Documenttranscriptie
LEICA M7
Notice d’utilisation/
Gebruiksaanwijzing
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de
betreffende geldende EU-richtlijn in acht worden genomen.
Waarschuwingen
Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading.
Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het, vooral als uw LEICA M7 op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt, tot een ontlading komen.
Wanneer het alleen om de camerabehuizing gaat, is deze ontlading voor de elektronica geheel
ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten
echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk
niet worden aangeraakt.
Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten niet het optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (gemakkelijk geleidend, met "aarde" verbonden materiaal) vastpakt, wordt
uw eventuele elektrostatische lading zeker afgevoerd.
Vermijd vervuiling en oxidatie ook door het in gesloten toestand droog opslaan van uw Leica!
Bij geplaatst objectief moet de sluiter tegen sterk, direct van voren invallend zonlicht worden
beschermd, bijv. in de tas. Anders kan door het brandglas-effect, dat met grotere diafragmaopeningen toeneemt, schade aan het sluiterdoek ontstaan. Bij grote diafragmaopeningen kan
dit al na korte tijd plaatsvinden.
Hoewel in de praktijk bij opnamen met de zon in beeld zelden met een grote diafragmaopening
wordt gewerkt, moet deze situatie altijd in acht worden genomen.
76
Voorwoord
Geachte klant,
Leica bedankt u voor de aanschaf van de LEICA M7
en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met
deze unieke meetzoeker-camera een uitstekende
keuze gedaan.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te
kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen.
77
Inhoudsopgave
CE–markering/Waarschuwingen . . . . . . . . .76
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
Benaming van de onderdelen . . . . . . . . .80-84
Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Bevestigen van de draagriem . . . . . . . . . . . .86
De voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88
- Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . . .89
- Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . . .89
De hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
De ontspanknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
De tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
De sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . .93
Film wisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94
- Openen van de camera . . . . . . . . . . . . . . . .94
- Inleggen van een film . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Sluiten van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Transporteren naar de eerste opname . . . .96
- Terugspoelen en uitnemen van de film . . . .96
Instellen van de filmgevoeligheid . . . . . . . . .97
- Volgende instellingen zijn mogelijk . . . . . . .98
- Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker . . .98
- Filmgevoeligheid instelling/
-indicatie/toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . .99
Instellen van een belichtingscorrectie . . . .100
- Voorbeeld van een correctie naar plus . . .101
- Voorbeeld van een correctie naar min . . . .101
Plaatsen en verwijderen van een objectief
- Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
- Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
De opbouw van Leica M objectieven . . . . .103
- De afstandsinstelring . . . . . . . . . . . . . . . .103
- De diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . .104
- Scherptediepte/De scherptediepteschaal . .105
- Tegenlichtkapjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Het gebruik van tot nu toe geleverde
Leica M objectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Juist vasthouden van de camera . . . . . . . . .107
De lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . .108
- De beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
De afstandsmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) . . . . . .112
- Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Het meten van de belichting . . . . . . . . . . . .114
- Inschakelen van de belichtingsmeter . . . . .114
- De belichtingsmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
De tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Het opslaan van de gemeten waarde . . .116
De handmatige instelling van de belichting . .117
- De B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
78
De systeemaccessoires
- Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
- Zoeker M voor 21/24/28 mm Objectieven 137
- Zoekerloep M 1.25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138
- Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Tips voor het onderhoud van uw
Leica-camera en objectieven . . . . . . . . . . . .142
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . .144
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
Overige Leica producten
- Projectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
- Verrekijkers, laser-afstandsmeters
en monoculaire kijkers . . . . . . . . . . . . . . .150
Leica Akademie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
Leica op internet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
Leica informatiedienst . . . . . . . . . . . . . . . . .151
Leica klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
- Het meetbereik van de belichtingsmeter . .118
Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . . .118
- Uitschakelen van de belichtingsmeter . . . .119
- Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121
- De meetveld-grootte in de zoeker .120/122-123
- Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124
De flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
- Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128
- Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat . .128
- De TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
De instellingen voor de TTL-flitsfunctie . .129
De belichtingscontrole-indicaties in
de zoeker met opgezet flitsapparaat
SF 20/SF 24D of aan het systeem
aangepaste flitsapparaten met
adapter SCA 3502/3501 . . . . . . . . . . . .130
- De indicaties bij TTL en automatische
flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .130
- De indicaties bij handmatige flitsfunctie . .131
- Synchronisatie op het tweede
sluitergordijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132
- De lineaire flitstechniek . . . . . . . . . . . . . . .134
- De stroboscoop flitsfunctie . . . . . . . . . . . .135
De indicaties van de flits-led bij
stroboscoopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . .135
79
Benaming van de onderdelen
6
7
8
5
4
4
3
9
2
1
1. Borgpen van het bodemdeksel
2. Batterijvakdeksel
3. Objectief-ontgrendelingsknop
4. Ogen voor draagriem
5. Hendel voor vrijgave terugspoelen
6. Kijkvenster van de afstandsmeter
7. Belichtingsvenster voor het lichtkader
8. Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen om de
led’s in een zeer lichte omgeving beter te kunnen zien
en gravering voor zoeker-vergrotingsfactor
9. Beeldveldkiezer
80
15
14
13
12
11b
11
16
17
18
18a
12a
11c
11a
10
19
21c 21b 21a 21
10. Uitklapbare terugspoelslinger
11. Vaststaande ring met
a. Index voor afstandsinstelling
b. Scherptediepteschaal
c. Rode indexknop voor objectief wisselen
12. Afstandsinstelring met
a. Vingeruitsparing
13. Diafragma-instelring
14. Indexpunt voor diafragma-instelling
15. Tegenlichtkap
16. Tijd-instelknop met klikkende instellingen voor:
Handmatig instelbare sluitertijden van 4s tot
1/1000 s, incl. twee mechanisch opgebouwde
tijden – 1/60s en 1/125s, die altijd, d.w.z. ook
zonder batterijspanning beschikbaar zijn
20
voor de synchronisatietijd 1/50s voor flitsfunctie
B voor lange belichtingstijden
AUTO voor de belichtingsmodus tijdautomaat
(met handmatige diafragmakeuze) met sluitertijden van 32 s tot 1/1000 s
17. Hoofdschakelaar
18. Ontspanknop met
a. Schroefdraad voor draadontspanner
19. Automatisch beeldtelwerk
20. Sneltransporthendel voor sluiterlift en filmtransport
21. Accessoireschoen voor flitsregeling met:
a. Midden- (ontstekings-)
b. Stuurcontacten
c. Opening voor vergrendelingspin
81
Benaming van de onderdelen (vervolg)
22
23
24
28
27 26
26a 25
27. Draaibare schijf voor de instelling van de filmgevoeligheid met:
ISO gevoeligheidswaarden van 6 tot 6400
DX-positie voor automatische instelling van ISO
25/15° tot ISO 5000/38°
28. Ontgrendelingsknop voor belichtingscorrectie-instelring
22.
23.
24.
25.
Zoekeroculair
Contactbus voor flitsapparaat met kabelaansluiting
Achterwand
Belichting-correctieschaal met instelbereik van ±2 EV
in stappen van een derde EV
26. Instelring voor belichtingscorrecties met
a. Witte indexpunt
82
29
30
31
29. Schroefdraad voor statief A 1/4, DIN 4503 (1/4")
30. Bodemdeksel
31. Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel
83
Benaming van de onderdelen (vervolg)
33
34
35
32
36
Aanzicht bij afgenomen bodemdeksel en geopende
achterwand
32. Contacten voor overdracht van de gekozen instelwijze filmgevoeligheid – automatisch per DX-code
of handmatig, resp. van de handmatig ingestelde
filmgevoeligheid en een evt. ingestelde belichtingscorrectie
33. Opwikkelspoel
34. Koppeling voor motorisch of extern mechanisch
filmtransport
35. Schematische voorstelling voor het inleggen van
film
Aanzicht van het filmcassettevak
36. DX-contactstrip
84
Indicaties in de zoeker
Twee driehoekige en een ronde LED:
Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de
belichtingsregeling bij handmatige instelling
en
Als waarschuwing voor het niet halen van
het meetbereik
Flitsvormige LED:
Flitsstatus
A. LED’s (Light Emitting Diodes – lichtdioden)
Digitale indicatie van vier in zeven segmenten
met boven en beneden liggende punten
(met automatische helderheidsregeling aangepast aan de helderheid buiten*) voor:
Indicatie van automatisch geprogrammeerde of handmatig ingestelde filmgevoeligheid
Aanwijzing van ingestelde belichtingscorrectie
Indicatie van de automatisch ingestelde
sluitertijden als tijdautomaat
Aanwijzing dat opslag van gemeten waarde
wordt gebruikt
Waarschuwing voor over- of onderbelichting, resp. onder het meetbereik blijven
als tijdautomaat
Afloop van sluitertijden langzamer dan 1s
Indicatie van batterijconditie
B. Lichtkaders voor 50 mm en 75 mm
(voorbeeld)
C. Meetveld voor afstandsinstelling
CB (50
(50 mm)
mm)
C
mm)
B (75 mm)
D
C
*Eerder geleverde Leica M objectieven met "bril" voor aanpassing van de grootte van het beeldveld bedekken de sensor
voor de helderheid buiten in het zoekvenster, zodat de automatische sturing begrensd is.
왘
쐌
A
A
85
왗
B
Bevestigen van de draagriem
!
86
Belangrijk: Voor de – elektronisch gestuurde – activering van een aangesloten flitsapparaat zijn ze
eveneens nodig.
De voeding
De LEICA M7 heeft voor de sturing van de sluiter
– behalve voor de twee mechanisch opgebouwde
en daarom altijd beschikbare sluitertijden van
1/60 s en 1/125 s – evenals voor het meten van
de belichting twee lithium-batterijen type DL 1/3 N
van elk 3 Volt nodig.
Lithiumbatterijen zijn bijzonder geschikt als de camera vaak gedurende langere tijd niet wordt gebruikt of als reserve om me te nemen, omdat ze
vele jaren bijna zonder energieverlies kunnen worden bewaard.
Een set nieuwe batterijen is bij kamertemperatuur
en een meettijd van 10 s per opname voldoende
voor 65 films à 36 opnames, dat zijn ca. 2340 opnames (volgens Leica testnormen).
Geschikte batterijen
Lithiumcellen
Duracell DL 1/3 N N
Kodak
K 58 L
Philips
CR 1/3 NN
Ucar
2 L 76
Varta
CR 1/3 NN
87
ope nen
sl u i te n
Plaatsen en vervangen van de batterijen
1. De bajonetsluiting van het batterijvakdeksel
(2) door links draaien (ca. 40°, tegen wijzers
van klok in) ontgrendelen en dit verwijderen.
2. De batterijen met een schone doek van eventuele oxidatieplekken ontdoen.
3. De eerste batterij met de minpool naar boven
(volgens aanduiding in het batterijvak) in het
batterijvak leggen en daarin naar boven schuiven. Vervolgens ook de tweede batterij in dezelfde stand in het open gedeelte van het vak
plaatsen.
Opmerking: De contactveer drukt de onderste
batterij voor eenvoudige verwijdering licht in de
richting van het deksel. De definitieve positie van
de batterijen wordt pas door het plaatsen van het
deksel gegarandeerd.
4. Daarna het deksel, tegen de veerdruk in, weer
aanbrengen en door draaien naar rechts tot
een voelbare klik vergrendelen.
5. Ga voor het verwijderen van de batterijen in de
omgekeerde volgorde te werk. De bovenste
batterij valt bij loodrechte positie van het camerahuis vanzelf naar beneden. Evt. kan als
hulp met de camera licht op de hand worden
geklopt.
88
Opmerkingen over batterijgebruik
Nieuwe en gebruikte batterijen of die van verschillende capaciteit of van verschillende fabrikanten mogen niet tezamen gebruikt worden.
Door oxidatie van het batterijoppervlak kan het
stroomcircuit worden onderbroken en kunnen
de LED’s uitgaan. Haal in dat geval de batterijen eruit en reinig ze met een schoon doekje.
Eventueel ook de contacten in de camera
schoonmaken.
De batterijcontacten moeten schoon worden
gehouden.
Lege batterijen moeten zo snel mogelijk verwijderd worden en mogen niet met het normale
afval worden meegegeven, omdat ze milieubelastende stoffen bevatten.
Voor recycling moet u ze bij de handelaar afgeven of bij het speciale afval mee- of afgeven
(verzamelplaats).
Batterijen moeten koel en droog worden bewaard.
Let op: Batterijen mogen in geen geval in het vuur
gegooid, weer opgeladen, opengebroken, gedemonteerd of verhit worden.
Automatische batterijcontrole
De batterijen moeten worden vervangen als bij het
activeren van de belichtingsmeter de LED’s van de
decimale indicatie of de lichtschaal knipperen.
Wanneer de batterijen te zwak zijn om de elektronisch gestuurde functies van de camera te waarborgen (het meten van de belichting en de elektronisch opgebouwde sluitertijden), licht bc op, resp. verdwijnen de indicaties volledig.
In zulke gevallen kan toch met de twee ter beschikking staande mechanisch ingestelde sluitertijden 1/60 s en 1/125 s en een belichtingsinstelling op basis van een schatting, resp. met behulp
van een externe hand-belichtingsmeter verder
worden gefotografeerd.
89
17 18
B
A
De hoofdschakelaar
De als klikkende hendel uitgevoerde hoofdschakelaar (17) bevindt zich voor en onder de ontspanner (18). Voor het inschakelen van de camera wordt de hendel naar rechts gedraaid, zodat de
rode punt wordt bedekt (B). In de ruststand, d.w.z.
als hij zich in zijn linker stand bevindt en de rode
punt zichtbaar is (A), schakelt hij de cameraelektronica uit en blokkeert gelijktijdig mechanisch de
ontspanner om ongewilde opnames te voorkomen.
Wanneer de sluiter bij het inschakelen gespannen
is, wordt ook de belichtingsmeter geactiveerd.
Eerst lichten in de zoeker gegevens over de filmgevoeligheid gedurende 2s op of knipperen (afhankelijk van de instelling; meer hierover vindt u in
het hoofdstuk "Indicaties filmgevoeligheid in de
zoeker" op p. 98). Daarna verandert de indicatie
en lichten de gegevens over de belichtingsmeter
gedurende 14s op. Wanneer de sluiter bij het inschakelen echter niet gespannen is, volgt geen indicatie.
In de handmatige functie kan direct na het inschakelen van de hoofdschakelaar worden ontspannen, bij instelling als tijdautomaat echter pas
na ca. 2s (als de indicatie van de filmgevoeligheid
uit is).
Opmerking: Bij vervoer in bijv. een tas en
wanneer de camera niet langer wordt gebruikt,
moet deze met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld.
90
De ontspanknop
De ontspanknop (18) heeft twee drukniveaus.
Licht indrukken tot het eerste drukpunt activeert
de belichtingsmeter, voorzover de sluiter gespannen is. Na het loslaten van de ontspanknop blijven
het meetsysteem en de indicatie in de zoeker nog
ca. 14s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het
hoofdstuk "Het meten van de belichting" op p.
114).
Bij indrukken tot het tweede drukpunt wordt als
tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde opgeslagen, d.w.z. de door de camera bepaalde
sluitertijd (meer hierover vindt u in het hoofdstuk
"Het opslaan van de gemeten waarde" op p.116).
Voorbij het tweede drukpunt wordt de sluiter ontspannen.
De ontspanknop moet zachtjes – niet met een ruk
– worden ingedrukt totdat de sluiter met licht klikken gaat lopen. De ontspanknop heeft genormeerde schroefdraad (18a) voor draadontspanners.
Opmerking: Het tweede drukpunt is bij het gebruik van draadontspanners niet voelbaar.
91
16
rood* gemarkeerde AUTO-stand, de handmatige
functie door keuze van een van de sluitertijden
van 1/1000 s tot 4s, de synchronisatietijd 1/50 s
voor flitsfunctie in de oranje, resp. rood* gemarkeerde -stand, of B voor lange belichtingen. Bij
de instelling op B blijft de sluiter zolang open als
de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden.
In de functie als tijdautomaat wordt de belichting
met sluitertijden in een gebied van 1/1000s tot
32s automatisch en traploos gestuurd. Deze sluitertijden worden, zoals ook de meeste handmatig
ingestelde, elektronisch opgebouwd, ze staan alleen bij voldoende spanning ter beschikking (meer
hierover vindt u in het hoofdstuk "De voeding" op
p. 87).
In tegenstelling hiermee worden in de handmatige
functie selecteerbare, en door een rechts naast
de getalwaarden gegraveerde witte streep extra
gemarkeerde sluitertijden van 1/60 s en 1/125 s
mechanisch opgebouwd en zijn zo altijd, d.w.z.
ook zonder spanning beschikbaar.
19
20
De tijd-instelknop
Grootte en groepering van de tijd-instelknop (16)
van de LEICA M7 zijn ergonomisch optimaal. Enerzijds is deze – ook met de camera voor het oog
– uitstekend te bedienen. Anderzijds is deze toch
goed beschermd tegen ongewild verstellen. Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die
van de diafragma-instelring van het objectief) bij
handmatige instelling overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige LED oplicht, leidt
draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de
vereiste langere sluitertijd.
Met de tijd-instelknop van de LEICA M7 worden
de beide belichtingsmodi gekozen – de functie
tijdautomaat door instelling op de oranje, resp.
* Voor het optimaal aflezen zijn deze graveringen bij zwart verchroomde, resp. gelakte camera’s oranje uitgevoerd en bij
zilver verchroomde camera’s rood.
92
De sneltransporthendel
Met de sneltransporthendel (20) wordt de film
verder getransporteerd, de sluiter opgetrokken en
het beeldtelwerk automatisch doorgeschakeld.
Het transport kan uitgevoerd worden met één beweging van de hendel helemaal tot de aanslag,
maar ook met meerdere korte bewegingen van de
sneltransporthendel. Om snel te kunnen werken
kan de hendel in een "standby-positie” worden gedraaid of blijven staan.
Opmerking: De vergrendelingen bij de overgang
van elektronisch – naar mechanisch opgebouwde
sluitertijden, d.w.z. tussen de -stand en 1/60 s
resp. 1/125 s en 1/250 s zijn duidelijk voelbaar.
Dit wordt door een mechanische hendelverstelling bepaald en is daarom normaal.
De tijd-instelknop van de LEICA M7 heeft geen
aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in willekeurige richting kan worden gedraaid. Hij klikt in
op alle gegraveerde standen waarbij de vergrendeling in de AUTO-stand bijzonder duidelijk voelbaar is. Dit garandeert ook zonder visuele controle eenvoudige herkenning, bijv. met het oog aan
de zoeker, evenals bescherming tegen ongewild
verstellen. Tussenwaarden mogen niet worden gebruikt. Op basis van de omschakeling van elektronische naar mechanische besturing en omgekeerd zijn de afstanden tussen de -positie
(1/50s) en 1/60s, resp. tussen 1/125s en 1/250s
iets groter dan tussen alle andere instellingen.
Nadere informatie over juiste belichting vindt u in
het hoofdstuk "Het meten van de belichting" vanaf
p. 114.
93
33 34 35
31
1
32
Film wisselen
Ga eerst door aan de terugspoelslinger (10) in de
pijlrichting te draaien na of niet reeds een film is
ingelegd. Als u weerstand voelt, gaat u te werk zoals op p. 96 is beschreven.
Houd de camera zodanig vast dat het bodemdeksel naar boven wijst.
Opmerking: Bij opengeklapte achterwand zijn
steeds drie contacten (32) voor de overbrenging
van de ingestelde filmgevoeligheid naar de camerabesturing op de achterwand en/of een belichtingscorrectie waar de camerabesturing op de achterwand en in de camerabehuizing zichtbaar. Deze
contacten zijn verguld en daarmee beschermd tegen corrosie en grotendeels ongevoelig voor vervuiling. Een speciaal onderhoud is niet nodig.
Bij het wisselen van film moet er echter op worden
gelet, dat geen sterke vervuiling of directe bevochtiging door bijv. regendruppels kan plaatsvinden.
Dit geldt ook voor de DX-contacten (36) in de filmpatroonkamer.
Openen van de camera
1. Klap de knevel (31) van het bodemdeksel (30)
omhoog,
2. draai naar links,
3. haal het bodemdeksel eraf, en
4. klap de achterwand (24) naar achteren.
94
Opmerkingen:
De aanloopstrook van de film moet zoals bij elke geconfectioneerde film ingesneden zijn.
Als de aanloopstrook van de film zo ver wordt
uitgetrokken, dat deze enigszins uit een tegenoverliggende sleuf van de opwikkelspoel
steekt, belemmert dit de functie niet. Alleen bij
vorst moet de film precies volgens de schematische voorstelling worden ingelegd, d.w.z. de
aanloopstrook van de film mag maar door één
sleuf van de opwikkelspoel worden gegrepen.
Belangrijk: Het filmtransport mag niet bij geopende camera worden gecontroleerd, omdat het bodemdeksel zodanig is uitgevoerd dat bij plaatsing
ervan op de camera de film in de juiste positie
wordt gebracht.
Inleggen van een film
5. Neem de filmpatroon in de rechterhand en
breng die ongeveer voor de helft in de hiervoor
bestemde ruimte van de camera.
Opmerking: De patroon wordt bij het plaatsen op
de geveerde DX-contacten geschoven. In principe
is daarbij enige weerstand te voelen.
Sluiten van de camera
8. Klap de achterwand dicht,
9. plaats het bodemdeksel op de borgpen (1)
aan de zijkant van de camera,
10. klap hem toe, waarbij u er op moet letten dat
de achterwand geheel is aangedrukt, zodat
het bodemdeksel deze omvat, en
11. vergrendel met de knevel.
6. Neem de aanloopstrook van de film en trek deze, zoals op de schematische voorstelling (35)
aan de binnenkant van de behuizing te zien is,
in de opwikkelspoel (33).
7. Druk de filmpatroon en de aanloopstrook van
de film voorzichtig met de vingertoppen in de
camera.
95
Transporteren naar de eerste opname
12. Transporteer de film met de sneltransporthendel (20) een opname verder en activeer de
camera.
13. Span vervolgens de film door de terugspoelslinger (10) voorzichtig in de pijlrichting te
draaien. De film wordt goed getransporteerd
als bij nogmaals bedienen van de sneltransporthendel de terugspoelslinger tegen de pijlrichting in meedraait.
14. Ontspan ten slotte de camera opnieuw en
span de sluiter voor de derde keer. Het beeldtelwerk (19) staat nu op 1 en de camera is, na
controle of instelling van de filmgevoeligheid
(zie daarvoor de betreffende hoofdstukken
vanaf p. 97), gereed voor opnames.
5
10
Terugspoelen en uitnemen van de film
Als de film tot en met de laatste opname is belicht,
kan de sneltransporthendel niet meer worden bediend. Voordat u de film uitneemt, moet de film in
de filmpatroon worden teruggespoeld.
Haal
1. de hendel voor terugspoelontgrendeling (5)
over naar R,
2. klap de terugspoelslinger uit,
3. draai deze met de klokwijzers mee (pijlrichting)
totdat de film na lichte weerstand uit de opwikkelspoel is getrokken.
4. Open vervolgens het bodemdeksel,
5. klap de achterwand open, en
6. neem de filmpatroon eruit.
96
Opmerking: De geveerde DX-contacten die op de
filmpatroon drukken, leiden ertoe dat de patroon
met lichte weerstand uit de camera moet worden
getrokken. Ter ondersteuning kan de camera evt.
licht op de hand worden geklopt.
26
26a
Wanneer een film niet goed op de cassettespoel is
bevestigd, bijv. bij gebruik van een goedkoop product, kan het voorkomen dat het uiteinde van de
film afscheurt en van de opwikkelspoel moet worden gehaald.
Haal
1. In een volledig donkere ruimte het bodemdeksel van de camera,
2. houd de camera vervolgens zodanig dat het geopende bodemdeksel naar beneden wijst, en
3. haal de sneltransporthendel meerdere keren
langzaam over totdat de film vanzelf zo ver uit
de camera komt dat men hem kan beetpakken
en eruit trekken. Klop om dit te vergemakkelijken de camera zo nodig lichtjes tegen uw
hand.
28
25
27
Instellen van de filmgevoeligheid
Met de draaibare schijf (27) wordt de gewenste
filmgevoeligheid gekozen – automatisch in de DXpositie – of handmatig door instelling van een van
de schaalwaarden in een gebied van 6 tot 6400
(conform ISO 6/9° tot 6400/39°). In de DX-positie wordt de filmgevoeligheid automatisch in een
gebied van ISO 25/15° tot 5000/38° van de filmpatroon afgetast. (ISO is de internationale aanduiding voor de filmgevoeligheid).
De klikkende schijf wordt zodanig gedraaid dat de
gewenste instelling – DX of de gewenste waarde
– tegenover de witte indexpunt (26a) op de instelring van de belichtingscorrectie (26) staat.
97
Volgende instellingen zijn mogelijk
De zone met het kader markeert de automatisch
met DX-code instelbare gevoeligheden.
Schaal
6
12
25
50
100
200
400
800
1600
3200
6400
Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker
Afhankelijk van de ingelegde film, instelling van de
filmgevoeligheid en belichtingscorrectie, lichten
na het inschakelen van de camera met de hoofdschakelaar verschillende indicaties in de zoeker
gedurende 2s op of knipperen, voordat daarna de
normale indicaties van de belichtingsmeter verschijnen.
Als de elektronica van de camera een foutieve instelling detecteert, knippert de indicatie als waarschuwing. Wanneer bijv. de instelring op DX
staat, maar er geen film met DX-code of een film
met beschadigd en dus niet leesbaar kenmerk is
ingelegd, knippert 100 als aanduiding dat de belichtingsregeling van de filmgevoeligheid ISO
100/21° uitgaat. Wanneer de instelring echter op
een ontoelaatbare positie tussen DX en de handmatige waarden staat, knippert gedurende de totale indicatieduur van 16s de indicatie ASA en
volgt geen indicatie van de belichtingsmeter. Voor
de belichting wordt ook in dit geval ISO 100/21°
gekozen.
In de volgende tabel worden de verschillende situaties gedetailleerd opgesomd.
ISO Gevoeligheid
(ASA/DIN)
6/ 9°
8/10°
10/11°
12/12°
16/13°
20/14°
25/15°
32/16°
40/17°
50/18°
64/19°
80/20°
100/21°
125/22°
160/23°
200/24°
250/25°
320/26°
400/27°
500/28°
640/29°
800/30°
1000/21°
1250/32°
1600/33°
2000/34°
2500/35°
3200/36°
4000/37°
5000/38°
6400/39°
98
Filmgevoeligheid instelling/-indicatie/toepassing
Ingelegd
filmtype 1
DX
DX
DX
Niet-DX
Instelling
filmgevoeligheid
Ingestelde
belichtingscorrectie
Zoekerindicaties
Voor
belichtingsmeting
gebruikte waarde
eerste 2s
overige 14s 2
Nee
DX-waarde
Ind. bel.met.
DX-waarde
Ja
DX-waarde knippert
Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert
Result. waarde
Handmatig,
gelijk DX-waarde
Nee
DX-waarde
Ind. bel.met.
DX-waarde
Ja
DX-waarde knippert
Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert
Result. waarde
Handmatig,
ongelijke DX-waarde
Nee/Ja
DX-waarde knippert3 Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert3
Ingest./Result. waarde
Handmatig,
Nee
Ingest. waarde
Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert
Ingest. waarde
Ja
Result. waarde4
Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert
DX
Niet-DX
DX
Nee/Ja
1 0 0 knippert
DX of niet -DX
Fout, tussende
bereiken
Ja/Nee
A S A knippert
Ind. bel.met.
ond. pnt. knippert
A S A knippert
(ISO-+ waarde bel. corr)
(ISO-+ waarde bel. corr)
(ISO-+ waarde bel. corr)
Result. waarde
(ISO-+ waarde bel. corr)
ISO 100/Result. waarde
(100-+ waarde bel. corr)
ISO 100
1 Gevallen van niet DX gelden ook voor films met DX-code waarvan de camera het DX-kenmerk niet kan lezen, bijv. door beschadiging of vervuiling.
2
3
4
Bij verminderde batterijspanning ontstaan afwijkende indicaties (zie hiervoor ook het hoofdstuk "Automatische batterijcontrole" op p. 89).
Knippert niet als ingestelde ISO-waarde plus belichtingscorrectiewaarde = DX-waarde.
Hoge gevoeligheidswaarden geven samen met de correcties evt. effectieve ISO-waarden die groter zijn dan 8000 bijv. ISO 6400/39° + 2/3 EV fi ISO 10000/41°),
d.w.z. vijfcijferige waarden, die de viercijferige indicatie niet kan weergeven. In zulke gevallen verschijnen steeds de vier linker cijfers van de ontstane waarde,
waarbij als aanduiding op de "ontbrekende” nul de rechter nul knippert, in het voorbeeld dus " 1 0 0 0 ”.
99
Op de LEICA M7 kunnen belichtingscorrecties in
een gebied van ±2 EV in stappen van een derde EV
worden ingesteld.
Hiertoe wordt:
1. de ontgrendelingsknop (28) ingedrukt gehouden,
2. en daarna de klikkende instelring (26) zodanig
gedraaid, totdat de witte indexpunt (26a) ervan tegenover de gewenste correctiewaarde
op de schaal (25) staat.
Instellen van een belichtingscorrectie
Belichtingsmeters zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt (18% reflectie), die overeenkomt
met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch motief (meer hierover vindt u in
het hoofdstuk "Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting" op p. 124). Wanneer het
betreffende motief niet aan deze voorwaarden
voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd.
Vooral bij meerdere opnames achter elkaar, bijv.
als om bepaalde redenen voor een serie opnames
bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer
handige functie zijn. Eenmaal ingesteld, blijft deze
in tegenstelling tot het opslaan van de gemeten
waarde effectief, tot (bewust) weer wordt teruggesteld (meer over het opslaan van de gemeten
waarde vindt u in het betreffende hoofdstuk op
p.116).
De instelbare correcties van ±2 EV zijn bij alle gegraveerde filmgevoeligheden volledig te gebruiken. Door op deze wijze het instelgebied te vergroten wordt het mogelijk gevoeligheden van ISO
1,5/3° tot en met ISO 25000/45° toe te passen.
Een ingestelde belichtingscorrectie wordt in de
zoeker van de camera geregistreerd; zie hiervoor
de tabel op p. 99.
Opmerking: Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt zowel de meting van
het aanwezige licht als de meting van de belichting voor de TTL-flits.
100
Bilder werden in Offsetmontage durch Originale
ersetzt!
Bilder werden in Offsetmontage durch Originale
ersetzt!
Voorbeeld van een correctie naar min
Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht reflecteren, zal de belichtingsmeter een te lange belichtingstijd aangeven. Een zwarte auto wordt een
grijze auto: overbelichting! De belichtingstijd moet
verkort worden, d.w.z. op bijv. –1 worden ingesteld.
Voorbeeld van een correctie naar plus
Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal
de belichtingsmeter door de grote helderheid een
relatief korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw
wordt daardoor in een gemiddelde grijswaarde
weergegeven en aanwezige personen zijn te donker: onderbelichting! Om dit te voorkomen moet
de belichtingstijd verlengd of het diafragma geopend worden, d.w.z. op bijv. +1,5 worden ingesteld.
101
Plaatsen en verwijderen van een objectief
Verwijderen
1. Het objectief bij de vaste ring (11) nemen,
2. de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehuizing indrukken,
3. het objectief naar links draaien, totdat de rode
indexknop ervan (11c) tegenover de ontgrendelingsknop staat, en dan
4. recht verwijderen.
Opmerking: Bij ingelegde film moet het wisselen
van objectief in de schaduw van het lichaam
plaatsvinden, omdat bij direct zonlicht lichtinval
door de sluiter mogelijk is.
Plaatsen
1 Het objectief bij de vaste ring (11) nemen,
2. de rode indexknop (11c) van het objectief
tegenover de ontgrendelingsknop (3) op de
camerabehuizing plaatsen, en dan
3. het objectief in deze stand recht plaatsen.
4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld.
102
14
De afstandsinstelring
De afstandsinstelring (12) toont de ingestelde afstand en in combinatie met de scherptediepteschaal (11b) het bereik van de scherptediepte.
Meerdere Leica M objectieven zijn voorzien van
een greep (12a), die bijzonder snel en eenvoudig
instellen mogelijk maakt.
Meer over de instelling van de afstand vindt u in
het hoofdstuk "De afstandsmeting” op p.112.
15
13
12
11a
11
12a
11b
11c
De opbouw van Leica M objectieven
Alle Leica M-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: er is een vaststaande
ring (11) met index voor afstandsinstelling (11a),
een scherptediepteschaal (11b) en een rode indexknop voor het wisselen van objectief (11c),
een draaibare afstandsinstelring (12) en een
diafragma-instelring (13) evenals de bijbehorende
indexpunt (14).
103
De draairichting van de diafragmaring komt
evenals die van de tijd-instelknop bij handmatige
instelling overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker,
driehoekige LED oplicht, leidt draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste grotere, d.w.z. verder geopende diafragmaopening
(kleinere diafragmawaarde).
Nadere informatie over juiste belichting vindt u
in het hoofdstuk "Het meten van de belichting” op
p. 114.
De diafragma-instelring
De diafragmagetallen zijn internationaal vastgelegd. Ze zijn zodanig gekozen dat de lichthoeveelheid die op de film komt, bij het steeds kleiner maken van het diafragmagetal telkens met de helft
vermindert. Een diafragmatrap komt overeen met
een trap op de tijd-instelknop (16).
Evenals de belichtingstijden bij handmatige instelling vergrendelt de diafragma-instelring op het objectief voelbaar op ieder getal (bij de meeste objectieven ook op halve waarden). U kunt na enige
oefening dus ook in het donker informatie over de
instelling van het diafragma krijgen.
104
len, vermindert u de scherptediepte. Samen met
de scherptediepteschaal kunt u op de afstandsinstelring het bereik van de scherptediepte bij de
betreffende ingestelde afstand aflezen.
Hebt u bijvoorbeeld het objectief LEICA
SUMMILUX-M 1:1,4/50 mm ASPH. op 5 m ingesteld, dan ligt de scherpte bij diafragma 1,4 ongeveer tussen 4,6 m en 5,5 m. Verkleint u het
diafragma echter bij dezelfde afstand tot 16, dan
ligt de scherpte ongeveer tussen 2,5 m en oneindig.
Scherptediepte/De Scherptediepteschaal
Met de hoogste scherpte wordt dat – aan de film
parallelle – niveau in het motief afgebeeld, waarop
het objectief is ingesteld. Deze maximale scherpte neemt naar voren en naar achteren geleidelijk
af, zodat er een bepaald dieptebereik ontstaat,
dat op het beeld scherp wordt weergegeven: de
scherptediepte. Deze is afhankelijk van de opnameafstand, de brandpuntsafstand van het objectief (samen levert dat de afbeeldingsschaal op) en
het ingestelde diafragma. Door het diafragma te
verkleinen, d.w.z. een grotere waarde in te stellen,
vergroot u de scherptediepte. Door het diafragma
te vergroten, d.w.z. een kleinere waarde in te stel-
105
Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M
objectieven
Alle Leica M objectieven kunnen worden gebruikt.
Voor de belichtingsmeting zijn echter niet geschikt:
Hologon 1:8/15 mm,
Super-Angulon-M 1:4/21 mm
Super-Angulon -M 1:3,4/21 mm
Elmarit-M 1:2,8/28 mm onder fabr.-nr. 2 314 921.
Bij het wisselen van objectief moet op oneindig
zijn ingesteld:
Summicron 1:2/50 mm met dichtbij-instelling.
Bild wird in Offsetmontage durch Film
ersetzt!
Tegenlichtkapjes
De afzonderlijke Leica M objectieven worden geleverd met verschillende functioneel gevormde tegenlichtkapjes. Bij diverse objectieven zijn ze ingebouwd en telescopisch uittrekbaar.
