Documenttranscriptie
JACOBSEN
®
Safety and Operation Manual
Manuel de Securite & de Fonctionnement
Veiligheids & Bedienings handleiding
Sicherheits und Bedienungs anleitung
Manuale d’istruzioni per I’uso e la Sicurezza
Sand Scorpion TM Electric
Product Number: 88006 - 2.0hp, 48-volt
WARNING: If incorrectly used this machine can cause severe injury. Those who use and maintain this machine should
be trained in its proper use, warned of its dangers and should
read the entire manual before attempting to set up, operate,
adjust or service the machine.
AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas
d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le
personnel d’entretien doivent être formés et conscients des
dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel
avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir
la machine.
WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de machine gebruiken en onderhouden moeten worden getraind
in het juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de
gevaren ervan en behoren de volledige handleiding
aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te
maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden.
WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß
verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht
werden. Personen, die diese Maschine verwenden und
warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet
sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein
und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen,
die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder
zu warten.
AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni
se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad
approntare, usare, mettere a punto o eseguire la
manutenzione di questa macchina, coloro che la utilizzano
ed i responsabili della manutenzione devono essere
addestrati all’impiego della macchina, devono essere informati
dei pericoli, e devono leggere l’intero manuale.
GB
F
(RJ 100 112000)
NL
D
JACOBSEN
I
Part No. 3007811-ML1 (rev.0)
INHOUD
1
2
VEILIGHEID
1.1 Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.2
Belangrijke veiligheidsinformatie . . . . . . . . 4
1.3
Elektrische voertuigen . . . . . . . . . . . . . . . . 5
5
SPECIFICATIES
2.1 Productidentificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2.2 Tractor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2.3 Elektrisch systeem en accu's . . . . . . . . . . . 6
2.4 Gewicht en afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2.5 Aandraaimomenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2.6 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2.7 Documentatie voor technische ondersteuning
ACCU'S
5.1 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.2 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.3 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.4 Elektrolytpeil en water . . . . . . . . . . . . . . . .
5.5 Reinigen van accu's . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.6 Installeren van accu's . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.7 Opladen van accu's . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.8 Opsporen en oplossen van problemen . . .
5.9 Zuurweger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.10 Langdurige stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.11 Installatie van de acculader . . . . . . . . . . . .
5.12 Vervangen van accuhouder . . . . . . . . . . . .
16
16
17
17
18
19
19
20
20
22
22
23
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.2 Onderhouds- en smeerschema . . . . . . . . .
6.3 Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.4 Verzorgen en reinigen . . . . . . . . . . . . . . . .
6.5 Elektrisch systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.6 Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.7 Parkeer-/bedrijfsrem . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6.8 Schakelaar vooruit/achteruit . . . . . . . . . . . .
24
24
25
25
25
26
26
27
7
6
3
BEDIENINGSELEMENTEN
3.1 Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
3.2 Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
3.3 Bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.4 Meterdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
4
BEDIENING
4.1 Dagelijkse inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.2 Bestuurdersnoodsysteem . . . . . . . . . . . . .
4.3 Bedieningsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . .
4.4 Starten / Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.5 Rijden / Vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.6 Werkbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.7 Harkhulpstuk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.8 Werken op een helling . . . . . . . . . . . . . . . .
4.9 Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
12
13
13
14
14
14
15
15
7
SMERING
7.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
7.2 Achteras . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
8
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
8.1 Tractieregelsysteem (TCS) . . . . . . . . . . . . 29
9
STICKERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
© COPYRIGHT 1997, TEXTRON INC.
“Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht om dit boek of delen daarvan in welke vorm dan ook te reproduceren.”
Alle informatie in deze publicatie is gebaseerd op informatie die beschikbaar is ten tijde van de goedkeuring voor het
afdrukken. Jacobsen behoudt zich het recht voor om te allen tijde wijzigingen aan te brengen zonder kennisgeving of
zonder enige verplichting op zich te nemen.
NL-2
VEILIGHEID
1
1
VEILIGHEID
1.1 VEILIGE BEDIENING ________________________________________________________
!
WAARSCHUWING !
UITRUSTING DIE NIET OP DE JUISTE WIJZE OF DOOR HIERVOOR NIET OPGELEID PERSONEEL WORDT
GEBRUIKT, KAN GEVAARLIJK ZIJN.
Maak uzelf vertrouwd met de plaats en het gebruik van alle bedieningselementen. Onervaren bestuurders moeten
instructie krijgen van iemand die bekend is met de apparatuur voordat ze de machine mogen bedienen.
1. De veiligheid is afhankelijk van het inzicht, de oplettendheid en de voorzichtigheid van diegenen die de
machine gebruiken of onderhouden. Laat de machine
nooit gebruiken door minderjarigen.
2. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om
deze handleiding en alle documentatie voor bij deze
machine behorende accessoires te lezen.
3. Zorg dat u vertrouwd raakt met het juiste gebruik van
de machine, de plaats en het doel van alle bedieningselementen en meters voordat u de machine gaat
gebruiken. Wanneer u met machines werkt waarmee
u niet bekend bent, kunnen zich ongelukken
voordoen.
4. Zorg dat niemand de machine of de hulpstukken ooit
gebruikt of onderhoudt zonder de juiste training en
instructies gekregen te hebben of terwijl hij of zij
onder de invloed van alcohol of medicijnen is.
5. Draag alle nodige beschermende kleding en
persoonlijke beschermingsmiddelen om uw hoofd,
ogen, oren, handen en voeten te beschermen.
6. Gebruik de machine uitsluitend bij daglicht of bij goed
kunstlicht.
7. Inspecteer het terrein waar de machine gebruikt zal
worden. Raap vóór het bedienen alle rommel op die u
kunt vinden. Let op obstakels die zich boven het hoofd
bevinden (laag hangende takken, elektrische kabels
etc.) en tevens op ondergrondse obstakels (sproeiers,
buizen, boomwortels etc.). Rijd een nieuw gebied
voorzichtig binnen. Let op voor verborgen gevaren.
8. Laat niemand in de buurt van de machine komen
terwijl deze in gebruik is. De bestuurder is verantwoordelijk voor enig letsel en/of materiële schade die
door omstanders wordt geleden.
9. Gebruik nooit machines die niet perfect werken of
waarop stickers, afdekkappen, schermen, deflectors
of andere beveiligingsinrichtingen niet stevig zijn
bevestigd.
10. Schakelaars nooit ontkoppelen of passeren.
11. Schakel alle aandrijvingen uit en schakel de
parkeerrem in alvorens de stroom aan te zetten. Start
de tractor alleen terwijl u in de bestuurdersstoel zit,
nooit terwijl u naast de machine staat.
12. De machine moet voldoen aan de meest recente
landelijke, provinciale en gemeentelijke verordeningen wanneer hij op de openbare weg rijdt of
vervoerd wordt.
13. Rijd de machine op een helling recht omhoog en
omlaag (ver ticaal), niet dwars over de helling
(horizontaal). Houd het voertuig in de versnelling bij
het afdalen van hellingen.
14. Om te voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u
de macht over het stuur verliest, mag u niet plotseling
starten of stoppen; minder snelheid wanneer u een
scherpe bocht neemt. Wees voorzichtig wanneer u op
een helling van richting verandert.
! WAARSCHUWING !
1. Verricht de volgende handelingen VOORDAT u om welke reden dan
ook de bestuurdersplaats verlaat:
a.
b.
c.
d.
Schakel alle aandrijvingen uit.
Laat alle werktuigen op de grond neer.
Schakel de parkeerrem in.
Schakel de stroom uit en verwijder de contactsleutel.
2. Houd handen, voeten en kleding uit de buurt van bewegende
onderdelen. Begin pas met schoonmaken, bijstellen of onderhoud
van de machine wanneer de machine volledig tot stilstand is
gekomen.
3. Houd omstanders op veilige afstand van de plaats waar u de
machine gebruikt.
4. Laat NOOIT passagiers meerijden.
NL-3
1
VEILIGHEID
1.2
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE _____________________________________
!
Dit veiligheidswaarschuwingssymbool dient om u te waarschuwen voor mogelijke gevaren.
GEVAAR - Geeft een op handen zijnde gevaarlijke situatie aan die, indien deze niet vermeden wordt, de dood of
ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING - Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, indien deze niet vermeden wordt, de dood of
ernstig letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
OPGELET - Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, indien deze niet vermeden wordt, minder ernstig letsel en
materiële schade tot gevolg kan hebben. Kan tevens gebruikt worden om te waarschuwen voor onveilige werkwijzen.
In deze handleiding kunnen schermen, beschermkappen of platen in sommige gevallen voor de duidelijkheid open of
verwijderd worden afgebeeld. Bedien de machine onder geen enkele omstandigheid wanneer deze uitrusting niet goed
op zijn plaats zit.
! WAARSCHUWING !
Het bestuurdersnoodsysteem op deze tractor voorkomt dat de tractor
wordt aangezet tenzij de parkeerrem is ingeschakeld. Het systeem
schakelt de stroom uit wanneer de bestuurder uit de bestuurdersstoel
opstaat.
Teneinde de bestuurder en anderen voor letsel te behoeden mag de
machine nooit gebruikt worden wanneer het bestuurdersnoodsysteem
uitgeschakeld is of niet naar behoren werkt.
Deze machine dient te worden gebruikt en onderhouden volgens de instructies in deze handleiding. Hij is
bedoeld voor professioneel gebruik en is uitgerust met hulpstukken voor het verplaatsen, gladmaken en losmaken van zand op golfbanen en sportvelden. Hij is niet bedoeld voor gebruik op harde, samengepakte grond
of kiezel.
Door alle aanwijzingen in deze handleiding op te volgen gaat de machine langer mee en gebruikt u hem zo efficiënt
mogelijk. Afstellingen en onderhoud dienen altijd door een bevoegde monteur te worden verricht.
Voor verdere informatie en service kunt u contact opnemen met uw erkende Jacobsen distributeur die op de hoogte
wordt gehouden van de allernieuwste methoden om deze machine te onderhouden en die snelle, efficiënte service
levert. Bij gebruik van andere onderdelen en accessoires dan de oorspronkelijke of door Jacobsen goedgekeurde onderdelen en accessoires vervalt de garantie.
NL-4
VEILIGHEID
1.3
1
ELEKTRISCHE VOERTUIGEN ________________________________________________
! WAARSCHUWING !
Voor elektrische voertuigen en hun accu's moeten speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen. Volg de veilige
praktijken die hieronder en overal in deze handleiding worden beschreven om de mogelijkheid van ontploffingen en
brand te verminderen.
1. Waterstof is explosief in concentraties van slechts
4% en wordt in de oplaadcyclus van elektrische
voertuigen gegenereerd. Omdat het lichter dan lucht
is, verzamelt het zich bij het plafond van gebouwen,
zodat goede ventilatie nodig is. 5 luchtverversingen
per uur wordt beschouwd als minimumvereiste.
2. Laad het materieel nooit op in een ruimte waar
vlammen of vonken kunnen optreden. Let vooral op
boilers en verwarmingsketels met aardgas of
propaangas.
3. Rook nooit in de buurt van accu's.
4. Let erop dat u de accu's bij het verwijderen of
installeren niet scheef houdt. Gemorste elektrolyt
kan verbrandingen veroorzaken aan de ogen, huid
en kleding.
5. Vul de accu nooit te veel bij. Het te veel bijvullen van
een accu kan tot gevolg hebben dat er tijdens de
laadcyclus elektrolyt uit de accu komt.
6. Gebruik altijd een speciaal 15 amp circuit voor elke
acculader. Sta niet toe dat andere apparaten op het
stopcontact worden aangesloten terwijl de acculader
in bedrijf is.
7. Controleer altijd de polariteit van alle accupolen en
zorg dat de bedrading van de accu's goed wordt
aangesloten.
8. Gebruik altijd geïsoleerd gereedschap om de accu's
te verwijderen. Hierdoor vermindert de kans dat er
vonken ontstaan door kortsluiting van de accupolen
of de bijbehorende bedrading. Bedek open
accupolen altijd met isolerend materiaal.
9. Schakel alle elektrische accessoires uit, zet de
hoofdschakelaar uit, verwijder de contactsleutel en
maak de accuconnector los voordat u aan de
machine begint te werken.
NL-5
2
2
SPECIFICATIES
SPECIFICATIES
2.1 PRODUCTIDENTIFICATIE____________________________________________________
88006............................ Sand Scorpion™ Elektrisch
Inclusief bestuurdersstoel en
accuhouder. Exclusief accu's.
Product
88006
Geluidssterkte (EG)
>70 dBa
Geluidsdrukniveau bij oor van
bestuurder
>90 dBa
Serienummer ................ Een identificatieplaatje met
daarop het serienummer bevindt
zich op het chassis van de
tractor.
Trilling m/s2
Armen Lichaam
0,7
0,4
Geef altijd het serienummer van de machine op wanneer
u vervangingsonderdelen bestelt of informatie over service vraagt.
2.2
TRACTOR ________________________________________________________________
Banden ......................... 2 lagen, pneumatisch, binnenbandloos
Bandenspanning........... 69-83 kPa (10-12 psi)
Wielen........................... 22 x 11 x 10
Bedrijfsremmen ............ Trommelremmen voor automobielen
Parkeerremmen ............ Door pedaal aangezette
vergrendeling bevestigd aan
stangenstelsel van bedrijfsrem
2.3
Chassis.......................... Gelaste stalen constructie
Hoge snelheid ............... 0 tot 6 km/h
Lage snelheid ................ 0 tot 2,5 km/h
Achteruitrijsnelheid ........ 00 tot 2,5 km/h
Tractie-aandrijving ......... 1,5 kW, 48V elektrische motor,
elektronische regelaar
ELEKTRISCH SYSTEEM EN ACCU'S __________________________________________
Voor optimaal bereik en optimale prestaties moeten
accu's worden gebruikt die minstens aan de opgegeven
nominale waarde voor A/h voldoen.
Systeemspanning ......... 48 volt gelijkstroom
Accu's .......................... Zes 8 volt tractie-accu's
Aanbevolen accugrootten:
Trojan
Gewicht Nominaal
Benodigd
Lengte Breedte Hoogte
Volt
onderdeelkg
1 A/h
aantal
mm
mm
mm
nummer
264
181
284
T-875
28
165
8
6
(UITSLUITEND ACCU'S VAN 8 VOLT GEBRUIKEN)
2.4
GEWICHT EN AFMETINGEN _________________________________________________
Afmetingen:
Gewicht:
mm
Lengte - alleen tractor.............................................. 1600
Hoogte - bovenkant van stuurwiel .......................... 1320
Wielbasis ................................................................. 1080
Breedte - (incl. banden) ........................................... 1473
Spoorbreedte........................................................... 1219
Breedte van hark
Maximaal.............................................................. 1981
Minimaal............................................................... 1880
Draaistraal
Tot middellijn van tractor ........................................ 762
NL-6
kg
Werkgewicht - zonder hark........................................ 470
met T875 accu's
Accuhouder en accu's ............................................... 186
met T875 accu's
Harkhulpstuk ............................................................... 34
SPECIFICATIES
2.5
2
AANDRAAIMOMENTEN _____________________________________________________
Standaard Jacobsen aandraaimomenten voor grote
bevestigingsonderdelen van sterktekwaliteit 5.
Grootte
(inch)
1/4
5/16
3/8
1/2
5/8
2.6
Aandraaimoment
(Nm)
12,9 - 14,7
26,5 - 29,4
47,2 - 54
108 - 128
216 - 249
ACCESSOIRES ____________________________________________________________
Neem contact op met uw Jacobsen distributeur voor een volledige lijst accessoires en werktuigen.
Accuhouder .................................................. 88017
(incl. hijsstrop en bedrading)
Hark .............................................................. 88014
2.7
Luchtspuit ..................................................... JAC5098
Retoucheerlak (spuitbus, 360 cc) ................. 554598
DOCUMENTATIE VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING _________________________
Neem contact op met uw Jacobsen distributeur voor een volledige lijst van de documentatie.
Bedieningshandleiding
Onderdelenlijst
NL-7
3
BEDIENINGSELEMENTEN
3
BEDIENINGSELEMENTEN
3.1 SYMBOLEN _______________________________________________________________
Rijsnelheid
Lees de handleiding
Snel
Stroomschakelaar
Langzaam
Uit
Rem
Lichtschakelaar
Parkeerrem
Bedrijfsrem
Voetpedalen
Vooruit
Achteruit
Hark
Meterdisplay
Urenteller Acculading
Lopen/Starten
Foutcode
!
Omlaag
Omhoog
WAARSCHUWING !
Tracht nooit met de tractor te rijden tenzij u de bedieningshandleiding hebt gelezen en alle
bedieningselementen goed kunt bedienen.
Maak uzelf vertrouwd met de bovenstaande symbolen en hetgeen ze voorstellen. Zorg dat
u bekend bent met de plaats en het doel van alle bedieningselementen en meters voordat u
de tractor gaat gebruiken.
3.2
BEDIENINGSELEMENTEN __________________________________________________
A. Parkeerrem
De par keerrem bevindt zich vlak boven het
rempedaal. Houd het rempedaal ingedrukt en druk op
de par keerrem tot hij vergrendeld is om de
parkeerrem in te schakelen. Druk op het rempedaal
en laat het vervolgens los om de parkeerrem uit te
schakelen.
Opmerking: De parkeerrem wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer op het vooruit- of achteruitrijpedaal wordt gedrukt. Op de rem drukken is
echter de beste methode om de parkeerrem uit te
schakelen. Op deze manier gaat de rem het langst
mee.
B. Bedrijfsrem
Haal uw voet van het vooruit- of achteruitrijpedaal en
trap op de rem om de machine af te remmen of te
stoppen.
NL-8
C. Vooruitrijpedaal
Druk het pedaal in om vooruit te rijden. Laat het
pedaal los om de tractor af te remmen en te stoppen.
Het vooruitrijpedaal kan ook voor achteruitrijden
worden gebruikt door een opwaartse beweging onder
het pedaal uit te voeren.
D. Achteruitrijpedaal
Druk met uw hiel op het pedaal om achteruit te rijden.
Laat het pedaal los om te stoppen.
!
OPGELET: Zorg dat de tractor volledig stilstaat voordat u van richting verandert.
Opmerking: De bestuurder kan desgewenst het
achteruitrijpedaal laten verwijderen. Het pedaal wordt
vanaf het hoofdstangenstelsel onder het vloerpaneel
verwijderd. Nadat het pedaal is weggenomen, wordt
het achteruitrijden geregeld door met de teen een
opwaartse beweging onder het vooruitrijpedaal uit te
voeren.
BEDIENINGSELEMENTEN
3
Figuur 3A
A.
B.
C.
D.
E.
Parkeerrem
Bedrijfsrem
Vooruitrijpedaal
Achteruitrijpedaal
Afstelling van bestuurdersstoel
F. Stuurwiel
G. Hendel van motorkap
H. Kantelbare stuurkolom
I. Sluitingen van motorkap
J. Zekeringen
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
Acculichtje
Lichtschakelaar
Harkschakelaar
Rijsnelheidsschakelaar
Stroomschakelaar
Meterdisplay
Accuconnector
M
K
N
L
A
B
P
C
O
H
G
E
D
I
NAAR
ACCU
F
Q
J
NAAR
TRACTOR
TR002
TR003
E. Afstelling van bestuurdersstoel
Trek aan de hendel en houd hem omhoog terwijl u de
bestuurdersstoel vooruit of achteruit bijstelt.
F.
Stuurwiel
Hiermee wordt de machine gestuurd. Lees de veilige
praktijken die aan het begin van deze handleiding
worden beschreven en volg ze op voordat u de tractor
gebruikt.
G. Hendel van motorkap
Maak de sluitingen (I) los en trek aan de hendel om
de motorkap te openen zodat u bij de accu's kunt.
H. Stuurkantelhendel
Druk de hendel omlaag om de stuurkolom vrij te
maken. De stuurkolom heeft drie standen. Breng de
stuurkolom omhoog of omlaag naar de gewenste
stand. Laat de hendel los om de stuurkolom op zijn
plaats te vergrendelen.
OPGELET: Stel de stuurinrichting nooit bij
terwijl de tractor rijdt. Stop de machine en
schakel de parkeerrem in voordat u gaat bijstellen.
!
NL-9
3
I.
BEDIENINGSELEMENTEN
Sluitingen van motorkap
Maak de sluitingen los voordat u de motorkap
omhoog brengt. Zorg dat de sluitingen vastzitten
terwijl u de tractor bedient.
Druk op de zekeringdop en draai hem naar links om
zekeringen te controleren of te vervangen. Gebruik
altijd de juiste maat zekering wanneer u zekeringen
vervangt.
J. Zekeringen
Twee zekeringen bescher men het elektrische
systeem; zij bevinden zich in de schakelkast achterop
de tractor.
Circuit voor heffen/neerlaten - 20 A
Hoofdcircuit - 10 A
3.3
BEDIENINGSPANEEL_______________________________________________________
K. Acculichtje
Het acculichtje gaat branden wanneer de accu's
minder dan 10% geladen zijn.
OPGELET: Ontkoppel altijd de accu's van
!
de tractor voordat u de hark, ploeg of andere
hulpstukken bevestigt, voordat u de machine
schoonmaakt of sleept en voordat u onderhoud en reparaties uitvoert.
L. Lichtschakelaar
Zet de koplamp aan en uit.
M. Harkschakelaar
Druk de schakelaar naar voren om het harkhulpstuk
neer te laten, trek hem naar achteren om het hulpstuk
omhoog te brengen.
OPGELET: Gebruik de machine nooit in de
achteruit met de hark omlaag. De hark kan
onder de tractor omvouwen en de hark en de
tractor beschadigen.
M
O
N
!
N. Rijsnelheidsschakelaar
Er zijn twee rijsnelheden beschikbaar. HOGE
snelheid om de tractor over het terrein te verplaatsen.
