Canon IXUS 95 IS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
2
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende onderdelen
bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neemt u contact op met de leverancier
van het product.
U kunt de bijgeleverde geheugenkaart gebruiken om uw nieuwe camera uit te
proberen en een aantal proefopnamen te maken.
Voor het weergeven van de PDF-handleidingen moet het programma Adobe
Reader zijn geïnstalleerd. Microsoft Word Viewer 2003 kan worden geïnstalleerd
om Word-handleidingen weer te geven (alleen het Midden-Oosten). Als deze
software niet op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar de volgende website
en downloadt u de software:
http://www.adobe.com (voor PDF-bestanden)
http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-bestanden)
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Batterij NB-6L
(met kapje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem
WS-DC7
Aan de slag
DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd-rom Canon DIGITAL
CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basisfunctie onder de knie hebt, kunt u de vele functies
van de camera gebruiken om meer ingewikkeldere foto's te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een
printer en wilt afdrukken.
Startershandleiding
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een
computer.
Hierin wordt uitgelegd hoe u de software die op de bijgeleverde
DIGITAL CAMERA Solution Disk staat, installeert en gebruikt.
Canon
garantiesysteemboekje
DIGITAL CAMERA
Manuals Disk
3
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of
de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten,
die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet
kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een
camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk
gebruik.
Garantiebeperkingen
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera
wordt geleverd voor meer informatie over de garantie voor de camera.
Als u contact wilt opnemen met medewerkers van Canon Klantenservice,
raadpleegt u het Canon garantiesysteemboekje.
LCD-scherm
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt
naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de
vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect
en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
Geheugenkaarten
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
Opnamen maken
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . . 22
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5254
Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 60, 76
Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden
(flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Foto’s maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 60
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 58
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 63
Close-ups maken van onderwerpen met de
zoomfunctie (digitale macro-opnamen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Sepiakleurige of zwart-witfoto’s maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 65
Continu foto’s maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Opnamen maken zonder dat de camera beweegt
(beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
y
Aquarium
(p. 54)
S
Onder water
(p. 54)
Z
Weinig licht
(p. 54)
Ht
Binnen
(p. 53)
Vuurwerk
(p. 53)
IF w P
Bij nacht
(p. 52)
Op het strand
(p. 53)
In de sneeuw
(p. 54)
V
Kinderen en
dieren (p. 53)
Portretten
(p. 52)
Mooie opnamen maken van mensen
U
Zonsondergangen
(p. 53)
Landschapsopnamen maken
Diverse andere opnamen maken
O
Gebladerte
(p. 54)
Wat wilt u doen?
5
Opnamen maken zonder dat de camera
beweegt, ook bij weinig licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . 54, 68
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . 81
Opnamen maken met behulp van de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . 73
Weergeven
1
De foto’s bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Foto’s automatisch afspelen (diashow). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Foto’s bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Snel foto’s zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90, 91
Foto’s wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 97
Foto’s beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . . 96
E
Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Films maken en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto’s afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Print
Opslaan
Foto’s opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Overige
3
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
6
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van
deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de
verpakking controleren............................. 2
Lees dit eerst............................................... 3
Wat wilt u doen?.......................................... 4
Veiligheidsvoorschriften .............................. 8
De batterij opladen.................................... 12
De batterij en geheugenkaart plaatsen ..... 14
De datum en tijd instellen.......................... 17
De taal van het scherm instellen ............... 19
Geheugenkaarten formatteren.................. 20
De sluiterknop indrukken........................... 21
A
Foto’s maken .................................. 22
1
Beelden bekijken................................. 25
Beelden wissen......................................... 26
Beelden afdrukken .................................... 27
E
Films opnemen.................................... 29
Films bekijken............................................ 31
Beelden downloaden naar een
computer................................................ 32
Accessoires...............................................36
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 38
Overzicht van de onderdelen .................... 40
Informatieweergave op het scherm........... 42
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit) ................................... 44
Menu
m
FUNC. – Basishandelingen...... 45
Menu
n
– Basishandelingen ........... 46
De geluidsinstellingen wijzigen.................. 47
De standaardinstellingen van de
camera herstellen .................................. 48
Low Level Format van geheugenkaart...... 49
De helderheid van het scherm wijzigen..... 50
4
Opnamen maken in verschillende
omstandigheden ....................................52
!
De flitser uitzetten ................................ 55
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom) .......................................56
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ..............................................58
Ò
De zelfontspanner gebruiken ...............59
"
De gezicht-zelfontspanner
gebruiken ...............................................60
G
Opnamen maken met automatische
belichting................................................ 62
h
De flitser aanzetten...............................62
u
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig) ..............................................63
e
Close-ups maken (Macro).................... 63
R
U kunt heel ver inzoomen op
onderwerpen. (digitale macro) ............... 64
De resolutie wijzigen. (beeldgrootte)......... 65
De beeldkwaliteit (compressieverhouding)
wijzigen ..................................................65
b
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)....................... 67
W
Continu-opnamen................................67
De ISO-waarde wijzigen............................68
De Wit Balans aanpassen......................... 69
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ............................11
2 Meer informatie......................39
3 Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies...........51
4 Zelf instellingen selecteren...61
Inhoudsopgave
7
De kleurtoon van een foto
wijzigen (My Colors)...............................70
Opnamen maken via een tv.......................71
Î
Opnamen maken met de
2 seconden -zelfontspanner...................71
$
De zelfontspanner aanpassen .............72
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling.....................73
Opnamen maken met behulp
van de zoeker.........................................73
De modus AF Frame wijzigen ...................76
%
Opnamen maken met AF lock ............77
Het autofocuskader vergroten ...................78
De meetmethode wijzigen.........................79
&
Opnamen maken met
AE-vergrendeling ...................................79
(
Opnamen maken met
FE-vergrendeling....................................80
Opnamen maken met Slow Synch ......80
@
Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)...........................81
Œ
Rode-Ogen Corr..................................82
Opnamen met lange sluitertijd maken..83
De beeldkwaliteit wijzigen..........................86
AE-vergrendeling/belichting.......................87
Overige opnamefuncties............................87
Afspeelfuncties..........................................88
g
Beelden doorzoeken in
groepen van 9 (Indexweergave) ............90
d
Naar beelden zoeken in de
springweergave......................................91
.
Diavoorstellingen bekijken ....................92
De focus controleren .................................93
k
Beelden vergroten................................94
+
Beeldovergangen wijzigen ...................94
Beelden weergeven op een tv...................95
:
Opnamen beveiligen..........................96
/
Alle beelden wissen..............................97
\
Beelden roteren....................................98
=
Het formaat van beelden
veranderen.............................................99
@
Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast).........................100
]
Het rode-ogeneffect corrigeren...........101
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)................................102
Functies aanpassen ................................108
Opnamefuncties aanpassen....................111
De afspeelfuncties aanpassen ................114
Aansluiten op het lichtnet ........................116
Tips voor het oplossen van problemen....117
Lijst met berichten die
op het scherm verschijnen ...................120
Beschikbare functies per
opnamemodus .....................................122
Menu’s.....................................................124
Specificaties ............................................128
Voorzorgsmaatregelen ............................131
Index........................................................132
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen................................................135
5 Haal meer uit uw camera ... 75
6 Diverse functies voor
het opnemen van films....... 85
7 Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken.............. 89
8 De camera aanpassen ...... 107
9 Nuttige informatie ............. 115
8
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires
die u gebruikt.
Camera
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan de apparatuur.
Waarschuwing
Kijk niet door de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon).
Hierdoor kan uw gezichtsvermogen worden aangetast.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser
gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem
in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt
u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere energiebronnen kan elektrische schokken of brand veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
9
Batterij, batterijlader
Andere waarschuwingen
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur.
Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding
met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water
en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen
zware voorwerpen op het snoer.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd’s, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld
aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken.
Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte capaciteit van het
stopcontact of de bekabelingsaccessoires overstijgt. Gebruik de apparatuur niet
als het netsnoer of de stekker beschadigd is, of als de stekker niet volledig in het
stopcontact is gestoken.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
-
plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan
-
plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C
-
vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot brand,
brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen ook de behuizing vervormen.
Veiligheidsvoorschriften
10
Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan elektrische schokken, brand of andere schade veroorzaken.
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor (CCD) beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding
de flitser bedekken.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Wanneer u de camera niet gebruikt, moet u de batterij verwijderen en opslaan.
Als u de batterij in de camera laat zitten, kan er schade ontstaan door lekkage.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Houd de batterij buiten bereik van huisdieren.
Als er in de batterij gebeten wordt kan er lekkage, oververhitting of een explosie
ontstaan, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.
Ga niet in een stoel zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Let erop dat er geen harde voorwerpen in contact komen met het LCD-scherm
als u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
11
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het
maken van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen
en afdrukken van de gemaakte foto’s. Het laatste deel van het
hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het
downloaden van beelden naar een computer.
De riem bevestigen/De camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols
om te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig
aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken.
Riem
1
12
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LY: kantel de stekker
naar buiten en steek deze in
een stopcontact .
Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek de andere
stekker in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden
en het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen
duurt ongeveer 1 uur en 55 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen en omhoog
te schuiven.
De batterij opladen
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
13
Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt
* Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
In sommige omstandigheden kunnen er wellicht minder opnamen worden gemaakt.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende
lading van de batterij aan te geven.
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren.
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt,
kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning
van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
Aantal opnamen
LCD-scherm aan.* 260 opnamen
LCD-scherm uit. 700 opnamen
Afspeeltijd (uren)
6 uur
Weergave Betekenis
Goed.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood) Bijna leeg.
“Vervang\Verwissel accu. Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering S zichtbaar is.
14
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart in de camera.
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten
en omhoog om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
inbrengt, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten
Aansluitpunten
De batterij en geheugenkaart plaatsen
15
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en schuif het naar
binnen totdat het vastklikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
16
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang
de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera
in de opnamemodus (p. 22) staat.
Compatibele geheugenkaarten
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een ‘schuifje voor schrijfbeveiliging’.
Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan
geen beelden opnemen of wissen.
Geheugenkaart
2 GB 8 GB
Aantal opnamen
749 2994
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Wat is een ‘schuifje voor schrijfbeveiliging’?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
17
Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een
optie te selecteren.
Druk op de knoppen op om een
waarde in te stellen.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
De datum en tijd instellen
18
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 17 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om de menu’s
te sluiten.
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 38), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en de tijd in te
stellen.
Datum/tijd-batterij
19
U kunt de taal van de menu’s en berichten die op het LCD-scherm worden
weergegeven, wijzigen.
Schakel de afspeelmodus in.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt
en druk op de knop n .
Stel de taal van het
LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr om een
taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het taalmenu gesloten.
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op de knop n
te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
20
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Formateren] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
het menuscherm weer.
Geheugenkaarten formatteren
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven
op de geheugenkaart.
21
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd
eerst half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken tot de eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus
in en selecteert de overige instellingen
voor een opname, zoals de helderheid.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Druk de sluiterknop helemaal
in
(tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter
als de opname wordt gemaakt.
De sluiterknop indrukken
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
22
De camera kan het onderwerp en de omstandigheden bepalen,
waardoor alle geschikte instellingen voor de situatie automatisch worden
geselecteerd, en u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om het
beeld vast te leggen. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop
automatisch scherpstellen, en de kleur en helderheid optimaal instellen.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartgeluid klinkt en het
opstartscherm verschijnt.
Wanneer u de ON/OFF-knop nogmaals
indrukt, wordt de camera uitgeschakeld.
Kies de modus A.
Zet de modusschakelaar op A.
Wanneer u de camera op het onderwerp
richt, maakt de camera een zacht geluid
terwijl de omgeving wordt bepaald.
X De camera stelt scherp op het onderwerp
dat het hoofdonderwerp lijkt te zijn en
geeft het pictogram voor de omgeving in
de linkerbovenhoek van het scherm weer.
X Als er gezichten worden herkend,
verschijnt een wit kader rond het gezicht
dat als het hoofdonderwerp wordt
beschouwd. Rond de andere herkende
gezichten verschijnt een grijs kader.
X Zelfs als de gezichten bewegen, volgt het
kader het gezicht binnen een bepaalde
afstand.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i draait,
zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop
naar j draait, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
A Foto’s maken
A Foto’s maken
23
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen (oranje indien
er wordt geflitst).
X Groene AF-kaders geven aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X Het lampje knippert groen terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
Het scherm wordt niet geactiveerd wanneer u de camera aanzet.
Druk op de knop l om het scherm aan te zetten.
De camera maakt geen enkel geluid.
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Selecteer vervolgens het
tabblad 3 en vervolgens de optie [mute]. Gebruik de knoppen
qr
om [Uit]
te selecteren.
AF-kaders
Wat als...
A Foto’s maken
24
Het beeld is donker terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname.
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen
de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 4,2 m met een maximale
groothoekinstelling, en ongeveer 30 cm – 2,4 m met een maximale telelens.
Knippert het indicatielampje oranje en piept de camera slechts eenmaal wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is te dichtbij. Wanneer de camera op de maximale groothoek is ingesteld,
moet u op een afstand van 3 cm of meer van uw onderwerp gaan staan. Beweeg naar
een afstand van ongeveer 30 cm of meer van het onderwerp af wanneer u een maximale
telelensinstelling gebruikt.
Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt.
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje
gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken.
Wanneer het opladen van de flitser begint, gaat het flitspictogram knipperen. U kunt
foto’s maken zodra de flitser is opgeladen.
Omgevingspictogrammen
De camera geeft een pictogram weer voor de omgeving die is vastgesteld, stelt
vervolgens automatisch scherp op het onderwerp en selecteert de optimale
instellingen voor helderheid en kleur.
* Wordt weergegeven wanneer de camera op een statief staat.
Achtergrond
Onderwerp
Helder
Inclusief blauwe
luchten
Zonsondergangen
Donker
Tegenlicht Tegenlicht
Wanneer u
een statief
gebruikt
Mensen
*
Andere
onderwerpen
dan mensen
Landschappen
*
Onderwerpen
sluiten
––
Pictogram
achtergrondkleur
Grijs Lichtblauw Oranje Donkerblauw
In sommige omstandigheden komt het weergegeven pictogram niet overeen met
de omgeving. Dit kan voorkomen bij oranje of blauwe achtergronden (bijvoorbeeld
een muur), waarbij dan het pictogram ‘Blauwe luchten’ wordt weergegeven
en u mogelijk niet met de juiste kleuren kunt opnemen. Als dit gebeurt, kunt
u proberen opnamen te maken in de modus
G
(p. 62).
25
U kunt uw opnamen op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt, doorloopt
u de beelden in de omgekeerde volgorde
van opname.
Als u op de knop r drukt, doorloopt u
de beelden in de volgorde van opname.
De beelden volgen elkaar sneller op
als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
maar ze worden grover weergegeven.
Als u op 1 drukt terwijl de
lens is uitgeschoven, keert het
opnamescherm terug.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken. Als u op 1 drukt
met de lens ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Als u op 1 drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera
ingeschakeld in de afspeelmodus. Als u nogmaals op deze knop drukt,
wordt de camera uitgeschakeld. Als u de sluiterknop half indrukt met
de camera in de afspeelmodus, keert het opnamescherm terug.
1 Beelden bekijken
De afspeelmodus in- en uitschakelen
26
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr om het
te wissen beeld weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop p.
X [Wissen?] verschijnt.
Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u wilt afsluiten in plaats van wissen,
drukt u op de knoppen qr om [Stop]
te selecteren en drukt u vervolgens
op de knop m.
Beelden wissen
27
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera
aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Benodigdheden
Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Interfacekabel meegeleverd bij de camera (p. 2)
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X wordt weergegeven.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
28
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr om het beeld
te selecteren.
Druk de beelden af.
Druk op de knop m.
Gebruik de knoppen op om [Print]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer
uit en verwijdert u de interfacekabel.
Canon PictBridge-compatibele printers (los verkrijgbaar)
Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridge-
compatibele printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar
Canon-producten worden verkocht.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor de beste
opties voor afdrukken.
Compact Photo Printers
(SELPHY-series)
Inkjetprinters
29
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen
nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
Kies de modus E.
Zet de modusschakelaar op E.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i draait,
zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop
naar j draait, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
E Films opnemen
Opnametijd
E Films opnemen
30
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera begint met de filmopname
en op het scherm verschijnt [ Rec.]
en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik behalve de sluiterknop geen
andere knoppen. Anders wordt het geluid
van die knoppen in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X Het lampje knippert groen en de film wordt
naar de geheugenkaart weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. Bij stap 1 kunt u de
opnametijd op het scherm bekijken.
Het opnemen wordt automatisch gestopt wanneer het bestandsformaat 4 GB is
of de opnametijd ongeveer 1 uur bedraagt.
Verstreken tijd
Microfoon
Geheugenkaart
2 GB 8 GB
Opnametijd
16 min. 0 sec. 1 u. 3 min. 57 sec.
31
U kunt uw films op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X verschijnt op het filmscherm.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt
op het scherm.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr om
te selecteren, en druk vervolgens
op de knop
m
.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
32
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden.
Systeemvereisten
Hoewel dit de aanbevolen systeemvereisten zijn, worden niet alle
computerfuncties gegarandeerd.
Windows
Macintosh
OS Windows Vista (inclusief Service Pack 1)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger
RAM
Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op
de harde schijf
Canon Utilities
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1024 × 768 pixels of hoger
OS
Mac OS X (v10.4 – v10.5)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
PowerPC G4/G5 of Intel-processor
RAM
512 MB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op
de harde schijf
Canon Utilities
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1024 × 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
Beelden downloaden naar een computer
33
Benodigdheden
Camera en computer
DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Interfacekabel meegeleverd bij de camera (p. 2)
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v10,4)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de DIGITAL CAMERA Solution
Disk in het cd-romstation van de
computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als de installatie is voltooid, klikt
u op [Restart/Opnieuw starten]
of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer
uw bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station
van de computer en dubbelklik op het
pictogram .
X Het scherm aan de linkerkant verschijnt.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer
34
Sluit de camera aan
op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleine stekker
van de kabel stevig in de aansluiting van
de camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in
de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de handleiding van de
computer voor meer informatie
over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera in
te schakelen.
Open CameraWindow.
Windows
Selecteer [Canon CameraWindow]
en klik op [OK].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert
u [All Programs/Alle programma’s] of
[Programs/Programma’s] gevolgd door
[Canon Utilities] X [CameraWindow] X
[CameraWindow] X [CameraWindow].
Beelden downloaden naar een computer
35
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram [CameraWindow] in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden met een computer
Klik op [Transfer Untransferred Images/
Niet-verplaatste beelden verplaatsen].
X Alle beelden die nog niet zijn gedownload,
worden nu naar de computer gedownload.
Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
Raadpleeg voor overige acties
de Startershandleiding.
Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen
in afzonderlijke submappen in de map “My Pictures/Mijn afbeeldingen”
van Windows of “Pictures/Afbeeldingen” van Macintosh.
36
Accessoires
Polsriem
WS-DC7
Interfacekabel IFC-400PCU*
1
DIGITAL CAMERA
Solution Disk
AV-kabel AVC-DC400*
1
Voedingsadapterset ACK-DC40
Compacte voedingsadapter
CA-DC10
Geleverd bij
de camera
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer
en interfacekabels.
