Ransomes 67862, 67863, 67862, 67863 de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Ransomes 67862, 67863 de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Safety and Operation Manual
Manuel de l’opérateur et de sécurité
Bedienings- en Veiligheidshandleiding
Betriebs- und Sicherheitshandbuch
Manuale Operativo e di Sicurezza
HR 4600 Turbo
TM
Rotary Mower
RJ 100 012003
WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß
verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht
werden. Personen, die diese Maschine verwenden und
warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet
sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein
und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen,
die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder
zu warten.
WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de machine
gebruiken en onderhouden moeten worden getraind in het
juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de
gevaren ervan en behoren de volledige handleiding
aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te
maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden.
AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas
d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le
personnel d’entretien doivent être formés et conscients des
dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel
avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir la
machine.
WARNING: If incorrectly used this machine can cause severe
injury. Those who use and maintain this machine should be
trained in its proper use, warned of its dangers and should
read the entire manual before attempting to set up, operate,
adjust or service the machine.
3009160-ML1 (rev.0)
AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni
se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad
approntare, usare, mettere a punto o eseguire la manutenzione
di questa macchina, coloro che la utilizzano ed i responsabili
della manutenzione devono essere addestrati all’impiego della
macchina, devono essere informati dei pericoli, e devono
leggere l’intero manuale.
2 WD Product Number: 67862 - Engine Type: Kubota V1505-TE Diesel
4 WD Product Number: 67863 - Engine Type: Kubota V1505-TE Diesel
NL-2
INHOUD
Waarschuwing onder Voorstel 65
Motoruitlaatgassen van dit product bevatten chemicaliën die naar de
Staat Californië bekend is, kankerverwekkend zijn en tot geboorte- en
andere reproductieve afwijkingen leiden.
© COPYRIGHT 1999, TEXTRON INC.
“Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht om dit handboek of enig deel ervan in enige vorm te reproduceren”.
Alle informatie in deze publicatie is gebaseerd op gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de goedkeuring voor het
drukken ervan. Textron Turf Care & Specialty Products behoudt zich het recht voor om hierin, zonder voorafgaande
kennisgeving en zonder enige verplichting aan te gaan, op ieder willekeurig tijdstip veranderingen aan te brengen.
INHOUD
VEILIGHEID
1.1 OPERATIONELE VEILIGHEID . . . . . . . . . . 3
1.2 BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN. . . . . . . . . . 4
DECALPLAATJES
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
3.1 ICONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
3.2 BESTURINGSSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . 8
3.3 REGELPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.4 WAARSCHUWINGEN VOOR DE
BESTUURDER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
OPERATIONELE WERKING
4.1 DAGELIJKSE INSPECTIE . . . . . . . . . . . . . 13
4.2 OPERATIONEEL BACK-UP SYSTEEM . . 13
4.3 BEDIENINGSPROCEDURES . . . . . . . . . . 14
4.4 STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
4.5 STOPPEN / PARKEREN . . . . . . . . . . . . . . 16
4.6 RIJDEN / TRANSPORT . . . . . . . . . . . . . . . 16
4.7 MAAIEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
4.8 MAAISNELHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
4.9 SLEPEN / TRAILERVERVOER . . . . . . . . . 17
4.10 BEDIENING OP HELLINGEN. . . . . . . . . . . 18
4.11 DAGELIJKS ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . 19
NOTITIES
VEILIGHEID 1
NL-3
1 VEILIGHEID
1.1 OPERATIONELE VEILIGHEID ________________________________________________
1. Veiligheid hangt af van de alertheid, zorg en voorzichtig-
heid van degenen die de machine bedienen of onder-
houden. Minderjarigen mag nooit worden toegestaan om
enig deel van de apparatuur te bedienen.
2. Het behoort tot uw verantwoordelijkheid om deze
handleiding te lezen, evenals alle publicaties die met deze
machine zijn geassocieerd (onderdelen- & onderhouds-
handleiding, motorhandleiding en instructies betreffende
accessoires en aanzetstukken). Als de bediener geen
Nederlands kan lezen, behoort het tot de verant-
woordelijkheid van de eigenaar om de in deze handleiding
opgenomen informatie uit te leggen.
3. Leer uzelf het juiste gebruik van de machine, alsmede de
positie en bedoeling van alle bedienings- en besturing-
sregelingen voordat u ermee gaat werken. Onbekendheid
kan tot ongelukken leiden.
4. Niemand mag worden toegestaan om de machine te
bedienen of onderhouden zonder eerst geschikte training
en instructies te hebben ontvangen. Hetzelfde verbod
geldt voor personen onder de invloed van alcohol of
drugs.
5. Draag alle noodzakelijke beschermende kleding en
persoonlijke veiligheidsuitrusting ter bescherming van uw
hoofd, ogen, oren, handen en voeten. Bedien de machine
uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
6. Inspecteer het gebied waar de machine zal worden
gebruikt. Verzamel alle rommel die u kunt vinden alvorens
te gaan werken. Let goed op obstakels boven uw hoofd
(lage boomtakken, elektrische kabels enz.), alsmede op
ondergrondse (sproeiers, leidingen, boomwortels enz.).
Ga een nieuw gebied voorzichtig binnen. Blijf u bewust
van verborgen gevaren.
7. Grasknipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen. Houd iedereen op veilige afstand
zolang de machine in bedrijf is. De eigenaar/bediener is
verantwoordelijk voor lichamelijk letsel dat zelf of door
omstanders wordt opgelopen en schade die aan
eigendom wordt toegebracht in gevallen waar zulks door
de eigenaar/bediener kan worden vermeden.
8. Bedien nooit een machine die niet in perfecte bedrijf-
sstaat verkeert, geen decalplaatjes heeft of waarvan de
beschermkappen, keerschotten en/of andere beveilig-
ingsinrichtingen niet of onvoldoende stevig zijn bevestigd.
9. Geen enkele schakelaar mag ooit worden onderbroken of
geshunt.
10. Koolmonoxide in de uitlaatgassen kan bij inademing
dodelijk zijn. Bedien de motor nooit zonder afdoende
ventilatie.
11. Brandstof is in hoge mate ontvlambaar en dient met zorg
te worden gehanteerd.
12. Houd de motor schoon. Laat hem vóór het stallen
afkoelen en verwijder altijd de contactsleutel.
13. Ontkoppel alle aandrijvingen en trek de parkeerrem aan
voordat de motor wordt gestart. Dit mag uitsluitend
gebeuren met de bediener op de bestuurdersplaats en
nooit wanneer deze zich naast de machine bevindt.
14. Machine en uitrusting moeten voldoen aan de laatste
eisen van landelijke, provinciale en plaatselijke overheden
ten aanzien van het rijden of transport over de openbare
weg.
15. Gebruik nooit uw handen om olielekken op te sporen.
Hydraulische vloeistof onder druk kan de huid penetreren
en ernstig letsel veroorzaken.
16. Op hellingen dient de machine op en neer (verticaal) te
worden gereden, nooit in de dwarsrichting (horizontaal).
17. Om kantelen of verlies van controle te voorkomen, mag
niet plotseling worden gestart of gestopt. Verminder de
snelheid bij het nemen van scherpe bochten. Wees
voorzichtig wanneer op een helling van richting wordt
veranderd.
18. Gebruik altijd de veiligheidsgordel bij het bedienen van
tractors die zijn voorzien van een ROPS (rolbeugel-
systeem).
Gebruik nooit een veiligheidsgordel bij het bedienen van
tractors zonder ROPS.
19.
