Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
Foto van IXUS 105
NEDERLANDS
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
• Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de onderstaande
onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de
leverancier van het product.
Batterij NB-6L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem WS-DC7
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
Camera
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van
de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
• Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
• Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt
gebruiken.
• Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen
noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
2
Lees dit eerst
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op
het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van
het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor informatie over de garantie op uw camera raadpleegt u het Canon
garantiesysteemboekje dat bij uw camera is geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
LCD-scherm
• Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De
camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten . . . . 25
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 – 56
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 54)
F
Bij nacht
(p. 54)
V
Kinderen en dieren
(p. 55)
w
Op het strand
(p. 55)
P
In de sneeuw
(p. 56)
Diverse andere opnamen maken
’
Binnen
(p. 55)
t
Vuurwerk
(p. 56)
S
Onderwater
(p. 56)
Weinig licht
(p. 55)
Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 62, 78
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden
gebruikt (de flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . 61, 62, 74, 75
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . . . 67
Sepiakleurige foto's of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
De grootte wijzigen van de opname (resolutie) . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Continu foto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
ISO-waarde wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast). . . . . . . . . . . 83
4
Wat wilt u doen?
1
Weergeven
De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Foto's bekijken op een televisie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Foto's bekijken op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Snel foto's zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94, 95
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 101
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . . . 100
E
Films maken en bekijken
Films opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
2
Afdrukken
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Opslaan
Beelden opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
3
Overige
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven . . . . . . . . . . . . 128
5
Inhoudsopgave
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking controleren... 2
Lees dit eerst............................................... 3
Wat wilt u doen?.......................................... 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt........................................... 8
Veiligheidsvoorschriften .............................. 9
1 Aan de slag ........................... 13
De batterij opladen .................................... 14
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen................................................ 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)..................... 17
De batterij en geheugenkaart plaatsen ..... 17
De datum en tijd instellen.......................... 20
De taal van het scherm instellen ............... 22
Geheugenkaarten formatteren .................. 23
De sluiterknop indrukken........................... 24
Foto's maken (Smart Auto) ....................... 25
Beelden bekijken....................................... 29
Beelden wissen ......................................... 30
Films opnemen.......................................... 31
Films bekijken............................................ 33
Beelden downloaden naar een computer
voor weergave...................................... 34
Accessoires............................................... 38
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 39
2 Meer informatie..................... 41
Overzicht van de onderdelen .................... 42
Lampje....................................................... 43
Schermweergave ...................................... 44
Menu FUNC. – Basishandelingen............. 46
MENU – Basishandelingen ....................... 47
De geluidsinstellingen wijzigen.................. 48
6
De helderheid van het scherm wijzigen..... 49
De standaardinstellingen van de
camera herstellen................................. 50
Low Level Format geheugenkaart............. 51
De functie Spaarstand (Automatisch Uit) .. 52
3 Opnamen maken in
speciale omstandigheden en
veelgebruikte functies.......... 53
Opnamen maken in diverse
omstandigheden................................... 54
De flitser uitzetten...................................... 57
Nader inzoomen op onderwerpen
(Digitale zoom) ..................................... 58
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ............................................ 60
De zelfontspanner gebruiken .................... 61
De gezicht-zelfontspanner gebruiken........ 62
4 Zelf instellingen
selecteren.............................. 63
Opnamen maken in Programma
automatische belichting........................ 64
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie) ..................... 65
De flitser inschakelen ................................ 66
Objecten op grote afstand fotograferen
(oneindig) ............................................. 66
Close-ups maken (macro) ......................... 67
De resolutie wijzigen (beeldgrootte) .......... 68
De compressieverhouding
(Beeldkwaliteit) wijzigen ....................... 68
De ISO-waarde wijzigen............................ 70
De witbalans aanpassen ........................... 71
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)........................................... 72
Inhoudsopgave
Continu-opnamen maken .........................73
Opnamen maken met de 2 secondenzelfontspanner .....................................74
De zelfontspanner aanpassen..................75
Opnamen maken via een tv......................76
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling ..................76
Alle beelden wissen ................................101
Beelden roteren ......................................102
Het formaat van beelden wijzigen...........103
De helderheid corrigeren (i-Contrast) .....104
Het rode-ogeneffect corrigeren...............105
5 Haal meer uit uw camera .... 77
Beelden afdrukken..................................108
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) ..............................................110
De modus AF Frame wijzigen...................78
Het autofocuskader vergroten ..................80
Opnamen maken met AF-vergrendeling...81
De meetmethode wijzigen ........................81
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling.................................82
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling .................................82
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)...............................83
Rode-ogencorrectie ..................................84
Opnamen maken met Slow sync..............85
Opnamen met lange sluitertijd maken ......86
6 Diverse functies voor het
opnemen van films .............. 87
De beeldkwaliteit wijzigen.........................88
AE-vergrendeling/belichting......................89
Overige opnamefuncties...........................90
Afspeelfuncties .........................................91
7 Diverse functies gebruiken voor
afspelen en bewerken ......... 93
8 Afdrukken........................... 107
9 De camera-instellingen
aanpassen .......................... 113
De camera-instellingen wijzigen .............114
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ..............................................117
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ..............................................120
10 Nuttige informatie............. 121
Aansluiten op het lichtnet........................122
Problemen oplossen ...............................123
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen.........................................126
Informatieweergave op het scherm ........128
Beschikbare functies per
opnamemodus ...................................130
Menu's ....................................................132
Voorzorgsmaatregelen ...........................135
Specificaties............................................136
Index .......................................................139
Snel naar beelden zoeken........................94
Naar beelden zoeken in de
springweergave ...................................95
Diavoorstellingen bekijken........................96
De focus controleren.................................97
Beelden vergroten ....................................98
Beeldovergangen wijzigen........................98
Beelden bekijken op een tv.......................99
Beelden beveiligen .................................100
7
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
• De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
(Knop Omhoog)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
•
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
•
: Tips voor het oplossen van problemen.
•
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
•
: Aanvullende informatie.
• (p. xx): Referentiepagina's. “xx” geeft het paginanummer aan.
• In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
• De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
8
Veiligheidsvoorschriften
• Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Waarschuwing
Camera
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk
contact op met uw huisarts.
• Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen tenzij hiervoor
expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
9
Veiligheidsvoorschriften
Batterij en batterijlader
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
• Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
• Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de
batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische
hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact
op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet
als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact
komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Andere waarschuwingen
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler
die hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de luidsprekers
beschadigen. Uw gehoor kan ook beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de
harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken
en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken.
• Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen
ook de behuizing vervormen.
10
Veiligheidsvoorschriften
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Voorzichtig
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan
over de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of ander letsel.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van
het LCD-scherm optreden.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het LCD-scherm
als u de camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van
het LCD-scherm optreden.
11
12
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
• Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
Riem
13
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
● Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen
en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
● Voor CB-2LY: kantel de stekker
CB-2LY
CB-2LYE
naar buiten
en steek deze in een
stopcontact .
● Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek het andere
uiteinde in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden
en het opladen begint.
● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen
duurt ongeveer 1 uur en 55 minuten.
Verwijder de batterij.
● Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen
en omhoog
te schuiven.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
14
De batterij opladen
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Aantal opnamen
240
7
Afspeeltijd (uren)
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading van de
batterij aan te geven.
Weergave
Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood)
Bijna leeg. Laad de batterij op.
“Vervang \ Verwissel accu”
Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering S zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer
u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet
gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
• De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
15
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u uw camera weggooit, moet u eerst de interne, oplaadbare batterij verwijderen
en voor recycling aanbieden volgens de regels die in uw land gelden.
Draai de schroeven van de houder los.
● Draai de schroeven van de houder aan de
zijkanten en de onderkant los. Open het klepje
van de aansluiting en draai de schroef aan de
binnenzijde los.
Raak nooit de flitser aan!
Open het voorklepje.
● Open het voorklepje door het omhoog te tillen
van de onderkant.
Raak nooit de flitser aan. Dit kan een
elektrische schok veroorzaken.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Houd het voorklepje geopend en til
de aansluiting van de lintkabel op met
uw vingernagel om de kabel los te
koppelen.
Raak nooit het gedeelte aan dat is
gemarkeerd in de afbeelding. Dit kan
een elektrische schok veroorzaken.
Verwijder de batterij.
Verwijder de behuizing van de camera alleen als u de interne,
oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling voordat
u de camera weggooit.
16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
•
•
•
•
•
•
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Sommige kaarten werken
niet afhankelijk van het merk van de kaart die gebruikt wordt.
Afhankelijk van de versie van het besturingsprogramma op uw computer,
worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend wanneer u een in
de winkel verkrijgbare kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw
besturingssysteem deze functie ondersteunt.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
● Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging bevat, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
● Schuif het klepje naar buiten
omhoog
en
om het te openen.
17
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de batterij.
● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
● Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Aansluitpunten
Plaats de geheugenkaart.
● Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
● Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Aansluitpunten
Sluit het klepje.
● Sluit het klepje
en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt .
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt op het
scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
18
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
● Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
● Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Geheugenkaart
4 GB
16 GB
Aantal opnamen
1231
5042
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in een
opnamemodus is ingesteld (p. 25).
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
19
De datum en tijd instellen
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
● Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
● Druk op de knoppen op om een
waarde in te stellen.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
● Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt
de camera uitgeschakeld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
20
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
● Volg stap 2 en 3 op p. 20 om de instelling
te wijzigen.
● Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
andere batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen.
21
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
● Houd de knop m ingedrukt terwijl
u op de knop n drukt.
Stel de taal van het
LCD-scherm in.
● Druk op de knoppen opqr om een
taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
22
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart
die is geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om
[Formateren] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
● Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
● Druk op de knoppen op om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, wordt
[Geheugenkaart is geformatteerd]
weergegeven op het scherm.
23
De sluiterknop indrukken
● Druk op de knop m.
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke
informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop
volledig in om de foto te maken.
Druk de sluiterknop half in (zachtjes
drukken om te focussen).
● Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort. F-kaders worden
weergegeven daar waar de camera
op heeft scherpgesteld.
Helemaal indrukken (helemaal
om de opname te maken).
X U hoort het geluid van de sluiter als
de opname wordt gemaakt.
Als u een foto maakt zonder de sluiterknop half in te drukken, is het beeld
wellicht onscherp.
24
Foto's maken (Smart Auto)
De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt
laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch
scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
● Druk op de ON/OFF-knop.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
● Stel de modusschakelaar in op A.
● Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven in
de rechterbovenhoek van het scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
Kies de compositie.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
Zoombalk
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner
lijkt (de zoombalk wordt weergegeven).
25
Foto's maken (Smart Auto)
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en worden
er AF-kaders weergegeven waarop
de camera heeft scherpgesteld.
Er worden een aantal AF-kaders
weergegeven wanneer de camera op
meerdere punten heeft scherpgesteld.
AF-kader
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
● Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
26
Foto's maken (Smart Auto)
Compositiepictogrammen
De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde
compositie en stelt vervolgens automatisch de focus in en selecteert
de optimale instellingen voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.
Achtergrond
Onderwerp
Helder
Tegenlicht
Inclusief blauwe
luchten
Donker
Zonsondergangen
Tegenlicht
Mensen
Met een
statief
—
*
Niet-menselijke
onderwerpen/
landschappen
*
Onderwerpen
van dichtbij
Achtergrondkleur
pictogram
—
Grijs
Lichtblauw
Oranje
—
Donkerblauw
* Wordt weergegeven wanneer de omgeving donker is en de camera op een
statief wordt geplaatst.
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet
bij de werkelijke compositie. Dit gebeurt met name wanneer er een
oranje of blauwe achtergrond is (bijvoorbeeld een muur);
of het
pictogram 'Inclusief blauwe luchten' wordt weergegeven, waardoor
u geen foto's kunt maken met de juiste kleur. Probeer in dat geval
opnamen te maken in de modus G (p. 64).
27
Foto's maken (Smart Auto)
Wat als...
• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van
het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs
kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik. (p. 78)
• Wat als het lampje oranje knippert en
knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
• Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u de tab 3 en
vervolgens de optie [mute]. Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Duw de zoomknop naar j
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de
maximale groothoekinstelling en u kunt opnames maken binnen de werkzame
flitsafstand van ongeveer 30 cm – 4,0 m.
Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt.
De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt opnames maken
binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 2,0 m.
• Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de
knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale
groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer
3 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt.
De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen
op onderwerpen die zich ongeveer 50 cm of meer van het uiteinde van de
lens bevinden.
• Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
• Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is
opgeladen.
28
Beelden bekijken
U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Als u op de knop q drukt, doorloopt
u de beelden in omgekeerde volgorde
van opname, van het nieuwste beeld
naar het oudste.
● Als u op de knop r drukt, doorloopt
u de beelden in volgorde van opname,
van het oudste beeld naar het nieuwste.
● De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken.
● Als u nogmaals op de knop 1 drukt
wanneer de lens is ingetrokken, wordt
de camera uitgeschakeld.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug
naar de opnamemodus.
29
Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
● Druk op de knop p.
X [Wissen ?] verschijnt.
● Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
30
Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen
nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
Selecteer de modus E.
● Stel de modusschakelaar in op E.
Opnametijd
Kies de compositie.
● Als u de zoomknop naar i draait,
zoomt u in op het onderwerp zodat dit
groter lijkt. Als u de zoomknop naar j
draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat
dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
31
Films opnemen
X De camera begint met de filmopname
Verstreken tijd
en op het scherm verschijnen [ REC]
en de verstreken tijd.
● Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
● Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden
de helderheid en de kleurtoon automatisch
aangepast.
● Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
● Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Microfoon
Stop de opname.
● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u de zoomknop naar i draait tijdens een opname, zoomt u in op het onderwerp.
De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken.
Geschatte opnametijden
Geheugenkaart
Opnametijd
4 GB
32 min. 26 sec.
16 GB
2 uur 12 min. 50 sec.
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer
één uur lang is opgenomen.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
32
Films bekijken
U kunt de films die u hebt gemaakt, op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatstgemaakte opname verschijnt.
X
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
● Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt.
Speel de film af.
● Druk op de knoppen qr om
(afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op m.
X De film wordt afgespeeld.
● U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
● Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film, wordt
weergegeven.
33
Beelden downloaden naar een computer
voor weergave
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden om deze weer te geven. Als u ZoomBrowser EX/
ImageBrowser al gebruikt, installeert u de software van de meegeleverde
cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
Windows 7
Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
Computermodel
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Pentium 1,3 GHz of hoger
CPU
Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bit), Windows Vista: 1 GB of meer
RAM
Windows XP: 512 MB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer*
de vaste schijf
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van
de computer.
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
Computermodel
op computers met ingebouwde USB-poorten.
PowerPC G4/G5 of Intel-processor
CPU
RAM
Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Interface
Vrije ruimte op
de vaste schijf
Weergave
USB
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
1.024 x 768 pixels of hoger
34
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
● Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie]
en volg de instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
● Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u
de instructies op het scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
● Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
● Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
● Dubbelklik op
op de cd.
● Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
35
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
Sluit de camera aan op de
computer.
● Schakel de camera uit.
● Open het klepje en steek de kleine
stekker stevig in de aansluiting van
de camera in de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de
computer. Raadpleeg de handleiding
van de computer voor meer informatie
over de aansluiting.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
● Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
X Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
36
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
Voor Windows 7 voert u de volgende stappen uit om CameraWindow weer
te geven.
• Klik op
op de taakbalk.
• In het venster dat wordt weergegeven, klikt u op de koppeling
om het
programma aan te passen.
• Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik
vervolgens op [OK].
• Dubbelklik op .
Beelden verplaatsen en weergeven
● Klik op [Import Images from Camera/Beelden
importeren van camera] en vervolgens op
[Import Untransferred Images/Nietovergedragen beelden importeren].
X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map Afbeeldingen.
● Wanneer [Image import complete./Importeren
van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op
[OK] en vervolgens op [X] om CameraWindow
af te sluiten.
● Schakel de camera en verwijder de kabel.
● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
overige bewerkingen.
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de meegeleverde software
te installeren door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.
Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
• Nadat u de camera hebt aangesloten, kan het enkele minuten duren voordat
u beelden kunt downloaden.
• Films worden wellicht niet goed gedownload.
• Beelden die in verticale positie zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale
positie gedownload.
• Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden
naar een computer.
• Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem,
de bestandsgrootte of de gebruikte software.
37
Accessoires
Geleverd bij de camera
Polsriem
WS-DC7
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterij NB-6L*
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE*
AV-kabel
AVC-DC400*
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Geheugenkaart
*Ook los verkrijgbaar.
Kaartlezer
Windows/Macintosh
Canon PictBridge-compatibele printers
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de printer is geleverd
voor meer informatie over de printer en interfacekabels.
TV/Video
38
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC40
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende
langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de
camera aansluit op een computer of printer.
U kunt op deze manier niet de batterij in de
camera opladen.
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Een adapter om de batterij NB-6L op te laden.
Batterij NB-6L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Accessoires in het buitenland gebruiken
De batterijlader en de adapter kunnen worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100-240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact
past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland
geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
Flitser
Canon krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan
worden bevestigd, kunt u foto-onderwerpen
vastleggen die te ver weg zijn om door de
ingebouwde flitser te worden belicht.
39
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC36
Gebruik deze behuizing voor het maken
van foto's onder water tot op een diepte
van 40 meter, voor het maken van foto's
in de regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing
WW-DC1
Wanneer u de waterdichte behuizing gebruikt
voor het maken van foto's onder water,
gebruikt u de gewichten om te voorkomen
dat de behuizing blijft drijven.
Printers
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties
wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
40
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de
informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
41
Overzicht van de onderdelen
Lamp (p. 43, 117)
Microfoon (p. 32)
Lens
Luidspreker
Zoomknop
Opnemen: i (telelens) /
j (groothoek) (p. 25)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(p. 94, 98)
Sluiterknop (p. 24)
ON/OFF-knop (p. 20)
Flitser (p. 57, 66)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 122)
Klepje geheugenkaartsleuf /
batterijhouder (p. 17)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
U kunt de camera de instellingen laten
selecteren voor volledig automatisch
opnamen maken (p. 25).
U kunt opnamen maken met de beste
instellingen voor de compositie (p. 54)
of zelf instellingen kiezen om verscheidene
typen foto's te maken (p. 53, 63, 77).
Voor het maken van films (p. 31, 87).
42
Lampje
Scherm (LCD-scherm) (p. 44)
Lampje (p. 43)
Knop 1 (Afspelen) (p. 29, 93, 107)
Modusschakelaar
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (p. 36, 99, 108)
Knop n (p. 47)
Knop l (Weergave) (p. 44)
b (Belichtingscompensatie) (p. 65) /
Knop d (Volgende) (p. 95) / knop o
Knop e (Macro) (p. 67) / u (Oneindig)
(p. 66) / q
Knop m FUNC./SET (functie/instellen)
(p. 46)
Knop h (Flitser) (p. 57, 66, 85) / r
Q (Gezicht-zelfontspanner) (p. 61,
74, 75) / a (1 beeld wissen) (p. 30) /
knop p
Lampje
Het lampje op de achterkant van de camera brandt of knippert afhankelijk
van de status van de camera.
Kleur
Groen
Oranje
Status
Brandt
Knippert
Brandt
Knippert
Bedieningsstatus
Opnamevoorbereiding voltooid/display uit (p. 116)
Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Waarschuwing: camera beweegt (p. 57)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag
dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf
of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze
acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de
camera of de geheugenkaart.
43
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l Zie p. 128 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Afspelen
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 97)
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op
de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken, het tabblad
4 te kiezen en vervolgens [terugkijken] (p. 118) in te stellen.
44
Schermweergave
Schermweergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm
en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 44) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
Hoog
Laag
Donker
Helder
● De grafiek die verschijnt in de
“Uitgebreide informatieweergave” (p. 44),
wordt het histogram genoemd. Het
histogram toont de distributie van de
helderheid van een beeld in horizontale
richting en de sterkte van de helderheid in
verticale richting. Als de grafiek meer naar
rechts staat, is de opname helder. Staat
de grafiek meer naar links, dan is de
opname donker. Op deze manier kunt u
de belichting beoordelen.
45
Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de modus (p. 130 – 131).
Selecteer een opnamemodus.
● Stel de modusschakelaar in op
de gewenste opnamemodus.
Open het menu FUNC.
● Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Beschikbare opties
Menu-items
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
● U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop l te drukken bij opties
waarbij
wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop m.
X Het opnamescherm wordt opnieuw
weergegeven en de geselecteerde
instelling wordt op het LCD-scherm
weergegeven.
46
MENU – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (p. 132 – 135).
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
● Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 42) naar links of naar
rechts om een tabblad te selecteren.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
● Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu
te openen waarin u de instelling kunt
wijzigen.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop n.
X Het normale scherm verschijnt opnieuw.
47
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [mute]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
● Druk nogmaals op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het volume aan.
● Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om het volume aan
te passen.
● Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
48
De helderheid van het scherm wijzigen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Met het menu
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om
[LCD Helderheid] te selecteren.
Helderheid aanpassen.
● Druk op de knoppen qr om de
helderheid aan te passen.
● Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Met de knop l
● Druk meer dan een seconde lang op
de knop l
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
● Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l
49
De standaardinstellingen van de
camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Herstel de instellingen.
● Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• De [Datum/Tijd] (p. 20) op het tabblad 3, [Taal] (p. 22), [Video Systeem] (p. 99).
• De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 71).
50
Low Level Format geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is verminderd. Door het uitvoeren van een Low Lever Format van
een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste
gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een Low Level
Format uitvoert.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
Voer de Low Level Format uit.
● Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
weer te geven.
op de knoppen qr om
● Druk op de knoppen opqr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
● Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Als het formatteren is voltooid, wordt
[Geheugenkaart is geformatteerd] weergegeven.
● Druk op de knop m.
Informatie over Low Level Format
• Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan
het probleem wellicht worden opgelost door een Low Level Format uit te voeren. Kopieer
eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat
u een Low Level Format uitvoert.
51
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren,
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als
er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 116).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 116).
52
3
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner.
• Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op A voor “De flitser uitzetten” (p. 57) tot “De zelfontspanner
gebruiken” (p. 61). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus
dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus
(p. 130 – 131).
• In “De gezicht-zelfontspanner gebruiken” (p. 62) wordt aangenomen
dat de modusschakelaar is ingesteld op 4 en dat de modus
is geselecteerd.
53
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de modusschakelaar in
op 4 (p. 42).
Selecteer de opnamemodus.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om G te selecteren.
Selecteer de gewenste opnamemodus.
● Druk op de knoppen qr om de gewenste
modus te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
● Om speciale opnamen te maken (p. 55),
selecteert u
(meest rechts) en drukt u op
de knop l Druk op de knoppen qr om
een item te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
● Hiermee kunt u mooie foto's maken
van nachtelijke stadsgezichten of
van personen tegen een nachtelijke
achtergrond.
● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u ook
zonder statief scherpe foto's maken.
54
Opnamen maken in diverse omstandigheden
V Foto's maken van kinderen
of dieren (Kinderen & dieren)
● Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals
kinderen en dieren, zodat u geen
enkel leuk moment hoeft te missen.
’ Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
● Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
Speciale opnames
Opnamen maken in een
omgeving met weinig licht
(Weinig licht)
● Afhankelijk van de compositie worden de
ISO-waarde en de sluitersnelheid hoger
dan in de modus A, zodat u opnamen
kunt maken in een donkere omgeving,
met gereduceerde camerabeweging
en onscherpe weergave.
● Een resolutie-instelling van wordt
weergegeven en het beeld wordt
vastgesteld op 1600 x 1200 pixels.
w Strandfoto's maken (Strand)
● Hiermee maakt u foto's van helder
belichte mensen op zandstranden waarop
het zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
55
Opnamen maken in diverse omstandigheden
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
● In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC36 (afzonderlijk
verkrijgbaar) maakt u in deze modus
foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
O Foto's maken van flora (Flora)
● Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren
vastleggen.
P Mensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
● Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien
is het raadzaam om [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 119).
In de modus F, V, ’ of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 70) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi beschikbaar.
•
Gezicht-zelfontspanner (p. 62)
• ≈ Lange sluiter (p. 86)
56
De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
● Druk op de knoppen qr om !
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Zodra de instellingen zijn ingesteld,
wordt ! weergegeven op het scherm.
● Om de flitser weer in te schakelen,
volgt u de stappen hierboven en zet
u de instelling terug op
.
Wat als het lampje oranje knippert en er een knipperende
verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een
knipperende
op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen.
57
Nader inzoomen op onderwerpen
(Digitale zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een factor16x of een
equivalent hiervan en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om
te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken,
afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 68) en de gebruikte
zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
● Houd de knop vast totdat het
zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij
het beeld niet verslechtert, en de
zoomfactor wordt weergegeven op het
scherm wanneer u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven?
Beelden die worden opgenomen met een zoomfactor die blauw wordt
weergegeven, kunnen er grof uitzien.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens het tabblad 4 en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
De brandpuntafstand bij de optische zoom is 28 – 112 mm, en de
brandpuntafstand bij de digitale zoom is 112 – 448 mm (equivalent
van 35 mm).
58
Nader inzoomen op onderwerpen (Digitale zoom)
Digitale teleconverter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,5x of 2,0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op
onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie
(inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 68) en de instellingen van de digitale teleconverter.
Selecteer [Digitale Zoom].
● Druk op de knop n.
● Druk op de knoppen qr om het
tabblad 4 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om
[Digitale Zoom] te selecteren.
Accepteer de instelling.
● Druk op de knoppen qr om de
zoomfactor te selecteren.
● Druk op n om terug te keren naar
het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven?
• Als u [1.5x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
of
, verslechtert het
beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
• Als u [2.0x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van ,
of
, verslechtert
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
• De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42,0 – 168 mm en 56,0 – 224 mm (equivalent van 35 mm).
• U kunt de digitale teleconverter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
59
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Selecteer [Datum stempel].
● Druk op de knop n.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4
te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Datum
stempel] te selecteren.
Accepteer de instelling.
● Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
● Druk op n om terug te keren naar
het opnamescherm.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
U kunt als volgt de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit doet voor beelden met
toegevoegde datum en tijd, worden de datum en de tijd mogelijk dubbel
afgedrukt.
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 110) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie.
• Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
60
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
● Druk op de knoppen op om Ò te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Daarna wordt Ò weergegeven op het scherm.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen
op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt
geflitst).
● Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, drukt u op de knop p.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2.
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 75).
61
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Als u een foto wilt maken waar de fotograaf ook op staat, zoals een groepsfoto, stelt
u de compositie van de opname in en drukt u op de sluiterknop. Twee seconden
nadat u verschijnt in de compositie en de camera uw gezicht detecteert, maakt
deze een opname (p. 78).
Selecteer
.
● Volg stap 1 tot en met 3 op p. 54 op en
selecteer
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
● Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat branden en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
● Om het aftellen te annuleren nadat het al
is begonnen, drukt u op de knop p.
Het aantal opnamen wijzigen
Voor het venster in stap 1 drukt u op de knop l Druk vervolgens op de knoppen qr
om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop m om de instelling te bevestigen.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
62
4
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
• G staat voor 'programma automatische belichting'.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (p. 130 – 131).
63
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel de modusschakelaar in
op 4 (p. 42).
Selecteer G.
● Selecteer G bij stap 2 op p. 54
en druk op de knop m.
Pas de instellingen naar wens
aan (p. 65 – 76).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• Schakel de flitser in (p. 66)
• Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 70)
64
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
● Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
● Kijk naar het scherm en druk op de
knoppen qr om de helderheid aan
te passen en druk vervolgens op de
knop m.
X De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
65
De flitser inschakelen
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is het flitsbereik ongeveer 30 cm – 4,0 m, en met een
maximale telelens ongeveer 50 cm – 2,0 m.
Selecteer h.
● Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om h te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt h op het scherm.
Objecten op grote afstand fotograferen
(oneindig)
Wanneer het lastig is om te focussen omdat uw onderwerpen zowel
dichtbij als ver weg zijn, kunt u het bereik van de focus aanpassen
(het afstandbereik van uw onderwerp) om betrouwbaarder te kunnen
focussen op onderwerpen die verder weg zijn (ongeveer 3 m of meer).
Selecteer u.
● Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr om u te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt u op het scherm.
66
Close-ups maken (macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. De afstand waarbinnen opname mogelijk is (scherpstelzone),
is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens (als de zoomknop
naar j is geduwd tot de lens niet meer beweegt, en dus de maximale
groothoekinstelling van de lens is bereikt).
Selecteer e.
● Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr om e te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt e op het scherm.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Over de zoombalk
• Als u de zoomknop verschuift, wordt de zoombalk op het scherm weergegeven.
Als u opneemt in de macromodus, kan de camera niet scherpstellen binnen het
bereik van de gele balk.
• Als u zoomt binnen het bereik van de gele balk, wordt e grijs weergegeven
en vindt de opname plaats met
.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
• Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î,
zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 74).
• U kunt het AF-kader verkleinen wanneer u wilt scherpstellen op een specifiek
gedeelte van het onderwerp (p. 79).
67
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Als u
selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 58) of de digitale
teleconverter (p. 59) niet gebruiken.
De compressieverhouding
(Beeldkwaliteit) wijzigen
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren:
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren
en druk op de knop l
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
68
De compressieverhouding (Beeldkwaliteit) wijzigen
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke
opnamen
4 GB
16 GB
(Hoog)
12M/4000 x 3000
3.084
1231
5042
1.474
2514
10295
(Normaal 1)
8M/3264 x 2448
2.060
1828
7487
980
3771
15443
(Normaal 2)
5M/2592 x 1944
1.395
2681
10981
695
5247
21486
(Normaal 3)
2M/1600 x 1200
558
6352
26010
278
12069
49420
(Laag)
0.3M/640 x 480
150
20116
82367
84
30174
123550
2.311
1630
6677
1.105
3352
13727
(Breedbeeld)
4000 x 2248
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
A2
A3
●
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
●
Voor afdrukken op breed papier.
A4, Letter-formaat
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
69
De ISO-waarde wijzigen
Selecteer de ISO-waarde.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
• Als de camera is ingesteld op
, kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
• In
(p. 55) worden ISO-snelheden automatisch hoger ingesteld
dan in de modus A, afhankelijk van de compositie.
70
De witbalans aanpassen
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt
Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
TL licht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H
Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom
U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
● Selecteer
bij stap 2 hierboven.
● Zorg dat het hele scherm is gevuld
met een vlak, witgekleurd onderwerp
en druk vervolgens op de knop l
X De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn opgenomen.
71
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als
u de camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens
hebt vastgelegd.
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia
of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
My Colors uit
Levendig
Neutraal
—
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia
Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit
Voor zwart-witfoto's.
Custom kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging,
enzovoort, aanpassen aan uw voorkeur.
U kunt de witbalans niet instellen in de modus
72
en
(p. 71).
Continu-opnamen maken
Custom kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging voor een
opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.
● Volg stap 2 op p. 72 om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een waarde te
selecteren.
● Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar
links ligt, hoe zwakker of lichter het effect
wordt.
● Druk op de knop l om de instelling
te bevestigen.
Continu-opnamen maken
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
0,9 beelden/seconde wanneer u de sluiterknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om W te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
73
Opnamen maken met de 2 seconden- zelfontspanner
• Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner
(p. 61, 62, 74, 75).
• De snelheid van het continu opnemen neemt toe in
(p. 55).
• Voor een bepaald interval kunnen beelden mogelijk niet worden
opgenomen en wordt de opnamesnelheid langzamer afhankelijk
van de condities en de instellingen van de camera.
• Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid
langzamer worden.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid langzamer worden.
Opnamen maken met de 2 secondenzelfontspanner
De camera maakt ongeveer twee seconden nadat er op de sluiterknop is
gedrukt een opname, waarbij beweging van de camera die zou optreden
tijdens het drukken op de knop wordt voorkomen.
Selecteer Î.
● Druk eerst op de knop p en gebruik
daarna de knoppen op om Î te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Î op het scherm.
● Volg stap 3 op p. 61 om opnamen
te maken.
74
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
● Druk op de knop p en vervolgens op
de knoppen op om $ te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
Selecteer de instellingen.
● Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
● Volg stap 3 op p. 61 om opnamen
te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
• De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
• Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
• Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
75
Opnamen maken via een tv
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
• Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden bekijken
op een televisie” (p. 99).
• Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname
maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
● Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
● Controleer of het AF-kader groen is.
Maak een nieuwe compositie.
● Druk de sluiterknop half in en
maak een nieuwe compositie
voor de opname.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
76
5
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
• In “Opnamen met lange sluitertijd maken” (p. 86) wordt aangenomen dat
u de modusschakelaar hebt ingesteld op 4 en ≈ hebt geselecteerd.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (p. 130 – 131).
77
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF Frame]. Druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Gezichts-AiAF
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
• Een kader volgt een gedetecteerd bewegend gezicht binnen een bepaald
bereik.
• Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als een gezicht niet wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen witte
kaders) worden weergegeven, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer
de sluiterknop half wordt ingedrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
• onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
• onderwerpen die donker of licht zijn;
• gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
78
De modus AF Frame wijzigen
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
U kunt het AF-kader kleiner maken
• Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
• De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 58)
of digitale teleconverter (p. 59) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt
.
79
Het autofocuskader vergroten
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF-Punt Zoom]. Druk op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
● Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 78) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 79) wordt de inhoud
van het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen
gezicht kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot
het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet
kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 58) of de
digitale teleconverter (p. 58) gebruikt of als de camera is aangesloten
op een televisie (p. 99).
80
Opnamen maken met AF-vergrendeling
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
% wordt op het scherm weergegeven.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De meetmethode wijzigen
U kunt de modus Lichtmeting (functie voor meten van de helderheid)
aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de modus Lichtmeting.
● Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
meeting
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het
(spotmetingpuntkader).
81
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en
belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen.
AE staat voor “Auto Exposure” (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
● Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X Als & verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Net als met de AE-vergrendeling (p. 82) kunt u de belichting vergrendelen voor
het maken van opnamen met de flitser.
Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor “Flash Exposure”.
Selecteer h (p. 66).
Vergrendel de flitsbelichting.
● Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt
de FE ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
82
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [i-Contrast]. Druk op de
knoppen qr om [Auto] te selecteren.
X Na de instelling, verschijnt @ op het
scherm.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 104).
83
Rode-ogencorrectie
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
● Druk op de knoppen op om [Rode-ogen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Œ op het scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
• U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 105).
• Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
84
Opnamen maken met Slow sync
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u
de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer ….
● Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om … te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt … op het scherm.
Maak de opname.
● Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel [IS modus] in op [Uit] als
u opnamen maakt met een statief (p. 119).
85
Opnamen met lange sluitertijd maken
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld
onscherp kan worden.
Selecteer ≈.
● Selecteer ≈ bij stap 1 tot en met 3 op
p. 54 en druk op de knop m.
Selecteer de sluitertijd.
● Druk op de knop o.
● Druk op de knoppen qr om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op m.
Bevestig de belichting.
● Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt
de belichting voor de geselecteerde
sluitertijd op het scherm.
• De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het
scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
• Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 119).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname.
86
6
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
“Films opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het modusschakelaar is ingesteld
op E (filmmodus).
87
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit twee instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Beeldkwaliteittabel
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.) waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt vergeleken
met
, maar u kunt drie keer zo lang opnemen.
Geschatte opnametijd
Beeldkwaliteit
Opnametijd
4 GB
16 GB
32 min. 26 sec.
2 uur 12 min. 50 sec.
1 uur 31 min. 25 sec.
6 uur 14 min. 23 sec.
• Volgens de testnormen van Canon.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer
één uur lang is opgenomen.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
88
AE-vergrendeling/belichting
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop o om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
● Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
● Kijk naar het scherm en druk op de
knoppen qr om de helderheid in
te stellen.
Maak de opname.
89
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
• Nader inzoomen op onderwerpen (Digitale zoom) (p. 58)
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar de optische
zoomfunctie kan niet worden gebruikt.
Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat
u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
• De zelfontspanner gebruiken (p. 61)
• Objecten op grote afstand fotograferen (oneindig) (p. 66)
• Close-ups maken (macro) (p. 67)
• De witbalans aanpassen (p. 71)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 72)
• Opnamen maken met de 2 seconden- zelfontspanner (p. 74)
• Opnamen maken via een tv (p. 76)
• Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 81)
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 117)
• De sjabloon weergeven (p. 119)
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 119)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
90
Afspeelfuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Beelden wissen (p. 30)
Snel naar beelden zoeken (p. 94)
Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 95)
Diavoorstellingen bekijken (p. 96)
Beeldovergangen wijzigen (p. 98)
Beelden bekijken op een tv (p. 99)
Beelden beveiligen (p. 100)
Alle beelden wissen (p. 101)
Beelden roteren (p. 102)
Overzicht van filmbedieningspaneel in
“Films bekijken” (p. 33)
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr;
geluid wordt niet afgespeeld.)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Het laatste beeld weergeven
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een
PictBridge-printer (p. 108).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
91
92
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
• Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (p. 103 – 105) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
93
Snel naar beelden zoeken
g Naar beelden zoeken in de indexweergave
Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld vinden
dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven
in een index.
● Duw de zoomknop naar g om het aantal
beelden uit te breiden. Het aantal beelden
neemt elke keer toe wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
● Duw de zoomknop naar k om het aantal
beelden te verkleinen. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
X Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
● Druk op de knop m om het
geselecteerde beeld afzonderlijk weer
te geven.
Zoeken in een groot aantal beelden
Als u de zoomknop herhaaldelijk naar g beweegt, kunt u een index met
maximaal 100 beelden weergeven. Als u de zoomknop nogmaals naar g
beweegt, verschijnt er een oranje kader rondom alle beelden en kunt u snel
zoeken door met de knoppen op tussen sets van 100 beelden te schakelen.
94
Naar beelden zoeken in de
springweergave
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand
van een opgegeven methode of in een opgegeven groep beelden.
Selecteer een springmethode.
● Druk in de enkelvoudige weergave op
de knop o.
X De zoekmethode en de locatie van het
beeld dat op dat moment wordt
weergegeven, verschijnen onder aan het
scherm.
● Druk op de knoppen op om de
gewenste zoekmethode te selecteren.
Schakelen tussen beelden.
● Druk op de knoppen qr.
X De camera gebruikt de geselecteerde
De locatie van het beeld
dat op dat moment wordt
weergegeven
Volgende 10
zoekmethode om naar een beeld te
springen.
● Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100
Springt met 100 beelden tegelijk.
Ga naar datum
Springt naar het eerste beeld in de groep van elke
opnamedatum.
Naar eerste gaan
Springt alleen naar foto’s.
Ga naar film
Springt naar een film.
• Het aantal beelden dat overeenstemt met het zoekfilter, wordt aan de rechterkant van
het scherm weergegeven, behalve bij
en
.
Als er geen beelden zijn die overeenkomen met de springmethode,
werken de knoppen qr niet.
95
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
● Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk op de knoppen qr
om de instelling aan te passen.
Herhalen
Herhaalt het afspelen van
beelden
Speeltijd
Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het
schakelen tussen beelden
Selecteer [Start].
● Druk op de knoppen op om [Start]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld...]
verschijnt.
● U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
● Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
• Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
• De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 52).
96
De focus controleren
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 44).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader
wordt vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
● Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
● Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
● Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
● Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
97
Beelden vergroten
Duw de zoomknop naar k.
● De weergave zoomt in op het beeld
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
en
wordt weergegeven. Als u de
zoomknop vasthoudt, wordt er verder
ingezoomd tot een maximale factor
van 10x.
● Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
● Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
● Wanneer
op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar
. Druk op de
knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden schakelen. Druk nogmaals op de
knop m om terug te keren naar
.
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit twee overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Overgang] en gebruik de knoppen qr
om een optie te selecteren.
98
Beelden bekijken op een tv
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Wit of zwart
Geel
Geel
Zwart
● Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
● Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
99
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (p. 30, 101).
Selecteer [Beveilig].
● Druk op de knop n en selecteer
[Beveilig] op het tabblad 1.
Druk vervolgens de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
X
verschijnt op het scherm.
● Als u nogmaals op de knop m drukt,
wordt
weergegeven.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt beveiligen.
Beveilig de beelden.
● Als u op de knop n drukt, verschijnt
het bevestigingsscherm.
● Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X De beelden worden beveiligd.
• Als u de geheugenkaart formatteert (p. 23, 51), worden beveiligde
beelden ook gewist.
• Zelfs als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt
voordat u de bewerkingen in stap 3 hebt uitgevoerd, worden de beelden
niet beveiligd.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
100
Alle beelden wissen
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden
hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 100)
kunt u niet wissen.
Selecteer [Alles wissen].
● Druk op de knop n, selecteer
[Alles wissen] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Wis alle beelden.
● Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Alle beelden worden gewist.
● Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
101
Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
● Druk op de knop n, selecteer
[Roteren] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Draai het beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren.
● Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° gedraaid.
● Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
102
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
● Druk op de knop n, selecteer
[Veranderen] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om het beeld
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
● Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
● Druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• Beelden met een ingestelde resolutie van
(p. 68), opgeslagen
als
in stap 3 kunnen niet worden bewerkt.
103
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt vier correctieniveaus
selecteren: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog]. Gecorrigeerde beelden worden
opgeslagen als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n, selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om het beeld
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Volg stap 4 en 5 op p. 103.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de correctie
niet geschikt.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
104
Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
● Druk op de knop n, selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1
en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Corrigeer het beeld.
● Druk op de knop m.
X Het gebied met rode ogen dat door de
camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
● U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
“Beelden vergroten” (p. 98).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Druk op de knoppen opqr om
[Nieuw bestand] te selecteren en
druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
● Volg stap 5 op p. 103.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
105
106
8
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een PictBridge-compatibele
printer (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 40).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie.
Canon PictBridge-compatibele printers
SELPHY-serie
Inkjetprinters
107
Beelden afdrukken
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge.
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X
verschijnt op het scherm.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
108
Beelden afdrukken
Druk de beelden af.
● Druk op de knoppen op om [Print] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
● Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
● Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
• Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor
gedetailleerde informatie over afdrukken.
• Zie p. 38, 40 voor PictBridge-compatibele Canon-printers.
109
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en
instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen
kunnen worden afgedrukt of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden
voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Print instellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer het tabblad
2. Selecteer vervolgens [Print instellingen]
en druk op de knop m.
Wijzig de instellingen.
● Druk op de knoppen op om een menu-item
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om een optie te selecteren.
X Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF data
Standaard
Index
Beide
Aan
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit
Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
–
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
–
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
–
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te
verwerken in het afdrukresultaat.
•
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
• Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af.
110
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en
[File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in
de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 20).
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel.
beeld & aantal] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
● Als u [Index] selecteert, verschijnt
op het scherm. Druk nogmaals op de
knop m om de selectie van het beeld
ongedaan te maken. Vervolgens
verdwijnt
.
Stel het aantal afdrukken in.
● Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
● Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
● Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
111
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
● Selecteer [Sel. alle beelden] bij stap 1 op
p. 111 en druk vervolgens op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
● Selecteer [Wis alle selecties] bij stap 1 op
p. 111 en druk vervolgens op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Beelden afdrukken met DPOF-instellingen
Aantal af te drukken
exemplaren
Sluit de camera aan op de printer.
● Volg stap 1 en 4 op p. 108.
Druk de beelden af.
● Druk op de knoppen op om [Print nu]
te selecteren en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
112
9
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen
voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
113
De camera-instellingen wijzigen
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen op het tabblad
3 (p. 47).
Het opstartbeeld uitschakelen
U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer u de
camera inschakelt.
● Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
Continu
nummer totdat u een opname
maakt en opslaat met het
nummer 9999.
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, of een nieuwe map
Auto reset
wordt gemaakt, begint de
bestandsnummering weer bij 0001.
114
De camera-instellingen wijzigen
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen
de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 51).
• Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de
knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
● Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens direct intrekt wanneer u op de knop 1 drukt, stelt u de tijd in
op [0 sec.].
● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
115
De camera-instellingen wijzigen
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 52) instellen op [Uit]. De instelling [Aan]
wordt aanbevolen om de batterij te sparen.
● Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren. Gebruik
vervolgens de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 52). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld
op [Uit].
● Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om [Display uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om een tijd te selecteren.
● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
116
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen
Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 47).
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (p. 132 – 133).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen
in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt.
U kunt dit licht uitzetten.
● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop m.
● Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
117
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De weergavetijd van het beeld direct na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden na het maken van de opname worden
weergegeven.
● Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2 – 10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde
tijd lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
Er wordt geen beeld weergegeven
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
direct na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven na de opname
wijzigen.
● Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Geeft gedetailleerde informatie
weer (p. 44).
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
Focus check zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
“De focus controleren” (p. 97).
Details
118
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om
het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Raster
Uitsnede
Beiden
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Boven en onder in de weergave
verschijnen grijze balken. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
De rasterlijnen en de hulplijn voor
de uitsnede worden beide weergegeven.
• In de modus
kunt u [Uitsnede] of [Beiden] niet instellen.
• De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
• De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
● Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Opname
Pan
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen.
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op- en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
• Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel
IS modus in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
119
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 47).
Het beeld selecteren waarmee
het afspelen begint
● Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Laatst gez
Laatste f.
120
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
10
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
(afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het
hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen, een lijst met
functies en een lijst met items die op het scherm verschijnen.
Verder vindt u aan het einde de index.
121
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC40 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijniveau.
Plaats de koppeling.
● Open het klepje (p. 17) en plaats de
koppeling op de afgebeelde wijze tot
deze vastklikt.
● Sluit het klepje.(p. 18)
Aansluitpunten
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
● Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
● Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
● U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
● Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan
de camera beschadigd raken.
122
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera.
Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst
die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
•
•
•
•
Controleer of de batterij niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een
wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het
klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw
uit (p. 18).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 99).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Druk in de afspeelmodus (p. 29) de sluiterknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 45).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel
in films worden opgenomen.
• Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
• Als u opnamen maakt bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
• Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 57)
•
•
•
•
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 119).
Stel de flitser in op h (p. 66).
Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
Plaats de camera op een statief.
123
Problemen oplossen
Het beeld is wazig.
• Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 24).
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 136).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 117).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enzovoort), niet zijn ingesteld.
• Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 76, 81).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en
stelt de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
•
•
•
•
Stel de flitser in op h (p. 66).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 65).
Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 83, 104).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 81, 82).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 57).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 65).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 81, 82).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 66).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 66).
• Stel de flitser in op ! (p. 57).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 70).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 55, 70).
Ogen worden rood weergegeven (p. 84).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 117). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat het
lampje (aan de voorkant van de camera) branden (p. 43) en gedurende ongeveer
1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen
te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt.
U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij
het onderwerp gaat staan.
124
Problemen oplossen
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 51)
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Zie “Beschikbare
functies per opnamemodus” (p. 130 – 131).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 32, 88).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
• Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 51).
• Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 88).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 51).
De zoomfunctie werkt niet.
• U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de optische
zoomfunctie (p. 90).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (p. 51).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan
het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
• Houd de knop n ingedrukt en houd vervolgens tegelijkertijd de knoppen o en m
ingedrukt. Selecteer [B] wanneer dit wordt weergegeven op het scherm en druk op de
knop m.
125
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of de SDXC-geheugenkaart
is ingesteld op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 17).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd
of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 51)
• Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met de helpdesk van Canon
Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
• Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken
(p. 25, 53, 63, 77) of beelden te bewerken (p. 103 – 105). Wis de beelden
(p. 30, 101) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege
geheugenkaart (p. 18).
Vervang\Verwissel accu. (p. 18)
Geen beeld.
• Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden
weergegeven.
Beveiligd! (p. 100)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/RAW
• Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet
worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen
Niet selecteerbaar beeld.
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 98), te roteren (p. 102),
te bewerken (p. 103 – 105) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 110).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
vergroot, geroteerd, bewerkt of toegevoegd aan een afdruklijst.
• Films kunnen niet worden vergroot (p. 98).
126
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Selectielimiet bereikt
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer
minder beelden dan 998 (p. 110).
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het
aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 110).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden
afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen
op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te
downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer
om af te drukken.
Fout in benaming.
• De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal
bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset]
(p. 114) of formatteer de geheugenkaart (p. 51).
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of
als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk
van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de camera.
127
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 71)
My Colors (p. 72)
i-Contrast (p. 83)
Transportmodus (p. 73)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 123)
Lichtmeetmodi (p. 81)
Beeldkwaliteit
(compressie) (p. 68),
Resolutie
(p. 68, 88)
*
Foto's: Resterend aantal
opnamen (p. 15, 69)
Films: Resterende tijd/
verstreken tijd (p. 32, 88)
Zelfontspanner
(p. 61, 62, 74, 75)
AF-kader (p. 78)
Spotmetingpunt (p. 81)
Digitale zoom (p. 58) /
digitale teleconverter
(p. 59)
Scherpstelzone
(p. 66, 67),
AF-vergrendeling (p. 81)
Opnamemodus (p. 42)
Flits mode
(p. 57, 66, 85)
Rode-ogencorrectie
(p. 84)
Beeldstabilisatie (p. 119)
Datum stempel (p. 60)
ISO-waarde (p. 70)
Disp. Sjabloon (p. 119)
AE-vergrendeling (p. 82),
FE-vergrendeling (p. 82)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 65)
: Standaard,
: Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog
of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren.
128
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Opnamemodus (p. 42)
ISO-waarde (p. 70)
Belichtingscompensatie
(p. 65), Belichting (p. 89)
Witbalans (p. 71)
Histogram (p. 45)
Beeld bewerken
(p. 103 – 105)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 68),
Resolutie (p. 68),
AVI (films)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Lichtmeetmodi (p. 81)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 114)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd
Diafragmawaarde,
beeldkwaliteit (films)
(p. 88)
Flitser (p. 66)
i-Contrast
(p. 83, 104)
Scherpstelzone
(p. 66, 67)
Bestandsgrootte (p. 69)
Foto's: Resolutie (p. 68)
Films: Filmlengte (p. 88)
Beveilig (p. 100)
My Colors (p. 72)
Rode-ogencorrectie
(p. 84, 105)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
129
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
A
4
G
I
Belichtingscompensatie (p. 65)
—
{
{
AE-/FE-vergrendeling (p. 82)
—
{
—
AE-vergrendeling/belichting (p. 89)
—
—
—
e
—
{
—
{
{
{
u
—
{
—
—
{
—
{
{
{
h
—
{
{
…
*1
{
—
!
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Scherpstelzone (p. 66, 67)
AF-vergrendeling (p. 81)
Flitser (p. 57, 66, 85)*
3
Gezicht-zelfontspanner (p. 61, 74, 75)
Ò Î
3
$*
Menu FUNC.
ISO-waarde (p. 70)
Witbalans (p. 71)
My Colors (p. 72)
Lichtmeting (p. 72)
Transportmodus (p. 73)
W
Resolutie (p. 68)/Compressie (beeldkwaliteit) (p. 68, 88)
{
{
{
—
{
—
{
{
{
—
{
—
{
{
{
—
{
—
{
{
{
—
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
{
*1 Kan niet worden geselecteerd, maar de flitser gaat afhankelijk van de omstandigheden automatisch af.
*2 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt ingesteld op … wanneer er geflitst wordt.
*3 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
*4 De resolutie wordt ingesteld op . De compressieverhouding kan worden geselecteerd.
130
Beschikbare functies per opnamemodus
4
F
V
’
w
S
O
P
t
≈
E
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
—
*2
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*2
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
Menu FUNC.
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
*4
{
{
{
{
{
{
{
{
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
131
Menu's
4 Opnamemenu
Opnamemodi
Functie
A
4
G
I
{
Gezichts-AiAF
{
{
Centrum
—
{
{
—
{
—
Standaard
{
{
{
Uit
{
{
{
Digitale teleconverter (1,5x/2,0x)
{
{
{
AF-Punt Zoom (p. 80)
Aan/Uit
{
{
{
AF-hulplicht (p. 117)
Aan/Uit
{
{
{
Flits instellingen
(p. 84, 117)
Rode-Ogen
Aan/Uit
{
{
{
Lamp Aan
Aan/Uit
{
{
{
i-Contrast (p. 83)
Auto/Uit
*2
{
—
Bekijken (p. 118)
Uit/2-10 sec./Vastzetten
{
{
{
Terugkijken (p. 118)
Uit/Details/Focus check
{
{
{
Uit/Raster
{
{
{
Uitsnede/Beiden
{
{
{
Continu
{
{
{
Uit
—
{
{
Opname/Panning
—
{
{
Uit/Datum/Datum & Tijd
{
{
{
AF-kader (p. 78)
Grootte AF-kader (p. 79) Normaal/klein
Digitale zoom (p. 58)
Disp. Sjabloon (p. 119)
IS modus (p. 119)
(Datum stempel) (p. 60)
*1 AiAF *2 Altijd [Auto].
132
Menu's
4
F
V
’
{
{
{
{
{
w
S
O
P
t
≈
{
{
{
{
—
{
E
*1
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
—
*2
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
—
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
133
Menu's
3 Menu Instellen
Item
Opties/overzicht
Zie pagina
mute
Aan/Uit*
p. 48
Volume
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 48
LCD Helderheid
Instellen binnen een bereik van ±2.
p. 49
opstart scherm
Aan*/Uit
p. 114
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
Bestandsnummering
Continu*/Auto reset
p. 114
Maak folder
Maandelijks*/Dagelijks
p. 115
Lens intrekken
1 min.*/0 sec.
p. 115
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
Datum/Tijd
Datum- en tijdinstellingen
p. 20
Video Systeem
NTSC/PAL
p. 99
Taal
Weergavetaal selecteren.
p. 22
Reset alle
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 50
p. 23, 51
p. 52, 116
* Standaardinstelling
1 Menu Afspelen
Item
Opties/overzicht
Zie pagina
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen
p. 96
Alles wissen
Beelden wissen.
p. 101
Beveilig
Beelden beveiligen.
p. 100
Roteren
Beelden draaien.
p. 102
i-Contrast
Donkere delen en contrast van foto's corrigeren.
p. 104
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in foto's corrigeren.
p. 105
Veranderen
Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.
p. 103
Ga verder
Laatst gez.*/Laatste f.
p. 120
Overgang
Fade*/Schuiven/Uit
p. 98
* Standaardinstelling
134
Voorzorgsmaatregelen
2 Menu Afdrukken
Item
Opties/overzicht
Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven.
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 108
p. 111
Sel. alle beelden
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
p. 112
Wis alle selecties
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
p. 112
Print instellingen
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 110
Voorzorgsmaatregelen
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het scherm of
als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een
brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk voor
klantenondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor het
Canon garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
• Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
135
Specificaties
Effectieve pixels in camera. . . . . . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3-type CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 12,7 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 20,0 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik: 28 (G) – 112 (T) mm
f/2,8 (G) – f/5,9 (T)
Vergroting zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.0x (in combinatie met de digitale zoom maximaal
ongeveer 16x)
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,8 cm (2,7 inch) TFT LCD-kleurenmonitor
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik Circa 100 %
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezichts-AiAf/Centrum/
Scherpstelbereik
(vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . . . Auto, Weinig licht: 3 cm – oneindig (G)/
50 cm – oneindig (T)
Normaal: 5 cm – oneindig (G)/
50 cm – oneindig (T)
Macro: 3 – 50 cm (G)
Oneindig: 3 m – oneindig
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig
Sluiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter worden beide
gebruikt
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/1500 sec.
15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . . . . . ±2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit
* Rode-Ogen Corr/Rode ogen red./FE-vergrendeling
instellingen beschikbaar
Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . 30 cm – 4,0 m (G)/50 cm – 2,0 m (T)
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Programma automatische belichting, Portret,
Night Snapshot, Kinderen & dieren, Binnen,
Gezicht-zelfontspanner, Weinig licht, Strand, Onderwater,
Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange sluitertijd, Film
Continue opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 0,9 beelden/sec.
Zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging,
Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
SDXC-geheugenkaart/MultiMediaCard/
MMCplus-geheugenkaart/HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: AVI (beeldgegevens: Motion JPEG, audiogegevens:
WAVE (Mono))
136
Specificaties
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoog: 4000 x 3000 pixels
Normaal 1: 3264 x 2448 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels
(Films). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.*)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.*)
* Het werkelijke aantal beelden is 29,97 beelden/sec.
Compressie (foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal
Aantal mogelijke opnamen
(Compatibel met CIPA). . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 240 beelden
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film, Vergrote weergave,
Index, Vergroote, Diavoorstelling
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveilig, Veranderen, i-Contrast, Roteren,
Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print. . . . . . . . . . . . . . . . . . . PictBridge-compatibel
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitale invoer/uitvoer: Hi-Speed USB (compatibel
met mini-B)*
Analoge audiouitvoer: Mono*
Analoge videouitvoer: NTSC/PAL selecteerbaar*
* Speciale connector (vrouwtje) met geïntegreerd
type digitale audio en video.
Communicatie-instellingen . . . . . . . . . . . MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . batterij NB-6L (oplaadbare lithium-ion batterij)
Voedingsadapterset ACK-DC40
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Luchtvochtigheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90%
Dimensies (compatibel met CIPA) . . . . . 90,5 x 55,8 x 21,2 mm
Gewicht (compatibel met CIPA) . . . . . . . Ongeveer. 140 g (Inclusief de batterij en de
geheugenkaart)
Ongeveer 117 g (alleen camerabehuizing)
137
Specificaties
Batterij NB-6L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voltage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . .
Dimensies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oplaadbare lithium-ionbatterij
3,7 V DC
1.000 mAh
Ongeveer 300 keer
0 – 40 °C
34,4 x 41,8 x 6,9 mm
Ongeveer 21 g
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Nominale invoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A
(240 V)
Nominale uitvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1 uur en 55 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Dimensies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58,6 x 86,4 x 24,1 mm
Gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 70 g (CB-2LY)
Ongeveer 61 g (CB-2LYE) (exclusief kabel)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
138
Index
A
Aansluiting ................................... 36, 99, 108
Aantal opnamen .................................. 15, 69
Accessoires ............................................... 38
AE lock ................................................ 82, 89
Afdrukken ................................................108
AF-kaders ..................................................26
Afspeelknop......................................... 29, 43
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten ............... 98
AF-vergrendeling ....................................... 81
Alle beelden wissen................................. 101
Apparatuur...................................................2
De camera vasthouden .......................... 13
Standaardinstellingen............................. 50
AV-kabel...................................................... 2
B
Batterij
Batterijlader ........................................ 2, 14
Datum/tijd-batterij ................................... 21
Oplaadlampje ......................................... 15
Opladen ................................................. 14
Set van batterij en oplader ..................... 39
Spaarstand........................................... 116
spaarstand ............................................. 52
Batterijlader ............................................... 14
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen .............................. 30, 101
Beveilig................................................. 100
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur...................................... 118
Beelden bekijken op een tv ....................... 99
Beelden roteren ....................................... 102
Beelden wissen .................................30, 101
Beeldkwaliteit (Compressie) ...................... 68
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken (Afspelen)
Beelden op een tv .................................. 99
Diavoorstelling........................................ 96
Enkelvoudige weergave ......................... 29
Indexweergave....................................... 94
Vergrote weergave................................. 98
Belichting
AE lock .............................................82, 89
Compensatie ..........................................65
Correctie.................................................65
FE-vergrendeling....................................82
Verschuiving...........................................89
Bestandsnummering................................114
Beveilig ....................................................100
Bewerken
Beelden roteren....................................102
Formaat veranderen (beelden kleiner
maken) .................................................103
i-Contrast..............................................104
Rode-Ogen Corr...................................105
Binnen (modus voor speciale opnamen) ...55
Breed (Resolutie).................................68, 69
Briefkaartformaat .......................................69
C
Camerabeweging ..............................57, 119
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum.....................................................79
Continu-opnamen maken ..........................73
D
Datum en tijd
Instelling .................................................20
Instellingen .............................................20
Toevoegen aan beeld ............................60
Wijzigen..................................................21
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling ...........................................96
Digitale teleconverter.................................59
Digitale zoom.............................................58
DPOF.......................................................110
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling .......................................82
Film
Bekijken (Afspelen) ..........................33, 91
Opnametijd.............................................88
Resolutie ................................................88
139
Index
Flitser
Aan ........................................................ 66
Slow sync............................................... 85
Uit........................................................... 57
Focus check .............................................. 97
Focusvergrendeling................................... 76
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 103
Formatteren (geheugenkaart) ............. 23, 51
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen......................................... 126
FUNC. menu
Basishandelingen................................... 46
Lijst....................................................... 130
G
Geheugenkaart J Kaart
Geheugenkaarten...................................... 17
Beschikbare opnamen ..................... 19, 69
Formatteren ........................................... 23
Geluidsinstellingen .................................... 48
Gezichts-AiAF ........................................... 78
Gezicht-zelfontspanner (modus voor
speciale opnamen) .................................... 62
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2
Handmatig
Witbalans ............................................... 71
Histogram .................................................. 45
I
i-Contrast........................................... 83, 104
Inhoud van de verpakking J Accessoires
Interfacekabel.............................................. 2
ISO-waarde ............................................... 70
K
Kinderen & dieren (modus voor speciale
opnamen) .................................................. 55
140
L
Lampje................................... 42, 43, 61, 117
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus voor speciale opnamen) ............... 56
Lichtmetingmodus ..................................... 81
Lichtnet.................................................... 122
Low Level Format...................................... 51
M
Macro ........................................................ 67
Menu
Basishandelingen................................... 47
menu
Lijst....................................................... 132
Modusschakelaar ...................................... 42
MultiMediaCard/MMCplus-/HC MMCplusgeheugenkaart J Geheugenkaart
My Colors .................................................. 72
N
Night Snapshot (modus voor speciale
opnamen) .................................................. 54
O
ON/OFF-knop............................................ 42
Onderwater (modus voor
speciale opnamen) .................................... 56
Oneindig .................................................... 66
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv ...................... 76
Overzicht van de onderdelen .................... 42
P
Polsriem J Riem
Portret (modus voor speciale opnamen) ... 54
Printer........................................................ 38
Problemen oplossen................................ 123
Programma automatische belichting ......... 64
Index
R
U
Raster ...................................................... 119
Resolutie (beeldgrootte) ............................ 68
Rode ogen
Automatische correctie........................... 84
Correctie............................................... 105
Reductie ............................................... 117
Uitsnede ..................................................119
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven.............................................. 44
Taal van LCD-scherm ............................ 22
Scherpstellen
AF-kaders............................................... 26
AF-Punt Zoom........................................80
AF-vergrendeling.................................... 81
Modus AF Frame ................................... 78
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaart
Sepiakleurig............................................... 72
Sjabloon weergeven ................................ 119
Sluiterknop.................................................24
Sneeuw (modus voor
speciale opnamen) .................................... 56
Software
Beelden downloaden naar
een computer ......................................... 34
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ....... 2
Softwarehandleiding.................................2
Spaarstand .............................................. 116
spaarstand................................................. 52
Standaardinstellingen ................................ 50
Strand (modus voor speciale opnamen).... 55
V
Vergrote weergave ....................................98
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset...........................39, 122
Vuurwerk (modus voor
speciale opnamen) ....................................56
W
Weinig licht (modus voor
speciale opnamen) ....................................55
Witbalans...................................................71
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner..................61
2 seconden-zelfontspanner....................74
Gezicht-zelfontspanner ..........................62
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen........................75
Zoomen .........................................25, 31, 58
Zwart-witfoto's............................................72
T
Taal van LCD-scherm................................ 22
Toon (witbalans) ........................................ 71
141
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen
opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die
wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de
producten.
CEL-SP2PA280
© CANON INC. 2010