Canon IXUS 1000 HS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera.
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Batterij NB-9L
(met kapje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
Batterijlader
CB-2LB/CB-2LBE
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Polsriem
WS-DC7
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele
functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere
instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt de
Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen
noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke
gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera
of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden
gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht
zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera
of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke
bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat
u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing
kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....26
O
t
IwP
Op het strand
(p. 64)
In de sneeuw
(p. 65)
Gezichtsuitdrukkingen
(p. 70)
Portretten
(p. 63)
Mooie opnamen maken van mensen
Flora
(p. 64)
Diverse andere opnamen maken
Weinig licht
(p. 64)
Vuurwerk
(p. 65)
V
Kinderen en dieren
(p. 63)
Nacht Scene
(p. 64)
Miniatuureffect
(p. 72)
Extra levendige kleuren
(p. 65)
Poster-effect
(p. 65)
Fisheye-effect
(p. 71)
Opnamen maken met speciale effecten
Opnamen maken
Scherpstellen op gezichten ..............................................26, 64, 86
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden
gebruikt (de flitser uitschakelen) ..................................................58
Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................62, 68, 83
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................61
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken.........................................................................29
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................112
Foto's bekijken op een tv ...........................................................117
Foto's bekijken op een computer .................................................34
Snel foto's zoeken......................................................................110
Foto's wissen .......................................................................30, 122
Weergeven
E
Films opnemen.....................................................................31, 100
Films bekijken ..............................................................................33
Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze
afspelen in slow motion..............................................................101
Films maken en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken .........................................136
Beelden afdrukken
Beelden opslaan op een computer ..............................................34
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................50
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 148
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................164
Overige accessoires
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies
beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren............................................... 2
Lees dit eerst ........................................... 3
Wat wilt u doen? ...................................... 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ....................................... 9
Veiligheidsvoorschriften......................... 10
De batterij opladen................................. 14
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen ................................................. 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ...................... 17
De batterij plaatsen................................ 18
De geheugenkaart plaatsen................... 19
De datum en tijd instellen ...................... 21
De taal van het scherm instellen............ 23
Geheugenkaarten formatteren............... 24
De sluiterknop indrukken ....................... 25
Foto's maken (Smart Auto).................... 26
Beelden bekijken ................................... 29
Beelden wissen...................................... 30
Films opnemen ...................................... 31
Films bekijken ........................................ 33
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken........................ 34
Accessoires ........................................... 39
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires .... 40
Overzicht van de onderdelen................. 44
Schermweergave................................... 46
Lampje ................................................... 47
Menu FUNC. – Basishandelingen ......... 48
MENU – Basishandelingen.....................49
De geluidsinstellingen wijzigen...............50
De helderheid van het scherm
wijzigen...................................................51
De standaardinstellingen van
de camera herstellen ..............................52
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) ....................................53
Klokfuncties ............................................53
Low Level Format geheugenkaart ..........54
De flitser uitzetten...................................58
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) .......................................59
Datum en tijd aan de opname
toevoegen...............................................61
De zelfontspanner gebruiken..................62
Opnamen maken in diverse
omstandigheden .....................................63
Een glimlach detecteren en opnemen ....66
De knipoogdetectie gebruiken ................67
De gezicht-zelfontspanner gebruiken .....68
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar) ..........................69
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste beeld) ..........70
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)..............71
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect) ............72
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ........................ 13
2 Meer informatie.................. 43
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ....................57
Inhoudsopgave
7
Opnamen maken in Programma
automatische belichting..........................74
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie) .......................74
De flitser inschakelen .............................75
Het scherpstelbereik wijzigen
(Macro/Oneindig) ................................... 75
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte).......76
De compressieverhouding wijzigen
(Image Quality)....................................... 76
De ISO-waarde wijzigen.........................78
De witbalans aanpassen ........................79
Continu-opnamen maken.......................80
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors).............................................81
Camerabeweging vermijden met
de zelfontspanner...................................82
De zelfontspanner aanpassen ............... 83
Opnamen maken via een tv ................... 84
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling .....................84
De modus AF Frame wijzigen ................86
Het autofocuskader vergroten ................87
Opnamen maken met
AF-vergrendeling....................................88
Opnamen maken met Servo AF.............88
De meetmethode wijzigen ......................89
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling ...................................90
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling....................................90
Opnamen maken met Slow sync............ 91
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast) ................................. 92
Rode-ogencorrectie ............................... 92
Controleren op gesloten ogen................ 93
De kleur wijzigen en opnamen maken ... 94
Opnamen met lange sluitertijd maken ... 97
Opnamen maken met Stitch-hulp .......... 98
Films opnemen in de modus
E
.......... 100
De filmmodus wijzigen ......................... 100
Films in Super Slow Motion
opnemen .............................................. 101
Films opnemen die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 101
De filmkwaliteit wijzigen ....................... 103
AE-vergrendeling/belichting ................. 104
Overige opnamefuncties ...................... 105
Afspeelfuncties..................................... 106
Bewerken ............................................. 107
Snel naar beelden zoeken ................... 110
Beelden bekijken met de
filterweergave....................................... 111
Diavoorstellingen bekijken ................... 112
De focus controleren ............................ 114
Beelden vergroten................................ 115
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)..................................... 115
Beeldovergangen wijzigen ................... 116
Beelden bekijken op een tv .................. 117
Beelden weergeven op een hdtv ......... 118
Beelden beveiligen............................... 119
Beelden wissen .................................... 122
Beelden markeren als favoriet ............. 124
4 Zelf instellingen
selecteren ...........................73
5 Haal meer uit uw camera... 85
6 Diverse functies voor het
opnemen van films............ 99
7 Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken.......................... 109
Inhoudsopgave
8
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ................................125
Beelden roteren .............................128
Het formaat van beelden
wijzigen..........................................129
Trimmen.........................................130
Effecten toepassen met
de functie My Colors ......................131
De helderheid corrigeren
(i-Contrast).....................................132
Het rode-ogeneffect corrigeren......133
Beelden afdrukken.........................136
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF) ..........................................138
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)..........................139
Toegevoegde beelden
afdrukken .......................................142
De camera-instellingen wijzigen.... 144
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ......................................... 149
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ......................................... 153
Aansluiten op het lichtnet.............. 156
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 157
Problemen oplossen ..................... 159
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ....................... 162
Informatieweergave op het
scherm .......................................... 164
Voorzorgsmaatregelen.................. 167
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 168
Menu's........................................... 170
Afspeelmodus Menu FUNC. ......... 173
Specificaties .................................. 174
Index ............................................. 177
8 Afdrukken......................... 135
9 De camera-instellingen
aanpassen ........................143
10 Nuttige informatie ...........155
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' duidt het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop Â
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand
wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en
neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon
Klantenservice.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt
u de luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als
u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een
muziekspeler afspeelt.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
11
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok
of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het
geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof
in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld
aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40°C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader
vervormd raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Veiligheidsvoorschriften
12
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden
die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om
vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting
en schade aan het apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting
of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig
aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader
en plaats dan de batterij door deze
naar binnen ( ) en naar beneden
( ) te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LB: Kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LBE: sluit het netsnoer aan
op de oplader en steek het andere uiteinde
in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 50 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LB
CB-2LBE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Aantal opnamen
Circa 150
Afspeeltijd
Circa 4 uur en 30 min.
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan
dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als
de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet
u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
16
Als u uw camera wilt weggooien, verwijdert u eerst de interne, oplaadbare
lithiumbatterij om deze te recyclen volgens de lokale regelgeving.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
Open het klepje.
Draai de schroeven aan de zijkanten en de
onderkant los.
Verwijder het klepje aan de
voorkant.
Open het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
Trek het klepje aan de voorkant van de
camera los.
Trek het circuitbandje los.
Verwijder de batterij.
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Raak nooit de flitser aan!
Raak nooit de flitser aan. Dit kan een
elektrische schok van een hoog
voltage tot gevolg hebben.
Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de
interne, oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen om deze te
recyclen voordat u de camera weggooit.
17
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten
(meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten
(meer dan 32 GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt
voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van
de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald
gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van
de kaart.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie
ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
18
Plaats de meegeleverde batterij.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( )
en omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
De batterij verwijderen
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
De batterij plaatsen
Aansluitpunten
19
Plaats een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( )
en omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
De geheugenkaart verwijderen
Open het klepje en duw de geheugenkaart
naar binnen tot u een klik hoort. Laat de
kaart vervolgens langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten
De geheugenkaart plaatsen
20
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen
of wissen.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
1471 6026
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 26).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
21
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om een waarde te
selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt
de camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of de
controleknop  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd
plus 1 uur) ingesteld.
De datum en tijd instellen
22
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling
te wijzigen.
Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 40), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen.
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl
uopdeknop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de controleknop  om een taal
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 157) gaat formatteren, moet u de software
van de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr of draai
aan de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Voltooi het formatteren.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
Druk op de knop m.
Geheugenkaarten formatteren
De sluiterknop indrukken
25
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop
daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (druk
volledig in om de foto te maken).
X
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de
kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud
wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een
geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen
van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen
dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
26
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten
selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook
gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur
en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven rechts
boven in het scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
X Aan de linker- en rechterzijde van het
scherm verschijnen zwarte balken. Deze
gebieden worden niet vastgelegd bij de
opname.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt,
zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter
lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek)
duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat
dit kleiner lijkt. (De zoombalk, die de
zoompositie aangeeft, verschijnt op het
scherm.)
Als u de zoomknop helemaal naar j
(groothoek) of naar i (telelens) duwt,
zoomt u sneller in of uit. Als u de knop
een beetje draait, zoomt u langzamer.
Foto's maken (Smart Auto)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
27
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram
verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in
het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 165) voor meer informatie over de
pictogrammen die verschijnen.
Foto's maken (Smart Auto)
28
Wat als...
Wat als de kleuren en helderheid van de beelden niet zijn zoals verwacht?
Het compositiepictogram (p. 165) dat op het scherm verschijnt, past wellicht niet bij de
werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 74).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het
hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader.
De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 86).
Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF).
Wat als het lampje oranje knippert en knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor
het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop
n
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in
te schakelen, drukt u op de knop
n
en kiest u de optie [mute] op het tabblad
3
.
Druk vervolgens op de knoppen
qr
om [Uit] te kiezen.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer
30 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (
j
), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met
een maximale telelens (
i
).
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar
j
en houd de knop vast
tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling
en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 cm of meer van het uiteinde
van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens
niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt
scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van
de lens bevinden.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje
gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
29
U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op q drukt of de controleknop Â
linksom draait, doorloopt u de beelden
in omgekeerde volgorde van opname,
van het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op r drukt of de controleknop Â
rechtsom draait, doorloopt u de beelden
in volgorde van opname, van het oudste
beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op
als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
maar ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om a te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de
knop m.
X [Wissen?] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om [Wissen] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan
de controleknop  om [Stop] te
selecteren. Daarna drukt u op de knop m.
Beelden wissen
31
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen
op de filmknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo
opgenomen.
Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
duwt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
duwt, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
X U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, de helderheid
en de kleurtoon automatisch aangepast.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Films opnemen
32
Raak de microfoon niet aan tijdens de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
X
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
X
De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte
nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Microfoon
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het onderwerp.
De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
Als de modusschakelaar is ingesteld op
A
, verschijnt het pictogram voor
de ingestelde compositie (p. 165). De pictogrammen
'
In beweging
'
en
'
Veel
gezichtsschaduw
'
verschijnen echter niet. Onder bepaalde omstandigheden
past het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt zodat de optimale witbalans niet
mogelijk is, drukt u op de filmknop om de opname te stoppen, en start u de
opname opnieuw. (Alleen wanneer de filmkwaliteit is vastgelegd op (p. 103))
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de
modusschakelaar in een andere stand dan
A
staat (p. 99).
Als de modusschakelaar is ingesteld op
E
, kunt u elke instelling voor
filmopnamen kiezen (p. 99).
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Opnametijd
14 min. 34 sec. 59 min. 40 sec.
33
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een film te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Speel de film af.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om (afspelen)
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop m drukt, wordt de
film gepauzeerd en verschijnt het
filmbedieningspaneel. Druk op de
knoppen qr of draai aan de controleknop
 om (afspelen) te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m om het afspelen
te hervatten.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
34
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al werkt met de meegeleverde
software van een andere compacte digitale camera van Canon, installeert
u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt
overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 35).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te
kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd
afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits): 1 GB of meer
(foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
Macintosh
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op het
scherm om verder te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies
op het scherm om verder te gaan.
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of
hoger (films)
RAM Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave
1.024
x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Sluit de camera aan op
de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2) stevig in de
aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grootste stekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
38
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
X
Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map Afbeeldingen.
Wanneer [Image import complete./
Importeren van beelden voltooid.] verschijnt,
klikt u op [OK]. Klik daarna op [X] om
CameraWindow te sluiten.
Schakel de camera uit en verwijder de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
U kunt uw camerabeelden downloaden, ook zonder de functie voor
beeldoverdracht in de meegeleverde software te gebruiken, door uw
camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden
echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk
in horizontale richting gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
Sommige functies in de meegeleverde software, zoals films bewerken
en beelden downloaden naar een camera, zijn wellicht niet beschikbaar.
39
Accessoires
Polsriem
WS-DC7
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST*
Meegeleverd bij de camera
Batterij NB-9L met kapje* Batterijlader
CB-2LB/CB-2LBE*
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
High-Definition TV
HDMI-kabel HTC-100
40
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige
regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LB/CB-2LBE
Een adapter om de batterij NB-9L
op te laden.
Batterij NB-9L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC70
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
41
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op de HDMI™-aansluiting van
een hdtv.
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van
accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
42
43
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
44
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (p. 62, 68, 82, 83, 149)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (p. 26, 31, 59)
Afspelen: k (vergroten) /
g (index) (p. 110, 115)
Sluiterknop (p. 25)
ON/OFF-knop (p. 21)
Modusschakelaar
Flitser (p. 58, 75)
Luidspreker
Microfoon (p. 32)
Batterijklepje (p. 18)
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 156)
Aansluiting statief
Klepje geheugenkaartsleuf (p. 19)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Voor het maken van
films (p. 31, 99).
U kunt de camera instellingen laten
selecteren voor volledig automatische
opnamen (p. 26).
U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor
de compositie (p. 63) of zelf instellingen kiezen om
diverse soorten foto's te maken (p. 57, 73, 85).
Overzicht van de onderdelen
45
Controleknop
Door aan de controleknop te draaien, kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals
het selecteren van items of het schakelen
tussen beelden. Op een paar bewerkingen
na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met
de knoppen opqr.
Als u in een opnamemodus de controleknop
aanraakt, verschijnt op het scherm de functie
die is toegewezen aan de positie die u
aanraakt. Als u de afspeelmodus activeert,
verschijnt gedurende enkele seconden de
functie die in de afspeelmodus is toegewezen
aan de controleknop.
Scherm (LCD-monitor)
(p. 46, 164, 166)
Lampje (p. 47)
Filmknop (p. 31, 99)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (p. 36, 117, 136)
HDMI-aansluiting (p. 118)
n-knop (p. 49)
1 (Afspeelknop) (p. 29, 33, 109)
Q (Zelfontspanner) (p. 62) / Knop o
eu (Scherpstelbereik) (p. 75) / knop q
Controleknop (p. 45)
m FUNC./SET (Functie/Instellen)-knop
(p. 48)
h (Flitser) (p. 58, 75) / knop r
l (Weergaveknop) (p. 46) / knop p
46
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 164 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave
Informatieweergave Geen informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 114)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname
op de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 151).
Lampje
47
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De
helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk
vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan
en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm.
Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de
'
Uitgebreide informatieweergave
'
(p. 46) knipperen de overbelichte gedeelten
van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de
'
Uitgebreide
informatieweergave
'
(p. 166) wordt het
histogram genoemd. Het histogram toont de
distributie van de helderheid van een beeld in
horizontale richting en de sterkte van de
helderheid in verticale richting. Als de grafiek
meer naar rechts staat, is de opname helder.
Staat de grafiek meer naar links, dan is de
opname donker. Op deze manier kunt u de
belichting beoordelen.
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) brandt of knippert afhankelijk
van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid/Display uit (p. 147)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 28, 58)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd of opgehaald, of
worden gegevens verzonden. U mag dan niet de stroom uitschakelen, het klepje
van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera schudden
of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen
veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampje
48
Met het menu ø kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus en
afspeelmodus (p. 168171).
Open het menu ø
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om een menu-item
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m of de knop r.
Als u bepaalde menu-items kiest,
worden er op het scherm vervolgopties
weergegeven.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om een optie te
selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop n te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Druk op de knop q om terug te gaan naar
het menu-item.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het LCD-
scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
49
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (p. 170173).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop naar links of rechts om
een tabblad te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om een item
te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
50
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop
Â
om [mute] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Volume] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een item te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen
qr
om
het volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
51
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop p
Druk langer dan één seconde op de
knop p.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop p om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop p.
52
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om [Reset alle] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad
3
, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 117),
[Tijdzone] (p. 148) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 145).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 79).
De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 94) of Kleur wisselen
(p. 95).
Opnamemodi die zijn ingesteld met de modusschakelaar op
4
of
E
(p. 63, 100).
53
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is
gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm weer
ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om de weergavekleur
te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 147).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 147).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
54
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste
gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een
geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Selecteer [Low Level Format].
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop
Â
om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de controleknop  om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
Low Level Format geheugenkaart
Low Level Format geheugenkaart
55
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren
(p. 24), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
56
57
Veelgebruikte functies voor
opnamen
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A voor de gedeelten 'De flitser uitzetten' (p. 58) t/m 'De
zelfontspanner gebruiken' (p. 62). Wanneer u opnamen maakt in een
andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn
in die modus (p. 168169).
In de gedeelten 'Opnamen maken in diverse omstandigheden' (p. 63)
t/m 'Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)'
(p. 72) wordt aangenomen dat de bijbehorende modus is geselecteerd.
3
58
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op het
scherm.
Om de flitser weer aan te zetten, volgt u de
bovenstaande stappen om de instelling
terug op te zetten.
De flitser uitzetten
Wat als het het lampje oranje knippert en een knipperende
verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een
knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen.
59
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot ongeveer 40x en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van
de resolutie (p. 76) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het zoomen
stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als u de
zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom en de digitale zoom tegelijk gebruikt, is de
brandpuntafstand 36 – 1.440 mm, en als u alleen de digitale zoom gebruikt
is de brandpuntafstand 36 – 360 mm (alle brandpuntafstanden zijn
equivalent aan 35 mm).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
60
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,4x of
ongeveer 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof
lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 76) en de
instellingen van de Digitale Tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Digitale Zoom]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Als u deze functie gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x]
zijn 50,4 – 504 mm en 82,8 – 828 mm (equivalent aan 35 mm).
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
61
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus
vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop n .
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Datum stempel]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te
keren naar het opnamescherm.
X Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken
op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij
beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd
tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 139) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
62
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat
de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop
o
.
Selecteer
Ò
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om
Ò
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Ò
op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen
op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt
geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
is begonnen, drukt u op de knop
o
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 83).
63
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de modusschakelaar in op 4.
Selecteer de opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop
Â
om G te kiezen. Druk
vervolgens nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om de modus Opnamen
maken te kiezen. Druk vervolgens op de
knop
m
.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
V Foto's maken van kinderen of dieren
(Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van bewegende
onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat
u geen enkel leuk moment hoeft te missen.
Met de maximale groothoekinstelling kunt
u scherpstellen op onderwerpen die zich
ongeveer 1 m of meer van het uiteinde
van de lens bevinden. Met de maximale
telelensinstelling kunt u scherpstellen op
onderwerpen die zich ongeveer 3 m of meer
van het uiteinde van de lens bevinden.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Opnamen maken in diverse omstandigheden
64
Foto's maken bij nacht, zonder
statief (Nachtscene handmatig)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door
verschillende continu-opnamen te
combineren, wat minder camerabeweging
en geluid oplevert.
Als u een statief gebruikt, kiest u de modus
A (p. 26).
Er wordt een resolutie-instelling van
weergegeven, en het beeld wordt
vastgelegd met 3648 x 2736 pixels.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Hiermee kunt u opnamen maken in
een donkere omgeving, met minder
camerabeweging en een scherpe
weergave.
Er wordt een resolutie-instelling van
weergegeven, en het beeld wordt
vastgelegd met 1824 x 1368 pixels.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
O
Foto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
65
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast
de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152).
In de modus houdt u de camera stevig vast tijdens de opnamen,
waarbij er meerdere beelden na elkaar worden vastgelegd.
In de modus V of kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 78) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Als de camerabeweging te sterk is tijdens opnamen in de modus ,
kunnen de beelden wellicht niet worden gecombineerd of krijgt u wellicht
niet de verwachte resultaten, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Een glimlach detecteren en opnemen
66
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de sluiterknop drukt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren en druk daarna langer dan
één seconde op de knop
n
.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop o om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop o
om de lachdetectie te hervatten.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in
en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de sluiterknop in te drukken.
67
Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De
camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort
het geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
2 seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon waarvan
het gezicht omkaderd is.
Druk op o om het aftellen te annuleren.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of
een hoed, of als diegene een bril draagt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
68
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 86). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en
of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar)
69
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen is begonnen, drukt u op de knop
o
.
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,8 beelden/seconde terwijl u de sluiterknop volledig ingedrukt houdt.
De resolutie-instelling wordt vastgelegd op (1824 x 1368 pixels).
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te kiezen.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Het aantal opnamen wijzigen
Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar)
De instellingen voor scherpstellen, belichting en witbalans worden bij de
eerste opname gemaakt.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en
de zoompositie kan de opnamesnelheid minder worden.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid minder
worden.
70
De camera maakt na elkaar vijf opnamen, detecteert vervolgens diverse
aspecten van elke opname zoals de gezichtsuitdrukking, en slaat alleen
de foto op die als beste wordt gedetecteerd.
De resolutie-instelling wordt vastgelegd op (1824 x 1368 pixels).
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren.
Maak de opname.
X Wanneer de sluiterknop volledig wordt
ingedrukt, maakt de camera na elkaar
vijf opnamen waarvan er slechts één
wordt opgeslagen.
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste beeld)
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste
opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden krijgt u niet altijd het
verwachte resultaat.
71
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk langer dan één seconde op de
knop n.
X [Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een effectniveau
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop n.
X U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de
verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen
maken.
72
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te
selecteren.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op de
knop n.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen. Druk vervolgens op de
knop n.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Als u voor het scherm in stap 2 op de knoppen qr drukt, kunt u de
verticale richting van het kader wijzigen en ook het gebied waarop moet
worden scherpgesteld. Als u op de knoppen op drukt, wordt het kader
weer in horizontale richting ingesteld.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht
niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
73
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 168171).
4
74
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw
voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale groothoekinstelling
(j), en ongeveer 1 m – oneindig met een maximale telelens (
i
).
Selecteer de modus G.
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om G te selecteren.
Pas de instellingen naar wens aan
(p. 7583).
Maak de opname.
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
Druk eerst op de knop m en druk
daarna op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om # te kiezen.
Druk daarna nogmaals op de knop m.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm, druk op de knoppen
op of draai aan de controleknop
Â
om de
helderheid aan te passen en druk vervolgens
op de knop m.
X De belichtingscompensatie verschijnt op het
scherm.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 75)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 78)
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
75
U kunt de flitser activeren voor elke opname die u maakt. De werkzame flitsafstand
is ongeveer 30 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (
j
), en ongeveer
1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (
i
).
Selecteer
h
.
Druk eerst op de knop
r
en druk daarna op de
knoppen
qr
of draai aan de controleknop
Â
om
h
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt
h
op het scherm.
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel onderwerpen
dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een
betrouwbare focus.
Kies een scherpstelbereik.
Druk eerst op de knop
q
en gebruik daarna de
knoppen
qr
of draai aan de controleknop
Â
om een optie te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
X
Het pictogram voor de ingestelde modus
verschijnt.
* Bij een maximale groothoekinstelling (
j
) van de lens.
De flitser inschakelen
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig)
Scherpstelbereik Beschrijving
e
Circa 1 – 50 cm*
Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp.
u
Circa 3 m – oneindig
Alleen onderwerpen verder weg zijn scherp.
Bij macro-opnamen kunnen de randen van het beeld donker worden als er wordt
geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met
Î
, zodat de camera
niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 82).
Voor macro-opnamen wordt
e
grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk,
en er wordt niet scherpgesteld.
76
U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op de
knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit)
selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de compressieverhouding.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op de
knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte)
Als u selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 59) of de Digitale Tele-converter
(p. 60) niet gebruiken.
Als u op de filmknop drukt terwijl de camera is ingesteld op , wordt de
aspectratio (verhouding) van de weergave gewijzigd. Daarna begint de opname
(bij een instelling van [640] of [320] (p. 103)).
De compressieverhouding wijzigen
(Image Quality)
De compressieverhouding wijzigen (Image Quality)
77
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal opnamen
per geheugenkaart
4 GB 16 GB
(Hoog)
10M/3648x2736
2.565 1471 6026
1.226 3017 12354
(Normaal 1)
6M/2816x2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Normaal 2)
2M/1600x1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640x480
150 20116 82367
84 30174 123550
(Breedbeeld)
3648x2048
1.920 1978 8101
918 4022 16473
A2
A3 – A5
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
78
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig.
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om
de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
79
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende
kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op
de knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de
witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met een
vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
n
.
X
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de
opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht
of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
80
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op
de knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om
W
of te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
* In de modus
t
(p. 65) of AF lock (p. 88), verandert in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale snelheid
(beelden/sec. bij
benadering)
Beschrijving
W
Continu 3,7
De camera maakt continu opnamen met de ingestelde
scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt.
Continu-
opnamen AF
0,8
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continu-
opnamen LV*
0,9
In de modus
t
wordt de scherpstelling bij de eerste
opname vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 62, 82, 83).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 64).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera tijdelijk stoppen met opnemen of kan de
opnamesnelheid minder worden.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid minder worden.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid minder worden.
81
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor
een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt,
zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Aangepaste kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 82).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 79).
In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
82
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw
en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 81 om te selecteren en
druk daarna op de knop
n
.
Druk op de knoppen
op
om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr
of draai aan de controleknop
Â
om een
waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint)
het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar
links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het
effect wordt.
Druk op de knop
n
om de instelling te
voltooien.
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de sluiterknop is
ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de sluiterknop wordt
ingedrukt.
Selecteer
Î
.
Druk eerst op de knop
o
en druk daarna op de
knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om
Î
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î
op het scherm.
Volg stap 3 op p. 62 om de opname te maken.
Camerabeweging vermijden met de
zelfontspanner
83
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk eerst op de knop o en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om $ te selecteren. Druk
vervolgens meteen op de knop n .
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een waarde te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Volg stap 3 op p. 62 om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het
geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter
wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
84
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden
bekijken op een tv' (p. 117).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een tv
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
85
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
In de gedeelten 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 94), 'Opnamen
met lange sluitertijd maken' (p. 97) en 'Opnamen maken met Stitch-hulp'
(p. 98), wordt aangenomen dat u de modusschakelaar hebt ingesteld op
4 en de bijbehorende modus hebt geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 168171).
5
86
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de
opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk eerst op de knop
n
en kies [AF
Frame] op het tabblad
4
. Druk daarna de
knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Gezicht det.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader)
worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in het midden van het
scherm wanneer u de sluiterknop half indrukt.
Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de sluiterknop
half indrukt wanneer Servo AF (p. 88) is ingesteld op [Aan] en er geen
gezicht wordt herkend.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
verschijnt het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
Het autofocuskader vergroten
87
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop
n
en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad
4
.
Druk vervolgens op de knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X
In [Gezicht det.] (p. 86) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X
In [Centrum] (p. 86) wordt de inhoud van het
centrale AF-kader vergroot weergegeven.
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop
n
en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad
4
. Selecteer
vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 59) of
de Digitale Tele-converter (p. 60) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
wordt het AF-kader geel en verschijnt .
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In
[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 59), de Digitale
Tele-converter (p. 60) of Servo AF (p. 88) gebruikt, of als de camera is
aangesloten op een televisie (p. 84).
88
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
% verschijnt op het scherm.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
Opnamen maken met Servo AF
De meetmethode wijzigen
89
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan
de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd
en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de
sluiterknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad
4
is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt
(p. 62, 82, 83).
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast
aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
90
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor Auto Exposure
(automatische belichting).
Selecteer
!
(p. 58).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
o
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
Als
&
verschijnt, is de belichting vergrendeld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop
o
drukt, verdwijnt
&
en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE-vergrendeling (p. 90) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE.
Dit staat voor 'Flash Exposure'.
Selecteer
h
(p. 75).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
o
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
De flitser gaat af en wanneer
(
verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop
o
drukt, verdwijnt
(
en wordt de
flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
91
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152).
92
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname
automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop
n
en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad
4
. Druk
vervolgens op de knoppen
qr
om [Auto]
te selecteren.
X
Na de instelling verschijnt
@
op het scherm.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad
4
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Œ
op het scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 132).
Rode-ogencorrectie
Controleren op gesloten ogen
93
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n en selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk
op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen
wordt gedetecteerd, verschijnt er
een kader en .
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 132).
Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
Controleren op gesloten ogen
Indien in de modus of $ het aantal opnamen is ingesteld op twee of
meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte
opname.
Niet beschikbaar in de modus W, of .
94
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om T te selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld
met Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
95
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om Y
te selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
96
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
97
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden.
Selecteer .
Kies in stap 1 – 2 op p. 63.
Selecteer de sluitertijd.
Druk eerst op de knop
m
, druk op
de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om de sluitertijd
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Bevestig de belichting.
Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt
de belichting voor de geselecteerde
sluitertijd op het scherm.
Opnamen met lange sluitertijd maken
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt
u de flitser in op
! en maakt u de opname.
98
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Volg stap 1 – 2 op p. 63 om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op
een computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch-hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 84).
99
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten
'
Films opnemen
'
en
'
Films bekijken
'
in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies
gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op
E
.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken van
films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop
1
hebt gedrukt om de
afspeelmodus te activeren.
Films opnemen in een andere modus dan
E
Als de modusschakelaar is ingesteld op
A
, kan de camera automatisch
alle instellingen selecteren, zodat u films kunt opnemen (p. 31).
U kunt films opnemen door op de filmknop te drukken. Bepaalde instellingen
die zijn gemaakt in het menu
ø
en de opnamemenu's, worden dan
automatisch gewijzigd naar instellingen voor filmopnamen.
Als u klaar bent met een filmopname, worden de instellingen van vóór
de filmopname hersteld.
6
100
Selecteer de modus
E
.
Stel de modusschakelaar in op
E
.
Pas de instellingen naar wens aan
(p. 100105).
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen
met filmen.
U kunt kiezen uit vijf filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op
de knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om
E
te kiezen. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een modus te kiezen.
Druk daarna op de knop
m
.
Films opnemen in de modus E
De filmmodus wijzigen
E
Standaard De normale modus.
Super Slow Motion
Legt momenten met hoge snelheden vast voor afspelen in slow
motion (p. 101).
Miniatuureffect U kunt films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (p. 101).
>
Kleuraccent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of
de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie
'
De kleur
wijzigen en opnamen maken
'
(p. 94) voor meer informatie. Kies
de kleur die u wilt behouden of wilt wijzigen voordat u start met filmen.
z
Kleur wisselen
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals verwacht
in de modi
>
en
z
.
Als u in de modus op de filmknop drukt, wordt een film opgenomen in
E
.
Zelfs als u op de filmknop drukt als u zich in de modus
T
of
Y
bevindt, kunt
u films opnemen met de optie Kleuraccent (p. 94) of Kleur wisselen (p. 95).
101
U kunt opnamen maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow
motion. De maximale cliplengte die u kunt opnemen, is ongeveer 30 seconden,
wat gelijk staat aan ongeveer 4 minuten afspelen in slow motion.
Kies .
Volg de stappen voor 'De filmmodus
wijzigen' op p. 100 om te kiezen.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om te
stoppen met filmen.
U kunt films opnemen die lijken op bewegende miniatuurmodellen.
U zorgt voor het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van
de opname te kiezen die wazig worden weergegeven en de afspeelsnelheid,
waardoor mensen en objecten tijdens het afspelen snel bewegen.
Er wordt geen geluid opgenomen.
Kies .
Volg de stappen voor 'De filmmodus
wijzigen' op p. 100 om te kiezen.
Films in Super Slow Motion opnemen
Films in Super Slow Motion bekijken
De film wordt in slow motion afgespeeld als u stap 1 – 3 op p. 33 volgt.
U kunt de meegeleverde software gebruiken om de afspeelsnelheid te wijzigen
van films die zijn opgenomen in . Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Zelfs als u op de zoomknop drukt, werkt de zoom niet tijdens het opnemen
van films.
De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer de
filmknop wordt ingedrukt.
Films opnemen die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)
102
X
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op de
knop
n
.
Beweeg de zoomknop om de grootte van het
kader te wijzigen en druk op de knoppen
op
om de kaderpositie te wijzigen.
Kies een afspeelsnelheid.
Druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een afspeelsnelheid
te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug te keren
naar het instellingenscherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen
met filmen.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijden
(voor clips van 1 minuut)
Snelheid Afspeeltijd
12 sec.
6 sec.
3 sec.
Als u voor het scherm in stap 2 op de knoppen
qr
drukt, kunt u de verticale
richting van het kader wijzigen en ook het gebied waarop moet worden
scherpgesteld. Als u op de knoppen
op
drukt, wordt het kader weer in
horizontale richting ingesteld.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de
verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
103
U kunt kiezen uit vier instellingen voor filmkwaliteit.
Kies de instelling voor de filmkwaliteit.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op
de knoppen
op
of draai aan de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Filmkwaliteittabel
Geschatte opnametijd
De filmkwaliteit wijzigen
Filmkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1920 x 1080 pixels, 24 beelden/sec. Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
In dit geval is de opnameresolutie lager dan in ,
waardoor de filmkwaliteit grof lijkt, maar u kunt ongeveer
drie keer zo lang opnemen.
Filmkwaliteit
Opnametijd
4 GB 16 GB
14 min. 34 sec. 59 min. 40 sec.
20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec.
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec.
1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er ongeveer
10 minuten lang is opgenomen in of , en ongeveer 1 uur wanneer is opgenomen in of
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte
nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
104
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop r om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop r om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai aan de
controleknop  om de belichting in
te stellen.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
te stoppen met filmen.
AE-vergrendeling/belichting
105
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi , , > en z kunnen de functies die zijn voorzien van
een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp
- De optische en digitale zoomfuncties (p. 59) zijn beschikbaar in E.
- Alleen de optische zoomfunctie is beschikbaar in
> en z.
- De optische en digitale zoomfunctie zijn niet beschikbaar bij het maken van
opnamen in . Stel de optische zoom in voordat u opnamen gaat maken.
- Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 62)*
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig) (p. 75)
De functies macro-opnamen en oneindig zijn niet beschikbaar in
.
De witbalans aanpassen (p. 79)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 81)
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 82)*
De zelfontspanner aanpassen (p. 83)
Het aantal opnamen kan niet worden gewijzigd.
Opnamen maken via een tv (p. 84)*
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 88)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 149)*
De sjabloon weergeven (p. 151)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 152)*
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Overige opnamefuncties
106
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Beelden wissen (p. 30)
Snel naar beelden zoeken (p. 110)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 111)
Diavoorstellingen bekijken (p. 112)
Beeldovergangen wijzigen (p. 116)
Beelden bekijken op een tv (p. 117)
Beelden weergeven op een hdtv (p. 118)
Beelden beveiligen (p. 119)
Beelden wissen (p. 122)
Beelden markeren als favoriet (p. 124)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125)
Beelden roteren (p. 128)
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 33)
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr
of de controleknop
Â
; geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 107)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 136).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
Afspeelfuncties
107
U kunt het begin en het einde van opgenomen films bijsnijden.
Kies *.
Volg stap 1 – 3 op p. 33 om * te kiezen
en druk daarna op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om te verplaatsen.
wordt weergegeven op een punt waar u
de film kunt bewerken. Als u selecteert,
kunt u het begin van de film bijsnijden
vanaf . Als u selecteert, kunt u het
einde van de film bijsnijden vanaf .
X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde aan de
rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
X Het gedeelte dat met is aangegeven, is
het deel van de film dat behouden blijft na
het bijsnijden.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
108
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m. De bewerkte film wordt
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op op en selecteert u . Druk eerst op
de knop m en druk daarna op de knoppen
qr of draai aan de controleknop  om
[OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de controleknop  om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt
u de bewerkte film mogelijk niet opslaan.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij
of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 40).
109
Diverse functies gebruiken voor
afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (p. 129133) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
110
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in een
index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Draai aan de controleknop  om naar een
ander beeld te gaan.
Druk op de knoppen opqr om een beeld
te selecteren.
X Er wordt een oranje kader weergegeven om
het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met de controleknop
Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en snel aan de controleknop
 draait, worden de beelden weergegeven
zoals u hier links ziet. Draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Als u tijdens het bladeren op de knoppen op
drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
111
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 119)
of verwijderen (p. 122) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer
.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om
te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een filter.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een filter te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om een afspeelfilter
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
(behalve voor ).
X
De filterweergave wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
Als u op de knoppen
qr
drukt of aan
de controleknop
Â
draait, worden alleen de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u bij stap 2
kiest, wordt de
filterweergave geannuleerd.
Zoekfilters
Beelden bekijken met de filterweergave
Favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 124).
Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
;
My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 125).
Bestandstype Geeft alleen foto's of films weer.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Diavoorstellingen bekijken
112
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen.
Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Kies ..
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om . te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Selecteer een overgangseffect.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om een effect te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
In de filterweergave (p. 111) worden alleen
beelden weergegeven die overeenkomen
met een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de diavoorstelling
te beëindigen.
Filterweergave
In de filterweergave (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar beelden
zoeken' (p. 110), 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 112) en 'Beelden vergroten' (p. 115).
U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden
beveiligen' (p. 119), 'Beelden wissen' (p. 122) of 'Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)'
(p. 139), als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 125) of een beeld bewerkt en opslaat als een
nieuw beeld (p. 129), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave
geannuleerd.
Diavoorstellingen bekijken
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de controleknop Â
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller
door de beelden bladeren.
De spaarstand (p. 53) werkt niet tijdens diavoorstellingen.
Diavoorstellingen bekijken
113
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen.
U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om een item
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om de instelling aan te
passen.
Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw
instellingen gestart.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
114
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de
focus te controleren.
Druk op de knop p om naar
de focuscontroleweergave te
gaan (p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
115
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Door aan de controleknop  te draaien,
kunt u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier
beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer .
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
U kunt onmiddellijk terugkeren naar de enkelvoudige weergave door op de
knop n te drukken terwijl het beeld is vergroot.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
Beeldovergangen wijzigen
116
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
U kunt de zoomknop ook op dezelfde
manier gebruiken.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de
enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knoppen qr om
een overgangseffect te selecteren.
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt;
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle;
- tijdens de filterweergave.
Beeldovergangen wijzigen
117
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
118
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te
sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in
de HDMI-aansluiting van de tv.
Geef beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 117 om de beelden
weer te geven.
Beelden weergeven op een hdtv
De meegeleverde stereo AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare
HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden
aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
119
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera
kunnen worden gewist (p. 30, 122).
Beveilig het beeld.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om : te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
X [Beveiligd] verschijnt op het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stappen om nogmaals : te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 24, 54), worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
120
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 119 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Kies het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
121
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop
r
, selecteer [Laatste beeld]
en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop
p
, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop
m
.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 119 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om [Beveilig] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Beelden selecteren met de controleknop
Â
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop
Â
te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd,
of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
122
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde
beelden (p. 119) kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n om [Wissen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Kies een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om een selectiemethode te
kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
X Als u stap 2 op p. 120 volgt om beelden
te selecteren, verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Beelden wissen
Beelden wissen
123
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 122 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 122 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai
aan de controleknop  om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
124
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden
indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en ze
vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 111).
Kies de instelling.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
X [Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op het
scherm.
Om de markering van het beeld op te heffen,
volgt u de bovenstaande stap om nogmaals
te selecteren en drukt u op de knop
m
.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Beelden markeren als favoriet
Beelden indelen in categorieën (My Category)
125
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 111) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
Diavoorstellingen bekijken (p. 112), Beelden beveiligen (p. 119), Alle beelden
wissen (p. 122), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 139)
Kies
;
.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om
;
te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen
op
om een categorie
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop
m
om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (met uitzondering van films).
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan
de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in
de modus
I
of
V
.
: Beelden gedetecteerd als , of in de modus
A
of beelden
die zijn opgenomen in de modus of
O
.
: Beelden die zijn opgenomen in de modus
w
,
P
of
t
.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
126
Kies de instelling.
Als u op de knop
n
drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Via het menu
Selecteer [My Category].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Category] op het tabblad
1
en
druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om een selectiemethode te
kiezen. Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om een beeld te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om een categorie te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
127
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 126 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop
m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop p om een item te
selecteren, en gebruik daarna de knoppen
qr of draai aan de controleknop  om
een categorie te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te kiezen
en druk vervolgens op de knop m.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
128
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Kies \.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om \ te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de
knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld 9
in de geselecteerde richting te draaien.
Druk op de knop m om de instelling vast
te leggen.
Via het menu
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren.
X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° gedraaid.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden roteren
Films met een resolutie van of kunnen niet worden gedraaid.
129
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde
beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om [OK] te selecteren
en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om [Ja] te selecteren,
en druk vervolgens op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 76), of die
in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet worden bewerkt.
130
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw
beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
, selecteer
[Trimmen] op het tabblad
1
en druk
op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
m
wijzigt u de richting van het
kader.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan de controleknop
Â
te draaien.
Druk op de knop
n
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 129.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Effecten toepassen met de functie My Colors
131
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een
nieuw beeld. Zie p. 81 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Colors] op het tabblad
1
en druk
vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 129.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van of (p. 77), of
beelden die zijn omgezet naar (p. 129) kunnen niet worden bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken
van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 81).
132
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 129.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof
worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
133
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
X Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 115).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de controleknop  om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 129.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
134
135
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridge-
compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 41).
Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
8
136
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2) stevig in de
aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grotere stekker van de
interfacekabel in de printer. Raadpleeg
de handleiding van de printer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
137
Kies 2.
Druk eerst op de knop m en druk
daarna op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om 2 te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop  om [Print]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 tot en met 7 nadat
het afdrukken is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer
uit en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie p. 41 voor Canon PictBridge-compatibele printers.
Indexafdrukken (p. 139) zijn niet beschikbaar op bepaalde
Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
138
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu ø.
Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop  om een beeld te
selecteren.
Kies c (video's zijn uitgesloten).
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om 2 te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Voeg beelden toe aan de
afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr of draai aan de
controleknop  om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, herhaalt u stap 1 en 2 en
drukt u op de knoppen qr of draait u
aan de controleknop  om [Verwijderen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
U kunt geen beelden toevoegen als de camera op de printer is
aangesloten.
139
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en
instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen
kunnen worden afgedrukt (p. 142) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze
selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
om [Print instellingen]
te selecteren op het tabblad
2
. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Â
om een menu-item te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te
verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
140
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld
& aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
nogmaals op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop  om het aantal afdrukken
in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld te
selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren
(zoals getoond in stap 2).
Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad
3
(p. 21).
Films kunnen niet aan een afdruklijst worden toegevoegd.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
141
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
In stap 1 op p. 140 kiest u [Select. Reeks].
Druk vervolgens op de knop
m
.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen
op
om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
In stap 1 op p. 140 selecteert u [Sel. alle
beelden]. Druk vervolgens op de knop
m
.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op
p. 140 en druk vervolgens op de knop
m
.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
142
U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de afdruklijstdoor de
camera aan te sluiten op een PictBridge-compatibele printer (p. 138141).
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 4 op p. 136.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print nu]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
Toegevoegde beelden afdrukken
Aantal af te drukken
exemplaren
143
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige
en veelgebruikte functies beschreven.
Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen
aanpast aan uw wensen.
9
144
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3
(p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om een optie te
selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 49),
verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze
functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1
Vooringestelde geluiden (kunnen niet
worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software gebruiken
om de geluiden te wijzigen (p. 2).
De camera-instellingen wijzigen
145
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als
opstartscherm
Als u op de knop
1
drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld
vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Â
om [2] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op
m
om de registratie
te voltooien.
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden (kunnen niet worden
gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en
de meegeleverde software gebruiken om
de beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
146
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen
van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000
opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt
echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op
de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software
toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde
informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw
met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart
vóór gebruik (p. 24).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
147
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de
tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De Spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 53) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Automatisch Uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 53). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Display uit] te
selecteren. Gebruik de knoppen qr om
een tijd te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De camera-instellingen wijzigen
148
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door
eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming
van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer
aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop
m
.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst
of het links afgebeelde scherm verschijnt en
drukt u vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om de thuistijdzone te
selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus
1 uur), gebruikt u de knoppen
op
om te
selecteren.
Druk op de knop
m
.
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Â
om de bestemmingstijdzone
te selecteren.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen
als bij stap 1.
Druk op de knop
m
.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Â
om te selecteren. Druk
vervolgens op de knop
n
.
X
verschijnt op het opnamescherm (p. 164).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
149
Als u de modusschakelaar instelt op
4
en de modus op
G
, kunt u de instellingen
op het tabblad
4
wijzigen (p. 49).
De focusinstelling veranderen
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs wanneer
de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat deze
alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de
knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum en
tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
Voordat u in een andere modus dan
G
een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 168171).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Aan
Aangezien de camera continu scherpstelt
tot u de sluiterknop half indrukt, kunt
u opnamen maken zonder mooie
fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat
u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
150
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Lamp Aan] te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld meteen na
de opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
151
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede
van 3:2, om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
details
Uitgebreide informatieweergave
(p. 166).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
'De focus controleren' (p. 114).
Raster
Een raster wordt over het scherm
geplaatst.
Uitsnede
Boven en onder in het scherm
verschijnen grijze balken. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
In kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven,
zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat
ook de gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
152
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U
kunt de effecten meteen controleren
op het scherm, waardoor u
gemakkelijk de compositie of de focus
kunt controleren en bijstellen. Bij het
opnemen van films worden sterke
camerabewegingen ook verminderd
door de camera, bijvoorbeeld als u
loopt (Dynamische modus).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan*
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen die
horizontaal bewegen.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als
u films opneemt.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op
een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
Bij het opnemen van films wordt het effect groter als u de zoomknop naar
j beweegt en uitzoomt.
153
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te
drukken (p. 49).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
154
155
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en
Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
10
156
Als u de voedingsadapterset ACK-DC70 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
de lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Volg stap 1 op p. 18 om het klepje te
openen, en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Volg stap 3 op p. 18 om het klepje te
sluiten.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
157
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van
de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm
(korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Stand-by voor overdracht
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer
aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.)
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 53).
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 158), kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt
voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven
verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de
kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het
even duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de
beeldoverdracht worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt
u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
158
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Verbindingsinfo]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Het scherm Verbindingsinfo verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop  om [Eye-Fi trans.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is
geplaatst.
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren of [Eye-Fi trans.] op [Uit]
instellen als het schuifje in de vergrendelstand staat.
159
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera.
Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u
contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de
adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18, 19).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en opnieuw uit (p. 18, 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 117).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 23) de sluiterknop half in (p. 25).
Het scherm is uit (p. 159).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 47).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel
in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren of verschijnen
er mogelijk horizontale lijnen op het scherm.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 58).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 152).
Stel de flitser in op h (p. 75).
Verhoog de ISO-waarde (p. 78).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 152).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
160
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in om een opname te maken (p. 25).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 174).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 149).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 84, 88).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de
camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het
AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op
h
(p. 75).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 74).
Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 92, 132).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 89, 90).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op
!
(p. 58).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 74).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 89, 90).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 75).
Verhoog de ISO-waarde (p. 78).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 75).
Stel de flitser in op
!
(p. 58).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 78).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (p. 64, 65).
Ogen worden rood weergegeven (p. 92).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 150). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Problemen oplossen
161
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken
van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu
ø
.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (p. 168171).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 24, 32).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54).
Wijzig de instelling voor de filmkwaliteit (p. 103).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 103).
Onderwerpen worden vervormd weergegeven.
Het onderwerp ziet er mogelijk vervormd uit als het tijdens de opname snel door het beeld
van de camera loopt. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze
camera (p. 54).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen
of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer
de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op de knop
1
om de afspeelmodus te selecteren. Houd vervolgens de knop
n
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen
o
en
m
. Druk in het scherm dat wordt
weergegeven op de knoppen
qr
om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop
m
.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 157).
162
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting (p. 19).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-Fi-kaart
is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 19, 20).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting om opnamen te maken (p. 19).
Geheugenkaart fout (p. 54)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting
is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 19).
Te weinig kaartruimte
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (p. 26, 31, 57,
73, 100) of beelden te bewerken (p. 129133). Wis de beelden (p. 30, 122) om ruimte te maken
voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19).
Vervang \ Verwissel accu (p. 15)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 119)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/RAW afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of
beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/Kan beeld
niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat.
toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle
(p. 115), te markeren als favoriet (p. 124), te roteren (p. 128), te bewerken (p. 129133), toe
te wijzen aan het opstartscherm (p. 145), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een
afdruklijst (p. 138).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan
het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 115), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 115), bewerkt
(p. 129133), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 138, 139) of toegewezen aan het
opstartscherm (p. 145).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
163
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (p. 120, 123, 127, 141) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 140).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 140).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 119), Wissen (p. 122),
Favorieten (p. 124), My Category (p. 125) en Afdrukinstellingen (p. 138, 140).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden
afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen
op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden
is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 146)
of formatteer de geheugenkaart (p. 24).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is
of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk
van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk
niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt
u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een
probleem is met de camera.
164
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 79)
My Colors (p. 81)
Transportmodus (p. 80)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 28)
Meetmethode (p. 89)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 76) /
Resolutie (p. 76)
Foto's: Aantal opnamen
(p. 15, 77)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 157)
Filmkwaliteit (p. 103)
Films: Resterende tijd
(p. 32, 103)
AF-kader (p. 86)
Spotmetingpuntkader
(p. 89)
Digitale zoom (p. 59) /
Digitale Tele-converter
(p. 60)
Scherpstelbereik (p. 75),
AF lock (p. 88)
Opnamemodus (p. 168),
Compositiepictogram
(p. 165)
Flits mode
(p. 58, 75, 91)
Rode-ogencorrectie
(p. 133)
Datum stempel (p. 61)
ISO-waarde (p. 78)
Zelfontspanner
(p. 62, 82, 83, 68)
Disp. Sjabloon (p. 151)
AE-vergrendeling (p. 90),
FE-vergrendeling (p. 90)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 74)
i-Contrast (p. 92)
Verstreken tijd film in
Super Slow Motion
(p. 101)
Zoombalk (p. 26)
Knipperdetectie (p. 93)
Tijdzone (p. 148)
Beeldstabilisatie (p. 152)
Belichtingsschuifbalk
DA TUM
Informatieweergave op het scherm
165
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor
de bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Onderwerp Mensen
Niet-
menselijke
onderwerpen/
landschappen
Onderwerpen
van dichtbij
Achter-
grondkleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Veel
gezichts-
shaduw
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsondergangen
——Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*
*
Informatieweergave op het scherm
166
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Afdruklijst (p. 138, 139)
My Category (p. 125)
Opnamemodus (p. 168)
ISO-waarde, (p. 78)
afspeelsnelheid (films)
(p. 101)
Belichtingscompensatie
(p. 74), Belichting
(p. 104)
Witbalans (p. 79)
Histogram (p. 47)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 76) /
Resolutie (p. 76),
MOV (films)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 157)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 89)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 146)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd, filmkwaliteit,
aantal beelden (films)
(p. 103)
Diafragmawaarde
Flitser (p. 75)
i-Contrast (p. 92, 132)
Scherpstelbereik (p. 75)
Bestandsgrootte
(p. 77, 103)
Foto's: Resolutie (p. 76)
Films: Filmlengte (p. 103)
Beeld bewerken
(p. 129133)
Beveilig (p. 119)
Favorieten (p. 124)
My Colors (p. 81, 131)
Rode-ogencorrectie
(p. 92, 133)
Opnamedatum en –tijd
(p. 21)
167
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u
dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard
drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant
van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de
tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
168
*1 Het aantal opnamen kan niet worden opgegeven en de vertraging kan niet worden ingesteld op 0 seconden.
*2 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt gewijzigd in afhankelijk van de omstandigheden.
*3 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt gewijzigd in wanneer de flitser flitst.
*4 Witbalansgegevens kunnen niet worden vastgelegd.
*5
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Zelfontspanner
(p. 62, 68, 82, 83)
{{{{
———
{
{{{
———
AE-vergrendeling/belichting (p. 104)
——————
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (p. 90)
{
—————
Flitser (p. 58, 75, 91)
{ {{{{{{
{{{{{{
*
2
{
—————
{ {{{{{{
Scherpstelbereik (p. 75)
{
—————
{ {{{{{{
{
—————
AF lock (p. 88)
{
—————
Menu FUNC.
Meetmethode (p. 89)
{ {{{{{{
{
—————
My Colors (p. 81)
{ {{{{{{
{
—————
Witbalans (p. 79)
{ {{{{{{
{
—————
ISO-waarde (p. 78)
{ {{{{{{
{
—————
Belichtingscompensatie (p. 74)
{{{{{{
Transportmodus (p. 80)
{{{{
———
{{{
———
{{{
———
Resolutie (p. 76)
{ {{{{{{
Filmkwaliteit (p. 103)
{ {{{{{{
Compressieverhouding (p. 76)
{ {{{{{{
Beschikbare functies per opnamemodus
ÒÎ
$
h
!
e
u
W
Beschikbare functies per opnamemodus
169
*6 De resolutie wordt ingesteld op .
*7 Ingesteld op .
*8 De resolutie-instelling kunt u niet selecteren.
*9 Ingesteld op .
*10 of is niet beschikbaar.
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd
4
E
T Y w O P t xv E >z
——
{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
——
{{{{
*
1
*
1
*
1
{{{{{
*
1
*
1
*
1
*
1
*
1
—————— ———————
{
——
—————— ———————
———
{{{ { {{{{{
——
————
{{ { {{{{{
{{
———
—————— ——————
*
3
{
———
{{{{{{ { {{{{{{{ {
———
{
—————
{
——————
{{{{
{
{{{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
{
—————
{
——————
{{{{
{
—————— ——————
{
{
——
Menu FUNC.
{{{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
—————— ———————
{{{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
—————— ——————
{{{
——
{{{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
{
——
{
—— ——————
{
*
4
{
——
{{{{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
—————— ———————
{
{{{
——
{{{{{{
{
———
——
{{{{ { {{{{{{{ {
———
{{
{{{ { {{{{{{
——
———
{{{ { {{{{{
*
5
——
*
6
*
6
*
7
*
6
{{ { {{{{{{{
*
8
{{{ {
{{{{{{ { {{{{{{{ {
{
*
9
*
10
{
{{{{{{ { {{{{{{{ {
{{{ {
170
4 Opnamemenu
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
AF-kader (p. 86)
Gezicht det.
*
1
{{{ {{{
Centrum
{{{
———
Grootte AF Frame (p. 87) Normaal/klein
{
—————
Digitale zoom (p. 59)
Standaard
{{{{{{{
Uit
{{{{{{{
Digitale Tele-converter (1.4x/2.3x)
{{{{{{{
AF-Punt Zoom (p. 87) Aan/Uit
{{{
{{{
Servo AF (p. 88) Aan/Uit
*
3
{{
*
4
———
Continu (p. 149) Aan/Uit
*
4
{{
*
4
*
4
*
4
AF-hulplicht (p. 149) Aan/Uit
{{{{
*
4
{{
Flits Instellingen
(p. 92, 150)
Rode-Ogen
Aan/Uit
{{{{{{{
Lamp Aan
Aan/Uit
{{{{{{{
i-Contrast (p. 92) Auto/Uit
*
5
{
—————
Bekijken (p. 150) Uit/2-10 sec./Vastzetten
{{{{{{{
Terugkijken (p. 151) Uit/Details/Focus check
{{{{{{{
Knipperdetectie (p. 93) Aan/Uit
{{{{{{{
Sjabloon weergeven
(p. 151)
Raster
{{{{{{{
Uitsnede
{{{{{{{
IS modus (p. 152)
Continu/Uit
*
6
{{{ {{{
Opname/Pan
{{{ {{{
Datum stempel (p. 61) Uit/Datum/Datum & Tijd
{{{{{{{
*1 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd.
*2 Alleen beschikbaar voor maken van foto's.
*3 [Aan] wanneer beweging wordt gedetecteerd.
*4 Ingesteld op [Aan].
*5 Ingesteld op [Auto].
*6 Ingesteld op [Continu].
Menu's
Menu's
171
4 E
T Y w O P t xv E >z
{{{
*
1
{{ {
——
{{{
{
*
2
*
2
*
2
{
——
{{{ { {
{{{{{ {
*
2
*
2
*
2
——— ———————
————
{{
——
{{{{{
{
——
{{{{{{ { {{{{{{{ { { { { {
————
{{
——
{{{{{
———
{{
{{{ {
——
{{{
{
———
———
{{{ {
——
{{{
———
*
4
*
4
{
{{ { {{{{{
{{
*
4
*
4
*
4
*
4
{{{{{{ { {{{{{
{{{{{{
———
{{{
——
{{{
{
———
———
{{{ { {{{{{
{{
———
*
5
*
5
*
5
—— ———————
{{{{{{ { {{{{{{{ {
———
{{{{{{ { {{{{{{{
———
———
{{{ {
——
{{{
———
{{{{{{ { {{{{{{{
{{{ {
{{{{{{ { {{{{{{{
———
{{
*
6
{{{ { {{{{{{{ { { {{ {
{{
{{{ { {{{{{{{ {
———
————
{{ { {{{{{{{
———
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd
Menu's
172
3 Menu Instellen
2 Menu Afdrukken
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 50
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 50
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 144
Hints en tips Aan*/Uit p. 144
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 51
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 145
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij
alle gegevens worden verwijderd.
p. 24, 54
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 146
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 146
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 147
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
p. 53, 147
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 148
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22
Video Systeem NTSC* / PAL p. 117
Eye-Fi instellingen Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 157
Taal Weergavetaal selecteren. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 52
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 140
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks
die u wilt afdrukken.
p. 141
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 141
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 141
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 139
Afspeelmodus Menu FUNC.
173
1 Menu Afspelen
Item Beschrijving Zie pagina
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 112
Wissen Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) p. 122
Beveilig Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) p. 119
Roteren Beelden draaien. p. 128
Favorieten Beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. p. 124
My Category Beelden indelen in categorieën (Selecteer, Select. reeks) p. 125
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 132
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 133
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 130
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 129
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 131
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 110
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 153
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 116
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Roteren De weergegeven beelden draaien. p. 128
Afdruklijst Instellingen selecteren of wissen voor het afdrukken van
weergegeven beelden. (Print verschijnt als de camera
op de printer is aangesloten.)
p. 138
Beveilig Het weergegeven beeld beveiligen of de beveiliging
opheffen.
p. 119
Favorieten Weergegeven beelden markeren als favoriet, of de
markering opheffen.
p. 124
Wissen Het weergegeven beeld wissen. p. 122
Film afspelen Het afspelen van de film wordt gestart. p. 33
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 115
Filterweergave Filter voor weergegeven beeld activeren/annuleren. p. 111
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 112
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 125
Afspeelmodus Menu FUNC.
174
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera... Ongeveer 10 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand ................. 10x zoom: 6.3 (G) – 63.0 (T) mm (equivalent aan 35 mm: 36 (G) –
360 (T) mm)
Scherpstelbereik................... 1 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T)
• Macro: 1 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem
(IS)........................................ Type lensverschuiving
Beeldprocessor.......................... DIGIC 4
LCD-monitor
Type ..................................... TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Grootte ................................. 7,6 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ................... Ongeveer 230.000 dots
Verhouding........................... 16:9
Functie.................................. Belichting aanpassen (5 niveaus), Quick-bright LCD
Scherpstellen
Controlesysteem .................. Autofocus: Per beeld (continu in Auto-modus), Continu
Servo AF (Servo AE)
AF Frame ............................. Gezichtsdetectie, Centreren
Meetmethode............................. Deelmeting, Gem. centrum meeting, Spot
Belichtingscompensatie (foto’s)
/belichting (films)........................ Stappen van 1/3 in een bereik van 2
ISO-waarde................................ Automatisch, ISO 125/200/400/800/1600/3200
(standaard uitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Witbalans ................................... Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom
Sluitersnelheden ........................ 1 – 1/4000 sec.
15 – 1/4000 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ..................................... Blade (x2)
f/getal.................................... f/3.4 – f/7.1 (G), f/5.6 – f/9.0 (T)
Flitser
Flits mode............................. Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik ................................... 30 cm – 3,5 m (G), 1,0 – 2,0 m (T)
Opnamemodus .......................... Auto, P, Portret, Kinderen & dieren, Smart Shutter*
1
, Snel na
elkaar, Selectie beste beeld, Nachtscene handmatig, Weinig licht,
Extra levendig, Poster-effect, Kleuraccent, Kleur wisselen, Fisheye-
effect, Miniatuureffect, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange
sluiter, Stitch Hulp, Film*
2
*
3
*1 Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner
*2 Smart Auto beschikbaar
*3 Standaard, Super Slow Motion, Miniatuureffect, Kleuraccent,
Kleur wisselen
Specificaties
Specificaties
175
Digitale zoom........................... Foto's/Films: ongeveer 4x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 40x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modi.................................... Normaal, AF, LV
Snelheid (normaal) ............. Ongeveer 3,7 beelden/sec. (in P-modus)
Ongeveer 8,8 beelden/sec. (in modus Snel na elkaar)
Aantal mogelijke opnamen
(volgens CIPA-normen)........... Ongeveer 150 opnamen
Opnamemedia......................... SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart, HC
MMCplus-kaart
Bestandstype........................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's.................................. Exif 2.3 (JPEG)
Films................................... MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens: Linear PCM
(stereo))
Resolutie
Foto's.................................. Hoog: 3648 x 2736, Normaal 1: 2816 x 2112, Normaal 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480, Breedbeeld: 3648 x 2048
• Ingesteld op 1824 x 1368 bij Snel na elkaar, Selectie beste
beeld en Weinig licht
Films................................... Smart Auto, Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1920 x
1080 (24 beelden/sec.*
1
), 1280 x 720 (30 beelden/sec.*
1
),
640 x 480 (30 beelden/sec.*
1
), 320 x 240 (30 beelden/sec.*
2
)
Super Slow Motion: 320 x 240 (240 beelden/sec.*
3
bij opname,
30 beelden/sec.*
2
tijdens afspelen)
Miniatuureffect: 1280 x 720 (opnamen maken: 6 beelden/sec. /
3 beelden/sec. / 1,5 beelden/sec., afspelen: 30 beelden/sec.*
2
),
640 x 480 (opnamen maken: 6 beelden/sec. / 3 beelden/sec. /
1,5 beelden/sec., afspelen: 30 beelden/sec.*
2
)
*1 Werkelijk aantal is 23,976 beelden/sec..
*2 Werkelijk aantal is 29,97 beelden/sec.
*3 Werkelijk aantal is 239,76 beelden/sec.
Interface................................... Hi-Speed USB
HDMI-output
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Norm voor rechtstreeks .......... PictBridge
printen
Voeding ................................... Batterij NB-9L
Voedingsadapterset ACK-DC70
Afmetingen ............................. 101,3 x 58,5 x 22,3 mm
(volgens CIPA-normen)
Gewicht (volgens ..................... Ongeveer 190 gram (incl. batterij en geheugenkaart)
CIPA-normen) Ongeveer 167 gram (alleen camerabehuizing)
Specificaties
176
Batterij NB-9L
Type ........................................ Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning.................. 3,5 V DC
Nominale capaciteit................. 870 mAh
Levensduur van batterij .......... Ongeveer 300 keer
(oplaadcycli)
Bedrijfstemperatuur................. 0 – 40 °C
Afmetingen .............................. 14,6 x 43,1 x 15,3 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 21 gram
Batterijlader CB-2LB/CB-2LBE
Regio’s .................................... CB-2LB: Japan/Noord- en Zuid-Amerika
CB-2LBE: Europa/Azië/Oceanië
Nominale invoer ...................... 100 V – 240 V (50/60 Hz)
8,5 VA (100 V) – 12 VA (240 V)
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominale uitvoer ..................... 4,2 V, 0,7 A
Oplaadtijd ................................ Ongeveer 1 uur en 50 min. (voor NB-9L)
Oplaadlampje .......................... Bezig met opladen: oranje, volledig geladen: Groen
Systeem met twee indicatoren
Bedrijfstemperatuur................. 0 – 40 °C
Afmetingen .............................. 82,0 x 59,0 x 24,5 mm (uitstekende delen: 26,4 mm)
Gewicht ................................... CB-2LB: ongeveer 73 gram
CB-2LBE: ongeveer 67 gram (exclusief netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd
zonder kennisgeving.
177
A
Aansluiting.................36, 117, 118, 136, 156
Accessoires ...............................................40
AE-vergrendeling...............................90, 104
AF J Scherpstellen
AF-kaders .....................................27, 86
AF-vergrendeling ........................88, 164
AFB-modus..............................................164
Afdrukken ................................................136
AF-Punt Zoom ...........................................87
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............. 116
AUTO-modus (Opnamemodus).................26
AV-kabel..................................................117
B
Batterij
Batterijlader.........................................14
Datum/tijd-batterij................................22
Oplaadlampje......................................15
Opladen ..............................................14
Spaarstand .................................53, 147
Batterijlader ...........................................2, 40
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen...........................30, 122
Beveilig .............................................119
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur ..................................150
Beelden bekijken op een tv .............117, 118
Beelden markeren als favoriet.................124
Beelden wissen .................................30, 122
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beelden op een tv.....................117, 118
Diavoorstelling ..................................112
Enkelvoudige weergave......................29
Filterweergave ..................................111
Indexweergave .................................110
Smart Shuffle....................................115
Vergrote weergave ...........................115
Belichting
AE-vergrendeling........................90, 104
Correctie .............................................74
FE-vergrendeling ................................90
Verschuiving .....................................104
Bestandsnummering................................146
Beveilig ....................................................119
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ...................129
i-Contrast ..........................................132
My Colors..........................................131
Rode-Ogen Corr. ..............................133
Trimmen............................................130
Bijgesloten items J Accessoires
Breed (Resolutie).................................76, 77
C
Camera
De camera vasthouden.......................13
Standaardinstellingen .........................52
Camerabeweging ........................28, 58, 152
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum (modus AF Frame)......................86
Compressie (Beeldkwaliteit) ......................76
Continu-opnamen maken ..........................80
AF .......................................................80
LV .......................................................80
Selectie beste beeld ...........................70
Snel na elkaar.....................................69
D
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd
Datum/tijd-batterij................................22
Instelling..............................................21
Toevoegen aan beeld .........................61
Wereldklok ........................................148
Wijzigen ..............................................22
Diavoorstelling.........................................112
Digitale Tele-converter ..............................60
Digitale zoom.............................................59
DPOF...............................................138, 139
Dynamische modus.................................152
E
Extra levendig (opnamemodus).................65
Eye-Fi-kaart.......................................17, 157
Index
Index
178
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling............................... 90, 164
Films
Bekijken (Afspelen)..................... 33, 106
Bewerken.......................................... 107
Filmkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................. 103
Modi.................................................. 100
Opnametijd ................................. 15, 103
Filterweergave......................................... 111
Fisheye-effect (opnamemodus)................. 71
Flitser
Aan ..................................................... 75
Slow sync ........................................... 91
Uit ....................................................... 58
Flora (opnamemodus)............................... 64
Focus check ............................................ 114
Focusvergrendeling................................... 84
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 129
Formatteren (geheugenkaart) ............. 24, 54
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen......................................... 162
G
Geheugenkaarten...................................... 17
Beschikbare opnamen.................. 20, 77
Formatteren.................................. 24, 54
Opnametijd ................................. 32, 103
Geheugenkaarten J Kaart
Geluidsinstellingen .................................... 50
Gezichtsdetectie (modus AF Frame)......... 86
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)........................................ 68
Glimlach (opnamemodus) ......................... 66
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2
Handmatige witbalans............................... 79
I
i-Contrast........................................... 92, 164
Interfacekabel................................ 2, 36, 136
ISO-waarde ....................................... 78, 164
K
Kinderen & dieren (opnamemodus) .......... 63
Kleur Wissel (opnamemodus) ........... 95, 100
Kleuraccent (opnamemodus) ............ 94, 100
Klokfuncties...............................................53
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............. 67
Knipperdetectie ......................................... 93
L
Lampje........................... 44, 45, 47, 149, 150
Lange sluiter (opnamemodus)................... 97
LCD-monitor (scherm)................................. 3
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet.................................................... 156
M
Meetmethode ............................................ 89
Menu
Basishandelingen ...............................49
Lijst ...................................................170
Menu FUNC.
Lijst ...................................................173
Menu................................................... 48
Miniatuureffect (filmmodus).....................101
Miniatuureffect (opnamemodus)................ 72
MultiMediaCard/MMCplus J
Geheugenkaarten
My Category............................................ 125
My Colors .................................................. 81
N
Nachtscene handmatig (opnamemodus) .. 64
O
Opnamen maken
Aantal opnamen ..................... 15, 20, 77
Opname Info.....................................164
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnametijd .................................32, 103
Sjabloon weergeven......................... 151
Opnamen maken via een tv ...................... 84
Overzicht van de onderdelen ....................44
Index
179
P
P (opnamemodus).....................................74
PictBridge ..........................................41, 136
Portret (opnamemodus).............................63
Poster-effect (opnamemodus)................... 65
Problemen oplossen................................159
Programma automatische belichting .........74
R
Raster..............................................151, 164
Reizen naar het buitenland..........15, 40, 148
Resolutie (beeldgrootte) ............................76
Riem ..........................................................13
Rode-Ogen Corr................................92, 133
Roteren....................................................128
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ..........................................46
Informatieweergave ..................164, 166
Menu J Menu FUNC. Menu
Taal van LCD-scherm.........................23
Scherpstellen
AF-kader.......................................27, 86
AF-Punt Zoom ....................................87
AF-vergrendeling ................................88
Servo AF.............................................88
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Selectie beste beeld ..................................70
Sepiakleurig...............................................81
Servo AF....................................................88
Smart Shuffle...........................................115
Sneeuw (opnamemodus) ..........................65
Snel na elkaar............................................69
Software
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken.....................34
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk.........................................2
Installatie.............................................35
Softwarehandleiding .............................2
Spaarstand ........................................53, 147
Standaardinstellingen ................................52
Stereo AV-kabel ..................................2, 117
Stitch Hulp (opnamemodus) ......................98
Strand (opnamemodus).............................64
Super Slow Motion (filmmodus)...............101
T
Taal van LCD-scherm................................23
Transportmodus ........................................80
Trimmen ..................................................130
U
Uitsnede ..................................................151
V
Vergrote weergave ..................................115
Video J Films
Voeding J Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset...........................40, 156
Vuurwerk (opnamemodus) ........................65
W
Weinig licht (opnamemodus) .....................64
Wereldklok...............................................148
Witbalans...................................................79
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ..............62
2 seconden-zelfontspanner ................82
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................68
Knipoogdetectie (opnamemodus).......67
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen ...............................................83
Zoomen .........................................26, 31, 59
Zwart-witfoto's............................................81
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SP9LA280 © CANON INC. 2010

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte 'Veiligheidsmaatregelen'. • Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt raadplegen. NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera. Camera Interfacekabel IFC-400PCU Introductiehandleiding Batterijlader CB-2LB/CB-2LBE Batterij NB-9L (met kapje) Stereo AV-kabel AVC-DC400ST Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Polsriem WS-DC7 Canon garantiesysteemboekje De handleidingen gebruiken Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken. • Softwarehandleiding Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken. • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. • U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten). 2 Lees dit eerst Proefopnamen en disclaimer Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice. LCD-monitor (scherm) • Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....26 Mooie opnamen maken van mensen I V w Portretten Kinderen en dieren Gezichtsuitdrukkingen Op het strand (p. 63) (p. 63) (p. 70) (p. 64) P In de sneeuw (p. 65) Diverse andere opnamen maken Nacht Scene (p. 64) Weinig licht (p. 64) O Flora (p. 64) t Vuurwerk (p. 65) Opnamen maken met speciale effecten Extra levendige kleuren (p. 65) Poster-effect (p. 65) Fisheye-effect (p. 71) Miniatuureffect (p. 72) ● Scherpstellen op gezichten ..............................................26, 64, 86 ● Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen) ..................................................58 ● Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................62, 68, 83 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................61 4 Wat wilt u doen? Weergeven 1 ● De foto's bekijken.........................................................................29 ● Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................112 ● Foto's bekijken op een tv ...........................................................117 ● Foto's bekijken op een computer .................................................34 ● Snel foto's zoeken......................................................................110 ● Foto's wissen .......................................................................30, 122 Films maken en bekijken E ● Films opnemen.....................................................................31, 100 ● Films bekijken ..............................................................................33 ● Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion..............................................................101 Beelden afdrukken 2 ● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................136 Opslaan ● Beelden opslaan op een computer ..............................................34 Overige accessoires 3 ● Geluid uitzetten ............................................................................50 ● De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 148 ● Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................164 5 Inhoudsopgave In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren............................................... 2 Lees dit eerst ........................................... 3 Wat wilt u doen? ...................................... 4 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ....................................... 9 Veiligheidsvoorschriften......................... 10 1 Aan de slag ........................ 13 De batterij opladen................................. 14 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen ................................................. 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) ...................... 17 De batterij plaatsen................................ 18 De geheugenkaart plaatsen................... 19 De datum en tijd instellen ...................... 21 De taal van het scherm instellen............ 23 Geheugenkaarten formatteren............... 24 De sluiterknop indrukken ....................... 25 Foto's maken (Smart Auto).................... 26 Beelden bekijken ................................... 29 Beelden wissen...................................... 30 Films opnemen ...................................... 31 Films bekijken ........................................ 33 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken........................ 34 Accessoires ........................................... 39 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires .... 40 2 Meer informatie.................. 43 Overzicht van de onderdelen................. 44 Schermweergave................................... 46 Lampje ................................................... 47 Menu FUNC. – Basishandelingen ......... 48 6 MENU – Basishandelingen.....................49 De geluidsinstellingen wijzigen...............50 De helderheid van het scherm wijzigen...................................................51 De standaardinstellingen van de camera herstellen ..............................52 De functie spaarstand (Automatisch Uit) ....................................53 Klokfuncties ............................................53 Low Level Format geheugenkaart ..........54 3 Veelgebruikte functies voor opnamen ....................57 De flitser uitzetten...................................58 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) .......................................59 Datum en tijd aan de opname toevoegen...............................................61 De zelfontspanner gebruiken..................62 Opnamen maken in diverse omstandigheden .....................................63 Een glimlach detecteren en opnemen ....66 De knipoogdetectie gebruiken ................67 De gezicht-zelfontspanner gebruiken .....68 Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar) ..........................69 De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Selectie beste beeld) ..........70 Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect)..............71 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ............72 Inhoudsopgave 4 Zelf instellingen selecteren ...........................73 Opnamen maken in Programma automatische belichting..........................74 De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) .......................74 De flitser inschakelen .............................75 Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig) ...................................75 De resolutie wijzigen (Beeldgrootte).......76 De compressieverhouding wijzigen (Image Quality).......................................76 De ISO-waarde wijzigen.........................78 De witbalans aanpassen ........................79 Continu-opnamen maken.......................80 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors).............................................81 Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner...................................82 De zelfontspanner aanpassen ...............83 Opnamen maken via een tv ...................84 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling.....................84 5 Haal meer uit uw camera... 85 De modus AF Frame wijzigen ................86 Het autofocuskader vergroten................87 Opnamen maken met AF-vergrendeling....................................88 Opnamen maken met Servo AF.............88 De meetmethode wijzigen ......................89 Opnamen maken met de AE-vergrendeling ...................................90 Opnamen maken met de FE-vergrendeling....................................90 Opnamen maken met Slow sync............91 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) .................................92 Rode-ogencorrectie ............................... 92 Controleren op gesloten ogen................ 93 De kleur wijzigen en opnamen maken ... 94 Opnamen met lange sluitertijd maken ... 97 Opnamen maken met Stitch-hulp .......... 98 6 Diverse functies voor het opnemen van films............ 99 Films opnemen in de modus E .......... 100 De filmmodus wijzigen ......................... 100 Films in Super Slow Motion opnemen .............................................. 101 Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 101 De filmkwaliteit wijzigen ....................... 103 AE-vergrendeling/belichting ................. 104 Overige opnamefuncties ...................... 105 Afspeelfuncties..................................... 106 Bewerken ............................................. 107 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken.......................... 109 Snel naar beelden zoeken ................... 110 Beelden bekijken met de filterweergave....................................... 111 Diavoorstellingen bekijken ................... 112 De focus controleren............................ 114 Beelden vergroten................................ 115 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)..................................... 115 Beeldovergangen wijzigen ................... 116 Beelden bekijken op een tv .................. 117 Beelden weergeven op een hdtv ......... 118 Beelden beveiligen............................... 119 Beelden wissen.................................... 122 Beelden markeren als favoriet ............. 124 7 Inhoudsopgave Beelden indelen in categorieën (My Category) ................................125 Beelden roteren .............................128 Het formaat van beelden wijzigen ..........................................129 Trimmen.........................................130 Effecten toepassen met de functie My Colors ......................131 De helderheid corrigeren (i-Contrast).....................................132 Het rode-ogeneffect corrigeren......133 8 Afdrukken......................... 135 Beelden afdrukken.........................136 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) ..........................................138 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)..........................139 Toegevoegde beelden afdrukken .......................................142 8 9 De camera-instellingen aanpassen ........................143 De camera-instellingen wijzigen.... 144 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ......................................... 149 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen ......................................... 153 10 Nuttige informatie ...........155 Aansluiten op het lichtnet .............. 156 Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 157 Problemen oplossen ..................... 159 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ....................... 162 Informatieweergave op het scherm .......................................... 164 Voorzorgsmaatregelen.................. 167 Beschikbare functies per opnamemodus .............................. 168 Menu's........................................... 170 Afspeelmodus Menu FUNC. ......... 173 Specificaties .................................. 174 Index ............................................. 177 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. Knop FUNC./SET Knop Omhoog Knop Rechts Knop Links Controleknop  Knop Omlaag • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn • : Tips voor het oplossen van problemen • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen • : Aanvullende informatie • (p. xx): Referentiepagina's ('xx' duidt het paginanummer aan) • In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. • De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 9 Veiligheidsvoorschriften • Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. • • • • • • • • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen. Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om de apparatuur schoon te maken. Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. 10 Veiligheidsvoorschriften • Gebruik alleen de aanbevolen batterij. • Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. • Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst. • Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact komen met de contactpunten of stekker. De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen. • Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld. Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken. • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. • Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40°C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken. • De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand hier lang naar kijkt. 11 Veiligheidsvoorschriften Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor beschadigen. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren. Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade. • Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. • Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. 12 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/de camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera laat vallen. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren. Riem 13 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen. Verwijder het klepje. Plaats de batterij. ● Zorg dat de markering o op de batterij overeenstemt met die op de oplader en plaats dan de batterij door deze naar binnen ( ) en naar beneden ( ) te schuiven. Laad de batterij op. ● Voor CB-2LB: Kantel de stekker naar CB-2LB CB-2LBE buiten ( ) en steek de oplader in een stopcontact ( ). ● Voor CB-2LBE: sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in een stopcontact. X Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint. X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 1 uur en 50 minuten. Verwijder de batterij. ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen ( ) en omhoog ( ) te schuiven. Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. 14 De batterij opladen Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering) Aantal opnamen Circa 150 Circa 4 uur en 30 min. Afspeeltijd • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van de batterij aangeeft. Weergave Betekenis Voldoende opgeladen. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op. 'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de oplader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. • De batterij een lange tijd bewaren: Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken. Koop dan een nieuwe batterij. 15 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u uw camera wilt weggooien, verwijdert u eerst de interne, oplaadbare lithiumbatterij om deze te recyclen volgens de lokale regelgeving. Draai de schroeven van de behuizing los. ● Open het klepje. ● Draai de schroeven aan de zijkanten en de onderkant los. Verwijder het klepje aan de voorkant. ● Open het klepje van de geheugenkaartsleuf. ● Trek het klepje aan de voorkant van de camera los. Raak nooit de flitser aan! Trek het circuitbandje los. Raak nooit de flitser aan. Dit kan een elektrische schok van een hoog voltage tot gevolg hebben. Verwijder de batterij. Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de interne, oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen om deze te recyclen voordat u de camera weggooit. 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) • SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)* • SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)* • SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)* • MultiMediaCards • MMCplus-geheugenkaarten • HC MMCplus-geheugenkaarten • Eye-Fi-kaarten * Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige kaarten mogelijk niet goed. Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt. Info over Eye-Fi-kaarten Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart. Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart. 17 De batterij plaatsen Plaats de meegeleverde batterij. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten ( en omhoog ( ) ) om het te openen. Plaats de batterij. ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten Sluit het klepje. ● Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). De batterij verwijderen ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. 18 De geheugenkaart plaatsen Plaats een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten ( ) en omhoog ( ) om het te openen. Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste Aansluitpunten richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Sluit het klepje. ● Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). De geheugenkaart verwijderen ● Open het klepje en duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort. Laat de kaart vervolgens langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. 19 De geheugenkaart plaatsen Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt? SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart Aantal opnamen 4 GB 1471 16 GB 6026 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 26). Aantal opnamen dat kan worden gemaakt 20 De datum en tijd instellen Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een waarde te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of de controleknop  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 21 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling te wijzigen. ● Als u op de knop n drukt, wordt het menu gesloten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 40), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu [Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen. 22 De taal van het scherm instellen U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm. ● Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop  om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 23 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 157) gaat formatteren, moet u de software van de kaart op een computer installeren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Kies [OK]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. Voltooi het formatteren. X Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. ● Druk op de knop m. 24 De sluiterknop indrukken Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. De sluiterknop indrukken Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna volledig in om de foto te maken. Druk de knop half in (druk lichtjes om de focus in te stellen). ● Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de camera scherpstelt. Druk de knop volledig in (druk volledig in om de foto te maken). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. ● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 25 Foto's maken (Smart Auto) De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het opstartscherm verschijnt. Selecteer de modus A. ● Stel de modusschakelaar in op A. ● Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt. X Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. X De camera stelt scherp op gedetecteerde gezichten en geeft kaders weer rond deze gezichten. X Aan de linker- en rechterzijde van het scherm verschijnen zwarte balken. Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt, Zoombalk 26 zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek) duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie aangeeft, verschijnt op het scherm.) ● Als u de zoomknop helemaal naar j (groothoek) of naar i (telelens) duwt, zoomt u sneller in of uit. Als u de knop een beetje draait, zoomt u langzamer. Foto's maken (Smart Auto) Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Wanneer de camera scherpstelt, hoort u AF-kader tweemaal een piepgeluid en verschijnen er AF-kaders waarop de camera scherpstelt. Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt? Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 165) voor meer informatie over de pictogrammen die verschijnen. 27 Foto's maken (Smart Auto) Wat als... • Wat als de kleuren en helderheid van de beelden niet zijn zoals verwacht? Het compositiepictogram (p. 165) dat op het scherm verschijnt, past wellicht niet bij de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 74). • Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt? Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 86). Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het witte kader zichtbaar. • Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt? Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF). • Wat als het lampje oranje knippert en knippert op het scherm? Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken. • Wat als de camera geen enkel geluid maakt? Als u op de knop n drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop n en kiest u de optie [mute] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te kiezen. • Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i). • Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden. • Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken? De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen. 28 Beelden bekijken U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op q drukt of de controleknop  linksom draait, doorloopt u de beelden in omgekeerde volgorde van opname, van het nieuwste beeld naar het oudste. ● Als u op r drukt of de controleknop  rechtsom draait, doorloopt u de beelden in volgorde van opname, van het oudste beeld naar het nieuwste. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. ● Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de lens wordt ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. Overschakelen naar de opnamemodus • Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus. 29 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om het te wissen beeld weer te geven. Wis het beeld. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om a te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X [Wissen?] verschijnt op het scherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr of draait u aan de controleknop  om [Stop] te selecteren. Daarna drukt u op de knop m. 30 Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen op de filmknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo opgenomen. Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. Selecteer de modus A. ● Stel de modusschakelaar in op A. Resterende tijd Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Maak de opname. ● Druk op de filmknop. Verstreken tijd X U hoort één pieptoon, de camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de filmknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, worden de focus, de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. 31 Films opnemen ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de filmknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen. Microfoon Stop de opname. ● Druk opnieuw op de filmknop. X De camera geeft twee pieptonen en stopt met opnemen. X De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Het onderwerp vergroten tijdens de opname Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen. Als de modusschakelaar is ingesteld op A, verschijnt het pictogram voor de ingestelde compositie (p. 165). De pictogrammen 'In beweging' en 'Veel gezichtsschaduw' verschijnen echter niet. Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie. • Als u tijdens de opname de compositie wijzigt zodat de optimale witbalans niet mogelijk is, drukt u op de filmknop om de opname te stoppen, en start u de opname opnieuw. (Alleen wanneer de filmkwaliteit is vastgelegd op (p. 103)) • U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de modusschakelaar in een andere stand dan A staat (p. 99). • Als de modusschakelaar is ingesteld op E, kunt u elke instelling voor filmopnamen kiezen (p. 99). Geschatte opnametijden Geheugenkaart 4 GB 16 GB 14 min. 34 sec. 59 min. 40 sec. Opnametijd • De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 32 Films bekijken U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. X wordt weergegeven op films. Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een film te selecteren. Druk daarna op de knop m. Speel de film af. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om (afspelen) te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt afgespeeld. ● Als u op de knop m drukt, wordt de film gepauzeerd en verschijnt het filmbedieningspaneel. Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om (afspelen) te selecteren, en druk vervolgens op de knop m om het afspelen te hervatten. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. X Na het einde van de film verschijnt . 33 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Wat als u geen films kunt afspelen op een computer? • Installeer de meegeleverde software (p. 35). • Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit. • Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie. Beelden downloaden naar een computer om te bekijken U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden en te bekijken. Als u al werkt met de meegeleverde software van een andere compacte digitale camera van Canon, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven. Systeemvereisten Windows Besturingssysteem Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de vaste schijf Weergave Windows 7 Windows Vista Service Pack 1 en 2 Windows XP Service Pack 3 Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films) Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits): 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) USB ZoomBrowser EX: 200 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer* PhotoStitch: 40 MB of meer 1.024 x 768 pixels of hoger * Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer. 34 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Macintosh Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.6) Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of CPU hoger (films) RAM Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) Interface USB ImageBrowser: 250 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer PhotoStitch: 50 MB of meer 1.024 x 768 pixels of hoger Vrije ruimte op de vaste schijf Weergave Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. ● Als het scherm [User Account Control/ Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan. 35 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/ Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Dubbelklik op op de cd. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. Sluit de camera aan op de computer. ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grootste stekker van de interfacekabel in de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. 36 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. Open CameraWindow. Windows ● Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow]. Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad. Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven. Klik op op de taakbalk. In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te wijzigen. Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik op [OK]. Dubbelklik op . 37 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Beelden downloaden en bekijken ● Klik op [Import Images from Camera/ Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/ Niet-overgedragen beelden importeren]. X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map Afbeeldingen. ● Wanneer [Image import complete./ Importeren van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK]. Klik daarna op [X] om CameraWindow te sluiten. ● Schakel de camera uit en verwijder de kabel. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het bekijken van beelden op een computer. U kunt uw camerabeelden downloaden, ook zonder de functie voor beeldoverdracht in de meegeleverde software te gebruiken, door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen: • Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden. • Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale richting gedownload. • Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer. • Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software. • Sommige functies in de meegeleverde software, zoals films bewerken en beelden downloaden naar een camera, zijn wellicht niet beschikbaar. 38 Accessoires Meegeleverd bij de camera Polsriem WS-DC7 Batterij NB-9L met kapje* Batterijlader Cd DIGITAL CAMERA CB-2LB/CB-2LBE* Solution Disk Stereo AV-kabel AVC-DC400ST* Interfacekabel IFC-400PCU* *Ook afzonderlijk verkrijgbaar. Geheugenkaart USB-kaartlezer Windows/Macintosh Canon PictBridge-compatibele printers TV HDMI-kabel HTC-100 High-Definition TV 39 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen Batterijlader CB-2LB/CB-2LBE ● Een adapter om de batterij NB-9L op te laden. Batterij NB-9L ● Oplaadbare lithium-ionbatterij. Voedingsadapterset ACK-DC70 ● Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. Accessoires gebruiken in het buitenland De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. 40 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Flitser Krachtige flitser HF-DC1 ● Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht. Overige accessoires HDMI-kabel HTC-100 ● Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-aansluiting van een hdtv. Printers SELPHY-serie Canon PictBridge-compatibele printers ● Als u uw camera aansluit op een Canon PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. Inkjetprinters Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 41 42 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 43 Overzicht van de onderdelen Lampje (p. 62, 68, 82, 83, 149) Lens Zoomknop Opnamen maken: i (telelens) / j (groothoek) (p. 26, 31, 59) Afspelen: k (vergroten) / g (index) (p. 110, 115) Sluiterknop (p. 25) ON/OFF-knop (p. 21) Modusschakelaar Flitser (p. 58, 75) Luidspreker Microfoon (p. 32) Batterijklepje (p. 18) Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 156) Aansluiting statief Klepje geheugenkaartsleuf (p. 19) Riembevestigingspunt (p. 13) Modusschakelaar Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus. Voor het maken van films (p. 31, 99). U kunt de camera instellingen laten selecteren voor volledig automatische opnamen (p. 26). U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de compositie (p. 63) of zelf instellingen kiezen om diverse soorten foto's te maken (p. 57, 73, 85). 44 Overzicht van de onderdelen Scherm (LCD-monitor) (p. 46, 164, 166) Lampje (p. 47) Filmknop (p. 31, 99) A/V OUT- (audio/video-uitgang) / DIGITAL-aansluiting (p. 36, 117, 136) HDMI-aansluiting (p. 118) n-knop (p. 49) 1 (Afspeelknop) (p. 29, 33, 109) Q (Zelfontspanner) (p. 62) / Knop o eu (Scherpstelbereik) (p. 75) / knop q Controleknop (p. 45) m FUNC./SET (Functie/Instellen)-knop (p. 48) h (Flitser) (p. 58, 75) / knop r l (Weergaveknop) (p. 46) / knop p Controleknop Door aan de controleknop te draaien, kunt u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals het selecteren van items of het schakelen tussen beelden. Op een paar bewerkingen na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met de knoppen opqr. Als u in een opnamemodus de controleknop aanraakt, verschijnt op het scherm de functie die is toegewezen aan de positie die u aanraakt. Als u de afspeelmodus activeert, verschijnt gedurende enkele seconden de functie die in de afspeelmodus is toegewezen aan de controleknop. 45 Schermweergave Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 164 voor details over de informatie die op het scherm verschijnt. Opnamen maken Informatieweergave Geen informatieweergave Afspelen Geen Korte informatieweergave informatieweergave Uitgebreide Focuscontroleweergave informatieweergave (p. 114) U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan [terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 151). 46 Lampje Schermweergave in donkere opnameomstandigheden Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 46) knipperen de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder ● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 166) wordt het histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. Lampje Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera. Kleur Groen Oranje Status Brandt Knippert Brandt Knippert Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid/Display uit (p. 147) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) Waarschuwing: camera beweegt (p. 28, 58) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd of opgehaald, of worden gegevens verzonden. U mag dan niet de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 47 Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu ø kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus en afspeelmodus (p. 168 – 171). Open het menu ø ● Druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan Beschikbare opties Menu-items de controleknop  om een menu-item te selecteren en druk vervolgens op de knop m of de knop r. ● Als u bepaalde menu-items kiest, worden er op het scherm vervolgopties weergegeven. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. ● U kunt ook instellingen selecteren door op de knop n te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven. ● Druk op de knop q om terug te gaan naar het menu-item. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCDscherm. 48 MENU – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen (1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus (p. 170 – 173). Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer een tabblad. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop naar links of rechts om een tabblad te selecteren. Kies een item. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een item te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m of r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 49 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [mute]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt. Het volume aanpassen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Volume]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op m. Pas het volume aan. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 50 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Via het menu Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [LCD Helderheid]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [LCD Helderheid] te selecteren. Pas de helderheid aan. ● Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. Via de knop p ● Druk langer dan één seconde op de knop p. X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop p om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p. 51 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad 3, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 117), [Tijdzone] (p. 148) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 145). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 79). • De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 94) of Kleur wisselen (p. 95). • Opnamemodi die zijn ingesteld met de modusschakelaar op 4 of E (p. 63, 100). 52 De functie spaarstand (Automatisch Uit) Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnamen maken Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 147). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 147). Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Houd de knop m ingedrukt. X De huidige tijd verschijnt. ● Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave. Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om de weergavekleur te wijzigen. ● Druk nogmaals op m om de klokweergave te annuleren. Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 53 Low Level Format geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/ leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Selecteer [Low Level Format]. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Low Level Format] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. Start de Low Level Format. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. X Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. Voltooi de Low Level Format. ● Druk op de knop m. 54 Low Level Format geheugenkaart • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. 55 56 3 Veelgebruikte functies voor opnamen Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus A voor de gedeelten 'De flitser uitzetten' (p. 58) t/m 'De zelfontspanner gebruiken' (p. 62). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (p. 168 – 169). • In de gedeelten 'Opnamen maken in diverse omstandigheden' (p. 63) t/m 'Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)' (p. 72) wordt aangenomen dat de bijbehorende modus is geselecteerd. 57 De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. Druk op de knop r. Selecteer !. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om ! te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op het scherm. ● Om de flitser weer aan te zetten, volgt u de bovenstaande stappen om de instelling terug op te zetten. Wat als het het lampje oranje knippert en een knipperende verschijnt? Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. 58 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot ongeveer 40x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 76) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt. X Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert, en de zoomfactor wordt weergegeven op het scherm als u de zoomknop loslaat. Zoomfactor Duw de zoomknop weer naar i. X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof. De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom] te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit]. Als u de optische zoom en de digitale zoom tegelijk gebruikt, is de brandpuntafstand 36 – 1.440 mm, en als u alleen de digitale zoom gebruikt is de brandpuntafstand 36 – 360 mm (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan 35 mm). 59 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) Digitale Tele-converter De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,4x of ongeveer 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 76) en de instellingen van de Digitale Tele-converter. Selecteer [Digitale Zoom]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Digitale Zoom] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Als u deze functie gebruikt bij een ingestelde resolutie van het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven). of , verslechtert • De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x] zijn 50,4 – 504 mm en 82,8 – 828 mm (equivalent aan 35 mm). • U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 60 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21). Selecteer [Datum stempel]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Datum stempel] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm. Maak de opname. X De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2. U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt. • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 139) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Gebruik de printerfuncties om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 61 De zelfontspanner gebruiken De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Druk op de knop o. Selecteer Ò. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om Ò te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Ò op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. X Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen is begonnen, drukt u op de knop o. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 83). 62 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Stel de modusschakelaar in op 4. Selecteer de opnamemodus. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om G te kiezen. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om de modus Opnamen maken te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. V Foto's maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. ● Met de maximale groothoekinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Met de maximale telelensinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 3 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden. 63 Opnamen maken in diverse omstandigheden Foto's maken bij nacht, zonder statief (Nachtscene handmatig) ● Hiermee kunt u mooie foto's maken van nachtelijke stadsgezichten door verschillende continu-opnamen te combineren, wat minder camerabeweging en geluid oplevert. ● Als u een statief gebruikt, kiest u de modus A (p. 26). ● Er wordt een resolutie-instelling van weergegeven, en het beeld wordt vastgelegd met 3648 x 2736 pixels. Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht) ● Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met minder camerabeweging en een scherpe weergave. ● Er wordt een resolutie-instelling van weergegeven, en het beeld wordt vastgelegd met 1824 x 1368 pixels. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. O Foto's maken van flora (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. 64 Opnamen maken in diverse omstandigheden P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. • In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152). • In de modus houdt u de camera stevig vast tijdens de opnamen, waarbij er meerdere beelden na elkaar worden vastgelegd. • In de modus V of kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 78) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. • Als de camerabeweging te sterk is tijdens opnamen in de modus , kunnen de beelden wellicht niet worden gecombineerd of krijgt u wellicht niet de verwachte resultaten, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken met levendige kleuren (Extra levendig) ● Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren. Foto's maken met poster-effect (Poster-effect) ● Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties. 65 Een glimlach detecteren en opnemen Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. Een glimlach detecteren en opnemen De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd, ook zonder dat u op de sluiterknop drukt. Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren en druk daarna langer dan één seconde op de knop n. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Lachdetectie aan]. Richt de camera op een persoon. ● Elke keer als de camera een glimlach detecteert, gaat het lampje branden en wordt een foto gemaakt. ● Druk op de knop o om de lachdetectie te pauzeren. Druk nogmaals op de knop o om de lachdetectie te hervatten. Wat als een glimlach niet wordt herkend? Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn. Het aantal opnamen wijzigen Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op. • Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach. • U kunt ook foto’s maken door gewoon de sluiterknop in te drukken. 66 De knipoogdetectie gebruiken Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd. Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren en druk daarna langer dan één seconde op de knop n. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of er een groen kader verschijnt rondom het gezicht van de persoon die zal knipogen. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Kijk naar de camera en knipoog. X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer 2 seconden nadat een knipoog is gedetecteerd van de persoon waarvan het gezicht omkaderd is. ● Druk op o om het aftellen te annuleren. Wat als een knipoog niet wordt herkend? • Knipoog langzaam. • Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed, of als diegene een bril draagt. 67 De gezicht-zelfontspanner gebruiken Het aantal opnamen wijzigen Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op. • Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog. • Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. • Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt en knipoogt. De gezicht-zelfontspanner gebruiken De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt gedetecteerd (p. 86). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren en druk daarna langer dan één seconde op de knop n. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. 68 Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar) Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen is begonnen, drukt u op de knop o. Het aantal opnamen wijzigen Kies eerst in stap 1 en druk vervolgens op de knoppen op. Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar) U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer 8,8 beelden/seconde terwijl u de sluiterknop volledig ingedrukt houdt. De resolutie-instelling wordt vastgelegd op (1824 x 1368 pixels). Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te kiezen. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. • De instellingen voor scherpstellen, belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de zoompositie kan de opnamesnelheid minder worden. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid minder worden. 69 De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Selectie beste beeld) De camera maakt na elkaar vijf opnamen, detecteert vervolgens diverse aspecten van elke opname zoals de gezichtsuitdrukking, en slaat alleen de foto op die als beste wordt gedetecteerd. De resolutie-instelling wordt vastgelegd op (1824 x 1368 pixels). Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren. Maak de opname. X Wanneer de sluiterknop volledig wordt ingedrukt, maakt de camera na elkaar vijf opnamen waarvan er slechts één wordt opgeslagen. • De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. • Afhankelijk van de opnameomstandigheden krijgt u niet altijd het verwachte resultaat. 70 Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens. Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren. Kies een effectniveau. ● Druk langer dan één seconde op de knop n. X [Effectniveau] verschijnt op het scherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een effectniveau te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. X U kunt het effect op het scherm controleren. Maak de opname. Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 71 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect van een miniatuurmodel krijgt. Selecteer . ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om te selecteren. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk langer dan één seconde op de knop n. X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Druk vervolgens op de knop n. Maak de opname. • Als u voor het scherm in stap 2 op de knoppen qr drukt, kunt u de verticale richting van het kader wijzigen en ook het gebied waarop moet worden scherpgesteld. Als u op de knoppen op drukt, wordt het kader weer in horizontale richting ingesteld. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 72 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op 4 en dat de camera in de modus G is gezet. • G staat voor 'programma automatische belichting'. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (p. 168 – 171). 73 Opnamen maken in Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 1 m – oneindig met een maximale telelens (i). Selecteer de modus G. ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om G te selecteren. Pas de instellingen naar wens aan (p. 75 – 83). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • De flitser inschakelen (p. 75) • Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 78) De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2. Selecteer de belichtingscompensatiemodus. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om # te kiezen. Druk daarna nogmaals op de knop m. Pas de helderheid aan. ● Kijk naar het scherm, druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op de knop m. X De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. 74 De flitser inschakelen U kunt de flitser activeren voor elke opname die u maakt. De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i). Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Na de instelling verschijnt h op het scherm. Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig) Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus. Kies een scherpstelbereik. ● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X Het pictogram voor de ingestelde modus verschijnt. Scherpstelbereik e Circa 1 – 50 cm* u Circa 3 m – oneindig Beschrijving Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp. Alleen onderwerpen verder weg zijn scherp. * Bij een maximale groothoekinstelling (j) van de lens. Bij macro-opnamen kunnen de randen van het beeld donker worden als er wordt geflitst. Hoe kan ik betere close-ups maken? Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 82). Voor macro-opnamen wordt e grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt niet scherpgesteld. 75 De resolutie wijzigen (Beeldgrootte) U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie (beeldgrootte). Selecteer de resolutie-instelling. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. • Als u selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 59) of de Digitale Tele-converter (p. 60) niet gebruiken. • Als u op de filmknop drukt terwijl de camera is ingesteld op , wordt de aspectratio (verhouding) van de weergave gewijzigd. Daarna begint de opname (bij een instelling van [640] of [320] (p. 103)). De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal). Selecteer de compressieverhouding. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. 76 De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) Waarden voor resolutie en compressieverhouding (bij benadering) Resolutie Compressieverhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal opnamen per geheugenkaart 4 GB 16 GB (Hoog) 10M/3648x2736 2.565 1471 6026 1.226 3017 12354 (Normaal 1) 6M/2816x2112 1.620 2320 9503 780 4641 19007 (Normaal 2) 2M/1600x1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Laag) 0.3M/640x480 150 20116 82367 84 30174 123550 1.920 1978 8101 918 4022 16473 (Breedbeeld) 3648x2048 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 – A5 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. 12,7 x 17,9 cm Briefkaartformaat 8,9 x 12,7 cm 77 De ISO-waarde wijzigen Selecteer de ISO-waarde. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt, schemerig. Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker. De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. 78 De witbalans aanpassen Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden. Selecteer de witbalansfunctie. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten. TL licht Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten. TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten. Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop n. X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd. 79 Continu-opnamen maken Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Selecteer een transportmodus. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om W of te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Modus W Continu Maximale snelheid (beelden/sec. bij benadering) 3,7 Continuopnamen AF 0,8 Continuopnamen LV* 0,9 Beschrijving De camera maakt continu opnamen met de ingestelde scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. De camera maakt continu opnamen en wordt scherpgesteld. [AF Frame] is ingesteld op [Centrum]. In de modus t wordt de scherpstelling bij de eerste opname vergrendeld. * In de modus t (p. 65) of AF lock (p. 88), verandert in . • Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 62, 82, 83). • De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 64). • Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de zoompositie kan de camera tijdelijk stoppen met opnemen of kan de opnamesnelheid minder worden. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid minder worden. • Als u flitst, kan de opnamesnelheid minder worden. 80 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. My Colors uit Levendig Neutraal — De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Positief Film Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Levendig Groen Levendig Rood Aangepaste kleur Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 82). • U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 79). • In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. 81 Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner Aangepaste kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Volg stap 2 op p. 81 om te selecteren en druk daarna op de knop n. ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een waarde te selecteren. ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint) het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt. ● Druk op de knop n om de instelling te voltooien. Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt. Selecteer Î. ● Druk eerst op de knop o en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om Î te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Î op het scherm. ● Volg stap 3 op p. 62 om de opname te maken. 82 De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. Selecteer $. ● Druk eerst op de knop o en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om $ te selecteren. Druk vervolgens meteen op de knop n. Selecteer de instellingen. ● Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Beelden] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een waarde te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Volg stap 3 op p. 62 om de opname te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). 83 Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt. • Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden bekijken op een tv' (p. 117). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100 (apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv. De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het AF-kader op het onderwerp groen is. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en beweeg de camera om een nieuwe compositie te maken voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. 84 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op 4 en dat de camera in de modus G is gezet. • In de gedeelten 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 94), 'Opnamen met lange sluitertijd maken' (p. 97) en 'Opnamen maken met Stitch-hulp' (p. 98), wordt aangenomen dat u de modusschakelaar hebt ingesteld op 4 en de bijbehorende modus hebt geselecteerd. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (p. 168 – 171). 85 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk eerst op de knop n en kies [AF Frame] op het tabblad 4. Druk daarna de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezicht det. • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. • Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik. • Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in het midden van het scherm wanneer u de sluiterknop half indrukt. • Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de sluiterknop half indrukt wanneer Servo AF (p. 88) is ingesteld op [Aan] en er geen gezicht wordt herkend. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij; • onderwerpen die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. 86 Het autofocuskader vergroten U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Klein]. • Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 59) of de Digitale Tele-converter (p. 60) gebruikt. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt . Het autofocuskader vergroten Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op de knop n en selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling. ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezicht det.] (p. 86) wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] (p. 86) wordt de inhoud van het centrale AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 59), de Digitale Tele-converter (p. 60) of Servo AF (p. 88) gebruikt, of als de camera is aangesloten op een televisie (p. 84). 87 Opnamen maken met AF-vergrendeling U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. Vergrendel de focus. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop q. X De scherpstelling wordt vergrendeld en % verschijnt op het scherm. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de scherpstelling ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Selecteer [Servo AF]. ● Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Stel scherp. ● De scherpstelling en de belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half indrukt. 88 De meetmethode wijzigen • In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen. • In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader. • Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de sluiterknop en druk deze opnieuw half in. • In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling. • De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de modus Servo AF. • De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 62, 82, 83). De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, meeting maar het midden krijgt meer nadruk. Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader) Spot in het midden van het scherm. Deelmeting 89 Opnamen maken met de AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Selecteer ! (p. 58). Vergrendel de flitsbelichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X Als & verschijnt, is de belichting vergrendeld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Opnamen maken met de FE-vergrendeling Net als met de AE-vergrendeling (p. 90) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor 'Flash Exposure'. Selecteer h (p. 75). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt, wordt de flitsuitvoer vastgehouden. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 90 Opnamen maken met Slow sync Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken. Selecteer …. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om … te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt … op het scherm. Maak de opname. ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152). 91 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Auto] te selecteren. X Na de instelling verschijnt @ op het scherm. In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting mogelijk niet juist aangepast. U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 132). Rode-ogencorrectie U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Rode-Ogen] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Œ op het scherm. 92 Controleren op gesloten ogen Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 132). • Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en vervolgens op de knop n. Controleren op gesloten ogen Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben, wordt weergegeven. Selecteer [Knipperdetectie]. ● Druk op de knop n en selecteer [Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Maak de opname. X Als een persoon met gesloten ogen wordt gedetecteerd, verschijnt er een kader en . • Indien in de modus of $ het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname. • Niet beschikbaar in de modus W, of . 93 De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. Kleur Accent U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit. Selecteer T. ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om T te selecteren. Druk langer dan één seconde op de knop n. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met Kleur Accent worden afwisselend weergegeven. ● De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Opgenomen kleur Geef het kleurengamma op. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om het gewenste kleurengamma te wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm. Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. 94 De kleur wijzigen en opnamen maken Kleur wisselen Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen. Selecteer Y. ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om Y te selecteren. Druk langer dan één seconde op de knop n. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden afwisselend weergegeven. ● Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op die u wilt wisselen. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef de doelkleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. 95 De kleur wijzigen en opnamen maken Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om het gewenste kleurengamma te wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm. • Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken. 96 Opnamen met lange sluitertijd maken U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Selecteer ≈. ● Kies ≈ in stap 1 – 2 op p. 63. Selecteer de sluitertijd. ● Druk eerst op de knop m, druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om de sluitertijd te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Bevestig de belichting. ● Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt de belichting voor de geselecteerde sluitertijd op het scherm. • De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152). Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname. 97 Opnamen maken met Stitch-hulp Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld. Selecteer x of v. ● Volg stap 1 – 2 op p. 63 om x of v te selecteren. Maak de eerste opname. X De belichting en de witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. Maak de volgende opnamen. ● Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt. ● Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen. ● U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde manier. Voltooi de opname. ● Druk op de knop m. Voeg de beelden samen op een computer. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden. Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 84). 98 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op E. • Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om de afspeelmodus te activeren. Films opnemen in een andere modus dan E • Als de modusschakelaar is ingesteld op A, kan de camera automatisch alle instellingen selecteren, zodat u films kunt opnemen (p. 31). • U kunt films opnemen door op de filmknop te drukken. Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu ø en de opnamemenu's, worden dan automatisch gewijzigd naar instellingen voor filmopnamen. • Als u klaar bent met een filmopname, worden de instellingen van vóór de filmopname hersteld. 99 Films opnemen in de modus E Selecteer de modus E. ● Stel de modusschakelaar in op E. Pas de instellingen naar wens aan (p. 100 – 105). Maak de opname. ● Druk op de filmknop. ● Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen met filmen. De filmmodus wijzigen U kunt kiezen uit vijf filmmodi. Selecteer een filmmodus. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om E te kiezen. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een modus te kiezen. Druk daarna op de knop m. E Standaard De normale modus. Super Slow Motion Legt momenten met hoge snelheden vast voor afspelen in slow motion (p. 101). Miniatuureffect U kunt films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (p. 101). > Kleuraccent z Kleur wisselen In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 94) voor meer informatie. Kies de kleur die u wilt behouden of wilt wijzigen voordat u start met filmen. In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals verwacht in de modi > en z. • Als u in de modus op de filmknop drukt, wordt een film opgenomen in E. • Zelfs als u op de filmknop drukt als u zich in de modus T of Y bevindt, kunt u films opnemen met de optie Kleuraccent (p. 94) of Kleur wisselen (p. 95). 100 Films in Super Slow Motion opnemen U kunt opnamen maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion. De maximale cliplengte die u kunt opnemen, is ongeveer 30 seconden, wat gelijk staat aan ongeveer 4 minuten afspelen in slow motion. Kies . ● Volg de stappen voor 'De filmmodus wijzigen' op p. 100 om te kiezen. Maak de opname. ● Druk op de filmknop. ● Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen met filmen. Films in Super Slow Motion bekijken • De film wordt in slow motion afgespeeld als u stap 1 – 3 op p. 33 volgt. • U kunt de meegeleverde software gebruiken om de afspeelsnelheid te wijzigen van films die zijn opgenomen in . Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Zelfs als u op de zoomknop drukt, werkt de zoom niet tijdens het opnemen van films. • De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer de filmknop wordt ingedrukt. Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) U kunt films opnemen die lijken op bewegende miniatuurmodellen. U zorgt voor het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de opname te kiezen die wazig worden weergegeven en de afspeelsnelheid, waardoor mensen en objecten tijdens het afspelen snel bewegen. Er wordt geen geluid opgenomen. Kies . ● Volg de stappen voor 'De filmmodus wijzigen' op p. 100 om te kiezen. 101 Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk langer dan één seconde op de knop n. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Kies een afspeelsnelheid. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een afspeelsnelheid te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het instellingenscherm. Maak de opname. ● Druk op de filmknop. ● Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen met filmen. Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijden (voor clips van 1 minuut) Snelheid Afspeeltijd 12 sec. 6 sec. 3 sec. • Als u voor het scherm in stap 2 op de knoppen qr drukt, kunt u de verticale richting van het kader wijzigen en ook het gebied waarop moet worden scherpgesteld. Als u op de knoppen op drukt, wordt het kader weer in horizontale richting ingesteld. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 102 De filmkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit vier instellingen voor filmkwaliteit. Kies de instelling voor de filmkwaliteit. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het scherm. Filmkwaliteittabel Filmkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Beschrijving 1920 x 1080 pixels, 24 beelden/sec. Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit. 1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit. 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. 320 x 240 pixels (30 beelden/sec.) In dit geval is de opnameresolutie lager dan in , waardoor de filmkwaliteit grof lijkt, maar u kunt ongeveer drie keer zo lang opnemen. Geschatte opnametijd Filmkwaliteit Opnametijd 4 GB 14 min. 34 sec. 16 GB 59 min. 40 sec. 20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec. 43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec. 1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of , en ongeveer 1 uur wanneer is opgenomen in of • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 103 AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 voordat u een opname maakt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. Vergrendel de belichting. ● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten, drukt u op de knop r om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop r om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Kijk naar het scherm en draai aan de controleknop  om de belichting in te stellen. Maak de opname. ● Druk op de filmknop. ● Druk nogmaals op de filmknop om te stoppen met filmen. 104 Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. In de modi , , > en z kunnen de functies die zijn voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • Nader inzoomen op het onderwerp - De optische en digitale zoomfuncties (p. 59) zijn beschikbaar in E. - Alleen de optische zoomfunctie is beschikbaar in > en z. - De optische en digitale zoomfunctie zijn niet beschikbaar bij het maken van opnamen in . Stel de optische zoom in voordat u opnamen gaat maken. - Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • De zelfontspanner gebruiken (p. 62)* • Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig) (p. 75) De functies macro-opnamen en oneindig zijn niet beschikbaar in • De witbalans aanpassen (p. 79) . • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 81) • Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 82)* • De zelfontspanner aanpassen (p. 83) Het aantal opnamen kan niet worden gewijzigd. • Opnamen maken via een tv (p. 84)* • Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 88) • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 149)* • De sjabloon weergeven (p. 151)* [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 152)* U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit]. 105 Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • Beelden wissen (p. 30) • Snel naar beelden zoeken (p. 110) • Beelden bekijken met de filterweergave (p. 111) • Diavoorstellingen bekijken (p. 112) • Beeldovergangen wijzigen (p. 116) • Beelden bekijken op een tv (p. 117) • Beelden weergeven op een hdtv (p. 118) • Beelden beveiligen (p. 119) • Beelden wissen (p. 122) • Beelden markeren als favoriet (p. 124) • Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125) • Beelden roteren (p. 128) Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken' (p. 33) Afsluiten Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr of de controleknop Â; geluid wordt niet afgespeeld) Het eerste beeld weergeven Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Het laatste beeld weergeven * Bewerken (p. 107) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 136). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 106 Bewerken U kunt het begin en het einde van opgenomen films bijsnijden. Kies *. ● Volg stap 1 – 3 op p. 33 om * te kiezen en druk daarna op de knop m. X Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Filmbewerkingspaneel Stel het bewerkingsbereik in. ● Druk op de knoppen op en selecteer of . ● Druk op de knoppen qr of draai aan de Bewerkingsbalk voor films controleknop  om te verplaatsen. wordt weergegeven op een punt waar u de film kunt bewerken. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. 107 Bewerken Controleer de bewerkte film. ● Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Sla de bewerkte film op. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. • Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 40). 108 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (p. 129 – 133) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 109 Snel naar beelden zoeken Naar beelden zoeken in de Indexweergave U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven. Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. ● Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer u de zoomknop naar g duwt. ● Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer u de zoomknop naar k duwt. Selecteer een beeld. ● Draai aan de controleknop  om naar een ander beeld te gaan. ● Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren. X Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld. ● Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Naar beelden zoeken met de controleknop Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen). Selecteer een beeld. ● Als u op de camera de enkelvoudige weergave instelt en snel aan de controleknop  draait, worden de beelden weergegeven zoals u hier links ziet. Draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. ● Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Als u tijdens het bladeren op de knoppen op drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis van de opnamedatum. Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit]. 110 Beelden bekijken met de filterweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 119) of verwijderen (p. 122) terwijl ze worden gefilterd. Selecteer ‚. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om ‚ te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een filter. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een filter te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Bekijk de gefilterde beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een afspeelfilter te selecteren. Druk vervolgens op de knop m (behalve voor ). X De filterweergave wordt gestart en er wordt een geel kader weergegeven. ● Als u op de knoppen qr drukt of aan de controleknop  draait, worden alleen de geselecteerde doelbeelden weergegeven. ● Als u bij stap 2 kiest, wordt de filterweergave geannuleerd. Zoekfilters Favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 124). Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen. ; My Category Bestandstype Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 125). Geeft alleen foto's of films weer. Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren? Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd. 111 Diavoorstellingen bekijken Filterweergave In de filterweergave (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar beelden zoeken' (p. 110), 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 112) en 'Beelden vergroten' (p. 115). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 119), 'Beelden wissen' (p. 122) of 'Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)' (p. 139), als u alle gefilterde beelden selecteert. Als u echter een andere categorie kiest (p. 125) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw beeld (p. 129), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave geannuleerd. Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Kies .. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om . te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een overgangseffect. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een effect te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld...] verschijnt. ● In de filterweergave (p. 111) worden alleen beelden weergegeven die overeenkomen met een filter. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/ opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de controleknop  draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren. • De spaarstand (p. 53) werkt niet tijdens diavoorstellingen. 112 Diavoorstellingen bekijken Instellingen wijzigen U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden. Selecteer [Diavoorstelling]. ● Druk op de knop n, selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen. ● Als u [Start] selecteert en op de knop m drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw instellingen gestart. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect]. 113 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. Druk op de knop p om naar de focuscontroleweergave te gaan (p. 46). X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Schakel tussen kaders. ● Duw de zoomknop één keer naar k. X Het scherm links wordt weergegeven ● Druk op de knop m om naar een ander kader te gaan wanneer er meerdere kaders worden weergegeven. Wijzig het vergrotingsniveau of de locatie. ● Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop, en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 114 Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De schermweergave zoomt in op het beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te Geschatte locatie van weergegeven gebied zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Door aan de controleknop  te draaien, kunt u tussen de ingezoomde beelden schakelen. U kunt onmiddellijk terugkeren naar de enkelvoudige weergave door op de knop n te drukken terwijl het beeld is vergroot. Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld. Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities. Selecteer . ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X Er verschijnen vier beelden als mogelijkheid. 115 Beeldovergangen wijzigen Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen opqr om het beeld te selecteren dat u wilt weergeven. X Het gekozen beeld verschijnt in het midden, en de volgende vier mogelijkheden verschijnen. ● Als u op de knop m drukt, verschijnt het middelste beeld op volle grootte. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave. U kunt de zoomknop ook op dezelfde manier gebruiken. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. • U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn gemaakt. • is niet beschikbaar in de volgende situaties: - als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn gemaakt; - als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle; - tijdens de filterweergave. Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer [Overgang] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren. 116 Beelden bekijken op een tv Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. Geel Geel Wit Rood Rood Wit ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding. Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 117 Beelden weergeven op een hdtv Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. ● Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-aansluiting van de tv. Geef beelden weer. ● Volg stap 3 en 4 op p. 117 om de beelden weer te geven. De meegeleverde stereo AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten op een hdtv. 118 Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist (p. 30, 122). Beveilig het beeld. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om : te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X [Beveiligd] verschijnt op het scherm. ● Om de beveiliging op te heffen, volgt u de bovenstaande stappen om nogmaals : te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Als u de geheugenkaart formatteert (p. 24, 54), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist. Via het menu Selecteer [Beveilig]. ● Druk op de knop n om [Beveilig] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. 119 Beelden beveiligen Selecteer de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Beveilig het beeld. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 119 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Kies het eerste beeld. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. 120 Beelden beveiligen Selecteer het laatste beeld. ● Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. Beveilig de beelden. ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Beelden selecteren met de controleknop  U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop  te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Volg stap 2 op p. 119 om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Beveilig] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd. 121 Beelden wissen U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 119) kunt u niet wissen. Een selectiemethode selecteren Selecteer [Wissen]. ● Druk op de knop n om [Wissen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Kies een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer een beeld. X Als u stap 2 op p. 120 volgt om beelden te selecteren, verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Wis de beelden. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 122 Beelden wissen Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 122 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Wis de beelden. ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Volg stap 2 op p. 122 om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wis de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 123 Beelden markeren als favoriet Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 111). Kies de instelling. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna Via het menu op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X [Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op het scherm. ● Om de markering van het beeld op te heffen, volgt u de bovenstaande stap om nogmaals te selecteren en drukt u op de knop m. Selecteer [Favorieten]. ● Druk op de knop n om [Favorieten] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 124 Beelden indelen in categorieën (My Category) Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet. Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren ( ) (met uitzondering van films). Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in de filterweergave (p. 111) en alle beelden tegelijk verwerken met behulp van de onderstaande functies. • Diavoorstellingen bekijken (p. 112), Beelden beveiligen (p. 119), Alle beelden wissen (p. 122), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 139) Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden. : Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in de modus I of V. : Beelden gedetecteerd als , of in de modus A of beelden die zijn opgenomen in de modus of O. : Beelden die zijn opgenomen in de modus w, P of t. Kies ;. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om ; te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Selecteer een categorie. ● Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . 125 Beelden indelen in categorieën (My Category) Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'. Via het menu Selecteer [My Category]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. Selecteer een categorie. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een categorie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. 126 Beelden indelen in categorieën (My Category) X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 126 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Selecteer een categorie. ● Druk eerst op de knop p om een item te selecteren, en gebruik daarna de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een categorie te selecteren. Selecteer de instelling. ● Druk op de knop p om [Selecteer] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. 127 Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Kies \. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om \ te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr om het beeld 90° in de geselecteerde richting te draaien. ● Druk op de knop m om de instelling vast te leggen. Via het menu Selecteer [Roteren]. ● Druk op de knop n om [Roteren] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° gedraaid. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Films met een resolutie van 128 of kunnen niet worden gedraaid. Het formaat van beelden wijzigen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n om [Veranderen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [Ja] te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 76), of die in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet worden bewerkt. 129 Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. Selecteer [Trimmen]. ● Druk op de knop n, selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Snijgebied Pas het snijgebied aan. X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden. X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder. Weergave van snijgebied ● U kunt het kader kleiner of groter maken door de zoomknop naar links of rechts te duwen. Resolutie na bijsnijden ● Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen. ● Met de knop m wijzigt u de richting van het kader. ● In een beeld met gedetecteerde gezichten verschijnen grijze kaders rond de gezichten linksboven in het beeld. U kunt deze kaders gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen tussen kaders door aan de controleknop  te draaien. ● Druk op de knop n. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 129. 130 Effecten toepassen met de functie My Colors • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van of (p. 77), of beelden die zijn omgezet naar (p. 129) kunnen niet worden bewerkt. • De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3. • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. Effecten toepassen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 81 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menuoptie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 129. Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur. De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 81). 131 De helderheid corrigeren (i-Contrast) De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 129. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet juist aangepast. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. 132 Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. Corrigeer het beeld. ● Druk op de knop m. X Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in 'Beelden vergroten' (p. 115). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Volg stap 5 op p. 129. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 133 134 8 Afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 41). Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers 135 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 2). Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grotere stekker van de interfacekabel in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. Selecteer het beeld dat u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. 136 Beelden afdrukken Kies 2. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om 2 te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Print] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 tot en met 7 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. • Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie over afdrukken. • Zie p. 41 voor Canon PictBridge-compatibele printers. • Indexafdrukken (p. 139) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar). 137 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu ø. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren. Kies c (video's zijn uitgesloten). ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op of draai aan de controleknop  om 2 te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Voeg beelden toe aan de afdruklijst. ● Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken te selecteren, druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [Toevoegen] te selecteren en druk op de knop m. ● Als u het toevoegen van beelden wilt annuleren, herhaalt u stap 1 en 2 en drukt u op de knoppen qr of draait u aan de controleknop  om [Verwijderen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt geen beelden toevoegen als de camera op de printer is aangesloten. 138 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 142) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op de knop n om [Print instellingen] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instellingen. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een menu-item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Standaard Afdruktype Datum File No. Wis DPOF data Hiermee drukt u één foto per pagina af. Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Aan Uit Aan Uit Aan Uit Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. — Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. — Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. — • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in de afdrukken. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af. 139 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 21). • Films kunnen niet aan een afdruklijst worden toegevoegd. Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op de knop n om [Sel. beeld & aantal] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt op het scherm. Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren (zoals getoond in stap 2). ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. 140 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● In stap 1 op p. 140 kiest u [Select. Reeks]. Druk vervolgens op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden]. ● In stap 1 op p. 140 selecteert u [Sel. alle beelden]. Druk vervolgens op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties]. ● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op p. 140 en druk vervolgens op de knop m. Alle selecties worden gewist. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 141 Toegevoegde beelden afdrukken U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de afdruklijstdoor de camera aan te sluiten op een PictBridge-compatibele printer (p. 138 – 141). Aantal af te drukken exemplaren Sluit de camera aan op de printer. ● Volg stap 1 – 4 op p. 136. Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op om [Print nu] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 142 9 De camera-instellingen aanpassen U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 143 De camera-instellingen wijzigen U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 49). Geluiden wijzigen U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen. ● Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 1 Vooringestelde geluiden (kunnen niet worden gewijzigd) 2 Vooringestelde geluiden U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 2). Hints en tips uitschakelen Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 49), verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 144 De camera-instellingen wijzigen Het opstartscherm wijzigen U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qrof draai aan de controleknop  om een optie te selecteren. Geen opstartbeeld 1 Vooringestelde beelden (kunnen niet worden gewijzigd) 2 Vooringestelde beelden U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen. Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [2] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien. Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert. 145 De camera-instellingen wijzigen Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Auto reset Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24). • Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. Mappen maken volgens opnamedatum Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum. ● Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren. ● Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt. 146 De camera-instellingen wijzigen De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. De Spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 53) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Automatisch Uit] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen. Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 53). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Display uit] te selecteren. Gebruik de knoppen qr om een tijd te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te selecteren om de batterij te sparen. 147 De camera-instellingen wijzigen De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen. Stel de thuistijdzone in. ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om de thuistijdzone te selecteren. ● Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om selecteren. te ● Druk op de knop m. Stel de wereldtijdzone in. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [ Wereld] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop  om de bestemmingstijdzone te selecteren. ● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1. ● Druk op de knop m. Selecteer de wereldtijdzone. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. X verschijnt op het opnamescherm (p. 164). 148 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd. Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 49). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (p. 168 – 171). De focusinstelling veranderen De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. ● Selecteer [Continu] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Aan Aangezien de camera continu scherpstelt tot u de sluiterknop half indrukt, kunt u opnamen maken zonder mooie fotokansen te missen. Uit De camera stelt niet continu scherp, zodat u de batterij spaart. Het AF-hulplicht uitschakelen Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 149 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Lamp Aan] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De weergaveduur van het beeld meteen na de opname wijzigen U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname worden weergegeven. ● Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 150 2–10 sec. Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer. Vastzetten Het beeld wordt weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. Uit De beelden worden niet weergegeven. Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Uit Geeft alleen het beeld weer. details Uitgebreide informatieweergave (p. 166). Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, Focus check zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'De focus controleren' (p. 114). De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden. ● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. • In Raster Een raster wordt over het scherm geplaatst. Uitsnede Boven en onder in het scherm verschijnen grijze balken. Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. Beide De rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede worden beide weergegeven. kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. 151 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt de effecten meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Bij het opnemen van films worden sterke camerabewegingen ook verminderd door de camera, bijvoorbeeld als u loopt (Dynamische modus). Opname* Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan* Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. * De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films opneemt. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. Bij het opnemen van films wordt het effect groter als u de zoomknop naar j beweegt en uitzoomt. 152 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te drukken (p. 49). Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint ● Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. 153 154 10 Nuttige informatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen. 155 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC70 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterij. Schakel de camera uit. Aansluitpunten Plaats de koppeling. ● Volg stap 1 op p. 18 om het klepje te openen, en plaats de koppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. ● Volg stap 3 op p. 18 om het klepje te sluiten. Sluit het snoer aan op de koppeling. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● Schakel de camera in als u deze wilt gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. 156 Een Eye-Fi-kaart gebruiken Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17). Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar een webservice. Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant. Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt. • Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 158), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen. • Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie. • Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht worden onderbroken. • Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden. • Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik. • De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten. Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm (korte informatieweergave). (Grijs) Niet verbonden (Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt (Wit) Stand-by voor overdracht (Bewegend) Bezig met overdracht Onderbroken Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.) verschijnt in de overgedragen beelden. De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 53). 157 Een Eye-Fi-kaart gebruiken Verbindingsgegevens controleren U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart controleren. Selecteer [Verbindingsinfo]. ● Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Verbindingsinfo] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm Verbindingsinfo verschijnt. Eye-Fi-overdracht uitschakelen U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen. Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.]. ● Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop  om [Eye-Fi trans.] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt? [Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst. Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de verbindingsstatus van de kaart niet controleren of [Eye-Fi trans.] op [Uit] instellen als het schuifje in de vergrendelstand staat. 158 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • • • • Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15). Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18). Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18, 19). Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. De batterij is snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 18, 19). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 117). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Druk in de afspeelmodus (p. 23) de sluiterknop half in (p. 25). Het scherm is uit (p. 159). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 47). De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren of verschijnen er mogelijk horizontale lijnen op het scherm. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28). verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 58). • • • • Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 152). Stel de flitser in op h (p. 75). Verhoog de ISO-waarde (p. 78). Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 152). 159 Problemen oplossen Het beeld is wazig. • Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (p. 25). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 174). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 149). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 84, 88). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Stel de flitser in op h (p. 75). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 74). Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 92, 132). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 89, 90). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 58). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 74). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 89, 90). Verminder de belichting van het onderwerp. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 75). • Verhoog de ISO-waarde (p. 78). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 75). • Stel de flitser in op ! (p. 58). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 78). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 64, 65). Ogen worden rood weergegeven (p. 92). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 150). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. 160 Problemen oplossen Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54). Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu ø. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg 'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (p. 168 – 171). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 24, 32). verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen: • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54). • Wijzig de instelling voor de filmkwaliteit (p. 103). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 103). Onderwerpen worden vervormd weergegeven. • Het onderwerp ziet er mogelijk vervormd uit als het tijdens de opname snel door het beeld van de camera loopt. Dit is niet het gevolg van een storing. Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze camera (p. 54). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films. Computer Kan beelden niet overdragen naar een computer. Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren. Houd vervolgens de knop n ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat wordt weergegeven op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop m. Eye-Fi-kaart Kan geen beelden overdragen (p. 157). 161 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 19). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 19, 20). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 19). Geheugenkaart fout (p. 54) • Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 19). Te weinig kaartruimte • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (p. 26, 31, 57, 73, 100) of beelden te bewerken (p. 129 – 133). Wis de beelden (p. 30, 122) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19). Vervang \ Verwissel accu (p. 15) Geen beeld. • Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 119) Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/RAW afspelen • Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle (p. 115), te markeren als favoriet (p. 124), te roteren (p. 128), te bewerken (p. 129 – 133), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 145), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 138). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. • Films kunnen niet worden vergroot (p. 115), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 115), bewerkt (p. 129 – 133), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 138, 139) of toegewezen aan het opstartscherm (p. 145). 162 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Ongeldig selectiebereik • Bij het selecteren van de selectiereeks (p. 120, 123, 127, 141) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. Selectielimiet bereikt • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 140). • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 140). • U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 119), Wissen (p. 122), Favorieten (p. 124), My Category (p. 125) en Afdrukinstellingen (p. 138, 140). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 146) of formatteer de geheugenkaart (p. 24). Lens fout • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. Camerafout gedetecteerd (Foutnummer) • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 163 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) DATUM Batterij-oplaadlampje (p. 15) Camerastand* Witbalans (p. 79) My Colors (p. 81) Transportmodus (p. 80) Waarschuwing: camera beweegt (p. 28) Meetmethode (p. 89) Beeldkwaliteit (Compressie) (p. 76) / Resolutie (p. 76) Foto's: Aantal opnamen (p. 15, 77) Eye-Fi verbindingsstatus (p. 157) Filmkwaliteit (p. 103) * Films: Resterende tijd (p. 32, 103) AF-kader (p. 86) Spotmetingpuntkader (p. 89) Digitale zoom (p. 59) / Digitale Tele-converter (p. 60) Scherpstelbereik (p. 75), AF lock (p. 88) Opnamemodus (p. 168), Compositiepictogram (p. 165) Flits mode (p. 58, 75, 91) Rode-ogencorrectie (p. 133) Datum stempel (p. 61) ISO-waarde (p. 78) Zelfontspanner (p. 62, 82, 83, 68) Disp. Sjabloon (p. 151) AE-vergrendeling (p. 90), FE-vergrendeling (p. 90) Sluitertijd Diafragmawaarde Belichtingscompensatie (p. 74) i-Contrast (p. 92) Verstreken tijd film in Super Slow Motion (p. 101) Zoombalk (p. 26) Knipperdetectie (p. 93) Tijdzone (p. 148) Beeldstabilisatie (p. 152) Belichtingsschuifbalk : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. 164 Informatieweergave op het scherm Compositiepictogrammen In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp. Onderwerp Mensen NietAchterOnderwerpen menselijke Veel grondkleur In van dichtbij onderwerpen/ gezichtspictogram beweging shaduw landschappen Achtergrond Helder Grijs Tegenlicht — Inclusief blauwe luchten Lichtblauw Tegenlicht — Zonsondergangen — — Oranje Spotlights Donkerblauw Donker Met een statief * — * — * Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst. 165 Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) Afdruklijst (p. 138, 139) My Category (p. 125) Opnamemodus (p. 168) ISO-waarde, (p. 78) afspeelsnelheid (films) (p. 101) Belichtingscompensatie (p. 74), Belichting (p. 104) Witbalans (p. 79) Histogram (p. 47) Compressie (beeldkwaliteit) (p. 76) / Resolutie (p. 76), MOV (films) 166 Eye-Fi-overdracht voltooid (p. 157) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Meetmethode (p. 89) Mapnummer – bestandsnummer (p. 146) Nummer van weergegeven beeld / totaal aantal beelden Sluitertijd, filmkwaliteit, aantal beelden (films) (p. 103) Diafragmawaarde Flitser (p. 75) i-Contrast (p. 92, 132) Scherpstelbereik (p. 75) Bestandsgrootte (p. 77, 103) Foto's: Resolutie (p. 76) Films: Filmlengte (p. 103) Beeld bewerken (p. 129 – 133) Beveilig (p. 119) Favorieten (p. 124) My Colors (p. 81, 131) Rode-ogencorrectie (p. 92, 133) Opnamedatum en –tijd (p. 21) Voorzorgsmaatregelen • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. 167 Beschikbare functies per opnamemodus 4 Opnamemodi A G I V { { { { — — — { — { — { — — — — AE-vergrendeling/belichting (p. 104) { — — — — AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (p. 90) — { — — — — — { — { { { { { { { { { — { — { — { — e *2 { — { — { — { — { — { — { — { — { u { { — { — { — { — { — — { — — — — — { — { { — { — { — { — { — Functie Zelfontspanner (p. 62, 68, 82, 83) Flitser (p. 58, 75, 91) Ò Î $ h … ! Scherpstelbereik (p. 75) AF lock (p. 88) { { Menu FUNC. Meetmethode (p. 89) { { { { { { { { — { — — — — — Witbalans (p. 79) { — { { — { — { — { — { — ISO-waarde (p. 78) { — { { — { — { — { — { — Belichtingscompensatie (p. 74) — { { { { { { { — { — { — Transportmodus (p. 80) { — { { { — — — — { { { — — — { My Colors (p. 81) W { { Resolutie (p. 76) { { { { { { Filmkwaliteit (p. 103) { { { { { { { Compressieverhouding (p. 76) { { { { { { { *1 Het aantal opnamen kan niet worden opgegeven en de vertraging kan niet worden ingesteld op 0 seconden. *2 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt gewijzigd in … afhankelijk van de omstandigheden. *3 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt gewijzigd in … wanneer de flitser flitst. *4 Witbalansgegevens kunnen niet worden vastgelegd. *5 168 Beschikbare functies per opnamemodus 4 E TY w O P t ≈ xv E >z — — { { { { { { { { { { { { { { { { — — { — { — *1 *1 { — { — *1 *1 — { — *1 — { — *1 — { — *1 — { — *1 — { — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { — — — — — — — { { { { { { { { — — — — — — — { — — — { — { — { — { — { — { — — — — — — { — { — { — { — { — — — — * 3 { — — — — { { — { — { — { — { — { { — { — { — { — { — { — { { — — — — { { { { — { { — { — { — { — { { — { — { — { — { — { { { { { — — — — — — — — — — — { { — { { — { — { { — { — { { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { { { — { — { — { — Menu FUNC. { — { — { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — { { { — — — { { — { — { { — { — { — { — { — { — { — { — { { { { — { { { *4 { { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — — { { { — — { { { { { { — { — — — — — { { { { { { { { { { — — { { { { { { { { { { { — — { — { — — { — { — — — — — — { { { { { { { { { *5 — — — — — — *6 *6 *7 *6 { { { { { { { { { { *8 { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { *9 *10 { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { *6 De resolutie wordt ingesteld op *7 Ingesteld op *8 De resolutie-instelling *9 Ingesteld op *10 of . . kunt u niet selecteren. . is niet beschikbaar. { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd 169 Menu's 4 Opnamemenu 4 Opnamemodi A Functie AF-kader (p. 86) G I V Gezicht det. *1 { { { { { { Centrum — { { { — — — — { — — — — — Standaard { { { { { { { Uit { { { { { { { Digitale Tele-converter (1.4x/2.3x) { { { { { { { AF-Punt Zoom (p. 87) Aan/Uit { { { — { { { Servo AF (p. 88) Aan/Uit *3 { { *4 — — — Continu (p. 149) Aan/Uit *4 { { — *4 *4 *4 AF-hulplicht (p. 149) Aan/Uit { { { { *4 { { Flits Instellingen (p. 92, 150) Rode-Ogen Aan/Uit { { { { { { { Lamp Aan Aan/Uit { { { { { { { i-Contrast (p. 92) Auto/Uit *5 { — — — — — Bekijken (p. 150) Uit/2-10 sec./Vastzetten { { { { { { { Terugkijken (p. 151) Uit/Details/Focus check { { { { { { { Knipperdetectie (p. 93) Aan/Uit { { { { { { { Sjabloon weergeven (p. 151) Raster { { { { { { { Uitsnede { { { { { { { Continu/Uit *6 { { { { { { Opname/Pan — { { { { { { Uit/Datum/Datum & Tijd { { { { { { { Grootte AF Frame (p. 87) Normaal/klein Digitale zoom (p. 59) IS modus (p. 152) Datum stempel (p. 61) *1 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd. *2 Alleen beschikbaar voor maken van foto's. *3 [Aan] wanneer beweging wordt gedetecteerd. *4 Ingesteld op [Aan]. *5 Ingesteld op [Auto]. *6 Ingesteld op [Continu]. 170 Menu's 4 E w O P t ≈ { — { — * 2 2 * — { { { { { *2 *2 — *2 — — — — — — — — — — — { { { { { — { — — — { { { { { { { { { { { — { { { { { — — — — — TY { { { * 1 { { { — — { { { — — { { { { { — { — — — — — — — — — — — — — { { — — { { { { { { { { — — — — { { — — xv E >z *2 { { — { { { { — — { { { — { — — — — — — — — { { { { — — { { { — — — — — — — *4 *4 { — { { { { { { { { — { { *4 *4 *4 *4 { { { { { { { { { { { { — { { { { { { — — — { { { — — — { { { — { — — — — — — — — { { { { { { { { { — { { — — — — *5 *5 — *5 — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { { — — — — { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — { { { { — — { { { — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — { { *6 { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — { { { { { { { { { { — — — — — { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd 171 Menu's 3 Menu Instellen Beschrijving Zie pagina mute Volume Geluidsopties Item Aan/Uit* Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 50 p. 50 p. 144 Hints en tips LCD Helderheid opstart scherm Aan*/Uit Instellen binnen een bereik van ±2. Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 144 p. 51 p. 145 Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd. p. 24, 54 Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 146 Maak folder Lens intrekken Maandelijks*/Dagelijks 1 min.*/0 sec. p. 146 p. 147 Spaarstand Tijdzone Datum/Tijd Video Systeem Eye-Fi instellingen Taal Reset alle * Standaardinstelling Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min Thuis*/Wereld Datum- en tijdinstellingen NTSC* / PAL Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst) Weergavetaal selecteren. Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 53, 147 p. 148 p. 22 p. 117 p. 157 p. 23 p. 52 2 Menu Afdrukken Item Print Sel. beeld & aantal Select. Reeks Sel. alle beelden Wis alle selecties Afdrukinstellingen 172 Beschrijving Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op een printer). Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. Alle beelden selecteren voor afdrukken. Alle instellingen voor afdrukken annuleren. Hiermee stelt u de afdrukstijl in. Zie pagina — p. 140 p. 141 p. 141 p. 141 p. 139 Afspeelmodus Menu FUNC. 1 Menu Afspelen Item Beschrijving Zie pagina Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 112 Wissen Beveilig Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) p. 122 p. 119 Roteren Beelden draaien. p. 128 Favorieten My Category Beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. Beelden indelen in categorieën (Selecteer, Select. reeks) p. 124 p. 125 i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 132 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 133 p. 130 Veranderen My Colors Beeld scrollen p. 129 p. 131 p. 110 Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. Kleuren in foto's aanpassen. Aan*/Uit Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit * Standaardinstelling p. 153 p. 116 Afspeelmodus Menu FUNC. Item Roteren Afdruklijst Beveilig Favorieten Wissen Film afspelen Smart Shuffle Filterweergave Diavoorstelling My Category Beschrijving De weergegeven beelden draaien. Instellingen selecteren of wissen voor het afdrukken van weergegeven beelden. (Print verschijnt als de camera op de printer is aangesloten.) Het weergegeven beeld beveiligen of de beveiliging opheffen. Weergegeven beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. Het weergegeven beeld wissen. Het afspelen van de film wordt gestart. Smart Shuffle starten. Filter voor weergegeven beeld activeren/annuleren. Beelden automatisch afspelen Beelden indelen in categorieën. Zie pagina p. 128 p. 138 p. 119 p. 124 p. 122 p. 33 p. 115 p. 111 p. 112 p. 125 173 Specificaties Beeldsensor Effectieve pixels in camera... Ongeveer 10 miljoen pixels Lens Brandpuntafstand ................. 10x zoom: 6.3 (G) – 63.0 (T) mm (equivalent aan 35 mm: 36 (G) – 360 (T) mm) Scherpstelbereik................... 1 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T) • Macro: 1 – 50 cm (G) Beeldstabilisatiesysteem (IS)........................................ Type lensverschuiving Beeldprocessor.......................... DIGIC 4 LCD-monitor Type ..................................... TFT-kleurenmonitor (breedbeeld) Grootte ................................. 7,6 cm (3,0 inch) Effectieve pixels ................... Ongeveer 230.000 dots Verhouding ........................... 16:9 Functie.................................. Belichting aanpassen (5 niveaus), Quick-bright LCD Scherpstellen Controlesysteem .................. Autofocus: Per beeld (continu in Auto-modus), Continu Servo AF (Servo AE) AF Frame ............................. Gezichtsdetectie, Centreren Meetmethode............................. Deelmeting, Gem. centrum meeting, Spot Belichtingscompensatie (foto’s) /belichting (films)........................ Stappen van 1/3 in een bereik van 2 ISO-waarde................................ Automatisch, ISO 125/200/400/800/1600/3200 (standaard uitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex) Witbalans ................................... Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Sluitersnelheden ........................ 1 – 1/4000 sec. 15 – 1/4000 sec. (volledig sluitertijdbereik) Diafragma Type ..................................... Blade (x2) f/getal.................................... f/3.4 – f/7.1 (G), f/5.6 – f/9.0 (T) Flitser Flits mode............................. Auto, Aan, Slow sync, Uit Bereik ................................... 30 cm – 3,5 m (G), 1,0 – 2,0 m (T) Opnamemodus .......................... Auto, P, Portret, Kinderen & dieren, Smart Shutter*1, Snel na elkaar, Selectie beste beeld, Nachtscene handmatig, Weinig licht, Extra levendig, Poster-effect, Kleuraccent, Kleur wisselen, Fisheyeeffect, Miniatuureffect, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange sluiter, Stitch Hulp, Film*2 *3 *1 Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner *2 Smart Auto beschikbaar *3 Standaard, Super Slow Motion, Miniatuureffect, Kleuraccent, Kleur wisselen 174 Specificaties Digitale zoom........................... Foto's/Films: ongeveer 4x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 40x) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter Continu-opnamen maken Modi.................................... Normaal, AF, LV Snelheid (normaal) ............. Ongeveer 3,7 beelden/sec. (in P-modus) Ongeveer 8,8 beelden/sec. (in modus Snel na elkaar) Aantal mogelijke opnamen (volgens CIPA-normen) ........... Ongeveer 150 opnamen Opnamemedia ......................... SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart, HC MMCplus-kaart Bestandstype........................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1) Gegevenstype Foto's.................................. Exif 2.3 (JPEG) Films................................... MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens: Linear PCM (stereo)) Resolutie Foto's.................................. Hoog: 3648 x 2736, Normaal 1: 2816 x 2112, Normaal 2: 1600 x 1200, Klein: 640 x 480, Breedbeeld: 3648 x 2048 • Ingesteld op 1824 x 1368 bij Snel na elkaar, Selectie beste beeld en Weinig licht Films................................... Smart Auto, Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1920 x 1080 (24 beelden/sec.*1), 1280 x 720 (30 beelden/sec.*1), 640 x 480 (30 beelden/sec.*1), 320 x 240 (30 beelden/sec.*2) Super Slow Motion: 320 x 240 (240 beelden/sec.*3 bij opname, 30 beelden/sec.*2 tijdens afspelen) Miniatuureffect: 1280 x 720 (opnamen maken: 6 beelden/sec. / 3 beelden/sec. / 1,5 beelden/sec., afspelen: 30 beelden/sec.*2), 640 x 480 (opnamen maken: 6 beelden/sec. / 3 beelden/sec. / 1,5 beelden/sec., afspelen: 30 beelden/sec.*2) *1 Werkelijk aantal is 23,976 beelden/sec.. *2 Werkelijk aantal is 29,97 beelden/sec. *3 Werkelijk aantal is 239,76 beelden/sec. Interface................................... Hi-Speed USB HDMI-output Analoge audio-uitgang (stereo) Analoge video-uitgang (NTSC/PAL) Norm voor rechtstreeks .......... PictBridge printen Voeding ................................... Batterij NB-9L Voedingsadapterset ACK-DC70 Afmetingen ............................. 101,3 x 58,5 x 22,3 mm (volgens CIPA-normen) Gewicht (volgens ..................... Ongeveer 190 gram (incl. batterij en geheugenkaart) CIPA-normen) Ongeveer 167 gram (alleen camerabehuizing) 175 Specificaties Batterij NB-9L Type ........................................ Nominale spanning.................. Nominale capaciteit ................. Levensduur van batterij .......... (oplaadcycli) Bedrijfstemperatuur ................. Afmetingen .............................. Gewicht ................................... Oplaadbare lithium-ionbatterij 3,5 V DC 870 mAh Ongeveer 300 keer 0 – 40 °C 14,6 x 43,1 x 15,3 mm Ongeveer 21 gram Batterijlader CB-2LB/CB-2LBE Regio’s .................................... CB-2LB: Japan/Noord- en Zuid-Amerika CB-2LBE: Europa/Azië/Oceanië Nominale invoer ...................... 100 V – 240 V (50/60 Hz) 8,5 VA (100 V) – 12 VA (240 V) 0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V) Nominale uitvoer ..................... 4,2 V, 0,7 A Oplaadtijd ................................ Ongeveer 1 uur en 50 min. (voor NB-9L) Oplaadlampje .......................... Bezig met opladen: oranje, volledig geladen: Groen Systeem met twee indicatoren Bedrijfstemperatuur ................. 0 – 40 °C Afmetingen .............................. 82,0 x 59,0 x 24,5 mm (uitstekende delen: 26,4 mm) Gewicht ................................... CB-2LB: ongeveer 73 gram CB-2LBE: ongeveer 67 gram (exclusief netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving. 176 Index A Aansluiting ................. 36, 117, 118, 136, 156 Accessoires ............................................... 40 AE-vergrendeling............................... 90, 104 AF J Scherpstellen AF-kaders ..................................... 27, 86 AF-vergrendeling ........................ 88, 164 AFB-modus.............................................. 164 Afdrukken ................................................ 136 AF-Punt Zoom ........................................... 87 Afspelen J Bekijken Afspelen met overgangseffecten ............. 116 AUTO-modus (Opnamemodus)................. 26 AV-kabel.................................................. 117 B Batterij Batterijlader......................................... 14 Datum/tijd-batterij................................ 22 Oplaadlampje...................................... 15 Opladen .............................................. 14 Spaarstand ................................. 53, 147 Batterijlader ........................................... 2, 40 Beelden Afspelen J Bekijken Beelden wissen...........................30, 122 Beveilig ............................................. 119 Bewerken J Bewerken Weergaveduur .................................. 150 Beelden bekijken op een tv ............. 117, 118 Beelden markeren als favoriet................. 124 Beelden wissen ................................. 30, 122 Beeldkwaliteit J Compressieverhouding Bekijken Beelden op een tv..................... 117, 118 Diavoorstelling .................................. 112 Enkelvoudige weergave...................... 29 Filterweergave .................................. 111 Indexweergave ................................. 110 Smart Shuffle .................................... 115 Vergrote weergave ........................... 115 Belichting AE-vergrendeling ........................ 90, 104 Correctie ............................................. 74 FE-vergrendeling ................................90 Verschuiving .....................................104 Bestandsnummering................................146 Beveilig ....................................................119 Bewerken Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ................... 129 i-Contrast ..........................................132 My Colors..........................................131 Rode-Ogen Corr. ..............................133 Trimmen............................................130 Bijgesloten items J Accessoires Breed (Resolutie).................................76, 77 C Camera De camera vasthouden.......................13 Standaardinstellingen .........................52 Camerabeweging ........................28, 58, 152 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2 Centrum (modus AF Frame)......................86 Compressie (Beeldkwaliteit) ......................76 Continu-opnamen maken ..........................80 AF .......................................................80 LV .......................................................80 Selectie beste beeld ...........................70 Snel na elkaar.....................................69 D Datum en tijd J Datum/Tijd Datum/Tijd Datum/tijd-batterij................................22 Instelling..............................................21 Toevoegen aan beeld .........................61 Wereldklok ........................................148 Wijzigen ..............................................22 Diavoorstelling .........................................112 Digitale Tele-converter ..............................60 Digitale zoom.............................................59 DPOF...............................................138, 139 Dynamische modus .................................152 E Extra levendig (opnamemodus).................65 Eye-Fi-kaart .......................................17, 157 177 Index F K Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen FE-vergrendeling............................... 90, 164 Films Bekijken (Afspelen)..................... 33, 106 Bewerken.......................................... 107 Filmkwaliteit (resolutie/ aantal beelden)................................. 103 Modi.................................................. 100 Opnametijd ................................. 15, 103 Filterweergave......................................... 111 Fisheye-effect (opnamemodus)................. 71 Flitser Aan ..................................................... 75 Slow sync ........................................... 91 Uit ....................................................... 58 Flora (opnamemodus) ............................... 64 Focus check ............................................ 114 Focusvergrendeling................................... 84 Formaat veranderen (beelden kleiner maken).......................... 129 Formatteren (geheugenkaart) ............. 24, 54 Formatteren J Geheugenkaarten formatteren Foutmeldingen......................................... 162 Kinderen & dieren (opnamemodus) .......... 63 Kleur Wissel (opnamemodus) ........... 95, 100 Kleuraccent (opnamemodus) ............ 94, 100 Klokfuncties ............................................... 53 Knipoogdetectie (opnamemodus) ............. 67 Knipperdetectie ......................................... 93 G Geheugenkaarten...................................... 17 Beschikbare opnamen.................. 20, 77 Formatteren .................................. 24, 54 Opnametijd ................................. 32, 103 Geheugenkaarten J Kaart Geluidsinstellingen .................................... 50 Gezichtsdetectie (modus AF Frame)......... 86 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ........................................ 68 Glimlach (opnamemodus) ......................... 66 H Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2 Handmatige witbalans ............................... 79 I i-Contrast........................................... 92, 164 Interfacekabel................................ 2, 36, 136 ISO-waarde ....................................... 78, 164 178 L Lampje........................... 44, 45, 47, 149, 150 Lange sluiter (opnamemodus)................... 97 LCD-monitor (scherm)................................. 3 LCD-monitor J Scherm Lichtnet.................................................... 156 M Meetmethode ............................................ 89 Menu Basishandelingen ............................... 49 Lijst ................................................... 170 Menu FUNC. Lijst ................................................... 173 Menu................................................... 48 Miniatuureffect (filmmodus) ..................... 101 Miniatuureffect (opnamemodus)................ 72 MultiMediaCard/MMCplus J Geheugenkaarten My Category ............................................ 125 My Colors .................................................. 81 N Nachtscene handmatig (opnamemodus) .. 64 O Opnamen maken Aantal opnamen ..................... 15, 20, 77 Opname Info..................................... 164 Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd Opnametijd ................................. 32, 103 Sjabloon weergeven ......................... 151 Opnamen maken via een tv ...................... 84 Overzicht van de onderdelen .................... 44 Index P P (opnamemodus) ..................................... 74 PictBridge ..........................................41, 136 Portret (opnamemodus)............................. 63 Poster-effect (opnamemodus) ................... 65 Problemen oplossen................................ 159 Programma automatische belichting ......... 74 R Raster .............................................. 151, 164 Reizen naar het buitenland.......... 15, 40, 148 Resolutie (beeldgrootte) ............................ 76 Riem .......................................................... 13 Rode-Ogen Corr. ............................... 92, 133 Roteren.................................................... 128 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven .......................................... 46 Informatieweergave .................. 164, 166 Menu J Menu FUNC. Menu Taal van LCD-scherm......................... 23 Scherpstellen AF-kader ....................................... 27, 86 AF-Punt Zoom .................................... 87 AF-vergrendeling ................................ 88 Servo AF............................................. 88 SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J Geheugenkaarten Selectie beste beeld .................................. 70 Sepiakleurig............................................... 81 Servo AF.................................................... 88 Smart Shuffle........................................... 115 Sneeuw (opnamemodus) .......................... 65 Snel na elkaar............................................ 69 Software Beelden downloaden naar een computer om te bekijken..................... 34 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.........................................2 Installatie............................................. 35 Softwarehandleiding ............................. 2 Spaarstand ........................................53, 147 Standaardinstellingen ................................52 Stereo AV-kabel ..................................2, 117 Stitch Hulp (opnamemodus) ......................98 Strand (opnamemodus).............................64 Super Slow Motion (filmmodus)...............101 T Taal van LCD-scherm................................23 Transportmodus ........................................80 Trimmen ..................................................130 U Uitsnede ..................................................151 V Vergrote weergave ..................................115 Video J Films Voeding J Batterij, voedingsadapterset Voedingsadapterset...........................40, 156 Vuurwerk (opnamemodus) ........................65 W Weinig licht (opnamemodus) .....................64 Wereldklok...............................................148 Witbalans...................................................79 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner ..............62 2 seconden-zelfontspanner ................82 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus)..................................68 Knipoogdetectie (opnamemodus).......67 Vertraging en aantal opnamen wijzigen ...............................................83 Zoomen .........................................26, 31, 59 Zwart-witfoto's............................................81 179 Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SP9LA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180

Canon IXUS 1000 HS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor