Documenttranscriptie
4
8
8
8
8
4
I
I
3
2
7
5
4
4
4
6
Figg.. – Afb. 9, 10, 11 : Sostituzione ugello bruciatore \ Changement du gicleur du
brûleur \ Substituting the burner nozzle \ Vervanging van de sproeier van de hoofdbrander
10
9
Fig. – Afb. 11 : Regolazione dell’aria primaria bruciatore \ Réglage de l'air primaire
11
du brûleur \ Regulating the primary air of the burner \ Regeling van de primaire lucht van
de hoofdbrander
Fig. – Afb. 12 : Sostituzione dell’ugello
bruciatore pilota \ Changement du gicleur du brûleur veilleuse \ Substituting the pilot
burner nozzle \ Vervanging van de sproeier van de ontstekingsbrander
12
Fig. – Afb. 13 : Istruzioni uso (versione a gas) \
Instructions d’utilisation (gaz versions) \ Instruction
for use (gas version) \ Gebruiksaanwijzingen
(gastoestel)
14
2
13
2
1
3
1
Fig. – Afb. 14 : Istruzioni uso (versione
elettrico) \ Instructions d’utilisation
(versions électriques) \ Instruction for use
(electric version) \ Gebruiksaanwijzingen
(elektrische uitvoeringen)
Fig. – Afb. 15 : Istruzioni uso (ribaltamento
manuale) \ Instructions d’utilisation
(relevage manuel) \ Instruction for use (manual) \
Gebruiksaanwijzingen
(handzwengel)
Fig. – Afb. 16 : Istruzioni uso
(ribaltamento motorizzato) \
Instructions d’utilisation
(relevage motorisé) \ Instruction
for use (motorized) \
Gebruiksaanwijzingen
(motorische kanteling)
Blz. 5
Fig. – Afb. 17,18 : Sostituzione della
valvola in sicurezza\ Changement du
vanne de sécurité \ Substituting the safety
valve\ Vervanging van de veiligheidsklep
Fig. – Afb. 19, 20, 21 : Sostituzione delle resistenze \ Changement du résistances \ Substituting the
heating element\ Vervanging van de elektrische verwarmingselementen
Blz. 6
286600
286670
2856001
2856701
model
Automatische elektrische kantelbare
braadpan 1 module
Automatische kantelbare gasbraadpan 1
module
Met de hand bediende elektrische
kantelbare braadpan 1 module
Met de hand bediende kantelbare
gasbraadpan 1 module
beschrijving
800x700x850
800x700x850
800x700x850
800x700x850
B X D X H [mm]
afmetingen
700x440x170
700x440x170
700x440x170
700x440x170
braadpan
B x D x H,
[mm]
afmetingen
52.5
52.5
52.5
52.5
[l]
Blz. 7
12,5
12,5
A1
A1
0,986
0,986
verbruik
van vloeibaar
Gasgas
vermogen
inhoud
(B)
van de
Type
braadpan
(A)
(G30)
(D)
[Kw]
[Kg/h]
1,322
1,322
(G20)
(C) [m3/h]
methaan
verbruik
38
25
[m3/h]
verbrandingslucht
UNI-ISO 7/1 R
¾
UNI-ISO 7/1 R
¾
Gasaansluiting
(Tabel 1) TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN (NL)
7.65
7,5
0,1555
0,0055
[Kw]
230 3 –
400 3N
400 3N
230 3
230 3 –
230 3
(F)
[V]
50
50
50
50
(G)
[Hz]
4x4 – 5x2.5
4x4 – 5x2.5
3x1
3x1
[mm2]
Elektr.
frequen
vermogen spanning
tie
kabeltype
(E)
H07 RN-F
(Tabel 2) EIGENSCHAPPEN VAN DE BRANDER
(NL – CAT. II2L3B/P)
Gassoort
Nominaal
vermogen
[kW]
Gereduceerd
vermogen
[kW]
Doosnede
hoofdventiel
[1/100 mm]
Doorsnede
bypass
[1/100 mm]
Ventielen
van de
waakvlambrander
[N°]
Luchtregeling
“x”
[mm]
GASBRANDER VOOR KANTELBARE BRAADPAN 1 MODULE
Vloeibaar gas LPG
12,50
-
125 x 2
-
30
open
12,50
-
195 x 2
-
51
gesloten
(G30-G31)
Aardgas met een hoog
methaangehalte
(G25)
Blz. 8
AANWIJZINGEN
Algemene informatie
• Lees onderstaande aanwijzingen aandachtig door voordat u het apparaat gaat plaatsen, gebruiken of
onderhouden.
• De plaatsing moet worden uitgevoerd door gekwalificeerde vakmensen en volgens de aanbevelingen uit het
handboek van de producent.
• Het apparaat mag alleen worden gebruikt voor doelen die overeenkomen met zijn bestemming en alleen
worden bediend door hiervoor geschoold personeel.
• Bij beschadigingen of gebrekkige werking het apparaat uitschakelen en advies inwinnen bij een
geautoriseerde klantenservice.
• Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen; in het tegenovergestelde geval kan de producent niet
aansprakelijk worden gesteld.
• Het apparaat mag niet worden schoongemaakt met een hogedruk waterstraal. Zorg ervoor dat de
openingen en spleten voor het aanzagen of uitstoten van lucht, rook en hitte niet verstopt zijn.
OPGELET! De producent is niet aansprakelijk voor schade die is ontstaan als gevolg van gebrekkige installatie,
opzettelijke beschadiging, gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming, gebrekkig onderhoud,
montage van niet originele reserveonderdelen, het niet in acht nemen van lokale voorschriften of het niet in acht
nemen van de aanbevelingen die zijn opgenomen in dit handboek.
Voor de installateur
•
De gebruiker moet geïnstrueerd worden over het functioneren van het apparaat. Als u zeker weet dat alle vragen van
de gebruiker zijn beantwoord, kunt u hem de gebruiksaanwijzing overhandigen.
•
De gebruiker moet erover geïnformeerd worden, dat het aanbrengen van wijzigingen of renovaties die invloed
hebben op de noodzakelijke luchtvoorziening een nieuwe controle op de functionaliteit van het apparaat vereist.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
De hieronder vermelde aanwijzingen over de inbedrijfneming hebben betrekking op gasapparaten of gecombineerde
apparaten behorende tot de categorieën II2L3B/P, die worden gekenmerkt door een aansluitingsstuk van 50 mbar bij een
butaan/propaanmengsel (G30-G31) en 20 mbar voor aardgas (G25). Het typeplaatje (afb. 5 - blz. 4) dat alle gegevens
over het apparaat bevat, bevindt zich - afhankelijk van het model - aan de binnenkant van de rechter- of linkerzijwand of
aan de binnenkant van het bedieningspaneel. Alle apparaten zijn getest overeenkomstig de onderstaande EU-richtlijnen:
2006/95/EG
2004/108/EG
90/396/EEG
98/37/EG
- Laagspanningsrichtlijn (LVD)
- Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
- Gastoestellen
- Machinerichtlijn
en de overeenkomstige relevante voorschriften.
Blz. 9
Conformiteitsverklaring
Hierbij verklaart de producent dat de door hem geproduceerde apparaten in overeenstemming zijn
met de genoemde EEG-richtlijnen en hij wijst er nadrukkelijk op dat de installatie, in het bijzonder
wat betreft de rookafvoer en de luchtverversing, alleen mag worden uitgevoerd onder naleving van
de geldende voorschriften.
BESCHRIJVING VAN DE APPARATEN
Kantelbare gasbraadpan
Robuuste roestvrijstalen constructie op vier stelvoetjes die het mogelijk maken het apparaat in
hoogte te verstellen. De behuizing is aan de buitenkant uitgevoerd in chroomnikkelstaal 18/10.
Elke braadpan is uitgerust met een thermostaat-veiligheidsgasventiel, waarmee de temperatuur
gereguleerd kan worden van 90°C tot 300°C; de veiligheid van het apparaat wordt gegarandeerd
door een thermoelement, dat werkt door de vlam van de waakvlambrander.