Houd armen, benen en lichaam binnen het zitgedeelte
wanneer het voertuig
in beweging is
.
Deze machine behoort te worden bediend en service te worden verleend zoals gespecificeerd in deze handleiding en
is bestemd voor het professionele onderhoud van kwaliteitsgazons. De machine mag niet worden gebruikt op ruw
terrein of voor het maaien van lang gras.
WAARSCHUWING
APPARATUUR DIE VERKEERD OF DOOR ONGETRAIND PERSONEEL WORDT BEDIEND,
KAN GEVAARLIJK ZIJN.
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningen. Onervaren bedieners behoren te worden
geïnstrueerd door iemand die vertrouwd is met de machine alvorens toestemming te krijgen er zelf gebruik van te maken.
! !
1 VEILIGHEID
NL-4
1.2 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN _________________________________
Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op potentiële gevaren.
GEVAAR
- duidt op dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
ZAL
resulteren in dood of ernstig
letsel.
WAARSCHUWING
- duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
KAN
resulteren in
dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG
- duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
KAN
resulteren in licht of
matig letsel en beschadiging van eigendom. Het symbool kan ook worden gebruikt om de aandacht te vestigen op
onveilige praktijken.
Ten behoeve van visuele duidelijkheid, kunnen in sommige illustraties in deze handleiding afschermingen, platen en
andere veiligheidsinrichtingen open worden afgebeeld of zelfs ontbreken. Onder geen enkele omstandigheid mag deze
apparatuur echter worden bediend zonder dat dergelijke onderdelen niet naar behoren zijn aangebracht.
Door alle instructies in deze handleiding op te volgen verlengt u de levensduur van uw machine en handhaaft u
maximale efficiency. Bijstellingen en onderhoud behoren altijd door een bevoegde monteur te worden uitgevoerd.
Indien aanvullende informatie of service wordt gewenst, neem dan contact op met een erkende Textron Turf Care &
Specialty Products Dealer. Onze dealers worden op de hoogte gehouden van de nieuwste onderhoudsmethoden ten
behoeve van deze machines en kunnen een snelle en efficiënte service verlenen.
Gebruik van andere dan originele
en goedgekeurde Textron Turf Care & Specialty Products onderdelen en accessoires maakt deze garantie
ongeldig
.
WAARSCHUWING
Het operationele back-up systeem van deze tractor voorkomt het starten ervan tenzij de rempedaal is ingedrukt, de
maaierschakelaar in de UIT-stand en de tractiepedaal in de vrijstand staat. Het systeem zet de motor stil als de
bediener de bestuurdersplaats verlaat zonder de parkeerrem aan te trekken of de maaierschakelaar in de UIT-stand
te zetten.
De tractor mag NOOIT worden bediend tenzij het operationele back-up systeem goed functioneert.
!
! !
WAARSCHUWING
1. Voordat de bestuurdersplaats wegens enige reden wordt verlaten, dient het volgende te worden gedaan
a. Zet de tractiepedaal in de vrijstand.
b. Schakel alle aandrijfmechanismen uit.
c. Laat alle aanzetstukken op de grond neer.
d. Trek de parkeerrem aan.
e. Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
2. Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. Wacht tot iedere beweging is
gestopt alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of onderhouden van de machine.
3. Zorg dat het werkgebied vrij blijft van omstanders en huisdieren.
4. Er mogen nooit passagiers worden meegenomen, tenzij daarvoor een speciale zitplaats beschikbaar is.
5. Maaiapparatuur mag nooit worden bediend zonder dat het afvoerkeerschot stevig op zijn plaats zit.
! !
DECALPLAATJES 2
NL-5
2 DECALPLAAT JES
Maak uzelf vertrouwd met deze decalplaatjes aangezien ze van essentieel belang zijn voor
de veilige bediening en werking van de machine.
BESCHADIGDE DECALPLAATJES
MOETEN ONMIDDELLIJK WORDEN VERVANGEN.
1. No opere esta maquina sin previo
entrenamiento, instruccion y sin haber
leido el manual de operacion.
2. Tenga todas las guardas en su lugar y
plezas bien aseguradas.
3. Neutralice todas las velocidades y
apague el motor antes de vaciar los
recolectores de pasto, darie servicio,
limplar, ajustar y destrabar la maquina.
4. Mantenga las manos, los ples y ropa
suelta lejos de plezas en movimiento.
5. No deberan transportar pasajeros si no
existe un asiento para ellos.
6. Si no sabe leer ingles, pida que aiguien
le lea las calcomanias de avisos y los
manuales de instruccion y operacion.
! PRECAUCION
DE RADIATEUR STAAT ONDER DRUK.
VERWIJDER DE DOP LANGZAAM OM
LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN.
! WAARSCHUWING
365956
Doe het volgende om lichamelijk letsel te vermijden
tijdens hantering van de accu:
1. Zorg ervoor dat de zwarte aardingskabel (-) altijd
het laatst wordt bevestigd en verwijderd.
2. Houd vonken en open vlammen op veilige afstand
en vermijd contact met accuzuur.
Doe het volgende om lichamelijk letsel te vermijden
tijdens starten met een doorverbindingskabel
:
1. Verbind de positieve (+) polen met elkaar (+).
2. Verbind de negatieve (-) pool van de goede accu
met het frame van het voertuig met de stroomloze
accu.
! GEVAAR
3001435
VOORZICHTIG
1. Lees de bedieningshandleiding voordat
u de machine in gebruik neemt.
2. Houd beschermkappen op hun plaats
en zorg dat alle bevestigingen en
verbindingen stevig vastzitten.
3. Voordat wordt begonnen aan reiniging-
swerk, bijstelling of reparatie van de
machine, moeten alle aandrijvingen
worden ontkoppeld, terwijl de parkeer-
rem moet worden aangetrokken en de
motor stilgezet.
4. Houd handen, voeten en kleding op
veilige afstand van bewegende delen.
5. Vervoer nooit passagiers op de
machine.
6. Houd omstanders op voldoende afstand
van de machine.
7. Werk nooit op hellingen steiler dan 18°.
!
340623
Bedien de machine niet terwijl de afvoergoot of
beschermkappen is/zijn opgeklapt of verwijderd.
Bedien de machine niet waar sprake is van verbogen
onderdelen, of wanneer een hulpstuk in de hefstand
staat.
Zorg ervoor dat niemand zich tijdens werking in de
buurt van de maaiers bevindt.
3002502
Contact met draaiende messen of (soms over grote
afstanden) weggeworpen voorwerpen kan ernstig
lichamelijk letsel en zelfs de dood tengevolge hebben.
! GEVAAR
Het beveiligingsvermogen van
! WAARSCHUWING
5000627
deze constructie kan zijn verminderd
als gevolg van structurele bescha-
diging, omslaan of uitgevoerde
verandering. Wanneer zich dit heeft
voorgedaan, moet de constructie
worden vervangen.
3 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-6
3 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
3.1 ICONS ___________________________________________________________________
WAARSCHUWING
Probeer nooit met de tractor te gaan rijden voordat u de bedieningshandleiding heeft gelezen en
precies weet hoe het besturingssysteem werkt.
Maak uzelf vertrouwd met bovenstaande icons en hun betekenis. Stel u op de hoogte van de
plaats en het doel van alle besturingen, controlesystemen en meters voordat u de tractor gaat
bedienen.
Lees handleiding
Hoog Laag
Smoorregeling motor
Krachtafneempunt
Vooruit Achteruit
Rijden
Uit Aan
Motor
Start
Parkeerrem
Inge-
schakeld
Uitge-
schakeld
Koel-
temperatuur
Brandstof
Kooien
Omlaag Omhoog
Werklichten
Urenteller
Oliepeilschakelaar
Aan Uit/Test
D
Maaidekken
Alle maai-
Linker-
Rechter
Alle maai-
vleugel
vleugel
dekken
uitgeschakeld
ingeschak.
dekken
ingeschak.
ingeschak.
2-wiel- 4-wiel-
Aandrijving
aandrijving aandrijving
Vergrendeld Ontgrendeld
Kruissnelheidsregeling
Motor-
oliedruk
Gloei-
bougie
Hydraulisch
oliefilter
Waarschuwingslampjes
Hydraulisch
oliepeil
Acculading
! !
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 3
NL-7
A
Stuurkantelingshendel
B1
Parkeerremvergrendeling
B2
Parkeerremontgrendeling
C1
Draaihulpinrichting links
C2
Draaihulpinrichting rechts
C3
Remvergrendelstang
D
Maaisnelheidsstop
E
Tractiepedaal - vooruit
F
Tractiepedaal - achteruit
G
Zittingverstelling
H
Hydrauliekoliedop/peilstok
I
Brandstofdop
J
Luchtfilterindicator
K
Alarm
L
Controller/Smeltveiligheden
M
Waarschuwingslampje
hydrauliekoliepeil
N
Tractiehulpschakelaar
O
Schakelaar
hydrauliekoliepeil
P
Kooihefhendel
Q
Maaierschakelaar
R
Tweewiel- en vierwielaandrijv-
ingsschakelaar
S
Lichtschakelaar
T
Smoorregeling motor
U
Kruissnelheidsregeling (optie)
V
Contactschakelaar
W
Urenteller
X
Brandstofmeter
Y
Waarschuwingslampjes
Z
Temperatuurmeter
motorkoelmiddel
LF001
A
B
1
B
2
DE
F
G
M
O
P
Q
R
S
T
U
V
H
I
J
W
X
Y
Z
K
L
C
1
C
2
N
C
3
3 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-8
3.2 BESTURINGSSYSTEEM ____________________________________________________
A.
Stuurkantelingshendel
Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te
maken en vervolgens te kantelen tot de gewenste
positie is bereikt. Loslaten van de hendel heeft
vergrendeling van de stuurkolom tengevolge.
B.
Parkeerremvergrendeling/ontgrendeling
Om de parkeerrem te vergrendelen dient de rempedaal
(C)
te worden neergehouden en op de vergrendeling
(B
1
)
te worden gedrukt tot deze ingrijpt. Voor
terugstelling dient op de ontgrendeling
(B
2
)
te worden
gedrukt.
N.B.
De motor slaat automatisch af als de tractiepedaal
langer dan 10 seconden ingedrukt wordt gehouden
terwijl de parkeerrem is aangetrokken.
C.
Draaihulpinrichting
Vermindert de draaicirkel van de machine ten behoeve
van werken in besloten gedeelten. Gebruik de pedalen
van de hulpinrichting om nauwe bochten rond bomen
en andere objecten te kunnen maken. De pedalen
behoren geleidelijk te worden ingedrukttot de gewenste
draaicirkel is bereikt: de linkerpedaal
(C
1
)
is bestemd
voor draaiing naar links, de rechterpedaal
(C
2
)
voor
draaiing naar rechts en transport, en
(C
3
)
schakelt de
remgrendelstang op de pedalen in.
N.B.
Te grote druk op de pedalen kan vergrendeling van
het wiel veroorzaken, met als
gevolg dat het gras wordt
opgebroken of gemarkeerd.
D.
Maaisnelheidsstop
Beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien.
Om met een lagere rijsnelheid te maaien dient de
hendel naar stand te worden gedraaid om contact te
maken met de stopschroef
(D
1
)
op de vloer wanneer de
rijpedaal wordt ingedrukt. Om met volle snelheid te
rijden dient de hendel in stand
(D
3
)
te worden gezet.
Stopschroef
(D
2
)
kan worden afgesteld op het bereiken
van specifieke maaisnelheden. Zie de
Onderdelen &
Onderhoud
handleiding.
Afb. 3A
E.
Vooruitrijden (tractiepedaal)
Druk het boveneind van de pedaal in om vooruit te
rijden. Laat de pedaal los om de rijsnelheid te
verminderen en te stoppen.
F.
Achteruitrijden (tractiepedaal)
Druk het ondereind van de pedaal in om achteruit te
rijden. Laat de pedaal los om de rijsnelheid te
verminderen en te stoppen. Laat de tractor eerst geheel
tot stilstand komen alvorens van richting te veranderen.
G.
Zittingverstelling
Trek de linkerhendel uit om de zitting naar voren of
achteren te verzetten. Om de veerspanning onder de
zitting aan te passen dient aan de stelknop vooraan de
zitting te worden gedraaid.
H.
Hydrauliekoliedop/peilstok
Vul schone hydrauliekolie bij tot de merkstreep op de
peilstok terwijl de motor koud is. Nooit overvullen.
I.
Brandstofdop
Vul de brandstoftank met nr. 2 dieselolie, minimum
cetaangetal 45. Zie sectie 4.11.
J.
Luchtfilterindicator
Geeft de conditie aan van het motorluchtfilter. Dit moet
worden gereinigd of vervangen wanneer er een rode
streep verschijnt in het kijkglas van de indicator. Zie de
Onderdelen & Onderhoud handleiding.
K.
Alarm
Het geluidsalarm heeft, samen met de
waarschuwingslampjes
(N, Y)
, tot taak om de
bestuurder te attenderen op omstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen. Zie sectie 3.4.
VOORZICHTIG:
Verstel de stuurkolom
nooit terwijl de tractor in beweging is. Altijd
eerst stoppen en de parkeerrem aantrekken
alvorens dit te doen.
!
D
3
Transportsnelheid
Maaisnelheid
D
1
D
2
LF002
E
F
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 3
NL-9
L. Controller & Smeltveiligheden
De controller bevindt zich onder de achterkap, direct
achter de bestuurdersplaats, en bevat vier LED-banken
ten behoeve van controle van en foutopsporing in het
elektrisch systeem van de tractor. Zie de
Onderdelen &
Onderhoud
handleiding.
Naast de controller vindt u vier spade-type
smeltveiligheden. Om deze te kunnen vervangen,
dient het voorpaneel van de controller te worden
verwijderd
. Zie de
Onderdelen & Onderhoud
handleiding.
M. Waarschuwingslampje hydrauliekoliepeil
Dit attendeert de bestuurder op een laag
vloeistofpeil in de hydraulische tank. Het lampje
werkt in combinatie met het alarm.
Zie sectie 3.4.
N.B.
Het waarschuwingslampje zal blijven branden
zolang een laag oliepeil wordt waargenomen. Als het
geluidsalarm wordt geactiveerd als gevolg van een
laag oliepeil, kan het worden uitgeschakeld door
schakelaar (0) in de UIT-stand te zetten.
VOORZICHTIG:
Onderhoud en reparatie
van het elektrisch systeem moet worden uit-
gevoerd door een bevoegd monteur. Alvorens
smeltveiligheden te vervangen, dient de trac-
tor te worden uitgeschakeld en de contacts-
leutel te worden verwijderd.
!
3 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-10
3.3 REGELPANEEL ___________________________________________________________
N.
Tractiehulpschakelaar
Verplaatst het gewicht tussen maaidekken en tractor.
Druk de voorkant van de schakelaar in om de
neerwaartse druk op de maaidekken te
verminderen en het gewicht naar de tractor over
te brengen. Dit verbetert de tractie, maar kan zweving
van de dekken veroorzaken met als gevolg een
ongelijkmatige knip.
Om de neerwaartse druk op de maaidekken te
verhogen moet de schakelaar worden
ontspannen. Dit vermindert de tractie maar
verbetert het maaidekcontact met de grond.
O.
Schakelaar hydrauliekoliepeil
Deze schakelaar wordt gebruikt om het
alarmsysteem te testen of te inactiveren nadat
een laag oliepeil is ontdekt. Houd de schakelaar
in de AAN-stand tijdens het starten en bedienen van de
tractor. Om het alarm te testen, dient de schakelaar in
de UIT-stand te worden gezet en de contactsleutel naar
de AAN-stand te worden gedraaid. Zie sectie 3.4.
P.
Maaierhefhendel
De maaierhendel brengt de maaiers omhoog en omlaag
en werkt zowel
automatisch
als via
handbediening
.
Druk de hendel naar voren om de maaiers neer te laten
en trek hem terug om de maaiers te heffen.
Handbedieningsmethode.
Zet de maaischakelaar
(Q)
in de UIT-stand (middenpositie). In deze stand stijgen
en dalen de maaiers wanneer druk op de
bedieningshendel wordt uitgeoefend. Om de middelste
maaier omhoog of omlaag te brengen, moet de
bedieningshendel in de middenpositie worden
gehouden. Om de linker- of rechtermaaier omhoog of
omlaag te brengen, dient de bedieningshendel naar de
betreffende kant te worden bewogen.
Automatische methode.
Zet de maaischakelaar
(Q)
in
de maaistand. Via deze methode zullen de maaiers
automatisch starten wanneer ze worden neergelaten en
stijgen ze uitsluitend tot een "kruissnede" stand. Om
alledrie de maaiers te heffen of te laten zakken, dient de
bedieningshendel in de middenpositie te worden
gehouden. Om de linker- of rechtermaaier omhoog of
omlaag te brengen, dient de bedieningshendel naar de
betreffende kant te worden bewogen.
Om de maaiers in de transportstand te zetten, dient de
hendel te worden bediend totdat ze volledig omhoog
zijn gebracht.
Q.
Maaierschakelaar
De maaierschakelaar wordt gebruikt om de maaiers
in en uit te schakelen en tevens om de maaierhendel
(P)
op handbediening of automatisch te zetten.
Wanneer de tractor wordt gestart, moet de
schakelaar in de UIT-stand worden gezet.
Om te kunnen maaien, dient de opsluitlip
(Q
1
)
naar voren te worden gedrukt en de schakelaar
in de maaistand te worden gezet. Met de
schakelaar in deze stand zullen de kooien automatisch
starten wanneer ze worden neergelaten, en stoppen
wanneer ze worden omhooggebracht. Zet de
schakelaar weer in de middenpositie om de kooien uit te
schakelen.
Als de tractor wordt uitgeschakeld met de maaiers in de
maaistand, worden deze na het opnieuw starten van de
tractor geactiveerd door de maaischakelaar in de AAN-
M
O
PQ R S
T
U
V
W
XY
Z
Afb. 3B
LF003
Q
1
N
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 3
NL-11
stand te zetten en de maaierhefhendel kortstondig naar
voren te drukken.
R. Tweewiel- en vierwielaandrijvingssschakelaar
Zet de tractor in twee- of vierwielaandrijving.
S. Lichten (optie)
Bedient de werklichten.
T. Smoorregeling motor
Regelt het toerental van de motor. Bedien de machine
met 'vol gas' tijdens normale werkzaamheden.
U. Kruissnelheidsregeling (optie)
Na inschakeling vergrendelt de kruissnelheidsregeling
de tractiepedaal in de huidige stand. Ontgrendeling
volgt nadat naar de UIT-stand wordt geschakeld of
wanneer de parkeerrem wordt geactiveerd.
V. Contactschakelaar
De contactschakelaar kent drie standen: UIT - AAN -
START. In de AAN-stand werkt het controllerprogramma
en worden de ingangs- en uitgangscircuits
gecontroleerd. Zie sectie 4.4 en de
Onderdelen &
Onderhoud
handleiding
W. Urenteller
Registreert de bedrijfsuren van de machine. Gebruik de
teller voor de planning van het periodiek onderhoud.
X. Brandstofmeter
Geeft het huidige brandstofniveau aan. Controleer de
meter dagelijks voordat de machine wordt gestart.
Y. Waarschuwingslampjes
Attenderen de bestuurder op omstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen. Zie sectie 3.4.
Z. Temperatuurmeter
Geeft de temperatuur aan van het motorkoelmiddel. De
normale bedrijfstemperatuur schommelt tussen 71°-
110°C. Als de hoogste waarde wordt overschreden,
wordt het alarm geactiveerd. Zie sectie 3.4.
M
O
PQ R S
T
U
V
W
XY
Z
Afb. 3C
LF003
Q
1
N
3 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-12
3.4 WAARSCHUWINGEN VOOR DE BESTUURDER_________________________________
De elektronische controller bewaakt vitale
machinesystemen en gebruikt een geluidsalarm en
waarschuwingslampjes om de bestuurder te attenderen op
omstandigheden die onmiddellijke aandacht vereisen.
Wanneer een dergelijke waarschuwing wordt gegeven, volg
dan de algemene richtlijnen die in onderstaande tabel zijn
vermeld en voer specifieke acties uit op aanwijzing van de
plaatselijke opzichter of servicemanager.
Testen van het alarmsysteem:
Zet de contactschakelaar in de AAN-stand. Alle lampjes
gaan gedurende een of meer seconden branden en het
alarm treedt kortstondig in werking.
Dit systeem controleert:
1. Het hydrauliekoliepeil.
2. De motoroliedruk.
3. De temperatuur van het motorkoelmiddel.
4. Het hydraulisch oliefilter.
5. De accuspanning
Afb. 3D
2
3
1
4
5
LF004
Waarschuwing
Actie
1.
Hydrauliekoliepeil -
Het alarm
begint te werken en het
waarschuwingslampje voor het
hydrauliekoliepeil gaat branden.
Het peil is lager dan wordt aan-
bevolen.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor
stil.
Voer een visuele inspectie van de machine uit op duidelijke tekenen van
lekkage rond aansluitingen, in slangen en hydraulische onderdelen. Breng
de tractor naar een servicefaciliteit voor onderhoud/reparatie.
VOORZICHTIG:
hydraulische vloeistof staat onder druk. Na het
stilzetten van de motor dient de vloeistof eerst af te koelen voordat het
peil wordt gecontroleerd of de hydraulische tank met olie wordt
bijgevuld
.
2.
Motoroliedruk -
Het alarm
begint te werken en het
waarschuwingslampje voor de
motoroliedruk gaat branden. De
oliedruk is te laag
.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor
stil.
Inspecteer het oliepeil in de motor. Als het lampje blijft branden terwijl
het oliepeil bevredigend is, sleep of vervoer de tractor dan met
uitgeschakelde
motor naar een servicefaciliteit. Zolang dit
waarschuwingslampje brandt, mag
NOOIT
worden gestart, aangezien
ernstige beschading van de motor hiervan het gevolg kan zijn.
3.
Temperatuur motorkoel-
middel -
Het alarm begint te
werken. De temperatuur van
het motorkoelmiddel is te hoog.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor
stil.
Verwijder afval zoals bladeren en grasknipsel waardoor de luchtstroming
door het achterscherm op de kap en het gedeelte tussen de radiateur en de
oliekoeler wordt belemmerd. Als de motortemperatuur te hoog blijft, breng de
tractor dan naar een servicefaciliteit.