LAGE snelheid om te harken of wanneer dit nodig is
bij het rijden over heuvels of bij het nemen van
bochten.
O. Stroomschakelaar
De stroomschakelaar zet de stroom naar de tractor
aan en uit. Hij heeft twee standen.
UIT - Schakelt alle stroom naar de tractor uit en stelt
het tractieregelsysteem (TCS) opnieuw in.
AAN - Levert stroom aan alle circuits om de tractor te
kunnen gebruiken. De bestuurder moet zitten en de
parkeerrem moet ingeschakeld zijn voordat deze
schakelaar wordt aangezet.
P.
Meterdisplay
Geeft de acculading, bedrijfsuren en foutcodes van
het tractieregelsysteem weer. Zie hoofdstuk 3.4.
Q. Accuconnector
De accuconnector bevindt zich aan de linkerkant van
de tractor. Zorg dat de connector schoon blijft om een
goede verbinding tussen de accu's en de tractor te
behouden.
NL-10
K
L
P
TR003
Figuur 3B
BEDIENINGSELEMENTEN
3.4
3
METERDISPLAY ___________________________________________________________
Drie lichtjes onder het LED-paneel geven de weergavemodus van de meter aan. Om de meter in te schakelen,
zet u de stroomschakelaar op AAN.
Acculading
Bij het opstarten en tijdens normaal gebruik wordt
de acculading voortdurend door de meter gecontroleerd. Als er “100” op het display staat, betekent dit dat de
accu's volledig (100%) zijn opgeladen. Als er “050” staat,
betekent dit dat de accu's half (50%) zijn opgeladen.
Wanneer de lading van de accu onder “015” (15%) komt,
begint het display te knipperen. Dit maakt de bestuurder
erop attent dat de accu bijna leeg is.
Wanneer de lading van de accu onder “010” (10%) komt,
gaat het rode lichtje op het bedieningspaneel branden. Dit
is een teken voor de bestuurder dat de tractor naar het
laadstation moet worden gebracht.
Als een foutcode tijdens het werk optreedt, dient u de
parkeerrem in te schakelen, de contactsleutel te verwijderen en het probleem te onderzoeken. Soms kan de fout
worden verholpen door het tractieregelsysteem terug te
stellen. Als de foutcode niet terugkomt wanneer het systeem is teruggesteld, kunt u de tractor blijven gebruiken.
Als een foutcode regelmatig optreedt, moet u de tractor
naar een serviceplaats brengen en laten inspecteren.
Gebruikelijke bedieningsfoutcodes:
-01
-02
-03
-04
U probeert de tractor te gebruiken zonder
schakelaar terug te stellen nadat u uit
bestuurdersstoel bent opgestaan.
Het vooruitrijpedaal is ingedrukt terwijl
stroom wordt ingeschakeld.
Het achteruitrijpedaal is ingedrukt terwijl
stroom wordt ingeschakeld.
De parkeerrem is niet ingeschakeld terwijl
stroom wordt ingeschakeld.
de
de
de
de
de
Zie hoofdstuk 8.1 voor een volledige beschrijving van foutcodes.
Bedrijfsuren
Om de bedrijfsuren weer te geven, wordt de hoofdschakelaar (O) van AAN op UIT gezet. Het totale
aantal bedrijfsuren knippert even op het LEDpaneel.
Foutcodes tractieregeling
Terugstellen van het tractieregelsysteem
Bij alle foutcodes moet de bestuurder de TCS-module met
de hand terugstellen. Hiervoor zet u de contactsleutel in
de stand UIT en volgt u de standaard startprocedure in
hoofdstuk 4.4. Als de fout verholpen is, start de machine
normaal.
Het tractiesysteem van deze machine wordt
beschermd door een tractieregelsysteem (Traction
Control System, TCS). Deze module bewaakt
diverse condities van het systeem, geeft foutcodes
weer om te helpen bij het opsporen en oplossen van problemen en schakelt in sommige gevallen de tractor uit om
onderdelen van het systeem te beschermen. Alle foutcodes worden voorafgegaan door een streepje “-”.
AA
TR004
Figuur 3C
Een foutcode (AA) zoals hierboven verschijnt op het
meterdisplay als er een foutconditie optreedt. Foutcodes
kunnen op meer of minder ernstige problemen wijzen; zij
schakelen de machine uit tot de oorzaak van het probleem
kan worden gevonden en verholpen.
NL-11
4
BEDIENING
4
BEDIENING
4.1 DAGELIJKSE INSPECTIE ____________________________________________________
Voer de dagelijkse inspectie aan het begin van elke werkdag uit voordat u de tractor gaat gebruiken.
onderdelen en ontbrekende of beschadigde onderdelen.
OPGELET: Maak de acculader en de accuconnector van de machine los voordat u de tractor
inspecteert. Schakel de parkeerrem in en controleer of de stroom is uitgeschakeld.
2. Controleer het elektrolytpeil in de accu's en zorg dat
alle accu-aansluitingen vastzitten en schoon zijn.
1. Verricht een visuele inspectie van de hele machine,
let op tekenen van slijtage, loszittende bevestigings-
4. Test het bestuurdersnoodsysteem (stroomvergrendeling).
!
4.2
3. Controleer of de machine gesmeerd is en de banden
de juiste spanning hebben.
BESTUURDERSNOODSYSTEEM _____________________________________________
1. Het bestuurdersnoodsysteem voorkomt dat de tractor
start tenzij de parkeerrem is ingeschakeld en de
bestuurder in de bestuurdersstoel zit.
De stroom naar de tractor wordt ook automatisch
uitgeschakeld wanneer de bestuurder de bestuurdersstoel om welke reden dan ook verlaat.
! WAARSCHUWING !
Gebruik de machine nooit als het bestuurdersnoodsysteem uitgeschakeld is of niet naar behoren werkt. Schakelaars mogen nooit ontkoppeld of
gepasseerd worden.
2. Voer elk van de volgende tests uit om er zeker van te
zijn dat het bestuurdersnoodsysteem goed werkt.
Raadpleeg de onderstaande tabel voor elke test en
volg de overeenkomstige vinkjes (✔).
Test 1: Normale startprocedure. Wanneer de
bestuurder in de bestuurdersstoel zit en de
parkeerrem is ingeschakeld, moet de stroom kunnen
worden aangezet.
Test 2: Wanneer u probeert te starten met de
parkeerrem uitgeschakeld, moet de stroom UIT
blijven en mag de tractor niet werken.
Test 3: Start de tractor op de normale wijze. Sta op uit
de bestuurdersstoel terwijl de parkeerrem is
ingeschakeld. De stroom van de tractor moet uitgaan.
Test 4: Herhaal stap 3 maar schakel de parkeerrem
uit voordat u uit de stoel opstaat. De stroom van de
tractor moet uitgaan.
Stop de test en laat het systeem inspecteren en
repareren als:
● de stroom uitgeschakeld blijft tijdens test 1; of
● de stroom ingeschakeld wordt tijdens test 2; of
● de stroom ingeschakeld blijft tijdens test 3 of 4.
Controle van het bestuurdersnoodsysteem
Test
1
2
3
4
NL-12
Bestuurder
zittend
Ja
✔
✔
Nee
✔
✔
Parkeerrem
Ingeschakeld Uitgeschakeld
✔
✔
✔
✔
Stroom
Gaat aan
✔
Blijft uit
Gaat uit
✔
✔
✔
BEDIENING
4.3
!
BEDIENINGSPROCEDURES _________________________________________________
OPGELET: Draag altijd een veiligheidsbril,
lederen werkschoenen of laarzen, een helm en
oorbescherming om letsel te helpen voorkomen.
1. De tractor mag alleen gestart worden terwijl de
bestuurder in de bestuurdersstoel zit en de parkeerrem is ingeschakeld.
5. Regel de snelheid met behulp van de rijsnelheidsschakelaar. Bedien de tractor langzaam wanneer de
condities dit nodig maken.
6. Laat niemand in de buurt van de machine komen
terwijl deze in gebruik is.
3. Bedien de tractor en de hark op een vlak proefterrein
om u bekend te maken met de bediening van de
tractor, de besturingselementen en de hark.
!
OPGELET: Gebruik de machine nooit in de
achteruit met de hark omlaag. De hark kan
onder de tractor omvouwen en de hark en de
tractor beschadigen.
OPGELET: Raap vóór het harken alle rommel op die u kunt vinden. Rijd nieuwe terreinen
voorzichtig op. Rijd altijd met snelheden waarbij
u de tractor volledig onder controle hebt.
!
2. Gebruik de tractor of werktuigen niet wanneer
onderdelen loszitten, beschadigd zijn of ontbreken.
7. Stop de machine onmiddellijk na het raken van een
obstructie of wanneer de machine abnormaal begint
te trillen. Laat de machine inspecteren en repareren
voordat hij opnieuw wordt gebruikt.
!
4. Bestudeer het terrein om de beste en veiligste
bedieningsprocedure vast te stellen. Neem hiervoor
de hoogte en hoek van de zandbak in aanmerking en
of hij nat of droog is. Met elke conditie gaan bepaalde
afstellingen of voorzorgen gepaard. Wees voorzichtig
wanneer u een zandbak binnengaat of verlaat.
4.4
4
WAARSCHUWING !
Voordat u deze machine gaat bijstellen, schoonmaken of repareren, moet u alle aandrijvingen uitschakelen, de werktuigen neerlaten, de stroom
uitschakelen, de contactsleutel uit het contactslot
verwijderen en de accuconnector losmaken om
letsel te voorkomen.
STARTEN / STOPPEN ______________________________________________________
Starten:
1. Ontkoppel de acculader en sluit de tractor op de
accu's aan.
2. Ga in de bestuurdersstoel zitten en schakel de
parkeerrem in. Neem uw voeten van de vooruit/achteruitrijpedalen.
3. Draai de contactsleutel in de stand “STARTEN”.
Controleer op het meterdisplay (P) hoeveel lading de accu
nog bevat. Als de accu bijna leeg is of als het rode acculichtje gaat branden, moeten de accu's opnieuw worden
opgeladen voordat de tractor wordt gebruikt. Als de tractor
niet wil starten, zet u het contacslot (O) op “UIT” en herhaalt u de startprocedure om er zeker van te zijn dat alle
vergrendelingen ingeschakeld of gesloten zijn. Controleer
of er foutcodes zijn.
3. Schakel de parkeerrem in, zet de stroom naar de
machine uit en haal de sleutel uit het contactslot.
Als zich een noodsituatie voordoet en de tractor op het
werkterrein geparkeerd moet worden, dienen de door de
opzichter van het terrein uiteengezette richtlijnen gevolgd
te worden.
!
OPGELET: Als de tractor op een helling moet
worden geparkeerd, moet niet alleen de parkeerrem worden ingeschakeld, maar moeten de wielen
als extra voorzorg worden geblokkeerd.
Stoppen:
Haal uw voet van de vooruit/achteruitrijpedalen en druk
op de bedrijfsrem.
Parkeren:
1. Breng het werktuig omhoog in de transportstand en
rijd van het werkterrein weg. Kies een vlakke, horizontale ondergrond om op te parkeren.
2. Laat de vooruit/achteruitrijpedalen los en laat de
tractor volledig tot stilstand komen. Laat de
werktuigen op de grond neer.
M
K
P
O
TR003
Figuur 4A
NL-13
4
BEDIENING
4.5
RIJDEN / VERVOEREN______________________________________________________
Als er met de tractor op de openbare weg wordt gereden,
moet hij voldoen aan de landelijke, provinciale en
gemeentelijke verordeningen. Neem contact op met de
plaatselijke overheid voor de voorschriften en de vereisten
voor het materieel.
1. Schakel alle aandrijvingen uit en breng de werktuigen
omhoog in de transportstand wanneer u van en naar
het werkterrein rijdt.
4.6
2. Schakel de parkeerrem uit, zet de rijschakelaar op
“Snel”. Druk het tractiepedaal langzaam in.
OPGELET: Neem bochten met lagere snel-
!
heid en rijd langzaam op heuvels om te voorkomen dat de machine omkantelt of dat u hem
niet onder controle kunt houden.
.
BEDRIJFSGEBIED _________________________________________________________
Het bedrijfsgebied van de tractor varieert afhankelijk van
het terrein, de buitentemperatuur, de grootte en toestand
van de accu's, de aansluiting van de bedrading en de
smering.
Terrein - Bij het rijden over heuvels en hellingen wordt
meer stroom verbruikt dan bij het rijden op vlak terrein.
Kies zo mogelijk een route over vlak terrein in plaats van
over heuvels.
Buitentemperatuur - Bij lage temperatuur is de vermogensafgifte van de accu's geringer. Gebruik accu's met
een grotere stroomsterkte om het bereik bij koud weer te
vergroten.
Toestand van de accu - Naarmate een accu ouder wordt,
vermindert zijn capaciteit, zodat het maximale bereik van
de tractor enigszins afneemt. Wanneer de elektrolyt op
het juiste peil wordt gehouden en ervoor wordt gezorgd
dat de accu's schoon en vrij van corrosie blijven, kunnen
de accu's langer op maximumcapaciteit blijven.
Aansluitingen - Door losse accu-aansluitingen en bedrading kan de weerstand in de circuits toenemen, wat de
prestaties en het bereik beïnvloedt.
Smering - Regelmatig smeren vermindert de weerstand
van bewegende onderdelen en zorgt voor minder stroomverbruik dan bij een slecht gesmeerde machine.
Grootte van de accu's - Accu's met een grotere stroomsterkte geven de tractor een groter effectief bereik.
4.7
HARKHULPSTUK __________________________________________________________
De hark bevestigen:
1. Start de tractor en laat de harkbeugel (A) neer. Schakel de tractor uit, verwijder de contactsleutel en maak
de accuconnector los.
De hark en de koppeling niet oliën of smeren. Schurende
deeltjes, zoals zand, blijven in smeervet en olie vastzitten,
zodat de slijtage toeneemt.
B
2. Bevestig koppeling (G) aan de tractor in de middelste
openingen met behulp van gaffelpen (B) zoals
afgebeeld. Zet hem vast met borgpen (C).
3. Bevestig de stang aan de koppeling met behulp van
gaffelpen en borgpen (D).
C
G
E
4. Bevestig de hefkettingen voor de hark aan de haken
op de tractor (E). Controleer of al het bevestigingsmateriaal waarmee de kettingen zijn vastgehecht goed
vastzit (F).
5. Start de tractor en laat de hark meerdere malen open neergaan om de werking te controleren.
De hark verwijderen: Laat de harkbeugel neer, zet de
tractor af, verwijder de contactsleutel en maak de accu's
los. Haak de hefkettingen los en verwijder de gaffelpen uit
de koppeling. Berg de gaffelpen en de borgpen op in de
harkbalk wanneer de hark niet wordt gebruikt.
NL-14
A
D
F
TR005
Figuur 4B
BEDIENING
4.8
WERKEN OP EEN HELLING _________________________________________________
! WAARSCHUWING !
Om de kans op kantelen tot het minimum te beperken,
is de aanbevolen werkwijze op hellingen om de helling
recht op en af te rijden (verticaal), niet dwars langs de
helling (horizontaal). Vermijd onnodige bochten, wees
uiterst voorzichtig, rijd met lage snelheid en let op
verborgen gevaren.
De tractor is ontworpen voor goede tractie en stabiliteit
onder normale bedrijfsomstandigheden; wees echter
voorzichtig bij het werken op hellingen, vooral als het gras
nat is. Nat gras vermindert tractie en stuurcontrole.
4.9
4
1. Als de tractor gaat glijden of als de banden “sporen”
in het gras beginnen achter te laten, moet u de tractor
onder een hoek zetten om de helling minder steil te
maken totdat de tractor weer tractie krijgt of de banden geen sporen meer achterlaten.
2. Als de tractor blijft glijden, is de helling te steil om
veilig op te werken. Probeer niet nogmaals te
klimmen, maar rijd langzaam achteruit.
3. De juiste bandenspanning is zeer belangrijk voor
maximale tractie.
!
OPGELET: Bedien deze machine niet op hellingen van meer dan 12,5°.
SLEPEN __________________________________________________________________
AIs de tractor stilvalt en van het terrein moet worden verwijderd, moet hij voor vervoer op een oplegger worden
geladen. Voordat de oplegger gaat rijden, moet u zorgen
dat de tractor uitstaat en dat de accu's zijn losgekoppeld.
Ga als volg te werk als de machine gesleept moet
worden:
1. Breng de hulpstukken omhoog. Als de hulpstukken
niet omhoog kunnen worden gebracht, moeten zij van
de tractor worden verwijderd.
2. Schakel de stroom uit en verwijder de contactsleutel.
3. Ontkoppel de accuconnector.
4. Zorg dat de machine goed aan het sleepvoertuig is
bevestigd en schakel de parkeerrem uit.
5. Rijd tijdens het slepen niet sneller dan 8 km/h. Slepen
over lange afstand wordt niet aanbevolen.
NL-15
5
5
ACCU'S
ACCU'S
5.1 VEILIGHEID _______________________________________________________________
Accu's bevatten verdund zwavelzuur, dat ernstige brandwonden kan veroorzaken.
Tijdens de laadcyclus ontstaat in een accu waterstofgas. Waterstofconcentraties van 4% en hoger zijn explosief en
kunnen door open vuur of een elektrische vonk ontbranden. Bij het exploderen van een accu worden zwavelzuur en
delen van de accu met enorme kracht over een groot gebied verspreid.
Neem altijd de volgende waarschuwingen in acht wanneer u aan of in de buurt van accu's werkt:
! WAARSCHUWING !
De elektrolyt in een accu is een verdund zuur dat ernstige verbranding
van de huid en ogen kan veroorzaken. Wanneer elektrolyt op de huid
of in de ogen terecht komt, dient u
deze plekken langdurig met schoon
TR016
water te spoelen. Neem onmiddellijk
contact op met een arts. Draag altijd een gelaatsscherm of goedgekeurde veiligheidsbril wanneer u
water bijvult of de accu's oplaadt.
Waterstof is explosief in concentraties van slechts 4%
en wordt in de oplaadcyclus van elektrische voertuigen
gegenereerd. Omdat het lichter dan lucht is, verzamelt
het zich bij het plafond van gebouwen, zodat goede
ventilatie nodig is. 5 luchtverversingen per uur wordt
beschouwd als minimumvereiste.
Rook nooit in de buurt van accu's.
Laad nooit accu's op in een ruimte met open vuur of
elektrische apparatuur die een stroomboog kan
veroorzaken.
Zorg ervoor dat de contactsleutel in de stand “uit” staat
en dat alle elektrische accessoires uitgeschakeld zijn
alvorens werkzaamheden aan het voertuig te gaan
uitvoeren.
Verwijder alle sieraden (horloges, ringen etc.)
! WAARSCHUWING !
Omwikkel moersleutels met vinyl tape
om de mogelijkheid te voorkomen dat
een accu wordt “kortgesloten” door een
gevallen moersleutel, wat een explosie
en ernstig lichamelijk letsel tot gevolg
kan hebben.
TR017
Let erop dat u accu's bij het verwijderen
of installeren niet scheef houdt; gemorste elektrolyt
kan brandwonden en schade veroorzaken.
Gemorste elektrolyt dient geneutraliseerd te worden
met een oplossing van 59,1 ml natriumbicarbonaat
(zuiveringszout) in 5,7 l water en vervolgens met water
nagespoeld te worden.
Het te veel bijvullen van een accu kan tot gevolg hebben dat er tijdens de laadcyclus elektrolyt uit de accu
komt. Elektrolyt kan lichamelijk letsel, beschadiging
van het voertuig of schade aan de opslagruimte veroorzaken.
Het te veel bijvullen van de accu's maakt de garantie
op het voertuig en de accu ongeldig.
Ontkoppel nooit een ingeschakeld stroomcircuit bij een
accupool.
Draag geschikte, beschermende kleding wanneer u
werkzaamheden met accu's verricht. Elektrolyt kan
ernstige verbrandingen veroorzaken aan de ogen, huid
en kleding.
Accu's zijn zwaar. Gebruik de juiste wijze van tillen bij
het verplaatsen. Maak voor het tillen van de accu altijd
gebruik van een in de handel verkrijgbaar heftoestel
voor accu's.
5.2
ALGEMEEN_______________________________________________________________
De temperatuur is belangrijk wanneer u tests uitvoert op
de accu en de testresultaten moeten gecorrigeerd worden
om te compenseren voor temperatuurverschillen.
Wanneer een accu ouder wordt, kan hij nog steeds goede
prestaties leveren, maar de capaciteit vermindert wel. De
capaciteit is de tijdsduur waarin een accu in volledig geladen toestand continu de beoogde stroomsterkte kan leveren.
NL-16
De accu's die gewoonlijk in golfwagens en gebruiksvoertuigen worden gebruikt zijn loodzwavelzuuraccu's.
Een accu heeft een maximale levensduur. Daarom is
goed onderhoud erop gericht om die beschikbare levensduur zo veel mogelijk te benutten en de factoren die de
levensduur kunnen verkorten, te verminderen.
ACCU'S
5.3
5
ONDERHOUD _____________________________________________________________
Gereedschapslijst
Geïsoleerde moersleutel, 9/16"
Geïsoleerde moersleutel, 1/2"
Accudrager
Zuurweger
Vóór het opladen van de accu's
Inspecteer de behuizing van de connector van de acculader en de behuizing van de connector van het voertuig op
vuil en rommel.
Laad de accu's dagelijks na gebruik op.
! WAARSCHUWING !
Bevestig nooit een acculader aan een voertuig dat
onbeheerd wordt achtergelaten. Een storing van de
acculader kan de accu's van het voertuig beschadigen
en tot extreme oververhitting leiden.
5.4
Maandelijks
1. Kijk alle bedrading goed na op rafels, losse aansluitingen, corrosie en slechte isolatie.
2. Controleer of het elektrolytpeil juist is en vul zo nodig
daarvoor geschikt water bij.
3. Maak de accu's en de kabelaansluitingen schoon.
ELEKTROLYPEIL EN WATER _________________________________________________
Het juiste peil van de elektrolyt is ten minste 13 mm
hoger dan de platen in iedere cel.
!
ONTLUCHTINGSDOP
OPGELET: Vul de accu's niet te veel bij.
Een accu die opgeladen wordt, vormt gassen, waarbij de
meeste gasvorming plaatsvindt aan het eind van de laadcyclus. Dit gas bestaat uit waterstof, dat lichter is dan
lucht. Water en druppels zwavelzuur ontsnappen via het
waterstofgas uit de ontluchtingsopeningen van de accu;
dit verlies is echter minimaal. Als het elektrolytpeil te hoog
is, sluit de elektrolyt de ontluchtingsslang af en baant het
gas zich met geweld een weg uit de ontluchtingsslang en
accudop. Het water verdampt, maar het zwavelzuur blijft
achter en kan onderdelen van het voertuig beschadigen.
Verlies van zwavelzuur verzwakt de concentratie van zuur
in de elektrolyt en verkort de levensduur van de accu.
Dit peil laat een ruimte van ongeveer 6 - 10 mm russen de
elektrolyt en de ontluchtingsslang. Het elektrolytpeil is
belangrijk omdat ieder deel van de platen dat aan lucht
wordt blootgesteld, onherstelbaar beschadigd wordt. Te
veel water is eveneens verkeerd aangezien de elektrolyt
hierdoor uit de accu wordt geperst door gasvorming en
volumetoename van de elektrolyt tengevolge van de laadcyclus.
ONTLUCHTINGSOPENING
VOOR GASSEN
EXPANSIERUIMTE
ONTLUCHTINGSOPENING
6 - 10 mm
13 mm
PLATEN
ELEKTROLYT MOET MINSTENS 13 mm
BOVEN DE PLATEN EN 6 - 10 mm ONDER DE
ONTLUCHTINGSOPENING STAAN
TR016
Figuur 5A
De accu verbruikt in de loop van zijn leven een grote hoeveelheid water. Het is belangrijk dat het gebruikte water
zuiver is en geen verontreinigde stoffen bevat die de
levensduur van de accu kunnen verkorten door de chemische reactie te verzwakken. Het water moet gedestilleerd
of gezuiverd worden via een effectief filtersysteem. Nietgedestilleerd water dient geanalyseerd en zo nodig gefiltreerd te worden zodat het aan de normen van de waterzuiverheidstabel voldoet.
NL-17
5
ACCU'S
Waterzuiverheidstabel
Onzuiverheid
TR007
Deeltjes per miljoen
Kleur
Helder
Gesuspendeerd
Spoor
Totaal aan vaste stoffen
100
Calcium- en magnesiumoxiden
40
Ijzer
5
Ammoniak
8
Organische en vluchtige stoffen
50
Nitrieten
5
Nitraten
10
Chloride
5
KLEP VULT CONSISTENT TOT
EEN VOORAF BEPAALD NIVEAU.
Zelfs als het water kleurloos, reukloos, smaakloos en
geschikt om te drinken is, dient het geanalyseerd te worden om te controleren of het niet boven het in bovenstaande tabel aangegeven onzuiverheidsniveau komt.
ZUIVER
WATER
Automatische watervulsystemen zoals het hier afgebeelde kunnen in combinatie met een goedgekeurde
waterbron worden gebruikt. Deze watervulsystemen zijn
snel en nauwkeurig en houden het juiste elektrolytpeil in
de accucellen in stand.
5.5
ELEKTROLYTPEIL
ENKELE ACCUCEL
Figuur 5B
REINIGEN VAN ACCU'S _____________________________________________________
Wanneer u de accu's reinigt, dient u eerst te sproeien met
een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout)
en water om alle zuurafzetting te neutraliseren alvorens
een waterslang te gebruiken.
water. Reinigen dient eenmaal per maand plaats te vinden of vaker onder extreme omstandigheden.
LAAT DE ACCUDOPJES OP HUN
PLAATS OM VERVUILING VAN DE
BINNENKANT VAN DE ACCU TE
VOORKOMEN.
Door water te spuiten zonder eerst alle zuurafzetting te
neutraliseren, zal het zuur van de bovenkant van de
accu's naar een ander deel van het voertuig of de stallingsruimte worden verplaatst waar het de metaalconstructie of de beton- of asfaltvloer zal aantasten. Na het
afspuiten van de accu's blijven resten achter op de accu's
die geleidend zijn en de ontlading van de accu's sneller
doen verlopen.
De juiste manier van reinigen is om de bovenkant en zijkanten van de accu's met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en water af te sproeien. Deze
oplossing wordt het beste opgebracht met een spuitapparaat dat voorzien is van een niet-metalen spuitstok. De
oplossing dient te bestaan uit 59,1 ml natriumbicarbonaat
(zuiveringszout) dat vermengd wordt met 5,7 l zuiver
water. Behalve aan de accu's dient ook aandacht te worden besteed aan metalen delen die zich vlak naast de
accu's bevinden en die ook besproeid dienen te worden
met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout).
Laat de oplossing minstens drie minuten intrekken;
gebruik een zachte borstel of doek om de bovenkant van
de accu's af te vegen om zodoende alle resten te verwijderen die zelfontlading van de accu kunnen veroorzaken.
Spoel de hele plaats af met een zachte straal schoon
NL-18
5,7 l ZUIVER WATER
59,1 ml NATRIUMBICARBONAAT
(ZUIVERINGSZOUT)
SPUITSTOK
(NIET VAN
METAAL)
7,6 l TUINSPROEIER
(5,7 l WATER)
TR008
Figuur 5C
ACCU'S
5.6
5
INSTALLEREN VAN ACCU'S _________________________________________________
Als de accu's gereinigd zijn en al het zuur op en rondom
de accuhouders geneutraliseerd is, mag er geen corrosie
aan de accuhouders of daaromheen worden aangetroffen. Alle aanwezige corrosie moet onmiddellijk met een
plamuurmes en staalborstel verwijderd worden. Het
oppervlak moet met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en water worden afgewassen en
daarna grondig gedroogd voordat roestwerende grondverf en verf worden opgebracht.
De accu's dienen in accuhouders geplaatst te worden en
de bevestigingsbanden (aanzicht A en B) dienen zo strak
vastgezet te worden dat zij verschuiving voorkomen, maar
niet zo strak dat de accubakken ingedrukt worden.
Kijk alle kabels, klemmen en polen na. Verwijder alle corrosie van de accupolen of kabelklemmen met een oplossing van natriumbicarbonaat (zuiveringszout) en borstel
ze zo nodig schoon.
Sluit de accukabels zorgvuldig aan, zoals op Figuur 5D te
zien is, en draai het bevestigingsmateriaal van de accupolen stevig vast. Bescherm de accupolen en accuklemmen
met een in de handel verkrijgbare beschermende laag.
! WAARSCHUWING !
Spuitbussen met een beschermingsmiddel voor
accupolen moeten met grote voorzichtigheid worden
gebruikt. Isoleer de metalen bus om te voorkomen dat
deze in contact met de accupolen komt, waardoor een
ontploffing kan ontstaan.
A
ZEKERING
300 A
VOORKANT
B
Zie hoofdstuk 2.3 voor de accuspecificaties.
ROOD
ZWART
TR009
Figuur 5D
5.7
OPLADEN VAN ACCU'S _____________________________________________________
De acculader is ontworpen om de accu's volledig op te
laden. Sommige automatische acculaders zijn voorzien
van een elektronische module die soms niet geactiveerd
wordt als de accu's te zeer ontladen zijn, waardoor de
acculader niet zal functioneren. Automatische acculaders
bepalen de juiste tijdsduur van het opladen van de accu
en worden automatisch uitgeschakeld wanneer de accu's
volledig geladen zijn. Houd u altijd aan de instructies van
de door u gebruikte acculader.
Voordat de accu wordt opgeladen, moet op het volgende
worden gelet:
!
OPGELET: Vul de accu's niet te veel bij.
De elektrolyt in alle cellen moet op het aanbevolen peil zijn
en de platen moeten bedekt zijn.
Het opladen moet plaatsvinden in een ruimte die goed
geventileerd is en waaruit het door het opladen vrijkomende waterstofgas kan worden afgevoerd. Een minimum van vijf luchtverversingen per uur wordt aanbevolen.
De onderdelen van de laadconnector zijn in goede staat
en zonder vuil of rommel.
De connector van de acculader is volledig in het stopcontact van het voertuig gestoken.
De connectoren/kabels van de acculader zijn beschermd
tegen beschadiging en bevinden zich, om lichamelijk letsel te voorkomen, op een plaats waar het personeel niet
over de kabels kan rijden of struikelen.
De acculader wordt tijdens het in- en uitschakelen automatisch uitgezet en dus wordt er bij de gelijkstroomstekker en het stopcontact geen elektrische boog gevormd.
Netspanning
De capaciteit van de acculader hangt direct samen met de
ingangsspanning. Als meerdere voertuigen in een tijd die
gewoonlijk toereikend is, onvoldoende opgeladen worden,
kan dit te wijten zijn aan een lage netspanning en dient het
elektriciteitsbedrijf gewaarschuwd te worden.
NL-19
5
ACCU'S
5.8
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN _________________________________
In het algemeen gebeurt het opsporen van problemen om
twee redenen. Ten eerste moet worden vastgesteld of een
accu niet goed en niet volgens de specificaties van de
fabrikant werkt, zodat hij vervangen kan worden volgens
de garantievoorwaarden van de fabrikant. Verschillende
fabrikanten hanteren verschillende voorwaarden. Neem
contact op met de fabrikant van de accu m.b.t. de specifieke voorwaarden.
De tweede reden is om erachter te komen waarom de
tractor niet naar behoren functioneert. Problemen met de
werking kunnen leiden tot een tractor die langzaam rijdt
of niet zo lang kan functioneren als vroeger.
Een nieuwe accu moet ingewerkt worden voordat hij zijn
maximale capaciteit bereikt. Het inwerken kan wel 100
laad/ontlaadcyclussen lang duren. Hoe ouder een accu
5.9
wordt, des te lager wordt de capaciteit. De enige manier
om de capaciteit van een accu te bepalen, is door een
laadtest uit te voeren met behulp van een ontladen
machine.
Een goedkope manier om erachter te komen of een accu
slecht werkt, is om met behulp van een zuurweger te
bepalen welke accu in een reeks een lager dan normale
relatieve dichtheid heeft. Wanneer eenmaal de betreffende cel of cellen die het probleem vormen zijn opgespoord, kan de verdachte accu verwijderd en vervangen
worden. Als het eenmaal zo ver is, is de accu niet meer te
redden; maar wel dient de afzonderlijke accu vervangen
te worden door een accu van hetzelfde merk, type en
ongeveer dezelfde ouderdom, waarvan u weet dat hij
goed functioneert.
ZUURWEGER _____________________________________________________________
Zuurwegers dienen om de lading van een accucel te testen. Dit gebeurt door de densiteit van de elektrolyt te
meten, wat gedaan wordt door de relatieve dichtheid van
de elektrolyt te meten. Hoe groter de concentratie van het
zwavelzuur, hoe hoger de dichtheid van de elektrolyt. Hoe
hoger de dichtheid, hoe hoger de lading.
! WAARSCHUWING !
Steek nooit een metalen thermometer in een accu.
Gebruik een zuurweger met een ingebouwde thermometer die ontworpen is voor het testen van accu's.
Relatieve dichtheid is de meting van een vloeistof in vergelijking met een referentielijn. De referentielijn is water,
waaraan een referentienummer van 1,000 is toegekend.
De concentratie zwavelzuur in water in een nieuwe accu
is 1,280, wat betekent dat de elektrolyt 1,280 keer zo veel
weegt als hetzelfde volume water.
Het testresultaat van een volledig geladen accu zal uitkomen op 1,275 - 1,280, terwijl dit bij een ontladen accu
zal uitkomen in de buurt van 1,140.
Opmerking: Voer geen test met een zuurweger uit op een
accu die zojuist is bijgevuld met water. De accu moet minstens één laad/ontlaadcyclus hebben doorlopen voordat
het water voldoende met de elektrolyt vermengd is.
De temperatuur van de elektrolyt is belangrijk aangezien
de stand van de zuurweger naar 27°C gecorrigeerd moet
worden. Zuurwegers van goede kwaliteit zijn voorzien van
een ingebouwde thermometer die de temperatuur van de
elektrolyt meet, en hebben bovendien een omzetschaal
om de vlotterstand te corrigeren. Het is belangrijk om te
begrijpen dat de temperatuur van de elektrolyt beduidend
NL-20
verschilt van de omgevingstemperatuur als het voertuig in
bedrijf is geweest.
Gebruik van een zuurweger (Figuur 5E)
1. Zuig een aantal malen elektrolyt in de zuurweger
zodat de thermometer zich kan aanpassen aan de
temperatuur van de elektrolyt, en noteer de stand.
Bekijk de kleur van de elektrolyt. Een bruine of grijze
verkleuring wijst op problemen met de accu en geeft
aan dat de accu op zijn eind loopt.
2. Zuig een minimale hoeveelheid elektrolyt in de
zuurweger zodat de vlotter (B) vrij kan drijven zonder
de boven- of onderkant van de cilinder (E) te raken.
3. Houd de zuurweger verticaal op ooghoogte en noteer
de stand van de elektrolyt op de schaal.
4. Tel vier punten (0,004) bij de stand op of trek ze van
de stand af voor elke 5,5°C boven of onder 27°C. Zie
voorbeeld 1 en 2. Corrigeer de stand zodat deze in
overeenstemming gebracht kan worden met de
temperatuur van de elektrolyt.
5. Als de stand bijvoorbeeld een relatieve dichtheid van
1,250 aangeeft en de temperatuur van de elektrolyt
32°C is, dan moet u vier punten optellen bij de 1,250,
wat een gecorrigeerde stand van 1,254 oplevert. Als
de temperatuur 21°C is, dan moet u vier punten van
de 1,250 aftrekken zodat de gecorrigeerde stand
1,246 is.
ACCU'S
6. Test iedere accucel en noteer de standen
(gecorrigeerd naar 27°C). Een verschil van vijftig
punten tussen de stand van twee cellen (bijvoorbeeld
1,250 - 1,200) duidt op een probleem met de cel(len)
met de lage stand.
7. Naarmate een accu ouder wordt, neemt de relatieve
dichtheid van de elektrolyt bij volledige lading af. Dit is
geen reden om de accu te vervangen, mits het
verschil tussen de cellen onderling niet groter is dan
vijftig punten.
5
8. Aangezien de test met de zuurweger wordt uitgevoerd
als reactie op het minder goed functioneren van een
voertuig, dient het voertuig bijgeladen en de test
herhaald te worden. Als de resultaten wijzen op een
zwakke cel, moet(en) de accu('s) worden verwijderd
en vervangen door een accu van hetzelfde merk, type
en ongeveer dezelfde ouderdom, waarvan u weet dat
hij goed functioneert.
Temperatuurcorrectie voor zuurwegerstanden
C
A
VOORBEELD 1
Temperatuur boven 27°C
Stand van zuurweger 1,240
Elektrolyttemperatuur 43,5°C
AAN
VLOTTERSTAND
TOEVOEGEN
43,5° − 27°C = 16,5; 3 x 0,004 = 0,012
1,240 + 0,012 = 1,252
gecorrigeerde stand van relatieve
dichtheid
E
VOORBEELD 2
VAN
VLOTTERSTAN
D AFTREKKEN
Temperatuur onder 27°C
Stand van zuurweger 1,240
Elektrolyttemperatuur −1°C
27° − (−1°C) = 28; 5 x 0,004 = 0,020
1,270 − 0,020 = 1,250
gecorrigeerde stand van relatieve
dichtheid
B
D
TR018
TR010
Figuur 5E
NL-21
5
ACCU'S
5.10 LANGDURIGE STALLING ___________________________________________________
Tijdens de stallingsperiode vereisen de accu's onderhoud
om ze in goede staat te houden en om ontlading te voorkomen.
Bij hoge temperaturen verloopt de chemische reactie
sneller, terwijl lage temperaturen een vertraging van de
chemische reactie veroorzaken. Een voertuig dat gestald
wordt bij 32°C verliest iedere dag 0,002 aan relatieve
dichtheid. Als een volledig geladen accu een relatieve
dichtheid heeft van 1,275 en ongebruikt blijft, zal deze
gedeeltelijk ontladen worden. Wanneer de relatieve dichtheid tot 1,240 is gedaald, wat in minder dat twintig dagen
het geval zal zijn, moet de accu worden bijgeladen.
Als een accu ontladen blijft, wordt sulfaat op en in de
platen gevormd. Deze toestand is niet omkeerbaar en veroorzaakt blijvende schade aan de accu. Om schade te
voorkomen moet de accu worden bijgeladen. Voor het
bepalen van de relatieve dichtheid, en dus ook van de
ladingstoestand van de accu, kan gebruik worden
gemaakt van een zuurweger.
In de winter moet de accu volledig worden opgeladen om
bevriezing te voorkomen. Een volledig geladen accu zal
zelfs onder de meest barre weersomstandigheden niet
bevriezen. Hoewel de chemische reactie bij lage temperaturen trager verloopt, dient de accu toch volledig geladen
gestald te worden, en ontkoppeld van circuits die de accu
zouden kunnen ontladen. Verwijder de oplaadstekker uit
het stopcontact van het voertuig. De accu's moeten gereinigd worden en alle resten moeten geneutraliseerd en van
de accubak verwijderd worden om zelfontlading te voorko-
men. De accu's moeten om de dertig dagen getest of
bijgeladen worden.
E
L
E
K
T
R
O
LY
T
T
E
M
P
E
R
A
T
U
U
R
TR011
−9,4
−15
−20,6
−26,1
−31,7
−37,2
−42,8
−48,3
−54
−59,5
−65
1,100
1,140
1,120
1,180
1,160
1,220
1,200
1,260
1,240
1,300
1,280
RELATIEVE DICHTHEID VRIESPUNT
VAN ELEKTROLYT
Figuur 5F
5.11 INSTALLATIE VAN DE ACCULADER___________________________________________
! WAARSCHUWING !
Draagbare acculaders moeten op een platform boven
de grond worden gemonteerd, of zodanig dat de lucht
optimaal onder en rondom de acculader kan stromen.
Als de acculader zodanig is gemonteerd dat er niet
voldoende lucht in de ventilatieopeningen kan
stromen, kan dit oververhitting tot gevolg hebben, wat
ernstige schade aan de acculader en brandgevaar kan
veroorzaken.
Installeer alle acculaders volgens de instructies van de
fabrikant.
Als de acculader buiten wordt gebruikt, moet gezorgd
worden voor bescherming tegen regen en zonlicht.
Voor toepassing van draagbare acculaders is de oplaadkabel (gelijkstroom) voorzien van een gepolariseerde
connector die in een bijbehorend stopcontact op het voertuig past.
NL-22
De stroomkabel (wisselstroom) is voorzien van een passende stekker. Als de acculader voorzien is van een stekker met randaarde, probeer dan niet om de aarding uit te
schakelen.
! WAARSCHUWING !
Een niet-geaard elektrisch apparaat kan een bron van
gevaar vormen en tot elektrische schokken of
elektrocutie leiden.
Opmerking: Indien uw voertuig niet met een standaard
acculader wordt opgeladen, volg dan de instructies die bij
de acculader zijn meegeleverd.
ACCU'S
5
5.12 VERVANGEN VAN ACCUHOUDER ____________________________________________
De accuhouder is zodanig ontworpen dat hij gemakkelijk
kan worden opgeheven en vervangen. Zo kan de tractor
snel weer in gebruik worden genomen als de accu's ontladen of defect raken. Extra accuhouders zijn verkrijgbaar
als accessoire en worden geleverd met een hefjuk. Zie
hoofdstuk 2.6
A
C
B
! WAARSCHUWING !
Gebruik bij het vervangen van de accuhouder het
bijgeleverde hefjuk. Dit hefjuk is speciaal ontworpen
zodat het veilig aan de accuhouder kan worden
bevestigd om deze op te heffen.
D
Nooit een accuhouder opheffen die niet in evenwicht
is omdat een of meer accu's zijn verwijderd. Het
gewicht van de accu's moet gelijkmatig verdeeld zijn
om te voorkomen dat de accuhouder kantelt.
Gebruik een geschikt heftoestel met voldoende draagvermogen om het gecombineerde gewicht van de houder
met de accu's op te kunnen heffen. Zie hoofdstuk 2.3.
TR012
Figuur 5G
Ga als volg te werk om de accuhouder te verwijderen:
1. Parkeer de tractor op een stevige, horizontale ondergrond.
2. Schakel de parkeerrem in en haal de sleutel uit het
contactslot.
3. Maak de accuconnector los, kantel het stuurwiel zo
ver mogelijk omhoog en open de motorkap.
4. Trek de borgpennen (D) uit de hoeken aan de
achterkant van de accuhouder.
5. Bevestig het hefjuk zoals afgebeeld.
Belangrijk: De twee bij elkaar horende hijsstroppen
(C) moeten aan de twee hijsogen aan de achterkant
van de accuhouder worden bevestigd zoals
afgebeeld.
6. Bevestig het heftoestel aan het middelste hijsoog (A)
op het hefjuk. Hijs langzaam tot de houder los komt
van de tractor.
7. Voer de procedure in omgekeerde volgorde uit om de
houder te installeren. Zorg dat de houder volledig op
het frame past en dat de borgpennen (D) zijn
aangebracht.
Zie hoofdstuk 2.3 voor de accuspecificaties.
NL-23
6
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.1 ALGEMEEN _______________________________________________________________
• Houd de tractor en hulpstukken schoon.
! WAARSCHUWING !
• Zorg dat alle bewegende onderdelen goed afgesteld en gesmeerd zijn.
Voorkom letsel en zorg dat de werktuigen zijn
neergelaten, alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld, de
parkeerrem is aangezet, de stroom is uitgeschakeld,
de sleutel uit het contactslot is gehaald en de
stroomconnector is losgemaakt voordat u afstellingen
maakt of onderhoud uitvoert.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen en
stickers alvorens de machine te gebruiken.
• Houd de accu-elektrolyt op peil en de accu-aansluitingen schoon.
Zorg dat de tractor op een stevige, horizontale
ondergrond is geparkeerd. Werk nooit aan een tractor
die alleen door de krik wordt ondersteund. Gebruik
altijd kriksteunen.
• Houd de schermen op hun plaats en zorg dat alle
bevestigingsonderdelen goed vastgezet zijn.
• Houd de banden op de juiste spanning.
2. Draag geen sieraden of loshangende kleding bij het
afstellen of repareren.
Als alleen de voor- of achterkant van de tractor
omhoog staat, moeten er blokken worden geplaatst
voor en achter de wielen die niet omhoog staan.
3. Monteer en demonteer onderdelen aan de hand van
de afbeeldingen in de onderdelenlijst.
Afstellingen en onderhoud dienen altijd door een
bevoegde monteur te worden verricht. Indien de juiste
afstellingen niet uitgevoerd kunnen worden, dient u contact op te nemen met een erkende Jacobsen distributeur.
Zie hoofdstuk 6.2 voor aanbevolen onderhoudsintervallen.
4. Recycle alle gevaarlijke materialen (accu's,
smeermiddelen etc.) of werp ze weg met inachtneming van plaatselijke, regionale of nationale
voorschriften.
!
1. Inspecteer de machine regelmatig, stel een onderhoudsschema op en houd gedetailleerde rapporten
bij.
6.2
OPGELET: Zorg ervoor dat handen en vingers
niet bekneld raken tussen de bewegende en vaste
onderdelen van de machine.
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA__________________________________________
Aanbevolen inspectie- en smeerintervallen.
Om de
8 uur
Om de
25 uur
Om de
50 uur
Accu's
Om de
100 uur
Om de
250 uur
R-I
Parkeerremmen
I-A
Smeernippels
Stuurketting
Banden
A
S
7.1
II
I-S
7.1
IV
6.3
A-S
Achteras
I
R - Reinigen
I - Inspecteren
Vul de lagers met smeervet NLGI - kwaliteit 2 (classificatie GB)
Handsmeerspuit met NLGI kwaliteit 2 (classificatie LB)
SAE 30W motorolie voor zwaar gebruik
Licht smeermiddel
NL-24
6.7
I-A
A - Afstellen of bijvullen
Type
smeermiddel
5.4, 5.5
Wiellagers
I
II
III
IV
Om de
Zie
500 uur Jaarlijks hoofdstuk
S - Smeren
I
7.2
III
V - Vervangen
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.3
BANDEN _________________________________________________________________
Houd de banden op de juiste spanning zodat ze lang meegaan en de juiste tractie behouden. De spanning moet
worden gecontroleerd wanneer de banden koel zijn.
Inspecteer het bandenprofiel op slijtage. Controleer de
spanning met een nauwkeurige lagedrukbandenspanningsmeter
Handhaaf een bandenspanning tussen 69-83 kPa - (1012 psi).
Wielophanging
! WAARSCHUWING !
Zorg dat de tractor op een stevige, horizontale
ondergrond is geparkeerd. Werk nooit aan een tractor
die alleen door de krik wordt ondersteund. Gebruik
altijd kriksteunen.
1. Verwijder vuil, smeervet en olie van de schroefdraad
van de bouten. De schroefdraad niet smeren.
2. Plaats het wiel op de naaf en kijk goed om u ervan te
overtuigen dat het montagevlak van het wiel en dat
van de naaf of remtrommel volledig contact maken.
3. Breng alle wielbouten aan maar draai ze niet vast.
4. Draai de bovenste moer met de hand aan; draai het
wiel vervolgens zodat de tegenoverliggende moer
bovenaan staat en draai deze met de hand aan. Draai
de overige moeren met de hand aan in kruiselingse
volgorde; draai altijd de moer bovenaan vast. Voltooi
de montage van het wiel door de moeren met een
torsiesleutel aan te draaien tot 88-115 Nm.
!
Als alleen de voor- of achterkant van de tractor
omhoog staat, moeten er blokken worden geplaatst
voor en achter de wielen die niet omhoog staan.
6.4
OPGELET: Probeer NOOIT een band op een
velg aan te brengen als u niet de juiste training,
gereedschappen en ervaring hebt. Indien de band
verkeerd wordt aangebracht, kan dit een explosie
tot gevolg hebben, hetgeen ernstig letsel met zich
mee kan brengen.
VERZORGEN EN REINIGEN _________________________________________________
1. Maak de tractor en werktuigen steeds na gebruik
schoon. Houd de machine schoon.
2. Reinig alle kunststoffen of rubberen sierstrippen met
zacht zeepsop of gebruik in de handel verkrijgbare
reinigingsmiddelen voor vinyl/rubber.
6.5
6
3. Repareer beschadigde metalen oppervlakken en
gebruik Jacobsen retoucheerlak. Zet het voertuig in
de was om de verf optimaal te beschermen.
!
OPGELET: Gebruik geen hogedrukspuit of
-stoom. Spuit nooit rechtstreeks water op het
bedieningspaneel of op elektrische onderdelen,
lagerhuizen en afdichtingen. Verwijder zand en
vuil op deze plaatsen met behulp van perslucht.
ELEKTRISCH SYSTEEM ____________________________________________________
! WAARSCHUWING !
Voordat u het elektrische systeem gaat inspecteren of
eraan gaat wer ken, moet u altijd de stroom
uitschakelen, de contactsleutel verwijderen en de
accuconnector loskoppelen.
Gebruik de machine NOOIT als het bestuurdersnoodsysteem uitgeschakeld is of niet naar behoren werkt.
contact op te nemen met een erkende Jacobsen
distributeur.
3. Zorg dat alle klemmen en aansluitingen schoon zijn
en goed vastzitten.
4. Houd de bedrading en alle afzonderlijke kabels uit de
buurt van bewegende onderdelen om schade te
voorkomen.
5. Laad de accu's dagelijks op en controleer ze. Zie
hoofdstuk 5 voor accu-onderhoud
1. Controleer het bestuurdersnoodsysteem (hoofdstuk
4.2) en de zekeringen regelmatig.
2. Indien het bestuurdersnoodsysteem niet goed werkt
of het probleem niet verholpen kan worden, dient u
NL-25
6
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.6
STALLING ________________________________________________________________
Smeer de tractor en was hem vervolgens grondig. Repareer en lak beschadigd of onbedekt metaal. Inspecteer de
tractor, zet alle bevestigingsonderdelen vast, vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Maak de banden grondig schoon en stal de tractor zodanig dat de banden niet belast worden. Als de tractor niet
op kriksteunen staat, moeten de banden regelmatig worden gecontroleerd en zo nodig opgepompt.
Houd de machine en alle accessoires tijdens de stalling
schoon, droog en beschermd tegen de weersomstandigheden.
Tijdens de stalling moeten de accu's worden onderhouden om te voorkomen dat ze ontladen. Zie hoofdstuk 5.10
Na de stalling
Controleer de elektrolyt (hoofdstuk 5.4), reinig de accu's
en laad ze op. Controleer of de banden de juiste spanning
hebben.
6.7
PARKEER-/BEDRIJFSREM __________________________________________________
Inspecteer de remvoering:
wanneer de wielen worden verwijderd,
als de tractor op hellingen kruipt terwijl de parkeerrem
is ingeschakeld,
als de remweg duidelijk langer is geworden.
De remmen van deze tractor worden automatisch afgesteld. Om ze af te stellen, schakelt u de rem in terwijl de
tractor achteruit rijdt. Als de remvoering er goed uitziet
maar de remmen niet automatisch kunnen worden afgesteld, kan het nodig zijn de remkabel bij te stellen. Als de
voeringen of remtrommels er versleten uitzien, moeten ze
door een ervaren servicemonteur worden vervangen.
A
D
C
B
TR013
De remkabel afstellen:
1. Breng de tractor omhoog en steun de as met behulp
van kriksteunen of blokken zodat de achterwielen iets
boven de grond staan. Blokkeer het voorwiel zodat de
machine niet kan wegrollen.
2. Maak de motorkap open en verwijder de accuhouder
om bij de remtrekker (A) te kunnen.
3. Draai de tegenmoer (B) terug.
4. Met
het
rempedaal
helemaal
omhoog
(uitgeschakeld), draait u de afstelmoer (C) aan en
draait u de wielen langzaam met de hand tot u voelt
dat de remmen worden ingeschakeld en de wielen
vastlopen.
5. Draai de afstelmoer enigszins terug tot de wielen
weer vrij draaien.
6. Draai de tegenmoer aan om de afstelling te
vergrendelen.
7. Controleer of stoppen (D) zich op hun plaats in de
sleuven in de beugel van de compensator bevinden.
Rijd met de tractor over een vlak, open terrein en controleer of de remmen goed werken voordat de machine weer
in gebruik wordt genomen. Controleer of de parkeerrem
goed werkt en voorkomt dat de tractor een helling afrijdt.
NL-26
Figuur 6A
ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.8
6
SCHAKELAAR VOORUIT/ACHTERUIT _________________________________________
(neutraalafstelling)
Als foutcode “-02” of “-03” regelmatig verschijnt, is het
mogelijk dat de schakelaar vooruit/achteruit of de tractieregelaar niet goed is afgesteld.
! WAARSCHUWING !
6. Draai de tegenmoer aan om de bijgestelde
schakelaar vast te zetten en sluit het stangeinde weer
aan op de schakelhefboom.
7. Start de tractor en controleer of de machine goed
start en werkt.
Voordat u het elektrische systeem gaat inspecteren of
eraan gaat werken, moet u de stroom uitschakelen, de
contactsleutel verwijderen en de accu's loskoppelen.
De schakelaar vooruit/achteruit afstellen:
1. Maak de motorkap open en verwijder de bovenkant
van de schakelkast.
2. Bedien de vooruit/achteruitrijpedalen om te zien of de
kabelverbinding soepel werkt. Als de kabel vastloopt
of als de verbinding gebogen of beschadigd is, dient
u contact op te nemen met een erkende Jacobsen
distributeur voor reparaties.
3. Verwijder schroef (E) waarmee het uiteinde van de
kabel aan de schakelhefboom vooruit/achteruit
vastzit.
4. Schroef moer (F) los waarmee stangeinde (H) aan de
kabel is bevestigd.
G
E H
F
TR014
Figuur 6B
5. Wanneer de kabel is losgemaakt, moet de hendel van
de schakelhefbooom (G) weer in de neutrale stand
staan. Stel het stangeinde op de kabel bij zodat het op
één lijn staat met het gat in de hefboom.
Opmerking: Als de uitlijning juist is maar de foutcode
blijft verschijnen, is het mogelijk dat de schakelaar
vooruit/achteruit defect is. Neem contact op met een
erkende Jacobsen distributeur voor reparaties.
NL-27
7
7
SMERING
SMERING
7.1 ALGEMEEN _______________________________________________________________
! WAARSCHUWING !
Voordat u deze machine gaat bijstellen, schoonmaken
of repareren, moet u om letsel te voorkomen alle
aandrijvingen uitschakelen, de werktuigen neerlaten,
de parkeerrem aanzetten en de sleutel uit het
contactslot verwijderen.
Reinig de smeernippel altijd voor en na het smeren. Breng
smeervet met een handspuit aan en vul langzaam bij totdat het smeervet naar buiten begint te sijpelen. Gebruik
geen persluchtspuiten.
1. Harkactuator- boven- en onderkant
2. Draaipunt van vooruit/achteruitrijpedaal
3. Draaipunt van rempedaal
Breng af en toe een kleine hoeveelheid lithiumsmeervet
aan op de looprails van de bestuurdersstoel.
4. Bovenste stuuras
Voor een soepele werking van alle hefbomen, scharnierpunten en andere wrijvingspunten die niet zijn aangegeven, om de 50 uur of wanneer nodig enkele druppels SAE
30 olie aanbrengen.
6. Onderste stuuras
5. Stuurvork
Stuurketting
Opmerking: Het harkhulpstuk niet smeren of oliën.
Spuit om de 50 uur een kleine hoeveelheid licht smeermiddel, zoals WD40, op de ketting.
Smeerpunten
Gebruik geen smeervet of zwaar kettingvet.
Smeer de opgegeven draaipunten om de 50 uur. Gebruik
smeervet dat minimaal voldoet aan de NLGI specificaties
voor kwaliteit LB.
7.2
ACHTERAS ______________________________________________________________
Controleer het oliepeil in de tandwielkast op de achteras
eenmaal per jaar. De olie moet tot de onderkant van de
vulstop komen zoals afgebeeld (K).
Gebruik uitsluitend SAE 30W motorolie voor zwaar
gebruik.
Inhoud 296-355 ml.
K
TR015
Figuur 7A
NL-28
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
8
8
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
8.1 TRACTIEREGELSYSTEEM (TCS)______________________________________________
Het tractieregelsysteem (TCS) dient om de elektrische onderdelen van het tractie- en accusysteem te beschermen. Er
wordt een foutcode weergegeven wanneer zich een foutconditie voordoet.
In de meeste gevallen werken de tractie-elementen van de tractor niet meer wanneer zich een foutconditie voordoet.
In sommige gevallen kan de tractor opnieuw worden gestart en gebruikt wanneer het TCS wordt teruggesteld. Als er na
het terugstellen van het TCS een foutcode blijft optreden, moet de tractor worden uitgeschakeld en naar een serviceplaats gebracht om geïnspecteerd te worden.
Foutcondities die het gevolg zijn van een elektrische storing moeten geïnspecteerd en gerepareerd worden door een
ervaren monteur die het elektrische systeem van deze machine kent.
Code
Mogelijke oorzaak
Oplossing
- 01
U probeert de tractor te bedienen nadat u uit de
bestuurdersstoel bent opgestaan.
Stroomschakelaar terugstellen.
- 02
1. Vooruitrijpedaal was ingedrukt terwijl de stroom
werd ingeschakeld.
Voet tijdens het starten van de pedalen halen.
2. Schakelaar vooruit/achteruit defect of verkeerd
afgesteld.
Schakelaar inspecteren en bijstellen.
1. Achteruitrijpedaal was ingedrukt terwijl de
stroom werd ingeschakeld.
Voet tijdens het starten van de pedalen halen.
2. Schakelaar vooruit/achteruit defect of verkeerd
afgesteld.
Schakelaar inspecteren en bijstellen.
- 04
Parkeerrem was niet ingeschakeld terwijl de stroom
werd ingeschakeld.
Parkeerrem voor het starten inschakelen.
- 06
Schakelaar vooruit/achteruit defect.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 07
Gaspedaal verkeerd afgesteld of defect.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 08
Gaspedaal verkeerd afgesteld of defect.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 09
Schakelaar vooruit/achteruit defect.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 15
Accu's leeg of defect.
Machine naar serviceplaats terugbrengen. Toestand
van accu's inspecteren hoofdstuk 5.8. Vervangen of
opladen.
- 16
1. Accu's te ver opgeladen.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
Controleer of de maximale spanning van de accu's
minder dan 57,6 V gelijkstroom is.
- 03
2. Onjuiste accu's gebruikt.
- 23
1. Veldstroom van motor hoog bij starten in
achteruit.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
2. Remmen te strak afgesteld.
3. Defecte tractieregelaar.
- 24
1. Veldstroom van motor hoog bij starten in vooruit.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
2. Remmen te strak afgesteld.
3. Defecte tractieregelaar.
NL-29
8
OPSPOREN EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Code
- 27
Mogelijke oorzaak
1. Bijna of geheel ontladen accu.
2. Accu-aansluitingen defect.
Oplossing
Machine naar serviceplaats terugbrengen. Alle
accu's en alle accu-aansluitingen testen en
inspecteren
3. Defecte tractieregelaar
- 41
Tractieregelsysteem oververhit.
Parkeerrem inschakelen en machine enkele
minuten laten afkoelen. Tractor opnieuw starten.
Afstelling van remmen controleren.
- 42
Machine rolt vooruit of achteruit terwijl tegenovergestelde richting geselecteerd is.
Machine stoppen, parkeerrem inschakelen en
machine opnieuw starten.
- 43
Defecte tractieregelaar.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 44
Defecte tractieregelaar.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 45
Defecte tractieregelaar.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 46
1. Kortsluiting van motoranker naar tractorframe.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
2. Defecte regelaar.
- 49
Defecte tractieregelaar.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 51
1. Regelzekering open.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
2. Defecte tractieregelaar.
- 57
Defecte tractieregelaar.
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
- 76
1. Accuconnector los bij heuvelafwaarts rijden.
(Recuperatieremcyclus)
Naar onderhoudsplaats terugbrengen voor service.
2. Accuplug maakt slecht contact.
3. Hoofdzekering open.
NL-30
Beperkte garantie
1. Garantie
Jacobsen Division of Textron Inc., (Jacobsen) verstrekt uitsluitend aan de oorspronkelijke koper (“Garantiehouder”) de garantie dat dit product gedurende een periode van één jaar vanaf de datum van oorspronkelijke
aankoop in de detailhandel geen materiaal- of fabricagefouten zal vertonen. (90 dagen indien gebruikt voor
verhuurdoeleinden)
2. Niet gedekte onderdelen
Jacobsen geeft geen garanties of verklaringen met betrekking tot reparaties die verricht worden door anderen
dan een erkende Jacobsen distributeur of met betrekking tot, indien van toepassing, motoren*, accu's, banden
en rolbeugels, waarvoor een afzonderlijke garantie geldt, verstrekt door de betreffende fabrikanten. Routineafstellingen of normale onderhoudsartikelen vallen niet onder deze garantie.
3. Omstandigheden die de garantie doen vervallen
A) De snelheid van de machine wordt hoger ingesteld dan de fabrieksspecificaties of het product wordt op
enige wijze gemodificeerd waardoor de veiligheid of prestaties ongunstig beïnvloed zouden worden;
B) De machine wordt niet onderhouden of gerepareerd overeenkomstig deze publicatie;
C) De machine wordt verkeerd behandeld of wordt niet op de bedoelde wijze gebruikt.
4. Enige verhaal
Het enige verhaal van de garantiehouder in geval van inbreuk op deze garantie of enig defect of niet functioneren
van het product, inclusief enig verhaal onder de toepasselijke nationale of regionale wet, is dat Jacobsen, naar
haar goeddunken, het product of de defecte onderdelen zal repareren of vervangen en de arbeidskosten die
met een dergelijke reparatie of vervanging gepaard gaan, zal dekken. De transportkosten vallen niet onder deze
garantie.
5. Service verkrijgen onder de garantie
Als reparatie onder de garantie noodzakelijk is, dient u contact op te nemen met uw erkende Jacobsen distributeur. Alle defecte onderdelen moeten naar de distributeur geretourneerd worden en worden het eigendom van
Jacobsen.
6. Uitsluiting van garantie
* Deze garantie wordt gegeven in plaats van alle andere garanties, impliciet of expliciet, inclusief enige
waarborg van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel.
* Jacobsen wijst verder alle verantwoordelijkheid van de hand voor bijkomende, directe of gevolgschade,
inclusief doch niet beperkt tot lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een inbreuk op deze
garantie of van enig ander defect of niet functioneren van het product voor zoverre toegestaan door de wet.
Geen enkele tussenpersoon, werknemer of vertegenwoordiger van Jacobsen of enige andere persoon heeft de
bevoegdheid om Jacobsen te verplichten tot enige andere bekrachtiging, verklaring of waarborg betreffende de
goederen die met deze garantie worden verkocht.
Bel voor verdere inlichtingen (414) 637-6711 of schrijf naar:
Jacobsen, Division of Textron Inc.
Warranty Department
1721 Packard Avenue
Racine, Wisconsin 53403-2564
*
Kubota motoren vallen onder de garantie van Jacobsen. Voor alle andere motoren geldt de garantie verstrekt door de
betreffende fabrikanten.
1Y197
GB
World Class Quality, Performance and Support
Equipment from Textron Turf Care and Specialty
Products is built to exacting standards ensured by
ISO 9001 registration at all our manufacturing locations.
A worldwide dealer network and factory-trained
technicians backed by Textron Parts Xpress provide
reliable, high-quality product support.
F
Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien
Les machines Textron Turf Care and Specialty
Products sont fabriquées, dans toutes nos usines,
selon les normes de l’accréditation ISO 9001.
Textron Parts Xpress offre à sa clientèle un réseau
international de concessionnaires et de techniciens
formés pour l’Après-vente.
NL
Qualität, Leistung und Support von Weltklasse
Geräte der Firma Textron Turf Care and Speciality Products
werden nach höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle
Herstellerwerke sind nach ISO 9001 zertifiziert.
Ein weltweites Händlernetz und vor Ort ausgebildete Techniker
gewährleisten in Zusammenarbeit mit Textron Parts Xpress
zuverlässige, hochqualitative Produktunterstützung.
I
abcdef
abcdef
abcdef
abcdef
Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse
Machines van Textron Turf Care & Specialty Products worden
gebouwd volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door
de ISO 9001 registratie die op al onze productielocaties van
toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een
fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van
Textron Parts Xpress, in een betrouwbare
productondersteuning van hoge kwaliteit.
D
abcdef
Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale
Le apparecchiature prodotte dalla Textron Turf Care and
Specialty Products sono realizzate secondo standard rigorosi
previsti dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i
nostri stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e
tecnici altamente qualificati gode del supporto esclusivo del
servizio Textron Part Xpress, unico per affidabilità e qualità
dei prodotti.
BOB-CAT
BUNTON
CUSHMAN
JACOBSEN
RANSOMES
RYAN
Ransomes Jacobsen Limited
Central Avenue, Ransomes Europark
Ipswich, IP3 9QG
English Company Registration No. 1070731
www.textronturf.com