Tegenlichtkapjes moeten in principe altijd worden
gebruikt, omdat ze het objectief effectief beschermen tegen diffuus licht en irradiatie, maar
ook tegen regendruppels en vingerafdrukken.
Belangrijk: Als de camera niet wordt gebruikt of
terzijde wordt gelegd, moet het objectiefdeksel
ter bescherming van de sluiter altijd worden geplaatst.
106
Juist vasthouden van de camera
Voor scherpe, niet bewogen opnames moet de camera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden
vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele
"driepuntsondersteuning" van de LEICA M7 als u
deze met de rechterhand vasthoudt, terwijl de
wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim achter de in standby-positie uitgeklapte sneltransporthendel geschoven wordt. Daarbij ondersteunt de
linkerhand tevens nog van onderen het objectief
om snel te focusseren of omsluit deze de camera.
Wanneer u de camera tegen voorhoofd en wang
gedrukt houdt, heeft deze nog extra houvast.
Voor rechtop staande foto’s wordt de LEICA M7
naar links gedraaid. De handen kunnen daarbij in
dezelfde positie als bij opnames in liggend formaat blijven.
De camera kan ook naar rechts worden gedraaid.
In dat geval kan het handig zijn met de duim op de
ontspanknop te drukken.
Opmerking: Als praktisch accessoire wordt de
Handgreep M voor bijzonder stabiel vasthouden
en met losse hand dragen van de LEICA M7 geadviseerd (bestelnr. 14 405).
107
De lichtkader-meetzoeker
(zie ook p. 85/110-111)
De lichtkader-meetzoeker van de LEICA M7 is niet
alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter.
De grootte van de lichtkaders komt overeen met
een beeldformaat van 23 x 35 mm (diaformaat) bij
de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij grotere afstanden wordt door de camera iets meer van het motief geregistreerd dan binnen de lichtkaders is te zien.
De lichtkaders zijn met de afstandsinstelling zodanig gekoppeld, dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch
wordt gecompenseerd en lichtkaderbeeld en opnamebeeld elkaar over het totale afstand-instelgebied van 0,7 m tot oneindig dekken.
De LEICA M7 is in de standaardversie* van een
zoeker voorzien die 0,72-voudig vergroot. Als
objectieven met de brandpuntsafstanden 28
(Elmarit vanaf productienummer 2411001), 35,
50, 75, 90 en 135 mm worden gebruikt, worden
automatisch de bijbehorende lichtkaders met de
combinaties 28+90 mm, 35+135 mm, 50+75 mm
ingespiegeld.
In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het
omliggende beeldveld. Alle objectieven met een
brandpuntsafstand van 21 tot 135 mm worden bij
plaatsing op de LEICA M7 aan de afstandsmeter
gekoppeld.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen aan de onderkant van het zoekerbeeld de
LED’s van de belichtingsmeter en het led-flitssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting
evenals de flitsfunctie vindt u in de betreffende
hoofdstukken op de p. 112/114/126.
* Als alternatief in het kader van het programma Leica à la carte kunnen ook de zoekervergrotingen 0,58 en 0,85, evenals de
lichtkader-voorziening worden gekozen. De mogelijke combinaties evenals de ingespiegelde lichtkader(paren) kunt u aan
de tabel hiernaast ontlenen.
108
Zoekervergroting
Lichtkadervoorziening
Ingespiegelde lichtkaders
Met 21, 28 en 90 mm,
objectieven/
Beeldveldkiezer binnen
0,72-voudig
Met 24, 35 en 135 mm
Met 50 en 75 mm
objectieven/
objectieven/
beeldveldkiezer buiten beeldveldkiezer midden
28/35/50/75/90/135 mm
(standaarduitrusting)
28 en 90 mm
35 en 135 mm
50 en 75 mm
35/50/90 mm
(d.w.z. zonder 28/75/135mm)
90 mm
35 mm
50 mm
28/35/50/90/135 mm
(d.w.z. zonder 75 mm)
28 en 90 mm
35 en 135 mm
50 mm
35/50/75/90/135 mm
90 mm1
35 en135 mm
50 en 75 mm
35/50/90/135 mm
(d.w.z. zonder 75 mm)
90 mm1
35 en 135 mm
50 mm2
28/35/50/75/90 mm
28 en 90 mm
35 mm3
50 en 75 mm
28/35/50/90 mm
(d.w.z. zonder 75 mm)
28 en 90 mm
35 mm3
50 mm
0,85-voudig
0,58-voudig
1
2
3
De sterkere vergroting van de 0,85-voudige zoeker sluit de weergave van een 28 mm-kader uit.
In de 0,85-voudige zoeker wordt het middelste gebied van het onderste 50 mm lichtkader door de indicatie verborgen.
In de 0,58-voudige zoeker ontbreekt het 135 mm-lichtkader omdat dit te klein voor een zinvolle beeldvorming zou zijn.
109
De beeldveldkiezer
De beeldveldkiezer (9) vergroot de mogelijkheden
van de zoeker bij de Leica M7. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen, die niet tot het op dat
moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan
direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het
betreffende motief met een andere brandpuntsafstand op te nemen.
Als de hendel in de standaardversie van de LEICA
M7*naar buiten, d.w.z. van het objectief wordt
weggedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen
voor de brandpuntsafstanden 35 en 135 mm.
Als de hendel in de verticale, centrale positie
wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand.
Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief toe wordt gedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 28 en 90 mm brandpuntsafstand.
35 mm + 135 mm*
* De telkens ingespiegelde lichtkader(paren) bij de gekozen alternatieve zoekervergrotingen en lichtkaders in het programma Leica à la carte kunt u ontlenen aan de tabel op p.109.
110
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bij een portret bijv. het meetveld van de afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan
de afstandsinstelring van het objectief totdat de
contouren in het meetveld precies samenvallen.
Daarna het motief vastleggen.
De afstandsmeting
Met de afstandsmeter van de drie LEICA M7 kan
vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij gebruik
van groothoekobjectieven met hun grote scherptediepte gunstig te zijn.
1
2
Zoeker
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische
assen van het
zoekvenster en het
afstandsmeterkijkvenster)
x Zoeker- = Effectieve
vergroting meetbasis
0.72x
69.25 mm
x 0.72
ca.
= 49.9 mm
0.85x 1, 2
69.25 mm
x 0.85
ca.
= 58.9 mm
0.58x 1
69.25 mm
x 0.58
ca.
= 40.2 mm
Deelbeeldmethode
Richt bij een architectuur-opname het meetveld
van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant
van een huis of een andere duidelijk afgebakende
verticale lijn en draai met de afstandsinstelring
van het objectief net zo lang totdat de contouren
van de zijkant of lijn op de begrenzingen van het
meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna het
motief vastleggen.
Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria
kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt.
Als alternatief te kiezen in het programma Leica à la carte
De sterkere vergroting in het geval van de 0,85-voudige zoeker leidt
daarbij door een nog grotere effectieve meetbasis tot een verdere
toename van de precisie.
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende
rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (8)
van de zoeker dichthoudt, blijven slechts het in
beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld
zichtbaar. De scherpte kan volgens de mengbeeldof deelbeeldmethode worden ingesteld.
112
Dubbele contour = onscherp
Samenvallen van contouren = scherp
Onderbroken lijn = onscherp
Doorlopende lijn = scherp
113
kan worden zonder dat het functioneren van de
sluiter wordt belemmerd. De ongelijkmatige structuur van de meetstip heeft geen enkele invloed op
het belichtingsresultaat.
De voor een juiste belichting geschikte tijd-/
diafragma-combinaties worden door de zoekerindicaties weergegeven of hiermee bepaald. Bij gebruik van de tijdautomaat wordt het diafragma
met de hand gekozen, waarna de camera zelfstandig de bijbehorende sluitertijd kiest. In deze functie informeert een digitale LED-indicatie over de
ontstane sluitertijd (bijv. 1000).
Bij handmatige instelling van beide waarden dient
voor de afstemming van de belichting een uit drie
rode LED’s bestaande lichtschaal (). Als de
instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde
LED op.
Het meten van de belichting
Bij de LEICA M7 wordt de belichtingsmeting voor
het aanwezige omgevingslicht selectief via het objectief bij het werkzame diafragma uitgevoerd.
Daarbij wordt het door een lichte meetstip gereflecteerde licht door een fotodiode (pijl) opgevangen en gemeten. Deze silicium-fotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens bevindt zich
links boven de sluiter. De meetstip (12 mm in diameter, hetgeen overeenkomt met 13% van het negatief) bevindt zich in het midden van het eerste
sluitergordijn.
De ongelijkmatige dekking van de witte kleur is
niet het gevolg van een gebrekkige productie,
maar van het feit dat op het flexibele rubberdoek
van de sluiter geen dikke verflaag aangebracht
Inschakelen van de belichtingsmeter
De belichtingsmeter wordt door licht indrukken
van de ontspanknop (18) tot het eerste drukpunt
ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (17) is aangezet, de sluiter volledig is opgetrokken en de tijd-instelkop (16) niet op B staat.
Wanneer de belichtingsmeter gereed is om te
meten, brandt een van de indicaties in de zoeker
voortdurend:
114
– bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie
van de sluitertijd,
– bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED.
Als de ontspanknop weer wordt losgelaten, zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 14s lang ingeschakeld en blijft/blijven
de betreffende LED(’s) zolang branden.
Na het aflopen van de sluiter is de belichtingsmeter uitgeschakeld en de is/zijn de LED(’s) in de
zoeker uit.
Wanneer de hoofdschakelaar niet is ingeschakeld
(d.w.z. dat de camera is uitgeschakeld), en/of de
sluiter niet gespannen is, en/of de tijd-instelknop
op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld.
Opmerkingen:
Als de sluiter niet is gespannen of de indicaties
uit zijn, bevindt de camera zich in de standbypositie.
Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het
grensgebied van de belichtingsmeter, kan het
ca. 0,2s duren voordat de LED’s oplichten.
Als een juiste belichting met de beschikbare
sluitertijden bij de tijdautomaat niet mogelijk
is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer hierover vindt u in het hoofdstuk
"De tijdautomaat" op p.115).
Als bij handmatige instelling en zeer weinig
licht het meetbereik van de belichtingsmeter
niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing
de linker driehoekige LED. Als tijdautomaat
wordt de sluitertijd geactiveerd. Wanneer de
benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd
van 32 s overschrijdt, knippert ook deze indicatie.
De belichtingsmodi
De LEICA M7 biedt de fotograaf twee belichtingsmodi: tijdautomaat of handmatige instelling.
Afhankelijk van motief, situatie en persoonlijke
voorkeur kan gekozen worden voor een iets snellere en gemakkelijke werkwijze of een vaste instelling vooraf van sluitertijd en diafragma, zoals
bekend bij de andere Leica M modellen.
De tijdautomaat
Als de tijd-instelknop (16) zich in de bijzonder duidelijk klikkende AUTO-positie bevindt, bepaalt
de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos in een bereik van
1/1000 s tot 32s, en wel afhankelijk van de per
DX-code geprogrammeerde of handmatig ingestelde filmgevoeligheid, gemeten helderheid en
het handmatig gekozen diafragma.
Hierdoor is de tijdautomaat zeer geschikt
115
Het opslaan van de gemeten waarde
Vaak worden belangrijke motieven om beeldvormende redenen uit het midden geplaatst en soms
zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. De selectieve meting van de LEICA M7 gebeurt, zoals in de hoofdstukken "Het meten van de
belichting" op p. 114 en " Algemene aanwijzingen
voor het meten van de belichting" op p. 124 is beschreven, uitsluitend in het midden van het beeld
en is op een gemiddelde grijswaarde geijkt.
Motieven en situaties van dit genre kunnen ook
met de tijdautomaat en zeer eenvoudig met het
opslaan van de gemeten waarde worden geregistreerd.
Hiertoe wordt:
1. het meetveld door zwenken van de camera
eerst op het belangrijke motiefdetail en daarna
op een ander detail van gemiddelde helderheid
gericht (zie hiervoor ook de afbeeldingen ter
oriëntatie van het meetveld in de zoeker op p.
122-123),
2. en door indrukken van de ontspanknop (18) tot
het tweede drukpunt de afstand gemeten en
opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt gehandhaafd, verschijnt ter bevestiging boven in
de zoeker een rode punt op de cijferregel en de
tijdsindicatie verandert ook bij gewijzigde helderheid niet meer.
names waarbij aan de ene kant minder instelwerk
wordt gewenst en aan de andere kant om vormgevende redenen de scherptediepte moet worden
vastgelegd. De automatisch bepaalde sluitertijd
kan echter naar behoefte bewust worden gewijzigd door het diafragma te verstellen, bijv. voor
het creëren van bepaalde "veegeffecten" met langere sluitertijden of voor het "bevriezen" van bewegingen met kortere sluitertijden.
In de zoeker van de camera wordt de bepaalde
sluitertijd digitaal, en voor een beter overzicht in
halve trappen getoond.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen de resterende belichtingstijd in de indicatie in seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan
echter van de indicatie in halve trappen afwijken:
Als bijv. vóór het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie is te zien en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen na ontspannen ook met 19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de interpretatie van alle parameters sluitertijden geven die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter
dan 1/1000 s of langer dan 32s vereist zouden
zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde
minimale en maximale sluitertijden gebruikt en
als waarschuwing knipperen deze waarden in de
zoeker.
116
Naast de voor een juiste belichting benodigde
draairichting van tijd-instelknop en diafragma-instelring, geven de drie LED’s van de lichtschaal op
de volgende wijze onderbelichting, overbelichting
alsmede de juiste belichting aan:
Onderbelichting van minstens één diafragmatrap; draaiing naar rechts nodig
Onderbelichting van een 1/2 halve diafragmatrap; draaiing naar rechts nodig
Juiste belichting
Overbelichting van een 1/2 halve diafragmatrap; draaiing naar links nodig
Overbelichting van minstens één diafragmatrap; draaiing naar links nodig
Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2s wordt
na het ontspannen de resterende belichtingstijd
in de indicatie in seconden teruggeteld.
3. met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera vervolgens naar het definitieve fragment gezwenkt,
4. en kan met de eerder bepaalde belichting worden ontspannen.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de
gemeten waarde is opgeslagen heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg, hetgeen wil
zeggen dat dit tot een foutieve belichting leidt.
Het opslaan wordt beëindigd als de vinger het
drukpunt van de ontspanknop loslaat.
Opmerking: Het opslaan van de gemeten waarde
is bij gebruik van een camera met motorische
aandrijving, bijv. LEICA MOTOR-M, alleen in combinatie met een afzonderlijke opname mogelijk en
niet met een serie opnames.
De handmatige instelling van de belichting
Als de belichtingsmeting volledig met de hand
moet plaatsvinden, moet de tijd-instelknop (16)
op een van de gegraveerde sluitertijden zijn vergrendeld.
Vervolgens:
1. schakelt u de belichtingsmeter in en
2. zorgt u door de tijd-instelknop en/of de diafragma-instelling van het objectief (13) in de
door de oplichtende, driehoekige LED aangegeven richting te draaien, dat alleen de ronde
LED gaat branden.
117
Het meetbereik van de belichtingsmeter
Het meetbereik loopt bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0 van 0,03
tot 125 000 cd/m2. Bij ISO 100/21° komt dit
overeen met EV -2 tot 20 resp. f/1,0 en 4s tot
f/ 32 en1/1000 s (zie ook het diagram op p.121).
De B-instelling
Met de B-instelling, waarbij de sluiter zolang blijft
geopend als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, zijn belichtingen van willekeurige duur
mogelijk.
De belichtingsmeter blijft daarbij uitgeschakeld en
na de ontspanning telt de digitale cijferindicatie
ter oriëntatie de afgelopen belichtingstijd in seconden mee. Om de batterijen te sparen wordt
maximaal tot 999 geteld en aangegeven. Daarna
verdwijnt de indicatie, de sluiter kan niettemin willekeurig lang geopend blijven.
Opmerking: Voor het openen en sluiten van de
sluiter zijn ook in de B-functie batterijen nodig.
Tijdens de totale duur van de belichting heeft de
openstaande sluiter geen voeding nodig, alleen
voor de cameraregeling is een geringe batterijstroom nodig.
Onder het meetbereik
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht
het meetbereik van de belichtingsmeter niet
wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED. Bij tijdautomaat wordt verder de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32s
overschrijdt, knippert ook deze indicatie.
Omdat de belichtingsmeting met het actieve
diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door
het kleiner maken van het diafragma ontstaan.
De belichtingsmeter blijft – ook bij daling tot onder het meetbereik – nog ca. 14s na het loslaten
van de ontspanknop ingeschakeld. Wanneer binnen dit tijdsbestek de lichtomstandigheden verbeteren (bijv. door wijziging van het motief of door
openen van het diafragma), knippert de LED-indicatie niet langer maar brandt continu, resp. bij
tijdautomaat verdwijnt de driehoek en geeft daarmee aan dat kan worden gemeten.
118
Meetdiagram (zie ook p.121)
Het meetdiagram geldt voor beide belichtingsmodi, tijdautomaat en handmatige instelling.
Gegevens over het meetbereik van de belichtingsmeter bevinden zich aan de rechterkant van het
diagram. Daartussen zijn belichtingswaarden (EV
= Exposure value) af te lezen.
Het meetbereik van de belichtingsmeter wordt
rechts in het diagram in cd/m2 (candela per vierkante meter) aangegeven.
Daarboven staan de filmgevoeligheidsinstellingen
(SV = Speed value) in ISO-waarden.
Links in het diagram ziet u de gegevens over de
belichtingstijd in seconden (TV = Time value). Het
werkgebied van de spleetsluiter van de LEICA M7
is symbolisch aangegeven met een gearceerd vlak
in de kolom ernaast. Bij instelling op B is het bereik naar boven toe open.
Linksonder worden de diafragmagetallen (AV =
Aperture value) afgelezen.
Uitschakelen van de belichtingsmeter
Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt of
in een tas wordt gedaan, moet de hoofdschakelaar altijd worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt
elk stroomverbruik vermeden, ook de geringe
hoeveelheid die in de standby-positie na het
zelfstandig uitschakelen van de belichtingsmeter
en het verdwijnen van de indicatie nog plaatsvindt. Bovendien wordt op deze wijze ongewild
ontspannen voorkomen.
119
De meetveld-grootte in de zoeker
(Grafieken zie p. 122-123)
De diameter van het ronde meetveld bedraagt
12mm. Daarmee komt het overeen met 1/2 van de
formaathoogte resp. 1/3 van de formaatbreedte en
ongeveer 23 % van de Formaatoppervlakte. In het
zoekerbeeld verandert echter de meetveldgrootte
in verhouding tot het geldige kader afhankelijk van
de gebruikte brandpuntsafstand en ingestelde afstand enigszins.
Dat geldt ook voor objectieven met zoekeradapter, zoals de oudere LEICA ELMARIT-M 1:2,8/
135 mm.
In voorbeeld A kunt u het verband tussen filmgevoeligheid, helderheid, belichtingstijd en diafragma zien.
Vanaf de filmgevoeligheidsindicatie (ISO 100/
21°) volgt u eerst de verticale lijn tot aan het snijpunt van de bij de betreffende helderheid behorende horizontale lijn. In dit voorbeeld is dat
4000 cd/m2, hetgeen overeenkomt met een helderheid bij stralend zonlicht. Diagonaal loopt de
lijn nu naar de verticale lijn van het ingestelde
diafragma (11) en vandaar horizontaal naar links
verder naar de daarbij noodzakelijke belichtingstijd (1/250 s). Aan het verloop van de diagonale lijn kan ook de belichtingswaarde (EV15) worden
afgelezen.
Aan voorbeeld B ziet u dat bij kaarslicht en een
filmgevoeligheid van ISO 400/27° (1cd/m2) bijv.
met diafragma 1,4 en 1/15 s gefotografeerd moet
worden. Diafragmawaarden vanaf 16 kunnen niet
worden gebruikt, omdat hiervoor langere belichtingstijden dan 4s nodig zijn en op de tijd-instelknop maximaal 4s kan worden ingesteld. Daarom is in zulke gevallen direct meten niet meer
mogelijk - omrekenen of aflezen van de juiste belichtingstijd in dit diagram is daarmee onvermijdelijk.
Als tijdautomaat bouwt de LEICA M7 daarentegen
automatisch sluitertijden tot 32s op, zodat in het
getoonde voorbeeld elk diafragma van het objectief gebruikt zou kunnen worden.
120
Zoekervergroting 0.58 x*
Zoekervergroting 0.72 x
21 mm
24 mm
21 mm
28 mm
90 mm
28 mm
35 mm
135 mm
35 mm
50 mm
75 mm
50 mm
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen.
122
Zoekervergroting 0.85x*
123
24 mm
21 mm
24 mm
90 mm
28 mm
90 mm
135 mm
35 mm
135 mm
75 mm
50 mm
75 mm
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen.
tails aanwezig is (meer hierover vindt u in het
hoofdstuk "Instellen van een belichtingscorrectie"
op p. 100).
Bij een huwelijksfoto zult u bijv. het gezicht van de
bruid en niet de witte bruidsjapon meten. Bij landschapsopnames met een groothoekobjectief zult
u de camera zo ver schuin houden dat het selectieve meetveld van de LEICA M7 niet de lichte partijen van de hemel meet.
Het opslaan van de gemeten waarde veroorlooft
de gemakkelijke toepassing van deze techniek
ook bij gebruik van de tijdautomaat (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "De tijdautomaat" op
p.115).
Kan bij handmatige instelling van de belichting
geen overeenkomstig fragment in het motief worden gemeten, moet een verlengingsfactor worden
gebruikt, d.w.z. de belichtingstijd wordt twee tot
vier maal verlengd of het diafragma 1 tot 2 trappen geopend.
Bij een door de zon beschenen sneeuwvlakte
vindt bijv. een correctie met factor 4 plaats, d.w.z.
in plaats van de gemeten belichtingstijd van
1/1000 s bij diafragma 8 wordt met 1/250s bij
diafragma 8 of met 1/1000 s bij diafragma 4 belicht. Bij minder lichte motieven, bijv. een licht
zeestrand, volstaat een verlengingsfactor van 1,5.
Dienovereenkomstig gaat u omgekeerd te werk bij
donkere motieven.
Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting
De meeste motieven kennen in de regel een gelijkmatige verdeling van donkere en lichte objectdetails. Zulke normale motieven reflecteren 18%
van het invallende licht en komen zo overeen met
een grijswaarde waarop alle belichtingsmeters
zijn geijkt.
Wanneer door het motief aanzienlijk meer licht
wordt gereflecteerd, bijv. door een besneeuwd
winterlandschap, het gele zandstrand, de lichte
huismuren of een lichte bruidsjapon, zou een instelling van sluitertijd en diafragma volgens de belichtingsmeter-indicatie onderbelichting tot gevolg hebben.
Bij motieven met overwegend donkere details,
bijv. een zwarte stoomlocomotief, donkergrijze leidaken of het donkerblauwe uniform van een kapitein, wordt daarentegen minder licht gereflecteerd en zou een instelling van sluitertijd en
diafragma volgens de belichtingsmeter-indicatie
overbelichting tot gevolg hebben.
In dergelijke gevallen moet de gemeten belichtingswaarde worden gecorrigeerd om optimale belichtingsresultaten te verkrijgen. Tenzij van
tevoren al een juiste belichtingscorrectie werd ingesteld of met behulp van de selectieve meting
van het motief een fragment werd gemeten, waarin een goede verdeling van lichte en donkere de124
Het meten van "licht" en "schaduw" en een daaruit
voortvloeiend compromis voor de belichting leidt
gewoonlijk tot onbevredigende resultaten omdat
zowel in de lichte als donkere partijen onderscheid verloren gaat.
Bewust krapper of ruimer gekozen belichtingen
versterken vaak het karakter van een foto en kunnen daarom als beeldvormend middel zinvol worden toegepast.
Bij zeer grote contrasten tussen lichte en donkere
partijen is het belichtingsbereik van de film onvoldoende om zowel in het "licht" als in de "schaduw"
alle helderheidsverschillen te registreren. Het is
aan de fotograaf in welke partijen hij nog tekening
wenst. Iemand kan dan bijv. als zwarte silhouette
(onderbelicht) voor een juist belicht landschap, of
juist belicht voor een "bleke" achtergrond (overbelicht) staan.
125
21
23
De flitsfunctie
De LEICA M7 is behalve met de meetcel voor het
omgevingslicht bovendien uitgerust met een
tweede meetcel voor flitslicht (pijl). Door deze
rechts onder de sluiter geplaatste silicium-fotodiode kan de camera het flitslicht via het objectief
voor het actieve diafragma meten. De "Through
The Lens"-flitsmeting van de LEICA M7 werkt integraal met nadruk op het midden.
De meting van het flitslicht en de automatische
besturing ervan verricht de LEICA M7 met
het speciaal voor LEICA M6TTL /M7 en LEICA
R8/R9 ontwikkelde systeemflitsapparaat
LEICA SF 20/SF 24D (bestelnr. 14 444 [swart]
/ 14 448 [titaan]) of
flitsapparaten die beschikken over de technische mogelijkheden van een System-CameraAdaption (SCA) van het systeem 3000 en over
de adapter SCA-3502/3501 beschikken.
126
Bovendien beschikt de LEICA M7, voorzover het
gebruikte flitsapparaat de betreffende functies
heeft*, over vormgevend interessante flitstechnieken als synchronisatie op het tweede in plaats
van het gewoonlijk eerste sluitergordijn, het flitsen met kortere sluitertijden dan de synchronisatietijd van 1/50 s en stroboscoopflitsen (meer
hierover vindt u de betreffende, onderstaande
hoofdstukken).
De TTL gestuurde flits-belichtingsmeting en –besturing kan in beide belichtingsmodi worden gebruikt.
Belangrijk: Om de via de accessoireschoen of de
contactbus (23) aangesloten flitsapparaten te
kunnen ontsteken en te besturen moet u eerst de
LEICA M7 van batterijen voorzien en de belichtingsmeting inschakelen door de ontspanner
licht in te drukken, d.w.z. de indicatie moet op de
gegevens van de sluitertijden of de lichtschaal
zijn omgeschakeld.
* Voor het flitsen op het tweede sluitergordijn en het lineaire flitsen is de adapter SCA 3502 nodig. Stroboscoopflitsen is daarentegen al met SCA 3501 mogelijk.
127
Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat
Op de LEICA M7 hebt u de keuze uit twee flitsaansluitingen:
Een flitsschoen (21) met midden(ontstekings)(21a) en stuurcontacten (21b) voor alle flitsapparaten met genormeerd flitsvoetje.
Belangrijk: Bij het plaatsen van een flitsapparaat
in de flitserschoen van de LEICA M7 moet u erop
letten dat de voet van het flitsapparaat geheel ingeschoven en, indien aanwezig, met de klemmoer
wordt geborgd om per ongeluk eruit vallen te
voorkomen. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten alleen al daarom
belangrijk omdat positieverschuivingen in de flitserschoen kunnen leiden tot onderbreking van de
vereiste contacten en daardoor tot disfunctioneren.
Aan de achterkant van de camera vlak onder
de flitserschoen is een contactbus (23, = Xcontact) voor de aansluiting van flitsapparaten
via kabelverbinding.
Beide aansluitingen kunnen gelijktijdig voor de
ontsteking van meerdere flitsapparaten worden
gebruikt.
Opmerking: Schakel camera en flitsapparaat uit
voordat u het flitsapparaat aanbrengt.
Geschikte flitsapparaten
Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is de LEICA SF 20/SF 24D bij
uitstek geschikt. Dankzij de vast ingebouwde flitservoet met de bijbehorende extra regel- en signaalcontacten, die bedoeld zijn voor de automatische overdracht van een reeks gegevens en instellingen, is hij zeer gemakkelijk te bedienen. Bovendien biedt hij een aantal interessante extra
functies.
Op de LEICA M7 kunnen echter ook alle andere
gangbare flitsapparaten met genormeerde flitserstekkers (centrale stekkers) alsmede opzet-flitsapparaten met genormeerde flitservoet geplaatst
en via het midden-/X-contact (21a) ontstoken
worden. Wij adviseren het gebruik van moderne
thyristor-gestuurde elektronenflitsers.
128
De instellingen voor de TTL-flitsfunctie
Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld
en op de modus TTL is gezet, moet op de LEICA
M7
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken van de ontspanknop
worden ingeschakeld, d.w.z. de indicatie moet
op de gegevens van de sluitertijden of de lichtschaal zijn omgeschakeld. Mocht u dit door het
in één ruk te snel volledig indrukken van de
ontspanknop verzuimen, dan bestaat de mogelijkheid dat het flitsapparaat niet flitst.
2. de tijd-instelknop op AUTO en de flits-synchronisatietijd (1/50 s), of – voor speciale effecten op een langere sluitertijd (ook B) worden ingesteld. In de functie als tijdautomaat
schakelt de camera automatisch op de flitssynchronisatietijd van 1/50 s.
3. het gewenste of het voor de betreffende afstand tot het motief vereiste diafragma worden
ingesteld.
De TTL-flitsfunctie
Deze modus is voor de LEICA M7 bij beide belichtingsmodi, tijdautomaat en handmatige instelling beschikbaar en is zowel mogelijk bij de LEICA
SF 20/SF 24D als bij andere SCA 3000 flitsapparaten die van de SCA 3502/3501 adapter worden
voorzien. Zodra bij deze flitsapparaten de vereiste
lichthoeveelheid bereikt is, zendt de elektronica
van de LEICA M7 een stopsignaal naar het flitsapparaat, dat vervolgens de lichtuitzending onmiddellijk onderbreekt. Het voordeel van deze flitsfunctie is dat automatisch rekening wordt gehouden met alle factoren die van invloed zijn op de belichting van de film (bijv. opnamefilter en diafragmawijziging).
Bovendien geeft de LEICA M7 de filmgevoeligheid
door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het dergelijke indicaties
heeft, en voorzover de op het objectief gekozen
diafragma handmatig ook aan het flitsapparaat
wordt doorgegeven, zijn afstandsindicatie automatisch dienovereenkomstig bijwerken.
De instelling van de filmgevoeligheid kan niet
door het flitsapparaat worden beïnvloed.
Opmerking: Meer over de flitsfunctie, vooral over
die van andere flitsapparaten die niet geschikt
zijn voor TTL, evenals over de verschillende belichtingsmodi van de flitsapparaten kunt u aan de
betreffende handleiding ontlenen.
129
De flitsbelichtingscontrole-indicaties in
de zoeker met geplaatst flitsapparaat
SF 20/ SF 24D of aan het systeem
aangepaste flitsapparaten met adapter
SCA 3502/3501
In de zoeker van de LEICA M7 dient een LED (A) in
de vorm van een bliksemflits voor terugmelding en
indicatie van diverse operationele situaties. Deze
LED verschijnt samen met de in de betreffende
hoofdstukken beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht.
De indicaties bij TTL en automatische
flitsfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfs
klaar flitsapparaat niet:
Op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/50 s ingesteld, op het flitsapparaat echter niet de functie "Lineaire flits". In
zulke gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een
ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat
niet.
Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handmatige bediening van het flitsapparaat mogelijk,
maar niet in computer of TTL functie.
130
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
blijft na het ontspannen branden, de overige
indicaties zijn echter verdwenen:
flitsbelichting was in orde, de flitser blijft bedrijfsklaar.
knippert snel (met 4Hz) na het ontspannen,
de overige indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, maar de flitser is
nog niet weer bedrijfsklaar.
verdwijnt samen met de overige indicaties na
het ontspannen:
onderbelichting, bijv. door een voor het motief
te klein gekozen diafragma. Wanneer op het
flitsapparaat een instelling voor deellicht is uitgevoerd, kan de flitser op basis van de geringere opgeroepen hoeveelheid vermogen ondanks de verdwenen flits-LED toch bedrijfsklaar zijn.
De indicaties bij handmatige flitsfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/50 s ingesteld, op het flitsapparaat
echter niet de functie "Lineaire flits". In zulke
gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet.
Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handmatige bediening van het flitsapparaat mogelijk,
maar niet in computer of TTL functie.
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
131
a
b
– bijv. auto’s – geeft synchronisatie op het tweede
sluitergordijn vaak een meer natuurlijk beeld.
De functie is bij alle camera- en flitserinstellingen
beschikbaar, zowel als tijdautomaat alsook bij
handmatige keuze van sluitertijden, bij TTL, automatische en ook handmatige flitsfunctie, de indicaties zijn in beide gevallen gelijk.
De keuze van het tijdstip van synchronisatie vindt
plaats op de hiervoor geschikte flitsapparaten.
Meer kunt u aan de betreffende handleidingen
ontlenen.
Synchronisatie op het tweede sluitergordijn
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, de ontsteking van de flits naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn te schakelen. Zo wordt het mogelijk, de slechts zeer korte flitsbelichting aan het
begin of einde van de in verhouding duidelijk langere belichting van het aanwezige licht te doen
plaatsvinden. Vooral bij motieven in een donkere
omgeving die zelf oplichten, resp. licht reflecteren
132
Belangrijk: Voor synchronisatie op het tweede
sluitergordijn evenals voor lineaire en stroboscoop flitstechniek moet de camera volledig voeding hebben, d.w.z. de belichtingsgegevens moeten worden getoond. Hiermee wordt gegarandeerd dat de gegevensuitwisseling tussen camera
en flitsapparaat kan plaatsvinden. Het is niet voldoende de camera met de hoofdschakelaar
slechts in de standby-positie te zetten. Wanneer
de camera niet volledig van voeding werd voorzien, kan het bij deze flitsfuncties tot disfunctioneren komen (bijv. geen ontsteking of volledige
flits in plaats van stroboscoop functie.
Om dezelfde reden moeten deze flitsmodi niet in
combinatie met snelle fotosessies met motorische aandrijving gekozen worden.
133
sluitergordijnen worden afgegeven en op deze wijze gedurende deze periode als een voortdurende
lichtbron werken, is met deze techniek de sluitertijd op zich niet doorslaggevend.
Voor het gebruik van de "lineaire flitstechniek"
moet op de LEICA M7 een van de drie mogelijke
sluitertijden 1/250 s, 1/500 s of 1/1000 s handmatig worden ingesteld. De lichtafgifte van het
flitsapparaat gebeurt ook handmatig en daarom
moet de instelling met behulp van de diafragmacomputer van het flitsapparaat worden uitgevoerd. De indicaties komen overeen met de eerder beschreven, normale handmatige flitsfunctie.
Meer kunt u aan de betreffende handleidingen
ontlenen.
De lineaire flitstechniek
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, ook de kortere sluitertijden 1/250 s, 1/500 s en 1/1000 s
voor de flitsbelichting toe te passen. Met deze lineaire flitstechniek wordt de speelruimte van
beeldvorming bij flitsopnames aanzienlijk vergroot. Dit geldt vooral voor bewegende motieven
waarop bij daglicht wordt geflitst en waarbij wegens de gewenste geringe scherptediepte grote
diafragmaopeningen en wegens de grote helderheid buiten gelijktijdig korte sluitertijden nodig
zijn.
Spleetsluiters zoals die in de LEICA M7 kunnen
met de gebruikelijke flitstechniek alleen worden
gesynchroniseerd met sluitertijden, waarbij op
een bepaald ogenblik het beeldvenster van de camera volledig geopend is. Bij de LEICA M7 zijn dat
alle sluitertijden tot 1/50s. Bij kortere sluitertijden bevindt zich steeds weer een deel van het eerste of tweede sluitergordijn in het beeldvenster,
zodat een flits nooit het gehele beeld kan belichten.
Sommige moderne flitsapparaten hebben echter
een "High Speed Synchronisation - HSS", waarbij
gedurende een korte periode zeer snel flitsen van
geringer vermogen worden afgegeven. Omdat deze flitsen tijdens de gehele afloopduur van beide
134
hetgeen wil zeggen dat de gewenste stroboscoop
belichting niet uitvoerbaar is, wordt de flits niet
geactiveerd en verschijnt het flitssymbool niet. De
lichtschaal werkt verder als gebruikelijk.
Is de ingestelde sluitertijd voldoende of langer dan
voor de gewenste stroboscoopbelichting noodzakelijk is, wordt de flits geactiveerd en verschijnt
het flitssymbool. De lichtschaal werkt verder als
gebruikelijk.
Bij B wordt de flits eveneens geactiveerd, voor de
opname brandt echter alleen de flits-LED. Na de
opname gaat de flits-LED uit en de digitale indicatie telt de afgelopen seconden.
De stroboscoop flitsfunctie
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3501/3502 adapter wordt gebruikt, bewegingen, door middel van stroboscoop flitsen op
een motief, in verschillende stappen vast te leggen. Bij deze techniek worden bij geopende sluiter
meerdere op elkaar volgende flitsen afgegeven die
het bij voorkeur slechts zwak belichte motief
meermaals in de beweging "bevriezen". De camera berekent hierbij zelfstandig de benodigde sluitertijd, die uit het product van de op het flitsapparaat aantal gekozen afzonderlijke flitsen en de gekozen flitsfrequentie resulteert.
Deze sluitertijd wordt met de tijdautomaat uitgevoerd en wel onafhankelijk van de heersende
lichtomstandigheden. De kortste sluitertijd is ook
hier 1/50 s.
De tijdsindicatie knippert als waarschuwing
wanneer in combinatie met het gekozen diafragma overbelichting dreigt. Er volgt echter geen
waarschuwing als daling onder het meetbereik
plaatsvindt.
Bij handmatige instelling van de belichting wordt
de opgegeven sluitertijd uitgevoerd. Afhankelijk
van het feit of deze tijd korter of langer dan de berekende noodzakelijk is, functioneert de combinatie camera/flitsapparaat verschillend:
Is de ingestelde sluitertijd korter dan noodzakelijk,
De indicaties van de flits-led bij
stroboscoopfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet:
De op de camera ingestelde sluitertijd is te
kort voor de op het flitsapparaat ingestelde
aantal flitsen.
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
135
Bij een belichtingsmeting via het objectief wordt
rekening gehouden met de energievermindering
door filters. De verschillende films hebben echter
in de afzonderlijke spectrale gebieden een andere
gevoeligheid. Bij minder doorlatende en extreme
filters kunnen daarom afwijkingen ten opzichte
van de gemeten tijd optreden. Zo vereisen bijv.
oranje-filters gewoonlijk een verlenging met één
diafragmatrap en rood-filters gemiddeld twee
diafragmatrappen. Een algemeen geldende waarde kan niet gegeven worden omdat de roodgevoeligheid van de zwartwit-films zeer verschillend is.
De systeemaccessoires
Wisselobjectieven
Het Leica M systeem biedt de basis voor optimale
aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen.
Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 21 tot 135 mm en lichtsterkten tot 1:1.
Filters
In de z/w-fotografie dienen filters voor de bewuste beïnvloeding van de weergave van toonwaarden, bijv. om een als natuurlijk ervaren weergave
van grijswaarden van de verschillende kleuren te
verkrijgen of om de weergave van de hemel of de
wolken te verbeteren. In de kleurenfotografie kan
met filters de kleurenweergave naar wens worden
aangepast of op de spectrale gevoeligheid van de
gebruikte film worden afgestemd.
Voor de huidige Leica M objectieven, die van genormeerde schroefdraadmaten zijn voorzien, is
een reeks verschillende filters beschikbaar, waaronder het universele polarisatiefilter.
136
Objektiefhouder M
Een praktisch klein accessoire waarmee u een
tweede objectief veilig en te allen tijde snel en gemakkelijk toegankelijk onder aan de camera paraat hebt. Het tweede objectief kan daarbij dienst
doen als gemakkelijke handgreep. De objectiefhouder M wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 404).
M7 0.58/0.72 en MP 0.58/0.72 aanwezig). De drie
instellingen kunnen eenvoudig via een voel- en hoorbaar klikkende kartelring worden gekozen.
Het optische vermogen komt overeen met het hoge niveau van de LEICA M7 zoeker, is ook geschikt
voor brildragers en biedt een buitengewone vergroting en daarmee een goede detailherkenning.
Wanneer de zoeker zonder bril wordt gebruikt,
kunnen voor correctie van oogafwijkingen correctielenzen op de Leica M camera worden geschroefd. Het oculair is ter bescherming van brillenglazen van een rubberring voorzien.
De robuuste aluminium behuizing van de zoeker is
– passend op de uitvoeringen van de camerabehuizing – naar keuze in zwart en zilver verkrijgbaar
(best.-nr. 12 013/12 014).
Zoeker M voor 21/24/28 mm Objectieven
De LEICA Zoeker voor 21/24/28mm Objectieven
biedt de mogelijkheid om het beeldfragment van drie
verschillende groothoek-brandpuntsafstanden in te
stellen waarvoor in de zoeker van de camera in principe (21 en 24mm), resp. afhankelijk van de gekozen
variant geen lichtkader is (in het geval van 28mm, zie
hiervoor p.109, bij LEICA M4P, M6, M6TTL 0.58/0.72,
137
De laatstgenoemde combinatie maakt daardoor
een comfortabele waarneming van het motief met
beide ogen mogelijk. Vooral met de teleobjectieven van 75 tot 135 mm van het Leica-M systeem
biedt het zichtbaar grotere zoekerbeeld een veel
betere herkenning van motiefdetails binnen de betreffende beeldveldkaders. Tegelijkertijd ontstaat
door de vergroting van 25% van de effectieve
meetbasis een dienovereenkomstige verhoging
van de instelprecisie.
Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de
bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen.
De zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk
de zoekerloep paraat en beschermd aan de draagriem te houden.
Zoekerloep M 1.25x
De LEICA Zoekerloep M 1.25x (best.-nr. 12 004)
vereenvoudigt de beeldvorming bij de toepassing
van brandpuntsafstanden vanaf 50 mm aanzienlijk. Deze kan op alle Leica M modellen worden
gebruikt en vergroot het middelste gebied van het
zoekerbeeld met een kwart. Uit de 0,72x- ontstaat
een 0,9x-zoeker, uit de 0,58 x*- een 0,72x-zoeker
en uit de 0,85x*- een 1,06 x-zoeker, die zelfs een
lichte vergroting ten opzichte van de waarneming
met het blote oog betekent.
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het
programma Leica á la carte te kiezen.
138
Correctielenzen
Voor optimale aanpassing van het oog aan de
zoeker van de camera bieden wij correctielenzen
aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch):
0,5/1/1,5/2/3.
Motor M
Op de LEICA M7 kan de LEICA MOTOR M (best.-nr.
14 408) voor automatische bediening van sluiterspanning en filmtransport voor afzonderlijke opnames of een serie van naar keuze 1,5 of 3 foto’s
per seconde worden aangesloten. Deze wordt in
de plaats van het bodemdeksel op de camerabehuizing geplaatst. De Motor M is voor alle belichtingstijden van de tijdautomaat en de handmatige bediening, d.w.z. van 32s tot 1/1000 s inclusief B geschikt. Bij uitgeschakelde Motor M of bij
lege batterijen zijn filmtransport en sluiterlift ook
handmatig mogelijk. De afstandsbediening vindt
plaats via de aansluiting van de draadontspanner.
139
Handgreep M
Met de Handgreep M zijn alle Leica M-camera’s
(behalve M5) veilig en comfortabel vast te houden. Hij wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 405).
LEICAVIT M
De LEICAVIT M is een lichtlopende en geluidsarme
handmatige snelspoeleenheid voor filmtransport
en sluiterspanning, die in plaats van het bodemdeksel onder aan de camerabehuizing wordt bevestigd. Zonder de camera van het oog te hoeven
halen, transporteert u de film door een uitklapbare opwindspoel naar links te trekken, tussenstappen zijn ook mogelijk. Het ontspannen doet u via
de cameraontspanner. De sneltransporthendel
van de camera kan eveneens worden gebruikt.
Passend bij de verschillende camera-uitvoeringen
is de LEICAVIT M er zowel zilver als zwart verchroomd, resp. swart gelakt (bestelnr. 14 008/
14 450/14 009).
140
Reserveonderdelen
bestelnr.
Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 312
Behuizingdeksdel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 195
Fototassen
Voor de LEICA M7 met een objectief tussen 21 en
50 mm brandpuntsafstand (behalve M 1:1/50 mm)
is er een leren paraattas met los te knopen voorstuk. Daarnaast zijn voor omvangrijke camerauitrustingen de klassieke combinatietas voor een
camera met maximaal drie objectieven of de klassieke universele tas voor een camera met maximaal vijf objectieven verkrijgbaar.
141
Een objectief werkt als een brandglas als het volle
zonlicht frontaal op de camera staat. De camera
moet daarom in geen geval zonder bescherming
tegen de felle zon worden weggelegd. Het plaatsen van een objectiedeksel, het opbergen van de
camera in de schaduw (of gelijk in de tas) kan ertoe bijdragen schade aan het binnenwerk van de
camera te voorkomen.
Camera en objectief worden voor het verwijderen
van vlekken en vingerafdrukken met een schone,
pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabehuizing kan met
een kleine borstel worden verwijderd. Gebruik
a.u.b. geen vloeibare schoonmaakmiddelen om
de behuizing schoon te maken. Stof en pluizen in
het inwendige van de camera (bijv. op de filmgeleiding) kunnen het beste voorzichtig verwijderd
worden met een zacht haarpenseel, dat telkens in
alcohol ontvet en gedroogd moet worden. Daarbij
mag het sluitergordijn, bijv. met de schacht van
het penseel, niet beschadigd worden.
Op de buitenlenzen van het objectief moet het
verwijderen van stof met het zachte haarpenseel
normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes
(verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een
beschermende verpakking worden bewaard en bij
Tips voor het onderhoud van uw Leica camera
en objectieven
Wanneer uw Leica langere tijd wordt opgeborgen,
neem dan de batterijen eruit en zorg voor een droge, voldoende geventileerde opslagplaats. Fototassen die bij gebruik nat geworden zijn, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. Ter bescherming
tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een
vochtig en warm tropisch klimaat moet de camerauitrusting zo veel mogelijk aan de zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in dicht afgesloten
koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, moet de
uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden.
Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica zijn gesmeerd. Denk eraan als u de
camera langere tijd niet gebruikt: Om verharsen
van de smeerpunten te voorkomen, moet de camera elke drie maanden zonder ingelegde film
meerdere keren worden gespannen en op alle
sluitertijden worden ontspannen. Ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen, zoals de
beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook aan de afstands- en diafragma-instelring van de objectieven moet van tijd tot tijd
worden gedraaid.
142
temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes
voor brillen die met chemische middelen zijn
geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt, omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen.
Optimale bescherming van frontlenzen bij
ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand,
spetters zout water) verkrijgt u met kleurloze UVafilters. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en
grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste
reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd aan te bevelen gebruik van tegenlichtkappen biedt extra
bescherming tegen ongewilde vingerafdrukken en
regen.
Noteer het fabricagenummer van uw LEICA M7
(op de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate
belangrijk zijn.
143
Trefwoordenregister
Pagina
Accessoires
- Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
- Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
- Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Zoeker M voor 21/24/28mm-Objectieven . .137
- Zoekerloep M 1,25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138
Afstandsinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Afstandsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Meetveld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Meetveld-grootte in de zoeker . . . . . .122-123
- Mengbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Scherptediepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Akademie, Leica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
Batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . .89
- Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . .89
- Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88
Beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
Belichting/Belichtingsmeter . . . . . . . . . . . .114
- Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124
- B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
- Handmatige instelling . . . . . . . . . . . . . . . .117
- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114
- Meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121
Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . .118
- Meetveld-grootte in de zoeker . .120/122-123
- Opslaan van de gemeten waarde . . . . . . . .116
- Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
- Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
Belichtingscorrecties . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
DX-codering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
Film
- Inleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Terugspoelen en uitnemen . . . . . . . . . . . . .96
Filmgevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
- Instelgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98
- Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
144
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
- Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128
- Lineair flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
- Op het tweede sluitergordijn . . . . . . . . . . .132
- Stroboscoop flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
- Synchronisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
- TTL besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
Hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Informatiedienst, Leica . . . . . . . . . . . . . . . .151
Internet, Leica homepage . . . . . . . . . . . . . .151
Lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . . . .108
Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Objectieven, Leica M . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Gebruik van huidige objectieven . . . . . . . .106
- Opbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Plaatsen en verwijderen . . . . . . . . . . . . . .102
Onderhoudstips voor camera en objectieven .142
Ontspanner, zie ook
technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
Reparatieservice, Leica customer service .151
Scherptediepteschaal . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Sluiter, zie ontspanner en technische
gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .148
Sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
Tegenlichtkappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Tijd/diafragmacombinatie, zie belichting
en meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . .117/121
Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Vasthouden van de camera, juist . . . . . . . .107
Zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
Indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Lichtkader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108/110
Verwisselbare zoekers . . . . . . . . . . . .137/138
145
Technische gegevens
matige keuze van het diafragma vooraf (tijdautomaat) of
handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en afstemming door middel van LED-lichtschaal.
Cameratype Compacte kleinbeeld-meetzoeker-systeemcamera met elektronisch gestuurde sluiter evenals 2 mechanisch gestuurde sluitertijden.
Aansluiting objectief Leica M bajonet.
Objectiefsysteem Leica M objectieven van 21–135 mm.
Flitsbesturing
Aansluiting flitsapparatuur Via accessoireschoen met midden- en stuurcontacten of genormeerde aansluitbus voor flitser.
Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn te schakelen (met overeenkomstig flitsapparaat en
SCA 3502 adapter).
Flitssynchronisatietijd = 1/50s; automatische instelling
bij AUTO; langere sluitertijden bij handmatige instelling te
gebruiken; kortere sluitertijden (1/250 s, 1/500 s,
1/1000 s) bij handmatige instelling te gebruiken als aangesloten flitsapparaat de functie "High Speed Synchronization" ondersteunt en SCA-3502 adapter wordt gebruikt.
Flitsbelichting meetmethode (m. SCA-3501/3502 adapter
of SCA-3000-Standard flitsapparaat, bijv. LEICA SF 20/
SF 24D) TTL besturing met in het midden geaccentueerde,
integrale meting.
Flits meetcel Silicium-fotodiode met convergerende lens
rechts onder achter de bajonetsluiting van de camera.
Filmgevoeligheidsbereik voor TTL flits belichtingsmeting
ISO 12/12° tot 3200/36°
Flits belichtingscorrectie Plus/minus 3 1/3 EV in stappen
van 1/3 EV op de adapter SCA-3501/3502 in te stellen. Op
de LEICA SF 20/SF 24D zijn ±3 EV in stappen van 1/3 EV,
resp. van 0 tot –3 EV in stappen van 1 EV bij computerbesturing in te stellen.
Indicaties bij flitsfunctie Bedrijfsklaar: door voortdurend
branden van de LED als flitssymbool in de zoeker. Voortgangscontrole: door het blijven branden of tijdelijk snel
knipperen van de LED na de opname en indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan van de LED.
Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief
(TTL), selectief voor het actuele diafragma. Midden-geaccentueerde, integrale TTL-meting voor flitsbelichting met
aan het systeem aangepaste SCA 3000 Standard flitsapparaten.
Meetprincipe Gemeten wordt het door een meetstip, in het
midden van het eerste sluitergordijn, gereflecteerde licht.
De meetstip heeft een diameter van 12 mm en komt daarmee overeen met ca. 13% van het volledige negatiefformaat
of in de zoeker met ca. twee derde van de korte zijde van het
betreffende zoekerkader.
Meetbereik (b. ISO 100/21°) Van 0,03 tot 125 000 cd/m2
bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0, dit komt overeen met EV -2 tot 20 resp. f/1 en 4s tot
f/32 en 1/1000 s. Knipperen van de linker, driehoekige LED
in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan.
Meetcel voor het aanwezige licht (permanent licht-metingen) Silicium-fotodiode met convergerende lens linksboven
achter de bajonetsluiting van de camera.
Filmgevoeligheid bereik Naar keuze automatische instelling van ISO 25/15° tot ISO 5000/38° voor films met DXcode of handmatige instelling van ISO 6/9° tot 6400/39°.
Door extra instelling van een belichtingscorrectie (± 2 EV)
zijn in totaal gevoeligheiden van ISO 1,5/3° tot 25000/45°
te gebruiken.
Belichtingsmodus Naar keuze automatische besturing van
de sluitertijd – met relevante, digitale indicatie – bij hand-
146
Effectieve meetbasis 49,9 mm (mechanische meetbasis
69,25 mm x zoekervergroting 0,72x). In het geval van het in
de programma Leica à la carte als alternatief te kiezen 0,85voudige zoekervergroting is dit 58,9 mm (mechanische
meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,85x), resp. bij
0,58-voudig 40,2 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x
zoekervergroting 0,58x).
Zoeker
Zoekerprincipe Grote, lichte lichtkader-meetzoeker met automatische compensatie parallax.
Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van steeds twee
lichtkaders: voor 28 en 90 mm, of 35 en 135 mm, of 50 en
75 mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het
objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elk willekeurig kaderpaar eingespiegelt werden. In het kader van het
programma Leica à la carte kunnen ook alternatieve lichtkaders worden gekozen. De mogelijke combinaties evenals
de ingespiegelde lichtkader- (paren) kunt u aan de tabel op
pag.109 ontlenen.
Parallax compensatie Het horizontale en verticale verschil
tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betreffende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z.
het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met
het door objectief geregistreerde motieffragment.
Overeenstemming van zoeker en filmbeeld De grootte van
het lichtkader komt overeen met een beeldgrootte van ca.
23 x 35 mm bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij instelling op oneindig wordt, afhankelijk van
de brandpuntsafstand, ca. 9% (28 mm) tot 23% (135 mm)
meer door de film geregistreerd dan het lichtkader aangeeft.
Vergroting (bij alle objectieven) 0,72x, In het kader van het
programma Leica à la carte kunnen als aternatief ook de
zoekervergrotingen 0,85 of 0,58 worden gekozen.
Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeld-afstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld als licht veld
afgebakend.
147
Sluiter en ontspanning
Sluiter Horizontaal aflopende spleetsluiter van rubberdoek,
extreem geluidsarm. elektronisch gestuurd met 2 mechanisch gestuurde sluitertijden 1/60s en 1/125s.
Sluitertijden Als tijdautomaat (AUTO) traploos van 32s tot
1/1000 s. Bij handmatige instelling 4s tot 1/1000 s in gehele trappen, B voor langdurige opnames van willekeurige
duur, (1/50 s) voor flitssynchronisatie.
Ontspanner In drie stappen: totale voeding – opslaan gemeten waarde (als tijdautomaat) – ontspanning. Genormeerde schroefdraad voor draadontspanner geïntegreerd.
Indicaties
In de zoeker (aan de onderkant) LED-symbool voor flitsstatus. LED als digitale indicatie van vier in zeven segmenten
met met boven en beneden liggende punten, helderheidsindicatie die aan het licht buiten is aangepast, voor: indicatie
van de filmgevoeligheid, als tijdautomaat waarschuwing bij
belichtingscorrecties van de automatisch opgebouwde sluitertijd, aanduiding bij gebruik van het opslaan van de gemeten waarde, als tijdautomaat waarschuwing voor een waarde boven of onder het meetbereik en sluitertijden langer dan
2s.
Led-lichtschaal Met twee driehoekige LED’s en een ronde
LED in het midden bij handmatige instelling van de belichting. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop
van de sluitertijden. Ook als waarschuwing voor overbelichting, resp. onder het meetbereik blijven.
Op afdekkap Beeldtelwerk.
Op achterwand Instelring met DX-positie voor automatisch
programmeren van de filmgevoeligheid, resp. handmatig ingestelde filmgevoeligheid evenals belichtingscorrecties.
148
Camerabehuizing
Materiaal Geheel gesloten en metalen behuizing waarvan
de achterwand kan worden opengeklapt. Afdekkap en bodemdeksel van messing, beide zwart of zilver verchroomd,
resp. zwart gelakt (in het kader van het programma Leica à
la carte te kiezen).
Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk, de lichtkader(paren)
steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken
van fragmenten).
Statiefschroefdraad A 1/4 (1/4") DIN in bodemdeksel.
Achterwand / -uitrusting Draaiknop voor keuze filmgevoeligheid – automatisch door het aflezen van een film met DXcode of handmatig. Instelring voor belichtingscorrecties.
Bedrijfsspanning 6V
Voeding 2 lithiumcellen, type "DL 1/3 N". Batterijcontrole
door knipperende LED’s van de digitale indicatie of de lichtschaal of door oplichten van de indicatie "bbc " of verdwijnen
van de LED’s.
Afmetingen (lengte x breedte x hoogte)
ca. 138 mm x 38 mm x 79,5 mm
Gewicht ca. 610 g (z. batt.)
Filmtransport
Inleggen Handmatig inleggen van de film na openen van het
bodemdeksel en openklappen van de achterwand.
Transport voorwaarts Handmatig met sneltransporthendel
of LEICAVIT M of motorisch met LEICA MOTOR-M, LEICA
WINDER-M, LEICA WINDER M4-P, of LEICA WINDER M4-2
(vanaf fabr. nr. 10 350).
Terugspoelen Handmatig met terugspoelslinger, na het omklappen van de "R"-hendel aan de voorzijde van de camera.
Beeldtelwerk Op de bovenkant van de camera. Automatisch
terugstelling op nul na afnemen van het bodemdeksel.
149
Leica Akademie
Naast hoogwaardige producten uit de topklasse
voor observatie tot en met weergave bieden wij
reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica
Akademie praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevorderde foto-enthousiastelingen kennis vergaren
over fotografie, projectie en vergroting.
De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in
het nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd door een hoog opgeleid team van vakdocenten – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed
van suggesties, informatie en adviezen voor de
praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn
verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack Str. 11
D - 35606 Solms
Tel:
+49 (0) 64 42 - 208-421
Fax:
+49 (0) 64 42 - 208-425
e-mail:
[email protected]
Overige Leica producten
Projectoren
Afhankelijk van wensen en gebruiksdoeleinden is
een grote variëteit aan projectoren beschikbaar.
De professionele Pradovit RT modellen voor
ronde magazijnen en de modelreeksen PRADOVIT
PC/IR, P300 en P150 bieden het hoogste bedieningsgemak en veelzijdige uitbreidingsmogelijkheden.
Het voornaamste gemeenschappelijke kenmerk
van alle Leica projectoren en vooral de projectieobjectieven van Leica is een optimaal optisch vermogen, waarbij alles op het doek wordt gebracht,
dat u met uw Leica M objectieven hebt vastgelegd.
Verrekijkers, laser-afstandsmeters en
monoculaire kijkers
Het bijzondere pluspunt van Duovid, Ultravid,
Trinovid en Geovid verrekijkers, Rangemaster en
Pinmaster laser-afstandsmeters en Televid monoculaire kijkers is de uitmuntende optiek. Ze worden van dezelfde hoogwaardige glassoorten gemaakt als de over de gehele wereld bekende
Leica objectieven. Het grote optische vermogen,
het grote oplossende vermogen en de schitterende brillance zorgen ook bij zwakke contrasten
voor een plastisch beeld.
150
Leica op internet
Actuele informatie over producten, wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming Leica
krijgt u op onze homepage op internet onder:
http://www.leica-camera.com
Leica klantenservice
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting alsmede in geval van schade kunt u gebruik maken
van de Customer Service van Leica Camera AG of
een nationale vertegenwoordiging van Leica (voor
adressenlijst zie garantiebewijs). Wend u zich tot
een erkende Leica-speciaalzaak.
Leica Camera AG
Customer Service
Solmser Gewerbepark 8
D - 35606 Solms
Tel:
+49 (0) 64 42 - 208-189
Fax:
+49 (0) 64 42 - 208-339
e-mail: customer.service@leica-camera
Leica informatiedienst
Technische vragen over het Leica programma worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica informatiedienst.
Leica Camera AG
Informations-Service
Postfach 1180
D -35599 Solms
Tel:
+49 (0) 64 42 - 208-111
Fax:
+49 (0) 64 42 - 208-339
e-mail:
[email protected]
151