Batterij NB-6L
(met kapje)*
1
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE*
1
Netsnoer
Gelijkstroomkoppeling
DR-40
Accessoires
37
Krachtige
HF-DC1
Inkjetprinters*
2
Compact Photo
Printers*
2
(SELPHY-serie)
Kaartlezer
Windows/
Macintosh
Video IN-aansluiting
Audio IN-aansluiting
TV/video
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet
aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand
enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel
u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
Waterdichte
behuizing WP-DC29
Geheugenkaart
38
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio’s.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC40
Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact.
Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt
gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt
op deze manier niet de batterij in de camera opladen.
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Een adapter om batterij NB-6L op te laden.
Batterij NB-6L
Oplaadbare lithiumbatterij.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning
van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC29
Wanneer u deze waterdichte behuizing gebruikt, kunt u onderwateropnamen
maken tot een diepte van 40 meter. Deze behuizing is ook ideaal voor zorgeloos
fotograferen in de regen, op het strand en op de skipiste.
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u
onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de
informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina’s. ‘xx’ duidt het paginanummer aan.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies
de standaardinstellingen hebben.
(Knop Rechts)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Omhoog)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
2
40
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de modus.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (AF-hulplicht) (p. 24)/lampje
voor Rode ogen reductie (p. 111)/
lampje van zelfontspanner (p. 59)
Microfoon (p. 30)
Lens
Zoomknop
Opnemen: i (telelens)/j
(groothoek) (p. 22)
Afspelen: k (vergroten) (p. 94)/g
(index) (p. 90)
Sluiterknop (p. 21)
ON/OFF-knop (p. 22)
Flitser (p. 55)
Aansluiting statief
Klepje van de aansluiting voor
gelijkstroomkoppeling (p. 116)
Geheugenkaartsleuf/
batterijhouder (p. 14)
Polsriem (p. 11)
Voor het maken van films (p. 29).
U kunt de camera de instellingen
laten selecteren (p. 22).
U kunt de beste instellingen voor de
omgeving selecteren (p. 52) of zelf
instellingen kiezen om verschillende
soorten foto’s te nemen (pp. 61, 75).
Overzicht van de onderdelen
41
Lampjes
De lampjes op de achterkant van de camera branden of knipperen
in de volgende situaties.
Luidspreker
Zoeker (p. 73)
Lampjes (p. 41)
Scherm (LCD-venster) (pp. 42, 43)
Knop 1 (Afspelen) (p. 25)
Modusschakelaar (p. 40)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) en
DIGITAL-aansluiting (pp. 27, 34, 95)
Knop n (p. 46)
Knop l (Weergave) (pp. 42, 43)
Knop b (Belichting) (p. 67)/d
(Ga naar) (p. 91)/o
Knop e (Macro) (p. 63)/u
(Oneindig) (p. 63)/q
Knop m FUNC./SET
(Functie/instellen) (p. 45)
Knop h
(Flitser) (pp. 55, 62)/
r
r
Knop Q (Zelfontspanner) (pp. 59, 60)/a
(1 Wis beelden) (p. 26)/p
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (p. 23)/Display uit (p. 44)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 23)
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 23)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 55)
Geel
Brandt e (p. 63), u (p. 63), % (p. 77)
Knippert
Waarschuwing te weinig afstand (p. 24)/Kan niet scherp
stellen (p. 118)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd
op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens
verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje
van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de
camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens
beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de
geheugenkaart.
42
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of
horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname.
Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera
vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Informatieweergave op het scherm
Opnamemodus (p. 40)
ISO waarde (p. 68)
Wit Balans (p. 69)
My Colors (p. 70)
Lichtmeetmethoden
(p. 79)
Transport modus (p. 67)
Beeldkwaliteit
(compressie) (p. 65)/
Resolutie (p. 65)
Metingkader (p. 79)
Digitale Zoom (p. 56),
Digitale Tele-converter
(p. 57)
Macro (p. 63),
Oneindig (p. 63)
Flits modus
(pp. 55, 62, 80)
Rode-Ogen Corr. (p. 82)
Zelfontspanner
(pp. 59, 60, 71, 72)
Camerastand*
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
AF Frame (p. 23)
AF lock (p. 77)
i-Contrast (p. 81)
Maak folder (p. 109)
Foto’s: resterend aantal
opnamen (p. 16)
Films: resterende tijd/
verstreken tijd (p. 29)
Disp. Sjabloon (p. 112)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Beeldstabilisatie (p. 113)
Belichtingscompensatie
(p. 67)
Datum opname (p. 58)
AE lock (pp. 79, 87),
FE vergrendeling (p. 80)
Geen informatieweergave Informatieweergave Display uit
Informatieweergave op het scherm
43
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop
l
.
Opnamemodus (p. 40)
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
(p. 67)
Wit Balans (p. 69)
Histogram (p. 44)
Beeld bewerken
(pp. 99101)
Beeldkwaliteit (compressie)
(p. 65), (Films)
Resolutie (p. 65)
Batterij-oplaadlampje (p. 13)
Lichtmeetmethoden (p. 79)
Mapnummer –
Bestandsnummer (p. 109)
Nummer van weergegeven
beeld/totaal aantal beelden
ISO waarde (p. 68)
Diafragmawaarde,
Beeldkwaliteit (films) (p. 65)
i-Contrast (pp. 81, 100)
Flits Sync (pp. 62, 80)
Macro (p. 63),
Oneindig (p. 63)
Bestandsgrootte
Foto’s: opgenomen
pixels (p. 66)
Films: filmlengte (p. 86)
Beveilig (p. 96)
My Colors (p. 70)
Rode-Ogen Correctie
(pp. 82, 101)
Opnamedatum
en -tijd (p. 58)
Focuscontroleweergav
(p. 93)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen informatie
Weergave
Korte
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname
op de knop
l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven.
De korte informatieweergave verschijnt dan echter niet.
U kunt ook instellen welk scherm eerst weergegeven moet worden
door op de knop
n
te drukken, het tabblad
4
te selecteren
en vervolgens het menu-item [Terugkijken] te selecteren.
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
44
Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het
LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm
en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 43) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de
“Uitgebreide informatieweergave”
(p. 43) wordt ‘histogram’ genoemd.
Het histogram geeft de verdeling en
de hoeveelheid van de helderheid van
een opname aan. Als de grafiek meer
naar rechts staat, is de opname helder.
Staat de grafiek meer naar links, dan
is de opname donker. Op deze manier
kunt u de belichting beoordelen.
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld
als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 21), wordt het
scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
Helder
D
onker
Hoog
Laag
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 108).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 108).
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
45
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. Het menu
en de menu-items zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 122).
Selecteer een opnamemodus.
Zet de modusschakelaar in de gewenste
opnamemodus.
Open het menu FUNC.
X Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen
de selecteerbare instellingen voor
het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop l te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug
en u ziet de geselecteerde instelling
op het LCD-scherm.
Menu m FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
46
U kunt allerlei functies instellen via de menu’s. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 124127).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 40) naar links of naar rechts
om een tabblad (categorie) te selecteren.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop
m
drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop n.
Het standaardscherm verschijnt opnieuw.
Menu n – Basishandelingen
47
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op om [mute]
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om een
onderdeel te selecteren en gebruik
vervolgens de knoppen qr om het
volume te wijzigen.
De geluidsinstellingen wijzigen
48
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen
qr
om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop
m
.
X
De standaardinstellingen van de
camera worden hersteld.
De opties [Datum/Tijd] (p. 17), [Taal] (p. 19) en [Video Systeem] (p. 95) in het
tabblad
3
.
De witbalansgegevens opgenomen met de balansfunctie (p. 69)
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
49
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid
van een geheugenkaart is verminderd. Een Low Level Format van een
geheugenkaart wist alle gegevens op de geheugenkaart. Aangezien
u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig
zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om
het tabblad 3 te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Formateren] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
De Low Level Format uitvoeren.
Druk op de knoppen op om [Low
Level Format] te selecteren en gebruik
de knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt,
kan het probleem wellicht worden opgelost door de geheugenkaart te formatteren
met Low Level Format. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een
computer of een ander apparaat voordat u Low Level Format uitvoert.
Low Level Format van geheugenkaart
Informatie over Low Level Format
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren
(p. 20), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
50
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Met de knop n
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 3. Selecteer vervolgens
[LCD Helderheid] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om de
helderheid te wijzigen.
Druk opnieuw op de knop n
om de instelling te voltooien.
Met de knop l
Druk meer dan een seconde lang op de
knop l
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de vorige helderheid
van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop
l
51
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van andere basisfuncties,
zoals de flitser en de zelfontspanner.
Als u de modusschakelaar instelt op de modus 4 selecteert die
overeenkomt met de speciale omstandigheden waarin u een opname
wilt maken, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen.
U hoeft alleen nog op de sluiterknop te drukken om een optimale foto
te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modus is ingesteld op A
voor “! De flitser uitzetten” (p. 55) op “" De gezicht-zelfontspanner
gebruiken(p. 60). Wanneer u opnamen maakt in 4, controleert u welke
functies in deze opnamemodus wel beschikbaar zijn (pp. 122125).
3
52
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Zet de modusschakelaar
op
4
(p. 40).
Selecteer de opnamemodus.
Druk op de knop
m
en gebruik
vervolgens de knoppen
op
om
G
te selecteren.
Selecteer de gewenste methode.
Druk op de knoppen
qr
om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop
m
.
Om opnamen te maken in speciale
omstandigheden (p. 53), nadat u
U
hebt
geselecteerd (meest rechtse pictogram),
en nadat u op de knop
l
hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen
qr
om een optie
te selecteren en drukt u op de knop
m
.
Maak de opname.
I
Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
F
Foto’s maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto’s maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
4
Opnamen maken in verschillende
omstandigheden
4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden
53
u ook zonder statief scherpe foto’s maken.
V Foto’s maken van kinderen
of dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto’s maken van
bewegende onderwerpen, zoals
kinderen en dieren, zodat u geen
enkel leuk moment hoeft te missen.
H Binnenshuis foto’s maken
(Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto’s met natuurlijke kleuren.
Speciale omstandigheden
U Zonsondergangen fotograferen
(Zonsondergang)
Hiermee maakt u foto’s van
zonsondergangen in levendige kleuren.
t Foto’s maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto’s van vuurwerk
in levendige kleuren.
w Strandfoto’s maken (Strand)
Hiermee maakt u heldere foto’s van
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden
54
S Onderwaterfoto’s maken
(Onderwater)
Hiermee maakt u onderwaterfoto’s
met behulp van de waterdichte behuizing
WP-DC29 (afzonderlijk verkrijgbaar).
y Foto’s maken van het leven
in een aquarium (Aquarium)
Hiermee maakt u foto’s met natuurlijke
kleuren van het leven in een aquarium
dat binnenshuis staat.
O Foto’s maken van gebladerte
(Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren
vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto’s met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
Z Opnamen maken met een hoge
ISO-waarde (ISO3200)
Hiermee maakt u foto’s met een
ISO-waarde van 3200, zonder
camerabeweging of onscherpe
weergave, zelfs in donkere
omgevingen.
De resolutie wordt ingesteld op
(1600 × 1200 pixels, p. 65).
! De flitser uitzetten
55
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr om !
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X ! verschijnt op het scherm.
Volg de bovenstaande stappen en
stel de instellingen opnieuw in op .
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert
op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen.
In de modus F, V, H, S of y kunnen de opnamen grof
lijken omdat de ISO-waarde (p. 68) wordt verhoogd om bij
de opnameomstandigheden te passen.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien
is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit]
te zetten (p. 113).
In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken.
! De flitser uitzetten
Wat als het lampje oranje knippert en flikkert op
het scherm?
56
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 12x, en
zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de
optische zoom (p. 22). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk
van de instelling van de resolutie (p. 65) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar
i
.
Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X
Wanneer u de zoomknop loslaat, wordt
de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt
waarbij het beeld niet verslechtert, en
ziet u op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar
i
.
X
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op de knop
n
. Selecteer
vervolgens het tabblad
4
en daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom)
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, is de brandpuntsafstand 35 – 420 mm
(in equivalent van 35mm- film).
Resolutie Optisch inzoomen Digitaal inzoomen
:
Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
:
Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
3.0x
3.0x
4.2x
6.8x
12x
:
Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom)
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom)
57
Digitale Tele-Converter
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een
equivalent van 1.4x of 2.3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de
kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen
de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie
van de resolutie (p. 65) en de instellingen van de digitale tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen op om [Digitale Zoom]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [1.4x]
of [2.3x] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot, en en de
zoomfactor verschijnen op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
Als u [1.4x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of ,
verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw
weergegeven).
Als u [2.3x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of
verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw
weergegeven).
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x]
zijn 49,0 – 147,0 mm en 80,5 – 241,5 mm (in equivalent van 35mm-film).
U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
58
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de
rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter
niet meer verwijderen. Controleer dus op voorhand of de datum
en tijd correct zijn ingesteld (p. 17).
Selecteer [Datum stempel]
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren en gebruik vervolgens
op de knoppen op om [Datum Stempel]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Gebruik de knoppen qr om [Datum]
of [Datum en Tijd] te selecteren.
Druk op de knop n om terug
te keren naar het opnamescherm.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
X U kunt de datum en tijd van de opname
toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u [Uit] bij stap 2.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 102) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie.
Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd
59
U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar
u zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
Druk op de knoppen op om Ò
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u
Ò
op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen op het onderwerp en druk
de knop daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert
het lampje en hoort u het geluid van
de zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u bij stap 2.
Ò De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 72).
60
Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald
en op de sluiterknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar twee
seconden nadat u in beeld verschijnt en uw gezicht is gedetecteerd (p. 76).
Selecteer
"
.
Volg stap 2 op p. 59 en selecteer
"
.
Kies de compositie en druk
de sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waar de camera
op heeft scherpgesteld groen omkaderd is
en of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat branden en het geluid van
de zelfontspanner wordt hoorbaar.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
X
Vervolgens worden de tweede en de derde
opname gemaakt.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 59.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan,
wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Voor het scherm in Stap 1, drukt u op de knop
n
en drukt u vervolgens op de
knoppen
qr
om het aantal schoten te wijzigen. Druk op de knop
m
om de instelling
te bevestigen.
"
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
61
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u de modusschakelaar
op 4 hebt gezet en dat de camera in de modus G staat.
G staat voor ‘programma automatische belichting’.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 122125).
4
62
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Zet de modusschakelaar
op 4 (p. 40).
G wordt weergegeven.
Als G niet verschijnt, drukt u op de
knop m en selecteert u het item voor
de opnamemodus. Druk op de knoppen
qr, om G te selecteren en druk op
de knop m.
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 6272).
Maak de opname.
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde
kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
Zet de flitser aan.
Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 68).
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 30 cm – 4,2 m, en met een
maximale telelens ongeveer 30 cm – 2,4 m.
Selecteer h.
Nadat u op de knop r hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen qr om h te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
G
Opnamen maken met automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden
weergegeven?
h De flitser aanzetten
63
U kunt foto’s maken van landschappen en objecten die ver weg zijn.
Het focusbereik is 3 m en meer vanaf de camera.
Selecteer u.
Nadat u op de knop q hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen qr om u te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
X Daarna ziet u u op het scherm.
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs
van extreem dichtbij. De afstand die mogelijk is voor een opname is
ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens indien de zoomknop
op de maximale groothoekinstelling staat, en ongeveer 30 – 50 cm
indien de zoomknop op de maximale telelensinstelling staat.
Selecteer e.
Nadat u op de knop q hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen qr om e te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
X Daarna ziet u e op het scherm.
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
met
Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 71).
u Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig)
e Close-ups maken (Macro)
Î gebruiken
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
64
U kunt heel ver inzoomen op onderwerpen. De afstand die mogelijk is voor
een opname is ongeveer 3 – 10 cm vanaf het uiteinde van de lens, met de
digitale zoom kunt u echter nog sterker inzoomen op het onderwerp.
Door het digitale inzoomen kunnen de beelden echter grof lijken bij bepaalde
resolutie-instellingen (p. 65).
Selecteer R.
Zet de modeschakelaar op 4 en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op en selecteer G
Druk op de knoppen qr om U (meest
rechtse pictogram) te selecteren en druk
vervolgens op de knop l.
Druk op de knoppen qr om R
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X De optische zoom wordt op de maximale
groothoek vastgezet.
Bepaal de compositie van de
opname met de zoomknop.
X De camera zoomt in en de zoomfactor
verschijnt.
Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt
Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
met Î, zodat de camera niet kan bewegen en u voorkomt dat het beeld onscherp
wordt (p. 71).
R U kunt heel ver inzoomen op
onderwerpen. (digitale macro)
Î gebruiken
65
U kunt kiezen uit zes instellingen.
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
U kunt kiezen uit deze twee niveaus voor de beeldkwaliteit:
(Fijn), (Normaal).
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om
te selecteren.
De beeldkwaliteit wijzigen.
Druk op de knop l
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
De resolutie wijzigen. (beeldgrootte)
Als u selecteert, kunt u de functies Digitale Zoom (p. 56)
of Digitale Tele-converter (p. 57) niet gebruiken.
De beeldkwaliteit
(compressieverhouding) wijzigen
De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen
66
Geschatte waarden voor resolutie en beeldkwaliteit
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto’s te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie Beeldkwaliteit
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke opnamen
2 GB 8 GB
(Hoog)
10M/3648 × 2736
2.565 749 2994
1.226 1536 6140
(Normaal 1)
6M/2816 × 2112
1.620 1181 4723
780 2363 9446
(Normaal 2)
4M/2272 × 1704
1.116 1707 6822
556 3235 12927
(Normaal 3)
2M/1600 × 1200
558 3235 12927
278 6146 24562
(Laag)
0.3M/640 × 480
150 10245 40937
84 15368 61406
(Breedbeeld)
3648 × 2048
1.920 1007 4026
918 2048 8187
A2
A3
5" × 7"
Briefkaartformaat
3,5" × 5"
A4, Letterformaat
67
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen
in het bereik van –2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3 stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
Druk eerst op de knop
o
en
gebruik daarna de knoppen
qr
om de belichtingscompensatie
aan te passen en druk vervolgens
op de knop
m
.
X
De ingestelde belichtingscompensatie
verschijnt op het scherm.
U kunt doorlopend foto’s maken met ongeveer 1,4 beelden/seconde.
Selecteer de transportmodus.
Nadat u op de knop
m
hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer
W
.
Druk op de knoppen
qr
om
W
te selecteren en druk vervolgens
op de knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt
W
op het scherm.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto’s.
b
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
W
Continu-opnamen
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 59, 60, 71, 72).
Voor veelvuldig opnamen maken worden de focus en de belichting
vergrendeld wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Naarmate het aantal foto’s toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto’s langer worden.
Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
68
Selecteer de ISO-waarde.
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Het verlagen van de ISO-waarde resulteert in scherpere afbeeldingen, maar de
kans op onscherpe beelden wordt onder sommige omstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen
echter grof lijken.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
Met ISO3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 54).
69
De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke
kleuren.
Selecteer de witbalans.
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om te
selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie voor
natuurlijke kleuren tijdens het fotograferen. Zorg dat u de witbalans instelt
bij dezelfde lichtomstandigheden als op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
het witte onderwerp en druk dan op de
knop l
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De Wit Balans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat
uit 3 golflengten
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
70
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Nadat u op de knop
m
hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
om een optie te
selecteren, en druk vervolgens op de knop
m
.
X
De gekozen instelling verschijnt op het scherm.
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-, groen-,
blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende
niveaus.
Volg stap 2 hierboven en selecteer ,
druk vervolgens op de knop
l
Druk op de knoppen
op
om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen
qr
om een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar links
ligt, hoe zwakker of lichter het effect wordt.
Druk op de knop
l
om de instelling
te bevestigen.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt,
zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto’s.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto’s.
Custom Kleur
U kunt de kleurtoon van de afbeelding wijzigen naar uw eigen
voorkeur.
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 69).
71
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven.
Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden weergeven
op een tv” (p. 95).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor
de zelfontspanner.
Selecteer Î.
Nadat u op de knop p hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen op om Î te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
X Daarna ziet u Î op het scherm.
Volg stap 3 op pagina 59 om opnamen
te maken.
Opnamen maken via een tv
Î Opnamen maken met de
2 seconden -zelfontspanner
72
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal gemaakte
opnamen (1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Nadat u op de knop p hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen op om $ te selecteren
en drukt u vervolgens onmiddellijk op de
knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Foto's] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Volg stap 3 op pagina 59 om opnamen
te maken.
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
$ De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
73
Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting
vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is gecentreerd
en scherpgesteld, en druk de sluiterknop
half in.
Controleer of er een groen AF-kader
rond het onderwerp wordt weergegeven.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker
gebruiken om opnamen te maken. Het opnemen werkt op dezelfde manier
als via het scherm. De camera stelt automatisch scherp op het onderwerp,
gezichtsherkenning worden niet gebruikt om scherp te stellen.
Schakel het scherm uit (p. 42).
Druk op de knop
l
om het scherm
uit te schakelen.
Kies de compositie en maak
de opname.
Gebruik de zoeker om de compositie
te kiezen en maak de opname.
De compositie van de opname wijzigen met
de focusvergrendeling
Opnamen maken met behulp van de zoeker
Het beeld in de zoeker kan verschillen van de opname.
74
75
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto’s te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u de modusschakelaar
op 4 hebt gezet en dat de camera in de modus G staat.
Opnamen met lange sluitertijd maken” (p. 83) neemt aan dat
u de modusschakelaar hebt ingesteld op
4
en de modus hebt
geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken
met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 122125).
5
76
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
[AF Frame] en druk op de knoppen qr
om een optie te selecteren.
Gezicht AiAF
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond
het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt.
Druk op de knop
n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 56)
of digitale tele-converter (p. 57) gebruikt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd en er alleen grijze kaders
(geen witte kaders) verschijnen, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven rond de gebieden waarop de camera op is scherpgesteld
wanneer de knop halverwege is ingedrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
U kunt het AF-kader kleiner maken
onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
objecten die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
% Opnamen maken met AF lock
77
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en
druk op de knop q.
X De focus wordt vergrendeld en op het
scherm verschijnt %.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de focus ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel.
% Opnamen maken met AF lock
78
Wanneer u de sluiterknop half indrukt, vergroot het AF-kader en kunt
u de focus controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4.
Gebruik de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAF] (p. 76), wordt het
gezicht dat als hoofdonderwerp is
geselecteerd, vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 76), wordt de inhoud
van het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
Het autofocuskader vergroten
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF det.]
als er geen gezicht kan worden gedetecteerd (p. 76) of als het gezicht
te groot is in verhouding tot het scherm. In de modus [Centrum] wordt
de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 56) of
Digitale Tele-converter (p. 57) gebruikt of als de camera is aangesloten
op een televisietoestel (p. 71).
79
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Nadat u op de knop
m
hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen
op
om
te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt
u de belichting en scherpstelling apart instellen met AE-vergrendeling.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
o
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
Als
&
verschijnt, is de belichting ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop
o
drukt, verdwijnt
&
en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achter worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast
aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer gewicht.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen (spotmeetpunt) in het midden
van het scherm.
&
Opnamen maken met AE-vergrendeling
80
Net als met AE-vergrendeling (p. 79) kunt u de belichting vergrendelen
voor het maken van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel
aangeduid met FE. Dit staat voor Flash Exposure.
Selecteer
h
(p. 62).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
o
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
De flitser gaat af en wanneer
(
verschijnt,
is de belichting ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop
o
drukt, verdwijnt
(
en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als
u de camera laat zorgen voor de juiste belichting, met behulp van de flits.
Tegelijkertijd kunt u een lange sluitertijd proberen om de achtergrond
helder op te nemen wanneer de flits niet toereikend is.
Selecteer
.
Nadat u op de knop
r
hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen
qr
om
te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt
op
het scherm.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
(
Opnamen maken met FE-vergrendeling
Opnamen maken met Slow Synch
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen
en het beeld niet onscherp kan worden. U wordt aangeraden [IS modus]
in te stellen op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 113).
81
De camera kan gezichten en onderwerpen die in bepaalde
opnameomstandigheden te donker zijn, automatisch herkennen
en de helderheidsniveaus compenseren tijdens het fotograferen.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Auto] met de knoppen qr.
X @ verschijnt op het scherm (p. 42).
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 100).
82
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen op [Rode-Ogen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Œ verschijnt op het scherm (p. 42).
Œ Rode-Ogen Corr.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 101).
Als u op de knop
r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en
vervolgens op de knop
n, verschijnt het scherm Flits Instellingen.
83
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld
onscherp kan worden.
Selecteer .
Zet de modeschakelaar op 4 en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op en selecteer G
Druk op de knoppen qr om U (meest
rechtse pictogram) te selecteren en druk
vervolgens op de knop l
Druk op de knoppen qr om
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de sluitertijd.
Nadat u op de knop o hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen qr om de
sluitersnelheid te selecteren en drukt
u vervolgens op de knop m.
Bevestig de belichting.
Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt
de belichting voor de gekozen sluitertijd.
Opnamen met lange sluitertijd maken
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 113).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname.
84
85
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
E Films opnemen’ en ‘Films bekijken’ in hoofdstuk 1.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar
is ingesteld op E.
6
86
U kunt kiezen uit twee instellingen voor beeldkwaliteit.
Selecteer de beeldkwaliteit.
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Tabel met beeldkwaliteit
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec.
Voor filmopnamen met een
standaardkwaliteit.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. LP
De beeldkwaliteit is lager dan met ,
maar u kunt tweemaal zoveel opnemen.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan
met , maar u kunt drie zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
(aantal beelden)
Opnametijd
2 GB 8 GB
16 min. 0 sec. 1 uur. 3 min. 57 sec.
30 min. 7 sec. 2 uur. 0 min. 23 sec.
40 min. 58 sec. 2 uur. 43 min. 44 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen wordt automatisch gestopt wanneer het bestandsformaat 4 GB is of
de opnametijd ongeveer 1 uur bedraagt.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de
maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD-geheugenkaarten
van snelheidsklasse 4 of hoger gebruiken.
87
U kunt de belichting instellen of wijzigen met 1/3 stops in een bereik van ±2.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Terwijl u naar het scherm kijkt, drukt u
op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Maak de opname.
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto’s.
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 56)
U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie.
Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u
opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 59)
e Close-ups maken (Macro) (p. 63)
u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 63)
De Wit Balans aanpassen (p. 69)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 70)
Î Opnamen maken met de 2 seconden -zelfontspanner (p. 71)
Opnamen maken via een tv (p. 71)
% Opnamen maken met AF lock (p. 77)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 111)
De sjabloon weergeven (p. 112)
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 113)
U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit].
AE-vergrendeling/belichting
Overige opnamefuncties
88
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto’s.
Beelden wissen (p. 26)
g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (Indexweergave) (p. 90)
d Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 91)
. Diavoorstellingen bekijken (p. 92)
+ Beeldovergangen wijzigen (p. 94)
Beelden weergeven op een tv (p. 95)
: Opnamen beveiligen (p. 96)
/ Alle beelden wissen (p. 97)
\ Beelden roteren (p. 98)
Overzicht voor “Films bekijken” (p. 31)
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen
qr
geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m
ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer
die compatibel is met PictBridge (p. 27).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Afspeelfuncties
89
Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het
tweede deel van dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u beelden
verzendt naar een computer en hoe u aangeeft welke beelden
u wilt afdrukken.
Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 99101) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
90
Door 9 beelden tegelijk weer te geven, vindt u snel het beeld dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in
een index. Het geselecteerde beeld
is voorzien van een groen kader en
wordt vergroot weergegeven.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het
beeld te selecteren.
Als u de zoomknop verschuift naar k,
wordt het geselecteerde beeld
weergegeven.
9 beelden tegelijk doorzoeken
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven
in een index.
Duw de zoomknop opnieuw
naar g.
X De springbalk verschijnt.
Wijzig de weergegeven beelden.
Druk op de knoppen qr om tussen
groepen van negen beelden te schakelen.
Als u de zoomknop verschuift naar k,
keert u terug naar de indexweergave.
g Beelden doorzoeken in groepen van 9
(Indexweergave)
Springbalk
Wanneer de springbalk verschijnt kunt u door de knop m vast te houden
en op de knoppen
qr te drukken naar de eerste of naar de laatste set
beelden gaan.
91
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de
hand van een opgegeven methode of in een opgegeven groep beelden.
Een springmethode selecteren
Druk in de enkelvoudige weergave
op de knop o.
X De zoekmethode en de locatie van
het beeld dat op dat moment wordt
weergegeven, verschijnen onder
aan het scherm.
Druk op de knoppen op en selecteer
een springmethode.
Spring naar een beeld.
Druk op de knoppen qr.
X De camera gebruikt het geselecteerde
zoekmethode om naar een beeld te
springen.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
d Naar beelden zoeken in de
springweergave
De locatie van het beeld
dat op dat moment wordt
weergegeven
10 Beelden Springt met 10 beelden tegelijk.
100 Beelden Springt met 100 beelden tegelijk.
Ga naar datum Springt naar het eerste beeld van elke opnamedatum.
Ga naar film Springt naar een film.
Ga naar folder Springt naar het eerste beeld van elke map.
Aan de rechterkant van het scherm wordt het aantal beelden
weergegeven dat overeenstemt met het zoekcriterium behalve
voor en .
Als er geen beelden zijn die overeenstemmen met het zoekcriterium
functioneren de knoppen qr niet.
92
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Diavoorstelling] en druk op de knop m.
Selecteer een overgangseffect
om de diavoorstelling te starten.
Druk op de knop qr om een
overgangseffect te selecteren,
en druk vervolgens op de knop m.
X Enkele seconden nadat ‘Laden
van beeld…’ verschijnt, begint
de diavoorstelling.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
. Diavoorstellingen bekijken
De beelden verschijnen zonder overgangseffect.
Het volgende beeld verschijnt geleidelijk.
Het beeld schuift naar links en het volgende beeld verschijnt.
Als u tijdens een weergave op de knoppen qr drukt, verandert het
beeld. Als u de knoppen
qr ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit
door de beelden.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 44).
93
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevond, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 43).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader
wordt vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Door op de knop m te drukken,
schakelt u naar een ander wit kader.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de -locatie.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
94
Duw de zoomknop naar k.
De weergave zoomt in op het beeld
en wordt weergegeven. Als u de
zoomknop vasthoudt, wordt er verder
ingezoomd tot een factor 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit
te zoomen of terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
Wanneer op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m
om te schakelen naar . Druk op
de knoppen qr om tussen beelden met
dezelfde vergrotingsfactor te schakelen.
Druk op de knop
m
om terug te gaan
naar normaal.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 1. Kies vervolgens [Overgang]
en selecteer een overgangseffect met
de knoppen qr.
Druk op de knop n om de instelling
te bevestigen.
k Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
+ Beeldovergangen wijzigen
Schakelt heen en weer tussen beelden zonder een overgangseffect.
De ene dia verdwijnt langzaam (fade-out) terwijl de andere verschijnt (fade-in).
De beelden worden naar links of naar rechts verschoven als u op de
knoppen
qr drukt.
95
Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om gemaakte beelden te bekijken.
Benodigdheden
Camera en televisie
Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2)
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
AV-kabel helemaal in de A/V OUT-uitgang
van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent met kijken, schakelt
u de camera en de televisie uit en haalt
u de AV-kabel los.
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop
n en selecteer het tabblad 3 en de optie [Video Systeem] om het
juiste videosysteem in te stellen.
Beelden weergeven op een tv
Geel
Wit of zwart
Zwart
Geel
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
96
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen
worden gewist (pp. 26, 97).
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Beveilig] en druk op de knop m.
Beveilig de opname.
Druk op de knoppen qr om de afbeelding
die u wilt beveiligen te selecteren en druk
op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop m om
de selectie van het beeld ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
: Opnamen beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 20, 49), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie
van de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
97
U kunt beelden een voor een selecteren en wissen, maar ook alle beelden
tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk
goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 96) kunt u niet wissen.
Selecteer [Alles wissen].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Alles wissen] en druk op de knop m.
Wis alle beelden.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Alle beelden op de geheugenkaart
worden gewist.
X Druk op n om terug te keren
naar het menuscherm.
/ Alle beelden wissen
98
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren]
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1, selecteer vervolgens
[Roteren] en druk op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld
te selecteren dat u wilt roteren.
Het beeld wordt 90° gedraaid met iedere
druk op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
\ Beelden roteren
99
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling
en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1, selecteer vervolgens
[Veranderen] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als
een nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Als u op de knoppen qr drukt, selecteert
u [Ja] en druk u op de knop m om het
opgeslagen beeld weer te geven.
= Het formaat van beelden veranderen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen en ,
niet omzetten in een lagere resolutie.
100
Hiermee detecteert en compenseert u donkere delen van onderwerpen
of gezichten en slaat u het beeld op als een nieuw bestand. U hebt de
keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog].
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[i-Contrast] en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 99 uit.
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
101
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
1
, selecteer vervolgens
[Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop
m
.
X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qrom het beeld
te selecteren dat u wilt corrigeren.
Corrigeer het beeld.
Wanneer u op de knop m drukt, worden
gedetecteerde rode ogen door de camera
gecorrigeerd en wordt er een kader
weergegeven rond het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt in- of uitzoomen op het beeld
met de procedures in “k Beelden
vergroten” (p. 94).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr om
[Nieuw bestand] te selecteren en
druk vervolgens op de knop
m.
X Het beeld wordt opgeslagen als
een nieuw bestand.
Voer stap 5 uit op p. 99.
] Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 op [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
102
U kunt bepaalde foto’s op een geheugenkaart selecteren om af te drukken
(tot 998 beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen zodat deze
samen kunnen worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna
alle geselecteerde beelden in één keer afdrukken of met de geheugenkaart
naar een fotozaak gaan om afdrukken te bestellen. Deze selectiemethoden
voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
2
. Selecteer vervolgens
[Print instellingen] en druk op de knop
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
om een menu-
item te selecteren en druk vervolgens de
knoppen
qr
om een optie te selecteren.
X
Druk op
n
om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard
Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee wordt de datum van de opname-informatie
afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
103
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 2. Selecteer vervolgens
[Sel. beeld & aantal] en druk op de
knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt
op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om
de selectie van de beelden ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt .
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om
alle afdrukinstellingen te verwerken in het afdrukresultaat.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden
overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera.
Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met
de datum, ongeacht de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het
voorkomen dat sommige printers de datum tweemaal afdrukken
op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan].
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de
functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 17).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
104
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken (maximaal 99) in te stellen.
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren
in Stap 2.
X Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden]
Selecteer [Sel. alle beelden] in het
scherm bij stap 1 op p. 102 en druk
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Alle beelden één keer worden afgedrukt.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1
op p. 102 en druk op de knop m.
Wis selecties
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Alle selecties worden gewist.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
105
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie
Canon SELPHY ES. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk
afdrukken.
Sluit de camera aan
op de printer (p. 27).
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Print nu] en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt
en opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
A
antal af te drukken
exemplaren
106
107
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen
voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
8
108
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen op het
tabblad 3 (p. 46).
Het opstartbeeld uitschakelen
U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer
u de camera inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk
vervolgens op de knoppen qr en
selecteer [Uit].
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 44) op [Uit] zetten. De instelling [Aan]
wordt aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen
qr of selecteer [Uit].
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u niet vergeten om na gebruik
de camera uit te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch
wordt uitgeschakeld (p. 44). Dit werkt tevens wanneer [Automatisch Uit]
is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Display uit]
te kiezen en gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren, om de batterij te sparen.
Functies aanpassen
Functies aanpassen
109
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Een map maken
U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan.
Selecteer [Maak folder] en druk
op de knop m.
Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk
op de knoppen qr om te selecteren.
Op het scherm verschijnt (p. 42)
tijdens het opnemen, en de opnamen
worden vastgelegd in een nieuwe map.
Continu
Ook als u opnamen maakt
met een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met
het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe
geheugenkaart gebruikt,
begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór
het gebruik de geheugenkaart (p. 20).
Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
Functies aanpassen
110
Mappen maken op dag en tijd
U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map.
Selecteer [Maak folder] en druk
op de knop m.
Selecteer [Maak autom.] en druk
op de knoppen qr om een interval
te selecteren.
Selecteer [Tijd] en druk vervolgens op
de knoppen qr om een tijd in te stellen.
De nieuwe map wordt gemaakt op de
ingestelde dag en tijd. Opnamen die na
deze datum worden gemaakt, worden
in de nieuwe map opgeslagen.
De functie Beeldomkeren uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen
die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal
weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Beeldomkeren] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 25). U kunt
deze tijd wijzigen in [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
111
Als u de modusschakelaar op 4 zet en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 46).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Als de camera niet kan scherpstellen als er te weinig licht is en u de
sluiterknop half indrukt, gaat automatisch het lampje branden om te
helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 124125).
Opnamefuncties aanpassen
Opnamefuncties aanpassen
112
De weergaveduur van het beeld wijzigen
U kunt meteen nadat u foto’s hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto
wijzigen.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Als u [Uit] selecteert, wordt het beeld niet
weergegeven.
Als u [Vastzetten] selecteert, wordt
het beeld weergegeven totdat u de
sluiterknop half indrukt.
De beeldinformatie wijzigen die na de opname
wordt weergegeven
U kunt de beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven.
Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede
van 3:2, om het afdrukbare gebied voor L-formaat of een briefkaart aan
te duiden.
[Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Details
voor gedetailleerde
beeldinformatie (p. 43).
Focus
check
het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure
is hetzelfde als in “De focus
controleren” (p. 93).
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Gebieden buiten de uitsnede
van 3:2 worden grijs weergegeven.
Dit gebied wordt niet afgedrukt
als u afdrukt op papier met een
verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
Opnamefuncties aanpassen
113
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
In de modus kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven,
zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat
ook de gedeelten in de grijze gebieden.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm,
waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt
controleren en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera
op een statief plaatst.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
114
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken
op de knop 1 (p. 46).
Het beeld selecteren dat als eerste wordt
weergegeven
Selecteer [Ga verder] en gebruik de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De afspeelfuncties aanpassen
Laatst gezien
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste foto
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
115
Nuttige informatie
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het gebruik van de
voedingsadapterset (los verkrijgbaar), tips voor het oplossen van
problemen en lijsten met functies. Verder vindt u aan het einde
de index.
9
116
Als u de voedingsadapterset ACK-DC40 (los verkrijgbaar) gebruikt, kunt
u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het
batterijniveau.
Plaats de koppeling.
Open het klepje (p. 14) en plaats
de gelijkstroomkoppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje (p. 15).
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor
kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
117
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
U hebt de ON/OFF-knop ingedrukt, maar er gebeurt niets.
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 14).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is
gesloten (p. 15).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij een aantal keren opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel
vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 15).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de
televisie (p. 95).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk tijdens het afspelen (p. 25) de sluiterknop half in (p. 21).
Het scherm staat uit.
Druk op de knop
l
(p. 42).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere
omstandigheden (p. 44).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd,
maar wel in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm
donkerder worden.
Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk
(paarsachtig rood) verschijnen op het scherm.
Het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te
maken (p. 24).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 55).
Stel [IS modus] in op [Aan] (p. 113).
Stel de flitser in op
h
(p. 62).
Verhoog de ISO-waarde (p. 68).
Bevestig de camera op een statief.
Tips voor het oplossen van problemen
Tips voor het oplossen van problemen
118
Het beeld is wazig.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en maak vervolgen een
opname (p. 21).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 128).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 111).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 73, 77).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet
en stelt de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 62).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 67).
Pas de helderheid aan met de i-Contrast functie (pp. 81, 100).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 79).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op ! (p. 55).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 67).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 79).
Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 24).
Verhoog de ISO-waarde (p. 68).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 62).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 62).
Stel de flitser in op ! (p. 55).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere
voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 68).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 55).
Ogen worden rood weergegeven (p. 82).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 111). Als u opnamen maakt met de flitser, licht
de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer
1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen
te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp
kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of
dichter bij het onderwerp gaat staan.
Het beeld in de zoeker kan verschillen van de opname. (p. 73)
Het verschil is groter wanneer het onderwerp dicht op de lens zit.
Tips voor het oplossen van problemen
119
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt
traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 49).
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus.
Raadpleeg “Beschikbare functies per opnamemodus” (p. 122).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 30).
‘!’ verschijnt op het LCD-scherm en de opname wordt automatisch
beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 49).
Gebruik een lagere resolutie (p. 86).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden.
Zoomfunctie werkt niet.
U kunt tijdens het opnemen wel de digitale zoom, maar niet de optische zoom
gebruiken (p. 87).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding
voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 20).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Kaders kunnen verdwijnen en audio kan worden onderbroken wanneer u een
film afspeelt op een computer met onvoldoende systeembronnen.
120
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van
de volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting (p. 14).
Kaart op slot!
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat
in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 16).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd
of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste
richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 14).
Geheugenkaart fout (p. 49)
Als dit foutbericht verschijnt terwijl u een geformatteerde (p. 49) geheugenkaart
gebruikt, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat
er mogelijk een probleem is met de camera.
Geheugenkaart vol
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken
(pp. 22, 51, 61, 75) of beelden te bewerken (pp. 99101). Wis de beelden
(pp. 26, 97) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege
geheugenkaart (p. 14).
Vervang\Verwissel accu. (p. 13)
Geen beeld.
Er zijn in het geheugen geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 96)
Onbekend beeld/Incompatibele JPEG/Beeld te groot./RAW
Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen
niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Niet
selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 94), te roteren (p. 98),
te bewerken (pp. 99101) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 102).
Beelden die op een computer zijn bewerkt, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, gedraaid, bewerkt of aan een afspeellijst worden toegevoegd.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 94) of bewerkt (pp. 99101).
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
121
Teveel markeringen.
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer
minder beelden dan 998 (p. 102).
Kan niet voltooien!
Afdrukinstellingen kunnen niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal
instellingen kleiner en probeer het opnieuw (p. 102).
Fout in benaming.
De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 109). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 109)
of formatteer de geheugenkaart (p. 20).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden gedownload of afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Steek de grote kabelstekker in de kaartsleuf van de printer of af te drukken.
Lens fout, herstart camera
Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit en weer aan te zetten (p. 40). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de lens.
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of
als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit en weer aan te zetten (p. 40).
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem
is met de camera.
122
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
A
GIF
Flitser (pp. 55, 62, 80)
{{{
*1
{{
*1
{
——
{{{{
Scherpstelzone (p. 63)
Volledig bereik
{
——
{{{
{{{
{{{
Belichtingscompensatie (p. 67)/Belichting (p. 87)
{{{
Zelfontspanner (pp. 59, 60, 71, 72)
{{{{
{{{{
{{{{
*
2
{{{{
AF lock (p. 77)
{
——
Belichtingsvergrendeling (pp. 79, 87)/flitsbelichtingsvergrendeling (p. 80)
{
——
Weergave op een tv (p. 71)
{{{{
Informatieweergave (p. 42)
Informatieweergave
{{{{
Geen informatieweergave
{{{{
Display uit
{{{{
Menu FUNC.
ISO-waarde (p. 68)
{{{{
{
——
Wit Balans (p. 69)
{{{{
{
——
Transport mode (p. 67)
{{{{
{{{
My Colors (p. 70)
{
——
Lichtmeetmethode (p. 79)
{{{{
{
——
Beeldkwaliteit (compressieverhouding) (p. 65)
{{{{
Resolutie (pp. 65, 86)
{{{{
——
*1
wanneer er wordt geflitst
*2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
*3 ISO3200 (p. 54) is standaard ingesteld.
*4 is standaard ingesteld. *5 is niet selecteerbaar.
h
!
e
u
"
ÒÎ
$
S
W
Beschikbare functies per opnamemodus
123
4
E
VHUt wSyOP Z R
{{*1 {{ {{ ——
{{*1 *1 {{{{{ ——
——————————
{{{{{{{{{{ { {
——————————
{{{{{{{{{{ { {
{ ——{{{{{{ { { {
{ ——{{{{{{ { {
{{{{ {{{{{ {{
{{{{{{{{{{ { { {
{{{ {{{{{{ { {
{{{{{{{{{{ { { {
{{{{{{{{{{ { {
————{ ————— {{
—————————— {
{{{{{{{{{{ { { {
{{{{{{{{{{ { { {
{{{{{{{{{{ { { {
{{{{{{{{{{ { ——
Menu FUNC.
{{{{ {{{{{
*3
{{
————{ ————— {
{{{{{{{{{{ { { {
————{ ————— {{
{{{{{{{{{{ { {
{{{{{{{{{{ { {
————{ ————— {{
{{{{{{{{{{ { { {
—————————— {
{{{{{{{{{{ { {
{{{{{{{{{{ *4 *5
————{ ————— {
{ Selecteerbaar of automatisch geselecteerd – Niet selecteerbaar
124
4 Opnamemenu
Menu’s
Opnamemodi
Functie
A
GIF
AF Frame (p. 76)
Gezichts-AiAF
{{{ {
Centrum
{{ {
AF kader afm. (p. 76)
Normaal/Klein
{ ——
Digitale Zoom (p. 56)
Standaard/Uit
{{{ {
Digitale Tele-converter (1,4x/2,3x)
{{{ {
AF-Punt Zoom (p. 78) Aan/Uit
{{{ {
AF-hulplicht (p. 111) Aan/Uit
{{{ {
Flits Instellingen (p. 82)
Rode ogen Aan/Uit
{{{ {
Lamp Aan Aan/Uit
{{{ {
i-Contrast (p. 81) Uit/Auto
*3 { ——
Bekijken (p. 112) Uit/2 – 10sec./Vastzetten
{{{ {
terugkijken (p. 112) Uit/Details/Focus check
{{{ {
Disp. Sjabloon (p. 112)
Uit/Raster
{{{ {
Uitsnede/Beide
{{{ {
IS modus (p. 113)
Continu/Uit
*1 {{ {
Opname/Pan
{{ {
Datum stempel (p. 58) Uit/Datum/Datum & Tijd
{{{ {
*1 Altijd [Aan]. *2 Beschikbaar als h is geselecteerd. *3 wanneer er wordt geflits.
Menu’s
125
4
E
VHUt wS yOPZ R
{{ { {{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{
—— ———— ———
{{ { {{{{ { {{—*1 {
{{ { {{{{ { {{——
{{ { {{{{ { {{{ ——
{{ { {{{ *2 {{{ { {
{{ { {{{ { {{——
{{ { {{{ { {{——
—— ———— ———
{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{
{{ { {{{{ { {{ {
{ Selecteerbaar of automatisch geselecteerd – Niet selecteerbaar
Menu’s
126
3 Menu Instellen
1 Menu Afspelen
Item Opties/overzicht Ref. pag.
mute Aan/Uit* p. 47
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 47
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 50
opstart scherm Aan*/Uit p. 108
Formatteren
Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle
gegevens
pp. 20, 49
Bestandnr. Continu*/Auto reset p. 109
Maak folder Maak nieuwe folder/Maak autom.
pp. 109, 110
Beeldomkeren Aan*/Uit p. 110
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 110
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min.
pp. 44, 108
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 18
Video Systeem NTSC/PAL p. 95
Taal Selecteer de weergegeven taal. p. 19
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 48
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Dia Show Beelden en films automatisch afspelen. p. 92
i-Contrast Donkere delen van beelden corrigeren. p. 100
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in beelden corrigeren. p. 101
Veranderen
Grootte van beelden veranderen en nieuwe
beelden opslaan.
p. 99
Beveilig Beelden en films beveiligen. p. 96
Roteren Beelden en films roteren. p. 98
Alles wissen Wist alle niet-beveiligde beelden en films. p. 97
Ga verder Laatst gez.
*
/Laatste f. p. 114
Overgang /
*
/ p. 94
* Standaardinstelling
Menu’s
127
2 Menu Afdrukken
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Print Afdrukscherm weergeven. p. 27
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 103
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 104
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 104
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 102
128
Effectieve pixels in camera . . . . . . . .Ongeveer 10 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 10,3 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6,2 (G) – 18,6 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik:
35 (G) – 105 (T) mm
f/2,8 (W) – f/4,9 (T)
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 12x)
Optische zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .Real-image zoom zoeker
LCD-scherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2,5 inch type LCD-kleurenscherm (TFT)
ongeveer 230000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . .Gezicht AiAF/Centrum
Scherpstelbereik
(vanaf de voorkant van de lens). . . . .Automatisch: 3cm – oneindig,
Normaal: 30 cm – oneindig,
Oneindig: 3 m – oneindig
Macro: 3 – 50 cm – (W)/
30 – 50 cm – (T)
Digitale Macro: 3 – 10 cm
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig
Sluiter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Mechanische sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 – 1/1500 sec.
15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . .Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . .± 2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde
(Standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex). . . . . . .Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600
Wit Balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht,
TL licht H, Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Aan, Slow sync, Uit
* De instellingen Rode ogen red./Rode-Ogen
Corr./Slow sync zijn onbeschikbaar
Bereik ingebouwde flitser. . . . . . . . . .30 cm – 4,2 m (W)/
30 cm – 2,4 cm – (T)
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, programma automatische belichting,
Portret, Night Snapshot, Kinderen & dieren,
Binnen, Zonsondergang, Vuurwerk, lange
sluitertijd, Strand, Onder water, Aquarium,
Flora, Sneeuw, ISO3200, Digitale Macro, Film.
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 1,4 beelden/sec
Zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 10 sec./ongeveer 2sec. vertraging,
Zelfontspanner, Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Uit/Auto
Specificaties
Specificaties
129
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design Rule for Camera File system-
ontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto’s: Exif 2,2 (JPEG)
Films: AVI (beeldgegevens: Motion JPEG;
audiogegevens: WAVE (monaural))
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Fijn, Normaal
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto’s). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoog: 3648 x 2736 pixels
Normaal 1: 2816 x 2112 pixels
Normaal 2: 2272 x 1704 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 3648 x 2048 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
640 x 480 pixels, (30 beelden/sec. LP)
320 x 240 pixels, (30 beelden/sec.)
Aantal mogelijke opnamen . . . . . . . .LCD-scherm aan: ongeveer 260 beelden
(op basis van gestandaardiseerde CIPA-meting)
LCD-scherm uit: Ongeveer 700 beelden
Geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kwantisering: 16 bit
Samplingfrequentie: 44,100kHz
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film afspelen, Vergroot
focus, Indexweergave, Vergrote weergave,
Springen, Diashow
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveiligen, Roteren, Veranderen,
i-Contrast, Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . compatibel met PictBridge
Interface. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hi-Speed USB (speciale connector (vrouwelijk)
met geïntegreerd type digitale audio en video*)
*compatibel met mini-B
Video-/audiosignaal (NTSC en PAL mogelijk,
monogeluid)
Communicatie-instellingen. . . . . . . . . MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Batterij NB-6L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC40
Bedrijfstemperaturen . . . . . . . . . . . . .0 – 40°C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende
onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88,5 x 54,8 x 21,8 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing) . .Ongeveer 120 g
Specificaties
130
Batterij NB-6L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V DC
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1000 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40°C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34,4 × 41,8 × 6,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 21 g
Batterijlader CB-2L/2LYE
Nominaal ingangsvermogen . . . . . . .100 – 240 V AC (50/60 Hz),
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . .4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 1 uur en 55 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40°C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58,6 × 86,4 × 24,1 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 70 g (CB-2LY)
Ongeveer 61 g (CB-2LYE) (exclusief netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
Het eindproduct of de buitenkant kan afwijken van dit verslag.
131
Apparatuur
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die
sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke
magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm
of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of
een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde
helpdesk voor klantondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor
het Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen
voordat u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht.
Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met
uw hand of met metalen objecten.
Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie,
luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische
elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
Voorzorgsmaatregelen
132
A
Aansluiting.................................. 27, 95, 116
Aantal opnamen....................................... 13
Accessoires.............................................. 36
AE-vergrendeling...................................... 79
AF J Autofocus
AF lock ..................................................... 77
Afdrukken ................................................. 27
AF-kader................................................... 23
Afspeelknop.............................................. 25
Afspelen J Bekijken
Alle beelden wissen.................................. 97
Alles wissen.............................................. 97
Apparatuur
De camera vasthouden......................... 11
Standaardinstellingen ........................... 48
Aquarium (modus voor
speciale opnamen)................................... 54
AV-kabel............................................... 2, 95
B
Batterij
Batterijlader................................. 2, 12, 38
Datum/tijd-batterij.................................. 18
Herladen ............................................... 12
Oplaadlampje........................................ 13
Beeld
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen..................................... 26
Beveilig ................................................. 96
Beelden
Bewerken J Bewerken
Beelden downloaden naar
een computer ........................................... 32
Beelden weergeven op een tv.................. 95
Beelden wissen........................................ 26
Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 65
Bekijken (Afspelen)
Beelden weergeven op een tv .............. 95
Diavoorstelling ...................................... 92
Enkelvoudige weergave........................ 25
Indexweergave...................................... 90
Vergrote weergave................................ 94
Belichting
AE-vergrendeling .................................. 79
Correctie ............................................... 67
FE-vergrendeling .................................. 80
Bestandsnummer ................................... 109
Bewerken
i-Contrast ............................................ 100
Rode-Ogen Corr. ................................ 101
Roteren ................................................. 98
Veranderen (Het formaat van
beelden veranderen)............................. 99
Binnen (modus voor speciale opnamen).. 53
Breedbeeld (Resolutie)....................... 65, 66
Briefkaartformaat...................................... 66
C
Camerabeweging ............................. 55, 113
Compressieverhouding J Beeldkwaliteit
(compressieverhouding)
Continu-opnamen maken......................... 67
D
Datum en tijd
Toevoegen aan beeld ........................... 58
Wijzigen ................................................ 18
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd
Datum/tijd-batterij.................................. 18
Diavoorstelling.......................................... 92
Digitaal inzoomen..................................... 56
DIGITAL CAMERA Solution Disk......... 2, 33
Digitale Macro (modus voor
speciale opnamen) ................................... 64
Digitale Tele-converter ............................. 57
Direct Print................................................ 28
DPOF ..................................................... 102
E
Extra flitser ............................................... 38
Index
Index
133
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling...................................... 80
Film
Geschatte opnametijden ....................... 30
Films
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ............. 86
Bekijken (Afspelen) ............................... 31
Opnametijd............................................ 86
Resolutie ............................................... 86
Flitser
Aan........................................................ 62
Extra flitser ............................................ 38
Uit.......................................................... 55
Flora (modus voor special opnamen)....... 54
Focus
AF-kader ............................................... 23
AF-Punt Zoom....................................... 78
Modus AF Frame .................................. 76
Focus check ............................................. 93
Focusvergrendeling.................................. 73
Formatteren (geheugenkaart)................... 20
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 120
FUNC.
Basishandelingen.................................. 46
G
Geheugenkaart................................... 14, 16
Aantal mogelijke opnamen.................... 66
Geheugenkaarten
Beschikbare opnamen .......................... 16
Formatteren........................................... 20
Geluid ....................................................... 47
Gezicht AiAF............................................. 76
Gezicht-zelfontspanner............................. 60
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2
Histogram ................................................. 44
Hoge snelheid (ISO)................................. 68
I
i-Contrast.......................................... 81, 100
In het buitenland gebruiken ...................... 13
Interfacekabel ................................. 2, 27, 33
ISO3200 (modus voor
speciale opnamen) ................................... 54
ISO-waarde .............................................. 68
K
Kinderen & dieren (modus voor
speciale opnamen) ................................... 53
Krachtige flitser......................................... 38
L
Lampje................................ 40, 41, 111, 112
Lange sluitertijd ........................................ 83
Lange sluitertijd (modus voor
speciale opnamen) ................................... 83
LCD-scherm J Scherm
Lichtmeetmethode .................................... 79
Lichtnet................................................... 116
M
Macro........................................................ 63
Menu
Lijst...................................................... 124
Menu FUNC.
Basishandelingen.................................. 45
Lijst...................................................... 122
MMCplus/HC MMCplus-kaart J
Geheugenkaart
Modusschakelaar ..................................... 40
MultiMediaCard J Geheugenkaart
My Colors ................................................. 70
N
Night Snapshot (modus voor
speciale opnamen) ................................... 52
O
ON/OFF-knop........................................... 40
Onder water (modus voor
speciale opnamen) ................................... 54
Oneindig ................................................... 63
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Index
134
Opnamen maken via een tv ..................... 71
Overgang.................................................. 94
Overzicht van de onderdelen ................... 40
P
PictBridge................................................. 27
Polsriem J Riem
Portret (modus voor
speciale opnamen)................................... 52
Printer................................................. 27, 28
Programma automatische belichting........ 62
R
Raster..................................................... 112
Resolutie (beeldgrootte)........................... 65
Riem..................................................... 2, 11
Rode ogen
Automatische correctie ......................... 82
Correctie ............................................. 101
Reductie.............................................. 111
Roteren..................................................... 98
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ...................................... 42, 43
Informatieweergave .............................. 42
Menubediening ............................... 45, 46
Taal van LCD-scherm........................... 19
SD/SDHC-kaart J Geheugenkaart
Sepiakleurig.............................................. 70
Sjabloon weergeven............................... 112
Sluiterknop ............................................... 21
Sneeuw (modus voor
speciale opnamen)................................... 54
Software
Beelden downloaden naar
een computer........................................ 32
DIGITAL CAMERA Solution Disk...... 2, 33
Startershandleiding................................. 2
Spaarstand............................................... 44
Spaarstand............................................ 44
Speciale omstandigheden........................ 52
Standaardinstellingen............................... 48
Strand (modus voor speciale opnamen) .. 53
T
Taal van LCD-scherm .............................. 19
Toon (witbalans)....................................... 69
U
U denkt dat er een probleem is .............. 117
Uitsnede ................................................. 112
V
Veranderen (Het formaat van
beelden veranderen) ................................ 99
Vergrote weergave................................... 94
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset ......................... 38, 116
Vuurwerk (modus voor
speciale opnamen) ................................... 53
W
Waterdichte behuizing.............................. 38
Witbalans.................................................. 69
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner................. 59
2 seconden-zelfontspanner................... 71
Gezicht-zelfontspanner......................... 60
Vertraging en aantal
opnamen wijzigen ................................. 72
Zonsondergang (modus voor
speciale opnamen) ................................... 53
Zoomen ........................................ 22, 29, 56
Zwart-witfoto's .......................................... 70
135
Wanneer u uw camera wilt weggooien, moet u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij verwijderen voor recyclen volgens de lokale wetgeving.
Draai de schroeven van de
behuizing los (6).
Verwijder de voor- en
achterkant en trek de
microfoon eruit .
Draai de camera om en verwijder
de sluiterknop-eenheid door
deze aan de achterkant los
te wrikken . Verwijder
vervolgens de batterij .
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Raak de flitser nooit aan!
Raak het gebied dat in de
afbeelding is gemarkeerd nooit
aan. U kunt hier een zware
elektrische schok van krijgen.
Verwijder de behuizing van de camera alleen om de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen voor recycling voordat u de camera weggooit.
CEL-SM9TA280 © CANON INC. 2009
Informatie over handelsmerken
Het SDHC-logo is een handelsmerk.
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in
deze handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen
opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die
wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet
aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde
gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding NEDERLANDS • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door. • Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen. De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neemt u contact op met de leverancier van het product. Camera Batterij NB-6L (met kapje) Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE Interfacekabel IFC-400PCU AV-kabel AVC-DC400 Polsriem WS-DC7 DIGITAL CAMERA Solution Disk Canon garantiesysteemboekje Aan de slag DIGITAL CAMERA Manuals Disk Raadpleeg ook de handleidingen op de cd-rom Canon DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basisfunctie onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om meer ingewikkeldere foto's te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een printer en wilt afdrukken. • Startershandleiding Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een computer. Hierin wordt uitgelegd hoe u de software die op de bijgeleverde DIGITAL CAMERA Solution Disk staat, installeert en gebruikt. • U kunt de bijgeleverde geheugenkaart gebruiken om uw nieuwe camera uit te proberen en een aantal proefopnamen te maken. • Voor het weergeven van de PDF-handleidingen moet het programma Adobe Reader zijn geïnstalleerd. Microsoft Word Viewer 2003 kan worden geïnstalleerd om Word-handleidingen weer te geven (alleen het Midden-Oosten). Als deze software niet op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar de volgende website en downloadt u de software: http://www.adobe.com (voor PDF-bestanden) http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-bestanden) 2 Lees dit eerst Proefopnamen Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera wordt geleverd voor meer informatie over de garantie voor de camera. Als u contact wilt opnemen met medewerkers van Canon Klantenservice, raadpleegt u het Canon garantiesysteemboekje. LCD-scherm Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. Geheugenkaarten De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . . 22 ● Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 – 54 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 52) F Bij nacht (p. 52) V Kinderen en dieren (p. 53) Landschapsopnamen maken U Gebladerte (p. 54) Diverse andere opnamen maken Binnen (p. 53) t Vuurwerk (p. 53) P In de sneeuw (p. 54) O Zonsondergangen (p. 53) H w Op het strand (p. 53) y Aquarium (p. 54) S Onder water (p. 54) Z Weinig licht (p. 54) ● Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 60, 76 ● Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden (flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 ● Foto’s maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 60 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 58 ● Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 63 ● Close-ups maken van onderwerpen met de zoomfunctie (digitale macro-opnamen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 ● Sepiakleurige of zwart-witfoto’s maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 ● De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 65 ● Continu foto’s maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 ● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt (beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 4 Wat wilt u doen? ● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt, ook bij weinig licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . 54, 68 ● Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . 81 ● Opnamen maken met behulp van de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . 73 Weergeven 1 ● De foto’s bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 ● Foto’s automatisch afspelen (diashow). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 ● Foto’s bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 ● Snel foto’s zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90, 91 ● Foto’s wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 97 ● Foto’s beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . . 96 Films maken en bekijken E ● Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 ● Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Print 2 ● Snel en gemakkelijk foto’s afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Opslaan ● Foto’s opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Overige 3 ● Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 ● De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 5 Inhoudsopgave De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren............................. 2 Lees dit eerst............................................... 3 Wat wilt u doen?.......................................... 4 Veiligheidsvoorschriften .............................. 8 Low Level Format van geheugenkaart ...... 49 De helderheid van het scherm wijzigen..... 50 1 Aan de slag ............................11 4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden .................................... 52 ! De flitser uitzetten ................................ 55 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) ....................................... 56 Datum en tijd aan de opname toevoegen .............................................. 58 Ò De zelfontspanner gebruiken ............... 59 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken ............................................... 60 De batterij opladen .................................... 12 De batterij en geheugenkaart plaatsen ..... 14 De datum en tijd instellen.......................... 17 De taal van het scherm instellen ............... 19 Geheugenkaarten formatteren .................. 20 De sluiterknop indrukken........................... 21 A Foto’s maken .................................. 22 1 Beelden bekijken................................. 25 Beelden wissen ......................................... 26 Beelden afdrukken .................................... 27 E Films opnemen.................................... 29 Films bekijken............................................ 31 Beelden downloaden naar een computer ................................................ 32 Accessoires............................................... 36 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 38 2 Meer informatie......................39 Overzicht van de onderdelen .................... 40 Informatieweergave op het scherm........... 42 De functie Spaarstand (Automatisch Uit) ................................... 44 Menu m FUNC. – Basishandelingen ...... 45 Menu n – Basishandelingen ........... 46 De geluidsinstellingen wijzigen.................. 47 De standaardinstellingen van de camera herstellen .................................. 48 6 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies...........51 4 Zelf instellingen selecteren...61 G Opnamen maken met automatische belichting................................................ 62 h De flitser aanzetten ............................... 62 u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) .............................................. 63 e Close-ups maken (Macro).................... 63 R U kunt heel ver inzoomen op onderwerpen. (digitale macro) ............... 64 De resolutie wijzigen. (beeldgrootte) ......... 65 De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen .................................................. 65 b De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)....................... 67 W Continu-opnamen................................ 67 De ISO-waarde wijzigen............................ 68 De Wit Balans aanpassen ......................... 69 Inhoudsopgave De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)...............................70 Opnamen maken via een tv....................... 71 Î Opnamen maken met de 2 seconden -zelfontspanner................... 71 $ De zelfontspanner aanpassen ............. 72 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling.....................73 Opnamen maken met behulp van de zoeker......................................... 73 5 Haal meer uit uw camera ... 75 De modus AF Frame wijzigen ................... 76 % Opnamen maken met AF lock ............77 Het autofocuskader vergroten ................... 78 De meetmethode wijzigen ......................... 79 & Opnamen maken met AE-vergrendeling ...................................79 ( Opnamen maken met FE-vergrendeling....................................80 … Opnamen maken met Slow Synch ...... 80 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast)........................... 81 Œ Rode-Ogen Corr.................................. 82 ≈ Opnamen met lange sluitertijd maken..83 6 Diverse functies voor het opnemen van films....... 85 De beeldkwaliteit wijzigen..........................86 AE-vergrendeling/belichting....................... 87 Overige opnamefuncties............................ 87 Afspeelfuncties .......................................... 88 7 Afspeelfuncties en andere functies gebruiken.............. 89 g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (Indexweergave) ............90 d Naar beelden zoeken in de springweergave......................................91 . Diavoorstellingen bekijken ....................92 De focus controleren .................................93 k Beelden vergroten................................94 + Beeldovergangen wijzigen ...................94 Beelden weergeven op een tv ...................95 : Opnamen beveiligen ..........................96 / Alle beelden wissen..............................97 \ Beelden roteren....................................98 = Het formaat van beelden veranderen .............................................99 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast).........................100 ] Het rode-ogeneffect corrigeren...........101 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) ................................102 8 De camera aanpassen ...... 107 Functies aanpassen ................................108 Opnamefuncties aanpassen....................111 De afspeelfuncties aanpassen ................114 9 Nuttige informatie ............. 115 Aansluiten op het lichtnet ........................116 Tips voor het oplossen van problemen....117 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ...................120 Beschikbare functies per opnamemodus .....................................122 Menu’s .....................................................124 Specificaties ............................................128 Voorzorgsmaatregelen ............................131 Index........................................................132 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen................................................135 7 Veiligheidsvoorschriften • Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt. Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die u gebruikt. Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel Waarschuwing of levensgevaar. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. Waarschuwing Camera • Kijk niet door de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon). Hierdoor kan uw gezichtsvermogen worden aangetast. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts. • Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding. • Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners om de apparatuur schoon te maken. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Gebruik van andere energiebronnen kan elektrische schokken of brand veroorzaken. 8 Veiligheidsvoorschriften Batterij, batterijlader • Gebruik alleen de aanbevolen batterijen. • Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur. • Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen. • Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische hulp inschakelen. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden. • Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen zware voorwerpen op het snoer. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Andere waarschuwingen • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd’s, kunt u de luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Voorzichtig • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken. • Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte capaciteit van het stopcontact of de bekabelingsaccessoires overstijgt. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker beschadigd is, of als de stekker niet volledig in het stopcontact is gestoken. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. • Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen ook de behuizing vervormen. 9 Veiligheidsvoorschriften • Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader. Dit kan elektrische schokken, brand of andere schade veroorzaken. Voorzichtig • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor (CCD) beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. • Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding de flitser bedekken. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Wanneer u de camera niet gebruikt, moet u de batterij verwijderen en opslaan. Als u de batterij in de camera laat zitten, kan er schade ontstaan door lekkage. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie. • Houd de batterij buiten bereik van huisdieren. Als er in de batterij gebeten wordt kan er lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel. • Ga niet in een stoel zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Let erop dat er geen harde voorwerpen in contact komen met het LCD-scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. 10 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en afdrukken van de gemaakte foto’s. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/De camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken. Riem 11 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Verwijder het klepje. Plaats de batterij. ● Zorg dat de markeringen S op de batterij overeenkomen met de markeringen op de lader en plaats vervolgens de batterij door deze naar binnen en naar beneden te schuiven. Laad de batterij op. ● Voor CB-2LY: kantel de stekker naar buiten en steek deze in een stopcontact . ● Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek de andere stekker in een stopcontact. X Het oplaadlampje gaat rood branden en het opladen begint. ● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 1 uur en 55 minuten. Verwijder de batterij. ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen en omhoog te schuiven. Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. 12 De batterij opladen Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt Aantal opnamen LCD-scherm aan.* LCD-scherm uit. 260 opnamen 700 opnamen 6 uur Afspeeltijd (uren) * Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • In sommige omstandigheden kunnen er wellicht minder opnamen worden gemaakt. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading van de batterij aan te geven. Weergave Betekenis Goed. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (knippert rood) Bijna leeg. “Vervang\Verwissel accu.” Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de lader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering S zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren. Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt. Koop dan een nieuwe batterij. 13 De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart in de camera. Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● U kunt geen opnamen maken als de kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten en omhoog om het te openen. Plaats de batterij. ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting inbrengt, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Aansluitpunten 14 De batterij en geheugenkaart plaatsen Sluit het klepje. ● Sluit het klepje binnen en schuif het naar totdat het vastklikt. De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij. ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart. ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. 15 De batterij en geheugenkaart plaatsen Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart 2 GB 8 GB Aantal opnamen 749 2994 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus (p. 22) staat. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt Compatibele geheugenkaarten • • • • • SD-geheugenkaarten SDHC-geheugenkaarten MultiMediaCards MMCplus-geheugenkaarten HC MMCplus-geheugenkaarten Wat is een ‘schuifje voor schrijfbeveiliging’? SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een ‘schuifje voor schrijfbeveiliging’. Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. 16 De datum en tijd instellen Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen op om een waarde in te stellen. Kies de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt. 17 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Volg stap 2 en 3 op p. 17 om de instelling te wijzigen. ● Druk op de knop n om de menu’s te sluiten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 38), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en de tijd in te stellen. 18 De taal van het scherm instellen U kunt de taal van de menu’s en berichten die op het LCD-scherm worden weergegeven, wijzigen. Schakel de afspeelmodus in. ● Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm. ● Houd de knop m ingedrukt en druk op de knop n . Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het taalmenu gesloten. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op de knop n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 19 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. X Als het formatteren is voltooid, verschijnt het menuscherm weer. Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat persoonlijke informatie wordt verspreid. De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. 20 De sluiterknop indrukken De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto. Druk de sluiterknop half in (zachtjes drukken tot de eerste stop). X De camera stelt automatisch de focus in en selecteert de overige instellingen voor een opname, zoals de helderheid. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. Druk de sluiterknop helemaal in (tot de tweede stop). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 21 A Foto’s maken De camera kan het onderwerp en de omstandigheden bepalen, waardoor alle geschikte instellingen voor de situatie automatisch worden geselecteerd, en u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om het beeld vast te leggen. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, en de kleur en helderheid optimaal instellen. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het opstartgeluid klinkt en het opstartscherm verschijnt. ● Wanneer u de ON/OFF-knop nogmaals indrukt, wordt de camera uitgeschakeld. Kies de modus A. ● Zet de modusschakelaar op A. ● Wanneer u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera een zacht geluid terwijl de omgeving wordt bepaald. X De camera stelt scherp op het onderwerp dat het hoofdonderwerp lijkt te zijn en geeft het pictogram voor de omgeving in de linkerbovenhoek van het scherm weer. X Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht dat als het hoofdonderwerp wordt beschouwd. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. X Zelfs als de gezichten bewegen, volgt het kader het gezicht binnen een bepaalde afstand. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. 22 A Foto’s maken Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen (oranje indien er wordt geflitst). X Groene AF-kaders geven aan waarop de camera is scherpgesteld. X Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. AF-kaders Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X Het lampje knippert groen terwijl het beeld wordt opgeslagen op de geheugenkaart. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. Wat als... • Het scherm wordt niet geactiveerd wanneer u de camera aanzet. Druk op de knop l om het scherm aan te zetten. • De camera maakt geen enkel geluid. Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Selecteer vervolgens het tabblad 3 en vervolgens de optie [mute]. Gebruik de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 23 A Foto’s maken • Het beeld is donker terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname. Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 4,2 m met een maximale groothoekinstelling, en ongeveer 30 cm – 2,4 m met een maximale telelens. • Knippert het indicatielampje oranje en piept de camera slechts eenmaal wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is te dichtbij. Wanneer de camera op de maximale groothoek is ingesteld, moet u op een afstand van 3 cm of meer van uw onderwerp gaan staan. Beweeg naar een afstand van ongeveer 30 cm of meer van het onderwerp af wanneer u een maximale telelensinstelling gebruikt. • Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt. Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken. Wanneer het opladen van de flitser begint, gaat het flitspictogram knipperen. U kunt foto’s maken zodra de flitser is opgeladen. Omgevingspictogrammen De camera geeft een pictogram weer voor de omgeving die is vastgesteld, stelt vervolgens automatisch scherp op het onderwerp en selecteert de optimale instellingen voor helderheid en kleur. Achtergrond Onderwerp Helder Tegenlicht Inclusief blauwe luchten Donker Zonsondergangen Tegenlicht Mensen Wanneer u een statief gebruikt * – Andere onderwerpen dan mensen Landschappen * Onderwerpen sluiten Pictogram achtergrondkleur – Grijs Lichtblauw Oranje – Donkerblauw * Wordt weergegeven wanneer de camera op een statief staat. In sommige omstandigheden komt het weergegeven pictogram niet overeen met de omgeving. Dit kan voorkomen bij oranje of blauwe achtergronden (bijvoorbeeld een muur), waarbij dan het pictogram ‘Blauwe luchten’ wordt weergegeven en u mogelijk niet met de juiste kleuren kunt opnemen. Als dit gebeurt, kunt u proberen opnamen te maken in de modus G (p. 62). 24 1 Beelden bekijken U kunt uw opnamen op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op de knop q drukt, doorloopt u de beelden in de omgekeerde volgorde van opname. ● Als u op de knop r drukt, doorloopt u de beelden in de volgorde van opname. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Als u op 1 drukt terwijl de lens is uitgeschoven, keert het opnamescherm terug. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. Als u op 1 drukt met de lens ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. De afspeelmodus in- en uitschakelen Als u op 1 drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera ingeschakeld in de afspeelmodus. Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Als u de sluiterknop half indrukt met de camera in de afspeelmodus, keert het opnamescherm terug. 25 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr om het te wissen beeld weer te geven. Wis het beeld. ● Druk op de knop p. X [Wissen?] verschijnt. ● Druk op de knoppen qr om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u wilt afsluiten in plaats van wissen, drukt u op de knoppen qr om [Stop] te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. 26 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar). Benodigdheden • Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar) • Interfacekabel meegeleverd bij de camera (p. 2) Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X wordt weergegeven. 27 Beelden afdrukken Selecteer het beeld dat u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr om het beeld te selecteren. Druk de beelden af. ● Druk op de knop m. ● Gebruik de knoppen op om [Print] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor de beste opties voor afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers (los verkrijgbaar) Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridgecompatibele printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Compact Photo Printers (SELPHY-series) Inkjetprinters Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. 28 E Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Kies de modus E. ● Zet de modusschakelaar op E. Opnametijd Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. 29 E Films opnemen Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnt [ Rec.] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. Verstreken tijd ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik behalve de sluiterknop geen andere knoppen. Anders wordt het geluid van die knoppen in de film opgenomen. Microfoon Stop de opname. ● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in. X De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X Het lampje knippert groen en de film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Geschatte opnametijden Geheugenkaart 2 GB 8 GB Opnametijd 16 min. 0 sec. 1 u. 3 min. 57 sec. • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. Bij stap 1 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken. • Het opnemen wordt automatisch gestopt wanneer het bestandsformaat 4 GB is of de opnametijd ongeveer 1 uur bedraagt. 30 Films bekijken U kunt uw films op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. X verschijnt op het filmscherm. Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr om een film te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het filmbedieningspaneel verschijnt op het scherm. Speel de film af. ● Druk op de knoppen qr om te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De film wordt afgespeeld. ● U kunt het afspelen van de film pauzeren en hervatten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. ● Na het einde van de film verschijnt . 31 Beelden downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden. Systeemvereisten Hoewel dit de aanbevolen systeemvereisten zijn, worden niet alle computerfuncties gegarandeerd. Windows OS Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de harde schijf Weergave Windows Vista (inclusief Service Pack 1) Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3 Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Pentium 1,3 GHz of hoger Windows Vista: 1 GB of meer Windows XP: 512 MB of meer USB Canon Utilities • ZoomBrowser EX: 200 MB of meer • PhotoStitch: 40 MB of meer 1024 × 768 pixels of hoger Macintosh OS Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de harde schijf Weergave 32 Mac OS X (v10.4 – v10.5) Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. PowerPC G4/G5 of Intel-processor 512 MB of meer USB Canon Utilities • ImageBrowser: 300 MB of meer • PhotoStitch: 50 MB of meer 1024 × 768 pixels of hoger Beelden downloaden naar een computer Benodigdheden • Camera en computer • DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2) • Interfacekabel meegeleverd bij de camera (p. 2) Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v10,4) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de DIGITAL CAMERA Solution Disk in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh ● Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer en dubbelklik op het pictogram . X Het scherm aan de linkerkant verschijnt. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 33 Beelden downloaden naar een computer Sluit de camera aan op de computer. ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleine stekker van de kabel stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de USB-poort van de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera in te schakelen. Open CameraWindow. Windows ● Selecteer [Canon CameraWindow] en klik op [OK]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma’s] of [Programs/Programma’s] gevolgd door [Canon Utilities] X [CameraWindow] X [CameraWindow] X [CameraWindow]. 34 Beelden downloaden naar een computer Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram [CameraWindow] in de taakbalk onder aan het bureaublad. Beelden downloaden met een computer ● Klik op [Transfer Untransferred Images/ Niet-verplaatste beelden verplaatsen]. X Alle beelden die nog niet zijn gedownload, worden nu naar de computer gedownload. ● Nadat het downloaden is voltooid, schakelt u de camera uit en verwijdert u de kabel. ● Raadpleeg voor overige acties de Startershandleiding. Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map “My Pictures/Mijn afbeeldingen” van Windows of “Pictures/Afbeeldingen” van Macintosh. 35 Accessoires Geleverd bij de camera AV-kabel AVC-DC400*1 Interfacekabel IFC-400PCU*1 Polsriem WS-DC7 Batterij NB-6L (met kapje)*1 DIGITAL CAMERA Solution Disk Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE*1 Voedingsadapterset ACK-DC40 Gelijkstroomkoppeling DR-40 Netsnoer Compacte voedingsadapter CA-DC10 *1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar. *2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer en interfacekabels. 36 Accessoires Video IN-aansluiting Audio IN-aansluiting TV/video Compact Photo Printers*2 (SELPHY-serie) Geheugenkaart Kaartlezer Inkjetprinters*2 Waterdichte behuizing WP-DC29 Windows/ Macintosh Krachtige HF-DC1 Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 37 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio’s. Voedingen • Voedingsadapterset ACK-DC40 Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. • Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE Een adapter om batterij NB-6L op te laden. • Batterij NB-6L Oplaadbare lithiumbatterij. U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen. Overige accessoires • Waterdichte behuizing WP-DC29 Wanneer u deze waterdichte behuizing gebruikt, kunt u onderwateropnamen maken tot een diepte van 40 meter. Deze behuizing is ook ideaal voor zorgeloos fotograferen in de regen, op het strand en op de skipiste. • Krachtige flitser HF-DC1 Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser. 38 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. (Knop Omhoog) (Knop FUNC./SET) (Knop Rechts) (Knop Links) (Knop Omlaag) • : Tips voor het oplossen van problemen. • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen. • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn. • : Aanvullende informatie. • (p. xx): Referentiepagina’s. ‘xx’ duidt het paginanummer aan. • In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. 39 Overzicht van de onderdelen Lampje (AF-hulplicht) (p. 24)/lampje voor Rode ogen reductie (p. 111)/ lampje van zelfontspanner (p. 59) Microfoon (p. 30) Lens Zoomknop Opnemen: i (telelens)/j (groothoek) (p. 22) Afspelen: k (vergroten) (p. 94)/g (index) (p. 90) Sluiterknop (p. 21) ON/OFF-knop (p. 22) Flitser (p. 55) Aansluiting statief Klepje van de aansluiting voor gelijkstroomkoppeling (p. 116) Geheugenkaartsleuf/ batterijhouder (p. 14) Polsriem (p. 11) Modusschakelaar Met de modusschakelaar wijzigt u de modus. U kunt de camera de instellingen laten selecteren (p. 22). U kunt de beste instellingen voor de omgeving selecteren (p. 52) of zelf instellingen kiezen om verschillende soorten foto’s te nemen (pp. 61, 75). Voor het maken van films (p. 29). 40 Overzicht van de onderdelen Luidspreker Zoeker (p. 73) Lampjes (p. 41) Scherm (LCD-venster) (pp. 42, 43) Knop 1 (Afspelen) (p. 25) Modusschakelaar (p. 40) A/V OUT- (audio/video-uitgang) en DIGITAL-aansluiting (pp. 27, 34, 95) Knop n (p. 46) Knop l (Weergave) (pp. 42, 43) Knop b (Belichting) (p. 67)/d (Ga naar) (p. 91)/o Knop e (Macro) (p. 63)/u (Oneindig) (p. 63)/q Knop m FUNC./SET (Functie/instellen) (p. 45) Knop h (Flitser) (pp. 55, 62)/rr Knop Q (Zelfontspanner) (pp. 59, 60)/a (1 Wis beelden) (p. 26)/p Lampjes De lampjes op de achterkant van de camera branden of knipperen in de volgende situaties. Kleur Groen Oranje Geel Status Brandt Knippert Brandt Knippert Brandt Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid (p. 23)/Display uit (p. 44) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 23) Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 23) Waarschuwing: camera beweegt (p. 55) e (p. 63), u (p. 63), % (p. 77) Waarschuwing te weinig afstand (p. 24)/Kan niet scherp Knippert stellen (p. 118) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 41 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) Opnamemodus (p. 40) ISO waarde (p. 68) Wit Balans (p. 69) My Colors (p. 70) Lichtmeetmethoden (p. 79) Transport modus (p. 67) Beeldkwaliteit (compressie) (p. 65)/ Resolutie (p. 65) Metingkader (p. 79) Digitale Zoom (p. 56), Digitale Tele-converter (p. 57) * Macro (p. 63), Oneindig (p. 63) Flits modus (pp. 55, 62, 80) Rode-Ogen Corr. (p. 82) Zelfontspanner (pp. 59, 60, 71, 72) Camerastand* Batterij-oplaadlampje (p. 13) AF Frame (p. 23) AF lock (p. 77) i-Contrast (p. 81) Maak folder (p. 109) Foto’s: resterend aantal opnamen (p. 16) Films: resterende tijd/ verstreken tijd (p. 29) Disp. Sjabloon (p. 112) Sluitertijd Diafragmawaarde Beeldstabilisatie (p. 113) Belichtingscompensatie (p. 67) Datum opname (p. 58) AE lock (pp. 79, 87), FE vergrendeling (p. 80) : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Geen informatieweergave Informatieweergave 42 Display uit Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) Opnamemodus (p. 40) Sluitertijd Belichtingscompensatie (p. 67) Wit Balans (p. 69) Histogram (p. 44) Beeld bewerken (pp. 99 – 101) Beeldkwaliteit (compressie) (p. 65), (Films) Resolutie (p. 65) Batterij-oplaadlampje (p. 13) Lichtmeetmethoden (p. 79) Mapnummer – Bestandsnummer (p. 109) Nummer van weergegeven beeld/totaal aantal beelden ISO waarde (p. 68) Diafragmawaarde, Beeldkwaliteit (films) (p. 65) i-Contrast (pp. 81, 100) Flits Sync (pp. 62, 80) Macro (p. 63), Oneindig (p. 63) Bestandsgrootte Foto’s: opgenomen pixels (p. 66) Films: filmlengte (p. 86) Beveilig (p. 96) My Colors (p. 70) Rode-Ogen Correctie (pp. 82, 101) Opnamedatum en -tijd (p. 58) Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Geen informatie Weergave Korte informatieweergave Focuscontroleweergav Uitgebreide (p. 93) informatieweergave • U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave verschijnt dan echter niet. • U kunt ook instellen welk scherm eerst weergegeven moet worden door op de knop n te drukken, het tabblad 4 te selecteren en vervolgens het menu-item [Terugkijken] te selecteren. 43 De functie Spaarstand (Automatisch Uit) Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 43) flikkeren de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder ● De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 43) wordt ‘histogram’ genoemd. Het histogram geeft de verdeling en de hoeveelheid van de helderheid van een opname aan. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. De functie Spaarstand (Automatisch Uit) Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnemen Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 21), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 108). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 108). 44 Menu m FUNC. – Basishandelingen Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. Het menu en de menu-items zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 122). Selecteer een opnamemodus. ● Zet de modusschakelaar in de gewenste opnamemodus. Open het menu FUNC. X Druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. X Onder aan het scherm verschijnen de selecteerbare instellingen voor het menu-item. Beschikbare opties Menu-items Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● U kunt ook instellingen selecteren door op de knop l te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven. Kies de instelling. ● Druk op de knop m. X Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCD-scherm. 45 Menu n – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu’s. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1). De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 124 – 127). Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer een tabblad. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop (p. 40) naar links of naar rechts om een tabblad (categorie) te selecteren. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op de knop n. ● Het standaardscherm verschijnt opnieuw. 46 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [mute]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Het volume aanpassen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Volume]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Pas het volume aan. ● Druk op de knoppen op om een onderdeel te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om het volume te wijzigen. 47 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • De opties [Datum/Tijd] (p. 17), [Taal] (p. 19) en [Video Systeem] (p. 95) in het tabblad 3. • De witbalansgegevens opgenomen met de balansfunctie (p. 69) 48 Low Level Format van geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Een Low Level Format van een geheugenkaart wist alle gegevens op de geheugenkaart. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De Low Level Format uitvoeren. ● Druk op de knoppen op om [Low Level Format] te selecteren en gebruik de knoppen qr om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. Informatie over Low Level Format Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door de geheugenkaart te formatteren met Low Level Format. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat u Low Level Format uitvoert. • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 20), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. 49 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Met de knop n ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 3. Selecteer vervolgens [LCD Helderheid] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om de helderheid te wijzigen. ● Druk opnieuw op de knop n om de instelling te voltooien. Met de knop l ● Druk meer dan een seconde lang op de knop l X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan een seconde op de knop l om de vorige helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l 50 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van andere basisfuncties, zoals de flitser en de zelfontspanner. • Als u de modusschakelaar instelt op de modus 4 selecteert die overeenkomt met de speciale omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modus is ingesteld op A voor “! De flitser uitzetten” (p. 55) op “" De gezicht-zelfontspanner gebruiken” (p. 60). Wanneer u opnamen maakt in 4, controleert u welke functies in deze opnamemodus wel beschikbaar zijn (pp. 122 –125). 51 4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Zet de modusschakelaar op 4 (p. 40). Selecteer de opnamemodus. ● Druk op de knop m en gebruik vervolgens de knoppen op om G te selecteren. Selecteer de gewenste methode. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. ● Om opnamen te maken in speciale omstandigheden (p. 53), nadat u U hebt geselecteerd (meest rechtse pictogram), en nadat u op de knop l hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om een optie te selecteren en drukt u op de knop m. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. F Foto’s maken bij nacht (Night Snapshot) ● Hiermee kunt u mooie foto’s maken van personen bij nacht of met een nachtelijk stadsgezicht als achtergrond. ● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt 52 4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden u ook zonder statief scherpe foto’s maken. V Foto’s maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto’s maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. H Binnenshuis foto’s maken (Binnen) ● Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto’s met natuurlijke kleuren. Speciale omstandigheden U Zonsondergangen fotograferen (Zonsondergang) ● Hiermee maakt u foto’s van zonsondergangen in levendige kleuren. t Foto’s maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto’s van vuurwerk in levendige kleuren. w Strandfoto’s maken (Strand) ● Hiermee maakt u heldere foto’s van mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. 53 4 Opnamen maken in verschillende omstandigheden S Onderwaterfoto’s maken (Onderwater) ● Hiermee maakt u onderwaterfoto’s met behulp van de waterdichte behuizing WP-DC29 (afzonderlijk verkrijgbaar). y Foto’s maken van het leven in een aquarium (Aquarium) ● Hiermee maakt u foto’s met natuurlijke kleuren van het leven in een aquarium dat binnenshuis staat. O Foto’s maken van gebladerte (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto’s met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. Z Opnamen maken met een hoge ISO-waarde (ISO3200) ● Hiermee maakt u foto’s met een ISO-waarde van 3200, zonder camerabeweging of onscherpe weergave, zelfs in donkere omgevingen. ● De resolutie wordt ingesteld op (1600 × 1200 pixels, p. 65). 54 ! De flitser uitzetten • In de modus F, V, H, S of y kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 68) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. • In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 113). • In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken. ! De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. Druk op de knop r. Selecteer !. ● Druk op de knoppen qr om ! te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X ! verschijnt op het scherm. ● Volg de bovenstaande stappen en stel de instellingen opnieuw in op Wat als het lampje oranje knippert en het scherm? . flikkert op Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. 55 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 12x, en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom (p. 22). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 65) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt. X Wanneer u de zoomknop loslaat, wordt de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet u op het scherm. Duw de zoomknop weer naar i. X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt Resolutie Optisch inzoomen Digitaal inzoomen 3.0x 3.0x 4.2x 6.8x 12x : Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven) : Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven) : Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom) De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op de knop n. Selecteer vervolgens het tabblad 4 en daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit]. Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, is de brandpuntsafstand 35 – 420 mm (in equivalent van 35mm- film). 56 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) Digitale Tele-Converter De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van 1.4x of 2.3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 65) en de instellingen van de digitale tele-converter. Selecteer [Digitale Zoom]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren en druk vervolgens op de knoppen op om [Digitale Zoom] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om [1.4x] of [2.3x] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot, en en de zoomfactor verschijnen op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Combinaties waarbij het beeld verslechtert • Als u [1.4x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven). • Als u [2.3x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven). • De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x] zijn 49,0 – 147,0 mm en 80,5 – 241,5 mm (in equivalent van 35mm-film). • U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 57 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 17). Selecteer [Datum stempel] ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren en gebruik vervolgens op de knoppen op om [Datum Stempel] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Gebruik de knoppen qr om [Datum] of [Datum en Tijd] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X [DATUM] verschijnt op het scherm. Maak de opname. X U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2. Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 102) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. • Sluit de camera aan op een printer om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie. 58 Ò De zelfontspanner gebruiken U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar u zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Druk op de knop p. Selecteer Ò. ● Druk op de knoppen op om Ò te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u Ò op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. X Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnelt het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 72). 59 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald en op de sluiterknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar twee seconden nadat u in beeld verschijnt en uw gezicht is gedetecteerd (p. 76). Selecteer ". ● Volg stap 2 op p. 59 en selecteer ". Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht waar de camera op heeft scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. ● Het lampje gaat branden en het geluid van de zelfontspanner wordt hoorbaar. Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. X Vervolgens worden de tweede en de derde opname gemaakt. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 59. Wat als een gezicht niet wordt herkend? Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld. Het aantal opnamen wijzigen Voor het scherm in Stap 1, drukt u op de knop n en drukt u vervolgens op de knoppen qr om het aantal schoten te wijzigen. Druk op de knop m om de instelling te bevestigen. 60 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u de modusschakelaar op 4 hebt gezet en dat de camera in de modus G staat. • G staat voor ‘programma automatische belichting’. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 122 – 125). 61 G Opnamen maken met automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Zet de modusschakelaar op 4 (p. 40). ● G wordt weergegeven. ● Als G niet verschijnt, drukt u op de knop m en selecteert u het item voor de opnamemodus. Druk op de knoppen qr, om G te selecteren en druk op de knop m. Pas de instellingen naar wens aan (pp. 62 – 72). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • Zet de flitser aan. • Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 68). h De flitser aanzetten Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 30 cm – 4,2 m, en met een maximale telelens ongeveer 30 cm – 2,4 m. Selecteer h. ● Nadat u op de knop r hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om h te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u h op het scherm. 62 u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) U kunt foto’s maken van landschappen en objecten die ver weg zijn. Het focusbereik is 3 m en meer vanaf de camera. Selecteer u. ● Nadat u op de knop q hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om u te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u u op het scherm. e Close-ups maken (Macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. De afstand die mogelijk is voor een opname is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens indien de zoomknop op de maximale groothoekinstelling staat, en ongeveer 30 – 50 cm indien de zoomknop op de maximale telelensinstelling staat. Selecteer e. ● Nadat u op de knop q hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om e te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u e op het scherm. Î gebruiken Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 71). De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst. 63 R U kunt heel ver inzoomen op onderwerpen. (digitale macro) U kunt heel ver inzoomen op onderwerpen. De afstand die mogelijk is voor een opname is ongeveer 3 – 10 cm vanaf het uiteinde van de lens, met de digitale zoom kunt u echter nog sterker inzoomen op het onderwerp. Door het digitale inzoomen kunnen de beelden echter grof lijken bij bepaalde resolutie-instellingen (p. 65). Selecteer R. ● Zet de modeschakelaar op 4 en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op en selecteer G ● Druk op de knoppen qr om U (meest rechtse pictogram) te selecteren en druk vervolgens op de knop l. ● Druk op de knoppen qr om R te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De optische zoom wordt op de maximale groothoek vastgezet. Bepaal de compositie van de opname met de zoomknop. X De camera zoomt in en de zoomfactor verschijnt. Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt • Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven) • Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven) Î gebruiken Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen en u voorkomt dat het beeld onscherp wordt (p. 71). 64 De resolutie wijzigen. (beeldgrootte) U kunt kiezen uit zes instellingen. Selecteer de resolutie (het aantal pixels voor de opname). ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Als u selecteert, kunt u de functies Digitale Zoom (p. 56) of Digitale Tele-converter (p. 57) niet gebruiken. De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen U kunt kiezen uit deze twee niveaus voor de beeldkwaliteit: (Fijn), (Normaal). Selecteer de resolutie (het aantal pixels voor de opname). ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. De beeldkwaliteit wijzigen. ● Druk op de knop l ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. 65 De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen Geschatte waarden voor resolutie en beeldkwaliteit Resolutie Beeldkwaliteit Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal mogelijke opnamen 2 GB 8 GB (Hoog) 10M/3648 × 2736 2.565 749 1.226 1536 6140 (Normaal 1) 6M/2816 × 2112 1.620 1181 4723 780 2363 9446 (Normaal 2) 4M/2272 × 1704 1.116 1707 6822 556 3235 12927 (Normaal 3) 2M/1600 × 1200 558 3235 12927 278 6146 24562 (Laag) 0.3M/640 × 480 150 10245 40937 (Breedbeeld) 3648 × 2048 2994 84 15368 61406 1.920 1007 4026 918 2048 8187 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 A4, Letterformaat 5" × 7" Briefkaartformaat 3,5" × 5" 66 ● Geschikt om foto’s te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. b De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen in het bereik van –2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3 stop. Selecteer de belichtingscompensatie. ● Druk eerst op de knop o en gebruik daarna de knoppen qr om de belichtingscompensatie aan te passen en druk vervolgens op de knop m. X De ingestelde belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. W Continu-opnamen U kunt doorlopend foto’s maken met ongeveer 1,4 beelden/seconde. Selecteer de transportmodus. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer W. ● Druk op de knoppen qr om W te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Na de instelling verschijnt W op het scherm. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto’s. • Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 59, 60, 71, 72). • Voor veelvuldig opnamen maken worden de focus en de belichting vergrendeld wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. • Naarmate het aantal foto’s toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee foto’s langer worden. • Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden. 67 De ISO-waarde wijzigen Selecteer de ISO-waarde. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en -omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt, schemerig Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker De ISO-waarde wijzigen • Het verlagen van de ISO-waarde resulteert in scherpere afbeeldingen, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder sommige omstandigheden wel groter. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. • Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. • Met ISO3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 54). 68 De Wit Balans aanpassen De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke kleuren. Selecteer de witbalans. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om selecteren. te Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht TL licht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie voor natuurlijke kleuren tijdens het fotograferen. Zorg dat u de witbalans instelt bij dezelfde lichtomstandigheden als op de opnamelocatie. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met het witte onderwerp en druk dan op de knop l X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. 69 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. My Colors uit Levendig Neutraal – De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Voor sepiakleurige foto’s. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto’s. Custom Kleur U kunt de kleurtoon van de afbeelding wijzigen naar uw eigen voorkeur. U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 69). Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-, groen-, blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Volg stap 2 hierboven en selecteer , druk vervolgens op de knop l ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een waarde te selecteren. ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter het effect wordt. ● Druk op de knop l om de instelling te bevestigen. 70 Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven. • Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden weergeven op een tv” (p. 95). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. Î Opnamen maken met de 2 seconden -zelfontspanner U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de zelfontspanner. Selecteer Î. ● Nadat u op de knop p hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om Î te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u Î op het scherm. ● Volg stap 3 op pagina 59 om opnamen te maken. 71 $ De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal gemaakte opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. Selecteer $. ● Nadat u op de knop p hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om $ te selecteren en drukt u vervolgens onmiddellijk op de knop n. Selecteer de instellingen. ● Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Foto's] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Volg stap 3 op pagina 59 om opnamen te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). • Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. 72 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of er een groen AF-kader rond het onderwerp wordt weergegeven. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en maak een nieuwe compositie voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. Opnamen maken met behulp van de zoeker Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker gebruiken om opnamen te maken. Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het scherm. De camera stelt automatisch scherp op het onderwerp, gezichtsherkenning worden niet gebruikt om scherp te stellen. Schakel het scherm uit (p. 42). ● Druk op de knop l om het scherm uit te schakelen. Kies de compositie en maak de opname. ● Gebruik de zoeker om de compositie te kiezen en maak de opname. Het beeld in de zoeker kan verschillen van de opname. 73 74 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto’s te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u de modusschakelaar op 4 hebt gezet en dat de camera in de modus G staat. • “≈ Opnamen met lange sluitertijd maken” (p. 83) neemt aan dat u de modusschakelaar hebt ingesteld op 4 en de modus ≈ hebt geselecteerd. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 122 – 125). 75 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens [AF Frame] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezicht AiAF • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt gedetecteerd en er alleen grijze kaders (geen witte kaders) verschijnen, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven rond de gebieden waarop de camera op is scherpgesteld wanneer de knop halverwege is ingedrukt. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij; • objecten die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein]. • De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 56) of digitale tele-converter (p. 57) gebruikt. 76 % Opnamen maken met AF lock Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel. % Opnamen maken met AF lock U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. Vergrendel de focus. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop q. X De focus wordt vergrendeld en op het scherm verschijnt %. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de focus ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 77 Het autofocuskader vergroten Wanneer u de sluiterknop half indrukt, vergroot het AF-kader en kunt u de focus controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op n en selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Gebruik de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling. ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezichts-AiAF] (p. 76), wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is geselecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] (p. 76), wordt de inhoud van het gecentreerde AF-kader vergroot weergegeven. • De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF det.] als er geen gezicht kan worden gedetecteerd (p. 76) of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In de modus [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. • De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 56) of Digitale Tele-converter (p. 57) gebruikt of als de camera is aangesloten op een televisietoestel (p. 71). 78 De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achter worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, meeting maar het midden krijgt meer gewicht. Er wordt alleen gemeten binnen (spotmeetpunt) in het midden Spot van het scherm. Deelmeting & Opnamen maken met AE-vergrendeling Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt u de belichting en scherpstelling apart instellen met AE-vergrendeling. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X Als & verschijnt, is de belichting ingesteld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 79 ( Opnamen maken met FE-vergrendeling Net als met AE-vergrendeling (p. 79) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor Flash Exposure. Selecteer h (p. 62). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt, is de belichting ingesteld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. … Opnamen maken met Slow Synch Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting, met behulp van de flits. Tegelijkertijd kunt u een lange sluitertijd proberen om de achtergrond helder op te nemen wanneer de flits niet toereikend is. Selecteer …. ● Nadat u op de knop r hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om … te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. X Na de instelling verschijnt … op het scherm. ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen en het beeld niet onscherp kan worden. U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 113). 80 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) De camera kan gezichten en onderwerpen die in bepaalde opnameomstandigheden te donker zijn, automatisch herkennen en de helderheidsniveaus compenseren tijdens het fotograferen. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Auto] met de knoppen qr. X @ verschijnt op het scherm (p. 42). In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet geschikt. U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 100). 81 Œ Rode-Ogen Corr. U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instelling. ● Druk op de knoppen op [Rode-Ogen] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Œ verschijnt op het scherm (p. 42). Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 101). • Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en vervolgens op de knop n, verschijnt het scherm Flits Instellingen. 82 ≈ Opnamen met lange sluitertijd maken U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Selecteer ≈. ● Zet de modeschakelaar op 4 en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op en selecteer G ● Druk op de knoppen qr om U (meest rechtse pictogram) te selecteren en druk vervolgens op de knop l ● Druk op de knoppen qr om ≈ te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de sluitertijd. ● Nadat u op de knop o hebt gedrukt, drukt u op de knoppen qr om de sluitersnelheid te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. Bevestig de belichting. ● Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt de belichting voor de gekozen sluitertijd. • De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 113). Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname. 83 84 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten ‘E Films opnemen’ en ‘Films bekijken’ in hoofdstuk 1. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op E. 85 De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit twee instellingen voor beeldkwaliteit. Selecteer de beeldkwaliteit. ● Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt u op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Tabel met beeldkwaliteit Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Inhoud Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. De beeldkwaliteit is lager dan met , 640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. LP maar u kunt tweemaal zoveel opnemen. In dit geval is de opnameresolutie lager, 320 x 240 pixels, 30 beelden/sec. waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met , maar u kunt drie zo lang opnemen. 640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Geschatte opnametijd Beeldkwaliteit (aantal beelden) Opnametijd 2 GB 16 min. 0 sec. 8 GB 1 uur. 3 min. 57 sec. 30 min. 7 sec. 2 uur. 0 min. 23 sec. 40 min. 58 sec. 2 uur. 43 min. 44 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen wordt automatisch gestopt wanneer het bestandsformaat 4 GB is of de opnametijd ongeveer 1 uur bedraagt. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD-geheugenkaarten van snelheidsklasse 4 of hoger gebruiken. 86 AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting instellen of wijzigen met 1/3 stops in een bereik van ±2. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. Vergrendel de belichting. ● Druk op de knop o om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop o om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Terwijl u naar het scherm kijkt, drukt u op de knoppen qr om de helderheid aan te passen. Maak de opname. Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto’s. • Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 56) U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie. Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau. Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 59) • e Close-ups maken (Macro) (p. 63) • u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 63) • De Wit Balans aanpassen (p. 69) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 70) • Î Opnamen maken met de 2 seconden -zelfontspanner (p. 71) • Opnamen maken via een tv (p. 71) • % Opnamen maken met AF lock (p. 77) • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 111) • De sjabloon weergeven (p. 112) [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 113) U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit]. 87 Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto’s. • • • • • • • • • Beelden wissen (p. 26) g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (Indexweergave) (p. 90) d Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 91) . Diavoorstellingen bekijken (p. 92) + Beeldovergangen wijzigen (p. 94) Beelden weergeven op een tv (p. 95) : Opnamen beveiligen (p. 96) / Alle beelden wissen (p. 97) \ Beelden roteren (p. 98) Overzicht voor “Films bekijken” (p. 31) Uit Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr geluid wordt niet afgespeeld) Het eerste beeld weergeven Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Het laatste beeld weergeven Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 27). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. 88 7 Afspeelfuncties en andere functies gebruiken In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u beelden verzendt naar een computer en hoe u aangeeft welke beelden u wilt afdrukken. • Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 99 – 101) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 89 g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (Indexweergave) Door 9 beelden tegelijk weer te geven, vindt u snel het beeld dat u zoekt. Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. Het geselecteerde beeld is voorzien van een groen kader en wordt vergroot weergegeven. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen opqr om het beeld te selecteren. ● Als u de zoomknop verschuift naar k, wordt het geselecteerde beeld weergegeven. 9 beelden tegelijk doorzoeken Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. Duw de zoomknop opnieuw naar g. X De springbalk verschijnt. Springbalk Wijzig de weergegeven beelden. ● Druk op de knoppen qr om tussen groepen van negen beelden te schakelen. ● Als u de zoomknop verschuift naar k, keert u terug naar de indexweergave. Wanneer de springbalk verschijnt kunt u door de knop m vast te houden en op de knoppen qr te drukken naar de eerste of naar de laatste set beelden gaan. 90 d Naar beelden zoeken in de springweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand van een opgegeven methode of in een opgegeven groep beelden. Een springmethode selecteren ● Druk in de enkelvoudige weergave op de knop o. X De zoekmethode en de locatie van het beeld dat op dat moment wordt weergegeven, verschijnen onder aan het scherm. ● Druk op de knoppen op en selecteer een springmethode. Spring naar een beeld. De locatie van het beeld dat op dat moment wordt weergegeven ● Druk op de knoppen qr. X De camera gebruikt het geselecteerde zoekmethode om naar een beeld te springen. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. 10 Beelden Springt met 10 beelden tegelijk. 100 Beelden Springt met 100 beelden tegelijk. Ga naar datum Springt naar het eerste beeld van elke opnamedatum. Ga naar film Springt naar een film. Ga naar folder Springt naar het eerste beeld van elke map. • Aan de rechterkant van het scherm wordt het aantal beelden weergegeven dat overeenstemt met het zoekcriterium behalve voor en . • Als er geen beelden zijn die overeenstemmen met het zoekcriterium functioneren de knoppen qr niet. 91 . Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Selecteer [Diavoorstelling]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Diavoorstelling] en druk op de knop m. Selecteer een overgangseffect om de diavoorstelling te starten. ● Druk op de knop qr om een overgangseffect te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X Enkele seconden nadat ‘Laden van beeld…’ verschijnt, begint de diavoorstelling. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/ opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. De beelden verschijnen zonder overgangseffect. Het volgende beeld verschijnt geleidelijk. Het beeld schuift naar links en het volgende beeld verschijnt. • Als u tijdens een weergave op de knoppen qr drukt, verandert het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit door de beelden. • De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 44). 92 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevond, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. Druk op de knop l en ga naar de focuscontroleweergave (p. 43). X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Schakel tussen kaders. ● Door op de knop m te drukken, schakelt u naar een ander wit kader. Wijzig het vergrotingsniveau of de -locatie. ● Duw de zoomknop één keer naar k. ● Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop, en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 93 k Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De weergave zoomt in op het beeld Geschatte locatie van weergegeven gebied en wordt weergegeven. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een factor 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te zoomen of terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Wanneer op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de knop m om te schakelen naar . Druk op de knoppen qr om tussen beelden met dezelfde vergrotingsfactor te schakelen. Druk op de knop m om terug te gaan naar normaal. + Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Kies vervolgens [Overgang] en selecteer een overgangseffect met de knoppen qr. ● Druk op de knop n om de instelling te bevestigen. Schakelt heen en weer tussen beelden zonder een overgangseffect. De ene dia verdwijnt langzaam (fade-out) terwijl de andere verschijnt (fade-in). De beelden worden naar links of naar rechts verschoven als u op de knoppen qr drukt. 94 Beelden weergeven op een tv Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een televisie om gemaakte beelden te bekijken. Benodigdheden • Camera en televisie • Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2) Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en Wit of zwart Geel Geel Zwart steek de stekker van de meegeleverde AV-kabel helemaal in de A/V OUT-uitgang van de camera. ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen zoals wordt getoond in de afbeelding. Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent met kijken, schakelt u de camera en de televisie uit en haalt u de AV-kabel los. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer het tabblad 3 en de optie [Video Systeem] om het juiste videosysteem in te stellen. 95 : Opnamen beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen worden gewist (pp. 26, 97). Selecteer [Beveilig]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en druk op de knop m. Beveilig de opname. ● Druk op de knoppen qr om de afbeelding die u wilt beveiligen te selecteren en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 20, 49), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist. 96 / Alle beelden wissen U kunt beelden een voor een selecteren en wissen, maar ook alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 96) kunt u niet wissen. Selecteer [Alles wissen]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Alles wissen] en druk op de knop m. Wis alle beelden. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Alle beelden op de geheugenkaart worden gewist. X Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 97 \ Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Selecteer [Roteren] ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1, selecteer vervolgens [Roteren] en druk op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr om het beeld te selecteren dat u wilt roteren. ● Het beeld wordt 90° gedraaid met iedere druk op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 98 = Het formaat van beelden veranderen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1, selecteer vervolgens [Veranderen] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. Als u op de knoppen qr drukt, selecteert u [Ja] en druk u op de knop m om het opgeslagen beeld weer te geven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen niet omzetten in een lagere resolutie. en , 99 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) Hiermee detecteert en compenseert u donkere delen van onderwerpen of gezichten en slaat u het beeld op als een nieuw bestand. U hebt de keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog]. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [i-Contrast] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer de stappen 4 en 5 op p. 99 uit. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet geschikt. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit afnemen. 100 ] Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1, selecteer vervolgens [Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop m. X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qrom het beeld te selecteren dat u wilt corrigeren. Corrigeer het beeld. ● Wanneer u op de knop m drukt, worden gedetecteerde rode ogen door de camera gecorrigeerd en wordt er een kader weergegeven rond het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt in- of uitzoomen op het beeld met de procedures in “k Beelden vergroten” (p. 94). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Voer stap 5 uit op p. 99. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 op [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 101 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt bepaalde foto’s op een geheugenkaart selecteren om af te drukken (tot 998 beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen zodat deze samen kunnen worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna alle geselecteerde beelden in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken te bestellen. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en druk op de knop m. Wijzig de instellingen. ● Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren en druk vervolgens de knoppen qr om een optie te selecteren. X Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af. Afdruktype Index Beide Datum File No. Wis DPOF data Aan Uit Aan Uit Aan Uit 102 Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Hiermee wordt de datum van de opname-informatie afgedrukt. – Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. – Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. – Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle afdrukinstellingen te verwerken in het afdrukresultaat. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met de datum, ongeacht de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige printers de datum tweemaal afdrukken op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan]. • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 17). Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld & aantal] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u [Index] selecteert, verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van de beelden ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . 103 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken (maximaal 99) in te stellen. ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren in Stap 2. X Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden] ● Selecteer [Sel. alle beelden] in het scherm bij stap 1 op p. 102 en druk op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Alle beelden één keer worden afgedrukt. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties]. ● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op p. 102 en druk op de knop m. Wis selecties ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Alle selecties worden gewist. 104 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Toegevoegde beelden afdrukken In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon SELPHY ES. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Aantal af te drukken exemplaren Sluit de camera aan op de printer (p. 27). Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Print nu] en druk op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 105 106 8 De camera aanpassen U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 107 Functies aanpassen U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen op het tabblad 3 (p. 46). Het opstartbeeld uitschakelen U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk vervolgens op de knoppen qr en selecteer [Uit]. De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 44) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Automatisch Uit] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of selecteer [Uit]. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u niet vergeten om na gebruik de camera uit te schakelen. Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 44). Dit werkt tevens wanneer [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Display uit] te kiezen en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te selecteren, om de batterij te sparen. 108 Functies aanpassen De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Auto reset Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór het gebruik de geheugenkaart (p. 20). • Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. Een map maken U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk ● op de knoppen qr om te selecteren. Op het scherm verschijnt (p. 42) tijdens het opnemen, en de opnamen worden vastgelegd in een nieuwe map. 109 Functies aanpassen Mappen maken op dag en tijd U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak autom.] en druk op de knoppen qr om een interval te selecteren. ● Selecteer [Tijd] en druk vervolgens op de knoppen qr om een tijd in te stellen. ● De nieuwe map wordt gemaakt op de ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze datum worden gemaakt, worden in de nieuwe map opgeslagen. De functie Beeldomkeren uitschakelen Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 25). U kunt deze tijd wijzigen in [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. 110 Opnamefuncties aanpassen Als u de modusschakelaar op 4 zet en de modus op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 46). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 124 – 125). Het AF-hulplicht uitschakelen Als de camera niet kan scherpstellen als er te weinig licht is en u de sluiterknop half indrukt, gaat automatisch het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Lamp Aan] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 111 Opnamefuncties aanpassen De weergaveduur van het beeld wijzigen U kunt meteen nadat u foto’s hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto wijzigen. ● Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Als u [Uit] selecteert, wordt het beeld niet weergegeven. ● Als u [Vastzetten] selecteert, wordt het beeld weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. De beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven U kunt de beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Details Focus check voor gedetailleerde beeldinformatie (p. 43). het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in “De focus controleren” (p. 93). De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om het afdrukbare gebied voor L-formaat of een briefkaart aan te duiden. ● [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Een raster wordt over de weergave geplaatst. Gebieden buiten de uitsnede van 3:2 worden grijs weergegeven. Uitsnede Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. De rasterlijnen en de hulplijn voor de Beide uitsnede worden beide weergegeven. Raster 112 Opnamefuncties aanpassen • In de modus kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Opname Pan Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera op een statief plaatst. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. 113 De afspeelfuncties aanpassen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken op de knop 1 (p. 46). Het beeld selecteren dat als eerste wordt weergegeven ● Selecteer [Ga verder] en gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. Laatst gezien Laatste foto 114 De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. 9 Nuttige informatie Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het gebruik van de voedingsadapterset (los verkrijgbaar), tips voor het oplossen van problemen en lijsten met functies. Verder vindt u aan het einde de index. 115 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC40 (los verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het batterijniveau. Plaats de koppeling. ● Open het klepje (p. 14) en plaats de gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. ● Sluit het klepje (p. 15). Sluit het snoer aan op de koppeling. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● U kunt de camera inschakelen en gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. 116 Tips voor het oplossen van problemen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding U hebt de ON/OFF-knop ingedrukt, maar er gebeurt niets. • Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 14). • Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 15). • Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij een aantal keren opnieuw. De batterij is snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 15). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 95). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Druk tijdens het afspelen (p. 25) de sluiterknop half in (p. 21). Het scherm staat uit. • Druk op de knop l (p. 42). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 44). De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. Het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken (p. 24). verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 55). • • • • Stel [IS modus] in op [Aan] (p. 113). Stel de flitser in op h (p. 62). Verhoog de ISO-waarde (p. 68). Bevestig de camera op een statief. 117 Tips voor het oplossen van problemen Het beeld is wazig. • Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en maak vervolgen een opname (p. 21). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 128). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 111). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 73, 77). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Stel de flitser in op h (p. 62). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 67). Pas de helderheid aan met de i-Contrast functie (pp. 81, 100). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 79). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 55). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 67). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 79). Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting. Het onderwerp is te licht (overbelicht). Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 24). • Verhoog de ISO-waarde (p. 68). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 62). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 62). • Stel de flitser in op ! (p. 55). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 68). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 55). Ogen worden rood weergegeven (p. 82). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 111). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. Het beeld in de zoeker kan verschillen van de opname. (p. 73) • Het verschil is groter wanneer het onderwerp dicht op de lens zit. 118 Tips voor het oplossen van problemen Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 49). U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg “Beschikbare functies per opnamemodus” (p. 122). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 30). ‘!’ verschijnt op het LCD-scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen. • Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 49). • Gebruik een lagere resolutie (p. 86). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Zoomfunctie werkt niet. • U kunt tijdens het opnemen wel de digitale zoom, maar niet de optische zoom gebruiken (p. 87). Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 20). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Kaders kunnen verdwijnen en audio kan worden onderbroken wanneer u een film afspeelt op een computer met onvoldoende systeembronnen. 119 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 14). Kaart op slot! • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 16). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 14). Geheugenkaart fout (p. 49) • Als dit foutbericht verschijnt terwijl u een geformatteerde (p. 49) geheugenkaart gebruikt, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. Geheugenkaart vol • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 22, 51, 61, 75) of beelden te bewerken (pp. 99 – 101). Wis de beelden (pp. 26, 97) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 14). Vervang\Verwissel accu. (p. 13) Geen beeld. • Er zijn in het geheugen geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 96) Onbekend beeld/Incompatibele JPEG/Beeld te groot./RAW • Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 94), te roteren (p. 98), te bewerken (pp. 99 – 101) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 102). • Beelden die op een computer zijn bewerkt, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, gedraaid, bewerkt of aan een afspeellijst worden toegevoegd. • Films kunnen niet worden vergroot (p. 94) of bewerkt (pp. 99 – 101). 120 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Teveel markeringen. • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder beelden dan 998 (p. 102). Kan niet voltooien! • Afdrukinstellingen kunnen niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal instellingen kleiner en probeer het opnieuw (p. 102). Fout in benaming. • De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt (p. 109). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 109) of formatteer de geheugenkaart (p. 20). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden gedownload of afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Steek de grote kabelstekker in de kaartsleuf van de printer of af te drukken. Lens fout, herstart camera • Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer aan te zetten (p. 40). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. Exx (xx: nummer) • Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer aan te zetten (p. 40). • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 121 Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodi Functie h … ! Volledig bereik Flitser (pp. 55, 62, 80) Scherpstelzone (p. 63) e u Belichtingscompensatie (p. 67)/Belichting (p. 87) " Ò Î 2 $* Zelfontspanner (pp. 59, 60, 71, 72) AF lock (p. 77) Belichtingsvergrendeling (pp. 79, 87)/flitsbelichtingsvergrendeling (p. 80) Weergave op een tv (p. 71) Informatieweergave Informatieweergave (p. 42) Geen informatieweergave Display uit A { — — { { — — — — { { { { — — { { { { G { { { { — { { { { { { { { { { { { { { I { { — { — { { { { { { { { — — { { { { F *1 *1 — { — { { { { { { { { — — { { { { { — { — { — — { — { { — { { { { { { { { { { { — { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — Menu FUNC. ISO-waarde (p. 68) Wit Balans (p. 69) Transport mode (p. 67) My Colors (p. 70) Lichtmeetmethode (p. 79) Beeldkwaliteit (compressieverhouding) (p. 65) Resolutie (pp. 65, 86) S W *1 … wanneer er wordt geflitst *2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. *3 ISO3200 (p. 54) is standaard ingesteld. *4 is standaard ingesteld. *5 is niet selecteerbaar. 122 Beschikbare functies per opnamemodus 4 V { { — { — { — — { { { { { — — { { { { H { { — { — { { { { { { { { — — { { { { U *1 *1 — { — { — — { { { { { — — { { { { t — — — { — { — — { { — { { — — { { { { ≈ — *1 — { — { { { — { { { { { — { { { { w { { — { — { { { { { { { { — — { { { { { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — — { { { { { { { — { { { { — { — { { — { — { { — S { { — { — { { { { { { { { — — { { { { y — { — { — { { { { { { { { — — { { { { O { { — { — { { { { { { { { — — { { { { P { { — { — { { { { { { { { — — { { { { { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — Z — — — { — { { { — { { { { — — { { { { R — — — { — — { — { { { { { { { { { { — E — — — — — { { { { { — { — { — { { { — Menu FUNC. { — { — { { — { — { { — { — { — { { — { — { { — *3 { — { { — { — { *4 — { { { { { { { { { { *5 — { — { { — — { { — — — { { Selecteerbaar of automatisch geselecteerd – Niet selecteerbaar 123 Menu’s 4 Opnamemenu Opnamemodi A G I F Gezichts-AiAF { { { { Centrum — { { { Normaal/Klein — { — — Standaard/Uit { { { { Digitale Tele-converter (1,4x/2,3x) { { { { AF-Punt Zoom (p. 78) Aan/Uit { { { { AF-hulplicht (p. 111) Aan/Uit { { { { { Functie AF Frame (p. 76) AF kader afm. (p. 76) Digitale Zoom (p. 56) Flits Instellingen (p. 82) Rode ogen Aan/Uit { { { Lamp Aan Aan/Uit { { { { i-Contrast (p. 81) Uit/Auto *3 { — — Bekijken (p. 112) Uit/2 – 10sec./Vastzetten { { { { terugkijken (p. 112) Uit/Details/Focus check { { { { Uit/Raster { { { { Uitsnede/Beide { { { { Continu/Uit *1 { { { Opname/Pan — { { { { { { { Disp. Sjabloon (p. 112) IS modus (p. 113) Datum stempel (p. 58) Uit/Datum/Datum & Tijd *1 Altijd [Aan]. *2 Beschikbaar als h is geselecteerd. *3 124 wanneer er wordt geflits. Menu’s 4 ≈ w S y O P Z R E V H U t { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { — *1 { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — { { { — { { { *2 { { { { { { { { — { { { { { { — — — { { { — { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { — { — { { Selecteerbaar of automatisch geselecteerd – Niet selecteerbaar 125 Menu’s 3 Menu Instellen Item mute Volume LCD Helderheid opstart scherm Formatteren Bestandnr. Maak folder Beeldomkeren Lens intrekken Spaarstand Datum/Tijd Video Systeem Taal Reset alle * Standaardinstelling Opties/overzicht Aan/Uit* Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). Instellen binnen een bereik van ±2. Aan*/Uit Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle gegevens Continu*/Auto reset Maak nieuwe folder/Maak autom. Aan*/Uit 1 min.*/0 sec. Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min. Datum- en tijdinstellingen NTSC/PAL Selecteer de weergegeven taal. Standaardinstellingen van camera herstellen. Ref. pag. p. 47 p. 47 p. 50 p. 108 pp. 20, 49 p. 109 pp. 109, 110 p. 110 p. 110 pp. 44, 108 p. 18 p. 95 p. 19 p. 48 1 Menu Afspelen Item Opties/overzicht Ref. pag. Dia Show Beelden en films automatisch afspelen. p. 92 i-Contrast Donkere delen van beelden corrigeren. p. 100 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in beelden corrigeren. p. 101 Veranderen Grootte van beelden veranderen en nieuwe beelden opslaan. p. 99 Beveilig Beelden en films beveiligen. p. 96 Roteren Beelden en films roteren. p. 98 Alles wissen Wist alle niet-beveiligde beelden en films. p. 97 Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 114 Overgang * Standaardinstelling 126 / */ p. 94 Menu’s 2 Menu Afdrukken Item Print Sel. beeld & aantal Sel. alle beelden Wis alle selecties Print instellingen Opties/overzicht Ref. pag. Afdrukscherm weergeven. p. 27 Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 103 Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 104 Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 104 Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 102 127 Specificaties Effectieve pixels in camera . . . . . . . .Ongeveer 10 miljoen Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 10,3 miljoen) Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6,2 (G) – 18,6 (T) mm overeenkomstig 35mm-filmbereik: 35 (G) – 105 (T) mm f/2,8 (W) – f/4,9 (T) Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 12x) Optische zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .Real-image zoom zoeker LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2,5 inch type LCD-kleurenscherm (TFT) ongeveer 230000 pixels, beeldbereik: 100% Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . .Gezicht AiAF/Centrum Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens). . . . .Automatisch: 3cm – oneindig, Normaal: 30 cm – oneindig, Oneindig: 3 m – oneindig Macro: 3 – 50 cm – (W)/ 30 – 50 cm – (T) Digitale Macro: 3 – 10 cm Kinderen & dieren: 1 m – oneindig Sluiter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Mechanische sluiter en elektronische sluiter Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 – 1/1500 sec. 15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik) Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . .Type lensverschuiving Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . .± 2 stops in stappen van 1/3 stop ISO-waarde (Standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex). . . . . . .Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600 Wit Balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Aan, Slow sync, Uit * De instellingen Rode ogen red./Rode-Ogen Corr./Slow sync zijn onbeschikbaar Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . .30 cm – 4,2 m (W)/ 30 cm – 2,4 cm – (T) Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, programma automatische belichting, Portret, Night Snapshot, Kinderen & dieren, Binnen, Zonsondergang, Vuurwerk, lange sluitertijd, Strand, Onder water, Aquarium, Flora, Sneeuw, ISO3200, Digitale Macro, Film. Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 1,4 beelden/sec Zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 10 sec./ongeveer 2sec. vertraging, Zelfontspanner, Handm. Timer i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Uit/Auto 128 Specificaties Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/ MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/ HC MMCplus-geheugenkaart Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design Rule for Camera File systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto’s: Exif 2,2 (JPEG) Films: AVI (beeldgegevens: Motion JPEG; audiogegevens: WAVE (monaural)) Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal Aantal opnamepixels (resolutie) (Foto’s). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoog: 3648 x 2736 pixels Normaal 1: 2816 x 2112 pixels Normaal 2: 2272 x 1704 pixels Normaal 3: 1600 x 1200 pixels Laag: 640 x 480 pixels Breedbeeld: 3648 x 2048 pixels (Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) 640 x 480 pixels, (30 beelden/sec. LP) 320 x 240 pixels, (30 beelden/sec.) Aantal mogelijke opnamen . . . . . . . . LCD-scherm aan: ongeveer 260 beelden (op basis van gestandaardiseerde CIPA-meting) LCD-scherm uit: Ongeveer 700 beelden Geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwantisering: 16 bit Samplingfrequentie: 44,100kHz Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film afspelen, Vergroot focus, Indexweergave, Vergrote weergave, Springen, Diashow Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveiligen, Roteren, Veranderen, i-Contrast, Rode-Ogen Corr. Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . compatibel met PictBridge Interface. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hi-Speed USB (speciale connector (vrouwelijk) met geïntegreerd type digitale audio en video*) *compatibel met mini-B Video-/audiosignaal (NTSC en PAL mogelijk, monogeluid) Communicatie-instellingen. . . . . . . . . MTP, PTP Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Batterij NB-6L (oplaadbare lithium-ionbatterij) Voedingsadapterset ACK-DC40 Bedrijfstemperaturen . . . . . . . . . . . . . 0 – 40°C Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90% Afmetingen (exclusief uitstekende onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88,5 x 54,8 x 21,8 mm Gewicht (alleen camerabehuizing) . . Ongeveer 120 g 129 Specificaties Batterij NB-6L Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V DC Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1000 mAh Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40°C Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34,4 × 41,8 × 6,9 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 21 g Batterijlader CB-2L/2LYE Nominaal ingangsvermogen . . . . . . .100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V) Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . .4,2 V DC, 0,7 A Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 1 uur en 55 min. Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40°C Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58,6 × 86,4 × 24,1 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 70 g (CB-2LY) Ongeveer 61 g (CB-2LYE) (exclusief netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • Het eindproduct of de buitenkant kan afwijken van dit verslag. 130 Voorzorgsmaatregelen Apparatuur • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het LCD-scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk voor klantondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. Geheugenkaarten • Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk, schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met metalen objecten. • Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie, luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen. 131 Index A Aansluiting.................................. 27, 95, 116 Aantal opnamen ....................................... 13 Accessoires .............................................. 36 AE-vergrendeling...................................... 79 AF J Autofocus AF lock ..................................................... 77 Afdrukken ................................................. 27 AF-kader................................................... 23 Afspeelknop.............................................. 25 Afspelen J Bekijken Alle beelden wissen.................................. 97 Alles wissen.............................................. 97 Apparatuur De camera vasthouden......................... 11 Standaardinstellingen ........................... 48 Aquarium (modus voor speciale opnamen) ................................... 54 AV-kabel............................................... 2, 95 B Batterij Batterijlader................................. 2, 12, 38 Datum/tijd-batterij.................................. 18 Herladen ............................................... 12 Oplaadlampje........................................ 13 Beeld Afspelen J Bekijken Beelden wissen..................................... 26 Beveilig ................................................. 96 Beelden Bewerken J Bewerken Beelden downloaden naar een computer ........................................... 32 Beelden weergeven op een tv.................. 95 Beelden wissen ........................................ 26 Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 65 Bekijken (Afspelen) Beelden weergeven op een tv .............. 95 Diavoorstelling ...................................... 92 Enkelvoudige weergave........................ 25 Indexweergave...................................... 90 Vergrote weergave................................ 94 132 Belichting AE-vergrendeling .................................. 79 Correctie ............................................... 67 FE-vergrendeling .................................. 80 Bestandsnummer ................................... 109 Bewerken i-Contrast ............................................ 100 Rode-Ogen Corr. ................................ 101 Roteren ................................................. 98 Veranderen (Het formaat van beelden veranderen)............................. 99 Binnen (modus voor speciale opnamen).. 53 Breedbeeld (Resolutie)....................... 65, 66 Briefkaartformaat...................................... 66 C Camerabeweging ............................. 55, 113 Compressieverhouding J Beeldkwaliteit (compressieverhouding) Continu-opnamen maken ......................... 67 D Datum en tijd Toevoegen aan beeld ........................... 58 Wijzigen ................................................ 18 Datum en tijd J Datum/Tijd Datum/Tijd Datum/tijd-batterij.................................. 18 Diavoorstelling.......................................... 92 Digitaal inzoomen..................................... 56 DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2, 33 Digitale Macro (modus voor speciale opnamen) ................................... 64 Digitale Tele-converter ............................. 57 Direct Print................................................ 28 DPOF ..................................................... 102 E Extra flitser ............................................... 38 Index F I Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen FE-vergrendeling ...................................... 80 Film Geschatte opnametijden ....................... 30 Films Beeldkwaliteit (aantal beelden) ............. 86 Bekijken (Afspelen) ............................... 31 Opnametijd............................................ 86 Resolutie ............................................... 86 Flitser Aan........................................................ 62 Extra flitser ............................................ 38 Uit.......................................................... 55 Flora (modus voor special opnamen) ....... 54 Focus AF-kader ............................................... 23 AF-Punt Zoom....................................... 78 Modus AF Frame .................................. 76 Focus check ............................................. 93 Focusvergrendeling .................................. 73 Formatteren (geheugenkaart)................... 20 Formatteren J Geheugenkaart formatteren Foutmeldingen........................................ 120 FUNC. Basishandelingen.................................. 46 i-Contrast .......................................... 81, 100 In het buitenland gebruiken ...................... 13 Interfacekabel ................................. 2, 27, 33 ISO3200 (modus voor speciale opnamen) ................................... 54 ISO-waarde .............................................. 68 G Geheugenkaart................................... 14, 16 Aantal mogelijke opnamen.................... 66 Geheugenkaarten Beschikbare opnamen .......................... 16 Formatteren........................................... 20 Geluid ....................................................... 47 Gezicht AiAF............................................. 76 Gezicht-zelfontspanner............................. 60 H Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2 Histogram ................................................. 44 Hoge snelheid (ISO) ................................. 68 K Kinderen & dieren (modus voor speciale opnamen) ................................... 53 Krachtige flitser......................................... 38 L Lampje................................ 40, 41, 111, 112 Lange sluitertijd ........................................ 83 Lange sluitertijd (modus voor speciale opnamen) ................................... 83 LCD-scherm J Scherm Lichtmeetmethode .................................... 79 Lichtnet ................................................... 116 M Macro........................................................ 63 Menu Lijst...................................................... 124 Menu FUNC. Basishandelingen.................................. 45 Lijst...................................................... 122 MMCplus/HC MMCplus-kaart J Geheugenkaart Modusschakelaar ..................................... 40 MultiMediaCard J Geheugenkaart My Colors ................................................. 70 N Night Snapshot (modus voor speciale opnamen) ................................... 52 O ON/OFF-knop ........................................... 40 Onder water (modus voor speciale opnamen) ................................... 54 Oneindig ................................................... 63 Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd 133 Index Opnamen maken via een tv ..................... 71 Overgang.................................................. 94 Overzicht van de onderdelen ................... 40 P PictBridge ................................................. 27 Polsriem J Riem Portret (modus voor speciale opnamen) ................................... 52 Printer................................................. 27, 28 Programma automatische belichting ........ 62 R Raster..................................................... 112 Resolutie (beeldgrootte) ........................... 65 Riem ..................................................... 2, 11 Rode ogen Automatische correctie ......................... 82 Correctie ............................................. 101 Reductie.............................................. 111 Roteren..................................................... 98 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven ...................................... 42, 43 Informatieweergave .............................. 42 Menubediening ............................... 45, 46 Taal van LCD-scherm ........................... 19 SD/SDHC-kaart J Geheugenkaart Sepiakleurig.............................................. 70 Sjabloon weergeven............................... 112 Sluiterknop ............................................... 21 Sneeuw (modus voor speciale opnamen) ................................... 54 Software Beelden downloaden naar een computer ........................................ 32 DIGITAL CAMERA Solution Disk...... 2, 33 Startershandleiding ................................. 2 Spaarstand ............................................... 44 Spaarstand............................................ 44 Speciale omstandigheden ........................ 52 Standaardinstellingen............................... 48 Strand (modus voor speciale opnamen) .. 53 134 T Taal van LCD-scherm .............................. 19 Toon (witbalans)....................................... 69 U U denkt dat er een probleem is .............. 117 Uitsnede ................................................. 112 V Veranderen (Het formaat van beelden veranderen) ................................ 99 Vergrote weergave ................................... 94 Verwijderen J Wissen Video J Films Voeding J Batterij Voedingsadapterset ......................... 38, 116 Vuurwerk (modus voor speciale opnamen) ................................... 53 W Waterdichte behuizing.............................. 38 Witbalans.................................................. 69 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner................. 59 2 seconden-zelfontspanner................... 71 Gezicht-zelfontspanner ......................... 60 Vertraging en aantal opnamen wijzigen ................................. 72 Zonsondergang (modus voor speciale opnamen) ................................... 53 Zoomen ........................................ 22, 29, 56 Zwart-witfoto's .......................................... 70 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen Wanneer u uw camera wilt weggooien, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij verwijderen voor recyclen volgens de lokale wetgeving. Draai de schroeven van de behuizing los (6). Raak de flitser nooit aan! Verwijder de vooren achterkant en trek de microfoon eruit . Raak het gebied dat in de afbeelding is gemarkeerd nooit aan. U kunt hier een zware elektrische schok van krijgen. Draai de camera om en verwijder de sluiterknop-eenheid door deze aan de achterkant los te wrikken . Verwijder vervolgens de batterij . Verwijder de behuizing van de camera alleen om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor recycling voordat u de camera weggooit. 135 Informatie over handelsmerken • Het SDHC-logo is een handelsmerk. Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SM9TA280 © CANON INC. 2009
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136

Canon IXUS 95 IS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor