.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen.
Het testen van de verbinding van het telefoonsnoer met de juiste poort op de fax
is mislukt
Oplossing: Steek het telefoonsnoer in de juiste poort.
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u de 2-EXT-poort verbindt met de wandcontactdoos, kunt
u geen faxen verzenden of ontvangen. U kunt de 2-EXT-poort alleen
verbinden met andere apparatuur, zoals een antwoordapparaat of telefoon.
Hoofdstuk 10
192 Onderhoud en problemen oplossen
Afbeelding 10-1 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
2. Nadat u het telefoonsnoer hebt verbonden met de 1-LINE-poort, voert u de
faxtest nogmaals uit om te controleren of het apparaat klaar is om te faxen.
3. Probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Het testen van het juiste soort telefoonsnoer met de fax mislukt
Oplossing:
Controleer of u het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd hebt
verbonden met de telefoonaansluiting. Het ene uiteinde van het telefoonsnoer
moet worden verbonden met de poort 1-LINE op de achterkant van het
Faxproblemen oplossen
193
apparaat en het andere uiteinde met de telefoonaansluiting, zoals hieronder
aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang genoeg is, kunt
u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt een dergelijke
verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die telefoonaccessoires
verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig. Hiervoor kunt u
een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Hoofdstuk 10
194 Onderhoud en problemen oplossen
De kiestoondetectietest is mislukt
Oplossing:
De test mislukt mogelijk door de aanwezigheid van andere apparatuur die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het apparaat. U kunt vaststellen of
het probleem door andere apparatuur wordt veroorzaakt door alle andere
apparaten los te koppelen van de telefoonlijn en de test opnieuw uit te voeren.
Als de Kiestoondetectie wel slaagt als de andere apparatuur is losgekoppeld,
wordt het probleem veroorzaakt door een of meer onderdelen van deze
apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en voer elke keer een test
uit, totdat u weet welk onderdeel het probleem veroorzaakt.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij en verzoekt u hen de lijn te controleren.
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Als het telefoonsysteem geen standaardkiestoon gebruikt, zoals bij sommige
telefooncentrales, kan dit tot gevolg hebben dat de test mislukt. Er zullen geen
problemen optreden bij het verzenden of ontvangen van faxen. Probeer een
testfax te verzenden of ontvangen.
Controleer of de instelling voor land/regio op de juiste wijze is ingesteld voor
uw land/regio. Als de instelling voor land/regio niet of niet goed is ingesteld,
kan de test mislukken en zult u mogelijk problemen hebben met het verzenden
en ontvangen van faxen.
U moet het apparaat verbinden met een analoge telefoonlijn voordat u faxen
kunt verzenden of ontvangen. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal
is, verbindt u een gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een
kiestoon te horen is. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn
mogelijk geïnstalleerd voor digitale telefoons. Verbind het apparaat met een
analoge telefoonlijn en probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Kiestoondetectietest blijft mislukken, neemt u contact op met uw telefoonbedrijf
en vraagt u hen de telefoonlijn te controleren.
Faxproblemen oplossen
195
De faxlijnconditietest is mislukt
Oplossing:
U moet het apparaat verbinden met een analoge telefoonlijn voordat u faxen
kunt verzenden of ontvangen. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal
is, verbindt u een gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een
kiestoon te horen is. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn
mogelijk geïnstalleerd voor digitale telefoons. Verbind het apparaat met een
analoge telefoonlijn en probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
De test mislukt mogelijk door de aanwezigheid van andere apparatuur die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het apparaat. U kunt vaststellen of
het probleem door andere apparatuur wordt veroorzaakt door alle andere
apparaten los te koppelen van de telefoonlijn en de test opnieuw uit te voeren.
Als de Faxllijnconditietest wel slaagt als de andere apparatuur is
losgekoppeld, wordt het probleem veroorzaakt door een of meer
onderdelen van deze apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en
voer elke keer een test uit, totdat u weet welk onderdeel het probleem
veroorzaakt.
Als de Faxllijnconditietest niet slaagt als de andere apparatuur is
losgekoppeld, verbindt u het apparaat met een werkende telefoonlijn en
zoekt u verder in de informatie over het oplossen van problemen in dit deel.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Faxlijnconditietest blijft mislukken en er problemen blijven met faxen, neemt u
contact op met uw telefoonbedrijf en vraagt u hen de telefoonlijn te controleren.
Op het scherm wordt altijd Telefoon van haak weergegeven
Oplossing: U gebruikt het verkeerde soort telefoonsnoer. Zorg dat u het
telefoonsnoer gebruikt dat bij het apparaat werd geleverd om het apparaat te
verbinden met de telefoonlijn. Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is
Hoofdstuk 10
196 Onderhoud en problemen oplossen
geleverd niet lang genoeg is, kunt u een verdeelstekker gebruiken en het snoer
verlengen. U kunt een dergelijke verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die
telefoonaccessoires verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig.
Hiervoor kunt u een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Oplossing: Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde
telefoonlijn als het apparaat. Controleer of telefoontoestellen (telefoons op
dezelfde telefoonlijn, maar die niet zijn verbonden met het apparaat) of andere
apparatuur niet in gebruik zijn en of de telefoon niet van de haak is. U kunt het
apparaat bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als een telefoon die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u de
computermodem gebruikt om te e-mailen of te surfen op internet.
Het apparaat heeft problemen met het verzenden en ontvangen van faxen
Oplossing: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Bekijk het scherm van het
apparaat. Als het scherm leeg is en het Aan/uit-lampje niet brandt, is het apparaat
uitgeschakeld. Zorg dat het netsnoer goed met het apparaat is verbonden en in
een stopcontact is gestoken. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat in te
schakelen.
Nadat u het apparaat hebt aangezet, raadt HP u aan vijf minuten te wachten
voordat u een fax verzendt of ontvangt. Het apparaat kan geen faxen verzenden of
ontvangen tijdens het initialisatieproces dat wordt uitgevoerd wanneer het
apparaat wordt aangezet.
Oplossing:
Controleer of u het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd hebt
verbonden met de telefoonaansluiting. Het ene uiteinde van het telefoonsnoer
moet worden verbonden met de poort 1-LINE op de achterkant van het
Faxproblemen oplossen
197
apparaat en het andere uiteinde met de telefoonaansluiting, zoals hieronder
aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang genoeg is, kunt
u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt een dergelijke
verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die telefoonaccessoires
verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig. Hiervoor kunt u
een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij voor service.
Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als
het apparaat. U kunt het apparaat bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als
een telefoon die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u
de computermodem gebruikt om te e-mailen of te surfen op internet.
Controleer of de fout wordt veroorzaakt door een ander proces. Controleer of
op het display of op de computer een foutmelding wordt weergegeven met
informatie over het probleem en de manier waarop u het kunt oplossen. Als er
sprake is van een fout, kan het apparaat pas faxberichten verzenden of
ontvangen wanneer de fout is opgelost.
Mogelijk zit er ruis op de telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte
geluidskwaliteit (ruis) kunnen faxproblemen veroorzaken. Controleer de
geluidskwaliteit van de telefoonlijn door een telefoontoestel op een
telefoonaansluiting aan te sluiten en vervolgens te luisteren of er sprake is van
storingen of andere ruis. Schakel als u ruis hoort de Foutcorrectiemodus
(ECM) uit en probeer nogmaals te faxen. Zie de Help op het scherm voor meer
informatie over het wijzigen van ECM. Als het probleem zich blijft voordoen,
neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij.
Als u een digitale telefoonaansluiting (DSL-service) gebruikt, moet u een DSL-
filter gebruiken om te kunnen faxen. Raadpleeg
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL voor meer informatie.
Hoofdstuk 10
198 Onderhoud en problemen oplossen
Mogelijk is het apparaat verbonden met een telefoonaansluiting voor digitale
telefoons. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal is, verbindt u een
gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een kiestoon te horen is.
Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn mogelijk geïnstalleerd
voor digitale telefoons.
Als u een telefooncentrale (PBX) of ISDN gebruikt, controleert u of het
apparaat is aangesloten op de juiste poort en indien mogelijk of de
terminaladapter goed is afgestemd op uw land/regio. Raadpleeg
Situatie C:
Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn voor
meer informatie.
Als het apparaat dezelfde telefoonlijn deelt met een DSL-service, is de DSL-
modem mogelijk niet correct geaard. Dit kan ruis veroorzaken op de
telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen
faxproblemen veroorzaken. U kunt de geluidskwaliteit van de telefoonlijn
controleren door een telefoontoestel met een telefoonaansluiting op de wand
te verbinden en de lijn te controleren op storingen of ruis. Als u storingen of
ruis hoort, schakelt u de DSL-modem uit en laat u de stekker gedurende
minstens 15 minuten uit het stopcontact. Schakel de DSL-modem vervolgens
opnieuw in en luister opnieuw naar de kiestoon.
Opmerking Mogelijk zult u ook in de toekomst ruis op de telefoonlijn
horen. Herhaal het proces als het apparaat geen faxen meer verzendt en
ontvangt.
Als er nog steeds veel ruis op de lijn is, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij. Neem contact op met de DSL-aanbieder voor informatie
over het uitschakelen van de DSL-modem.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Het apparaat heeft problemen met het verzenden van een handmatige fax
Oplossing:
Opmerking Deze mogelijke oplossing geldt alleen voor landen/regio's waar
een tweeaderig telefoonsnoer wordt meegeleverd in de verpakking met het
apparaat: Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Chili, China, Colombia,
Griekenland, India, Indonesië, Ierland, Japan, Korea, Latijns-Amerika, Maleisië,
Mexico, Filippijnen, Polen, Portugal, Rusland, Saoedi-Arabië, Singapore,
Spanje, Taiwan, Thailand, V.S., Venezuela en Vietnam.
Zorg dat de telefoon waarmee u de faxverbinding tot stand brengt rechtstreeks
met het apparaat is verbonden. Als u handmatig een fax wilt verzenden, moet
Faxproblemen oplossen
199
de telefoon rechtstreeks zijn verbonden zijn met de poort 2-EXT op het
apparaat, zoals hieronder aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
3 Telefoon
Als u een fax handmatig verzendt vanaf een telefoon die rechtstreeks is
verbonden met het apparaat, moet u de fax verzenden via het toetsenblok op
de telefoon. U kunt niet gebruikmaken van het bedieningspaneel op het
apparaat.
Opmerking Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, moet u de
telefoon direct met de kabel op het apparaat aansluiten met de seriestekker.
Het apparaat kan geen faxen ontvangen maar wel verzenden
Oplossing:
Als u geen service voor specifieke belsignalen gebruikt, moet u ervoor zorgen
dat de optie Specifiek belsignaal op het apparaat is ingesteld op Alle
beltonen. Raadpleeg
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen
wijzigen voor meer informatie.
Als Automatisch antwoorden in ingesteld op Off (Uitschakelen), zult u faxen
handmatig moeten ontvangen, ander zal het apparaat de fax niet ontvangen.
Zie
Een fax handmatig ontvangen voor informatie over het handmatig
ontvangen van faxberichten.
Als u een voicemailservice gebruikt op het telefoonnummer waarop u ook
faxberichten ontvangt, kunt u de faxberichten alleen handmatig en niet
automatisch ontvangen. Dit betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Raadpleeg
Situatie F:
Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail voor informatie over het instellen van
het apparaat als u een voicemailservice gebruikt. Zie
Een fax handmatig
ontvangen voor informatie over het handmatig ontvangen van faxberichten.
Hoofdstuk 10
200 Onderhoud en problemen oplossen
Als u een computermodem gebruikt op dezelfde telefoonlijn als het apparaat,
moet u controleren of de software van de modem niet is ingesteld op het
automatisch ontvangen van faxen. Als de modemsoftware is ingesteld op het
automatisch ontvangen van faxen, wordt de telefoonlijn automatisch
overgenomen. In dat geval worden alle faxen door de modem ontvangen,
zodat het apparaat geen faxoproepen kan ontvangen.
Als u naast het apparaat een antwoordapparaat gebruikt op dezelfde
telefoonlijn, kan een van de volgende problemen zich voordoen:
Het antwoordapparaat is mogelijk niet correct geïnstalleerd voor het
apparaat.
Het bericht dat is ingesproken op het antwoordapparaat, kan te lang of te
luid zijn, waardoor het apparaat geen faxtonen kan detecteren en het
verzendende faxapparaat de verbinding verbreekt.
Mogelijk is de pauze na het ingesproken bericht te kort waardoor het
apparaat geen faxtonen kan detecteren. Dit probleem komt het vaakst voor
bij digitale antwoordapparaten.
De volgende handelingen kunnen helpen bij het oplossen van deze problemen:
Als het antwoordapparaat en de fax gebruikmaken van dezelfde
telefoonlijn, kunt u proberen om het antwoordapparaat rechtstreeks met het
apparaat te verbinden, zoals is beschreven in
Situatie I: Gedeelde lijn voor
gesprekken/fax met antwoordapparaat.
Zorg dat het apparaat is ingesteld om faxen automatisch te ontvangen.
Raadpleeg
Een fax ontvangen voor meer informatie over het instellen van
het apparaat voor het automatisch ontvangen van faxen.
Controleer of de instelling Hoe vaak overgaan de telefoon is ingesteld op
een groter aantal beltonen dan het antwoordapparaat. Raadpleeg
Het
aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen voor meer informatie.
Koppel het antwoordapparaat los en probeer vervolgens een faxbericht te
ontvangen. Als u kunt faxen zonder het antwoordapparaat, ligt het
probleem mogelijk bij het antwoordapparaat.
Verbind het antwoordapparaat opnieuw en spreek het bericht opnieuw in.
Neem een bericht op van ongeveer tien seconden. Spreek bij het opnemen
van het bericht in een rustig tempo en met een niet te hard volume. Laat
ten minste vijf seconden stilte na het einde van het gesproken bericht. Laat
geen achtergrondgeluid toe tijdens het opnemen van deze stilte. Probeer
opnieuw een fax te ontvangen.
Opmerking Sommige digitale antwoordapparaten nemen de
opgenomen stilte aan het eind van uw uitgaande bericht niet op. Speel
uw uitgaande bericht af om dit te controleren.
Faxproblemen oplossen
201
Als het apparaat de telefoonlijn deelt met andere telefoonapparatuur, zoals
een antwoordapparaat, een computermodem of een schakelkast met
meerdere poorten, is het faxsignaal mogelijk minder sterk. Het faxsignaal kan
ook minder sterk zijn als u een splitter gebruikt of extra snoeren verbindt om
het bereik van de telefoon te vergroten. Een zwakker faxsignaal kan
problemen met de ontvangst van faxen veroorzaken.
Koppel alles behalve het apparaat los van de telefoonlijn en voer de test
nogmaals uit. Zo kunt u controleren of het probleem wordt veroorzaakt door
andere apparatuur. Als het wel lukt om faxen te ontvangen zonder de andere
apparatuur, wordt het probleem veroorzaakt door een of meer onderdelen van
die andere apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en probeer
telkens een fax te ontvangen, totdat u weet welke apparatuur het probleem
veroorzaakt.
Als aan uw faxnummer een speciaal belsignaal is toegewezen (via de service
voor specifieke belsignalen van uw telefoonmaatschappij), moet u ervoor
zorgen dat de instelling voor Specifiek belsignaal op het apparaat
overeenkomt. Raadpleeg
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen
wijzigen voor meer informatie.
Het apparaat kan geen faxen verzenden maar wel ontvangen
Oplossing:
Het apparaat kiest te snel of te vroeg. Mogelijk moet u pauzes invoegen in de
nummerreeks. Als u bijvoorbeeld een buitenlijn moet kiezen voordat u het
telefoonnummer kiest, voegt u een pauze in na het toegangsnummer. Als uw
nummer 95555555 is en u met een 9 toegang krijgt tot een buitenlijn, moet u
mogelijk als volgt pauzes invoegen: 9-555-5555. Druk op Opnieuw kiezen/
pauze als u een pauze wilt invoegen in het faxnummer, of druk meerdere
keren op de toets Spatie (#) tot er een streepje (-) op het display verschijnt.
U kunt ook faxen verzenden via handsfree kiezen. Hierdoor kunt u de
telefoonlijn horen terwijl u een nummer kiest. U kunt de kiessnelheid zelf
bepalen en reageren op kiestonen terwijl u een nummer kiest. Raadpleeg
Een
fax verzenden met handsfree kiezen voor meer informatie.
Het nummer dat u hebt ingevoerd bij het verzenden van de fax heeft niet de
juiste indeling of er zijn problemen met het faxapparaat dat de fax moet
ontvangen. U kunt dit controleren door het desbetreffende faxnummer te bellen
met een gewone telefoon en te luisteren of u ook faxtonen hoort. Als u geen
faxtonen hoort, is het ontvangende faxapparaat mogelijk niet ingeschakeld of
niet aangesloten of stoort een voicemailservice de communicatie via de
telefoonlijn van de ontvanger. U kunt ook de ontvanger vragen om na te gaan
of er misschien problemen zijn met het ontvangende faxapparaat.
Hoofdstuk 10
202 Onderhoud en problemen oplossen
Er worden faxtonen opgenomen op mijn antwoordapparaat
Oplossing:
Als het antwoordapparaat en de fax gebruikmaken van dezelfde telefoonlijn,
kunt u proberen om het antwoordapparaat rechtstreeks met het apparaat te
verbinden, zoals is beschreven in
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax
met antwoordapparaat. Als u het antwoordapparaat niet op de aanbevolen
manier verbindt, is het mogelijk dat het antwoordapparaat faxtonen opneemt.
Zorg ervoor dat het apparaat is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen en dat de instelling voor Hoe vaak overgaan juist is. Het aantal beltonen
dat u instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal
belsignalen voordat het antwoordapparaat opneemt. Als het antwoordapparaat
en het apparaat zijn ingesteld op hetzelfde aantal beltonen voordat wordt
opgenomen, zullen beide apparaten de oproep beantwoorden en worden
faxtonen opgenomen op het antwoordapparaat.
Stel het antwoordapparaat in op een klein aantal beltonen en het apparaat op
het hoogste aantal beltonen dat is toegestaan. (Het maximale aantal
belsignalen varieert per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het
antwoordapparaat de oproep en bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat
faxsignalen detecteert, zal het apparaat de fax ontvangen. Als de oproep een
gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het binnenkomende bericht
opnemen. Raadpleeg
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen
instellen voor meer informatie.
Het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd is niet lang genoeg
Oplossing: Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang
genoeg is, kunt u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt
een dergelijke verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die
telefoonaccessoires verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig.
Hiervoor kunt u een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Tip Als het apparaat is geleverd met een tweeaderige telefoonsnoeradapter,
kunt u een vieraderig telefoonsnoer gebruiken als u het snoer wilt verlengen.
Zie de meegeleverde documentatie voor informatie over het gebruik van de
adapter voor het tweeaderige telefoonsnoer.
Het telefoonsnoer verlengen
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen het verbindingsstuk en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
2. Verbind een ander telefoonsnoer met de open poort op het verbindingsstuk en
de telefoonaansluiting, zoals hieronder wordt weergegeven.
Faxproblemen oplossen
203
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Opmerking Als u vanaf een computer met een geheugenkaart gaat werken,
raadpleegt u de Help bij de software voor informatie over het oplossen van
problemen.
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen
Controleer de geheugenkaart
Zorg ervoor dat het een ondersteund soort geheugenkaart is. Voor Compact
Flash II - alleen solid state. Raadpleeg
Een geheugenkaart plaatsen voor meer
informatie.
Sommige geheugenkaarten hebben een schakelaar waarmee u kunt
controleren hoe de kaart wordt gebruikt. Zorg ervoor dat de schakelaar zo
staat dat de geheugenkaart kan worden gelezen.
Inspecteer het uiteinde van de geheugenkaart op vuil of materiaal dat een
gaatje vult of de metalen contactpunten beschadigt. Reinig de contactpunten
met een pluisvrije doek en een beetje isopropylalcohol.
Ga na of de geheugenkaart goed werkt door ze te testen op andere apparaten.
Controleer de sleuf van de geheugenkaart
Zorg ervoor dat de geheugenkaart helemaal in de juiste sleuf wordt gestoken.
Raadpleeg
Een geheugenkaart plaatsen voor meer informatie.
Verwijder de geheugenkaart (als het lichtje niet brandt) en kijk met een
zaklamp in de lege sleuf. Kijk of er binnenin geen kleine pinnetjes zijn
omgebogen. Als de computer uitstaat kunt u de pinnetjes rechtzetten met de
tip van een dunne, ingetrokken balpen. Als een pinnetje zodanig scheef staat
dat het een ander pinnetje raakt, vervang de geheugenkaartlezer dan of laat
het herstellen. Raadpleeg
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Zorg ervoor dat er tegelijk altijd maar een geheugenkaart in de gleuven steekt.
Een foutmelding verschijnt op het bedieningspaneel als er meer dan één
geheugenkaart wordt ingestoken.
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart
Controleer de geheugenkaart
De geheugenkaart kan beschadigd zijn.
De foto's kunnen in een niet-ondersteunde indeling zijn opgeslagen. Een
foutmelding verschijnt op het bedieningspaneel als de indeling niet wordt herkend.
Gebruik de procedure om foto's af te drukken vanaf het bedieningspaneel.
Mogelijk worden hier meer indelingen herkend. Raadpleeg
Foto's afdrukken vanaf
het bedieningspaneel voor meer informatie. Als het apparaat is verbonden met
een computer, kunt u de foto's van de geheugenkaart op uw computer bewaren en
ze daar afdrukken met een softwareprogramma.
Hoofdstuk 10
204 Onderhoud en problemen oplossen
Sommige foto's op de geheugenkaart worden niet afgedrukt, zodat de afdruktaak
wordt geannuleerd.
Controleer de fotobestanden
Druk een voorbeeldvel af en let op welke foto's beschadigd zijn. Installeer de
afdruktaak zo dat de beschadigde foto's er niet bijhoren. Raadpleeg
Foto's afdrukken
met behulp van een voorbeeldvel voor meer informatie.
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de inktcartridges
De inktcartridges kunnen leeg geraakt zijn zodat de afdruktaak werd geannuleerd
Vervang de inktcartridges en verzend de afdruktaak vervolgens opnieuw naar het
apparaat. Raadpleeg
De inktcartridges vervangen voor meer informatie.
Problemen met het apparaatbeheer oplossen
In dit hoofdstuk vindt u oplossingen voor veelvoorkomende problemen die te maken
hebben met het beheer van het apparaat. Dit gedeelte bevat het volgende onderwerp:
De geïntegreerde webserver kan niet worden geopend
De geïntegreerde webserver kan niet worden geopend
Controleer de instellingen van het netwerk
Controleer of u niet een telefoonsnoer of een cross-kabel hebt gebruikt om het
apparaat aan te sluiten op het netwerk. Zie
Het apparaat configureren (Windows)
of
Het apparaat configureren (Mac OS) voor meer informatie.
Controleer of de netwerkkabel goed is verbonden met het apparaat.
Controleer of de hub, switch of router van het netwerk is ingeschakeld en
functioneert.
Controleer de computer
Controleer of de computer die u gebruikt is aangesloten op het netwerk.
Controleer de webbrowser
Controleer of de webbrowser voldoet aan de minimale systeemvereisten. Raadpleeg
Systeemvereisten voor meer informatie.
Problemen met het apparaatbeheer oplossen 205
Controleer het IP-adres van het apparaat
Om het IP-adres van het apparaat vanaf het bedieningspaneel te controleren
(alleen voor modellen met kleurenscherm), drukt u op de knop Installatie,
selecteert Netwerk, Netwerkinstellingen bekijken en selecteert vervolgens
Overzicht vaste verbinding weergeven of Overzicht draadloze verbinding
weergeven.
Bij apparaten met een uitleesvenster met twee regels, moet de gebruiker het IP-
adres verkrijgen door een netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Selecteer de
knop Installatie, selecteer Netwerk, selecteer Netwerkinstellingen en selecteer
vervolgens Netwerkconfiguratiepagina afdrukken.
Ping het apparaat met het IP-adres vanaf de commandolijn.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u bij de MS-DOS-prompt:
C:\Ping 123.123.123.123
Als er een antwoord verschijnt, is het IP-adres juist. Als er een time out-antwoord
verschijnt, is het IP-adres onjuist.
Installatieproblemen oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Suggesties voor hardware-installatie
Suggesties voor software-installatie
Problemen met de uitlijnpagina
Problemen met software-installatie oplossen
Netwerkproblemen oplossen
Problemen met draadloze verbindingen oplossen
Suggesties voor hardware-installatie
Controleer het apparaat
Controleer of alle kleefband en materiaal aan de buiten- en binnenkant van het
apparaat zijn verwijderd.
Zorg dat er papier in het apparaat is geladen.
Controleer of er buiten het statuslampje Klaar, dat zou moeten branden, geen
andere lichtjes branden of flikkeren. Als het waarschuwingslampje flikkert,
controleert u of er een bericht verschijnt op het bedieningspaneel.
Controleer of het apparaat een diagnostische zelftestpagina kan afdrukken.
Controleer de hardwareverbindingen
Controleer of alle gebruikte snoeren en kabels in goede staat verkeren.
Controleer of het netsnoer stevig met het apparaat en met een werkend
stopcontact is verbonden.
Zorg ervoor dat het telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort.
Hoofdstuk 10
206 Onderhoud en problemen oplossen
Controleer de printkoppen en inktpatronen
Controleer of de oranje dopjes van de printkoppen zijn verwijderd.
Controleer of alle printkoppen en inktcartridges goed vastzitten in de juiste met
kleuren gecodeerde sleuven. Druk de printkoppen en inktpatronen goed op hun
plaats. Het apparaat werkt niet als die niet zijn geïnstalleerd.
Controleer of de printkopvergrendeling goed is gesloten.
Als er op het scherm een foutbericht over de printkoppen verschijnt, reinig dan de
contactpunten op de printkoppen.
Suggesties voor software-installatie
Controleer het computersysteem
Zorg ervoor dat de computer op een ondersteund besturingssysteem werkt.
Controleer of de computer minstens voldoet aan de minimale systeemvereisten.
Controleer of aan de installatievereisten wordt voldaan
Zorg ervoor dat u de installatie-cd met de juiste installatiesoftware voor uw
besturingssysteem gebruikt.
Zorg ervoor dat u alle andere programma's afsluit voordat u de software installeert.
Als het pad naar het cd-station niet wordt herkend, controleert u of u de juiste
stationsaanduiding hebt opgegeven.
Als uw computer de installatie-cd in het cd-station niet herkent, controleert u of de
cd is beschadigd. De driver van het apparaat kan worden gedownload van de
website van HP (
www.hp.com/support).
Problemen met de uitlijnpagina
Controleer het apparaat op het volgende:
Het Aan/uit-lampje brandt zonder te knipperen. Wanneer het apparaat voor het
eerst wordt ingeschakeld, duurt het opwarmen ongeveer 45 seconden.
Het apparaat staat in de status Klaar en er branden of flikkeren geen andere
lichtjes op het bedieningspaneel. Als er lichtjes branden of flikkeren, lees dan het
bericht op het bedieningspaneel.
Controleer of het netsnoer en andere kabels functioneren en goed op het apparaat
zijn aangesloten.
Alle verpakkingstape en -materialen moeten van het apparaat zijn verwijderd.
Het achterpaneel en de duplexeenheid moeten stevig op hun plaats zitten.
Afdrukmateriaal moet goed in de lade zijn geplaatst en niet in het apparaat zijn
vastgelopen.
Controleer of de oranje beschermkapjes van alle printkoppen zijn verwijderd.
Printkoppen en inktpatronen moeten goed geplaatst zijn in de juiste met kleuren
gecodeerde sleuven. Druk de printkoppen en inktpatronen goed op hun plaats.
De printkopvergrendeling en alle kleppen moeten gesloten zijn.
Installatieproblemen oplossen
207
Problemen met software-installatie oplossen
Controleer of doe het volgende:
Controleer of de computer voldoet aan de systeemvereisten.
Voordat u software op een computer met Windows installeert, moeten alle andere
programma’s zijn afgesloten.
Als het pad naar het cd-rom-station niet wordt herkend, controleert u of u de juiste
stationsaanduiding hebt opgegeven.
Als uw computer de cd in het cd-station niet herkent, controleert u of de cd is
beschadigd. De driver van het apparaat kan worden gedownload van de website
van HP (
www.hp.com/support).
Zorg ervoor dat de USB-drivers niet zijn uitgeschakeld in het apparaatbeheer in
Windows.
Als u een computer met Windows gebruikt en de computer het apparaat niet kan
vinden, voert u het hulpprogramma voor het verwijderen van software uit (util\ccc
\uninstall.bat op de installatie-cd). Hiermee verwijdert u de driver van het apparaat
volledig. Start de computer opnieuw op en installeer de driver van het apparaat
opnieuw.
Netwerkproblemen oplossen
Opmerking Als u een van de volgende maatregelen hebt getroffen, moet u het
installatieprogramma opnieuw uitvoeren.
Algemene netwerkproblemen oplossen
Als u de software van het apparaat niet kunt installeren, moet u het volgende
controleren:
Alle kabelverbindingen tussen de computer en het apparaat moeten in orde zijn.
Het netwerk functioneert en de netwerkhub is ingeschakeld.
Alle toepassingen moeten zijn afgesloten of uitgeschakeld voor computers met
Windows, inclusief eventuele antivirusprogramma's, antispywareprogramma's
en firewalls.
Controleer of het apparaat op hetzelfde subnet is geïnstalleerd als de
computers die van het apparaat zullen gebruikmaken.
Als het installatieprogramma het apparaat niet kan vinden, drukt u de
netwerkconfiguratiepagina af en voert u handmatig het IP-adres in het
installatieprogramma in. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
voor meer informatie.
Als u een computer met Windows gebruikt, moet u controleren of de
netwerkpoorten die in het stuurprogramma van het apparaat zijn gemaakt,
overeenkomen met het IP-adres van het apparaat:
Druk de netwerkconfiguratiepagina van het apparaat af.
Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en
faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Hoofdstuk 10
208 Onderhoud en problemen oplossen
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat, kies
Eigenschappen en open het tabblad Poorten.
Selecteer de TCP/IP-poort voor het apparaat en klik dan op Poort configureren.
Vergelijk het IP-adres in het dialoogvenster en controleer of het overeenkomt
met het IP-adres op de netwerkconfiguratiepagina. Als de IP-adressen niet
overeenkomen, wijzigt u het IP-adres in het dialoogvenster in het adres op de
netwerkconfiguratiepagina.
Klik tweemaal op OK om de instellingen op te slaan en de dialoogvensters te
sluiten.
Problemen met een vaste netwerkverbinding
Als het verbindingslampje op de netwerkconnector niet brandt, controleert u of aan
alle voorwaarden onder "Algemene netwerkproblemen oplossen" is voldaan.
Het is niet aan te raden het apparaat een vast IP-adres te geven, maar
desondanks kunnen sommige installatieproblemen (bijvoorbeeld als gevolg van
een firewallconflict) mogelijk worden opgelost door dit toch te doen.
Problemen met draadloze verbindingen oplossen
Voer één of meer van de volgende taken uit, als het apparaat niet met het netwerk kan
communiceren nadat installatie van de draadloze communicatie en software is voltooid:
Controleer de instellingen van de draadloze communicatie
Controleer of de draadloze kaart van de computer is ingesteld op het juiste
draadloze profiel. Een draadloos profiel is een verzameling netwerkinstellingen die
uniek zijn voor een bepaald netwerk. Een enkele draadloze kaart kan meerdere
draadloze profielen hebben (bijvoorbeeld een voor een privénetwerk en een voor
een zakelijk netwerk). Open het configuratieprogramma voor de netwerkkaart die
op uw computer is geïnstalleerd en controleer of het geselecteerde profiel het
profiel van het netwerk van het apparaat is.
Controleer of de instellingen van het netwerk van het apparaat overeenkomen met
die van uw netwerk. Voer een van de volgende handelingen uit om de instellingen
voor uw netwerk te vinden:
Infrastructuurcommunicatie: Open het configuratieprogramma voor het
draadloze toegangspunt van het netwerk (Wireless Access Point, WAP).
Ad-hoccommunicatie: Open het configuratieprogramma voor de netwerkkaart
die op uw computer is geïnstalleerd.
Vergelijk de netwerkinstellingen met die op de netwerkconfiguratiepagina van het
apparaat en noteer eventuele verschillen. Raadpleeg
De
Installatieproblemen oplossen
209
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie. Onder andere de
volgende problemen zijn mogelijk:
Er worden hardware-adressen (MAC-adressen) door het draadloze
toegangspunt gefilterd.
Mogelijk is een van de volgende instellingen in het apparaat onjuist:
communicatiemethode, netwerknaam (SSID), kanaal (alleen ad-
hocnetwerken), verificatietype, codering.
Druk een document af. Als het document nog steeds niet wordt afgedrukt,
herstelt u de netwerkinstellingen van het apparaat en installeert u de software
van het apparaat opnieuw.
Als de instellingen voor het draadloze netwerk correct zijn, is de computer mogelijk
verbonden met een ander draadloos netwerk. Controleer of de computer met
hetzelfde draadloze netwerk is verbonden als het apparaat.
Gebruikers kunnen dit controleren door de instellingen voor draadloze communicatie
op hun respectievelijke computers te controleren. Zorg er daarnaast voor dat de
computers toegang hebben tot het draadloze netwerk.
Als de instellingen voor draadloze communicatie niet correct zijn, volgt u deze stappen
om de netwerkinstellingen van het apparaat goed in te stellen:
1. Sluit het apparaat met een netwerkkabel aan op het netwerk of op de computer.
2. Open de geïntegreerde webserver van het apparaat.
3. Klik op het tabblad Netwerkmogelijkheden en vervolgens op Wireless (802.11)
in het linkerdeelvenster.
4. Gebruik de draadloze installatiewizard op het tabblad Draadloze installatie om de
instellingen van het apparaat aan te passen aan de netwerkinstellingen.
5. Sluit de geïntegreerde webserver van het apparaat af en koppel de netwerkkabel
los van het apparaat.
6. Verwijder de software van het apparaat volledig en installeer deze daarna opnieuw.
Hardwareadressen aan een WAP (Wireless Access Point) toevoegen
MAC-filter is een beveiligingsfunctie waarbij een draadloos toegangspunt (Wireless
Access Point, WAP) wordt geconfigureerd met een lijst met MAC-adressen (ook wel
'hardware-adressen' genoemd) van apparaten die via de WAP toegang mogen krijgen
tot het netwerk. Als de WAP niet over het hardwareadres beschikt van een apparaat
dat toegang tot het netwerk probeert te krijgen, wordt de toegang tot het netwerk door
de WAP geweigerd. Als de WAP MAC-adressen filtert, moet het MAC-adres van het
apparaat aan de WAP-lijst met geaccepteerde MAC-adressen worden toegevoegd.
Druk de netwerkconfiguratiepagina af. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor meer informatie.
Open het configuratieprogramma van de WAP en voeg het hardware-adres van
het apparaat aan de lijst met geaccepteerde MAC-adressen toe.
Hoofdstuk 10
210 Onderhoud en problemen oplossen
Netwerkconfiguratie-instellingen herstellen
Als het apparaat nog steeds niet kan communiceren met het netwerk, herstel dan de
netwerkinstellingen van het apparaat.
Druk op Instellingen. Druk op een pijlknop om Netwerk te verplaatsen en druk
vervolgens op OK.
Ga met een pijlknop naar Standaardnetwerkinstellingen herstellen en druk
vervolgens op OK.
Druk de netwerkconfiguratiepagina af en controleer of de netwerkinstellingen zijn
hersteld. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Standaard is de naam van het netwerk (SSID) hpsetup en de
communicatiemethode ad hoc.
Storingen verhelpen
Soms loopt afdrukmateriaal vast tijdens een taak. Probeer de volgende oplossingen
voordat u de storing probeert te verhelpen.
Gebruik afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Druk niet af op gekreukeld, gevouwen of beschadigd papier.
Zorg ervoor dat de scanner schoon is. Raadpleeg
Het toestel reinigen voor meer
informatie.
Zorg ervoor dat de invoerlades correct geplaatst zijn en niet te vol zitten.
Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Verhelp een storing in het apparaat
Vastgelopen papier verwijderen
1. Verwijder al het papier uit de uitvoerbak.
2. Controleer de duplexeenheid of het toegangspaneel aan de achterkant.
a. Druk op de knoppen aan weerszijden van het toegangspaneel aan de
achterkant of controleer de duplexeenheid en verwijder het paneel of de
eenheid.
b. Wanneer u het vastgelopen papier in het apparaat hebt gevonden, pakt u het
papier met beide handen vast en trekt u het naar u toe.
Storingen verhelpen
211
c. Wanneer u het vastgelopen papier daar niet ziet, drukt u op de grendel boven
op de duplexeenheid en laat u de klep van de eenheid zakken. Wanneer u het
vastgelopen papier hebt gevonden, verwijdert u het voorzichtig. Sluit de klep.
d. Breng het toegangspaneel aan de achterkant of de duplexeenheid weer aan in
het apparaat.
3. Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, tilt u de uitvoerlade omhoog en
controleert u lade 1. Als het papier is vastgelopen in de lade, doet u het volgende:
a. Trek de uitvoerlade naar boven.
b. Trek het papier naar u toe.
c. Laat de uitvoerlade zakken.
4. Als u het vastgelopen papier niet hebt gevonden en lade 2 hebt geïnstalleerd, trekt
u de lade uit en verwijdert u, indien mogelijk, het vastgelopen papier. Zo niet, doe
dan het volgende:
a. Controleer of het apparaat is uitgeschakeld en verwijder de stekker uit het
stopcontact.
b. Licht het apparaat op van lade 2.
c. Haal het vastgelopen materiaal van onder het apparaat uit of uit Lade 2.
d. Zet het apparaat weer op Lade 2.
Hoofdstuk 10
212 Onderhoud en problemen oplossen
5. Open de toegangsklep tot de wagen met printcartridges. Als er papier is
achtergebleven in het apparaat, controleert u of de wagen met printcartridges
helemaal rechts in het apparaat staat, verwijdert u papiersnippers of verkreukeld
afdrukmateriaal en trekt u het afdrukmateriaal langs boven uit het apparaat.
Waarschuwing Ga niet met uw handen in het apparaat als het apparaat
aanstaat en de wagen vastzit. Als u de bovenste klep opent, moet de wagen
terugkeren naar de rechterkant van het apparaat. Als dit niet gebeurt, schakelt
u het apparaat uit voordat u het vastgelopen papier verwijdert.
6. Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd, sluit u alle kleppen. Vervolgens
zet u het apparaat aan (als u het apparaat had uitgezet) en verzendt u de
afdruktaak opnieuw.
Storingen in de ADF verhelpen
Als er afdrukmateriaal in het apparaat is vastgelopen, kunt u de storing verhelpen met
de volgende aanwijzingen. Voor meer informatie over het vermijden van storingen,
raadpleegt u
Tips voor het vermijden van storingen.
Een storing in de ADF verhelpen
1. Als een pagina ergens uitsteekt, probeer die er dan zachtjes uit te trekken, zonder
de pagina te scheuren. Als u weerstand voelt, ga dan naar de volgende stappen.
2. Verwijder de documentinvoer en open de ADF-klep.
Storingen verhelpen
213
3. Verwijder het onderdeel voor het verhelpen van storingen. Hef de twee hendels op
met beide handen zodat het onderdeel loskomt. Draai en hef het onderdeel op en
zet het opzij.
4. Terwijl u de groene hendel opheft, draait u het invoermechanisme tot het blijft
openstaan.
5. Probeer de pagina voorzichtig te verwijderen zonder het te scheuren. Als u
weerstand voelt, ga dan door met de volgende stap.
6. Open de ADF en maak het afdrukmateriaal voorzichtig met de beiden handen los.
7. Als het afdrukmateriaal vrij is, neemt u het er voorzichtig uit.
8. Sluit de ADF.
Hoofdstuk 10
214 Onderhoud en problemen oplossen
9. Laat de groene hendel weer zakken.
10. Installeer het onderdeel voor het verhelpen van storingen opnieuw zoals hier is
aangegeven. Druk de twee lipjes omlaag totdat het onderdeel op zijn plaats klikt.
Opmerking Als het onderdeel niet goed is teruggeplaatst, kunnen er opnieuw
storingen optreden.
11. Sluit de ADF en plaats het document opnieuw in de invoerlade.
Tips voor het vermijden van storingen
Controleer of niets de papierbaan blokkeert.
Plaats niet te veel papier in de lades. Raadpleeg
Informatie over de specificaties
van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Vul papier op de juiste manier bij als het apparaat niet aan het afdrukken is. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen en Een origineel in de automatische documentinvoer
(ADF) plaatsen voor meer informatie.
Ga voorzichtig te werk bij het terugplaatsen van (de optionele) lade 2 in het
apparaat. Wanneer u volle lades met te veel kracht in het apparaat plaatst, kunnen
vellen papier in het apparaat schuiven. Hierdoor kan het apparaat vastlopen en
kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd.
Gebruik geen gekreukt papier.
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Zorg dat de uitvoerlade niet te vol zit.
Controleer of het afdrukmateriaal goed tegen de rechterzijde van de lade ligt.
Controleer of de lengte- en breedtegeleiders goed tegen de stapel afdrukmateriaal
zijn geplaatst, maar niet te strak zodat het kreukt of opbolt.
Storingen verhelpen
215
A HP-benodigdheden en -
accessoires
Dit hoofdstuk bevat informatie over HP-benodigdheden en accessoires voor het apparaat. De
informatie kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Bezoek de website van HP
(www.hpshopping.com) voor de laatste updates. U kunt ook producten aankopen via de website.
Afdrukbenodigdheden online bestellen
Accessoires
Benodigdheden
Afdrukbenodigdheden online bestellen
Behalve vanaf de HP-website, kunt u met de volgende tools afdrukbenodigdheden bestellen:
Geïntegreerde webserver: Klik in eender welke pagina in de geïntegreerde webserver op
de knop Benodigdheden bestellen.
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Geschat inktniveau, klik op Kopen.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Status benodigdheden in het deelvenster
Informatie en ondersteuning en klik in het vervolgmenu op Benodigdheden van HP
kopen en kies dan Online.
Accessoires
HP-accessoire voor
automatisch dubbelzijdig
afdrukken
C9278A Met de automatische duplexeenheid
kunt u automatisch afdrukken op de
twee zijden van een vel papier
Invoerlade voor 350 vellen CB007A Optionele tweede lade voor
maximaal 350 vellen gewoon papier
HP Jetdirect 175X
printerserver-Fast Ethernet*
J6035C Externe printserver (USB 1.0)
HP Jetdirect en3700 Fast
Ethernet-printserver*
J7942A Externe printserver (USB 2.0)
HP Jetdirect ew2400 802.11g
Draadloze printserver*
J7951A Draadloze of vaste externe
printserver
HP bt300 draadloze
Bluetooth-adapter
Q3395A Bluetooth-compatibele USB-adapter
*Ondersteunt alleen afdrukfunctionaliteit.
Benodigdheden
Inktpatronen
Printkoppen
HP-afdrukmateriaal
216 HP-benodigdheden en -accessoires
Inktpatronen
Vervang alleen door cartridges met hetzelfde nummer als de inktcartridges die u wilt vervangen.
Het nummer van de cartridge is terug te vinden op de volgende plaatsen:
Op de diagnostische zelftestpagina. Raadpleeg
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
voor meer informatie.
Op het label van de inktcartridge die u gaat vervangen.
Geïntegreerde webserver: Open het tabblad Informatie en klik vervolgens op Inktvoorraad
in het linkerdeelvenster.
Werkset (Windows): Klik op het tabblad Geschatte inktniveaus en klik vervolgens op de
knop Cartridgedetails om informatie te zien over vervangcartridges.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Open het deelvenster Informatie en ondersteuning
en klik vervolgens op Info benodigdheden.
Opmerking De beschikbaarheid van inktcartridges varieert per land/regio. Als u in Europa
woont, kunt u op
www.hp.com/eu/hard-to-find-supplies informatie vinden over HP-
inktcartridges.
Printkoppen
HP 88 Zwart en geel C9381A
HP 88 Magenta en cyaan C9382A
HP-afdrukmateriaal
Als u afdrukmateriaal wilt bestellen, zoals HP Premium Plus Fotopapier of HP Premium Papier,
gaat u naar
www.hp.com.
Kies uw land/regio en selecteer Buy of Shopping.
Benodigdheden 217
B
Ondersteuning en garantie
Dit hoofdstuk, Onderhoud en problemen oplossen, bevat suggesties voor het oplossen van
veelvoorkomende problemen. Als uw apparaat niet naar behoren werkt en de oplossingen in
deze handleiding het probleem niet verhelpen, kunt u gebruikmaken van één van de
onderstaande ondersteuningsdiensten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Elektronische ondersteuning krijgen
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard
Het apparaat klaarmaken voor verzending
Het apparaat verpakken
Elektronische ondersteuning krijgen
Voor ondersteuning en informatie over de garantie kunt u naar de website van HP gaan op
www.hp.com/support. Kies desgevraagd uw land/regio en klik op Contact HP (Neem contact op
met HP-ondersteuning) als u contact wilt opnemen met de technische ondersteuning.
Deze website biedt ook technische ondersteuning, drivers, benodigdheden, bestelinformatie en
andere opties zoals:
Online pagina's met ondersteuning raadplegen.
Een e-mail naar HP sturen voor antwoord op uw vragen.
On line met een technicus van HP spreken.
Controleren of er software-updates zijn.
U kunt ook ondersteuning van HP krijgen via de volgende elektronische hulpbronnen:
Werkset (Windows): De Werkset biedt eenvoudige, stapsgewijze oplossingen voor
veelvoorkomende afdrukproblemen. Raadpleeg
Werkset (Windows) voor meer informatie.
Geïntegreerde webserver: Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de
geïntegreerde webserver gebruiken om informatie over de status te bekijken, instellingen te
wijzigen en het apparaat vanaf de computer te beheren. Raadpleeg Geïntegreerde
webserver voor meer informatie.
De ondersteuningsopties en beschikbaarheid variëren per product, land/regio en taal.
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
Gedurende de garantieperiode kunt u een beroep doen op het HP Klantenondersteuningscentrum.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Voordat u belt
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning
Voordat u belt
Bezoek de website van HP (www.hp.com/support) voor de nieuwste informatie over het oplossen
van problemen of productverbeteringen en -updates.
218 Ondersteuning en garantie
Houd de volgende informatie bij de hand zodat de medewerkers van ons
Klantenondersteuningscentrum u zo goed mogelijk van dienst kunnen zijn.
1. Druk de diagnostische zelftestpagina van het apparaat af. Raadpleeg
De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor meer informatie. Als het apparaat niet afdrukt, houd dan de
volgende informatie bij de hand:
Apparaatmodel
Modelnummer en serienummer (aan de achterzijde van de printer)
2. Ga na welk besturingssysteem u gebruikt, bijvoorbeeld Windows XP.
3. Als het apparaat is aangesloten op een netwerk, controleer dan het besturingssysteem van
het netwerk.
4. Noteer hoe het apparaat met uw systeem is verbonden, bijvoorbeeld via een USB- of
netwerkverbinding.
5. Noteer het versienummer van de printersoftware, bijvoorbeeld HP Officejet Pro L7500-serie
versie: 60.52.213.0. (U vindt het versienummer van de printerdriver door het dialoogvenster
met printerinstellingen of -eigenschappen te openen en op het tabblad Info te klikken.)
6. Wanneer u problemen heeft met het afdrukken vanuit een bepaalde toepassing noteer dan
de naam en het versienummer van de toepassing.
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning
In veel landen biedt HP gratis telefonische ondersteuning gedurende de garantieperiode. Maar
sommige van de onderstaande telefoonnummers zijn mogelijk niet kosteloos.
Zie
www.hp.com/support voor de meest actuele lijst met telefoonnummers voor ondersteuning.
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
219
Bijlage B
220 Ondersteuning en garantie
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard
221
Het apparaat klaarmaken voor verzending
Als u door HP-klantenondersteuning of door de winkel waar u het apparaat hebt gekocht, wordt
gevraagd het apparaat voor onderhoud op te sturen, moet u de volgende onderdelen verwijderen
en bewaren voordat u het apparaat terugstuurt:
De inktcartridges en printkoppen
Het frontje van het bedieningspaneel
Het stroomsnoer, de USB-kabel en andere kabels die aan het apparaat zijn verbonden
Papier in de invoerlade
Verwijder alle originelen die eventueel nog in het apparaat aanwezig zijn
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De inktcartridges en printkoppen verwijderen voor verzending
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel
De inktcartridges en printkoppen verwijderen voor verzending
Zorg dat u alle inktcartridges en printkoppen verwijdert voordat u het apparaat terugstuurt.
Opmerking Deze informatie is niet van toepassing op klanten in Japan.
Printcartridges verwijderen voor verzending
1. Zet het apparaat aan en wacht totdat de wagen met printcartridges stilstaat. Als het apparaat
niet aangaat, slaat u deze stap over en gaat u naar stap 2.
Opmerking Als het apparaat niet wordt ingeschakeld, kunt u het netsnoer uit het
stopcontact halen en vervolgens de wagen met printcartridges handmatig geheel naar
rechts schuiven om de inktcartridges te verwijderen.
2. Trek de klep van de inktpatroon voorzichtig naar voren.
Bijlage B
222 Ondersteuning en garantie
3. Grijp de inktcartridges tussen uw duim en wijsvinger en trek ze stevig naar u toe om ze te
verwijderen.
4. Plaats de inktcartridges in een luchtdichte, kunststof verpakking om uitdroging te voorkomen
en berg deze op. Verzend de cartridges niet samen met het apparaat, tenzij de HP-
klantenondersteuning u daarom vraagt.
5. Sluit de klep voor de printcartridges en wacht enkele minuten tot de wagen met
printcartridges zich weer in de normale positie bevindt (aan de linkerzijde).
6. Als de scanner inactief is en zich weer in de vaste positie bevindt, zet u het apparaat uit door
op de knop Aan/uit te drukken.
Printkoppen verwijderen voor verzending
1. Open de bovenklep.
2. Als de wagen niet automatisch naar links beweegt, druk dan gedurende vijf seconden op de
knop OK. Wacht tot de wagen stilstaat.
3. Til de printkopgrendel omhoog.
4. Til de hendel van een printkop omhoog en gebruik deze om de printkop uit de sleuf te trekken.
5. Plaats de printkoppen in een luchtdichte, kunststof verpakking om uitdroging te voorkomen
en berg deze op. Verzend de cartridges niet samen met het apparaat, tenzij de HP-
klantenondersteuning u daarom vraagt.
6. Sluit de bovenste klep.
7. Als de scanner inactief is en zich weer in de vaste positie bevindt, zet u het apparaat uit door
op de knop Aan/uit te drukken.
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel
Voer de volgende stappen uit nadat u de inktcartridges en printkoppen hebt verwijderd.
Opmerking Deze informatie is niet van toepassing op klanten in Japan.
Let op U kunt deze stappen pas uitvoeren als het apparaat is losgekoppeld.
Let op Het vervangende apparaat wordt niet met een stroomsnoer verzonden. Bewaar het
stroomsnoer op een veilige plaats totdat u het vervangapparaat ontvangt.
De overlay van het bedieningspaneel verwijderen
1. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
2. Koppel het netsnoer los en verwijder dit van het apparaat. Stuur deze niet met het apparaat
mee terug.
Het apparaat klaarmaken voor verzending
223
3. Verwijder de overlay van het bedieningspaneel als volgt:
a. Hef de ADF-klep op.
b. Ga met uw vinger of een dun object onder het klepje in de rechterbovenhoek van het
frontje van het bedieningpaneel om dit eraf te trekken.
4. Bewaar de overlay van het bedieningspaneel. Stuur deze niet met de HP All-in-One mee.
Let op Het is mogelijk dat het vervangende apparaat zonder frontje op het
bedieningspaneel wordt geleverd. Bewaar het frontje goed en bevestig het frontje terug
op het bedieningspaneel als het vervangende apparaat arriveert. Om de functies van het
bedieningspaneel op het vervangende apparaat te kunnen gebruiken, moet u het frontje
terug aanbrengen.
Opmerking Raadpleeg de installatieposter die bij het apparaat is geleverd voor
instructies over het bevestigen van het frontje van het bedieningspaneel. Mogelijk
worden instructies voor het instellen van het apparaat bij het vervangende apparaat
geleverd.
Het apparaat verpakken
Voer de volgende stappen uit nadat u het apparaat hebt klaargemaakt voor verzending.
Bijlage B
224 Ondersteuning en garantie
Het apparaat verpakken
1. Het apparaat indien mogelijk voor verzending verpakken in het oorspronkelijke
verpakkingsmateriaal of gebruik het verpakkingsmateriaal waarin het vervangend apparaat is
verpakt.
Als u het originele verpakkingsmateriaal niet meer hebt, gebruik dan ander, degelijk
verpakkingsmateriaal. Schade tijdens de verzending veroorzaakt door ongeschikte
verpakking en/of ongeschikt transport wordt niet gedekt door de garantie.
2. Plaats het etiket voor retourverzending op de buitenkant van de doos.
3. De doos dient het volgende te bevatten:
een volledige probleembeschrijving voor het servicepersoneel (voorbeelden van
problemen met afdrukkwaliteit zijn handig).
een kopie van de aankoopbon of een ander aankoopbewijs om de garantieperiode te
bepalen.
uw naam, adres en een telefoonnummer waar u overdag bereikbaar bent.
Het apparaat verpakken
225
C
Specificaties van het apparaat
Zie Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor informatie over de
specificaties en de behandeling van afdrukmaterialen.
Fysieke specificaties
Formaat (breedte x diepte x hoogte)
Apparaat met glasplaat van A4/Letter-formaat (L7300, L7500): 505 x 402 x 356 mm (19,9
x 15,8 x 14 inches)
Apparaat met glasplaat van Legal-formaat (L7600, L7700): 531 x 465 x 356 mm (20,9 x
18,3 x 14 inches)
Met duplexeenheid: Het apparaat is hiermee 64 mm (2,5 inches) langer aan de achterzijde.
Met lade 2: Het apparaat is hiermee 76 mm (3 inches) hoger.
Gewicht van het apparaat (exclusief printkoppen of inktcartridges)
Apparaat met glasplaat van A4/Letter-formaat (L7300, L7500): 14,2 kg (31,3 lb)
Apparaat met glasplaat van Legal-formaat (L7600, L7700): 14,76 kg (32,5 lb)
Met duplexeenheid: 0,95 kg (2,0 lb) zwaarder
Met lade 2: 2,5 kg (5,5 lb) zwaarder
Productkenmerken en -mogelijkheden
Functie Capaciteit
Verbindingsmogelijkheden
USB 2.0-compatibel met hoge snelheid
De USB-hostaansluiting wordt
ondersteund tot full speed.
Fast Ethernet 10/100Base-TX voor vaste
netwerkverbinding (alleen bij sommige
modellen)
802.11b/g draadloos netwerk (alleen bij
sommige modellen)
Afdrukmethode Drop-on-demand thermische inkjettechnologie
Inktpatronen
Vier inktpatronen (een voor zwart, cyaan,
magenta en geel)
Printkoppen
Twee printkoppen (een voor zwart en geel en
een voor magenta en cyaan)
Levensduur benodigdheden
Bezoek www.hp.com/pageyield/ voor meer
informatie over de geschatte levensduur van
inktpatronen.
Besturingstalen HP PCL 3 enhanced
Ondersteunde lettertypen
Amerikaanse lettertypen: CG Times, CG
Times Italic, Universe, Universe Italic,
Courier, Courier Italic, Letter Gothic, Letter
Gothic Italic.
Werkbelasting
Maximaal 7500 pagina's per maand
226 Specificaties van het apparaat
Functie Capaciteit
Ondersteunde talen bedieningspaneel
Beschikbare talen verschillen per land/regio.
Bulgaars, Kroatisch, Tsjechisch, Deens,
Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits,
Grieks, Hongaars, Italiaans, Japans,
Koreaans, Noors, Pools, Portugees,
Roemeens, Russisch, vereenvoudigd
Chinees, Slowaaks, Sloveens, Spaans,
Zweeds, traditioneel Chinees, Turks,
Oekraïens.
Specificaties processor en geheugen
Hoofdprocessor
192 MHz ARM946ES, ETM9 (medium)
Hoofdgeheugen
L7300/L7500: 64 MB ingebouwd RAM, 16 MB ingebouwd MROM + 2 MB ingebouwd Flash-
ROM
L7600: 64 MB ingebouwd RAM, 16 MB ingebouwd MROM + 4 MB ingebouwd Flash-ROM
L7700: 64 + 32 MB ingebouwd RAM, 16 MB ingebouwd MROM + 4 MB ingebouwd Flash-ROM
Systeemvereisten
Opmerking Voor de meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen en
systeemvereisten gaat u naar
http://www.hp.com/support/
Compatibiliteit besturingssysteem
Windows 2000, Windows XP, Windows XP x64* (Professional en Home Editions)
Mac OS X (10.3, 10.4)
Linux
Opmerking Printer- en scannerdrivers voor Windows Server 2003 (zowel de 32- als de 64-
bitversie) vereisen minimaal een Intel
®
Pentium
®
II- of Intel Celeron
®
-processor, 128 MB RAM
en 200 MB beschikbare ruimte op de harde schijf. De drivers zijn beschikbaar op
http://
www.hp.com/support/.
Minimale vereisten
Windows 2000: Intel Pentium II of Celeron processor, 128 MB RAM, 280 MB beschikbare
ruimte op de harde schijf
Windows XP (32-bits): Intel Pentium II of Celeron processor, 128 MB RAM, 280 MB
beschikbare ruimte op de harde schijf
Windows XP x64: Intel Pentium II of Celeron processor, 128 MB RAM, 280 MB beschikbare
ruimte op de harde schijf
Mac OS X (10.3.8, 10.4.x): 400 MHz Power PC G3 (v10.3.8 en v10.4.x) of 1,83 GHz Intel
Core Duo (v10.4.x), 128 MB geheugen, 300 MB vrije ruimte op de harde schijf
Microsoft Internet Explorer 6.0
Aanbevolen vereisten
Windows 2000: Intel Pentium II processor of beter, 256 MB RAM, 500 MB beschikbare
ruimte op de harde schijf
Windows XP (32-bits): Intel Pentium II processor of beter, 256 MB RAM, 500 MB
beschikbare ruimte op de harde schijf
(vervolg)
Specificaties processor en geheugen
227
Windows XP x64: Intel Pentium II processor of beter, 256 MB RAM, 500 MB beschikbare
ruimte op de harde schijf
Mac OS X (10.3.8, 10.4.x): 400 MHz Power PC G3 (v10.3.8 en v10.4.x) of 1,83 GHz Intel
Core Duo (v10.4.x), 256 MB geheugen, 600 MB vrije ruimte op de harde schijf
Microsoft Internet Explorer 6.0 of hoger
Netwerkprotocolspecificaties
Ondersteunde netwerkbesturingssystemen
Windows 2000, Windows XP (32-bits), Windows XP x64 (Professional en Home Editions)
Mac OS X (10.3, 10.4)
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services met Citrix Metaframe XP met Feature
Release 3
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services met Citrix Presentation Server 4.0
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services met Citrix Presentation Server 4.0
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services met Citrix Metaframe XP met Feature
Release 3
Novell Netware 6, 6.5, Open Enterprise Server 6.5
Compatibele netwerkprotocollen
TCP/IP
Networkbeheer
Invoegtoepassingen voor HP Web Jetadmin
Ingebouwde webserver
Functies
Mogelijkheid netwerkapparaten op afstand te configureren en te beheren
myPrintMileage
Specificaties van de geïntegreerde webserver
Vereisten
Een TCP/IP-netwerk (IPX/SPX-netwerken worden niet ondersteund)
Een webbrowser (Microsoft Internet Explorer 5.5, Netscape 7.0, Opera 7.54, Mozilla Firefox
1.0 of Safari 1.2 of hoger)
Een netwerkverbinding (u kunt geen geïntegreerde webserver gebruiken die rechtstreeks is
verbonden met een USB-kabel)
Een internetverbinding (vereist voor sommige functies)
Opmerking U kunt de geïntegreerde webserver openen zonder verbinding met
internet. Sommige functies zijn dan echter niet beschikbaar.
Hij moet zich aan dezelfde kant van een firewall bevinden als het apparaat.
Afdrukspecificaties
Bijlage C
228 Specificaties van het apparaat
Afdrukresolutie
Zwart
Maximaal 1200 dpi met zwarte inkt op pigmentbasis
Kleur
Verbeterde HP-fotokwaliteit met Vivera-inkt (max. 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi op HP
Premium Plus-fotopapier met 1200 x 1200 invoer-dpi)
Kopieerspecificaties
Digitale beeldverwerking
Max. 100 kopieën van origineel (verschilt per model)
Digitale zoom: van 25 tot 400% (verschilt per model)
Aan pagina aanpassen, voor het scannen
Kopieersnelheid: maximaal 30 kopieën per minuut in zwart; 24 kopieën per minuut in kleur
(verschilt per model)
De kopieersnelheid is afhankelijk van de complexiteit van het document
Modus
Soort Snelheid (ppm)
Scanresolutie (dpi)
1
Beste Zwart maximaal 0,8 maximaal 600 x 1200
Kleur maximaal 0,8 maximaal 600 x 1200
Normaal Zwart maximaal 8,5 maximaal 300 x 300
Kleur maximaal 5,1 maximaal 300 x 300
Snel Zwart maximaal 30 maximaal 300 x 300
Kleur maximaal 24 maximaal 300 x 300
1 Maximum bij schaalverandering van 400%
Faxspecificaties
Mogelijkheid voor zwart-wit en kleur bij apparaat.
Maximaal 110 snelkiesnummers (verschilt per model).
Geheugen van maximaal 120 pagina's (verschilt per model, volgens ITU-T-testafbeelding nr.
1 bij standaardresolutie). Complexere pagina's of hogere resoluties vragen meer tijd en
geheugen.
Fax handmatig verzenden en ontvangen.
Automatisch tot vijf keer opnieuw kiezen bij in gesprek (verschilt per model).
Automatisch een keer opnieuw kiezen bij geen gehoor (verschilt per model).
Bevestigings- en activiteitenrapporten.
CCITT/ITU Group 3-fax met foutcorrectiemodus.
33,6 Kbps overdracht.
Snelheid van 3 seconden per pagina bij 33,6 Kbps (volgens ITU-T-testafbeelding nr. 1 bij
standaardresolutie). Complexere pagina's of hogere resoluties vergen meer tijd en geheugen.
Oproepherkenning met automatisch schakelen tussen fax en antwoordapparaat.
Kopieerspecificaties
229
Foto (dpi) Zeer fijn (dpi) Fijn (dpi) Standaard (dpi)
Zwart 196 x 203 (8-bits
grijstinten)
300 x 300 196 x 203 196 x 98
Kleur 200 x 200 200 x 200 200 x 200 200 x 200
Scanspecificaties
Beeldbewerkingssoftware inbegrepen
Geïntegreerde OCR-software zet gescande tekst automatisch om in bewerkbare tekst
De scansnelheid is afhankelijk van de complexiteit van het document
Twain-compatibele interface
Resolutie: 2400 x 4800 dpi optisch, maximaal 19,200 dpi verbeterd
Kleur: 16-bits per RGB-kleur, 48-bits totaal
Maximaal scanformaat vanaf de glasplaat: 216 x 297 mm
Specificaties van Snelkeuze digitaal archief
Scan een papierkopie van het origineel vanaf de ADF of de glasplaat van de scanner om een
digitaal document aan te maken dat in een netwerkmap wordt geplaatst (bij
netwerkverbinding)
Ondersteunt een voorgeprogrammeerde netwerkmappad
Ondersteunt snelkeuzes voor het digitaal archief
Resolutie: 75 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 600 dpi
Ondersteunde bestandsindelingen: PDF, JPG
Ondersteunde netwerkconfiguratie: TCP/IP-netwerk
Omgevingsspecificaties
Werkomgeving
Werktemperatuur: 5° tot 40°C
Aanbevolen bedrijfstemperatuur: 15° tot 35°C
Aanbevolen relatieve luchtvochtigheid: 25 tot 75% niet-condenserend
Opslagomgeving
Opslagtemperatuur: -40° tot 60°C
Luchtvochtigheid bij opslag: Maximaal 90 procent niet-condenserend bij een temperatuur van 65°C
Elektrische specificaties
Stroomvoorziening
Universele netadapter (extern)
Stroomvereisten
Ingangsspanning: 100 tot 240 VAC (± 10%), 50/60 Hz (± 3Hz)
Uitvoervoltage: 32 Vdc, 2500 mA
Stroomverbruik
L7300/L7500: 32 watt afdrukken; 35 watt faxen of kopiëren
L7600/L7700: 33 watt afdrukken; 37 watt faxen of kopiëren
Bijlage C
230 Specificaties van het apparaat
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus,
geluidsniveaus volgens ISO 7779)
Geluidsdruk (bij apparaat)
LpAd 55 (dBA)
Geluidsvermogen
LwAd 6.9 (BA)
Ondersteunde apparaten
USB-flash-stations
HP heeft de volgende USB flashstations volledig uitgetest op het apparaat:
SanDisk Cruzer Micro: High-speed, 0120-256, 256 MB
Iomega Micro Mini: Full-speed, 064-0417450-YCAE032171, 128 MB
Kingston DataTraveler II: High-speed, KF112504 f5274-006, 128 MB en 256 MB
Sony Microvault: High-speed, D04825AB, 256 MB
Lexar Media JumpDrive: 256 MB
N.B.: Andere USB flashstations kunnen mogelijk ook met het apparaat worden gebruikt. Maar
daarvan kan HP niet garanderen dat ze naar behoren met het apparaat zullen werken omdat ze
niet volledig zijn uitgetest.
Geheugenkaartspecificaties
Aanbevolen maximum aantal bestanden op een geheugenkaart: 1,000
Aanbevolen maximumgrootte van de afzonderlijke bestanden: 12 megapixel maximum, 8 MB
maximum
Aanbevolen maximumgrootte van de geheugenkaart: 1 GB (alleen solid state)
Opmerking Bij benadering van de aanbevolen maximumwaarden voor een geheugenkaart
kunnen de prestaties van het apparaat onder de verwachting blijven.
Ondersteunde typen geheugenkaarten
CompactFlash
Memory Stick
Memory Stick Duo
Memory Stick Pro
Secure Digital
MultiMediaCard (MMC)
xD-Picture Card
Andere geheugenkaarten, waaronder Memory Stick Magic Gate Duo, Memory Stick Duo en
Secure Multimedia Card, worden ondersteund bij gebruik van een adapter. Zie de instructies bij
de geheugenkaart voor meer informatie.
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO 7779)
231
D
Wettelijk verplichte informatie
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
FCC-verklaring
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Unie
Overige, wettelijk verplichte informatie
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
Conformiteitsverklaring
Milieubeschermingsprogramma
FCC-verklaring
The United States Federal Communications Commission (in 47 cfr 15.105) has specified that the
following notices be brought to the attention of users of this product. This device complies with
part 15 of the FCC rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may
not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received,
including interference that may cause undesired operation.
Shielded cables
Use of a shielded data cable is required to comply with the Class B limits of Part 15 of the FCC
Rules.
Pursuant to Part 15.21 of the FCC Rules, any changes or modifications to this equipment
not expressly approved by the Hewlett-Packard Company, may cause harmful interference
and void the FCC authorization to operate this equipment.
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device,
pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection
against harmful interference in a residential installation. This equipment generates, uses and can
radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the instructions,
may cause harmful interference to radio communications. However, there is no guarantee that
interference will not occur in a particular installation. If this equipment does cause harmful
interference to radio or television reception, which can be determined by turning the equipment
off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by one or more of the
following measures:
Reorient or relocate the receiving antenna.
Increase the separation between the equipment and receiver.
Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the receiver is
connected.
Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
For further information, contact:
Manager of Corporate Product Regulations
Hewlett-Packard Company
3000 Hanover Street
Palo Alto, CA 94304
(650) 857-1501
232 Wettelijk verplichte informatie
Exposure to radio frequency radiation (wireless products only)
FCC-verklaring
233
Kennisgeving aan gebruikers van het Amerikaanse telefoonnetwerk
Bijlage D
234 Wettelijk verplichte informatie
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk 235
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Unie
Overige, wettelijk verplichte informatie
EMI-verklaring (Korea)
VCCI-verklaring (Japan)
Wettelijk verplicht modelnummer
Verklaring ten aanzien van het netsnoer
LED-classificatie
EMI-verklaring (Korea)
Bijlage D
236 Wettelijk verplichte informatie
VCCI-verklaring (Japan)
Wettelijk verplicht modelnummer
Om het product te kunnen identificeren, is aan het product een voorgeschreven modelnummer
toegewezen. Het voorgeschreven identificatienummer van uw product is SNPRC-0602-01 of
SNPRC-0602-02. Dit voorgeschreven nummer is niet hetzelfde als de marketingnaam (HP
Officejet Pro L7300/L7500/L7600/L7700) of het productnummer (CB778A, C8157A, C8158A,
C8159A).
Verklaring ten aanzien van het netsnoer
Het netsnoer mag niet worden gerepareerd. Gooi beschadigde kabels weg of breng de kabels
terug naar de dealer.
LED-classificatie
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs Canadien
Notice to users in Brazil/Notificação de Normas de Uso de Dispositivos Sem Fio do Brasil
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Gemeenschap (Engels)
Kennisgeving aan gebruikers in Frankrijk
Kennisgeving aan gebruikers in Duitsland
Kennisgeving aan gebruikers in Italië
Kennisgeving aan gebruikers in Spanje
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
237
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs Canadien
Notice to users in Brazil/Notificação de Normas de Uso de Dispositivos Sem Fio do
Brasil
Bijlage D
238 Wettelijk verplichte informatie
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Gemeenschap (Engels)
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
239
Kennisgeving aan gebruikers in Frankrijk
Bijlage D
240 Wettelijk verplichte informatie
Kennisgeving aan gebruikers in Duitsland
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
241
Kennisgeving aan gebruikers in Italië
Bijlage D
242 Wettelijk verplichte informatie
Kennisgeving aan gebruikers in Spanje
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
243
Conformiteitsverklaring
HP Officejet Pro L7500/L7600
Bijlage D
244 Wettelijk verplichte informatie
HP Officejet Pro L7700
Conformiteitsverklaring
245
Milieubeschermingsprogramma
Hewlett-Packard streeft ernaar om producten van hoge kwaliteit te leveren die op
milieuvriendelijke wijze zijn geproduceerd. De ontwerpprocessen van HP-producten worden
doorlopend verbeterd om de negatieve invloed op de werkomgeving en de omgevingen waar
producten worden gefabriceerd, verzonden en gebruikt, zo veel mogelijk te beperken. HP heeft
ook processen ontwikkeld om de negatieve invloed van het afvoeren van het apparaat aan het
einde van de levenscyclus zo veel mogelijk te beperken.
Zie
www.hp.com/hpinfo/globalcitizenship/environment/index.html voor meer informatie over het
milieubeschermingsprogramma van HP.
Minder is beter
Papiergebruik
Met de functies voor 2-zijdig (dubbelzijdig) en N-op-1 afdrukken van dit product (waarmee u
meerdere pagina's van een document op 1 vel papier kunt afdrukken) brengt u het papiergebruik
omlaag, waardoor er minder natuurlijke bronnen nodig zijn om aan uw afdrukwensen te voldoen.
Zie deze handleiding voor meer informatie over het werken met deze functies.
Inktverbruik
In de conceptmodus van dit product wordt er minder inkt gebruikt, waardoor de levensduur van
de patronen kan worden verlengd. Raadpleeg de online Help van de printerdriver voor meer
informatie.
Chemicaliën die de ozonlaag aantasten
Chemicaliën die de ozonlaag aantasten, zoals chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's), worden niet
meer gebruikt in productieprocessen van HP.
Stroomverbruik
Het stroomverbruik daalt aanzienlijk in de energiespaarstand/slaapstand, hetgeen natuurlijke
bronnen en geld bespaart zonder de hoge prestaties van dit product te beïnvloeden.
Informatie over de batterij
Dit apparaat bevat de volgende kwikvrije batterij:
Specificatie
Waarde
Artikelnummer van batterij 1420-0887
Batterijmateriaal Lithiumpolycarbonmonfluoride
Batterijtype Knoopcelbatterij
Aantal per product 1
Gewicht 2,50 gram
Fabrikant van batterij Panasonic, Japan
Opmerking Mogelijk is recycling van de batterij of speciale afvalverwerking vereist op het
einde van de levensduur.
Bijlage D
246 Wettelijk verplichte informatie
Material safety data sheets (chemiekaarten)
Material safety data sheets (MSDS) kunt u aanvragen via de volgende HP-website: www.hp.com/
go/msds.
Recycling
In het ontwerp van dit apparaat is rekening gehouden met recycling van de verschillende
onderdelen:
het aantal materialen is tot een minimum beperkt, zonder dat dit ten koste gaat van een
goede werking en stabiliteit.
ongelijksoortige materialen zijn zo ontworpen dat ze eenvoudig kunnen worden gescheiden.
Bevestigingen en andere verbindingen zijn eenvoudig te vinden, gemakkelijk bereikbaar en
kunnen met standaardgereedschap worden verwijderd.
Belangrijke onderdelen zijn zo ontworpen dat u er snel bij kunt voor efficiënte demontage en
reparatie.
Productverpakking
Bij het kiezen van de verpakkingsmaterialen voor dit apparaat is een optimale bescherming
gekoppeld aan zo laag mogelijke kosten. Tegelijkertijd is rekening gehouden met de gevolgen
voor het milieu en de mogelijkheden van recycling. Het degelijke ontwerp van het apparaat
betekent dat er weinig verpakkingsmateriaal nodig is en dat de kans op beschadiging minimaal is.
Plastic
Plastic onderdelen die zwaarder zijn dan 25 gram zijn aangegeven volgens internationale
standaards die het herkennen van plastic onderdelen vergemakkelijken ten behoeve van de
recycling aan het einde van de levenscyclus van het product.
Hoe privé-huishoudens in de Europese Unie afgedankte apparatuur als afval
dienen aan te bieden
Dit symbool op het product of de verpakking geeft aan dat dit
product niet met het gewone afval mag worden weggeworpen.
Het is uw verantwoordelijkheid om oude apparaten te recyclen
door deze in te leveren bij een aangewezen inzamelpunt voor
oude elektrische en elektronische apparatuur. Door oude
apparatuur apart te in te zamelen en te recyclen draagt u bij aan
het behoud van natuurlijke hulpbronnen. Bovendien zorgt u er zo
voor dat de apparatuur wordt gerecycled op een wijze die
volksgezondheid en milieu ten goede komt. Neem contact op
met de gemeentelijke reinigingsdienst of met de winkel waar u
het product hebt aangeschaft voor meer informatie over locaties
waar u oude apparatuur kunt achterlaten voor recycling.
HP-producten en -benodigdheden
De recyclingservice van HP's Planet Partners
biedt een eenvoudige manier om alle typen
computerapparatuur of afdrukbenodigdheden van HP te recyclen. Dankzij de nieuwste processen
van HP kunt u ongewenste hardware of afdrukbenodigdheden van HP op een milieubewuste
manier recyclen.
Zie
www.hp.com/recycle voor meer informatie.
Milieubeschermingsprogramma
247
Index
A
aan/uit-knop 17
Aan/uit-knop 17
aansluitingen, plaatsen 15
accessoire dubbelzijdig
afdrukken. zie duplexeenheid
accessoires
bestellen 216
diagnostische
zelftestpagina 103
garantie 221
in driver in- en
uitschakelen 22
installeren 21
achterklep
afbeelding 15
ADF (automatische
documentinvoer
originelen plaatsen 31
ADF (automatische
documentinvoer)
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 34
reinigen 166
storingen verhelpen 213
ADSL, fax installeren met
parallelle
telefoonsystemen 113
afbeeldingen
inkt vult niet volledig 178
lijnen of punten ontbreken
180
onvolledig gevulde
kopieën 184
zien er anders uit dan de
originele scan 188
afdrukken
annuleren 51
Bluetooth 146
diagnostische
zelftestpagina 104
dubbelzijdig 50
faxen 78
faxen vanuit het
geheugen 78
faxlogs 89
faxrapporten 87
foto's van de
geheugenkaart 64
foto's van DPOF-bestand
61
instellingen 49
langzaam 174
panoramische foto's 67
pasfoto's 69
problemen oplossen 171
snelkiescodes 48
videoactiefoto's 70
voorbeeldvellen 64
afdrukken, aan beide zijden 50
afdrukken zonder rand
Mac OS 44
Windows 44
afdrukkwaliteit
diagnostische pagina 158
problemen oplossen 176
afdrukmateriaal
afdrukken op speciaal
formaat 42
afdrukken zonder rand 44
dubbelzijdig afdrukken 50
HP, bestellen 217
invoerproblemen
oplossen 180
lade 1 vullen 39
lade 2 vullen 40
lades vergrendelen 41
ondersteunde formaten 34
selecteren 33
specificaties 34
storingen verhelpen 211
afdrukmateriaal van speciaal
formaat
afdrukken 42
afdrukmateriaal voor foto's
richtlijnen 34
afdrukmaterialen
ondersteunde types en
gewichten 37
afgesneden pagina's,
problemen oplossen 175
annuleren
afdruktaak 51
kopiëren 53
scannen 59
antwoordapparaat
installatie met fax
(parallelle
telefoonsystemen) 125
installatie met fax en
modem 127
opgenomen faxtonen 203
apparaat delen
Mac OS 138
Windows 135
Attentie-lichtje 16
automatische documentinvoer
(ADF)
capaciteit 31
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 34
origineel plaatsen 31
reinigen 166
storingen verhelpen 213
automatische documentinvoer
(ADF).
capaciteit 31
B
backup-faxontvangst 76
bedieningspaneel
afbeeldingen bijsnijden 53
apparaat beheren 92
beheerderinstellingen 93
berichten 25
faxen verzenden 73
foto's afdrukken 64
frontje, verwijderen 223
knoppen 16
kopiëren van 52
locatie 13
menu's 24
netwerkinstellingen 106
scannen vanaf 54
scans naar programma's
verzenden 56
statuslampjes 16
248
statussymbolen 18
tekst en symbolen
invoeren 28
weergave 19
wijzigen, instellingen 26
beheerder
beheertools 91
instellingen 93
beheertools 91
bekijken
faxlog 89
foto's 63
geblokkeerde
faxnummers 82
netwerkinstellingen 106
snelkiescodes 48
belpatroon beantwoorden
parallelle
telefoonsystemen 115
beltonen voor opnemen 83
beltoon beantwoorden
wijzigen 84
benodigdheden
diagnostische
zelftestpagina 103
levensduur 226
myPrintMileage 102
online bestellen 216
status 92, 93
beveiliging
beheren 92
Bluetooth 150
draadloze communicatie
145
HP Instant Support 101
instellingen voor draadloze
communicatie 141
bevestigingsrapporten, fax 88
bewerken
gescande afbeeldingen 58
tekst in OCR-programma
58
blanco, problemen oplossen
afdrukken 174
blanco pagina's, problemen
oplossen
kopiëren 182
scannen 188
Bluetooth
apparaten verbinden 148
beschikbare functies 20
beveiligingsinstellingen 150
dongle, online bestellen
216
installatie 146
Mac OS, afdrukken van 150
pictogram kleurenscherm
19
Windows, afdrukken van
148
C
cables
regulatory compliance 232
camera's
DPOF-bestanden
afdrukken 61
foto's opslaan op
computer 71
geheugenkaarten
plaatsen 60
poort, plaatsen 14, 61
verbinden 61, 62
weergavemodus
bedieningspaneel 19
capaciteit
ADF 31
lades 37
chemicaliën die de ozonlaag
aantasten 246
chloorfluorkoolwaterstoffen
(CFK's) 246
CompactFlash-geheugenkaart
plaatsen 60
sleuf, plaatsen 14
computermodem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 118
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 127
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 131
gedeeld met lijn voor
gesprekken en modem
(parallelle
telefoonsystemen) 121
Conformiteitsverklaring
(DOC) 244
controletools 93
D
delen 20
diagnostische zelftestpagina
afdrukken 104
informatie over 102
digitaal archief
scannen naar 56
digitale archieven
installeren 54
digitale camera's
DPOF-bestanden
afdrukken 61
foto's opslaan op
computer 71
geheugenkaarten
plaatsen 60
poort, plaatsen 14, 61
verbinden 61, 62
weergavemodus
bedieningspaneel 19
DOC 244
documentatie 10
donkere afbeeldingen,
problemen oplossen
kopieën 184
scans 188
dots (stippen) per inch (dpi)
fax 16
dots per inch (dpi)
afdrukken 229
DPOF-bestanden 61
draadloze communicatie
beveiliging 145
Bluetooth 146
Ethernet-installatie 142
installeren 139
installeren in Mac OS 144
instellingen 140
radio, inschakelen 106
SecureEasySetup (SES)
143
storing verminderen 145
uitschakelen 145
wettelijke informatie 237
draadloze installatie
wizard 142
Draaien, knop 17
driver
garantie 221
instellingen 49
versie 219
driver van de printer
instellingen 49
Index
249
DSL, fax installeren met
parallelle
telefoonsystemen 113
dubbelzijdig afdrukken 50
duplexeenheid
gebruiken 50
in driver in- en
uitschakelen 22
installatie 21
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 35
ondersteunde types en
gewichten van
afdrukmaterialen 37
online bestellen 216
plaatsen 15
storingen verhelpen 211
duplexer
marges, minimum 39
E
elektrische specificaties 230
enveloppen
lade die ondersteunt 37
ondersteunde formaten 35
richtlijnen 34
Ethernet-poort, plaatsen 15
Ethernet-verbindingen 19
EWS. zie geïntegreerde
webserver
F
fax
antwoordapparaat,
problemen oplossen 203
antwoordapparaat en
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 127
automatisch antwoorden 17
beltonen voor opnemen 83
installeren,
snelkiesgroepen 46
Knop Opnieuw kiezen/
pauze 17
log, afdrukken 89
netwerkmappen
snelkiescodes 47
nummers blokkeren 16
pauze 28
scannen 17
snelheid 86
soorten instellingen 109
speed-dial entries, set up
45
tekst en symbolen
invoeren 28
telefoonaansluiting testen,
mislukt 191
testen soort telefoonsnoer
mislukt 193
voicemail, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 117
faxen
antwoordapparaat,
installatie (parallelle
telefoonsystemen) 125
aparte geïnstalleerde lijn
(parallelle
telefoonsystemen) 112
automatisch antwoorden
83
backup-faxontvangst 76
bevestigingsrapporten 88
doorsturen 78
DSL, installeren (parallelle
telefoonsystemen) 113
foutcorrectiemodus 84
foutrapporten 88
gedeelde
telefoonlijninstallatie
(parallelle
telefoonsystemen) 116
handmatig ontvangen 76
handsfree kiezen 74, 75
installatie specifiek
belsignaal (parallelle
telefoonsystemen) 115
installatie test 87
instellen 108
instellingen wijzigen 82
internet, via 86
ISDN-lijn, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 114
kiessysteem, instellen 85
kiestoontest, mislukt 195
kopschrift 82
lijnconditietest, mislukt 196
lijn voor gesprekken en
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 121
logboek wissen 78
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 118
modem and voicemail,
gedeeld met (parallelle
telefoonsystemen) 131
modem en
antwoordapparaat,
gedeeld met (parallelle
telefoonsystemen) 127
nummers blokkeren 79
ontvangen 76
ontvangen, problemen
oplossen 197, 200
opnieuw afdrukken 78
opties opnieuw kiezen 85
parallelle
telefoonsystemen 108
PBX-systeem, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 114
problemen oplossen 190
rapporten 87
specificaties 229
specifieke beltoon, patroon
wijzigen 84
telefoonsnoer te kort 203
test is mislukt 190
test van de verbinding van
het telefoonsnoer,
mislukt 192
verwijderen uit het
geheugen 78
verzenden 72
verzenden, problemen
oplossen 197, 199, 202
faxen, testen
installatie 87
faxen doorsturen 78
faxen ontvangen
aantal beltonen voor
opnemen 83
automatisch 76
doorsturen 78
faxnummers blokkeren 79
handmatig 76
modus automatisch
antwoorden 83
problemen oplossen 197,
200
faxen uit het geheugen
verwijderen 78
250
faxen uitzenden
verzenden 75
faxen verzenden
gewone fax 72
handmatig 73
handsfree kiezen 74, 75
problemen oplossen 197,
199, 202
faxnummerblokkering, knop 16
faxpoort, plaatsen 15
FCC-verklaring 232
firewalls, problemen oplossen
173
FoIP 86
formaat
kopieerproblemen
oplossen 183
scans, problemen
oplossen 189
foto's
afdrukken vanaf
bedieningspaneel 64
afdrukken zonder rand 44
bekijken 63
een PictBridge-camera
verbinden 61
geheugenkaarten,
problemen oplossen 204
geheugenkaarten
plaatsen 60
opslaan op computer 71
opslagapparaat verbinden
62
panoramische 67
paspoort 69
scans bewerken 58
vanuit DPOF-bestanden
afdrukken 61
videoactieafdrukken 70
voorbeeldvellen 64
fotoafdrukmateriaal
ondersteunde formaten 36
Foutberichten
bedieningspaneel 25
foutcorrectiemodus, fax 84
foutmeldingen
de TWAIN-bron kan niet
worden geactiveerd 187
foutrapporten, fax 88
G
garantie 221
gebeurtenissen 103
geblokkeerde faxnummers
bedieningspaneel, knop 16
installeren 79
lijst bekijken 82
geheugen
faxen opnieuw afdrukken
78
faxen opslaan 76
faxen verwijderen 78
specificaties 227
geheugenkaarten
DPOF-bestanden
afdrukken 61
fax 17
foto's afdrukken 64
foto's opslaan op
computer 71
plaatsen 60
problemen oplossen 204
scannen naar 57
sleuven, plaatsen 14
specificaties 231
voorbeeldvellen 64
weergavemodus
bedieningspaneel 19
geïntegreerde webserver
belpatroon beantwoorden,
fax 84
faxen doorsturen 79
faxkopschrift, instellen 82
faxlog, bekijken 89
faxlogboek wissen 78
functies 92
geblokkeerde faxnummers,
bekijken 82
info 96
instellen, backup-
faxontvangst 77
pagina's 96
problemen oplossen, kan
niet worden geopend
205
Webscan 57
Geïntegreerde webserver
beheerderinstellingen 94
gekleurde tekst, en OCR 58
geluidsdruk 231
geluidsinformatie 231
geluidsniveau 231
glasplaat van de scanner
locatie 13
origineel laden 32
reinigen 166
H
handmatig faxen
ontvangen 76
verzenden 73, 74
handsfree kiezen 74, 75
hardware, faxinstallatietest 191
help
HP Instant Support 100
zie ook klantenondersteuning
het apparaat verpakken 224
het apparaat verzenden 222
HP Instant Support
beveiliging en privacy 101
info 100
myPrintMileage 101
toegang krijgen 101
HP Photosmart Software 27
HP Photosmart-software
scans naar programma's
verzenden 56
HP Photosmart Studio
scans naar programma's
verzenden 56
HP Planet Partners 247
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
beheerderinstellingen 95
functies 92
panelen 99
HP Printerhulprogramma (Mac
OS)
openen 99
HP Solution Center 26
HP Web Jetadmin
info 100
HP Web JetAdmin
functies 92
I
identificatiecode van de
abonnee 82
inbelmodem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 118
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 127
Index
251
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 131
gedeeld met lijn voor fax en
gesprekken (parallelle
telefoonsystemen) 121
informatie is onjuist of
ontbreekt, problemen
oplossen 175
ingebouwde webserver
openen 96
systeemvereisten 228
inktcartridgeklep, plaatsen 14
inktcartridges
garantie 221
levensduur 226
onderdeelnummers 103
ondersteunde 155
online bestellen 216
plaatsen 14
status 93, 103
vervaldatums 103
vervangen 156
verwijderen 222
inktcartridges en printkoppen
verwijderen 222
inktniveaupictogrammen 18
inktpatronen
onderdeelnummers 217
ondersteund 226
inkt wordt uitgesmeerd,
problemen oplossen 178
installatie
accessoires 21
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 125
antwoordapparaat en
modem (parallelle
telefoonsystemen) 127
aparte faxlijn (parallelle
telefoonsystemen) 112
Bluetooth 146
computermodem (parallelle
telefoonsystemen) 118
computermodem en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 127
computermodem en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 131
DSL (parallelle
telefoonsystemen) 113
faxen, met parallelle
telefoonsystemen 108
gedeelde telefoonlijn
(parallelle
telefoonsystemen) 116
inktcartridges 156
lade 2 21
lijn voor computermodem
en gesprekken
(parallelle
telefoonsystemen) 121
module voor dubbelzijdig
afdrukken 21
Printer toevoegen,
Windows 137
problemen oplossen 206
software voor Mac OS 138
software voor Windows 134
specifiek belsignaal
(parallelle
telefoonsystemen) 115
specifieke beltoon 84
testfax 87
types verbindingen 19
voicemail en
computermodem
(parallelle
telefoonsystemen) 131
Windows 134
Windows-netwerk 136
Windows-
netwerksoftware 136
installatieposter 10
installatie Printer toevoegen
137
Installatieprogramma voor
netwerkprinter 100
installeren
ISDN-lijn (parallelle
telefoonsystemen) 114
PBX-systeem (parallelle
telefoonsystemen) 114
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 117
instellen
faxen 108
instellen, opties opnieuw
kiezen 85
instellingen
bedieningspaneel 26
beheerder 93
driver 49
faxscenario's 109
kopiëren 52
netwerk 106
scannen 59
snelheid, fax 86
internet
faxen, via 86
invoeren, symbolen 28
invoer van meerdere pagina's
tegelijk 181
IP-adres
apparaat opsporen 206
statisch, instellen 171
IP-instellingen 107
ISDN-lijn, installeren met fax
parallelle
telefoonsystemen 114
J
Japanse VCCI-verklaring 237
juiste poort testen, fax 192
K
kaarten
lade die ondersteunt 37
ondersteunde formaten 36
richtlijnen 34
kabels
USB bestellen 216
kalibreren, regelopschuiving
160
kiessysteem, instellen 85
kiestoontest, mislukt 195
klantenondersteuning
elektronisch 218
HP Instant Support 100
telefonische
ondersteuning 218
kleuren
in zwart-wit afdrukken,
problemen oplossen 179
lopen door elkaar 179
problemen oplossen 179
specificaties 229
vaag of dof 178
verkeerd 179
kleurenkopie 52
Knop Aantal exemplaren 17
Knop Annuleren 17
Knop Digitaal Archief 16
Knop Draaien 17
252
knop Faxmenu 16
knop Help 17
Knop Help 17
knop Installatie 17
Knop Inzoomen 17
Knop Kleurenfoto starten 17
Knop Kleurenscan starten 18
knop Kopiëren 16
Knop Kwaliteit 17
Knop OK 16
Knop Opnieuw kiezen/pauze
17
knoppen, bedieningspaneel 16
Knoppen Start faxen
kleur 17
zwart 17
Knoppen Start kopiëren
kleur 17
zwart 17
knop Scanmenu 16
Knop Terug 17
Knop tweezijdig 17
Knop Uitzoomen 17
Knop Vergroten/verkleinen 16
Knop Voorbeeldvel 17
kopiëren
annuleren 53
instellingen 52
kwaliteit 183
originelen bijsnijden 52
problemen oplossen 182
specificaties 229
vanaf het
bedieningspaneel 52
kopschrift, fax 82
Koreaanse EMI-verklaring 236
korrelige of witte banden op
kopieën, problemen
oplossen 184
kritieke foutberichten 25
kwaliteit, problemen oplossen
afdrukken 176
diagnostische pagina 158
kopiëren 183
scannen 187
L
lade 1
afdrukmateriaal plaatsen 39
capaciteit 37
locatie 13
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 34
ondersteunde types en
gewichten van
afdrukmaterialen 37
lade 2
afdrukmateriaal plaatsen 40
capaciteit 37
in driver in- en
uitschakelen 22
installatie 21
installatieproblemen
oplossen 180
locatie 13
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 34
ondersteunde types en
gewichten van
afdrukmaterialen 37
online bestellen 216
laden
capaciteiten 37
lades
afdrukmateriaal plaatsen 39
beheertools 92
illustratie van de
papiergeleiders 13
in driver in- en
uitschakelen 22
installatie lade 2 21
invoerproblemen
oplossen 180
locatie 13
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 34
ondersteunde types en
gewichten van
afdrukmaterialen 37
storingen verhelpen 211
langzaam afdrukken,
problemen oplossen 174
leesmij 10
lettertypen, ondersteunde 226
lichte afbeeldingen, problemen
oplossen
kopieën 184
scans 188
lichtje van het
geheugenapparaat, locatie
13
lijnconditietest, fax 196
lijnen
kopieën, problemen
oplossen 184
scans, problemen
oplossen 188
lijnen of punten ontbreken 180
locking trays 41
log, fax
afdrukken 89
log, faxen
bekijken 89
logboek, fax wissen 78
luchtvochtigheidspecificaties
230
M
Mac OS
accessoires in- en
uitschakelen in driver 22
afdrukinstellingen 49
afdrukken op
afdrukmateriaal van
speciaal formaat 43
afdrukken zonder rand 44
apparaat delen 138, 139
Bluetooth 150
dubbelzijdig afdrukken 51
HP Photosmart Studio 27
HP
Printerhulpprogramma
99
installatie draadloze
communicatie 144
Installatieprogramma voor
netwerkprinter 100
software installeren 138
software verwijderen 154
systeemvereisten 227
marges
duplexer 39
instellen, specificaties 38
Material safety data sheets
(MSDS) 247
media
ADF-capaciteit 31
Memory Stick-kaarten
insteken 60
sleuf, plaatsen 14, 61
menu's, bedieningspaneel 24
menu Faxen 24
menu Foto 24
Menuknop Foto's 17
menu Kopiëren 24
Index
253
menu Scannen 24
milieubeschermingsprogramma
246
MMC-geheugenkaart
plaatsen 60
sleuf, plaatsen 14
modelnummer 103
modem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 118
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 127
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 131
gedeeld met lijn voor fax en
gesprekken (parallelle
telefoonsystemen) 121
modemsnelheid 86
myPrintMileage
functies 92
info 102
toegang krijgen 102
N
naslaggids 10
netaansluiting, plaatsen 15
netwerken
afbeelding aansluiting 15
delen, Windows 135
diagnostische
zelftestpagina 102
draadloze instellingen
104, 140
Ethernet-verbindingen 19
firewalls, problemen
oplossen 173
geavanceerde
instellingen 107
HP Web Jetadmin 100
installatie draadloze
communicatie 139
installatie Mac OS 138
instellingen, wijzigen 106
instellingen bekijken en
afdrukken 106
IP-instellingen 107
Knop Digitaal Archief 16
ondersteunde
besturingssystemen 228
ondersteunde protocollen
228
statisch IP-adres,
instellen 171
verbindingssnelheid 107
Windows-installatie 136
wizard Draadloze
installatie 106
netwerkmappen
problemen oplossen 189
scannen naar 55
networken
systeemvereisten 228
O
OCR
gescande documenten
bewerken 58
problemen oplossen 186
omgevingsspecificaties 230
onderdeelnummers,
benodigdheden en
accessoires 216
ondersteunde
besturingssystemen 227
ondersteuning. zie
klantenondersteuning
ongewenste-faxmodus 79
opslaan
faxen in geheugen 76
foto's op computer 71
standaardinstellingen 26
opslagapparaten
ondersteunde USB-
flashstations 231
verbinden 62
originelen
bijsnijden 52
in de ADF (automatische
documentinvoer)
plaatsen 31
scannen 54
scans bewerken 58
originelen bijsnijden 52
P
pagina's per maand
(werkbelasting) 226
Pagina Diagnostiek van
afdrukkwaliteit afdrukken
158
panoramische foto's 67
papier
scheve invoer 181
verbruik 92
papierstoringen
te vermijden
afdrukmateriaal 33
parallelle telefoonsystemen
aparte geïnstalleerde lijn
112
DSL-installatie 113
gedeelde lijninstallatie 116
installatie
antwoordapparaat 125
installatie modem en
antwoordapparaat 127
installatie modem en
voicemail 131
installatie specifiek
belsignaal 115
ISDN-installatie 114
landen/regio's met 108
modem gedeeld met
lijninstallatie voor
gesprekken 121
modeminstallatie 118
PBX-installatie 114
soorten instellingen 109
pasfoto's 69
patronen. zie inktpatronen
PBX-systeem, installeren met
fax
parallelle
telefoonsystemen 114
PCL 3 ondersteuning 226
Photosmart Software
scans naar programma's
verzenden 56
Photosmart Studio
scans naar programma's
verzenden 56
PictBridge-compatibele
camerapoort, plaatsen 14,
61
PictBridge-modus 61, 62
pictogrammen voor draadloze
verbindingen
ad hoc 19
geen verbinding 18
Pijl naar links 16
Pijl naar rechts 16
254
plaatsen
lade 1 39
originelen in de ADF
(automatische
documentinvoer)
plaatsen 31
poorten, specificaties 226
printcartridges. zie
inktcartridges
printerdriver
garantie 221
instellingen 49
instellingen accessoires
22
versie 219
printkoppen
contacten handmatig
reinigen 160
garantie 221
onderdeelnummers 217
onderhouden 157
ondersteund 226
online bestellen 216
plaatsen 14
problemen oplossen 173
reinigen 160
status 93, 103, 158
status controleren 158
uitlijnen 159
vervangen 163
verwijderen 222
printkoppen uitlijnen 159
printkopvergrendeling,
plaatsen 14
privacy, HP Instant Support
101
problemen met de
papierinvoer, problemen
oplossen 180
problemen oplossen
afdrukken 171
afdrukkwaliteit 176
afdrukmateriaal wordt niet
uit een lade ingevoerd
180
afgesneden pagina's,
verkeerde plaatsing van
tekst of afbeeldingen 175
antwoordapparaten 203
berichten van
bedieningspaneel 25
blanco pagina's afgedrukt
174
diagnostische
zelftestpagina 102
drukt niet af 172
faxen 190
faxen ontvangen 197, 200
faxen verzenden 197,
199, 202
faxhardwaretest is mislukt
191
faxkiestoontest mislukt 195
faxlijntest is mislukt 196
faxtesten 190
firewalls 173
geheugenkaarten 204
geïntegreerde webserver
205
HP Instant Support 100
inkt vult tekst of
afbeeldingen niet
volledig 178
inkt wordt uitgesmeerd 178
installatie 206
installatie lade 2 180
kleuren 178, 179
kleuren lopen door elkaar
179
kopieerkwaliteit 183
kopiëren 182
langzaam afdrukken 174
lijnen of punten ontbreken
180
meerdere pagina's tegelijk
opgenomen 181
netwerkconfiguratiepagina
104
ontbrekende of onjuiste
informatie, problemen
oplossen 175
printkoppen 173
problemen met de
papierinvoer 180
scankwaliteit 187
scannen 185
scheve invoer 181
scheve kopieën 184
telefoonaansluiting van de
fax testen, mislukt 191
testen soort fax/
telefoonsnoer mislukt
193
test van de verbinding van
het fax/telefoonsnoer
mislukt 192
tips 170
voeding 172
vreemde tekens worden
afgedrukt 177
processorspecificaties 227
pulskeuze 85
punten, problemen oplossen
scannen 189
punten of vegen, problemen
oplossen
kopieën 184
R
radio, uitschakelen 106
radio frequency radiation 233
radiointerferentie
wettelijke informatie 237
radiostoring
verminderen 145
rapporten
bevestiging, fax 88
faxtest is mislukt 190
fout, fax 88
recycling 247
regelopschuiving kalibreren
160
reinigen
ADF 166
buitenkant 170
glasplaat van de scanner
166
printkoppen 160
release-info 10
resolutie
afdrukken 229
fax 16, 17
Resolutie, knop 16
S
scan
verzenden naar een
programma 56
scannen
afbeeldingen bewerken 58
annuleren 59
direct digitale archieven 54
foutmeldingen 187
instellingen voor 59
Knop Kleurenfoto starten
17
Knop Kleurenscan starten
18
Index
255
knop Scanmenu 16
kwaliteit 187
langzaam 185
naar geheugenkaart 57
OCR 58
problemen oplossen 185
scanspecificaties 230
vanaf het
bedieningspaneel 54
vanaf Webscan 57
vanuit een TWAIN-
compatibel of WIA-
compatibel programma
57
voorbeeldvellen 67
scanner, glasplaat
locatie 13
originelen laden 32
reinigen 166
scans verzenden
naar een programma 56
problemen oplossen 185
voor OCR 58
scheef, problemen oplossen
afdrukken 181
kopiëren 184
scannen 188
Secure Digital-geheugenkaart
plaatsen 60
sleuf, plaatsen 14
SecureEasySetup (SES),
draadloze communicatie 143
Secure MMC-geheugenkaart
sleuf, plaatsen 14
seriële telefoonsystemen
landen/regio's met 108
soorten instellingen 109
serienummer 103
snelheid
problemen met afdrukken
oplossen 174
scannerproblemen
oplossen 185
snelkies
knoppen 16
Snelkiescodes,
netwerkmappen als 47
snelkiesknoppen 16
snelkiezen
afdrukken en bekijken 48
Digitaal archief 55
fax verzenden 72
installeren, groepen 46
netwerkmappen 47
snelkiezen, groepen
installeren 46
software
beheertools 91
garantie 221
HP Photosmart 27
installatie onder Windows
134
installatie op Mac OS 138
instellingen accessoires
22
OCR 58
software verwijderen uit
Windows 152
types verbindingen 19
verwijderen van Mac OS
154
Webscan 57
software verwijderen
Mac OS 154
Windows 152
Solution Center 26
spanningsspecificaties 230
speciaal papierformaat
ondersteunde formaten 36
richtlijnen 34
specificatie
processor en geheugen
227
specificaties
afdrukmateriaal 34
elektrisch 230
fysieke 226
geluidsniveau 231
netwerkprotocollen 228
opslagomgeving 230
systeemvereisten 227
werkomgeving 230
specificaties opslagomgeving
230
specificaties werkomgeving
230
specifiek belsignaal
parallelle
telefoonsystemen 115
specifieke beltoon
wijzigen 84
speed dial
fax numbers, set up 45
standaardinstellingen
afdrukken 49
bedieningspaneel 26
driver 49
kopiëren 52
statisch IP-adres, instellen 171
status
benodigdheden 92, 93
berichten 25
diagnostische
zelftestpagina 103
netwerkconfiguratiepagina
104
statuslampjes,
bedieningspaneel 16
statuspictogrammen 18
storingen
ADF 213
verhelpen 211
vermijden 215
strepen op scans, problemen
oplossen 188
stroom
specificaties 230
verbruik 246
stuurprogramma
instellingen accessoires 22
systeemvereisten 227
T
taal, printer 226, 227
Tabblad Informatie, Werkset
(Windows) 98
Tabblad Services, Werkset
(Windows) 98
taken
instellingen 26
technische gegevens
faxspecificaties 229
geheugenkaartspecificaties
231
kopieerspecificaties 229
scanspecificaties 230
tekst
invoeren vanaf het
bedieningspaneel 28
kan niet worden bewerkt na
het scannen, problemen
oplossen 186
niet volledig gevulde
kopieën 184
onduidelijke kopieën,
problemen oplossen 184
onduidelijke scans 189
256
ontbreekt van de scan,
problemen oplossen 186
problemen oplossen 175,
178, 180
vlekkerig op kopieën 184
telefonische
klantenondersteuning 218
telefoon, faxen vanaf
ontvangen 76
verzenden 73
verzenden, 73
telefoonaansluiting, fax 191
telefoonaansluiting testen,
fax 191
telefoonlijn, belpatroon
beantwoorden 84
telefoonsnoer
testen juiste soort mislukt
193
test van de verbinding met
de juiste poort mislukt
192
verlengen 203
temperatuurspecificaties 230
testen, fax
faxlijnconditie 196
hardware, mislukt 191
kiestoon, mislukt 195
mislukt 190
poortverbinding, mislukt
192
telefoonaansluiting 191
testen soort fax/
telefoonsnoer mislukt
193
toegangsklep wagen,
plaatsen 14
toegangspaneel aan de
achterkant
storingen verhelpen 211
toegankelijkheid 12
Toets Automatisch
beantwoorden 17
toetsenblok, bedieningspaneel
plaatsen 16
tekst en symbolen
invoeren 28
toonkeuze 85
transparanten 34
trays
locking 41
setting default 41
TWAIN
de bron kan niet worden
geactiveerd 187
scannen vanuit 57
tweezijdig afdrukken 50
U
uitleesscherm met twee regels,
bedieningspaneel 19
uitvoerlade
locatie 13
ondersteunde
afdrukmaterialen 38
USB-aansluiting
beschikbare functies 19
poort, plaatsen 15
USB-flashstations 231
USB-kabel, bestellen 216
USB-verbinding
Bluetooth-adapter 146
digitale camera's 61
installatie Mac OS 138
poort, locatie 13
specificaties 226
Windows installeren 134
V
vegen, problemen oplossen
kopieën 184
scannen 189
verbindingen
beschikbare functies 19
Bluetooth 146
verbindingssnelheid, instellen
107
Verklaring ten aanzien van de
LED-classificatie 237
verklaring ten aanzien van het
netsnoer 237
verticale strepen op kopieën,
problemen oplossen 184
vervaagde kopieën 183
vervaagde strepen op kopieën,
problemen oplossen 184
vervangen
inktcartridges 156
printkoppen 163
video's
actiefoto's afdrukken 70
voeding
problemen oplossen 172
voicemail
installatie met fax en
computermodem
(parallelle
telefoonsystemen) 131
installeren met fax
(parallelle
telefoonsystemen) 117
Voorbeeldvel, knop
bedieningspaneel, knop 17
voorbeeldvellen
afdrukken 64
invullen 66
scannen 67
vullen
lade 2 40
W
waarschuwingsberichten 25
wachtwoordverificatie,
Bluetooth 150
Webscan 57
websites
informatieblad levensduur
benodigheden 226
klantenondersteuning 218
Material safety data sheets
(MSDS) 247
milieubeschermingsprogram
ma 246
recycling 247
Websites
Apple 139
benodigdheden en
accessoires bestellen
216
beveiliging van draadloze
communicatie 141
Europese inktcartridges
217
HP Web JetAdmin 100
informatie over
toegankelijkheid 12
weergave, bedieningspaneel
19
werkbelasting 226
Werkset (Windows)
beheerderinstellingen 95
functies 92
info 97
openen 97
Tabblad Geschat
inktniveau 98
Index
257
Tabblad Informatie 98
Tabblad Services 98
wettelijke informatie 237
wettelijk verplichte informatie
232
wettelijk verplicht
modelnummer 237
WIA (Windows-
beeldtoepassing), scannen
vanuit 57
Windows
accessoires in- en
uitschakelen in driver 22
afdrukinstellingen 49
afdrukken op
afdrukmateriaal van
speciaal formaat 43
afdrukken zonder rand 44
apparaat delen 135
Bluetooth 148
draadloze communicatie
installeren 142
dubbelzijdig afdrukken 50
HP Photosmart Software 27
HP Solution Center 26
installatie Printer
toevoegen 137
netwerkinstallatie 136
software installeren 134
software verwijderen 152
systeemvereisten 227
Windows-beeldtoepassing
(WIA), scannen vanuit 57
witte banden of strepen,
problemen oplossen
kopieën 184
scans 188
witte banen of strepen,
problemen oplossen
kopieën 184
wizard Draadloze installatie
106
X
xD-Picture-geheugenkaart
plaatsen 60
sleuf, plaatsen 14, 61
Z
zwarte punten of vegen,
problemen oplossen
kopieën 184
scannen 189
zwart-witpagina's
faxen 72
kopiëren 52
zwart-wit pagina's
problemen oplossen 179
258
© 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
www.hp.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265

HP Officejet Pro L7700 All-in-One Printer series Handleiding

Type
Handleiding