De binnenpan is gemaakt van roestvrij staal en de bodem van zacht staal, voor een betere warmteuitstraling.
De braadpan is in zijn geheel gemaakt van roestvrij staal. Hij heeft - afhankelijk van de uitvoering - een
handmatig of automatisch kantelsysteem. Verwarming vindt plaats met behulp van buisvormige
branders van roestvrij staal die geschikt zijn voor hoge temperaturen.
Kantelbare elektrische braadpan
Robuuste roestvrijstalen constructie op vier stelvoetjes die het mogelijk maken het apparaat in
hoogte te verstellen. De behuizing is aan de buitenkant uitgevoerd in chroomnikkelstaal 18/10.
Elke braadpan is uitgerust met een thermostaat, waarmee de temperatuur gereguleerd kan worden
van 90°C tot 300°C; de veiligheid van het apparaat wordt gewaarborgd dankzij de handmatig
resetbare veiligheidsthermostaat .
De binnenpan is gemaakt van roestvrij staal en de bodem van zacht staal, voor een betere warmteuitstraling.
De braadpan is in zijn geheel gemaakt van roestvrij staal. Hij heeft - afhankelijk van de uitvoering - een
handmatig of automatisch kantelsysteem. Verwarming vindt plaats door middel van speciale
oppervlakten met een hoog vermogen die stralingswarmte afgeven en worden bestuurd met de
thermostaat.
VOORBEREIDING VAN DE INSTALLATIE
Installatieplaats (afb. 6, blz. 5)
Het wordt aanbevolen om het apparaat in een goed geventileerde ruimte onder een afzuigkap te plaatsen. Het apparaat
kan vrijstaand of naast andere apparaten geplaatst worden.
Blz. 10
In beide gevallen moet u bij de installatie in de buurt van een muur van brandbaar materiaal een afstand van minimaal
100 mm tot de zijwanden en de achterwand van het apparaat aanhouden (zie de afbeelding op deze bladzijde). Is het
niet mogelijk om een dergelijke afstand aan te houden, pas dan geschikte veiligheidsmaatregelen toe (bv. folie van
hittebestendig materiaal), die de temperatuur van de wanden binnen veilige grenzen houden.
Installatie
De installatiewerkzaamheden, de eventuele ombouw in verband met de gassoort of de aanpassing
aan afwijkende netspanningen, de montage van de installatie en de apparaten, ventilatie, rookafvoer
en eventuele onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel
met inachtneming van de geldende voorschriften. Verder dienen de volgende regelingen in acht te
worden genomen (DE):
DVGW-werkblad G600 TRGI (Technische Regels voor Gasinstallaties)
TRF - Technische regels voor Vloeibaar Gas
DVGW-werkblad G634, Installatie van Grootkeukenapparatuur
de betreffende voorschriften voor ongevallenpreventie VGB 77
De geldende voorschriften voor veiligheid en arbeidshygiëne
De geldende wettelijke regelingen, zoals bouwverordeningen en brandweervoorschriften
Regelingen van het gasbedrijf (GVU)
Richtlijnen van het bouwtoezicht betreffende technische brandweervoorschriften aangaande
ventilatie-installaties
Veiligheidsregels in keukens ZH 1/37
DIN 18160 deel 1 "Huisschoorstenen"
De richtlijn "Technische Ventilatie-installaties in Keukens" VDI 2052
Richtlijnen betreffende de toepassing van vloeibaar gas ZH 1/455
Voorschriften betreffende de drinkwatervoorziening.
In andere landen dienen de lokale richtlijnen te worden opgevolgd:
Verordeningen van de gasnetbeheerder
Lokale bouwvoorschriften en brandweervoorschriften
De geldende wetten betreffende ongevallenpreventie
Bepalingen van het gasbedrijf
Elektriciteitsnormen
De geldende brandweervoorschriften
Rookafvoer
De beschreven apparaten voldoen aan de eisen van het type "A1". Daarom hebben ze geen directe aansluiting met een
afvoerpijp nodig voor de afvoer van de verbrandingsgassen. De verbrandingsgassen moeten worden afgevoerd met
behulp van afzuigkappen of vergelijkbare apparaten, die zijn verbonden met een werkende schoorsteen of een
afzuigopening waardoor de gassen direct naar buiten worden afgevoerd. Wanneer bovenstaande inrichtingen ontbreken,
is directe afvoer naar buiten toegestaan via een ventilatie-installatie, waarvan de capaciteit niet kleiner mag zijn dan de
waarde die is opgenomen in tabel 1. Deze waarde moet volgens de geldende voorschriften verhoogd worden met de
noodzakelijke luchtverversing voor het welzijn van de werknemers
gasvermogen).
Blz. 11
(totaal ca. 35 m3/h per kW geïnstalleerd
INSTALLATIE
Voorbereiding
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of het niet beschadigd is. In geval van twijfel het
advies van gekwalificeerd personeel inroepen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als u heeft
vastgesteld dat de staat van het apparaat onberispelijk is, kunt u de beschermende laag verwijderen.
Verwijder indien noodzakelijk de lijmresten van de buitenste delen van het apparaat met lauw water en
wrijf het aansluitend met een zachte doek droog. Zijn er nog steeds lijmresten aanwezig, pas dan een
geschikt oplosmiddel (bv. aceton) toe. In geen geval schuurmiddelen toepassen. Zet na plaatsing het
apparaat waterpas met de stelvoetjes.
Gasaansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of het aangevoerde gas overeenstemt met de gassoort
waarvoor het apparaat is ingericht, zodat de geschiktheid van het gas gewaarborgd is. Indien de
gassoorten niet overeenstemmen, dient u te handelen volgens de aanbevelingen uit het hoofdstuk
"Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling". De aansluiting op de
schroefmof met een doorsnede van ¾" die zich op de bodem van het apparaat bevindt, kan met een
genormaliseerde snelkoppeling vast of beweeglijk plaatsvinden. Indien u flexibele leidingen toepast,
moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal en voldoen aan de geldende normen. Alle dichtingen van
de schroefaansluitingen moeten zijn gemaakt van materialen die zijn toegelaten voor toepassing in
gasinstallaties. Boven elk apparaat moet zich een goed toegankelijk afsluitkraantje bevinden, waarmee
de gastoevoer na afloop van het werk kan worden afgesloten. Controleer na uitvoering van de
aansluiting de dichtheid met een speciale spray voor het opsporen van gaslekken.
Elektrische aansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of de netspanning overeenstemt met de spanning waarvoor het apparaat is
uitgerust, zodat de geschiktheid van de spanning gewaarborgd is. Indien er zich verschillen voordoen in de
spanningswaarden, voer dan de noodzakelijke wijzigingen uit volgens het elektrische aansluitschema. De
klemmenblokken bevinden zich achter het bedieningspaneel van de bovenste plaat. U kunt ze bereiken door de twee
bevestigingsschroeven van de houder los te draaien en het bedieningspaneel met het klemmenblok eruit te trekken (bij
de handbediende variant moet u het kantelwiel eruit trekken). Controleer vervolgens de functionaliteit van de
aardingsinstallatie en zorg ervoor dat de aardeleiding aan de aansluitkant langer is dan de overige leidingen. De
aansluitkabel moet een doorsnede hebben die past bij het vermogen van het apparaat en moet minimaal overeenkomen
met het type H05 RN-F. Conform de internationale richtlijnen moet boven het apparaat een meerpolig
schakelmechanisme worden geïnstalleerd met een minimale afstand tussen de contacten van 3 mm, die de
GEEL-GROENE aardeleiding niet mag onderbreken.
Blz. 12
Dit mechanisme moet in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat worden geïnstalleerd, zijn
toegelaten en eigenschappen hebben die overeenkomen met het vermogen van het apparaat (zie
technische eigenschappen).
Vervolgens moet het apparaat worden aangesloten op de EQUIPOTENTIAALinstallatie. Het
bijbehorende klemmenblok bevindt zich in de nabijheid van de opening voor de voedingskabel en is
gemarkeerd met een etiket met een symbool (afb. 7 – Blz. 4).
Aansluiting op de waterleiding
De wateraansluiting moet worden uitgevoerd volgens de geldende voorschriften.
Controle van de dichtheid en de gasdruk (afb. 8 - blz. 4).
Voordat u de gasdruk controleert, moet u eerst met een speciale spray de dichtheid van de installatie
controleren tot aan de sproeier. Hierdoor is het mogelijk om vast te stellen of er geen beschadigingen
zijn opgetreden tijdens het transport. Vervolgens controleert u de ingangsdruk met een manometer, een
"U'-vormige buis of een elektronisch instrument met een schaalverdeling van minimaal 0,1 mbar. Om
dit uit te voeren dient u de sluitschroef (1) van de drukaansluiting (2) los te draaien en te verbinden met
het buisje van de manometer. Open het gaskraantje van het apparaat, meet de gasdruk en sluit het
kraantje. Verwijder het buisje en draai de sluitschroef zorgvuldig terug in de drukaansluiting. De
gemeten druk moet zich bevinden tussen de aangegeven minimum- en maximumwaarde:
Gassoort
G20 (methaan)
G25 (methaan)
G30 (butaan)
G31 (propaan)
P n
Pmin PMAKS
[mbar] [mbar] [mbar]
20
17
25
20
17
25
50
50
42,5
42,5
57,5
57,5
Als de gemeten druk buiten de grenswaarden valt, moet de oorzaak hiervan vastgesteld worden. Na
het wegnemen van het probleem, opnieuw de druk meten.
Controle van het vermogen
Normaal gezien is het voldoende om na te gaan of de geïnstalleerde sproeiers overeenkomen met de aanbevelingen en
of de branders zonder problemen functioneren. Indien het echter noodzakelijk is om het afgenomen vermogen vast te
stellen kan hiervoor de "volumetrische methode" worden gebruikt. Met een chronometer en een teller is het mogelijk
om de hoeveelheid gas die wordt afgegeven aan het apparaat per tijdseenheid vast te stellen. De juiste
vergelijkingshoeveelheid [E] kan worden berekend in liters per uur (l/h) of liters per minuut (l/min) met de hieronder
weergegeven formule. Het in de tabel met brandereigenschappen weergegeven nominaal en minimaal vermogen wordt
gedeeld door de laagste calorische waarde die is voorzien voor de gassoort.
normtabel of kunt u opvragen bij uw gasbedrijf.
Blz. 13
Die waarde bevindt zich in de
E=
vermogen
calorische waarde
De meting moet worden uitgevoerd als het apparaat in werking is.
Controle van de waakvlambrander
Controleer de vlam van de waakvlambrander, deze mag niet te laag of te hoog zijn, maar moet het
thermoelement omhullen en scherpe randen hebben. Als dit niet het geval is moet u het nummer van
de sproeier controleren - aan de hand van de soort waakvlambrander; meer informatie hierover
vindt u in de volgende paragrafen.
Controle van de primaire luchtregeling
Alle hoofdbranders zijn uitgerust met een primaire luchtregeling. De controle wordt uitgevoerd aan de
hand van de waarden uit de kolom luchtregeling uit de tabel met brandstofeigenschappen. Om de
regeling uit te voeren, volgt u de aanwijzingen uit de volgende paragrafen.
OPGELET! Alle elementen die door de producent zijn afgeschermd en verzegeld, mogen
alleen door de installateur worden geregeld wanneer dit expliciet staat vermeld.
GASVOORZIENING MET EEN GASSOORT DIE
AFWIJKT VAN DE FABRIEKSINSTELLING
Werking in het geval van een afwijkende gassoort.
Om het apparaat om te bouwen naar een andere gassoort is het noodzakelijk om de sproeiers van de
hoofdbranders en de waakvlambranders te vervangen met inachtneming van de aanwijzingen die
hieronder vermeld staan. In tabel 2 staat aangegeven welke sproeiers moeten worden gemonteerd.
De sproeiers van de hoofdbranders die staan weergegeven met een doorsnede in honderdste
millimeters en de bijpassende waakvlambranders, aangeduid met een nummer, bevinden zich in de
doorzichtige zakjes die met de handleiding zijn meegeleverd.
Controleer na het ombouwen de dichtheid van de aansluitingen en verzeker u ervan dat de
ontsteking en de werking van de waakvlambrander en de hoofdbrander zowel in de hoogste als in
de de laagste stand goed is. Indien gewenst kunt u ook nog een controle op het vermogen uitvoeren.
Vervangen van de sproeier van de hoofdgasbrander (afb. 9-10-11, blz. 5)
Om de sproeier van de hoofdbrander te vervangen, verwijdert u eerst de draaischakelaar (1) en het
handwiel voor het kantelen van de braadpan (2); vervolgens verwijdert u het bedieningspaneel (3) door
de vier bevestigingsschroeven (4) los te draaien.
Blz. 14
Daarna maakt u de aansluiting (5) los die de helling (6) bij het elektroventiel (7) ondersteunt, alsmede
de schroeven (8) die het ventiel aan het frame blokkeren. Nadat de werkruimte is vrijgemaakt, draait u
de schroef (9) los die de primaire lucht regeling blokkeert en opent u de regelaar (10) volledig. Draai de
sproeier (11) los met een sleutel en vervang hem door een sproeier die past bij de gegeven gassoort (zie
Tabel 2). Draai de nieuwe sproeier na het monteren goed aan en stel de primaire luchtregeling af
volgens de aanwijzingen die in de volgende paragraaf. Na het beëindigen van alle werkzaamheden
monteert u opnieuw de eerder verwijderde onderdelen van het apparaat.
Primaire luchtregeling van de hoofdbrander (afb. 11, blz. 5)
Na het vervangen van de sproeier van de hoofdbrander voert u de primaire luchtregeling uit. Draai hiertoe de schroef
(9) die de beugel van de regeling (10) blokkeert los, stel de waarde "x" in volgens de gegevens uit tabel 2, draai de
schroef (9) opnieuw aan en controleer de juistheid van de waarde "x".
Vervanging van de sproeier van de waakvlambrander (afb. 9-10-11, blz. 5)
Om de sproeier van de waakvlambrander te vervangen, verwijdert u eerst de draaischakelaar (1) en het
handwiel voor het kantelen van de braadpan (2); vervolgens verwijdert u het bedieningspaneel (3) door
de vier bevestigingsschroeven (4) los te draaien. Daarna maakt u de aansluiting (5) los die de helling (6)
bij het elektroventiel (7) ondersteunt, alsmede de schroeven (8) die het ventiel aan het frame
blokkeren, overeenkomstig de afbeeldingen 8 en 9. Nadat de werkruimte is vrijgemaakt, schroeft u
de aansluiting (12) los die de gasleiding voor de waakvlambrander (13) vasthoudt en verwijdert u
de sproeier (14). Vervang de sproeier door een sproeier die past bij de gegeven gassoort (zie tabel
2). Bevestig na de montage van de nieuwe sproeier de leiding opnieuw, draai de aansluiting goed
aan en monteer opnieuw alle eerder verwijderde onderdelen.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
Kantelbare gasbraadpan (afb. 13, blz. 5)
Handel als volgt om de brander van de kantelbare braadpan aan te steken:
Draai de draaiknop (1) van de gesloten positie
- druk de schakelaar volledig in;
-
naar de positie aansteken
;
druk op de knop (2)
van de piëzo-elektrische aansteker, om de waakvlambrander aan te steken;
houd de schakelaar ingedrukt totdat het thermo-element is opgewarmd, waardoor de waakvlam
continu kan branden. Dit proces kan gecontroleerd worden door de opening die zich in de
branderruimte bevindt;
- steek de hoofdbrander aan door de draaiknop op de positie te zetten .
- Stel de gewenste temperatuur in door aan de draaiknop van de thermostaat (3) te draaien.
Om de hoofdbrander uit te schakelen draait u de draaiknop naar rechts tot de positie aansteken
. Als u
eveneens de waakvlambrander uit wilt schakelen, draait u de draaiknop verder tot hij op de positie gesloten
staat.
Kantelbare elektrische braadpan (afb. 14, blz. 5)
Handel als volgt om de kantelbare braadpan te verhitten:
- zet de draaiknop van de thermostaat (1) op de gewenste positie; beide controlelampjes gaan
branden. Het groene lampje toont dat het apparaat voorzien wordt van en stroom, het brandt
continu. Het oranje controlelampje dooft zodra de braadpan de gewenste temperatuur heeft
bereikt.
Blz. 15
-
voor het uitschakelen van het apparaat zet u de draaiknop weer op de positie 0.
Handmatig kantelen van de braadpan (afb. 15, blz. 5)
U kunt de braadpan kantelen met behulp van het kantelwiel (1) dat op de voorzijde van het apparaat
is aangebracht. Als u met de wijzers van de klok meedraait gaat de braadpan omhoog, draait u tegen
de klok in dan daalt de braadpan.
Automatisch kantelen van de braadpan (afb. 16, blz. 5)
U kunt de braadpan automatisch laten kantelen met behulp van de keuzeschakelaar (1) die op de
voorkant van het apparaat is aangebracht. Als u de keuzeschakelaar naar boven draait (pijl
) dan
gaat de braadpan omhoog; als u hem naar beneden draait (pijl ) dan gaat de braadpan naar
beneden.
Ga bijzonder voorzichtig met het kantelmechanisme om als u het apparaat schoonmaakt of
onderhoudswerkzaamheden verricht.
OPGELET! Het apparaat alleen onder toezicht gebruiken. Gebruik de kantelbare braadpan
nooit als deze leeg is.
Storingen in de werking van het apparaat
Als u het apparaat om een of andere reden niet kunt inschakelen of uitschakelen tijdens de werking,
dan dient u de energietoevoer en de juistheid van de ingestelde functies te controleren. Kunt u geen
gebreken vaststellen, roep dan de hulp van de service in.
VERZORGING EN ONDERHOUD VAN HET APPARAAT
Reiniging
OPGELET! Voordat u begint met schoonmaken dient u zich ervan te verzekeren dat de
elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is. Richt tijdens het
schoonmaken geen waterstraal of hogedruk waterstraal direct op het apparaat. Maak het
apparaat alleen schoon als het is afgekoeld.
Maak de delen van roestvrij staal schoon met lauwwarm water, een neutraal schoonmaakmiddel en een
zacht doekje; het schoonmaakmiddel moet zijn toegelaten voor de reiniging van roestvrij staal en mag
geen schurende bestanddelen bevatten. Gebruik geen staalwol of vergelijkbare producten, omdat die de
afzetting van roest kunnen veroorzaken. Ook de toepassing van schuurpapier wordt afgeraden. Alleen
bij zeer moeilijk verwijderbare aanslag kan puimsteenpoeder worden toegepast, hoewel synthetische
schuursponsjes of roestvrije staalwol aanbevelenswaardiger zijn. Na het reinigen van het apparaat
droogt u het af met een droog, zacht doekje.
Blz. 16
Als u van plan bent het apparaat gedurende langere tijd niet te gebruiken, sluit dan de gaskraan,
onderbreek de netspanning en wrijf alle oppervlakten met een doekje dat gedrenkt is in vaselineolie,
waardoor een verzorgende beschermlaag ontstaat. De ruimten van tijd tot tijd goed doorluchten.
Onderhoud
OPGELET! Voordat u begint met de vervanging dient u zich ervan te verzekeren dat de
elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is.
Laat minimaal eenmaal per jaar de volgende onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door
gekwalificeerd personeel. Aanbevolen wordt hiervoor een onderhoudscontract af te sluiten.
•
•
•
•
Controleer of alle controle- en beveiligingsinstallaties goed functioneren.
Controleer of de branders correct aangaan en of ze ook bij de laagste vlam juist functioneren.
Controleer de dichtheid van de gasleiding.
Controleer de staat van de voedingskabel.
VERVANGING VAN ONDERDELEN
OPGELET! Voordat u begint met de vervanging dient u zich ervan te verzekeren dat de
elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is.
Veiligheidsventiel (afb. 9, blz. 5 - afb. 17, 18 blz. 6)
Om het ventiel te vervangen, verwijdert u eerst de draaischakelaars voor het water en het gas en het
handwiel; vervolgens verwijdert u het bedieningspaneel door de vier bevestigingsschroeven los te
draaien, volgens afbeelding 8. Daarna maakt u achtereenvolgens het aansluitstuk van de hoofdbrander
(1), het aansluitstuk van de waakvlambrander (2), het thermoelement (3), het hellende aansluitstuk (4)
en de schroeven (5) waarmee de houderplaat (6) is gemonteerd, los. Deze laatste plaat dient voor het
bevestigen van het nieuwe elektroventiel. Verwijder de ventielgroep samen met de verbindingsstukken
en de beugelelementen. Maak de schroeven (11) van de beugel (8) van het ventiel (10) los. Maak de
verbindingselementen (9) van het ventiel los en let erop dat de schroefdraden niet beschadigd raken,
omdat deze onderdelen opnieuw gebruikt worden. Vervang nu het onderdeel en bevestig alle elementen
opnieuw op hun plaats. Aanbevolen wordt om de verbindingsstukken (9) aan het ventiel vast te
schroeven met een schroefslot om zo te zorgen voor een betere dichtheid.
Thermoelement
Om het thermoelement te vervangen, verwijdert u eerst de draaischakelaars voor het water en het
gas en het handwiel; vervolgens verwijdert u het bedieningspaneel door de vier
bevestigingsschroeven los te draaien. Vervolgens draait u de aansluiting van het thermoelement bij
het kraantje en bij het corpus van de waakvlambrander los en vervangt u het onderdeel.
Blz. 17
Verwarmingselementen (afb. 19-20-21, blz. 6)
Om de verwarmingselementen te vervangen tilt u de braadpan zo hoog mogelijk op. Verwijder het
beschermingsgedeelte van de bak met verwarmingselementen (1), de bak (2) zelf en de bevestiging
(3) van het te verwijderen verwarmingselement door het losschroeven van de
bevestigingsschroeven (4). Maak het verwarmingselement (5) los van de bekabeling en verwijder
het. Als de vervanging moeilijk blijkt te zijn, dan kan het proces vergemakkelijkt worden door het
bedieningspaneel (6) en de voorkant van het apparaat (7) te verwijderen (zie afb. 8) en de braadpan
naar voren te kantelen - nadat u de pen (8) en de stoppen (9) heeft verwijderd. Het wordt dringend
aangeraden bovengenoemde methode alleen in uitzonderlijke situaties en uiterst voorzichtig toe te
passen.
UITSLUITEND ORIGINELE ONDERDELEN, GELEVERD DOOR DE PRODUCENT,
MOGEN DIENEN ALS RESERVEONDERDELEN. DE WERKZAAMHEDEN MOETEN
WORDEN UITGEVOERD DOOR ERKENDE VAKMENSEN.
OPGELET! Als u onderdelen van de gasinstallatie heeft vervangen, moet u de dichtheid van
deze onderdelen controleren en nagaan of de verschillende onderdelen op de juiste manier
functioneren.
DE PRODUCENT BEHOUDT ZICH HET RECHT VOOR OM ZONDER
VOORAFGAANDE WAARSCHUWING DE EIGENSCHAPPEN VAN DE HIER
GEPRESENTEERDE PRODUCTEN TE WIJZIGEN.
Blz. 18
7
Fig. – Rys. 17,18 : Sostituzione della
valvola in sicurezza\ Changement du
vanne de sécurité \ Substituting the safety
valve\ Wymiana zaworu bezpieczeństwa
5
8
11 11
9
11
8
5
4
2
3
10
1
9
1
9
8
2
3
3
5
3
4
Fig. – Rys. 19,20,21 : Sostituzione delle resistenze \ Changement du résistances \ Substituting the
heating element\ Wymiana grzałek opancerzonych
Str. 6