VOORZICHTIG
:
het motorkoelmiddel staat onder druk. Na het stilzetten
van de motor moet de vloeistof eerst voldoende afkoelen voordat het
peil wordt gecontroleerd en koelmiddel aan de radiateur wordt
toegevoegd.
4.
Hydraulisch oliefilter -
Het
waarschuwingslampje voor het
oliefilter blijft branden
Breng de tractor zo spoedig mogelijk naar een servicefaciliteit.
Vervang
de hydraulische oliefilters
.
5.
Accuspanning -
Het
waarschuwingslampje voor de
accuspanning gaat branden
Breng de tractor zo spoedig mogelijk naar een servicefaciliteit.
Inspecteer de accu en het acculaadsysteem.
!
!
OPERATIONELE WERKING 4
NL-13
4 OPERATIONELE WERK ING
4.1 DAGELIJKSE INSPECTIE ___________________________________________________
1. Voer een visuele inspectie van de volledige machine uit.
Let daarbij op tekenen van slijtage, loszittende bevestig-
ingen en ontbrekende of beschadigde onderdelen. Con-
troleer op brandstof- en olielekken om er zeker van te
zijn dat de aansluitingen stevig vastzitten en de slangen
en leidingen in goede conditie verkeren.
2. Controleer de brandstoftoevoer, het peil van het
radiateurkoelmiddel, de carterolie en de luchtfilter-
indicator. Alle vloeistoffen moeten het vol-streepje
bereiken wanneer de motor koud is.
3. Zorg ervoor dat alle maaieenheden tot dezelfde
maaihoogte zijn afgesteld.
4. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
5. Test het operationele back-up systeem.
4.2 OPERATIONEEL BACK-UP SYSTEEM ________________________________________
1. Het operationele back-up systeem voorkomt het starten
van de motor tenzij de parkeerrem is aangetrokken, de
tractiepedaal in de vrijstand en de kooischakelaar in de
UIT-stand staat. Het systeem stopt de motor ook indien
de bediener de bestuurdersplaats verlaat terwijl de
kooischakelaar in de AAN-stand staat, de maai- of hef-
pedalen NIET IN DE VRIJSTAND staan of de parkeer-
rem NIET IS AANGETROKKEN.
2. Voer alle onderstaande tests uit om te verzekeren dat
het operationele back-up systeem goed werkt. Stop
hiermee en laat het systeem inspecteren en eventueel
repareren ingeval een van de tests
negatief is.
d
e motor start
niet
in test 1;
de motor
start tijdens
tests 2, 3 of 4;
de motor
blijft lopen
tijdens tests 5 of 6.
3. Raadpleeg bij iedere test onderstaande tabel en volg
de horizontale controlemarkeringen (
). Tussen twee
tests moet de motor worden stilgezet.
Test 1:
Vertegenwoordigt normale startprocedure. De
bediener is gezeten, met zijn voeten los van de pedalen, de
parkeerrem is aangetrokken, en de kooischakelaar staat in
de UIT-stand. De motor behoort te starten.
Test 2:
De motor behoort niet te starten als de
kooischakelaar in de AAN-stand staat.
Test 3:
De motor behoort niet te starten als de parkeerrem
NIET IS AANGETROKKEN.
Test 4:
De motor behoort niet te starten als de maai- of
hefpedaal is ingedrukt.
Test 5:
Start de motor op de normale manier, zet dan de
kooischakelaar in de AAN-stand en verhef u van de zitting.
Test 6:
Start de motor op de normale manier, ontspan dan
de parkeerrem en verhef u van de zitting.
Haal uw gewichtt van de zitting.
De maaieenheden moeten binnen zeven (7) seconden met draaien stoppen.
VOORZICHTIG:
De dagelijkse inspectie mag
uitsluitend worden uitgevoerd wanneer de motor is
stilgezet en alle vloeistoffen zijn afgekoeld. Laat de
maaieenheden op de grond neer, trek de parkeerrem
aan, schakel de motor uit en verwijder de contactsleu-
tel.
!
WAARSCHUWING
Bedien de machine nooit terwijl het operationele
back-up systeem is uitgeschakeld of niet goed
functioneert. Geen enkele schakelaar mag worden
onderbroken of geshunt.
! !
Controle back-up systeem bestuurder
Test
Bedienner
gezeten
Parkeerrem Maai/hefpedaal
in vrijstand
Kooi-schakelaar Motor start
Ja Nee Aan Uit Ja Nee Aan Uit Ja Nee
1
✔✔✔
2
✔✔✔✔
3
✔✔✔✔
4
✔✔ ✔✔✔
5
✔✔✔
6
✔✔
4 OPERATIONELE WERKING
NL-14
4.3 BEDIENINGSPROCEDURES ________________________________________________
1. Onder geen enkele omstandigheid mag de machine
worden gestart zonder dat de bediener op de bestuur-
dersplaats zit.
2. De tractor of de aanzetstukken mogen niet worden
bediend wanneer sprake is van losse, beschadigde of
ontbrekende onderdelen. Waar mogelijk dient het gras
droog te worden gemaaid.
3. Maai eerst een proefgebied om vertrouwd te raken met
de werking van de tractor en de bedienings- en bestur-
ingsinrichting.
De kooien mogen
nooit
worden bediend tenzij ze gras
maaien, aangezien er anders tussen de kooimessen en
het ondermes warmte wordt ontwikkeld die de snijrand
beschadigt.
4. Bekijk het werkgebied aandachtig om de beste en
veiligste bedieningsprocedure te kunnen bepalen.
Hiertoe behoren de hoogte van het gras, het type
terrein en de conditie van het oppervlak. Iedere
conditie vereist zijn eigen specifieke afstellingen of
voorzorgsmaatregelen. Gebruik uitsluitend accessoires
en aanzetstukken die door Textron Turf Care &
Specialty Products zijn goedgekeurd.
5. Knipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen, noch dient iemand zich in de
buurt van de machine te bevinden zolang deze
operationeel is. De eigenaar/bediener is verant-
woordelijk voor lichamelijk letsel van omstanders en/of
schade aan hun eigendommen.
6. Wees voorzichtig tijdens het maaien in de nabijheid
van grindoppervlakken (rijwegen, parkeerplaatsen,
karrensporen enz.). Door aanzetstukken weggeworpen
stenen kunnen ernstig letsel toebrengen aan
omstanders en/of de machine beschadigen.
7. Zet de maaierschakelaar altijd in de UIT-stand om de
messen te stoppen wanneer niet wordt gemaaid.
8. Schakel de aandrijfmotors uit en breng de kooien
omhoog tijdens het oversteken van paden of wegen en
let goed op het langskomend verkeer.
9. De machine moet onmiddellijk worden gestopt en op
beschadiging worden geïnspecteerd na het raken van
een obstakel of wanneer sprake is van abnormale
trilling. Iedere noodzakelijk reparatie moet worden
uitgevoerd voordat het werk wordt hervat.
10. Op hellingen dient de snelheid te worden verminderd
en extra voorzichtigheid in acht te worden genomen:
lees sectie 4.10. Dit geldt met name voor scherpe
dalingen.
11. Kijk goed naar alle kanten (ook onder de machine)
voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de
weg vrij is. Neem u in acht tijdens het naderen van
blinde hoeken, struiken, bomen of andere objecten die
het uitzicht kunnen belemmeren.
12. Gebruik nooit uw handen om maaieenheden te
reinigen. Grasknipsel dient met een borstel van de
messen te worden verwijderd. Deze zijn namelijk
bijzonder scherp en kunnen ernstige verwondingen
veroorzaken.
WAARSCHUWING
Voor deze tractor is een rolbeugelsysteem (ROPS) als optioneel accessoire verkrijgbaar. Wanneer een ROPS op
de tractor wordt geïnstalleerd, moeten veiligheidsriemen worden gedragen. Een veiligheidsriem moet nauwsluitend
vastzitten. Op een tractor zonder ROPS mogen
GEEN
veiligheidsriemen worden gedragen.
Als een tractor met een ROPS omslaat, blijf het stuurwiel dan vasthouden. Probeer niet om van de tractor te
springen of de zitting te verlaten.
!
!
VOORZICHTIG:
Om lichamelijk letsel te helpen voorkomen dient een veiligheidsbril te worden dragen, eve-
nals leren werkschoenen of laarzen, een helm en oorbescherming. Lang haar, losse kledingstukken en sier-
aden kunnen door bewegende delen worden gegrepen.
!
VOORZICHTIG:
Voordat met maaien wordt
begonnen, dienen alle voorwerpen en afval
zoals stenen, speelgoed, draad enz. die door
de machine kunnen worden weggeworpen, te
worden opgeruimd. Ga een nieuw werkgebied
voorzichtig binnen en rij met een zodanige
snelheid dat u altijd volledige controle over de
tractor behoudt.
!
WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen dienen, alvorens
te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of
repareren van deze machine, altijd eerst alle
aandrijvingen te worden uitgeschakeld en de
aanzetstukken op de grond te worden neergelaten.
Verder moet de motor worden stilgezet en de
contactsleutel verwijderd.
! !
OPERATIONELE WERKING 4
NL-15
4.4 STARTEN ________________________________________________________________
BELANGRIJK:
Gebruik geen starthulpvloeistoffen.
Dergelijke vloeistoffen zijn in het luchtinlaatsysteem namelijk
potentieel explosief of kunnen een toestand creëren waarin
de motor op hol slaat en ernstig wordt beschadigd.
De motor is voorzien van een automatisch
gloeibougiesysteem. Middels voorverwarming worden de
cilinders hiermee op de juiste starttemperatuur gebracht
voordat de motor wordt aangeslingerd.
1. Ga op de bestuurdersplaats zitten en zorg dat de
maaierschakelaar
(Q)
in de UIT-stand (middenpositie)
staat en de parkeerrem is aangetrokken. Haal uw
voeten van de pedalen. Gebruik altijd een veilig-
heidsriem op een tractor die is uitgerust met een ROPS.
2. Zet de gashendel
(T)
halfopen en controleer of de
alarmschakelaar
(O)
in de AAN-stand staat.
3. Zet de contactschakelaar
(V)
in de AAN-stand ( ).
De gloeibougie-indicator gaat onmiddellijk branden om
aan te tonen dat het gloeibougiesysteem is
geactiveerd.
N.B.
Op dit tijdstip zullen de waarschuwingslampjes
(N, Y) op het instrumentenpaneel gaan branden en
treedt het alarm kortstondig in werking. Controleer of de
lampjes en het alarm functioneren.
4. Wacht tot het gloeibougielampje uitgaat en draai de
contactsleutel daarna onmiddellijk naar de START-
positie ( ). Loslaten zodra de motor aanslaat.
N.B.
De contactsleutel mag per keer niet langer 10
seconden in de START-positie blijven. Na 10 seconden
wordt het startcircuit uitgeschakeld en moet worden
teruggesteld door de sleutel weer in de UIT-stand te
zetten.
Tussen twee startpogingen moet 30 seconden worden
gewacht om de startmotor gelegenheid te geven om af
te koelen.
Alle waarschuwingslampjes moeten uitgaan na het
aanslaan van de motor.
N.B.
De motor kan pas worden aangeslingerd nadat het
gloeibougielampje is uitgegaan. Als getracht wordt om
de motor te starten voordat het lampje uitgaat, moet de
contactschakelaar worden teruggesteld door hem naar
de UIT-stand te draaien.
Laat de motor eerst geleidelijk warm worden alvorens
met een hoog toerental te gaan werken.
Afb. 4A
T
Y
O
Q
M
V
LF003
4 OPERATIONELE WERKING
NL-16
4.5 STOPPEN / PARKEREN ____________________________________________________
Stoppen:
Haal uw voet van de tractiepedaal. De tractor remt
automatisch wanneer de tractiepedaal naar de vrijstand
terugkeert.
Parkeren van de tractor onder normale
omstandigheden:
1. Zet de maaierschakelaar
(Q)
in de UIT-stand en hef en
vergrendel de hulpstukken vervolgens in de transport-
stand, waarna van het werkgebied kan worden weg-
gereden.
2. Kies een vlak en horizontaal gebied om te parkeren.
a. Laat de tractiepedaal los om de tractor volledig tot
stilstand te brengen.
b. Schakel alle aandrijvingen uit, laat de aanzetstuk-
ken op de grond neer, zet de gashendel terug naar
langzaam en laat de motor ongeveer een minuut
onbelast draaien.
3. Trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder
altijd de contactsleutel.
Als zich een noodgeval voordoet en de tractor op het
werkgebied moet worden geparkeerd, volg dan de richtlijnen
van de betreffende terreinopzichter.
Als de tractor op een helling wordt geparkeerd, moeten de
wielen worden geklampt.
4.6 RIJDEN / TRANSPORT _____________________________________________________
Alle in deze handleiding opgenomen veiligheids-
aanwijzingen moeten worden gelezen en opgevolgd
wanneer de tractor wordt gereden of getransporteerd. Bij
achteruitrijden moet vooral goed achter de machine worden
gekeken of de weg vrij is.
Belangrijk:
Als deze tractor op de openbare weg wordt
gereden, moet worden voldaan aan lokale wetten en
voorschriften. Neem contact op met de plaatselijke
autoriteiten om op de hoogte te zijn van deze verordeningen
alsmede de eisen t.a.v. de machine.
De tractor kan worden uitgerust met transportstangen om de
linker en rechter voorkooien in hun geheven transportstand
te vergrendelen. De transportstangen kunnen achter de
bestuurdersplaats worden opgeborgen. Ze kunnen, indien
gewenst, worden gebruikt tijdens het transport van de
machine over ruw terrein, via de openbare weg of op een
trailer. Activeer de remvergrendelstaaf op de pedalen van de
draaihulpinrichting wanneer de
machine in de transport-
stand wordt verreden.
Heffing van de kooien in de transportstand:
Zet de maaierschakelaar in de UIT-stand (middenpositie).
Trek de kooihendel terug en houd hem vast totdat de kooien
omhoog zijn gebracht en de hefarmen volledig in hun hoge
transportstand staan.
Installatie van de transportstangen:
1. Hef de kooien tot de transportstand is bereikt.
2. Ontkoppel alle aandrijvingen, trek de parkeerrem aan
en zet de motor stil.
3. Plaats de transportstang
(C)
over de transportborg-
pennen
(A)
op de hefarmen, zoals afgebeeld. Beveilig
de stang op zijn plaats met behulp van haarspelden
(B)
.
De bestuurder heeft de optie om te transporteren met
tweewiel- of vierwielaandrijving.
Belangrijk:
Installeer de transportstangen wanneer de
machine 's nachts wordt gestald. De stangen moeten
worden verwijderd voordat de maaidekken kunnen worden
neergelaten om in bedrijf te worden gesteld. De
maaischakelaar dient in de UIT-stand te staan tijdens het
transport van de tractor.
Afb. 4B
B
C
LF005
A
OPERATIONELE WERKING 4
NL-17
4.7 MAAIEN__________________________________________________________________
Maaien:
1. Als er transportstangen zijn geïnstalleerd, dienen deze
te worden verwijderd en naar de opbergruimte te
worden overgebracht.
2. Maai altijd met de regelklep van de motor volledig
open.
3. Zet de maaierschakelaar in de maaistand. Hiermee
wordt tevens de maaierhendel op automatisch
ingesteld. Zie sectie 3.3.
4. Beweeg de maaierhendel naar de gewenste positie en
druk hem kortstondig naar voren om de geselecteerde
maaiers te laten zakken. Deze beginnen automatisch
te draaien zodra de maaieenheden omlaag zijn
gebracht.
5. Om de maaiers te heffen dient de maaierhendel te
worden teruggetrokken en ontspannen. De maaiers
stoppen automatisch met draaien en keren terug naar
hun "kruissnede" positie. Om de maaiers in de
transportstand te berengen, dient de hendel te worden
vastgehouden tot ze volledig omhoog zijn gebracht.
6. Gebruik de pedalen van de draaihulpinrichting om de
draaicirkel te verkleinen wanneer rond bomen en
andere objecten moet worden gemaaid.
7. Stel de tractiehulpinrichting naar wens bij om de
gewichtsverdeling tussen de maaidekken en de tractor
te verbeteren.
8. Maak tevoren een planning van het maaipatroon om
onnodige bochten te vermijden en zo recht mogelijk te
maaien.
a. Ingeval van uitzonderlijk hoog gras, dient eerst een
wat hoger maainiveau te worden aangehouden,
waarna de dekken kunnen worden verlaagd om de
vereiste maaihoogte te bereiken.
b. Verlaag de rijsnelheid bij het nemen van bochten en
bewerking van besloten gedeelten, of tijdens het
maaien op heuvels of in ruw terrein.
4.8 MAAISNELHEID ___________________________________________________________
De knipkwaliteit is beter bij snelheden die duidelijk onder de
transportsnelheid van de tractor liggen. In de fabriek is een
initiële maaisnelheid van 8-10 km/uur ingesteld, die onder
de meeste maaiomstandigheden bevredigend is. Het is
echter mogelijk dat voor plaatselijke grascondities beter een
andere snelheid kan worden gebruikt. Indien bijstelling is
vereist, raadpleeg dan de
Onderdelen & Onderhoud
handleiding.
4.9
SLEPEN / TRAILERVERVOER
________________________________________________
Als de tractor een probleem vertoont waarvoor hij uit bedrijf
moet worden genomen en het werkgebied moet verlaten,
dient het vervoer op een trailer te gebeuren. Als er geen
trailer beschikbaar is, kan de tractor met lage snelheid over
korte afstanden worden gesleept.
Wees voorzichtig tijdens het laden en afladen van de tractor.
Zet de tractor goed op de trailer vast om rollen en schuiven
ervan tijdens het transport te voorkomen.
Alvorens te gaan slepen moet de sleepklep worden
geopend. Deze maakt het mogelijk om de tractor voort te
bewegen zonder de motor te starten en voorkomt mogelijke
beschadiging van hydraulische onderdelen.
N.B.
Machines met vierwielaandrijving worden makkelijker
gesleept als de contactschakelaar in de AAN-stand staat
(de motor mag niet
worden gestart) met de
vierwielaandrijvingsschakelaar in zijn aangewezen stand.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen, dienen
handen, voeten en kleding op veilige afstand van
maaieenheden te worden gehouden zolang de messen
draaien.
Gebruik
NOOIT
uw handen om maaieenheden schoon
te maken. Messen zijn uiterst scherp en kunnen ernstige
verwondingen toebrengen, vandaar dat een borstel het
aangewezen hulpmiddel om grasknipsel van de messen
te halen.
De maaierschakelaar mag nooit worden gebruikt om
materiaal vrij te maken dat een hulpstuk belemmert of
verstopt. Het in werking stelling van de schakelaar kan
onder deze omstandigheden lichamelijk letsel
veroorzaken en beschadiging van hulpstuk en tractor
tengevolge hebben.
Om obstakels van de maaier te verwijderen, dient de
maaierschakelaar in de UIT-stand te worden gezet en de
maaier volledig omhoog te worden gebracht. Trek de
parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder de
contactsleutel. Daarna kan de blokkering worden
opgeheven.
! !
4 OPERATIONELE WERKING
NL-18
De sleepklep
(D)
bevindt zich op de aandrijfpomp onder de
motorkap. Om de klep te openen dient u een pen in het
gaatje in de klep te steken en de klep maximaal een volle
slag linksom te draaien.
Voorafgaande aan slepen moet worden gezorgd dat de
maaieenheden omhoog zijn gebracht. Waar dit niet mogelijk
is, moeten ze van de tractor worden verwijderd.
Sluit de klep volledig en plaats de afscherming na het
slepen weer terug.
N.B.
De sleepsnelheid mag hoogstens 3,2 km/uur
bedragen. Slepen over lange afstanden wordt afgeraden
.
Afb. 4C
4.10
BEDIENING OP HELLINGEN
________________________________________________
De tractor is ontworpen om onder normale
maaiomstandigheden goede tractie en stabiliteit te
demonstreren. Tijdens het werken op hellingen, met name
ruw terrein, of wanneer het gras nat is, dient grote
voorzichtigheid in acht te worden genomen. Nat gras
vermindert de tractie en de besturingscontrole.
1. Maai altijd met vol gas, maar reduceer de rijsnelheid
om de juiste maaifrequentie te handhaven.
2. Als de tractor de neiging heeft om de glijden of als de
banden het gras beginnen te markeren, manoeuvreer
de tractor dan naar een minder steile positie totdat de
tractie is hersteld of de bandensporen verdwijnen.
3. Als het glijden of markeren (als onder punt 1)
voortduurt, dan is de helling te steil om veilig te
bewerken. Ga in zon geval niet verder, maar verlaat dit
gedeelte langzaam en voorzichtig.
4. Tijdens het afdalen langs een steile helling dienen de
aanzetstukken altijd op de grond te worden
neergelaten om de kans op kantelen te verminderen.
Juiste bandenspanning is van essentieel belang voor
maximale tractie. Zie de
Onderdelen & Onderhoud
handleiding.
D
LF006
WAARSCHUWING
Om de kans op kantelen te minimaliseren, wordt de
veiligste methode tijdens het werken op hellingen en
terrasvormig terrein vertegenwoordigd door op en neer
rijden (verticaal) en niet in de dwarsrichting (horizontaal).
Vermijd onnodig draaien, rijd met lage snelheid en blijf
goed letten op verborgen gevaren.
VOORZICHTIG:
Bedien deze tractor niet op
hellingen steiler dan
18°.
! !
!
OPERATIONELE WERKING 4
NL-19
4.11 DAGELIJKS ONDERHOUD __________________________________________________
Belangrijk:
Voor meer gedetailleerde
onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhouds- en
smeerschemas, wordt u verwezen naar de
Onderdelen- en
Onderhoud
handleiding.
1. Parkeer de tractor op een effen, horizontaal oppervlak.
Laat de aanzetstukken geheel neer op de grond, trek de
parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder de con-
tactsleutel.
2. Vet en smeer alle punten waar dit nodig is. Om brand
te voorkomen dienen de maaieenheden en de tractor
na ieder gebruik te worden gewassen.
a. Gebruik geen hogedrukspuit.
b. Spuit geen water rechtstreeks op het instrumenten-
paneel of elektrische componenten.
c. Spuit geen water in de koelluchtinlaat of de motor-
luchtinlaat.
N.B.
Een warme op lopende motor mag niet worden
gewassen. Gebruik perslucht om de motor en
radiateurvinnen te reinigen.
3. Vul de brandstoftank van de tractor aan het eind van
iedere werkdag tot 25 mm onder de vulhals.
Gebruik schone, verse #2 dieselolie met een minimum
cetaangetal van 45.
4. Hanteer brandstof met zorg gezien de grote
brandbaarheid ervan. Gebruik een goedgekeurde
brandstofhouder waarvan de schenktuit in de vulhals
past. Gebruik geen blikken of trechters om de
brandstof over te gieten.
a. Zolang de motor loopt of nog warm is, mag de
brandstofdop nooit van de tank worden verwijderd
of brandstof worden bijgevuld.
b. TIjdens het hanteren van brandstof mag niet
worden gerookt. De tank mag nooit in een overde-
kte ruimte worden gevuld of afgetapt.
c. De tank mag nooit worden overvuld of geheel leeg
raken. Mors geen brandstof. Waar dit wel gebeurt,
dient het gemorste onmiddellijk zorgvuldig te
worden opgenomen.
d. Brandstofhouders mogen nooit worden gehanteerd
nabij een open vlam of enig apparaat dat vonken
kan afgeven waardoor de brandstof of dampen
ervan kunnen ontsteken.
5. Bewaar brandstof overeenkomstig plaatselijke
voorschriften en de aanbevelingen van uw brandstof-
leverancier.
6. Inspecteer hydraulische slangen en leidingen dagelijks.
Let op of u natte slangen of olieplekken ziet en
vervang versleten of beschadigde slangen of leidingen
voordat de machine weer in gebruik wordt genomen.
7. Controleer de motor- en hydrauliekolie aan het begin
van iedere werkdag, voordat de motor wordt gestart.
Ingeval van een laag oliepeil moet de brandstofdop
worden verwijderd en de vereiste hoeveelheid olie
worden bijgevuld. Nooit overvullen.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel als gevolg van hete
hogedrukolie te voorkomen mogen nooit de handen
worden gebruikt om te controleren of sprake is van
olielekken. Papier of karton is hiervoor het
aangewezen middel.
Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof
kan voldoende krachtig zijn om de huid te
penetreren. Waar dit gebeurt moet de olie binnen
enkele uren chirurgisch worden verwijderd door een
dokter die vertrouwd is met deze vorm van
verwonding, aangezien gangreen hier anders het
gevolg van kan zijn.
!
!
BEPERKTE GARANTIE
1. Garantie
Textron Turf Care & Specialty Products (TTCSP) garandeert uitsluitend de oorspronkelijke detailhandelskoper
("Garantienemer") dat dit product gedurende een periode van een jaar vrij zal zijn van fabrieks- en materiaalfouten
vanaf de datum van de eerste detailhandelskoop (90 dagen indien gebruikt voor huurdoeleinden).
2. Niet-gegarandeerde items
TTCSP acht zich ontslagen van garanties of representaties ten aanzien van reparaties die worden uitgevoerd door
ieder ander dan een erkende TTCSP Dealer en, waar van toepassing, ten aanzien van motors*, accu's, banden en
ROPS die apart worden gegarandeerd door hun respectievelijke fabrikanten. Routinematige bijstellingen en normale
slijtage- en onderhoudsitems worden niet door deze garantie gedekt.
3. Omstandigheden die de garantie ongeldig maken
A) Waar de snelheid van de unit is verhoogd buiten het bereik van de fabrieksspecificaties, of het product op eniger-
lei wijze is veranderd die de veiligheid of de prestatie ervan nadelig beïnvloedt.
B) Waar de unit niet is onderhouden of geen service heeft ontvangen overeenkomstig de bepalingen in deze publi-
catie.
C) Waar de unit is misbruikt, of niet is gebruikt op de voorbestemde wijze.
4. Exclusief verhaal
Het enige en exclusieve verhaal van de garantienemer wegens inbreuk op deze garantie of enig defect of enige
tekortkoming van het product, inclusief enig verhaal waarin wordt voorzien door toepasselijke wetgeving of
gewoonterecht op federaal of staatsniveau, bestaat eruit dat TTCSP, geheel naar eigen goeddunken, het product of
enig defect onderdeel zal repareren of vervangen en de hiermee geassocieerde arbeidskosten zal dekken.
Eventuele vervoerskosten vallen niet onder deze garantie.
5. Het verkrijgen van service onder de garantie
Indien reparatie onder de garantie noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende TTCSP Dealer. Alle
defecte onderdelen moeten aan de Dealer worden geretourneerd en worden het eigendom van TTCSP.
6. Afwijzing
* Deze garantie wordt afgegeven ter vervanging van alle andere garanties, impliciet of uitdrukkelijk, inclusief enige
garantie terzake van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel.
* TTCSP wijst verder iedere aansprakelijkheid af voor bijkomstige, directe of gevolgschade, inclusief maar niet
beperkt tot persoonlijk letsel of beschadiging van eigendom, voortvloeiend uit een inbreuk op deze garantie of
enig ander defect of enige andere tekortkoming van het product tot de mate die onder de wet wordt toegestaan.
Geen agent, medewerker of vertegenwoordiger van TTCSP, of enige andere persoon, is gemachtigd om TTCSP vast
te leggen op enige bevestiging, representatie of garantie betreffende de goederen die onder deze garantie worden
verkocht.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met (414) 637-6711, of schrijven naar:
Textron Turf Care And Specialty Products
Warranty Department
1721 Packard Avenue, Racine, Wisconsin 53403-2564
* Kubota motors worden gegarandeerd door TTCSP. Alle andere motors worden gegarandeerd door hun
respectievelijke fabrikanten.
1Y1098
BOB-CAT BUNTON CUSHMAN JACOBSEN RANSOMES RYAN E-Z-GO
Equipment from Ransomes Jacobsen Limited is built to
exacting standards ensured by ISO 9001 registration at
all our manufacturing locations. A worldwide dealer
network and factory-trained technicians backed by
Ransomes Jacobsen Parts Xpress provide reliable,
high-quality product support.
Ransomes Jacobsen Limited
Central Avenue, Ransomes Europark, Ipswich, England, IP3 9QG
English Company Registration No. 1070731
www.textronsolutions.com
World Class Quality, Performance and Support
GB
F
NL
D
I
Les machines Ransomes Jacobsen Limited sont
fabriquées, dans toutes nos usines, selon les
normes de l’accréditation ISO 9001. Ransomes
Jacobsen Parts Xpress offre à sa clientèle un
réseau international de concessionnaires et de
techniciens formés pour l’Après-vente.
Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien
Machines van Ransomes Jacobsen Limited worden gebouwd
volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door de ISO
9001 registratie die op al onze productielocaties van
toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een
fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, in een betrouwbare
productondersteuning van hoge kwaliteit.
Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse
Geräte der Firma Ransomes Jacobsen Limited werden nach
höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle Hersteller-
werke sind nach ISO 9001 zertifiziert. Ein weltweites Händler-
netz und vor Ort ausgebildete Techniker gewährleisten in
Zusammenarbeit mit Ransomes Jacobsen Parts Xpress zuver-
lässige, hochqualitative Produktunterstützung.
Qualität, Leistung und Support von Weltklasse
Le apparecchiature prodotte dalla Ransomes Jacobsen
Limited sono realizzate secondo standard rigorosi previsti
dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i nostri
stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e tecnici
altamente qualificati gode del supporto esclusivo del servizio
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, unico per affidabilità e
qualità dei prodotti.
Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale
1/106