Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
• Zo leert u de camera juist te gebruiken.
• Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
NEDERLANDS
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande
onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
Camera
Batterij NB-4L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem
WS-DC11
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u
de vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
• Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software
wilt gebruiken.
• Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
2
Lees dit eerst
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
• Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....25
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 64)
w
V
Kinderen en Gezichtsuitdrukkingen Op het strand
dieren (p. 64)
(p. 81)
(p. 65)
Diverse andere opnamen maken
Nacht Scene
(p. 65)
Donkere omgeving
(p. 65)
S
Onderwater
(p. 65)
O
Flora
(p. 65)
P
In de sneeuw
(p. 66)
t
Vuurwerk
(p. 66)
Opnamen maken met speciale effecten
Fisheye-effect
(p. 69)
Miniatuureffect
(p. 70)
Speels effect
(p. 74)
Monochroom
(p. 73)
Extra levendige kleuren
(p. 68)
Poster-effect
(p. 68)
Scherpstellen op gezichten ..............................................25, 65, 95
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet
kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen)...............................54
Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................58, 59, 77
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................57
Een foto maken tijdens het opnemen van een film ......................67
4
Wat wilt u doen?
Weergeven
1
Foto's bekijken .............................................................................28
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................122
Foto's bekijken op een tv ...........................................................130
Foto's bekijken op een computer .................................................33
Snel foto's zoeken......................................................................118
Foto's wissen .......................................................................29, 138
Films opnemen en bekijken
E
Films opnemen.....................................................................30, 107
Films bekijken ..............................................................................32
Opnamen maken van snel bewegende objecten
en deze afspelen in slow motion ................................................110
Afdrukken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................152
Opslaan
Beelden opslaan op een computer ..............................................33
Overige
3
Geluid uitzetten ............................................................................48
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 171
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................186
5
Inhoudsopgave
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de
geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk
meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren ........................................ 2
Lees dit eerst....................................... 3
Wat wilt u doen?.................................. 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ................................ 9
Veiligheidsmaatregelen..................... 10
1 Aan de slag ........................ 13
De batterij opladen ............................ 14
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen........................................... 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .......................................... 17
De datum en tijd instellen.................. 20
De taal van het scherm instellen....... 22
Geheugenkaarten formatteren.......... 23
De ontspanknop indrukken ............... 24
Foto's maken (Smart Auto) ............... 25
Beelden bekijken............................... 28
Beelden wissen ................................. 29
Films opnemen.................................. 30
Films bekijken ................................... 32
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken................. 33
Accessoires....................................... 38
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ..................................... 39
2 Meer informatie.................. 41
Overzicht van de onderdelen ............ 42
6
Schermweergave...............................44
Lampje ...............................................45
Menu FUNC. – Basishandelingen .....46
MENU – Basishandelingen................47
De geluidsinstellingen wijzigen..........48
De helderheid van het scherm
aanpassen .......................................50
De standaardinstellingen van
de camera herstellen.......................51
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) .............................52
Klokfuncties .......................................52
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ....................53
De flitser uitzetten ..............................54
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) ................................55
Datum en tijd aan de opname
toevoegen........................................57
De zelfontspanner gebruiken.............58
De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..61
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit).................................61
4 Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ................63
Opnamen maken in diverse
omstandigheden..............................64
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis) .................................67
Effecten toevoegen aan de opname..68
Inhoudsopgave
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter) ............................... 75
Opnamen met lange sluitertijd
maken ............................................. 79
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar)................... 80
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld selectie)... 81
Opnamen maken met Stitch Hulp..... 82
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling...........................102
Opnamen maken met Slow sync.....103
Rode-ogencorrectie .........................104
Controleren op gesloten ogen .........105
Opnamen maken via een tv.............105
5 Zelf instellingen
selecteren ...........................83
Diverse soorten films opnemen .......108
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) ............................109
Opnemen super slow-motion film ....110
De beeldkwaliteit wijzigen................112
Overige opnamefuncties..................113
Bewerken.........................................114
Opnamen maken in Programma
automatische belichting .................. 84
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)................ 85
De flitser inschakelen ........................ 85
De witbalans aanpassen................... 86
De ISO-waarde wijzigen ................... 88
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast).......... 89
De verhouding wijzigen..................... 90
Continu-opnamen maken.................. 91
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 92
Close-ups maken (macro)................. 94
Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig)................... 94
De modus AF Frame wijzigen........... 95
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 97
Het autofocuskader vergroten........... 98
Opnamen maken met
AF-vergrendeling ............................ 99
Opnamen maken met Servo AF ..... 100
De meetmethode wijzigen............... 101
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling .......................... 102
6 Diverse functies voor
het opnemen van films ... 107
7 Diverse functies gebruiken
voor afspelen
en bewerken .................... 117
Snel naar beelden zoeken...............118
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen .........................................120
Diavoorstellingen bekijken...............122
De focus controleren .......................124
Beelden vergroten ...........................125
Elk beeld in een groep bekijken.......126
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ..............................128
Beeldovergangen wijzigen...............129
Beelden bekijken op een tv .............130
Beelden beveiligen ..........................134
Beelden wissen................................138
Beelden markeren als favoriet.........140
Beelden indelen in categorieën
(My Category)................................142
Beelden roteren ...............................145
7
Inhoudsopgave
Het formaat van beelden wijzigen... 146
Trimmen .......................................... 147
Effecten toepassen met de functie
My Colors...................................... 148
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .................................... 149
Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 150
8 Afdrukken......................... 151
Beelden afdrukken .......................... 152
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF).......................................... 159
9 De camera-instellingen
aanpassen ........................ 165
De camera-instellingen wijzigen ..... 166
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ......................................... 173
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ......................................... 176
8
10 Nuttige informatie...........177
Aansluiten op het lichtnet.................178
Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............179
Problemen oplossen ........................181
Lijst met berichten die op
het scherm verschijnen .................184
Informatieweergave op
het scherm.....................................186
Beschikbare functies per
opnamemodus...............................190
Menu's .............................................196
Afspeelmodus Menu FUNC. Menu..200
Voorzorgsmaatregelen ....................201
Specificaties.....................................202
Index ................................................206
Conventies die in deze handleiding
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
• De knoppen die een richting aangeven en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
Knop Omhoog
Knop Links
Knop FUNC./SET
Knop Rechts
Knop Omlaag
•
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
•
: Tips voor het oplossen van problemen
•
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
•
: Aanvullende informatie
• (p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
• In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
• De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
9
Veiligheidsmaatregelen
• Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
• De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires
die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
•
•
•
•
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
• Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt
op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met
een droge doek.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact
komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een
batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen,
moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
10
Veiligheidsmaatregelen
• Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers
beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
• Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
• Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
• De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
11
Veiligheidsmaatregelen
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
• Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als
u de camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
12
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik.
• Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers
de flitser niet blokkeren.
Riem
13
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar
binnen ( ) en naar beneden ( )
te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LV: kantel de stekker ( )
CB-2LV
CB-2LVE
naar buiten en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 30 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
14
De batterij opladen
Geschat aantal opnamen
Aantal opnamen
Circa 230
Afspeeltijd
Circa 5 uur
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van
de batterij aangeeft.
Weergave
Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang \ Verwissel accu'
Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig
het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet
helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit
de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
• De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
15
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
Draai de schroeven van
de behuizing los.
Open het klepje van de aansluitingen.
Draai de schroeven van de behuizing
op de zijkanten en de onderkant los.
Verwijder de kleppen van
de voor- en achterkant.
Verwijder eerst de klep van de achterkant.
Verwijder daarna de klep van de voorkant.
Raak het gemarkeerde gebied nooit aan.
Dit kan leiden tot een zware elektrische schok.
Raak dit gebied nooit aan!
Verwijder de batterij.
Verwijder nooit de camerabehuizing om een
andere reden dan om de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen voor recycling,
wanneer u de camera afdankt.
16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De onderstaande kaarten kunnen zonder capaciteitsbeperkingen
worden gebruikt.
• SD-geheugenkaarten*
• SDHC-geheugenkaarten*
• SDXC-geheugenkaarten
*
• MultiMediaCards
• MMCplus-geheugenkaarten
• HC MMCplus-geheugenkaarten
• Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem
SDXC-geheugenkaarten ondersteunt.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
17
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en
omhoog (
) om het te openen.
Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Aansluitpunten
Batterijvergrendeling
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Aansluitpunten
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen
of wissen.
18
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Geheugenkaart
Aantal opnamen
4 GB
Circa 1231
16 GB
Circa 5042
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in
de opnamemodus is ingesteld (p. 25).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
19
De datum en tijd instellen
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op om een waarde
in te stellen.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt,
wordt de camera uitgeschakeld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2
selecteert en met behulp van de knoppen op de instelling
kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
20
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 20 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen.
21
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op
de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr om een taal
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal] te selecteren op het tabblad 3.
22
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een
geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de
gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als
u een geheugenkaart gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 179) gaat formatteren, moet u de software van
de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De geheugenkaart wordt geformatteerd.
23
De ontspanknop indrukken
Voltooi het formatteren.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
Druk op de knop m.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie
op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige
inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien
van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven
op de geheugenkaart.
• Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als de
camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen
langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt
afgebroken.
De ontspanknop indrukken
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk
de knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als
de opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
24
Foto's maken (Smart Auto)
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
Foto's maken (Smart Auto)
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt
laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan
ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de
kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze
de compositie bepaalt.
Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven rechts
boven in het scherm.
De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze onderwerpen .
25
Foto's maken (Smart Auto)
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens)
Zoombalk
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j
(groothoek) duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
AF-kader
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt circa twee seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
26
Foto's maken (Smart Auto)
Wat als...
• Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 187) past niet bij de werkelijke
compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83).
• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of het onderwerp dat wordt gedetecteerd
als het hoofdonderwerp. Rond de andere gedetecteerde gezichten verschijnt een
grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het
witte kader zichtbaar.
• Wat als er geen kader verschijnt rond het onderwerp dat u wilt opnemen?
Wellicht wordt het onderwerp niet gedetecteerd en verschijnen er kaders in de
achtergrond. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83).
• Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
• Wat als er een knipperende
verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor
het beeld onscherp maken.
• Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop p drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n, selecteert u [mute] op het tabblad 3 en drukt u vervolgens op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 30 cm – 4,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m van het uiteinde van de lens
met een maximale telelens (i).
• Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp en
maak de opname. Loop ongeveer 50 cm of meer weg als de camera in de maximale
telelensinstelling (i) staat.
• Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
• Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
27
Beelden bekijken
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het
scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 187) voor meer informatie over
de pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en
wordt weergegeven, richt u de camera zo
dat
op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de ontspanknop half
ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de scherpstelling en
de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Beelden bekijken
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt, doorloopt u de
beelden van het nieuwste beeld naar
het oudste.
Als u op de knop r drukt, doorloopt u de
beelden van het oudste beeld naar het
nieuwste.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, worden
de beelden achter elkaar weergegeven, zodat
u ze snel kunt doorzoeken. Druk op de knop
m om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave (p. 118).
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de
lens wordt ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
28
Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om a te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Wissen?] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u wilt afsluiten maar het beeld niet wilt
wissen, drukt u op de knoppen qr om
[Stop] te selecteren. Daarna drukt u
op de knop m.
29
Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen
op de filmknop hoeft te drukken om te filmen.
Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Resterende tijd
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Boven en onder in het scherm verschijnen
Verstreken tijd
30
zwarte balken. Deze gebieden kunnen
worden niet opgenomen.
U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Films opnemen
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Microfoon
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. Films die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn echter grof.
De bedieningsgeluiden worden opgenomen.
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de
modusschakelaar in een andere stand dan 4 staat (p. 107).
Opnametijd
Geheugenkaart
Opnametijd
4 GB
Circa 14 min. 53 sec.
16 GB
Circa 1 uur 1 min. 0 sec.
• De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
31
Films bekijken
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Speel de film af.
Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop m drukt, wordt de film
gepauzeerd en verschijnt het
filmbedieningspaneel. Druk op de
knoppen qr om (afspelen) te
selecteren, en druk vervolgens op de knop
m om het afspelen te hervatten.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Na het einde van de film verschijnt
.
32
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 34).
• Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
• Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor
geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u de
software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie
wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
Besturingssysteem
Computermodel
CPU
RAM
Interface
Vrije ruimte op
de vaste schijf
Weergave
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 2,6 GHz of hoger
(films)
Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits):
1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
USB
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
1.024 x 768 pixels of hoger
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van
de computer.
33
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Macintosh
Besturingssysteem
Computermodel
CPU
RAM
Interface
Vrije ruimte op de
vaste schijf
Weergave
Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2.6 GHz of hoger (films)
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
USB
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
1.024 x 768 pixels of hoger
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)
(p. 2) in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies -op het
scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies
op het scherm om verder te gaan.
34
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op
op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te gaan
met de installatie.
Sluit de camera aan op
de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
35
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het pictogram CameraWindow in de
taakbalk onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op
op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling
om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op
.
36
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
Alle beelden die nog niet zijn
overgedragen, worden nu naar de
computer overgedragen. Overgedragen
beelden worden gesorteerd op datum en
opgeslagen in afzonderlijke submappen in
de map Afbeeldingen.
Sluit CameraWindow wanneer de
beeldoverdracht voltooid is.
Schakel de camera uit en verwijder
de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.
Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
• Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
• Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
• Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
• Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
• Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar
de camera.
37
Accessoires
Meegeleverd bij de camera
Polsriem
WS-DC11
Batterij NB-4L
met kapje*
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE*
AV-kabel AVC-DC400*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Interfacekabel
IFC-400PCU*
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Geheugenkaart
USB-kaartlezer
Windows/
Macintosh
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
HDMI-kabel HTC-100
38
High-Definition TV
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Een oplader om de batterij NB-4L
op te laden.
Batterij NB-4L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC60
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 gebruiken.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met
een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
39
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op de HDMI™-aansluiting van
een hdtv.
Waterdichte behuizing WP-DC39
Gebruik deze behuizing voor het maken van
foto’s onder water tot op een diepte van
40 meter, voor het maken van foto's in de
regen, op het strand en op skipistes.
Waterdichte behuizing WP-DC310L
Gebruik deze behuizing voor het maken van
foto’s onder water tot op een diepte van
3 meter, voor het maken van foto's in de
regen, op het strand en op skipistes.
Printers
SELPHY-serie
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van
accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen
betaling kunt laten uitvoeren.
40
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
41
Overzicht van de onderdelen
Microfoon (p. 31)
Lens
Luidspreker
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 26, 30, 55)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 118, 125)
Ontspanknop (p. 24)
ON/OFF-knop (p. 20)
Modusschakelaar
Lampje (pp. 58, 77, 173)
Flitser (pp. 54, 85)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling
Geheugenkaartsleuf / batterijklepje
(p. 17)
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
U kunt de camera instellingen laten selecteren voor
volledig automatische opnamen (p. 25).
U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor
de compositie (p. 64) of u kunt zelf instellingen kiezen om
diverse soorten foto's te maken (pp. 53, 83).
42
Overzicht van de onderdelen
Scherm (LCD-monitor)
(pp. 44, 186, 188)
Filmknop (pp. 30, 107)
A/V OUT (audio/video-uitgang)- /
DIGITAL-aansluiting (pp. 35, 130, 152)
HDMI-aansluiting (p. 131)
Riembevestigingspunt (p. 13)
b (belichtingscompensatie) (p. 85) /
o-knop
e (macro) (p. 94) / q-knop
m FUNC./SET-knop (p. 46)
h (Flitser) (pp. 85, 103) / r-knop
l (weergaveknop) (p. 44) / p-knop
Lampje (p. 45)
1 (afspeelknop) (pp. 28, 117)
n-knop (p. 47)
43
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 186 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Afspelen
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Focuscontroleweergave (p. 124)
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 174).
44
Lampje
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 44) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
Hoog
Laag
Donker
Helder
De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 188) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Als de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Lampje
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 43) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur
Status
Brandt
Groen
Knippert
Bedieningsstatus
Aangesloten op een computer (p. 35)/Display uit (p. 171)
Bij het opstarten van de camera, bij opnemen/lezen/
overdragen van gegevens, tijdens opnamen met lange
sluitertijd (p. 79)
Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of
storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
45
Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
of afspeelmodus (pp. 190 – 197).
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-
Beschikbare opties
Menu-items
item te selecteren en druk vervolgens
op de knop m of de knop r.
Als u bepaalde menu-items kiest, worden
er op het scherm vervolgopties
weergegeven.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop n te drukken bij opties
waarbij
wordt weergegeven.
Druk op de knop q om terug te gaan naar
de menu-items.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het
LCD-scherm.
46
MENU – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 196 – 199).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op
de knopppen qr om een tabblad
te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op om een item
te kiezen.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
47
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [mute] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
• U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
• Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 32). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film,
dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met
de knoppen op.
48
De geluidsinstellingen wijzigen
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om het volume aan
te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
49
De helderheid van het scherm aanpassen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[LCD Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop p
Druk langer dan één seconde op
de knop p.
Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop p om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p.
50
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• [Datum/Tijd] (p. 21), [Taal] (p. 22), [Video Systeem] (p. 130), [Tijdzone] (p. 171)
en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 168) op het tabblad 3.
• De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 86).
• De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 71) of Kleur Wissel (p. 72).
• De opnamemodi die zijn ingesteld terwijl de modusschakelaar was ingesteld
op 4 (pp. 63, 107).
51
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van
is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 171).
Klokfuncties
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr om de
weergavekleur aan te passen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
52
3
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus,
controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 190 – 195).
53
De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr om ! te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op
het scherm.
Om de flitser weer aan te zetten volgt
u de bovenstaande stappen om
te selecteren.
Wat als er een knipperende
verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende
op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
54
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 16x
(bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om
te vergroten met de optische zoom.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) en de
gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als
u de zoomknop loslaat.
Zoomfactor
Duw de zoomknop weer naar i.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de
brandpuntafstand ongeveer 28 – 448 mm, en 28 – 112 mm als u alleen
de optische zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan
35 mm).
55
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Digitale Tele-converter
Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te
vergroten met een factor van ongeveer 1,5x of ongeveer 2,0x. Hierdoor is een
snellere sluitertijd mogelijk, en is er minder kans op camerabeweging dan als
u alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) gebruikt met dezelfde
zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) van
of
en de gebruikte zoomfactor.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Digitale Zoom].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Digitale Zoom] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
• De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn ongeveer 42,0 – 168 mm en ongeveer 56,0 – 224 mm (equivalent
aan 35 mm).
• U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
• De sluitertijden zijn wellicht hetzelfde bij de maximale telelensinstelling
i en als u inzoomt op het onderwerp volgens stap 2 op p. 55.
56
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.
Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Datum stempel] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit]
bij stap 3.
57
De zelfontspanner gebruiken
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum
en tijd tweemaal worden afgedrukt.
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 159) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
• Gebruik de printerfuncties (p. 151) om af te drukken.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Selecteer Ò.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om Ò te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Na het instellen verschijnt Ò op
het scherm.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
58
De zelfontspanner gebruiken
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop n.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
in stap 1 op p. 58.
U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 59).
Camerabeweging vermijden met
de zelfontspanner
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer Î.
Volg stap 1 op p. 58 om Î te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î op het scherm.
Volg stap 2 op p. 58 om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om $ te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
59
De zelfontspanner gebruiken
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Foto's] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Volg stap 2 op p. 58 om de opname
te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
• De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste
opname gemaakt.
• Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
60
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
de stappen 1 – 2.
in
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren:
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de compressieverhouding.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling,selecteert u
in de stappen 1 – 2.
61
De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering) (voor een verhouding van 4:3)
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
(bij benadering)
4 GB
16 GB
(Groot)
12M/4000x3000
3.084
1231
5042
1.474
2514
10295
(Medium 1)
6M/2816x2112
1.620
2320
9503
780
4641
19007
(Medium 2)
2M/1600x1200
558
6352
26010
278
12069
49420
(Klein)
0.3M/640x480
150
20116
82367
84
30174
123550
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
• De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 90), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van
16:9
echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan
hoger dan opnamen van 4:3.
Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een
verhouding van 4:3)
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 –
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
62
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
4
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
63
Opnamen maken in diverse
omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de camera in op de modus 4.
Stel de modusschakelaar in op 4.
Kies een opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om G te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om de gewenste
modus te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
V Foto’s maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Loop ongeveer 1 meter of meer weg van
uw onderwerp en maak de opname.
64
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handm)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continuopnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
Bij gebruik van een statief maakt u
opnamen in de modus A (p. 25).
Opnamen maken bij weinig licht
(Donkere omgeving)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe
weergave.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC (afzonderlijk
verkrijgbaar) (p. 40) maakt u in deze
modus foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
U kunt de witbalans handmatig aanpassen
(p. 87).
O Foto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
65
Opnamen maken in diverse omstandigheden
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
• Houd de camera in de modus
stevig vast tijdens het maken van
opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.
• In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel
daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief
(p. 175).
• In de modus
wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
• In de modi V,
of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 88) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
• Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus
kunnen
de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet
worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.
66
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)
U kunt een korte film van een dag maken door alleen foto's te maken.
Elke keer als u een foto maakt, wordt de scène van vlak vóór uw foto
opgenomen als een film. Alle films die op die dag zijn opgenomen,
worden als één bestand opgeslagen.
Selecteer
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om een
foto te maken.
Er wordt een film van ongeveer 2 – 4 sec.
opgenomen vlak voordat de foto wordt
gemaakt.
Wat als er geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt vlak nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
hebt
geselecteerd of de camera op een andere wijze hebt bediend, wordt er wellicht geen
film opgenomen.
Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus
(p. 119).
, selecteren om deze te bekijken
• Aangezien u zowel foto's maakt als films opneemt, raakt de batterij sneller
leeg dan met A.
• De beeldkwaliteit wordt ingesteld op
voor films die zijn opgenomen
in de modus
.
• In de volgende gevallen worden de films opgeslagen als afzonderlijke
bestanden, ook als ze op dezelfde dag zijn opgenomen in de modus
.
- Zodra het clipbestand 4 GB groot is of zodra u ongeveer 1 uur lang
hebt opgenomen
- Als de film is beveiligd (p. 134)
- Als de Tijdzone-instelling is gewijzigd (p. 171)
- Als u een nieuwe folder hebt gemaakt (p. 170)
• Als u de camera bedient tijdens het opnemen van een film, worden
de camerageluiden opgenomen in de film.
• De camera maakt geen geluid, zoals bij het half indrukken van de
ontspanknop en het bedienen van de knoppen of de zelfontspanner
(p. 166).
67
Effecten toevoegen aan de opname
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Kies een opnamemodus.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
een opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen
in de modi
,
,
,
en
, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
68
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Kies
.
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
[Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om een
effectniveau te selecteren en druk
vervolgens op de knop n.
U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
69
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Kies
.
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie te
wijzigen. Druk vervolgens op de
knop n.
Maak de opname.
• Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Vergeet niet een afspeelsnelheid in te stellen voordat u een film opneemt
met het miniatuureffect (p. 109).
70
Effecten toevoegen aan de opname
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1–2 op p. 64 om T te
selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Opgenomen kleur
Druk op de knoppen op om het
gewenste kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
71
Effecten toevoegen aan de opname
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Volg stap 1–2 op p. 64 om Y te selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
72
Effecten toevoegen aan de opname
Geef het kleurengamma
op dat u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op om het te
wijzigen kleurengamma aan te passen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
Opnamen maken in Monochroom
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw-wit.
Selecteer
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer een kleurtoon.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
[Kleurtoon] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om een effect
te selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Zwart/wit
Voor opnamen in zwart-wit.
Sepia
Voor opnamen met sepiatonen.
Voor opnamen in blauw-wit.
Blauw
73
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en onscherper en
wordt de kleur gewijzigd zodat het lijkt alsof de foto is gemaakt met een
speelgoedcamera.
Selecteer
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer een kleurtoon.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
Druk op de knoppen qr om een effect
te selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
U kunt de kleur op het scherm controleren.
Maak de opname.
Standaard
De beelden lijken gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm
Beelden hebben een warmere toon dan met [Standaard].
Beelden hebben een koelere toon dan met [Standaard].
Koel
74
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Een glimlach detecteren en opnemen
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Kies
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p
om de lachdetectie te hervatten.
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst
in stap 1 en druk op de knoppen op.
• Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
• U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
75
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
De knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd.
Kies
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die
zal knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje gaat knipperen en u hoort
het geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
twee seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon binnen
het kader.
Druk op de knop n om het aftellen
te annuleren.
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
• Knipoog langzaam.
• Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren
of een hoed, of als diegene een bril draagt.
76
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst
in stap 1 en druk op de knoppen op.
• Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
• Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
• Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 95). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Kies
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
77
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt
de sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop n.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst
in stap 1 en druk op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
78
Opnamen met lange sluitertijd maken
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden.
Selecteer ≈.
Volg stap 1–2 op p. 64 om ≈ te selecteren.
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop o.
Druk op de knoppen qr om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Bevestig de belichting.
Als u de ontspanknop half indrukt,
verschijnt de belichting voor de
geselecteerde sluitertijd op het scherm.
• De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
• Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname.
79
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar)
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,2 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Kies
.
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Er wordt een resolutie ingesteld van
(1984 x 1488 pixels).
• De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Beelden die worden weergegeven tijdens
het afspelen
Aangezien elke set doorlopende beelden één groep vormt, wordt alleen het
eerste beeld van die groep weergegeven. Om aan te geven dat het beeld
onderdeel is van een groep, verschijnt
in de linkerbovenhoek van
het scherm.
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 138), worden ook alle andere beelden
in die groep gewist. Denk goed na voordat u beelden wist.
• Als u beelden afzonderlijk wilt afspelen (p. 126), kunt u de groepering
annuleren (p. 127).
• Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 134) , worden alle beelden in die
groep beveiligd.
• Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen (p. 120) of
Smart Shuffle (p. 128), wordt de groepering tijdelijk opgeheven en worden
de beelden afzonderlijk afgespeeld.
• U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet (p. 140), bewerken
(pp. 145 – 150), categoriseren (p. 142), afdrukken (p. 152) of een aantal
afdrukken van de beelden instellen (p. 161).
Speel de gegroepeerde beelden afzonderlijk af (p. 126) of annnuleer
de groepering (p. 127) voordat u het bovenstaande probeert.
80
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld selectie)
De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens
verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat
slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.
Kies
.
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Maak de opname.
De camera maakt vijf continu-opnamen
wanneer de ontspanknop helemaal wordt
ingedrukt. Er wordt slechts één foto
opgeslagen.
• Er wordt een resolutie ingesteld van
(1984 x 1488 pixels).
• De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de
eerste opname.
• Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de opnameomstandigheden.
81
Opnamen maken met Stitch Hulp
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Volg stap 1–2 op p. 64 om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
De belichting en witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens
het samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen
op een computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 105).
82
5
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
• G staat voor 'programma automatische belichting'.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 190 – 197).
• In 'De witbalans handmatig corrigeren' (p. 87) wordt aangenomen dat
de camera in de modus S is gezet.
83
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – oneindig met een maximale
telelens (i).
Selecteer de modus G.
Volg stap 1–2 op p. 64 om G te selecteren.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 85 – 105).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• De flitser inschakelen (p. 85)
• Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 88)
84
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de belichtingscompensatiemodus.
Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm, druk op de knoppen
qr om de helderheid aan te passen en
druk vervolgens op de knop m.
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
De flitser inschakelen
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale
telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om h te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt h op het scherm.
85
De witbalans aanpassen
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of
de schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat
uit 3 golflengten.
Custom
U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer
bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop n.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
86
De witbalans aanpassen
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
De witbalans handmatig corrigeren
U kunt de witbalans handmatig aanpassen in de modus S (p. 65).
Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als wanneer u een in de winkel
verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt.
Selecteer S.
Volg stap 1–2 op p. 64 om S
te selecteren.
Selecteer de witbalans.
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om
te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Wijzig de instelling.
Beweeg de zoomknop en pas de
correctiehoeveelheid B of A aan.
Druk op de knop m.
• B staat voor blauw en A voor amber.
• U kunt de witbalans ook handmatig corrigeren door gegevens voor een
aangepaste witbalans vast te leggen (p. 86) en daarna de bovenstaande
stappen te volgen.
• Na aanpassing van het correctieniveau blijven de aanpassingen
behouden, zelfs als u de instelling voor de witbalans in stap 2 wijzigt.
De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor
een aangepaste witbalans worden vastgelegd.
87
De ISO-waarde wijzigen
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus
en –omstandigheden.
Laag
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Hoog Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Als de camera is ingesteld op
, kunt u de ontspanknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
88
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Auto] te selecteren.
Na de instelling verschijnt @ op
het scherm.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
• U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 149).
89
De verhouding wijzigen
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Kies
.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Nadat dit is ingesteld, verandert de
schermverhouding.
Dezelfde verhouding als hdtv’s voor de weergave op breedbeeld hdtv’s.
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen
op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken
van afbeeldingen op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
De digitale zoomfunctie (p. 55) is alleen beschikbaar in
90
.
Continu-opnamen maken
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
3,4 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om W te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Na de instelling verschijnt W op
het scherm.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner
(pp. 58, 59).
• De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus
(p. 65).
• Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen
kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen
of daalt de opnamesnelheid.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
91
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen
in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
My Colors uit
—
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia
Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit
Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint
Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint
Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 93).
• U kunt de witbalans niet instellen in de modi
en
(p. 86).
• In
en
kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af
van de huidskleur.
92
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen
op 5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 92 om
te selecteren
en druk daarna op de knop n.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een waarde
te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
93
Close-ups maken (macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. Het mogelijke scherpstelbereik is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het
uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr om e te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na de instelling verschijnt e op
het scherm.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera bij macro-opnamen op een statief te zetten en opnamen te
maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 59).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel
onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik
wijzigen voor een betrouwbare focus op alleen de onderwerpen op grote
afstand (ongeveer 3 m of meer vanaf de camera).
Selecteer u.
Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr om u te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Na de instelling verschijnt u op
het scherm.
94
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gezichts-AiAF
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
• Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
• Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders
in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
• Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 100) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
95
De modus AF Frame wijzigen
AF Tracking
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken (p. 97).
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
U kunt het AF-kader kleiner maken
• Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
• Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 55)
of de Digitale Tele-converter (p. 56) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt
.
De compositie van de opname wijzigen met
de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en
de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de ontspanknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
96
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
de knoppen qr om [AF Tracking]
te selecteren.
verschijnt in het midden van
het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat
op het
onderwerp staat waarop u wilt
scherpstellen en druk op de knop q.
De camera piept en
verschijnt zodra
er een onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
Als het onderwerp niet door de camera
wordt gedetecteerd, verschijnt
op
het scherm.
Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in.
verschijnt
in een blauw kader
dat het onderwerp
volgt terwijl de scherpstelling en de
belichting worden aangepast (Servo AF)
(p. 100).
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
verschijnt
en blijft de camera het
onderwerp volgen.
97
Het autofocuskader vergroten
• De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname
is gemaakt, verschijnt
in het midden van het scherm.
• Servo AF (p. 100) is ingesteld op [Aan].
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
• Niet beschikbaar in e of u.
Het autofocuskader vergroten
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in.
In [Gezichts-AiAF] (p. 95) wordt het
gezicht dat als hoofdonderwerp is
gedetecteerd, vergroot weergegeven.
In [Centrum] (p. 96) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In
[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 55) of de
Digitale Tele-converter (p. 56), AF Tracking (p. 97), Servo AF (p. 100)
of een tv als scherm gebruikt (p. 105).
98
Opnamen maken met AF-vergrendeling
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop q.
De scherpstelling wordt vergrendeld
en % verschijnt op het scherm.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
99
Opnamen maken met Servo AF
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
• In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
• In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval
de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
• Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
• In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
• De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
• De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt
(pp. 58, 59).
100
De meetmethode wijzigen
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
meeting
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het
in het midden van het scherm.
(spotmetingpuntkader)
101
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor
'Auto Exposure' (automatische belichting).
Selecteer ! (p. 54).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
Als & verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Net als met de AE-vergrendeling (p. 102) kunt u de belichting vergrendelen
voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure'
(flitsbelichting).
Selecteer h (p. 85).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
De flitser gaat af en wanneer (
verschijnt, wordt de flitsuitvoer
vastgehouden.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
102
Opnamen maken met Slow sync
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer ….
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr om … te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
… op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
103
Rode-ogencorrectie
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Œ op het scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
• U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 149).
• Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en
vervolgens op de knop n.
104
Controleren op gesloten ogen
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt
op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader
en
op het scherm.
• Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname
indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
• Niet beschikbaar in de modus W.
Opnamen maken via een tv
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
• Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in
'Beelden bekijken op een tv' (p. 130).
• Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
105
106
6
Diverse functies voor
het opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten
'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en
bekijken van films.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4.
• In het laatste deel van het hoofdstuk wordt het afspelen en bewerken van
films behandeld. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt
gedrukt om de afspeelmodus te activeren.
107
Diverse soorten films opnemen
Net als bij foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de compositie
laten selecteren of diverse effecten toevoegen tijdens het opnemen van films.
Kies een opnamemodus.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
een opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Afhankelijk van de opnamemodus of de
beeldkwaliteit (p. 112) die u kiest voor de
film, kunnen er zwarte balken verschijnen
aan de boven- en onderkant van het
scherm. Deze gebieden worden niet
vastgelegd bij de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
I
Portret
p. 64
Y Kleur wisselen
p. 72
Miniatuureffect
p. 109
w Strand
p. 65
Monochroom
p. 73
S Onderwater
p. 65
Extra levendig
p. 68
O Flora
p. 65
Poster-effect
p. 68
P Sneeuw
p. 66
T Kleur Accent
p. 71
t Vuurwerk
p. 66
Overige opnamemodi
U kunt de volgende soorten films opnemen in de modus
Super slowmotion film
.
Snel bewegende objecten opnemen en deze afspelen in slow
motion (p. 110).
• U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop
te drukken.
• Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, zullen dan automatisch worden gewijzigd naar
instellingen voor filmopnamen.
• Ook in de modus
kunt u foto's maken door de ontspanknop
in te drukken. Dit is echter niet mogelijk tijdens een filmopname.
108
Films opnemen die op een miniatuurmodel
lijken (Miniatuureffect)
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Kies
.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op de
knop n.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een
afspeelsnelheid te selecteren.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien en terug te keren naar
het opnamescherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips
van 1 minuut)
Snelheid
Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
109
Opnemen super slow-motion film
• De beeldkwaliteit wordt ingesteld op
als u een verhouding kiest
van
, en op
als u een verhouding kiest van
(p. 90).
• Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen,
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Opnemen super slow-motion film
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen
in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Kies
.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer het aantal beelden.
Druk op de knoppen m om
te
selecteren en druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Kies het aantal beelden per seconde
en druk vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De balk met de opnametijd verschijnt.
De maximale cliplengte is ongeveer
30 seconden.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
110
Opnemen super slow-motion film
Aantal beelden en afspeelsnelheden (voor clips
van 30 seconden)
Aantal beelden
Afspeeltijd
240 bps
Circa 4 min.
120 bps
Circa 2 min.
Bekijken super slow-motion film
• De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt
op p. 32.
• U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus
wijzigen met
de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
• De resolutie wordt ingesteld op
bij opnamen in
en op
bij
opnamen in
.
• De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer
u op de filmknop drukt.
111
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor
de beeldkwaliteit.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
Beeld- Resolutie, aantal
kwaliteit
beelden
Beschrijving
1920 x 1080 pixels, Voor filmopnamen van full
24 beelden/sec.
HD-kwaliteit.
1280 x 720 pixels, Voor filmopnamen van
30 beelden/sec.
HD-kwaliteit.
Capaciteit geheugenkaart
4 GB
Circa
14 min.
53 sec.
16 GB
Circa
1 uur 1 min.
0 sec.
Circa
21 min.
23 sec.
Circa
1 uur 27 min.
37 sec.
Circa
46 min.
46 sec.
Circa
3 uur 11 min.
32 sec.
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
De beeldkwaliteit is hoger
in vergelijking met , maar
de opnametijd is korter.
320 x 240 pixels,
30 beelden/sec.
Omdat de bestandsgrootte
Circa
Circa
klein is, kunt u langer
2 uur 23 min. 9 uur 48 min.
opnemen maar is de
19 sec.
41 sec.
beeldkwaliteit wel lager.
• Volgens de testnormen van Canon.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in
of
, en ongeveer 1 uur in
of
.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Boven en onder in het scherm verschijnen zwarte balken in
Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.
112
of
.
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Sommige functies zijn echter wellicht niet beschikbaar of hebben geen
effect, afhankelijk van de opnamemodus.
• Nader inzoomen op het onderwerp
De optische zoomfunctie is niet beschikbaar bij het maken van opnamen.
Stel de optische zoomfunctie in voordat u de opname start.
• De zelfontspanner gebruiken (p. 58)
• Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 59)
• Close-ups maken (Macro) (p. 94)
• Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 94)
• De witbalans aanpassen (p. 86)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 92)
• Opnamen maken via een tv (p. 105)
• Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 99)
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173)
• Raster weergeven (p. 174)
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 175)
113
Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Volg stap 1–3 op p. 32 om * te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Filmbewerkingspaneel
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of
.
Als u op de knoppen qr drukt om
Bewerkingsbalk voor films
te
verplaatsen, verschijnt
op punten waar
de film kan worden bewerkt. Als u
selecteert, kunt u het begin van de film
bijsnijden vanaf
. Als u
selecteert,
kunt u het einde van de film bijsnijden
vanaf
.
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde
aan de
rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om
(afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m. De bewerkte film wordt
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op op en selecteert u . Druk eerst op de
knop m en druk daarna op de knoppen qr
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
114
Bewerken
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
De film wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
• Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
• Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij
of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39).
115
116
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (pp. 146 – 150) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
117
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in
een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden
achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en langer dan één
seconde op de knoppen qr drukt,
verschijnt het scherm dat links wordt
weergegeven. Druk op de knoppen qr
om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk tijdens het bladeren op de knoppen
op om naar beelden te zoeken op basis
van de opnamedatum.
118
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
Films bekijken die zijn gemaakt
met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus
om deze te bekijken.
Selecteer
, selecteren op datum (p. 67)
.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filmdatum.
Druk op de knoppen op.
Speel de film af.
Druk op de knop m.
De film wordt afgespeeld.
119
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 134)
of wissen (p. 138) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer ‚.
Druk eerst op de knop m en daarna op
de knoppen op om ‚ te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filter.
Druk op de knoppen op om een filter
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen op om een filter
voor afspelen te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m
(behalve voor
).
Gefilterd afspelen wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
Als u bij stap 2
selecteert, wordt
gefilterd afspelen geannuleerd.
Zoekfilters
Favorieten
Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 140).
Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
; My Category
Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 142).
Foto/film
Geeft foto's of films weer, of films die zijn gemaakt in de
modus
.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
120
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar
beelden zoeken' (p. 118) 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122) en 'Beelden
vergroten' (p. 125). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de
bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen' (p. 138)
of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u alle gefilterde
beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 142) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 146), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
121
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om . te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een overgangseffect.
Druk op de knoppen op om een effect
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] verschijnt.
In gefilterd afspelen (p. 120) worden alleen
beelden afgespeeld die overeenkomen
met een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken
of opnieuw starten door nogmaals op
de knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
• Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
• De spaarstand (p. 52) werkt niet tijdens diavoorstellingen.
122
Diavoorstellingen bekijken
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen.
U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om de instelling aan
te passen.
Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens
uw instellingen gestart.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
123
De focus controleren
U kunt bij het opgenomen beeld het gedeelte binnen het AF-kader vergroten
om de scherpstelling te controleren.
Druk op de knop p om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 44).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus
werd ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focuscontroleweergave is echter niet beschikbaar voor films.
124
Beelden vergroten
Duw de zoomknop k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Wanneer
op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar
. Druk op de
knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden te schakelen. Druk nogmaals op
de knop m om terug te keren naar
de oorspronkelijke instelling.
• Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
• Films kunnen niet worden vergroot.
125
Elk beeld in een groep bekijken
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus
afzonderlijk worden bekeken.
(p. 80) , kunnen ook
Selecteer een beeldgroep.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te kiezen dat
Kies
weergeeft.
.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Bekijk elk beeld in de groep.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
Druk eerst op de knop m, druk op de
knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m
om het afspelen van de groep
te annuleren.
Groep afspelen
Bij Groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC.
gebruiken, die verschijnen wanneer u drukt op de knop m, en u kunt beelden
zoeken (p. 118) en vergroten (p. 125). U kunt alle beelden in een groep tegelijk
verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen'
(p. 138) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u een set
gegroepeerde beelden selecteert.
126
Elk beeld in een groep bekijken
Groepering van beelden opheffen
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus
, kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken als u de groepering opheft.
Selecteer [Beelden groep.].
Druk op de knop n om [Beelden
groep.] op het tabblad 1 te selecteren.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien en de beelden opnieuw
afzonderlijk af te spelen.
De groepering van de gegroepeerde
beelden die zijn gemaakt in de modus
,
wordt opgeheven zodat u de beelden
afzonderlijk kunt bekijken.
Om de beelden weer te groeperen, volgt
u de bovenstaande stappen om [Aan]
te selecteren.
De groepering kan niet worden opgeheven terwijl u beelden afzonderlijk
afspeelt (p. 126).
127
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Kies
.
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om
te
selecteren. Druk vervolgens opnieuw
op de knop m.
Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
• U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
•
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
128
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
129
Beelden bekijken op een tv
Beelden bekijken op een normale tv
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Wit of zwart
Geel
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Geel
Zwart
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
130
Beelden bekijken op een tv
Beelden bekijken op een hdtv
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten
op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in
de HDMI-ingang van de tv.
Geef beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 130 om de beelden
weer te geven.
De bijgeleverde AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel
HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden aangesloten.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
131
Beelden bekijken op een tv
De afstandsbediening van een tv gebruiken
om de camera te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u
de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen
en beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg
de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
Druk op de knop n en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1 en 2 op p. 131 om de camera
op de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Schakel de tv in en druk op knop 1 van
de camera.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld
te selecteren.
Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens
opnieuw op de knop OK/Selecteren.
132
Beelden bekijken op een tv
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
.
Terug
Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Groepen beelden die snel na elkaar zijn opgenomen,
worden afgespeeld (verschijnt alleen als u gegroepeerde
beelden selecteert).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven
als een film is gekozen).
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens
het afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om van beeld te veranderen.
Index afspelen
De beelden worden weergegeven in een index.
l Weergave wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 44).
• Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
• Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
133
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (pp. 29, 138).
Beveilig het beeld.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om : te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Beveiligd] verschijnt op het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om nogmaals :
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 23, 167), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om
een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar
het menuscherm.
134
Beelden beveiligen
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selecteer].
Volg stap 2 op op p. 134 om [Selecteer]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt,
verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
135
Beelden beveiligen
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer
[Laatste beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
136
Beelden beveiligen
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op om [Beveilig]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
137
Beelden wissen
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 134) kunt u niet wissen.
Kies een Selectiemethode
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 135 volgt om beelden
te selecteren, verschijnt een
op
het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
138
Beelden wissen
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
139
Beelden markeren als favoriet
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 120).
Kies de instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
\
[Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op
het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u
de bovenstaande stap om
opnieuw
te selecteren en drukt u vervolgens op
de knop m.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
140
Beelden markeren als favoriet
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
(
) (behalve films).
141
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 120) en alle beelden tegelijk verwerken met
behulp van de onderstaande functies.
• 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122), 'Beelden beveiligen' (p. 134),
'Beelden wissen' (p. 138), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'
(p. 159)
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als
,
of
in de modus A,
of beelden die zijn opgenomen in
of O.
: Beelden die zijn opgenomen in w, S, P, t.
Selecteer ;.
Druk eerst op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om ; te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk op de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u
stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
142
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Via het menu
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om
een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
143
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als My Category.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 143 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knop p om een item te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om een categorie te kiezen.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
144
Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om \ te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld 90°
in de geselecteerde richting te draaien.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien.
Via het menu
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° geroteerd.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
• Films die zijn opgenomen met
of
kunnen niet worden geroteerd.
• Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 176) als u [Autom. draaien]
op [Uit] hebt gezet.
145
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en
de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
[Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op
het scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• Beelden die in stap 3 als
zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt.
• Films kunnen niet worden bewerkt.
146
Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n om [Trimmen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Snijgebied
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
Als u de zoomknop beweegt, kunt
u de grootte van het kader wijzigen.
Met de knoppen opqr kunt u het
kader verplaatsen.
Als u drukt op de knop m, kunt
u de richting van het kader wijzigen.
Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
• Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 62) of beelden
die zijn omgezet naar
(p. 146) kunnen niet worden bewerkt.
• Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
• Films kunnen niet worden bewerkt.
147
Effecten toepassen met de functie
My Colors
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een nieuw beeld. Zie p. 92 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 92).
• De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
148
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het
grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
149
Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 125).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 146.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
150
8
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbare).
Canon PictBridge-compatibele printers
• In dit hoofdstuk gebruiken we de Canon SELPHY CP-printers in de
beschrijvingen. De afgebeelde schermen en beschikbare functies kunnen
verschillen per printer. Raadpleeg ook de handleiding van de printer.
151
Beelden afdrukken
Easy Print
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Selecteer 2.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om 2 te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
152
Beelden afdrukken
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
• Zie p. 40 voor Canon PictBridge-compatibele printers
(afzonderlijk verkrijgbaar).
• Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon
PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
153
Beelden afdrukken
Afdrukinstellingen kiezen
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 152 om het links
afgebeelde scherm weer te geven.
Selecteer een menu-optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
Selecteer de instellingen van
de opties.
Druk op de knoppen qr om de optie
in te stellen.
Standaard
Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
File No.
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Hiermee worden de datum en het bestandsnummer
afgedrukt.
Beide
Uit
—
Standaard
Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Uit
—
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1
Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
R-Ogen2*
Hiermee worden [NR], [Gez.
] en [R-Ogen1]
gebruikt om het beeld te corrigeren.
Levendig*
Het groen in bomen en het blauw in luchten
en oceanen wordt levendiger.
NR*
Hiermee wordt beeldruis verminderd.
Vivid+NR*
Hiermee worden [Levendig] en [NR] gebruikt
om het beeld te corrigeren.
Gez.
Hiermee wordt de helderheid gecorrigeerd voor
donkere gezichten, die bijvoorbeed van achteren
zijn belicht.
*
Copieën
Kies het gewenste aantal exemplaren.
Trimmen
—
Kies het af te drukken gebied.
papier inst.
—
Hiermee stelt u het papierformaat en de indeling in.
* Verschijnt alleen indien aangesloten op Inkjet-printers.
154
Beelden afdrukken
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld uitsnijden en dit afdrukken.
Selecteer [Trimmen].
Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [Trimmen]
te selecteren en druk daarna op de
knop m button.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Kies het snijgebied.
Als u de zoomknop beweegt, kunt
u de grootte van het kader wijzigen.
Druk op de knoppen opqr om
de kaderpositie aan te passen.
Druk op de knop m om het kader
te roteren.
Druk eerst op de knop n en daarna
op de knoppen op om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Druk de beelden af.
Volg stap 7 op p. 153 om af te drukken.
• Wellicht kunt u beelden niet bijsnijden; dit is afhankelijk van de
verhouding en de grootte.
• Als u foto's met toegevoegde datums bijsnijdt, wordt de datum wellicht
niet goed weergegeven.
155
Beelden afdrukken
Het papierformaat en de indeling voor de afdruk selecteren
Selecteer [papier inst.].
Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [papier inst.]
te selecteren, en druk daarna op
de knop m.
Kies een papierformaat.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop m.
Kies een papiersoort.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop m.
Kies een indeling.
Druk op de knoppen op om een indeling
te kiezen en druk daarna op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer u [N-plus]
hebt geselecteerd.
Druk de beelden af.
156
Beelden afdrukken
Beschikbare indelingen
Standaardinstelling Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Randen
Voor afdrukken met een rand.
Randloos
Voor afdrukken zonder rand.
N-plus
Bepaalt hoeveel exemplaren van een beeld op een vel papier
worden afgedrukt.
ID Foto
Voor het afdrukken van ID-foto's.
U kunt alleen beelden selecteren met dezelfde resolutie als de
ingestelde opname-resolutie van de camera, L (Groot) en met
een verhouding van 4:3.
Vaste afm.
Kies het afdrukformaat.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaartformaat en breed papier.
ID-foto's afdrukken
Kies [ID Foto].
Volg stap 1 – 4 op p. 156 om [ID Foto] te
selecteren, en druk daarna op de knop m.
Selecteer de lengte en breedte.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om de lengte
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Kies het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 155 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
157
Beelden afdrukken
Films afdrukken
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 152 om een film te
selecteren en het links afgebeelde scherm
weer te geven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op om
te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om een afdrukmethode
te selecteren.
Druk de beelden af.
Afdrukmethoden voor films
Enkel
De momenteel getoonde scène wordt afgedrukt als een foto.
Reeks
Een reeks beelden vanaf een opgegeven scène wordt afgedrukt op één
vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt u tegelijk het
map- en bestandsnummer en de verstreken tijd van het kader afdrukken.
• Als u tijdens het afdrukken op de knop m drukt, wordt het afdrukken
geannuleerd.
• U kunt de opties [ID Foto] en [Reeks] niet selecteren op PictBridgecompatibele Canon-printers vanaf CP720/CP730 of eerdere modellen.
158
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om
af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 163) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de
DPOF-normen (Digital Print Order Format).
U kunt geen films selecteren.
Beelden toevoegen aan een afdruklijst
via het menu FUNC.
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer 2 (films zijn
uitgesloten).
Druk op de knoppen op om 2
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Voeg beelden toe aan
de afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop m.
159
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar
het menuscherm.
Standaard
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF data
Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden
per pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Aan
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
—
Aan
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
—
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
—
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
•
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u de instellingen wijzigt
met deze camera, kunnen alle eerdere instellingen worden vervangen.
• Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
160
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 20).
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld
& aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt
op het scherm. Druk
opnieuw op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren
(zoals getoond in stap 2).
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
161
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 1 op p. 161 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Volg stap 2 – 3 op p. 136 om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 1 op p. 161 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 1 op p. 161 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
162
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
• Wanneer u beelden hebt toegevoegd aan de
afdruklijst (pp. 159 – 162), verschijnt het links
afgebeelde scherm als u de camera aansluit op
een PictBridge-compatibele printer. Druk op de
knoppen op om [Print nu] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m om de beelden die zijn
toegevoegd aan de afdruklijst, eenvoudig af
te drukken.
• Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
163
164
9
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
165
De camera-instellingen wijzigen
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 47).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
Zelfs als u het sluitergeluid wijzigt, heeft dit geen effect in
(p. 80).
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 46) of MENU (p. 47),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
166
De camera-instellingen wijzigen
Low Level Format geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van
een film plotseling wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
Kies [Formateren] en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen qr om
weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 23),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
167
De camera-instellingen wijzigen
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en
de meegeleverde software gebruiken om
de beelden te wijzigen.
Opgeslagen beelden vastleggen
als opstartscherm
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen qr om [2] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op m
om de registratie te voltooien.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
168
De camera-instellingen wijzigen
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met
het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001.
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 23).
• Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
169
De camera-instellingen wijzigen
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op de knoppen qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 28). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt,
zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 52) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
170
De camera-instellingen wijzigen
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 52). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Display uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om de tijdzone
voor thuis te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om
te selecteren.
Druk op de knop m.
171
De camera-instellingen wijzigen
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen op om [
Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om de
wereldtijdzone te selecteren.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op om [
Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het opnamescherm
(p. 186).
Als u in de instelling
en tijd voor de optie [
172
de datum of tijd wijzigt (p. 20), worden de datum
Thuis] automatisch gewijzigd.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 47).
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 190 – 197).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
173
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De weergaveduur van het beeld meteen
na de opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Het beeld wordt weergegeven totdat
Vastzetten
u de ontspanknop half indrukt.
De beelden worden niet
Uit
weergegeven.
2–10 sec.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Details Uitgebreide informatieweergave (p. 188).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de focus
kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in 'De focus controleren'
(p. 124).
Raster weergeven
U kunt tijdens opnamen een raster weergeven op het scherm met verticale en
horizontale rasterlijnen.
Selecteer [Raster] en druk op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
174
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm,
waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt
controleren en bijstellen.
Bij het opnemen van films worden
tevens sterke camerabewegingen
verminderd, bijvoorbeeld als
u loopt (Dynamische modus).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan*
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van
voorwerpen die horizontaal
bewegen.
Uit
—
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu]
als u films opneemt.
• Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera
op een statief.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
175
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 47).
Het beeld selecteren waarmee
het afspelen begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
De functie Automatisch draaien uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Autom. draaien] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 145) als u [Autom. draaien]
op [Uit] hebt gezet. Gedraaide beelden verschijnen dan ook in hun
oorspronkelijke richting.
• In Smart Shuffle (p. 128) worden beelden die verticaal zijn opgenomen
ook verticaal weergeven, ook als [Autom. draaien] is ingesteld op
[Uit],terwijl gedraaide beelden in de gedraaide richting worden
weergegeven.
176
10
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
177
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
de lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Volg stap 2 op p. 18 om het klepje te
openen, en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Volg stap 5 op p. 18 om het klepje
te sluiten.
Aansluitpunten
Sluit het snoer aan op
de koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze
wilt gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera
beschadigd raken.
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken.
178
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer
of uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
• Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 180), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
• Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u
de instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
• Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
• Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
• Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
• De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
(Grijs)
Niet verbonden
(Knippert wit)
Er wordt verbinding gemaakt
(Wit)
Stand-by voor overdracht
(Bewegend)
Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en
weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem
met de kaart.)
verschijnt in de overgedragen beelden.
179
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
• De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 52).
• Als u
kiest, wordt de Eye-Fi verbinding verbroken. Als u een andere
opnamemodus kiest of de afspeelmodus opent, wordt de Eye-Fi
verbinding weer geopend. Films die zijn gemaakt met de functie
Filmsynopsis, kunnen dan echter opnieuw worden overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Verbindingsinfo] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Eye-Fi
trans.] te selecteren. Druk vervolgens
op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera
is geplaatst.
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u [Eye-Fi trans.]
niet instellen op [Uit] als het schuifje is ingesteld op vergrendeld.
180
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
•
•
•
•
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en weer uit (p. 18).
Tv-weergave
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 130).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Druk in de afspeelmodus (p. 22) de ontspanknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 45).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
• Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale balk verschijnen.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 27).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 54).
•
•
•
•
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175).
Stel de flitser in op h (p. 85).
Verhoog de ISO-waarde (p. 88).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 175).
Het beeld is wazig.
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 24).
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 202).
181
Problemen oplossen
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
• Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 96, 99).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet
en stelt de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
•
•
•
•
Stel de flitser in op h (p. 85).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 89, 149).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 54).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 88).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85).
• Stel de flitser in op ! (p. 54).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 88).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 65, 66).
Ogen worden rood weergegeven (p. 104).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 173). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
(aan de voorkant van de camera) aan (p. 42) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
• Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 150).
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
182
Problemen oplossen
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 190 – 197).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 23, 31).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
• Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
• Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 112).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 112).
De zoomfunctie werkt niet (p. 113).
Het onderwerp lijkt vervormd.
• Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera beweegt.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 167).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen
of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren. Houd de knop n ingedrukt
en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat wordt
weergegeven op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 179).
183
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart
of Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging
(p. 17).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 167)
• Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
• Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 25, 30,
53, 83, 107) of beelden te bewerken (pp. 146 – 150). Wis de beelden (pp. 29, 138)
om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 17).
Vervang \ Verwissel de accu (p. 17)
Geen beeld.
• Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 134)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/
RAW afspelen
• Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet
worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 125), af te spelen in Smart
Shuffle (p. 128), te markeren als favoriet (p. 140), te roteren (p. 145), te bewerken
(pp. 146 – 150), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 168), te categoriseren (p. 142)
of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 159).
• Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt (p. 80).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd,
bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan
een afdruklijst.
184
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
• Films kunnen niet worden vergroot (p. 125), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 128),
bewerkt (pp. 146 – 150), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 159) of toegewezen aan het
opstartscherm (p. 168).
Ongeldig selectiebereik
• Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 136, 139, 144, 162) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 161).
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 161).
• U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 134), Wissen (p. 138),
Favorieten (p. 140), My Category (p. 142) of Print instellingen (p. 159).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
• De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 169) of formatteer
de geheugenkaart (p. 23).
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met
de camera.
Bestandsfout
• Foto's van andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met behulp van
computersoftware, kunnen wellicht niet worden afgedrukt.
Print fout
• Controleer de instellingen van het papierformaat. Als dit bericht verschijnt terwijl de
instellingen correct zijn, zet u de printer uit en weer aan en maakt u de instellingen
opnieuw.
Absorptiekussen inkt vol
• Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inkt-absorptiekussen.
185
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 86)
My Colors (p. 92)
Transportmodus (p. 91)
Raster (p. 174)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 27)
Meetmethode (p. 101)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 61) /
Resolutie (pp. 61, 112)
Aantal opnamen (p. 62)
Zelfontspanner
(pp. 58, 59)
*
Beeldkwaliteit (films)
(p. 112)
Resterende tijd (p. 112)
Digitale zoom (p. 55) /
Digitale Tele-converter
(p. 56)
Scherpstelbereik (p. 94),
AF lock (p. 99)
Opnamemodus (p. 190),
Compositiepictogram
(p. 187)
Flitsermodus
(pp. 54, 85, 103)
Rode-ogencorrectie
(p. 150)
AF-kader (p. 95)
Spotmetingpuntkader
(p. 101)
Datum stempel (p. 57)
ISO-waarde (p. 88)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 179)
AE-vergrendeling
(p. 102), FE-vergrendeling
(p. 102)
Sluitertijd
Beeldstabilisatie (p. 175) /
Tijdzone (p. 171)
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 85)
i-Contrast (p. 89)
Super slow-motion film
(p. 110)
Zoombalk (p. 26)
Knipperdetectie (p. 105)
: Standaard,
: Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk
niet naar behoren.
186
Informatieweergave op het scherm
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
Onderwerp
Niet-menselijke
onderwerpen
Mensen
Met veel
In bewe- schaduw
in het
ging
gezicht
Achtergrond
In bewe- Van
ging dichtbij
Achtergrondkleur
pictogram
Helder
Grijs
Tegenlicht
—
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
—
Zonsondergangen
—
—
Oranje
Spotlight
Donker
Met een
statief
Donkerblauw
*
—
*
—
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
187
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films (p. 32), Snel na
elkaar (p. 80), Afdruklijst
(p. 159)
My Category (p. 142)
Opnamemodus (p. 190)
ISO-waarde (p. 88),
Afspeelsnelheid (Films)
(p. 109)
Belichtingscompensatie
(p. 85)
Witbalans (p. 86)
Histogram (p. 45)
Groep afspelen (p. 126),
Beeld bewerken
(pp. 146 – 150)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 61)
188
Pixels opnemen
(pp. 61, 112),
MOV (Films)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 179)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 101)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 169)
Nummer van
weergegeven beeld /
Totaal aantal beelden
Sluitertijd (Foto's),
Beeldkwaliteit / Aantal
beelden (Films) (p. 112)
Diafragmawaarde
i-Contrast (pp. 89, 149)
Flitser (p. 85)
Scherpstelbereik (p. 94)
Bestandsgrootte
(pp. 62, 112)
Foto's: Resolutie (p. 61)
Films: Filmlengte (p. 112)
Beveilig (p. 134)
Favorieten (p. 140)
My Colors (pp. 92, 148)
Rode-ogencorrectie
(pp. 104, 150)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
Informatieweergave op het scherm
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 32)
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr.
Geluid wordt niet afgespeeld.)
Achteruit springen* (Gaat door met terugspoelen als u de knop m ingedrukt
houdt.)
Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Vooruit springen* (Gaat door met vooruitspoelen als u de knop m
ingedrukt houdt.)
*
Bewerken (p. 114)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 152).
* Het beeld verschijnt ongeveer 4 sec. voor of na het huidige beeld.
Tijdens het afspelen van de film kunt u vooruit of achteruit springen door
op de knoppen qr te drukken.
189
Beschikbare functies per opnamemodus
4
Opnamemodi
A
Functie
G
I
V
Belichtingscompensatie (p. 85)
—
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling *1 (p. 102)
—
—
—
—
—
—
Scherpstelbereik (p. 94)
Flitser (pp. 54, 85, 103)
e
—
—
—
—
—
u
—
—
—
—
—
—
—
h
…
*2
—
—
—
—
!
—
—
—
—
—
—
Geen informatieweergave
—
—
—
Informatieweergave
AF lock (p. 99)
Schermweergave (p. 44)
Menu FUNC.
Meetmethode (p. 101)
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*4
—
—
—
*4
—
—
—
—
—
—
My Colors (p. 92)
*5
190
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Beschikbare functies per opnamemodus
4
S
O
P
t
≈ xv
—
—
TY w
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*3
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Menu FUNC.
191
Beschikbare functies per opnamemodus
4
Opnamemodi
A
Functie
G
I
V
Menu FUNC.
Witbalans (p. 86)
*6
Witbalanscorrectie onderwater (p. 87)
ISO-waarde (p. 88)
Zelfontspanner (pp. 58, 59)
Instellingen zelfontspanner (p. 59)
Transportmodus (p. 91)
Verhouding (Foto’s) (p. 90)
Pixels opnemen (p. 61)
192
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Ò
—
—
—
Î
—
—
—
$
Vertraging*7
—
—
—
—
—
—
Foto's*8
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
W
Beschikbare functies per opnamemodus
4
TY w
S
O
P
t
≈ xv
Menu FUNC.
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*9
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
193
Beschikbare functies per opnamemodus
4
Opnamemodi
A
Functie
G
I
V
Menu FUNC.
Compressieverhouding (p. 61)
Beeldkwaliteit (films)
(pp. 110, 112)
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*1 FE-vergrendeling niet beschikbaar indien ingesteld op !.
*2 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naargelang de omstandigheden naar ….
*3 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naar … als de flitser afgaat.
*4 Witbalans kan niet worden geselecteerd.
*5 U kunt contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtint instellen in 5 niveaus.
*6 Niet beschikbaar in x en v.
*7 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.
*8 Ingesteld op 1 beeld in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.
*9 Alleen
en
zijn beschikbaar.
194
Beschikbare functies per opnamemodus
4
TY w
S
O
P
t
≈ xv
Menu FUNC.
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
195
Menu's
4 Opnamemenu
4
Opnamemodi
A
Functie
AF Frame (p. 95)
AF kader afm.*3 (p. 96)
Digitale Zoom (p. 55)
AF-Punt Zoom (p. 98)
Servo AF (p. 100)
AF-hulplicht (p. 173)
Gezichts-AiAF*1
AF Tracking
Centrum
Normaal
Klein
Standaard
Uit
1.5x
2.0x
Aan
Uit
Aan
Uit*4
Aan
Uit
Rode-Ogen
Flits Instellingen (pp. 104, 174)
Lamp Aan
i-Contrast (p. 89)
Bekijken (p. 174)
terugkijken (p. 174)
Knipperdetectie (p. 105)
Raster (p. 174)
IS modus (p. 175)
Datum stempel (p. 57)
Uit
Automatisch
Uit
2 sec.
3–10 sec.
Vastzetten
Uit
Details
Focus check
Aan
Uit
Aan
Uit
Continu
Opname
Pan
Uit
Uit
Datum
Datum & Tijd
*2
Aan
Uit
Aan
Uit
—
—
—
—
—
—
—
—
G
—
—
—
I
V
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*1 De werking verschilt afhankelijk van de opnamemodus, wanneer er geen gezichten worden gedetecteerd.
*2 Alleen beschikbaar door te drukken op de knop o (p. 28). *3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
196
Menu's
4
TY w
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
S
O
P
t
≈ xv
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*4 [Aan] wanneer bewegende personen worden gedetecteerd in A.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
197
Menu's
3 Menu Instellen
Item
Beschrijving
Zie pagina
mute
Aan/Uit*
Volume
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 48
p. 49
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 166
Hints en tips
Aan*/Uit
p. 166
LCD Helderheid
De helderheid van het scherm aanpassen
(5 niveaus).
p. 50
opstart scherm
Een beeld toevoegen als opstartbeeld.
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
Bestandsnummering
Continu*/Auto reset
p. 169
Maak folder
Maandelijks*/Dagelijks
p. 170
Lens intrekken
1 min.*/0 sec.
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
p. 168
pp. 23, 167
p. 170
pp. 52, 170,
171
Tijdzone
Thuis*/Wereld
Datum/Tijd
Datum- en tijdinstellingen
p. 21
Video Systeem
NTSC/PAL
p. 130
Ctrl via HDMI
Inschakelen/Uitschakelen*
p. 132
Eye-Fi instellingen
Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 179
Taal
Weergavetaal selecteren.
p. 22
Reset alle
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 51
* Standaardinstelling
198
p. 171
Menu's
1 Menu Afspelen
Item
Beschrijving
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen
Zie pagina
p. 122
Wissen
Beelden wissen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 138
Beveilig
Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 134
Roteren
Beelden draaien.
p. 145
Favorieten
Beelden markeren als favoriet of de markering
opheffen.
p. 140
My Category
Beelden indelen in categorieën (Selectie,
Select. reeks).
p. 142
i-Contrast
Donkere delen en contrast van foto's corrigeren.
p. 149
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in foto's corrigeren.
p. 150
Trimmen
Delen van foto's bijsnijden.
p. 147
Veranderen
Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.
p. 146
My Colors
Kleuren in foto's aanpassen.
p. 148
Beeld scrollen
Aan*/Uit
p. 118
Beelden groep.
Aan*/Uit
p. 127
Autom. draaien
Aan*/Uit
p. 176
Ga verder
Laatst gez*/Laatste f.
p. 176
Overgang
Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit
p. 129
* Standaardinstelling
2 Menu Print
Item
Beschrijving
Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
—
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 161
Select. Reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 162
Sel. alle beelden
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
p. 162
Wis alle selecties
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
p. 162
Afdrukinstellingen
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 160
199
Afspeelmodus Menu FUNC. Menu
Item
Beschrijving
Zie pagina
Roteren
De weergegeven beelden draaien.
p. 145
Print instellingen
Instellingen voor het afdrukken van het
weergegeven beeld ([Print]) selecteren of
uitschakelen. Verschijnt als de camera is
aangesloten op de printer.
p. 159
Beveilig
Het weergegeven beeld beveiligen of de
beveiliging opheffen.
p. 134
Favorieten
Weergegeven beelden markeren als favoriet,
of de markering opheffen.
p. 140
Wissen
Het weergegeven beeld wissen.
p. 138
Groep afspelen
Beelden die snel na elkaar zijn gemaakt,
één voor één afspelen.
p. 126
Film afspelen
De film afspelen.
p. 32
Filmsynopsis afspelen
Films afspelen die in de modus Filmsynopsis
zijn gemaakt.
p. 119
Smart Shuffle
Smart Shuffle starten.
p. 128
Gefilterd afspelen
Filter voor weergegeven beeld activeren/
annuleren.
p. 120
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen
p. 122
My Category
Beelden indelen in categorieën.
p. 142
200
Voorzorgsmaatregelen
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven
of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
• Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
201
Specificaties
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera ............. Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................ 4x zoom: 5.0 (G) – 20.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm: 28 (G) – 112 (T) mm)
Scherpstelbereik ............................. 3 cm – oneindig (G), 50 cm – oneindig (T)
• Macro 3 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem ..................... Type lensverschuiving
Beeldprocessor .................................. DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................ TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Formaat........................................... 7,6 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels .............................. Ongeveer 230.000 pixels
Verhouding...................................... 4:3
Functies .......................................... Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright LCD
Focus
Controlesysteem ............................. Autofocus: Per beeld (continu in automatische modus),
Servo AF/Servo AE
AF Frame ........................................ Gezichts-AiAf, AF Tracking, Centrum
Meetsysteem ....................................... Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto’s) /
Belichting (Films)................................. ±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex) .............. Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200 (in de P-modus)
Witbalans............................................. Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitertijd.............................................. 1 – 1/1500 sec.
15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................ Rond (wordt samen met ND filter gebruikt)
f/nummer......................................... f/2.8 – f/8.0 (G), f/5.9 – f/17 (T)
Flitser
Modi ................................................ Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik.............................................. 30 cm – 4,0 m (G), 50 cm – 2,0 m (T)
202
Specificaties
Opnamemodi .......................................Auto, P, Filmsynopsis, Portret, Kinderen & dieren,
Smart Shutter*, Snel na elkaar, Beste beeld selectie,
Nachtscene handm, Donkere omgeving, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra
levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur wissel,
Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk,
Lange sluiter, Stitch Hulp, Super slow-motion film
• Druk op de filmknop om films op te nemen.
* Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4,0x
(tot ongeveer 16x in combinatie met de optische
zoomfunctie) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus .............................................Normaal
Snelheid (normaal)..........................Ongeveer 3,4 beelden/sec. (in de P-modus)
Ongeveer 8,2 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)
Aantal opnamen (bij benadering)
(CIPA-normen) ....................................Ongeveer 230
Opnamemedia .....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart,
HC MMCplus-kaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s ..............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (monauraal))
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto´s ..............................................16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:
1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:
1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:
1200 x 1200, Klein: 480 x 480
203
Specificaties
Films ............................................... Super slow-motion film:
640 x 480 (120 bps*3 bij opnamen, 30 bps*2 bij afspelen),
320 x 240 (240 bps*4 bij opnamen, 30 bps*2 bij afspelen)
Miniatuureffect:
1280 x 720*5, 640 x 480*5
Andere films dan Super slow-motion film of met
Miniatuureffect:
1920 x 1080 pixels (24 bps*1), 1280 x 720 (30 bps*2),
640 x 480 (30 bps*2), 320 x 240 (30 bps*2)
*1 Werkelijk aantal is 119,88 bps.
*2 Werkelijk aantal is 29,97 bps.
*3 Werkelijk aantal is 239,76 bps.
*4 Opnamen maken: 6 bps/3 bps/1,5 bps,
Afspelen: 30 bps*2
*5 Werkelijk aantal is 23,976 bps.
Interface .............................................. Hi-speed USB
HDMI-uitvoer
Analoge audio/invoer (monauraal)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken ......... PictBridge
Voeding .............................................. Batterij NB-4L
Compacte voedingsadapter CA-DC10 (indien gebruikt
met DC/koppeling DR-10)
Afmetingen (CIPA-normen) ................. 93,1 x 55,9 x 19,9 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen)......... Ongeveer 140 g (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 121 g (alleen camerabehuizing)
204
Specificaties
Batterij NB-4L
Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning .............................................3,7 V DC
Capaciteit.............................................760 mAh
Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................35,4 x 40,3 x 5,9 mm
Gewicht................................................Ongeveer 17 gram
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Nominale invoer...................................100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V) – 0,06 A
(240 V)
Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,65 A
Oplaadduur..........................................Ongeveer 1 uur en 30 minuten
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................53,0 x 86,0 x 19,5 mm
Gewicht................................................Ongeveer 60 g (CB-2LV) Ongeveer 55 g (CB-2LVE,
excl. netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
205
Index
A
Aangepaste witbalans .............................. 86
Aansluiting................ 35, 130, 131, 152, 178
Accessoires .............................................. 39
AE-vergrendeling.................................... 102
AF Scherpstellen
AF Tracking ........................................ 28, 97
Afdrukken ............................................... 152
AF-kaders........................................... 26, 95
AF-Punt Zoom .......................................... 98
Afspelen Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............ 129
AF-vergrendeling.............................. 99, 186
Alle beelden wissen................................ 139
AUTO-modus (Opnamemodus) ............... 25
AV-kabel............................................. 2, 130
B
Batterij
Oplaadlampje .................................... 15
Opladen ............................................. 14
Spaarstand ........................ 52, 170, 171
Batterijlader .......................................... 2, 39
Beelden
Afspelen Bekijken
Beelden wissen ......................... 29, 138
Beveiligen ........................................ 134
Bewerken Bewerken
Weergaveduur ................................. 174
Beelden bekijken op een tv .................... 130
Beelden markeren als favoriet................ 140
Beelden wissen ................................ 29, 138
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen .................................. 118
Beelden op een tv............................ 130
Diavoorstelling ................................. 122
Enkelvoudige weergave .................... 28
Gefilterd afspelen ............................ 120
Indexweergave ................................ 118
Smart Shuffle................................... 128
Vergrote weergave .......................... 125
206
Belichting
AE-vergrendeling............................. 102
Correctie ............................................ 85
FE-vergrendeling ............................. 102
Bestandsnummering .............................. 169
Beveiligen............................................... 134
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) .................. 146
i-Contrast ......................................... 149
My Colors ........................................ 148
Rode-ogencorrectie ......................... 150
Trimmen .......................................... 147
Bijgesloten items Accessoires
C
Camera
De camera vasthouden ..................... 13
Standaardinstellingen ........................ 51
Camerabeweging ....................... 27, 54, 175
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2
Centrum (modus AF Frame) .................... 96
Compressie (beeldkwaliteit) ..................... 61
Continu-opnamen maken ......................... 91
Beste beeld selectie .......................... 81
Snel na elkaar.................................... 80
D
Datum en tijd Datum/Tijd
Datum/Tijd
Instelling ............................................ 20
Toevoegen aan beeld........................ 57
Wereldklok....................................... 171
Wijzigen ............................................. 21
Diavoorstelling........................................ 122
Digitale Tele-converter ............................. 56
Digitale Zoom ........................................... 55
Donkere omgeving (opnamemodus) ........ 65
DPOF ..................................................... 159
Dynamische modus................................ 175
E
Extra levendig (opnamemodus) ............... 68
Eye-Fi-kaart...................................... 17, 179
Index
F
K
Fabrieksinstellingen Standaardinstellingen
FE-vergrendeling ............................ 102, 186
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden) ................................ 112
Bekijken (Afspelen)............................ 32
Bewerken......................................... 114
Opnametijd ................................ 31, 112
Filmsynopsis (opnamemodus).................. 67
Fisheye-effect (opnamemodus)................ 69
Flitser
Aan .................................................... 85
Slow sync......................................... 103
Uit ...................................................... 54
Flora (opnamemodus) .............................. 65
Focus check ........................................... 124
Focusvergrendeling .................................. 96
Formaat wijzigen
(beelden kleiner maken) ......................... 146
Formatteren (geheugenkaart)........... 23, 167
Formatteren Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen........................................ 184
Kinderen & dieren (opnamemodus).......... 64
Kleur Wissel (opnamemodus) .................. 72
Kleuraccent (opnamemodus) ................... 71
Klokfuncties .............................................. 52
Knipoogdetectie (opnamemodus)............. 76
Knipperdetectie....................................... 105
G
Geheugenkaarten..................................... 17
Beschikbare opnamen ................. 19, 62
Formatteren ............................... 23, 167
Opnametijd ........................................ 31
Geluidsinstellingen ................................... 48
Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ........... 95
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ....................................... 77
Glimlach (opnamemodus) ........................ 75
I
i-Contrast .......................................... 89, 149
Interfacekabel ............................... 2, 35, 152
ISO-waarde ...................................... 88, 186
L
Lampje.................................. 42, 43, 45, 173
Lange sluiter (opnamemodus).................. 79
LCD-monitor Scherm
Lichtnet ................................................... 178
M
Macro (AF-instelling) ................................ 94
Meetmethode.......................................... 101
Menu
Basishandelingen .............................. 47
Lijst .................................................. 196
Menu FUNC.
Lijst .................................................. 200
Menu.................................................. 46
Miniatuureffect (opnamemodus)....... 70, 109
Monochroom (opnamemodus) ................. 73
MultiMediaCard/MMCplus
Geheugenkaarten
My Category ........................................... 142
My Colors (Afspelen) .............................. 148
My Colors (opname) ................................. 92
N
Nachtscene handm.
(opnamemodus) ....................................... 65
O
Onderwater (opnamemodus).................... 65
Oneindig (AF-instelling) ............................ 94
Opnamen maken
Aantal opnamen..................... 15, 19, 62
Opname Info .................................... 186
Opnamedatum en -tijd Datum/Tijd
Opnametijd ........................................ 31
Opnamen maken via een tv.................... 105
Overzicht van de onderdelen.................... 42
207
Index
P
P (opnamemodus).................................... 84
PictBridge ......................................... 40, 152
Polsriem Riem
Portret (opnamemodus) ........................... 64
Poster-effect (opnamemodus).................. 68
Problemen oplossen............................... 181
Programma automatische belichting ........ 84
R
Raster............................................. 174, 186
Reizen naar het buitenland ........ 15, 39, 171
Resolutie (beeldgrootte) ........................... 61
Riem ..................................................... 2, 13
Rode-Ogen Corr..................................... 104
Rode-ogencorrectie................................ 150
Roteren................................................... 145
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ......................................... 44
Informatieweergave ................. 186, 188
Menu Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-scherm........................ 22
Scherpstelbereik
Macro................................................. 94
Oneindig ............................................ 94
Scherpstellen
AF-kaders .................................... 26, 95
AF-Punt Zoom ................................... 98
AF-vergrendeling ............................... 99
Servo AF.......................................... 100
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Geheugenkaarten
Sepiakleurig.............................................. 92
Servo AF ................................................ 100
Smart Shuffle.......................................... 128
Sneeuw (opnamemodus) ......................... 66
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken ............ 33
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk... 2
Installatie ........................................... 34
Softwarehandleiding ............................ 2
208
Spaarstand ............................... 52, 170, 171
Speels effect (opnamemodus) ................. 74
Standaardinstellingen............................... 51
Stitch Hulp (opnamemodus)..................... 82
Strand (opnamemodus)............................ 65
Super slow motion (opnamemodus)....... 110
T
Taal van LCD-scherm .............................. 22
Transportmodus ....................................... 91
Trimmen ................................................. 147
V
Vergrote weergave ................................. 125
Verhouding ............................................... 90
Video Films
Voeding Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset ......................... 39, 178
Vuurwerk (opnamemodus) ....................... 66
W
Wereldklok.............................................. 171
Witbalans.................................................. 86
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ............. 58
2 seconden-zelfontspanner ............... 59
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ................................ 77
Knipoogdetectie (opnamemodus)...... 76
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen.............................................. 59
Zoomen ........................................ 26, 30, 55
Zwart-witfoto's .......................................... 92
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SQ6PA280
© CANON INC. 2011