Canon PowerShot SX230 HS Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
Zo leert u de camera juist te gebruiken.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later
nog kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande
onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA
Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u
de vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera Batterij NB-5L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Polsriem
WS-DC11
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Interfacekabel
IFC-400PCU
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....26
Gewoon foto’s maken (modus Easy) ...........................................31
IwP
Op het strand
(p. 69)
In de sneeuw
(p. 69)
C
Kinderen en dieren
(p. 67)
Portretten
(p. 67)
Mooie opnamen maken van mensen
J
Landschap
(p. 67)
O
Flora
(p. 69)
Diverse andere opnamen maken
t
Vuurwerk
(p. 69)
S
Onderwater
(p. 69)
Opnamen maken met speciale effecten
Gezichtsuitdrukkingen
(p. 80)
Donkere omgeving
(p. 68)
Miniatuureffect
(p. 72)
Speels effect
(p. 73)
Fisheye-effect
(p. 72)
Extra levendige kleuren
(p. 71)
Poster-effect
(p. 71)
Nacht Scene
(p. 68)
Monochroom
(p. 74)
Opnamen maken
Scherpstellen op gezichten..............................................26, 67, 93
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden
gebruikt (de flitser uitschakelen) ..................................................56
Foto’s maken met de zelfontspanner .....................................60, 79
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................59
Een foto maken tijdens het opnemen van een film ......................66
Wat wilt u doen?
5
1
Foto's bekijken .............................................................................29
Eenvoudig weergeven (modus Easy) ..........................................31
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................128
Foto's bekijken op een tv ...........................................................134
Foto's bekijken op een computer .................................................35
Snel foto's zoeken......................................................................126
Foto's wissen .......................................................................30, 140
Weergeven
E
Films opnemen.....................................................................32, 116
Films bekijken ..............................................................................34
Opnamen maken van snel bewegende objecten
en deze afspelen in slow motion ................................................119
Films opnemen en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................154
Afdrukken
Beelden opslaan op een computer ..............................................35
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................50
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 171
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................186
De GPS-functie gebruiken ..........................................104
SX230 HS
Overige
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde
functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren ........................................ 2
Lees dit eerst....................................... 3
Wat wilt u doen?.................................. 4
Inhoudsopgave.................................... 6
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ................................ 9
Veiligheidsmaatregelen..................... 10
De batterij opladen............................ 14
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen........................................... 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 18
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .......................................... 18
De datum en tijd instellen.................. 21
De taal van het scherm instellen....... 23
Geheugenkaarten formatteren.......... 24
De ontspanknop indrukken ............... 25
Foto's maken (Smart Auto) ............... 26
Beelden bekijken............................... 29
Beelden wissen ................................. 30
Opnamen maken of bekijken
in de modus Easy ........................... 31
Films opnemen.................................. 32
Films bekijken ................................... 34
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken................. 35
Accessoires....................................... 40
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ..................................... 40
Overzicht van de onderdelen.............44
Schermweergave...............................46
Lampje ...............................................47
Menu FUNC. – Basishandelingen .....48
MENU – Basishandelingen................49
De geluidsinstellingen wijzigen..........50
De helderheid van het scherm
aanpassen.......................................52
De standaardinstellingen van
de camera herstellen .......................53
De functie spaarstand
(Automatisch Uit).............................54
Klokfuncties .......................................54
De flitser uitzetten ..............................56
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)................................57
Datum en tijd aan de opname
toevoegen........................................59
De zelfontspanner gebruiken.............60
De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..62
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit).................................62
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis) .................................66
Opnamen maken in diverse
omstandigheden..............................67
Inhoudsopgave
1 Aan de slag........................ 13
2 Meer informatie .................43
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ...................55
4 Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ...............65
Inhoudsopgave
7
Speciale opnamen maken ................ 68
Effecten toevoegen aan de opname
(Creative Filters) ............................. 71
Een gezicht detecteren en
opnemen (Smart Shutter) ............... 77
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste beeld) .. 80
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar)................... 81
Opnamen maken met Stitch Hulp..... 82
Opnamen maken in Programma
automatische belichting .................. 84
De flitser inschakelen ........................ 84
De belichting aanpassen
(Belichtingscompensatie)................ 85
De witbalans aanpassen................... 85
De ISO-waarde wijzigen ................... 87
De verhouding wijzigen..................... 88
Continu-opnamen maken.................. 89
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 90
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast).......... 91
De modus AF Frame wijzigen........... 92
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 94
Het scherpstelbereik wijzigen
(macro)............................................ 95
Opnamen maken met
AF-vergrendeling ............................ 96
Het autofocuskader vergroten........... 96
Opnamen maken met Servo AF ....... 97
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen ................ 98
De meetmethode wijzigen ................. 99
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling.............................99
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling........................... 100
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen..................................... 101
Opnamen maken met Slow sync..... 102
Rode-ogencorrectie .........................102
Controleren op gesloten ogen .........103
Opnamen maken via een tv............. 103
De GPS-functie gebruiken
...................................... 104
De sluitertijd instellen.......................110
De diafragmawaarde instellen .........111
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen .........................................112
De flitsuitvoer aanpassen ................113
Films opnemen in de modus
E
......116
De filmmodus wijzigen..................... 116
Diverse soorten films opnemen .......117
De beeldkwaliteit wijzigen................ 118
Films opnemen in super
slow motion ................................... 119
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) ............................ 120
AE-vergrendeling/belichting............. 121
Het windfilter gebruiken ................... 122
Overige opnamefuncties.................. 122
Bewerken......................................... 123
5 Zelf instellingen
selecteren ..........................83
6 Haal meer uit
uw camera ....................... 109
7 Diverse functies voor
het opnemen van films... 115
SX230 HS
Inhoudsopgave
8
Snel naar beelden zoeken .............. 126
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen ........................................ 127
Diavoorstellingen bekijken .............. 128
Beelden vergroten........................... 130
Elk beeld in een groep bekijken ...... 130
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle).............................. 132
De focus controleren ....................... 133
Beeldovergangen wijzigen .............. 133
Beelden bekijken op een tv............. 134
Beelden beveiligen.......................... 137
Alle beelden wissen ........................ 140
Beelden markeren als favoriet ........ 142
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ............................... 143
Beelden roteren............................... 147
Het formaat van beelden wijzigen... 148
Trimmen .......................................... 149
Effecten toepassen met de
functie My Colors .......................... 150
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .................................... 151
Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 152
Beelden afdrukken........................... 154
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) ..........................................161
De camera-instellingen wijzigen ......166
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen.......................................... 173
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen.......................................... 176
Aansluiten op het lichtnet.................178
Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............179
Problemen oplossen ........................181
Lijst met berichten die op
het scherm verschijnen .................184
Informatieweergave op
het scherm.....................................186
Beschikbare functies per
opnamemodus...............................190
Menu's .............................................194
Afspeelmodus Menu FUNC.............199
Specificaties.....................................200
Index ................................................ 204
Voorzorgsmaatregelen ....................207
8 Diverse functies
gebruiken voor afspelen
en bewerken .................... 125
9 Afdrukken ........................153
10 De camera-instellingen
aanpassen........................165
11 Nuttige informatie ...........177
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en knoppen
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Functies die variëren afhankelijk van het cameramodel, worden aangeduid
met de volgende pictogrammen:
Functies en richtlijnen alleen voor de PowerShot SX230 HS.
Functies en richtlijnen alleen voor de PowerShot SX220 HS.
Beschrijvingen zonder deze pictogrammen zijn op beide modellen
van toepassing.
Bij de beschrijvingen in deze handleiding worden schermafbeeldingen
en illustraties van de PowerShot SX230 HS gebruikt.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
SX230 HS
SX230 HSSX220 HS
10
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires
die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt
op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met
een droge doek.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact
komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een
batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen,
moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
11
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet
is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler
die hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers
beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld
aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader
vervormd raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veiligheidsmaatregelen
12
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting
of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als
u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk wordt het
maken en bekijken van opnamen in de modus Easy, het maken en
bekijken van films en het downloaden van beelden naar een
computer behandeld.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers
de flitser niet blokkeren wanneer deze is uitgeklapt.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar
binnen ( ) en naar beneden ( )
te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LX: kantel de stekker ( )
naar buiten en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LXE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 2 uur en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LX
CB-2LXE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Geschat aantal opnamen
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Aantal opnamen
Circa 210
Afspeeltijd
Circa 4 uur
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang / Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig
het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet
helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit
de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
16
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
Draai de schroeven van
de behuizing los.
Draai de schroeven van de behuizing aan
de zijkanten en de onderkant los.
Verwijder de behuizing aan de
achterkant en de eindplaat en draai
vervolgens de schroeven los
waarmee de behuizing aan de
voorkant aan de camera vastzit.
Bereid u voor om de behuizing aan
de voorkant te verwijderen.
Leg de camera neer en draai de schroeven
van de behuizing aan de voorkant los.
Trek de circuitlinten eruit.
Open het klepje van de aansluitingen.
Verwijder de behuizing aan
de voorkant.
Houd met uw duimen de boven- en
onderkant van de behuizing uit elkaar
en druk tegelijkertijd van onderen op de
lensbehuizing om de camera los te maken
van de voorkant.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
17
Verwijder de batterij.
Draai de camera ondersteboven.
Verwijder de batterij met een pincet
of tang.
Raak nooit de flitser aan en til nooit de beschermende tape aan de
voorkant van de camera onder de flitser omhoog. Dit kan leiden tot
een zware elektrische schok.
Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan om de
interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor recycling, wanneer
u de camera afdankt.
18
De onderstaande kaarten kunnen zonder capaciteitsbeperkingen
worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXC-
geheugenkaarten ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en
omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Aansluitpunten Batterij-
vergrendeling
Label
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen
of wissen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
20
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
Circa 1231 Circa 5042
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken
als de camera in de opnamemodus is ingesteld
(p. 26).
21
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een waarde te selecteren.
Als alle instellingen voltooid zijn,
drukt u op de knop m.
Stel de thuistijdzone in.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om uw thuistijdzone
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op m om de instelling te voltooien.
Eerst verschijnt een bevestigingsscherm
en daarna het opnamescherm.
Als u op de ON/OFF-knop drukt,
wordt de camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd en de thuistijdzone niet
goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de
camera inschakelt.
De datum en tijd instellen
22
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Datum/Tijd] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 op p. 21 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Zomertijd instellen
Als u op p. 21 bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of
de knop  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 41), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen.
U kunt de datum en tijd ook automatisch bijwerken met de GPS-functie
(p. 108).
SX230 HS
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op
de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop  om een taal te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm
hebt ingesteld, wordt het
instellingenscherm gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal] te selecteren op het tabblad 3.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 179) gaat formatteren, moet u de software
van de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop
Â
om [Formateren] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [OK] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m om het
formatteren te starten.
Druk op de knop m als het formatteren is
voltooid en de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd] op het scherm verschijnt.
Geheugenkaarten formatteren
De ontspanknop indrukken
25
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk
de knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart
gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt
gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een
geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van
de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven
op de geheugenkaart.
Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als
de camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen
langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling
wordt afgebroken.
De ontspanknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
26
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten
selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook
gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur
en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
De flitser wordt automatisch geactiveerd
en het opstartscherm verschijnt.
U kunt de flitser ook handmatig in- en
uitklappen (de flitser flitst niet als deze
is ingeklapt).
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven rechts
boven in het scherm.
De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze onderwerpen.
Aan de linker- en rechterzijde van het
scherm verschijnen zwarte balken.
Deze gebieden worden niet vastgelegd bij
de opname.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt,
zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter
lijkt. Als u de zoomknop naar j
(groothoek) duwt, zoomt u uit op
het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik (bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
27
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is en
als de flitser is uitgeklapt, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt circa twee seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 187) past niet bij de werkelijke
compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera
op een onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of het onderwerp dat wordt
gedetecteerd als het hoofdonderwerp. Rond de andere gedetecteerde
gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen
een bepaald bereik (p. 93).
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
Foto's maken (Smart Auto)
28
Wat als er geen kader verschijnt rond het onderwerp dat u wilt opnemen?
Wellicht wordt het onderwerp niet gedetecteerd en verschijnen er kaders in de
achtergrond. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83).
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop
half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [mute] op het
tabblad 3 en drukt u vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand
is ongeveer 75 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (j),
en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i).
Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j staat, ongeveer 5 cm of meer weg van uw onderwerp en
maak de opname. Loop ongeveer 1 m of meer weg als de camera in de maximale
telelensinstelling (i) staat.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser
is opgeladen.
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in
het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 187) voor meer informatie over
de pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en wordt weergegeven, richt u de camera
zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de
ontspanknop half ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de
scherpstelling en de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop
helemaal in om de opname te maken.
29
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt of de knop Â
naar links draait, doorloopt u de beelden
van het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op de knop r drukt of de knop Â
naar rechts draait, doorloopt u de beelden
van het oudste beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op
als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
maar ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken. Als de flitser is uitgeklapt,
wordt deze weer ingeklapt.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt
terwijl de lens wordt ingetrokken,
wordt de camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt of aan het programmakeuzewiel draait
in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u
wilt wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om a te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
[Wissen?] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr of draait u aan de knop Â
om [Stop] te selecteren. Daarna drukt u op
de knop m.
Beelden wissen
31
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm
en is de camera zo ingesteld dat alleen de knoppen, de zoomknop en de
filmknop (p. 32) die op deze pagina worden uitgelegd, werkzaam zijn.
Hiermee wordt verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs
beginners zorgeloos foto's kunnen maken en bekijken.
Opnamen maken
Stel het programmakeuzewiel in op 9.
Voer stap 3–5 op pp. 2627 uit om
opnamen te maken (zonder geluid).
Druk op de knop r om de flitser uit te
schakelen. ! verschijnt op het scherm.
Als u nogmaals op de knop r drukt, wordt
de flitser ingeschakeld en verschijnt op
het scherm. Als er weinig licht is, wordt de
flitser automatisch geactiveerd.
Bekijken
Druk op de knop 1 en druk vervolgens op
de knoppen qr of draai aan de knop Â
om te schakelen tussen beelden.
Druk op de knop 1 en druk vervolgens
op de knop m, zodat alle foto’s die u hebt
gemaakt gedurende 3 seconden worden
weergegeven. Druk nogmaals op de knop
m om de diavoorstelling te beëindigen.
Als u een beeld wilt wissen, selecteert
u dat beeld en drukt u op de knop p.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop  om [Wissen] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
Opnamen maken of bekijken in
de modus Easy
Aangezien de flitser niet werkt als deze is ingeklapt, kunt u de instellingen
niet wijzigen ook al drukt u op de knop r. Om de flitser op te zetten,
klapt u de flitser eerst handmatig uit. Druk daarna op de knop r om de
instelling te wijzigen.
32
De camera stelt het onderwerp en de opnameomstandigheden vast en
selecteert de beste instellingen voor de scène.
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
duwt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
duwt, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De volledige schermgrootte wordt
geactiveerd en er wordt een opname
gemaakt van het weergegeven gebied
op het scherm.
U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Films opnemen
33
Raak de microfoons niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Opnametijd
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 min. 59 sec.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Microfoons
In- en uitzoomen tijdens de opname
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op
A
, verschijnt het pictogram
voor de ingestelde compositie (p. 187). De pictogrammen 'In beweging'
worden echter niet weergegeven. Onder bepaalde omstandigheden past
het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt en de witbalans is niet
optimaal, drukt u op de filmknop om de opname te stoppen, en start
u de opname opnieuw (alleen als de beeldkwaliteit is ingesteld op
(p. 118)).
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel in een andere stand dan A staat (p. 115).
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op E, kunt u elke instelling
voor filmopnamen aanpassen (p. 115).
Geheugenkaart
4GB 16GB
Opnametijd
Circa 14 min. 34 sec. Circa 59 min. 40 sec.
34
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop
m
.
Speel de film af.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om (Film afspelen) te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop
m
drukt, wordt de film
gepauzeerd en verschijnt het
filmbedieningspaneel. Druk op de knoppen
qr
of draai aan de knop
Â
om
(afspelen) te selecteren, en druk vervolgens
op de knop
m
om het afspelen te hervatten.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 36).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen.
Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
35
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u
de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt
overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van
de computer.
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's),
Core2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits): 1 GB
of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
Kaartprogramma: 50 MB of meer
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Macintosh
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)
(p. 2) in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies -op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies
op het scherm om verder te gaan.
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Intel Processor (foto's),
Core2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
Kaartprogramma: 50 MB of meer
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
SX230 HS
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)
(p. 2) in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Sluit de camera aan op
de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2) stevig in de
aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
38
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert
u [All Programs/Alle programma's],
gevolgd door [Canon Utilities],
[CameraWindow] en [CameraWindow].
Macintosh
Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het pictogram CameraWindow
in de taakbalk onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
39
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
Alle beelden die nog niet zijn
overgedragen, worden nu naar de
computer overgedragen. Overgedragen
beelden worden gesorteerd op datum en
opgeslagen in afzonderlijke submappen
in de map Afbeeldingen.
Sluit CameraWindow wanneer de
beeldoverdracht voltooid is.
Schakel de camera uit en verwijder
de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.
Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk
in horizontale richting gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden
of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
Wellicht worden de GPS-logbestanden (p. 106) niet goed overgedragen.
Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar
de camera.
40
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een oplader om de batterij NB-5L
op te laden.
Batterij NB-5L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Accessoires
Polsriem
WS-DC11
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST*
Meegeleverd bij de camera
Batterij NB-5L
met kapje*
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE*
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
Geheugenkaart
Canon PictBridge-
compatibele printers
TV
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
High-Definition TVHDMI-kabel HTC-100
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
41
Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser
te worden belicht.
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC42
Gebruik deze behuizing voor het maken
van foto’s onder water tot op een diepte
van 40 meter, voor het maken van foto's
in de regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing
WW-DC1
Wanneer u de waterdichte behuizing
gebruikt voor het maken van foto’s onder
water, gebruikt u de gewichten om te
voorkomen dat de behuizing blijft drijven.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
42
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op de HDMI
-aansluiting van
een hdtv.
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
SELPHY-
serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
43
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
44
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (pp. 60, 77, 173)
Microfoon (p. 33)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 26, 32, 57)
Afspelen: k (vergroten) /
g (index) (pp. 126, 130)
Ontspanknop (p. 25)
GPS-signaalontvanger
(p. 105)
Luidspreker
Flitser (pp. 56, 84)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 178)
Geheugenkaartsleuf / batterijklepje (p. 18)
Riembevestigingspunt (p. 13)
SX230 HS
Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt de
camera over naar de opnamemodus.
Filmmodus
Voor het maken van films (p. 116).
U kunt het grootst mogelijke deel
van het scherm gebruiken voor uw
filmopnamen
(p. 118)
. Maar ook als
het programmakeuzewiel in een
andere stand dan de filmmodus
staat, kunt u een film opnemen door
op de filmknop te drukken
(p. 117)
.
Modus Easy
U kunt foto’s maken door
gewoon de ontspanknop in
te drukken (p. 31).
P-, Tv-, Av-, M-modus
U kunt instellingen kiezen voor
diverse soorten foto's (p. 84).
Auto-modus
U kunt de camera
instellingen laten selecteren
voor volledig automatische
opnamen
(pp. 26
,
32)
.
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de
optimale instellingen voor de
compositie (pp. 67, 68).
Modus Creative Filters
U kunt diverse effecten toevoegen
aan uw opnamen (p. 71).
Modus Filmsynopsis
U kunt een korte film van een dag maken
door alleen foto's te maken (p. 66).
Overzicht van de onderdelen
45
Controleknop
Door aan de controleknop te draaien kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals
het selecteren van items of het schakelen
tussen beelden. Op een paar bewerkingen
na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met
de knoppen opqr.
Als u in een opnamemodus de controleknop
aanraakt, verschijnt op het scherm de functie
die is toegewezen aan de positie die
u aanraakt.
Scherm (LCD-monitor)
(pp. 46, 186, 188)
ON/OFF-knop (p. 21)
Programmakeuzewiel (p. 44)
Lampje (p. 47)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (pp. 37, 134, 154)
HDMI-aansluiting (p. 135)
n-knop (p. 49)
l (weergaveknop) (p. 46)
1 (afspeelknop) (pp. 29, 125)
Filmknop (pp. 32, 115)
b (belichtingscompensatie) (p. 85) /
o-knop
e (macro) (p. 95) / f (handmatig
scherpstellen) (p. 98) / q-knop
Controleknop (zie hieronder)
m FUNC./SET-knop (p. 48)
h (Flitser) (pp. 84, 102) / r-knop
Q (zelfontspanner) (p. 60) / p-knop
46
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l. Zie p. 186 voor
details over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 188) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Schermweergave
Informatieweergave Geen informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[Terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 174).
Focuscontrole-
weergave (p. 133)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Lampje
47
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave
(p. 188)
wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Als de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
GPS-informatieweergave
Als u drukt op de knop o in de Uitgebreide
informatieweergave, kunt u de
locatiegegevens (geografische lengte,
breedte en hoogte) controleren, evenals de
opnamedatum van foto's en films (p. 106),
indien [GPS] is ingesteld op [Aan].
Weergegeven inhoud van boven naar
beneden: geografische breedte, lengte,
hoogte en UTC.
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
HelderDonker
Hoog
Laag
Als een signaal van een GPS-satelliet niet goed wordt ontvangen,
verschijnt [---] in plaats van numerieke waarden voor de items met
onvolledige positiegegevens.
UTC staat voor 'Coordinated Universal Time' en valt ongeveer samen
met GMT (Greenwich Mean Time).
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Indien aangesloten op een computer (p. 37), display uit (p. 171)
Knippert Bij het opstarten van de camera, bij opnemen/lezen/overdragen
van gegevens, tijdens opnamen met lange sluitertijd
(pp. 110
,
112)
,
of terwijl de loggerfunctie actief is
(p. 106)
.
Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen
of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampje
SX230 HS
48
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus of
afspeelmodus (pp. 190193, 199).
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om een menu-item te selecteren
en druk vervolgens op de knop m of
de knop r.
Als u bepaalde menu-items kiest, worden
er op het scherm vervolgopties
weergegeven.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppenop of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door op
de knop l te drukken bij opties waarbij
wordt weergegeven.
Druk op de knop q om terug te gaan naar
de menu-items.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het
LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
49
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 194199).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op
de knoppen qr om een tabblad
te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een item te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
50
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [Mute] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt
te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 34). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film, dan
wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de
knoppen op.
De geluidsinstellingen wijzigen
51
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop
Â
om [Volume] te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een item te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr
om het volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
52
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop l
Druk langer dan 2 seconden op de
knop l.
Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan 2 seconden
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l.
53
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaard-
instellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Reset alle] te selecteren
en druk vervolgens op m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 22), [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 134), [Tijdzone] (p. 171)
en de het beeld dat is geregistreerd in [opstart scherm] (p. 168) op het
tabblad 3.
De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 86).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 75) of Kleur Wissel (p. 76).
De modus voor speciale opnamen die is geselecteerd in K (p. 68).
De opnamemodus die is geselecteerd in (p. 71).
De filmmodus (p. 115).
54
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van
is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop  om de weergavekleur te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 171).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
55
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op
de modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus,
controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 190197).
3
56
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na de instelling, verschijnt ! op
het scherm.
Om de flitser weer aan te zetten volgt
u de bovenstaande stappen om
te selecteren.
De flitser uitzetten
Wat als er een knipperende verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
U kunt de flitser ook handmatig inklappen zodat deze niet flitst (p. 26).
Als de flitser is ingeklapt, wordt het instellingenscherm niet weergegeven
zelfs als u op de knop r drukt.
57
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 56x
(bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn
om te vergroten met de optische zoom.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 62) en
de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij
het beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als
u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de
brandpuntafstand 28 – 1568 mm, en 28 – 392 mm als u alleen de optische
zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan 35 mm).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
58
Digitale Tele-converter
Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te
vergroten met een factor van ongeveer 1,5x of ongeveer 2,0x. Hierdoor is een
snellere sluitertijd mogelijk, en is er minder kans op camerabeweging dan als
u alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) gebruikt met dezelfde
zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 62) van
of en de gebruikte zoomfactor.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Digitale Zoom].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [Digitale Zoom] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om
een vergroting te selecteren.
Druk op n om de instelling
te voltooien en terug te keren naar
het opnamescherm.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
De respectievelijke brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en
[2.0x] zijn 42,0 – 588 mm en 56,0 – 784 mm (equivalent aan 35 mm).
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale
zoomfunctie gebruiken.
De sluitertijden zijn wellicht hetzelfde bij de maximale telelensinstelling
(i) en als u inzoomt op het onderwerp volgens stap 2 op p. 57.
59
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.
Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Datum stempel]
te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] bij stap 3.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum
en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 161) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties (p. 153) om af te drukken.
60
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om Ò te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na het instellen verschijnt Ò op
het scherm.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert
het lampje en hoort u het geluid van
de zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop p.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 61).
De zelfontspanner gebruiken
61
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer
de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer Î.
Volg stap 2 op p. 60 om Î te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î op het scherm.
Volg stap 3 op p. 60 om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Volg stap 2 op p. 60 om $ te selecteren en
druk daarna meteen op de knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een waarde te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Na de instelling verschijnt $ op het scherm.
Volg stap 3 op p. 60 om de opname
te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste
opname gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
62
U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u bij stap 1 en 2.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de compressie-
verhouding.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u bij stap 1 en 2.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
63
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering) (voor een verhouding van 4:3)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 88), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van 16:9
echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan
hoger dan opnamen van 4:3.
Geschatte waarden voor het papierformaat
(voor een verhouding van 4:3)
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
(bij benadering)
4 GB 16 GB
(Groot)
12 M/4000 x 3000
3.084 1231 5042
1.474 2514 10295
(Medium 1)
6 M/2816 x 2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Medium 2)
2 M/1600 x 1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Klein)
0.3 M/640 x 480
150 20116 82367
84 30174 123550
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 –
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
64
65
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
4
66
U kunt een korte film van een dag maken door alleen foto's te maken.
Elke keer als u een foto maakt, wordt de scène van vlak vóór uw foto
opgenomen als een film. Alle films die op die dag zijn opgenomen,
worden als één bestand opgeslagen.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om een
foto te maken.
Er wordt een film van ongeveer 2 – 4 sec.
opgenomen vlak voordat de foto wordt
gemaakt.
Automatisch korte films maken (Filmsynopsis)
Wat als er geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt vlak nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
hebt geselecteerd of de camera op een andere wijze hebt bediend, wordt er
wellicht geen film opgenomen.
Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus , selecteren op datum (p. 127)
om deze te bekijken.
Aangezien u zowel foto's maakt als films opneemt, raakt de batterij
sneller leeg dan in de modus A.
De beeldkwaliteit wordt ingesteld op voor films die zijn opgenomen
in de modus .
In de volgende gevallen worden de films opgeslagen als afzonderlijke
bestanden, ook als ze op dezelfde dag zijn opgenomen in de modus .
- Zodra het clipbestand 4 GB groot is of zodra u ongeveer 1 uur lang hebt
opgenomen
- Als de film is beveiligd (p. 137)
- Als de Tijdzone-instelling is gewijzigd (p. 171)
- Als u een nieuwe folder hebt gemaakt (p. 170)
Als u de camera bedient tijdens het opnemen van een film, worden
de camerageluiden opgenomen in de film.
De camera maakt geen geluid, zoals bij het half indrukken van de
ontspanknop en het bedienen van de knoppen of de zelfontspanner
(p. 60).
67
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Kies een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in
op een opnamemodus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen
van landschappen maken, met een echt
gevoel van diepte.
CFoto’s maken van kinderen
of dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Loop bij een maximale groothoekinstelling
ongeveer 1 meter of meer weg van uw
onderwerp. Loop bij een maximale
telelens ongeveer 3 meter of meer weg
van uw onderwerp en maak de opname.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
In de modus C kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 87) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
68
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Kies een opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een opnamemodus
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Maak de opname.
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handm)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continu-
opnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
Bij gebruik van een statief maakt u
opnamen in de modus A (p. 26).
Opnamen maken bij weinig licht
(Donkere omgeving)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe
weergave.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
69
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
In combinatie met de waterdichte
behuizing (afzonderlijk verkrijgbaar)
(p. 41) maakt u in deze modus foto's met
natuurlijke kleuren van onderwaterleven
en -landschappen.
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
Speciale opnamen maken
70
Houd de camera in de modus stevig vast tijdens het maken van
opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.
Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met
een statief (p. 175).
In de modus of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 87) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus kunnen
de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet
worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.
In de modus wordt een resolutie ingesteld van (1984 x
1488 pixels).
71
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Kies een opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een opnamemodus
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
Effecten toevoegen aan de opname
(Creative Filters)
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in
de modi en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creative Filters)
72
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk op de knop l.
[Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een effectniveau
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop l.
U kunt het effect op het scherm controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de knoppen
op om de kaderpositie te wijzigen.
Druk vervolgens op de knop l.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de
verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creative Filters)
73
Maak de opname.
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en onscherper
en wordt de kleur gewijzigd zodat het lijkt alsof de foto is gemaakt met
een speelgoedcamera.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om
te selecteren.
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop l.
[Kleurtoon] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een kleurtoon te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Als u bij stap 2 op de knop m drukt, schakelt u tussen de horizontale
en verticale richting van het kader. Met de knoppen qr kunt u de positie
van het kader wijzigen wanneer het verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Vergeet niet een afspeelsnelheid in te stellen voordat u een film opneemt
met het miniatuureffect (p. 120).
Standaard De beelden lijken gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere toon dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere toon dan met [Standaard].
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creative Filters)
74
Opnamen maken in Monochroom
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw-wit.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om
te selecteren.
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop l.
[Kleurtoon] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop  om een kleurtoon te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Zwart/wit Voor opnamen in zwart-wit.
Sepia Voor opnamen met sepiatonen.
Blauw Voor opnamen in blauw-wit.
Effecten toevoegen aan de opname (Creative Filters)
75
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om T
te selecteren.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om het gewenste kleurengamma
te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
Effecten toevoegen aan de opname (Creative Filters)
76
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Volg stap 1 – 2 op p. 71 om Y
te selecteren.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop
Â
om het gewenste kleurengamma
te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit
te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
77
Een glimlach detecteren en opnemen
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om
te selecteren en druk daarna
op de knop l.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie
te pauzeren. Druk nogmaals op de knop
p om de lachdetectie te hervatten.
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
78
De knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog
wordt gedetecteerd.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die
zal knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
twee seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon binnen
het kader.
Druk op p om het aftellen te annuleren.
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren
of een hoed, of als diegene een bril draagt.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
79
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht
wordt gedetecteerd (p. 93). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken
waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt
de sluiter ontgrendeld.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Selectie beste beeld)
80
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop p.
De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens
verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen
en slaat slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om
te selecteren.
Maak de opname.
De camera maakt vijf continu-opnamen
wanneer de ontspanknop helemaal wordt
ingedrukt. Er wordt slechts één foto
opgeslagen.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste beeld)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de
eerste opname.
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de opnameomstandigheden.
81
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,1 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om
te selecteren.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Beelden die worden weergegeven tijdens
het afspelen
Aangezien elke set doorlopende beelden één groep vormt, wordt alleen het
eerste beeld van die groep weergegeven. Om aan te geven dat het beeld
onderdeel is van een groep, verschijnt in de linkerbovenhoek van
het scherm.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de
eerste opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 140), worden ook alle andere beelden
in die groep gewist. Denk goed na voordat u beelden wist.
Als u beelden afzonderlijk wilt afspelen (p. 130), kunt u de groepering
annuleren (p. 131).
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 137), worden alle beelden
in die groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen (p. 127)
of Smart Shuffle (p. 132), wordt de groepering tijdelijk opgeheven en
worden de beelden afzonderlijk afgespeeld.
U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet (p. 142),
bewerken (pp. 148152), categoriseren (p. 143), afdrukken (p. 154)
of een aantal afdrukken van de beelden instellen (p. 162). Speel de
gegroepeerde beelden afzonderlijk af (p. 130) of annnuleer de
groepering (p. 131) voordat u het bovenstaande probeert.
82
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
De belichting en witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens
het samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken
op dezelfde manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen
op een computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 103).
83
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op de modus G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 190197).
In 'De witbalans corrigeren' (p. 86) wordt aangenomen dat de camera in
de modus S is gezet.
5
84
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Selecteer de modus G.
Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 85108).
Maak de opname.
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 75 cm – 3,5 m met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale
telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de knop
 om h te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt h op het scherm.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
worden weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (zie hieronder)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 87)
De flitser inschakelen
Wat als het instellingenscherm niet verschijnt, ook niet
als u drukt op r?
De flitser is ingeklapt. Klap de flitser handmatig uit.
85
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Selecteer de belichtings-
compensatiemodus.
Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai aan de knop
Â
om de helderheid aan te passen en druk
vervolgens op de knop o.
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
De belichting aanpassen (Belichtingscompensatie)
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat
uit drie golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
Onderwater
Stelt de optimale witbalans in en maakt blauwe kleuren zwakker,
voor het maken van foto's met natuurlijke kleuren onder water.
Custom U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen.
S
De witbalans aanpassen
86
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 op p. 85.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop l.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans corrigeren
U kunt de witbalans handmatig aanpassen in de modus S (p. 69).
Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als wanneer u een in de winkel
verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt.
Selecteer S.
Volg stap 1 – 2 op p. 68 om S
te selecteren.
Selecteer de witbalans.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Wijzig de instelling.
Beweeg de zoomknop en pas de
correctiehoeveelheid B of A aan.
Druk op de knop m.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
De ISO-waarde wijzigen
87
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
B staat voor blauw en A voor amber.
U kunt de witbalans ook handmatig corrigeren door gegevens voor
een aangepaste witbalans vast te leggen (p. 86) en daarna de stappen
te volgen op p. 86.
Na aanpassing van het correctieniveau blijven de aanpassingen
behouden, zelfs als u de instelling voor de witbalans in stap 2 wijzigt.
De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor
een aangepaste witbalans worden vastgelegd.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus
en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen
echter grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de ontspanknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
88
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
De verhouding wijzigen
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor de weergave
op breedbeeld hdtv’s (high definition).
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen
op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als standaardtelevisies voor het afdrukken van afbeeldingen
op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
De digitale zoom (p. 57) en digitale teleconverter (p. 58) zijn niet
beschikbaar bij andere verhoudingen dan omdat [Digitale Zoom]
is ingesteld op [Uit].
Hoe kan ik opnamen maken op volledige schermgrootte?
Stel de verhouding in op . Opnamen maken bij een verhouding van 16:9 levert
echter beelden op waarvan de verhouding bij het afdrukken niet overeenkomt met
130 x 180 mm, briefkaartformaat, 90 x 130 mm of verschillende A-papierformaten.
Mogelijk blijven er witte randen op de afdruk en sommige delen van de afbeelding
worden wellicht niet afgedrukt.
89
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
* In de modus t (p. 69) verandert AF lock (p. 96) of de modi voor handmatig
scherpstellen (p. 98) in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale
snelheid
(beelden/sec.
bij benadering)
Beschrijving
Continu 3,2
De camera maakt continu opnamen met de
ingestelde scherpstelling en belichting wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Continue
Opname AF
0,8
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
Opname LV*
1,0
De camera maakt continu opnamen waarbij de
scherpstelling is vastgezet in de stand die bij
handmatige scherpstelling is ingesteld. In de modus
t wordt de scherpstelling bij de eerste opname
vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 60).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 68).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen
kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen
of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
W
90
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen
in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Blauw, Levendig
Groen en Levendig Rood gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 91).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 85).
In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt
af van de huidskleur.
De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)
91
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen,
blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende
niveaus.
Volg stap 2 op p. 90 om te selecteren
en druk daarna op de knop l.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de knop Â
om een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop l om de instelling
te voltooien.
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname
automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Auto] te selecteren.
Na de instelling verschijnt @
op het scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 151).
92
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
De compositie van de opname wijzigen met
de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is gecentreerd
en scherpgesteld, en druk de ontspanknop
half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de ontspanknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De modus AF Frame wijzigen
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 57),
de digitale tele-converter (p. 58) of handmatig scherpstellen (p. 98) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
De modus AF Frame wijzigen
93
Gezichtsdetectie
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
AF Tracking
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken (p. 94).
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd en er alleen grijze kaders
(geen wit kader) worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in het
midden van het scherm wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 97) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
94
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
de knoppen qr om [AF Tracking]
te selecteren.
verschijnt in het midden van
het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het
onderwerp staat waarop u wilt
scherpstellen en druk op de knop q.
De camera piept en verschijnt zodra
er een onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als
het onderwerp beweegt.
Als het onderwerp niet door de camera
wordt gedetecteerd, verschijnt op
het scherm.
Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. verschijnt
in een blauw kader dat het onderwerp
volgt terwijl de scherpstelling en de
belichting worden aangepast (Servo AF)
(p. 97)
.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
verschijnt en blijft de camera het
onderwerp volgen.
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Het scherpstelbereik wijzigen (macro)
95
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname onderwerpen
dichtbij bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een
betrouwbare focus.
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de knop
 om e te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Na de instelling verschijnt e op
het scherm.
* Bij maximale groothoek (j).
De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname
is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.
Servo AF (p. 97) is ingesteld op [Aan].
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
Druk bij opnamen in (p. 98) de knop q één seconde of langer in.
Niet beschikbaar in e.
Het scherpstelbereik wijzigen (macro)
Scherpstelbereik Beschrijving
Ongeveer 5 – 50 cm* Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î,
zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 61).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
e
96
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop q.
De scherpstelling wordt vergrendeld
en en de MF-indicator verschijnt
op het scherm.
Haal uw vinger van de ontspanknop, druk
nogmaals op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr of draai aan de knop Â
om te selecteren. De scherpstelling
wordt ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in.
In [Gezicht det.] (p. 93) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
In [Centrum] (p. 92) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
Het autofocuskader vergroten
Opnamen maken met Servo AF
97
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 57), de Digitale
Tele-converter (p. 58), AF Tracking (p. 94), Servo AF (zie hieronder) of
een tv als scherm gebruikt (p. 103).
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval
de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in
de modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 60).
98
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de ontspanknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig
hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
en de MF-indicator worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant wordt het
focuspunt en een weergave van de
afstand voor de MF-indicator getoond.
Terwijl u naar het vergrote gebied kijkt,
draait u aan de knop  om een geschikte
scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de ontspanknop half indrukt,
kunt u de scherpstelling verder afstellen
(Veiligheids MF).
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen
MF-indicator
U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u
handmatig scherpstelt (p. 92). Als u de modus of de grootte van het
AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus voor handmatig
scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp
te stellen.
Als u de digitale zoom (p. 57) of de Digitale Tele-converter (p. 58) gebruikt,
of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 103), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
Als u op de knop
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en
[MF-Punt Zoom] instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als u op de knop
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en
[Veiligheids MF] instelt op [Uit] kunt u de scherpstelling niet verder
afstellen, zelfs niet als u de ontspanknop half indrukt.
99
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan
de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor
'Auto Exposure' (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop half
ingedrukt houdt.
Als verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Als u één opname maakt, verdwijnt en
wordt de automatische belichting
ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
100
Net als met de AE-vergrendeling (p. 99) kunt u de belichting vergrendelen
voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure'
(flitsbelichting).
Zorg dat de flitser is uitgeklapt en
selecteer vervolgens h (p. 84).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
De flitser gaat af en wanneer
verschijnt, wordt de flitsuitvoer
vastgehouden.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Als u één opname maakt, verdwijnt
en wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de knop  draait,
kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
101
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 85) kunt u de belichting aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer ~.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om ~ te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om de
flitsbelichtingscompensatie te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
Na het instellen verschijnt ~
op het scherm.
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer
de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de
compositie te voorkomen. Als u echter op de knop n drukt om het tabblad
4 weer te geven en [Veiligheids FE] bij [Flits Instellingen] op [Uit] instelt, worden
de sluitertijd en diafragmawaarde niet automatisch aangepast.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door op de knop
n te drukken om [Flits Instellingen] (p. 102) te selecteren op het
tabblad 4. Selecteer dan [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr
om een instelling te selecteren.
Als u op de knop r drukt en direct op de knop n drukt terwijl
de flitser is uitgeklapt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
102
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Zorg dat de flitser is uitgeklapt (p. 26).
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [Rode-Ogen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Πop het scherm.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
Rode-ogencorrectie
Controleren op gesloten ogen
103
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader
en op het scherm.
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen
in 'Beelden bekijken op een tv' (p. 134).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 152).
Als u op de knop r drukt en onmiddellijk op de knop n drukt terwijl
de flitser is uitgeklapt, verschijnt het scherm in stap 2.
Controleren op gesloten ogen
Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname
indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
Niet beschikbaar in de modus W, of .
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een tv
104
Deze functie gebruikt signalen die worden ontvangen van diverse
GPS-satellieten om locatiegegevens (geografische breedte, lengte, hoogte)
vast te leggen in foto's en films. De locatiegegevens kunnen ook afzonderlijk
van de foto's en films worden vastgelegd. U kunt deze functie ook gebruiken
om de cameraklok automatisch bij te werken.
Zorg voordat u de GPS-functie gebruikt dat de datum en tijd en
uw thuistijdzone (p. 21) correct zijn ingesteld.
GPS staat voor 'Global Positioning System'.
Houd rekening met het volgende als u de GPS-functie gebruikt.
In bepaalde landen kunnen er beperkingen gelden voor het gebruik van
GPS. Zorg dus dat u GPS gebruikt in overeenstemming met de wetten en
voorschriften van uw land of regio. Wees vooral voorzichtig als u op reis
bent in het buitenland.
Denk goed na voordat u de camera gebruikt op plaatsen waar het gebruik
van elektronische apparatuur verboden is, aangezien de camera
signalen ontvangt van GPS-satellieten.
De positiegegevens van de camera die met de GPS-functie zijn
opgeslagen in foto's en films, kunnen informatie bevatten waarmee uw
fysieke locatie kan worden bepaald. Neem de nodige voorzorgen als
u beelden die GPS-gegevens en GPS-logbestanden bevatten, wilt
overdragen aan anderen, of als u deze bestanden wilt uploaden naar
internet waar talloze mensen ze kunnen bekijken.
Aangezien het niet mogelijk is om GPS-satellietsignalen goed te
ontvangen in de volgende situaties, worden de positiegegevens van de
camera wellicht niet opgenomen of kan de opgenomen positie verschillen
van de werkelijke positie.
Binnenshuis, ondergronds, onder water (met de afzonderlijk
verkrijgbare waterdichte behuizing) (p. 41), in tunnels of bossen,
in de buurt van gebouwen, valleien, hoogspanningskabels of mobiele
telefoons met een frequentie van 1,5 GHz.
Aangezien de positie van GPS-satellieten mettertijd verandert, worden
de positiegegevens van de camera wellicht niet opgenomen of kan de
opgenomen positie verschillen van de werkelijke positie, ook in andere
situaties dan de hierboven vermelde.
Nadat u de batterij hebt verwisseld of als u de GPS-functie een tijd niet
hebt gebruikt, kan het even duren voordat u een signaal ontvangt van
GPS-satellieten.
Hierbij verklaart Canon Inc. dat het toestel SPG-DF605 in
overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante
bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
De GPS-functie gebruiken
SX230 HS
De GPS-functie gebruiken
105
De GPS-functie inschakelen
Open het scherm [GPS-instell.].
Druk op de knop n om [GPS-instell.]
te selecteren op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [GPS] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Als u op de knop n drukt, krijgt u een
bericht over de GPS-functie te zien.
Lees het bericht en druk op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de opnamemodus.
Controleer de ontvangststatus.
Druk op de knop l om de
informatieweergave te activeren (p. 46).
U kunt de GPS-ontvangststatus op het
scherm controleren.
Weergave van ontvangststatus
(Niet-knipperend) GPS-satellietsignaal ontvangen U kunt de positiegegevens
van de camera of de opnamedatum vastleggen.
(Knipperend) Op zoek naar een GPS-satelliet.
(Niet-knipperend) Kan geen GPS-satellietsignaal ontvangen.
Wat als verschijnt op het scherm en u geen
GPS-satellietsignaal kunt ontvangen?
Het is gemakkelijker om een GPS-satellietsignaal
als u de camera buiten gebruikt, waar de hemel
duidelijk zichtbaar is. Zorg dat de GPS-
signaalontvanger niet wordt bedekt door uw
vingers of andere objecten, en dat deze naar de
hemel is gericht. Dit kan de ontvangst verbeteren.
GPS-signaalontvanger
De GPS-functie gebruiken
106
Locatiegegevens en opnamedatum vastleggen
in het beeld
U kunt de locatiegegevens (geografische lengte, breedte en hoogte)
vastleggen en controleren in uw foto's en films (pp. 47, 106). Als u de
meegeleverde software gebruikt (p. 2), kunt u de foto's en films die u hebt
opgenomen, ook bekijken op een kaart. Hierbij worden de locatiegegevens
gebruikt die zijn vastgelegd tijdens de opname.
Stel [GPS] in op [Aan].
Volg stap 1 en 2 op p. 105 om de instelling
te wijzigen.
Maak de opname.
De locatiegegevens en opnamedatum
worden vastgelegd in de foto of film.
U kunt de locatiegegevens (geografische
lengte, breedte en hoogte) en de
opnamedatum die zijn vastgelegd in
uw opnamen, controleren in de
'GSP-informatieweergave' (p. 47).
Locatiegegevens van de camera vastleggen
(loggerfunctie)
Wanneer de camera wordt uitgeschakeld, ontvangt deze nog een tijd lang
signalen van GPS-satellieten. Ook de genomen route wordt nog een tijdje
bijgehouden. Op basis van de ontvangen signalen worden de locatiegegevens
en opnamedatum van één dag vastgelegd in een GPS-logbestand, los van de
opnamen. Met de meegeleverde software (p. 2) kunt u deze logbestanden
gebruiken om de afgelegde route te bekijken op een kaart.
Aangezien deze functie ook energie verbruikt als de camera is uitgeschakeld,
kan het batterijniveau lager zijn dan verwacht wanneer u de camera gebruikt.
Laad de batterij indien nodig op, of neem een opgeladen reservebatterij
(afzonderlijk verkrijgbaar) mee voor opnamen.
Alleen de locatiegegevens en opnamedatum aan het begin van
de opname worden vastgelegd in films.
Voor films die zijn gemaakt met Filmsynopsis (p. 66), worden alleen
de locatiegegevens en opnamedatum van de eerste film van de
dag vastgelegd.
De GPS-functie gebruiken
107
Stel [GPS] in op [Aan].
Volg stap 1 en 2 op p. 105 om de instelling
te wijzigen.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [GPS-logger] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, krijgt u een
bericht over de loggerfunctie te zien.
Lees het bericht en druk op de knop m.
Schakel de camera uit.
Nadat een bericht over de loggerfunctie
te verschenen op het scherm, wordt de
camera uitgeschakeld.
Ook nadat de camera is uitgeschakeld,
knippert het lampje om aan te geven dat de
loggerfunctie actief is.
Met bepaalde tussenpauzen worden de
locatiegegevens en datum/tijd van het
GPS-satellietsignaal vastgelegd in een
GPS-logbestand.
Hoe kan ik nagaan of er een GPS-logbestand is gemaakt?
verschijnt rechts boven in het scherm in stap 2, indien er een GPS-logbestand
is gemaakt. Indien dit pictogram verschijnt, moet u voorzichtig zijn bij het
formatteren van een geheugenkaart (pp. 24, 167), aangezien hiermee alle
GPS-logbestanden worden gewist.
Als u de loggerfunctie niet wilt gebruiken, stelt u deze in op [Uit].
Indien [GPS-logger] is ingesteld op [Aan], wordt er ook energie verbruikt als de
camera is uitgeschakeld. Als de camera wordt gebruikt in een omgeving waar
geen GPS-signaal kan worden ontvangen (bijvoorbeeld binnenshuis), kan de
batterij in een halve dag leegraken, zelfs zonder dat u opnamen maakt. Stel in
stap 2 [GPS-logger] in op [Uit] als u de loggerfunctie niet gebruikt, om de batterij
te sparen.
De GPS-functie gebruiken
108
Datum en tijd automatisch bijwerken
De datum en tijd van de ingestelde tijdzones (pp. 21, 171) worden
automatisch bijgewerkt als de camera een GPS-satellietsignaal ontvangt.
Stel [GPS] in op [Aan].
Volg stap 1 en 2 op p. 105 om de instelling
te wijzigen.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Datum/tijd GPS] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Volg de stappen op p. 171 om de zomertijd
in te stellen.
Als u na stap 4 op p. 107 de batterij verwijdert, wordt de loggerfunctie
tijdelijk uitgeschakeld. Nadat u de batterij hebt verwisseld, schakelt u de
camera aan en en dan weer uit om de loggerfunctie te activeren.
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, of als
er een Eye-Fi-kaart is geplaatst in de camera, kunt u geen
GPS-logbestanden opslaan.
De loggerfunctie kan worden uitgeschakeld als de camera wordt
verbonden met een computer of printer met behulp van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2), of wordt verbonden met een tv met behulp van de
meegeleverde AV-kabel (p. 2) of een afzonderlijk verkrijgbare HDMI-
kabel. Als dit gebeurt, verwijdert u de kabel en schakelt u de camera
aan en en dan weer uit.
Hoe kan ik nagaan of de tijd automatisch is bijgewerkt?
In het scherm Datum/Tijd verschijnt [Datum/tijd GPS klaar] bij stap 3 op p. 22
indien de datum en tijd automatisch zijn bijgewerkt. Bovendien verschijnt [Datum/
tijd GPS aan] indien er nog geen signaal is ontvangen van een GPS-satelliet.
Als [Datum/tijd GPS] is ingesteld op [Aan], worden de datum en tijd
automatisch bijgewerkt en kunt u deze niet wijzigen via het scherm Datum/
Tijd met behulp van de stappen op p. 22.
109
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in de modi M, B
en D.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op
de bijbehorende modus.
6
110
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Wijzig de instelling.
Draai aan de knop  om de sluitertijd
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160
seconde aan.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2000 seconde. De camera stelt
de sluitertijd automatisch in op 1/2000 seconde als er een kortere sluitertijd wordt
geselecteerd.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden niet beschikbaar.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt
en opnamen maakt met een statief (p. 175).
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, wordt de
ISO-waarde vastgezet op .
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven
(Safety Shift kan ook worden gebruikt (p. 111)).
111
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde
die u hebt ingesteld.
B staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar
de grootte van de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Wijzig de instelling.
Draai aan de knop  om de
diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F3.1, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F5.9, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety Shift
kan ook worden gebruikt (zie onder).
Safety Shift
Als u in de modus M of B op de knop n drukt om het tabblad 4 weer
te geven en vervolgens [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd of
diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer
deze niet op een andere manier kan worden verkregen.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
112
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde handmatig instellen voor het maken
van opnamen met de gewenste belichting. D staat voor 'Manual'
(handmatig).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Selecteer een instelling.
Druk op de knop o om de sluitertijd
of diafragmawaarde te selecteren.
Draai aan de knop  om een waarde
in te stellen.
Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het standaard-
belichtingsniveau.
Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de
ontspanknop half indrukt, wordt '-2' of '+2'
oranje weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragma-
waarde
Indicator belichtings-
niveau
Belichtingsniveau
Standaardbelichtings-
niveau
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 99).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser is uitgeklapt
en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u de knop o indrukt terwijl u de ontspanknop half indrukt, wordt de
sluitertijd of diafragmawaarde (datgene wat niet is ingesteld bij stap 2)
automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen (afhankelijk
van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting verkregen).
113
In de modus D kunt u 3 niveaus voor flitsuitvoer selecteren.
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Selecteer het niveau voor
de flitsuitvoer.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om ~ te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Voltooi de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om de flitsuitvoer te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na het instellen verschijnt ~ op
het scherm.
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt de flitsuitvoer ook instellen door op de knop n te drukken om
[Flits Instellingen] (p. 102) te selecteren op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Flits output] en druk op de knoppen qr om een instelling
te selecteren.
In de modi M en B kunt u de flitsuitvoer instellen door op de knop
n te drukken om [Flits Instellingen] te selecteren op het tabblad 4
en vervolgens de optie [Flits mode] in te stellen op [Handmatig].
Als u de knop r indrukt terwijl de flitser is uitgeklapt en direct op de knop
n drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
114
115
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E. U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken,
ook als het programmakeuzewiel in een andere stand staat dan E.
In het laatste deel van het hoofdstuk wordt het afspelen en bewerken van
films behandeld. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt
gedrukt om de afspeelmodus te activeren.
7
116
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 116122).
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
U kunt kiezen uit 3 verschillende filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om E te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om een filmmodus te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Films opnemen in de modus E
De filmmodus wijzigen
E Standaard Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
iFrame-film
Voor filmopnamen die kunnen worden bewerkt met iFrame*
1
-
compatibele software*
2
of apparaten. Er wordt een resolutie
ingesteld van (p. 118).
Super slow-motion
film
Snel bewegende objecten opnemen en deze afspelen in slow
motion (p. 119).
*1 Door Apple aanbevolen videotype.
*2 U kunt iFrame-films snel bewerken en opslaan met versie 6.7.2 of later van
ZoomBrowser EX of ImageBrowser. Als u een eerdere versie van de software
gebruikt, downloadt u de nieuwste versie vanaf de Canon-startpagina. Op de
bovenkant van de cd-rom ziet u de versie van de meegeleverde software (p. 2).
In de modi E, en kunt u foto's maken door de ontspanknop in te
drukken. Dit is echter niet mogelijk tijdens een filmopname.
117
Net als bij foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de compositie
laten selecteren of diverse effecten toevoegen tijdens het opnemen van films.
Kies een opnamemodus.
Volg stap 1 op p. 67, stap 1 – 2 op p. 68 of
stap 1 – 2 op p. 71 om een opnamemodus
te selecteren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Afhankelijk van de opnamemodus of de
beeldkwaliteit (p. 118) die u kiest voor de
film, kunnen er zwarte balken verschijnen
aan de linker- en rechterkant van het
scherm. Deze gedeelten worden niet
opgenomen.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Diverse soorten films opnemen
I Portret p. 67 Y Kleur wisselen p. 76
J Landschap p. 67 w Strand p. 69
Miniatuureffect p. 72 S Onderwater p. 69
Monochroom p. 74 O Flora p. 69
Extra levendig p. 71 P Sneeuw p. 69
Poster-effect p. 71 t Vuurwerk p. 69
T Kleur Accent p. 75
U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop
te drukken.
Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, kunnen dan automatisch worden gewijzigd naar
instellingen voor filmopnamen.
118
U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor
de beeldkwaliteit.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
*1 13 min. 35 sec. voor iFrame-films (p. 116).
*2 55 min. 38 sec. voor iFrame-films (p. 116).
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
29 minuten en 59 seconden zijn opgenomen in of , of ongeveer 1 uur in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeld-
kwaliteit
Resolutie, aantal
beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4GB 16 GB
1920 x 1080 pixels,
24 beelden/sec.
Voor filmopnamen van full
HD-kwaliteit.
Circa
14 min. 34 sec.
Circa
59 min. 40 sec.
1280 x 720 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen van
HD-kwaliteit.
Circa
20 min.
43 sec.*
1
Circa
1 uur 24 min.
54 sec.*
2
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
De beeldkwaliteit is hoger
in vergelijking met ,
maar de opnametijd
is korter.
Circa
43 min. 43 sec.
Circa
2 uur 59 min.
3sec.
320 x 240 pixels,
30 beelden/sec.
Omdat de bestandsgrootte
klein is, kunt u langer
opnemen maar is de
beeldkwaliteit wel lager.
Circa
1 uur 58 min.
19 sec.
Circa
8 uur 4 min.
30 sec.
In en verschijnen er zwarte balken aan de zijkanten van het
scherm. Deze gebieden kunnen worden niet opgenomen.
119
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in
slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
Volg de stappen in 'De filmmodus wijzigen'
op p. 116 om te selecteren.
Aan de linker- en rechterzijde van het
scherm verschijnen zwarte balken.
Deze gebieden worden niet vastgelegd
bij de opname.
Selecteer het aantal beelden.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De balk met de opnametijd verschijnt.
De maximale cliplengte is ongeveer 30 sec.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Aantal beelden en afspeelsnelheden (voor clips
van 30 seconden)
Films opnemen in super slow motion
Aantal beelden Afspeeltijd
240 beelden/sec. Circa 4 min.
120 beelden/sec. Circa 2 min.
Films bekijken in super slow motion
De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt
op p. 34.
U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in wijzigen met de
meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
120
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt het
miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de opname te
selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de afspeelsnelheid
zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen tijdens het afspelen.
Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
Volg de stappen op p. 71 om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de knoppen
op om de kaderpositie te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een afspeelsnelheid
te selecteren.
Druk op n om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
De resolutie wordt ingesteld op bij opnamen in en op
bij opnamen in .
Tijdens het opnemen werkt de zoomknop niet.
De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer
u op de filmknop drukt.
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
AE-vergrendeling/belichting
121
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden
(voor clips van 1 minuut)
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in
een bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop r om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop r om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai aan de knop
 om de belichting in te stellen.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
De beeldkwaliteit wordt ingesteld op als u een verhouding kiest van
, en op als u een verhouding kiest van (p. 118).
Als u bij stap 2 op de knop m drukt, schakelt u tussen de horizontale en
verticale richting van het kader. Met de knoppen qr kunt u de positie van
het kader wijzigen wanneer het verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
AE-vergrendeling/belichting
122
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
Druk op de knop n en selecteer
[Wind Filter] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Sommige instellingen zijn echter wellicht niet beschikbaar of hebben
geen effect, afhankelijk van de opnamemodus.
Nader inzoomen op het onderwerp
Het geluid van zoombewerkingen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 60)
De witbalans aanpassen (p. 85)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 90)
Opnamen maken via een tv (p. 103)
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 96)
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 98)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173)
Raster weergeven (p. 175)
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 175)
Het windfilter gebruiken
Overige opnamefuncties
123
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Volg stap 1 – 3 op p. 34 om
*
te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u op de knoppen qr drukt of aan de
knop  draait om te verplaatsen,
verschijnt op punten waar de film kan
worden bewerkt. Als u selecteert, kunt
u het begin van de film bijsnijden vanaf .
Als u selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf .
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m. De bewerkte film
wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op op en selecteert u . Druk eerst op
de knop m en druk daarna op de knoppen
qr of draai aan de knop  om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
124
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de knop  om [Nieuw bestand]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij
of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 41).
125
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor
het afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat
u de camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 148152) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
8
126
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in
een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Draai aan de knop  om tussen beelden
te schakelen.
Druk op de knoppen opqr om een beeld
te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met de controleknop
Als u aan de knop  draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en snel aan de knop Â
draait, worden de beelden weergegeven
zoals u hier links ziet. Draai aan de knop
 om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk tijdens het bladeren op de knoppen
op om naar beelden te zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
127
Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus selecteren op datum (p. 66)
om deze te bekijken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filmdatum.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop Â.
Speel de film af.
Druk op de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 137)
of wissen (p. 140) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een filter.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een filter te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een filter voor afspelen te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m
(behalve voor ).
Gefilterd afspelen wordt gestart en er wordt
een geel kader weergegeven.
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Diavoorstellingen bekijken
128
Als u op de knoppen qr drukt of aan de
knop  draait, worden alleen de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u bij stap 2 selecteert, wordt
gefilterd afspelen geannuleerd.
Zoekfilters
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om . te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Favorieten Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 142).
Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 143).
Foto/film
Geeft foto's of films weer, of films die zijn gemaakt in de modus
(p. 66).
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar
beelden zoeken' (p. 126) 'Diavoorstellingen bekijken' (zie hieronder) en
'Beelden vergroten' (p. 130). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken
met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 137), 'Alle beelden wissen' (p. 140)
of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 161) als u alle gefilterde
beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 143) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 148), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
;
Diavoorstellingen bekijken
Diavoorstellingen bekijken
129
Selecteer een overgangseffect.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop
Â
om een effect te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] verschijnt.
In gefilterd afspelen (p. 127) worden alleen
beelden afgespeeld die overeenkomen met
een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken
of opnieuw starten door nogmaals
op de knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt kiezen
uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om de instelling aan te passen.
Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw
instellingen gestart.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de knop Â
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
kunt u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand (p. 54) werkt niet tijdens diavoorstellingen.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
130
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Door aan de knop  te draaien,
kunt u tussen de ingezoomde
beelden schakelen.
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus (p. 81), kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken.
Selecteer een beeldgroep.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te kiezen
met .
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Films kunnen niet worden vergroot.
Elk beeld in een groep bekijken
Elk beeld in een groep bekijken
131
Bekijk elk beeld in de groep.
Als u op de knoppen qr drukt of aan
de knop  draait, worden alleen de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
opnieuw op de knop m. om het afspelen
van de groep te annuleren.
Groepering van beelden opheffen
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken als u de groepering opheft.
Selecteer [Beelden groep.].
Druk op de knop n om [Beelden
groep.] op het tabblad 1 te selecteren.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien en de beelden opnieuw
afzonderlijk af te spelen.
De groepering van de gegroepeerde
beelden die zijn gemaakt in de modus ,
wordt opgeheven zodat u de beelden
afzonderlijk kunt bekijken.
Om de beelden weer te groeperen, volgt
u de bovenstaande stappen om [Aan]
te selecteren.
Groep afspelen
Bij Groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC.
gebruiken, die verschijnen wanneer u drukt op de knop m en u kunt beelden
zoeken (p. 126) en vergroten (p. 130).
U kunt alle beelden in een groep tegelijk verwerken met de bewerkingen in
'Beelden beveiligen' (p. 137), 'Alle beelden wissen' (p. 140) of 'Beelden selecteren
voor afdrukken (DPOF)' (p. 161), als u een set gegroepeerde beelden selecteert.
De groepering kan niet worden opgeheven terwijl u beelden afzonderlijk
afspeelt (p. 130).
132
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Er verschijnen vier beelden
als mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
133
U kunt bij het opgenomen beeld het gedeelte binnen het AF-kader vergroten om
de focus te controleren.
Druk op de knop l om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 46).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus
werd ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere kaders
worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de
enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
De focus controleren
De focuscontroleweergave is echter niet beschikbaar voor films.
Beeldovergangen wijzigen
134
Beelden bekijken op een normale tv
Met de meegeleverde stereo AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten
op een televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
Beelden bekijken op een tv
135
Beelden bekijken op een hdtv
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten
op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in
de HDMI-ingang van de tv.
Geef beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 134 om de beelden
weer te geven.
De afstandsbediening van een tv gebruiken
om de camera te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en
beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg
de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
Druk op de knop n en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
De bijgeleverde stereo AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare
HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden
aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden bekijken op een tv
136
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1 en 2 op p. 135 om de camera
op de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Schakel de tv in en druk op knop 1 van
de camera.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het scherm
van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld
te selecteren.
Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens
opnieuw op de knop OK/Selecteren.
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
Terug Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Groepen beelden die snel na elkaar zijn opgenomen,
worden afgespeeld (verschijnt alleen als u gegroepeerde
beelden selecteert).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als
een film is gekozen).
.
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het
afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om van beeld te veranderen.
Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.
l
Weergave wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 46).
Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
137
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (pp. 30, 140).
Beveilig het beeld.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om : te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
[Beveiligd] verschijnt op het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om nogmaals :
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een selectiemethode te
kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selecteer].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden beveiligen
Beelden beveiligen
138
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 137 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
139
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop  om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 137 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop
Â
om [Beveilig] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Beelden selecteren met de knop Â
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de knop  te
draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
140
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 137) kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een selectiemethode te
kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 138 volgt om beelden
te selecteren, verschijnt een
op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle beelden wissen
Alle beelden wissen
141
Reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 140 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 138 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 140 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
142
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 127).
Kies de instelling.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
[Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op
het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om opnieuw te
selecteren en drukt u vervolgens op
de knop m.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Beelden indelen in categorieën (My Category)
143
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 127) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
'Diavoorstellingen bekijken' (p. 128), 'Beelden beveiligen' (p. 137),
'Alle beelden wissen' (p. 140), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'
(p. 161)
Selecteer ;.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om ; te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve films).
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of C.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in A of 9
of beelden die zijn opgenomen in J, O of .
: Beelden die zijn opgenomen in t, w, S, P.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
144
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Via het menu
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een selectiemethode te
kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als
My Category.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
145
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Volg stap 2 op p. 144 om [Selectie]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als
My Category.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
146
Reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 144 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 138 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop p om een item
te selecteren, en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de knop Â
om een categorie te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. reeks] opheffen.
147
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om \ te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld 90°
in de geselecteerde richting te draaien.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien.
Via het menu
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° geroteerd.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Beelden roteren
Films met een ingestelde beeldkwaliteit van of kunnen niet
worden gedraaid.
Beelden kunnen niet worden gedraaid als u [Autom. draaien] op [Uit]
hebt gezet (p. 176).
148
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een optie te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
[Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op
het scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop  om [Ja] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m.
Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die in stap 3 als zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt.
Films kunnen niet worden bewerkt.
149
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als
een nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n om [Trimmen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
Als u de zoomknop beweegt, kunt u de
grootte van het kader wijzigen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop l wijzigt u de richting van
het kader.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan de knop Â
te draaien.
Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 63) of beelden
die zijn omgezet naar (p. 148) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Films kunnen niet worden bewerkt.
150
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 90 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop
Â
om een optie te selecteren en
druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
Effecten toepassen met de functie
My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 90).
De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
151
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een optie te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het
grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
152
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 130).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de knop  om [Nieuw bestand]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Volg stap 5 op p. 148.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
153
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridge-
compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbare).
Canon PictBridge-compatibele printers
In dit hoofdstuk gebruiken we de Canon SELPHY CP-printers in de
beschrijvingen. De afgebeelde schermen en beschikbare functies kunnen
verschillen per printer. Raadpleeg ook de handleiding van de printer.
9
154
Easy Print
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer (afzonderlijk
verkrijgbare) die compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
155
Selecteer 2.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om 2 te selecteren. Druk vervolgens
opnieuw op de knop m.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Zie p. 42 voor Canon PictBridge-compatibele printers
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
156
Afdrukinstellingen kiezen
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 154 om het links
afgebeelde scherm weer te geven.
Selecteer een menu-optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een item te selecteren.
Selecteer de instellingen van
de opties.
Druk op de knoppen qr om de optie
in te stellen.
* Verschijnt alleen indien aangesloten op Inkjetprinters.
Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Datum Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Beide
Hiermee worden de datum en het bestandsnummer
afgedrukt.
Uit
Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om
de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen 1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
R-Ogen 2*
Hiermee worden [NR], [Gez. ] en [R-Ogen 1] gebruikt
om het beeld te corrigeren.
Levendig*
Het groen in bomen en het blauw in luchten en oceanen
wordt levendiger.
NR* Hiermee wordt beeldruis verminderd.
Vivid+NR*
Hiermee worden [Levendig] en [NR] gebruikt om het beeld
te corrigeren.
Gez. *
Hiermee wordt de helderheid gecorrigeerd voor donkere
gezichten, die bijvoorbeed van achteren zijn belicht.
* copieën Kies het gewenste aantal exemplaren.
Trimmen Kies het af te drukken gebied (p. 157).
papier inst. Hiermee stelt u het papierformaat en de indeling in (p. 158).
Beelden afdrukken
157
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld uitsnijden en dit afdrukken.
Selecteer [Trimmen].
Volg stap 1 – 2 op p. 156 om [Trimmen]
te selecteren en druk daarna op de
knop m button.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Kies het snijgebied.
U kunt het kader kleiner of groter maken
met de zoomknop of de knop Â.
Druk op de knoppen opqr om
de kaderpositie aan te passen.
Druk op de knop l om het kader
te roteren.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien.
Druk de beelden af.
Volg stap 7 op p. 155 om af te drukken.
Wellicht kunt u beelden niet bijsnijden; dit is afhankelijk van de
verhouding en de grootte.
Als u foto's met toegevoegde datums bijsnijdt, wordt de datum wellicht
niet goed weergegeven.
Beelden afdrukken
158
Het papierformaat en de indeling voor de afdruk selecteren
Selecteer [papier inst.].
Volg stap 1 – 2 op p. 156 om [papier inst.]
te selecteren, en druk daarna op
de knop m.
Kies een papierformaat.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies een papiersoort.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies een indeling.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een indeling te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer u [N-plus]
hebt geselecteerd.
Druk de beelden af.
Beelden afdrukken
159
Beschikbare indelingen
ID-foto's afdrukken
Kies [ID Foto].
Volg stap 1 – 4 op p. 158 om [ID Foto] te
selecteren, en druk daarna op de knop m.
Kies de lengte en de breedte.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om een item te selecteren.
Druk op de knoppen qr om de lengte
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Kies het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 157 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Randen Voor afdrukken met een rand.
Randloos Voor afdrukken zonder rand.
N-plus
Kies hoeveel exemplaren van een beeld op een vel papier
worden afgedrukt.
ID Foto
Voor het afdrukken van ID-foto's.
U kunt alleen beelden selecteren met dezelfde resolutie als de
ingestelde opname-resolutie van de camera, L (Groot) en met
een verhouding van 4:3.
Vaste afm.
Kies het afdrukformaat.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaartformaat en breed papier.
Beelden afdrukken
160
Films afdrukken
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 154 om het links
afgebeelde scherm weer te geven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een afdrukmethode te selecteren.
Druk de beelden af.
Afdrukmethoden voor films
Enkel De momenteel getoonde scène wordt afgedrukt als een foto.
Reeks
Een reeks beelden vanaf een opgegeven scène wordt afgedrukt op één
vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt u tegelijk het
map- en bestandsnummer en de verstreken tijd van het kader afdrukken.
Als u tijdens het afdrukken op de knop m drukt, wordt het afdrukken
geannuleerd.
U kunt de opties [ID Foto] en [Reeks] niet selecteren op PictBridge-
compatibele Canon-printers vanaf CP720/CP730 of eerdere modellen.
161
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te
drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 164) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de
DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Beelden toevoegen aan een afdruklijst
via het menu FUNC.
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Selecteer
2
(films zijn uitgesloten).
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de knop
 om 2 te selecteren. Druk vervolgens
opnieuw op de knop m.
Voeg beelden toe aan de afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr of draai aan de knop
 om [Toevoegen] te selecteren en druk
op de knop m.
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
162
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om een menu-item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een optie te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF
data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden
overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 21).
U kunt geen films selecteren.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
163
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
opnieuw op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om het aantal afdrukken
in te stellen (maximaal 99).
Voer stap 2 en 3 uit om beelden
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren
(zoals getoond in stap 2).
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar
het menuscherm.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 1 op p. 162 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 138 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
164
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 1 op p. 162 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 1 op p. 162 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
Wanneer u beelden hebt toegevoegd aan de
afdruklijst (pp. 161164), verschijnt het links
afgebeelde scherm als u de camera aansluit op
een PictBridge-compatibele printer. Druk op de
knoppen op om [Print nu] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m om de beelden die zijn
toegevoegd aan de afdruklijst, eenvoudig af
te drukken.
Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
165
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
10
166
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3
(p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om een menu-item te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 48) of MENU (p. 49),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
Zelfs als u het sluitergeluid wijzigt, heeft dit geen effect in de modus
(p. 81).
De camera-instellingen wijzigen
167
Low Level Format geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt,
als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van een film plotseling
wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen,
moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
Kies [Formateren] en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Low Level Format] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De camera-instellingen wijzigen
168
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen
als opstartscherm
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [2] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m om de registratie
te voltooien.
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen
en de meegeleverde software gebruiken
om de beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
169
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het
nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de
bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 24).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
170
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op de knoppen qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt,
zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 54) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Automatisch Uit] te
selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
171
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 54). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Display uit] te selecteren.
Gebruik de knoppen qr om een tijd te
selecteren.
Het is raadzaam een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van
uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in
het buitenland niet meer aan te passen.
Zorg voordat u de wereldklok gebruikt dat de datum en tijd en uw thuistijdzone
(p. 21) zijn ingesteld.
Stel de wereldtijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop  om de wereldtijdzone
te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd
plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om
te selecteren.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop
Â
om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
verschijnt op het opnamescherm
(p. 186).
De camera-instellingen wijzigen
172
De weergegeven eenheden wijzigen
U kunt de eenheden die worden weergegeven in de MF-indicator (p. 98) en
de zoombalk (p. 26), en de hoogte die wordt vastgelegd met de GPS-functie
(p. 47), , wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheden] en druk op
de knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
SX230 HS
173
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 49).
De focusinstelling veranderen
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs
wanneer u de ontspanknop niet indrukt. U kunt de camera echter zo instellen
dat deze alleen scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt
dit licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 194197).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Aan
Aangezien de camera continu
scherpstelt tot u de ontspanknop half
indrukt, kunt u opnamen maken zonder
mooie fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
174
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [Lamp Aan] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
De weergaveduur van het beeld meteen
na de opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Uitgebreide informatieweergave (p. 188).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de focus
kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in 'De focus controleren'
(p. 133).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
175
Raster weergeven
U kunt tijdens opnamen een raster weergeven op het scherm met verticale
en horizontale rasterlijnen.
Selecteer [Raster] en druk op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm, waardoor
u gemakkelijk de compositie of de
focus kunt controleren en bijstellen.
Bij het opnemen van films worden
tevens sterke camerabewegingen
verminderd, bijvoorbeeld als u loopt
(Dynamische modus).
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen die
horizontaal bewegen.
Uit
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera
op een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
176
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 49).
De functie Automatisch draaien uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Autom. draaien] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het beeld selecteren waarmee
het afspelen begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 147) als u [Autom. draaien]
op [Uit] hebt gezet. Gedraaide beelden verschijnen dan ook in hun
oorspronkelijke richting.
In Smart Shuffle (p. 132) worden beelden die verticaal zijn opgenomen
ook verticaal weergeven, ook als [Autom. draaien] is ingesteld
op [Uit],terwijl gedraaide beelden in de gedraaide richting worden
weergegeven.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
177
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
11
178
Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
de lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Volg stap 2 op p. 19 om het klepje te
openen, en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Volg stap 5 op p. 19 om het klepje
te sluiten.
Sluit het snoer aan op
de koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze
wilt gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera
beschadigd raken.
179
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van
de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 18).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst,
kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer
of uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm
(korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 180), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Stand-by voor overdracht
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer
aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met
de kaart.)
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
180
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop  om [Verbindingsinfo]
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop  om [Eye-Fi trans.] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 54).
Als u de modus kiest, wordt de Eye-Fi-verbinding verbroken. Als u
een andere opnamemodus kiest of de afspeelmodus opent, wordt de
Eye-Fi-verbinding weer geopend. Films die zijn gemaakt in de modus
, kunnen dan echter opnieuw worden overgedragen.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt niet wanneer er geen Eye-Fi-kaart is geplaatst in
de camera of wanneer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de Eye-Fi-kaart is
vergrendeld. Daarom kunt u geen instellingen wijzigen van Eye-Fi-kaarten die zijn
uitgerust met een schuifje voor schrijfbeveiliging, als het schuifje is vergrendeld.
181
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 19).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 19).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en weer uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 134).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Stel het programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 44).
Druk in de afspeelmodus (p. 23) de ontspanknop half in (p. 25).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 46).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd,
maar wel in films worden opgenomen.
Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan
een horizontale balk verschijnen.
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt op volledige schermgrootte (p. 88).
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 56).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175).
Stel de flitser in op h (p. 84).
Verhoog de ISO-waarde (p. 87).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 175).
Het beeld is wazig.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken
(p. 25)
.
Problemen oplossen
Problemen oplossen
182
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 200).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 92, 96).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 84).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 91, 151).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (p. 99).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op ! (p. 56).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (p. 99).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 84).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 101, 113).
Verhoog de ISO-waarde (p. 87).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 84).
Stel de flitser in op ! (p. 56).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 101, 113).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 87).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 68, 70).
Ogen worden rood weergegeven (p. 102).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 174). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
(aan de voorkant van de camera) aan (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 152).
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
Problemen oplossen
183
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 190197).
Kan de knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden
gebruikt (p. 31).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 24, 33).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 118).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 118).
Het onderwerp lijkt vervormd.
Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera beweegt.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 167).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan
het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Kan de knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden
gebruikt (p. 31).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren. Houd de knop n ingedrukt en
druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat wordt
weergegeven op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
184
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 179).
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 19).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-
Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (pp. 18, 19).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting om opnamen te maken (p. 19).
Geheugenkaart fout (p. 167)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting
is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 19).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26, 31, 32,
55, 83, 116) of beelden te bewerken (pp. 148152). Wis de beelden (pp. 30, 140) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 137)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/
RAW afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 130), af te spelen in
Smart Shuffle (p. 132), te markeren als favoriet (p. 142), te roteren (p. 147), te bewerken
(pp. 148152), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 168), te categoriseren (p. 143)
of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 161).
Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt (p. 130).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
185
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan
het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
Films kunnen niet worden vergroot
(p. 130)
, afgespeeld in Smart Shuffle
(p. 132)
, bewerkt
(pp. 148
152)
, toegevoegd aan een afdruklijst
(p. 161)
, of toegewezen aan het
opstartscherm
(p. 168)
.
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 138, 141, 146, 163) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste
beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan
998 beelden (p. 162).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 162).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 137), Wissen (p. 140), Favorieten
(p. 142), My Category (p. 143) of Print instellingen (p. 161).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde
bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in
het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 169) of formatteer de geheugenkaart
(p. 24).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op
met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de
camera.
bestandsfout
Foto's die zijn gemaakt met andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met behulp van
computersoftware, kunnen wellicht niet worden afgedrukt.
Print fout
Controleer de instellingen voor het papierformaat. Als dit bericht verschijnt terwijl de
instellingen correct zijn, zet u de printer uit en weer aan en kiest u de instellingen opnieuw.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inktabsorptiekussen.
186
Opname (informatieweergave)
Informatieweergave op het scherm
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 179)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 85)
My Colors (p. 90)
Transportmodus (p. 89)
Zelfontspanner (p. 60)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 28)
Meetmethode (p. 99)
GPS-ontvangststatus
(p. 105)
Compressie (p. 62),
Resolutie (p. 62)
Foto's: Aantal opnamen
(p. 20)
AF-kader (p. 92)
Films: Resolutie (p. 118)
Resterende tijd (p. 32)
Spotmetingpuntkader
(p. 99)
Digitale zoom (p. 57) /
Digitale Tele-converter
(p. 58)
Opnamemodus (p. 190),
Compositiepictogram
(p. 187)
Flitsermodus
(pp. 56, 84, 102)
Rode-ogencorrectie
(p. 152)
Flitsbelichtings-
compensatie / flitsuitvoer
(pp. 101, 113)
Datum stempel (p. 59)
ISO-waarde (p. 87)
Belichtingscompensatie-
balk (p. 85)
AE-vergrendeling (p. 99),
FE-vergrendeling
(p. 100)
Sluitertijd (pp. 110, 112)
Diafragmawaarde
(pp. 111, 112)
SX230 HS
Informatieweergave op het scherm
187
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog
of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren.
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Belichtingscompensatie
(p. 85)
Raster (p. 175)
Scherpstelbereik
(pp. 95, 98)
i-Contrast (p. 91)
Zoombalk (p. 26)
Knipperdetectie (p. 103)
Belichtingsniveau (p. 112)
MF-indicator (p. 98)
Belichtingsschuifbalk
(p. 121)
Beeldstabilisatie (p. 175)
Tijdzone (p. 171)
Wind Filter (p. 122)
Onderwerp
Mensen
Niet-menselijke onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Met veel
schaduw
in het
gezicht
In
beweging
Van
dichtbij
Helder
Grijs
Tegen-
licht
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegen-
licht
Zonsonder-
gangen
——
Oranje
Spotlight
Donker-
blauw
Donker
Met een
statief
*
*
Informatieweergave op het scherm
188
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Andere weergave (GPS-
informatieweergave)
(p. 47)
My Category (p. 143)
Opnamemodus (p. 190)
ISO-waarde (p. 87),
Afspeelsnelheid
(pp. 119, 121)
Belichtingscompensatie
(p. 85), Belichting
(p. 121)
Witbalans (p. 85)
Histogram (p. 47)
Groep afspelen (p. 130),
Beeld bewerken
(pp. 148 152)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 62) /
Resolutie (p. 62),
MOV (Films)
Films (pp. 32, 116),
Snel na elkaar (p. 81),
Afdruklijst (p. 161)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 179)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 99)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 169)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (Foto's),
Beeldkwaliteit / Aantal
beelden (films) (p. 118)
Diafragmawaarde
(pp. 111, 112)
Flitser (pp. 84, 102),
Flitsbelichtings-
compensatie (p. 101)
Scherpstelbereik
(pp. 95, 98)
Bestandsgrootte
(pp. 63, 118)
Foto's: Resolutie (p. 62)
Films: Filmlengte (p. 118)
Beveilig (p. 137)
Favorieten (p. 142)
My Colors (pp. 90, 150)
Opnamedatum en -tijd
(p. 21)
Rode-ogencorrectie
(pp. 102, 152)
i-Contrast (pp. 91, 1
51)
SX230 HS
Informatieweergave op het scherm
189
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 34)
* Het beeld verschijnt ongeveer 4 sec. voor of na het huidige beeld.
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr
of met de knop
Â
. Geluid wordt niet afgespeeld.)
Achteruit springen* (gaat door met achteruit springen als u de knop m
ingedrukt houdt.)
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Vooruit springen* (gaat door met vooruit springen als u de knop m
ingedrukt houdt.)
Bewerken (p. 123)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 154).
Tijdens het afspelen van films kunt u vooruit of achteruit springen door
te drukken op de knoppenqr.
*
190
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
D B M G
A
9 I J
Functie
Belichtingscompensatie (p. 85) ——
Zelfontspanner (p. 60)
 
 
Instellingen zelfontspanner (p. 61)
Vertraging
*
1
 
Beelden
*
2
——
Flitser (pp. 56, 84, 102)
——— 
——
*
3
*
3
*
4
 
Av/Tv-instellingen (p. 109)
Av —— ————
Tv ————
Programma Shift (p. 100) —— ——
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (pp. 99, 100)
*
5
—— ——
AE-vergrendeling(Film)/belichting (p. 121) —— ————
Scherpstelbereik (p. 95)
 
——
(p. 98) / AF lock
(p. 96)
——
Schermweergave (p. 46)
Geen
informatieweergave
 
Informatieweergave  
*1 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.
*2 Ingesteld op 1 beeld in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld. *3 Kan niet worden ingesteld,
maar gaat afhankelijk van de omstandigheden naar
. *4 Kan niet worden ingesteld, maar gaat naar wanneer
de flitser flitst.
Ò
Î
$
h
!
e
Beschikbare functies per opnamemodus
191
C
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
 —————

—————
—————
————— ———
————————
———— ——
———————————————————————

————————————————————————
————————————————————————
————————————————————————
————————————————————————
—————————————————————

———— 
——————
———————— 

*
5 FE-vergrendeling niet beschikbaar indien ingesteld op !.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Beschikbare functies per opnamemodus
192
Menu FUNC.
Opnamemodi
D B M G
A
9 I J
Functie
Meetmethode (p. 99)
 
—— ——
My Colors (p. 90)
 
*
1
*
1
*
2
—— ——
Witbalans (p. 85)
 
S —— ——
*
3
—— ——
Witbalanscorrectie onderwater (p. 86) —— ————
ISO-waarde (p. 87)
 
—— ——
Flitsbelichtingscompensatie (p. 101) —— ——
Flitsuitvoerinstellingen (p. 113)  ————
Transportmodus (p. 89)
 
W ——
*
4
——
Hoogte/breedte foto (p. 88) ——
Resolutie (p. 62)
 
 
—— ————
 
Compressieverhouding (p. 62)
 
 
Filmkwaliteit (p. 118)
 
 
 
 
—— ————
*
1 Witbalanscorrectie kan niet worden geselecteerd. *2 Contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw
en huidtint kunnen worden ingesteld op 5 verschillende niveaus.
*3 Niet beschikbaar in x en v. *4 wordt
ingesteld in f, AF lock of t.
Beschikbare functies per opnamemodus
193
Menu FUNC.
C
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E

————————————————————————

————————————————

 ———————————
 ——————————
———————————————————————

————————————————————————
————————————————————————
————————————————————————
——
———  ———
—————— ———
——————
*
5
———
—— 
———————
———— ————————————————
———————


 ——

——
 ——
——————————————————————
*
5 Alleen en zijn beschikbaar.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
194
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
D B M G
A
9 I J
Functie
AF-kader (p. 92)
Gezichtsdetectie
*
1
 
AF Tracking 
*2
——
Centrum ——
AF kader afm. (p. 92)
*
3
Normaal ——
Klein ——
Digitale Zoom (p. 57)
Standaard  
Uit  
Digitale Tele-converter (1.5x/2.0x)
 
AF-Punt Zoom (p. 96)
Aan ——
Uit  
Servo AF (p. 97)
Aan ——
Uit
*4
 
Continu (p. 173)
Aan  
Uit ——
AF-hulplicht (p. 173)
Aan 
*
5

Uit  
MF-Punt Zoom (p. 98)
Aan ——
Uit  
Veiligheids MF (p. 98)
Aan ——
Uit  
Flits Instellingen (pp. 101,
102, 113, 174)
Flits mode
Automatisch  
Handmatig  ————
Flitsbel. comp. ————
Flits output  ————
Rode-Ogen
Aan  
Uit  
Lamp Aan
Aan  
Uit  
Veiligheids FE
Aan 
Uit ————
i-Contrast (p. 91)
Automatisch ——
Uit ——
Safety Shift (p. 111)
Aan  ————
Uit  
Wind Filter (p. 122) Aan/Uit  
*
1 De bediening verschilt afhankelijk van de opnamemodus wanneer er geen gezichten worden gedetecteerd.
*2 Alleen beschikbaar door te drukken op de knop o (p. 28). *3 Beschikbaar wanneer het AF-frame is ingesteld
op [Centrum].
*4 [Aan] wanneer bewegende personen worden gedetecteerd in A.
Menu's
195
C
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
————
————————————
————— 
————— 
—————————
———————— 

————————————
 ————————

—————————————
——
  
————————
 

———— ————————

——————

——— ———
————————————————————————
————————————————————————
————————————————————————
——
——————————
——
——— ———
——— ———
——— ———
——— ———
————————————————————————
———— ——————————————
—— ———
————————————————————————

 
*5 [Aan] wanneer de flitser is ingesteld op .
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Menu's
196
Opnamemodi
D B M G
A
9 I J
Functie
Bekijken (p. 174)
Uit  
2 sec.  
3 – 10 sec./Vastzetten  
Terugkijken (p. 174)
Uit  
Details/Focus check  
Knipperdetectie (p. 103)
Aan  
Uit  
Raster (p. 175)
Aan  
Uit  
IS modus (p. 175)
Uit ——
Continu  
Opname/Pan ——
Datum stempel (p. 59)
Uit  
Datum/Datum & Tijd  
Menu's
197
C
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
———
———
———
———
 ———
——— —————————

 

 

 ———

———————————————
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Menu's
198
3 Menu Instellen
2 Menu Print
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 50
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 51
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 166
Hints en tips Aan*/Uit p. 166
LCD Helderheid De helderheid van het scherm instellen (5 niveuas) p. 52
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 168
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 24, 167
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 169
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 170
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 170
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 54, 170,
171
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 171
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22
Datum/tijd GPS Aan/Uit* p. 108
GPS-instell. Instellingen voor GPS-functie en -logger. p. 104
Eenheden m/cm*/ft/in p. 172
Video Systeem NTSC/PAL p. 134
Ctrl via HDMI Inschakelen/Uitschakelen* p. 135
Eye-Fi instellingen Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 179
Taal Weergavetaal selecteren. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 53
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 162
Select. reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks
die u wilt afdrukken.
p. 163
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 164
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 164
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 161
SX230 HS
SX230 HS
Afspeelmodus Menu FUNC.
199
1 Menu Afspelen
Item Beschrijving Zie pagina
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 128
Wissen Beelden wissen (Selectie, Select. reeks, Alle beelden). p. 140
Beveilig Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks, Alle beelden). p. 137
Roteren Beelden draaien. p. 147
Favorieten Beelden markeren als favoriet of de markering opheffen. p. 142
My Category Beelden indelen in categorieën (Selectie, Select. reeks). p. 143
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 151
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 152
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 149
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 148
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 150
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 126
Beelden groep Aan*/Uit p. 131
Autom. draaien Aan*/Uit p. 176
Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 176
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 133
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Roteren De weergegeven beelden draaien. p. 147
Afdruklijst Instellingen voor het afdrukken van het weergegeven beeld
([Print]) selecteren of uitschakelen. Verschijnt als de
camera is aangesloten op de printer.
p. 161
Beveilig Het weergegeven beeld beveiligen of de beveiliging
opheffen.
p. 137
Favorieten Weergegeven beelden markeren als favoriet,
of de markering opheffen.
p. 142
Wissen Het weergegeven beeld wissen. p. 140
Groep afspelen Beelden die met 'Snel na elkaar' zijn opgenomen, een voor
een afspelen.
p. 130
Film afspelen De film afspelen. p. 34
Filmsynopsis afspelen Films afspelen die zijn gemaakt in de modus Filmsynopsis. p. 127
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 132
Gefilterd afspelen Filter voor weergegeven beeld activeren/annuleren. p. 127
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 128
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 143
Afspeelmodus Menu FUNC.
200
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................14x zoom: 5.0 (G) – 70.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm: 28 (G) – 392 (T) mm)
Scherpstelbereik .............................5 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T)
Macro 5 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem.................Type lensverschuiving
Beeldprocessor ..................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Formaat...........................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 461.000 pixels
Verhouding......................................16:9
Functies ..........................................Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright LCD
Focus
Controlesysteem .............................Autofocus: Per beeld, Continu, Servo AF/Servo AE
Handmatig scherpstellen
AF Frame ........................................Gezichtsdetectie, AF Tracking, Centrum
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto’s) /
Belichting (Films).................................±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)..............Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Onderwater, Custom
Sluitertijd..............................................1 – 1/3200 sec.
15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Iris
f/nummer.........................................f/3.1 / f/8.0 (G), f/5.9 / f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik..............................................75 cm – 3,5 m (G), 1,0 – 2,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
201
Opnamemodi.......................................M, Av, Tv, P, Auto*
1
, Easy, Filmsynopsis, Portret,
Landschap, Kinderen & dieren, SCN*
2
, Creative Filter*
3
,
Film*
4
• U kunt films opnemen door te drukken op de filmknop.
*1 Smart Auto is ook beschikbaar voor films
*2 Smart Shutter*
5
, Snel na elkaar, Selectie beste beeld,
Nachtscene handm, Donkere omgeving, Strand,
Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Stitch Hulp
*3 Fisheye-effect, Miniatuureffect*
6
, Speels effect,
Monochroom, Extra levendig, Poster-effect,
Kleur Accent, Kleur wissel
*4 Standaard, iFrame-film, Super slow-motion film
*5 Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner
*6 Ook beschikbaar voor films
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4.0x (in combinatie met de
optische zoomfunctie maximaal ongeveer 56x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus .............................................Continu-opnamen, Continue Opname AF, Continue
Opname LV
Snelheid (Continu-opnamen
maken) ............................................Ongeveer 3,2 beelden/sec. (in de P-modus)
Ongeveer 8,1 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)
Aantal opnamen (bij benadering)
(CIPA-normen) ....................................Ongeveer 210
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart, HC
MMCplus-kaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s ..............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
GPS-logbestand..............................Conform NMEA 0183-berichtindeling
SX230 HS
Specificaties
202
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's ..............................................16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:
1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:
1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:
1200 x 1200, Klein: 480 x 480
Films ...............................................Smart Auto, Standaard: 1920 x 1080 pixels (24 fps*
1
),
1280 x 720 (30 fps*
2
), 640 x 480 (30 fps*
2
), 320 x 240
(30 fps*
2
)
Super slow-motion film: 640 x 480 (120 fps*
3
), 320 x 240
(240 fps*
4
)
Miniatuureffect: 1280 x 720*
5
, 640 x 480*
5
iFrame-film: 1280 x 720 (30 fps*
2
)
*1 Werkelijk aantal: 23,976 fps.
*2 Werkelijk aantal: 29,97 fps.
*3 Werkelijk aantal: 119,88 fps.
*4 Werkelijk aantal: 239,76 fps.
*5 Opnamen maken: 6 fps/3 fps/1,5 fps, Afspelen: 30 fps*
2
Interface ..............................................Hi-speed USB
HDMI-uitvoer
Analoge audio/invoer (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken .........PictBridge
Voeding ...............................................Batterij NB-5L
Voedingsadapterset ACK-DC30
Afmetingen (CIPA-normen).................105,7 x 61,6 x 33,2 mm
105,7 x 59,3 x 33,2 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 223 gram (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 195 gram (alleen camerabehuizing)
Ongeveer 215 gram (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 187 gram (alleen camerabehuizing)
SX230 HS
SX230 HSSX220 HS
SX230 HS
SX230 HS
SX230 HSSX220 HS
SX230 HSSX220 HS
Specificaties
203
Batterij NB-5L
Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning .............................................3,7 V DC
Capaciteit.............................................1120 mAh
Levensduur batterij (oplaadcycli).........Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................32,0 x 44,9 x 7,9 mm
Gewicht................................................Ongeveer 25 gram
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominale invoer...................................100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A
(240 V)
Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadduur..........................................Ongeveer 2 uur en 5 min. (bij gebruik van NB-5L)
Oplaadlampje ......................................Opladen: oranje, Volledig opgeladen: groen
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................57,5 x 81,6 x 21,0 mm
Gewicht................................................Ongeveer 65 gram (CB-2LX)
Ongeveer 59 gram (CB-2LXE, excl. netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd
zonder kennisgeving.
204
A
Aangepaste witbalans
............................... 86
Aansluiting
................ 37, 134, 135, 154, 178
Accessoires
.............................................. 40
AE-vergrendeling
.............................. 99, 121
AF Frames
.......................................... 27, 92
AF
Scherpstellen
AF Tracking
.............................................. 94
AF Tracking (modus AF Frame)
................ 28
Afdrukken
............................................... 154
Afspelen
Bekijken
Afspelen met overgangseffecten
............. 133
AF-vergrendeling
.............................. 96, 186
Alle beelden wissen
................................ 140
AUTO-modus (Opnamemodus)
.......... 26, 44
Av (opnamemodus)
................................. 111
AV-kabel
................................................. 134
B
Batterij
Oplaadlampje
..................................... 15
Opladen
............................................. 14
Spaarstand
........................ 54, 170, 171
Beelden
Afspelen
Bekijken
Alle beelden wissen
......................... 140
Beelden wissen
.................................. 30
Beveiligen
........................................ 137
Bewerken
Bewerken
Weergaveduur
................................. 174
Beelden bekijken op een tv
..................... 134
Beelden markeren als favoriet
................ 142
Beelden wissen
......................................... 30
Beeldkwaliteit
Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen
.................................. 126
Beelden op een tv
............................ 134
Diavoorstelling
................................. 128
Enkelvoudige weergave
..................... 29
Gefilterd afspelen
............................. 127
Indexweergave
................................. 126
Smart Shuffle
................................... 132
Vergrote weergave
........................... 130
Belichting
AE-vergrendeling
....................... 99, 121
Correctie
............................................ 85
FE-vergrendeling
.............................. 100
Verschuiving
.................................... 121
Bestandsnummering
............................... 169
Beste beeld selectie (opnamemodus)
....... 80
Beveiligen
............................................... 137
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)
................... 148
i-Contrast
......................................... 151
My Colors
......................................... 150
Rode-ogencorrectie
.......................... 152
Trimmen
........................................... 149
Bijgesloten items
Accessoires
C
Camera
De camera vasthouden
...................... 13
Standaardinstellingen
......................... 53
Camerabeweging
.................................... 175
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk
........... 2
Centrum (modus AF Frame)
..................... 92
Compressie (beeldkwaliteit)
...................... 62
Continu-opnamen maken
.......................... 89
Continu-opnamen maken
Selectie beste beeld
........................... 80
Snel na elkaar
.................................... 81
Creative Filters (opnamemodus)
............... 71
D
Datum en tijd
Datum/Tijd
Datum/Tijd
Instelling
............................................. 21
Toevoegen aan beeld
........................ 59
Wereldklok
....................................... 171
Wijzigen
............................................. 22
Diavoorstelling
........................................ 128
Digitale Tele-converter
.............................. 58
Digitale Zoom
............................................ 57
Donkere omgeving (opnamemodus)
......... 68
DPOF
...................................................... 161
Dynamische modus
................................ 175
Index
Index
205
E
Easy (Opname-/afspeelmodus)
................. 31
Extra levendig (opnamemodus)
................. 71
Eye-Fi-kaart
...................................... 18, 179
F
Fabrieksinstellingen
Standaardinstellingen
FE-vergrendeling
............................ 100, 186
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)
........................ 118, 119
Bekijken (Afspelen)
............................ 34
Bewerken
......................................... 123
Modi
................................................. 116
Opnametijd
................................. 33, 118
Filmsynopsis (opnamemodus)
................... 66
Fisheye-effect (opnamemodus)
................. 72
Flitser
Aan
.................................................... 84
Flitsbelichtingscompensatie
.............. 101
Slow sync
......................................... 102
Uit
...................................................... 56
Flora (opnamemodus)
............................... 69
Focus
AF Frames
......................................... 92
AF-Punt Zoom
.................................... 96
AF-vergrendeling
................................ 96
Servo AF
............................................ 97
Focus check
............................................ 133
Focusvergrendeling
................................... 92
Formaat wijzigen
(beelden kleiner maken)
.......................... 148
Formatteren (geheugenkaart)
........... 24, 167
Formatteren
Geheugenkaarten formatteren
Foutmeldingen
........................................ 184
G
Geheugenkaarten
..................................... 18
Beschikbare opnamen
.................. 20, 63
Formatteren
................................ 24, 167
Opnametijd
......................................... 33
Geluidsinstellingen
.................................... 50
Gezichtsdetectie (modus AF Frame)
......... 93
Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus)
... 79
Glimlach (opnamemodus)
......................... 77
GPS
............................. 47, 104
H
Handmatig scherpstellen (AF-instelling)
.... 98
I
i-Contrast
.......................................... 91, 151
iFrame-film
.............................................. 116
Interfacekabel
............................... 2, 37, 154
ISO-waarde
....................................... 87, 186
K
Kader
...................................................... 119
Kinderen & dieren (opnamemodus)
........... 67
Kleur Wissel (opnamemodus)
................... 76
Kleuraccent (opnamemodus)
.................... 75
Klokfuncties
............................................... 54
Knipoogdetectie (opnamemodus)
.............. 78
Knipperdetectie
....................................... 103
L
Lampje
................................ 45, 47, 173, 174
Landschap (opnamemodus)
...................... 67
LCD-monitor
Scherm
Lichtnet
................................................... 178
M
M (opnamemodus)
.................................. 112
Macro (AF-instelling)
................................. 95
Meetmethode
............................................ 99
Menu
Basishandelingen
............................... 49
Lijst
................................................... 194
Menu FUNC.
Basishandelingen
............................... 48
Lijst
........................................... 192, 199
Miniatuureffect (opnamemodus)
........ 72, 120
Monochroom (opnamemodus)
.................. 74
MultiMediaCard/MMCpl us
Geheugenkaarten
My Category
............................................ 143
My Colors (Afspelen)
............................... 150
My Colors (opname)
.................................. 90
N
Nachtscene handm (opnamemodus)
......... 68
SX230 HS
Index
206
O
Onderwater (opnamemodus)
.................... 69
Opnamen maken
Aantal opnamen
..................... 15, 20, 63
Opname Info
.................................... 186
Opnamedatum en -tijd
Datum/Tijd
Opnametijd
........................................ 33
Opnamen maken via een tv
.................... 103
Overzicht van de onderdelen
.................... 44
P
P (opnamemodus)
.................................... 84
PictBridge
......................................... 42, 154
Polsriem
Riem
Portret (opnamemodus)
............................ 67
Poster-effect (opnamemodus)
................... 71
Problemen oplossen
............................... 181
Programma automatische belichting
......... 84
R
Raster
............................................. 175, 187
Reizen naar het buitenland
......... 15, 41, 171
Resolutie (beeldgrootte)
............................ 62
Riem
..................................................... 2, 13
Rode-ogencorrectie
........................ 102, 152
Roteren
................................................... 147
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven
......................................... 46
Informatieweergave
.................. 186, 188
Menu
Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-scherm
........................ 23
Scherpstelbereik
Macro
................................................. 95
Manual Focus
.................................... 98
SCN (opnamemodus)
............................... 68
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Geheugenkaarten
Sepiakleurig
.............................................. 90
Servo AF
................................................... 97
Smart Shuffle
.......................................... 132
Smart Shutter (opnamemodus)
................. 77
Sneeuw (opnamemodus)
.......................... 69
Snel na elkaar (opnamemodus)
................ 81
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken
............. 35
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk
.... 2
Installatie
............................................ 36
Softwarehandleiding
............................. 2
Spaarstand
............................... 54, 170, 171
Speels effect (opnamemodus)
.................. 73
Standaardinstellingen
............................... 53
Stereo AV-kabel
.................................. 2, 134
Stitch Hulp (opnamemodus)
...................... 82
Strand (opnamemodus)
............................ 69
Super slow motion (filmmodus)
............... 119
T
Taal van LCD-scherm
............................... 23
Transportmodus
........................................ 89
Trimmen
................................................. 149
Tv (opnamemodus)
................................. 110
V
Vergrote weergave
.................................. 130
Verhouding
............................................... 88
Video
Films
Voeding
Batterijen, voedingsadapterset
Voedingsadapterset
.......................... 41, 178
Vuurwerk (opnamemodus)
........................ 69
W
Wereldklok
.............................................. 171
Witbalans
.................................................. 85
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner
.............. 60
2 seconden-zelfontspanner
................ 61
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)
................................. 79
Knipoogdetectie (opnamemodus)
....... 78
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen
.................... 61
Zoomen
........................................ 26, 32, 57
Zwart-witfoto's
........................................... 90
207
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven
of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant
van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
CEL-SQ7MA280 © CANON INC. 2011
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208

Canon PowerShot SX230 HS Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor