Cebora 307 Sound MIG 2740/T Star Pulse Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Cebora 307 Sound MIG 2740/T Star Pulse Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
67
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN
VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor
meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met
code 3.300.758
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn.
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden veroorzaakt door een hoge
stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pace-
makers. Personen die elektronische apparatuur (pacema-
kers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor
ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden
benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, gepro-
duceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezond-
heid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektro
deklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze,
indien mogelijk, met tape aan elkaar vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als
de aardekabel zich rechts van de operator bevindt,
moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts
zich tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator
werkzaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden.
C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het
lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen
voorwerpen op een afstand.
1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de
kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg
voor voldoende bescherming tegen elektrische schok-
ken.
1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode
nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of
beschadigde handschoenen.
1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïso-
leerd bent.
1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcon-
tact alvorens u werkzaamheden aan de machine verri-
cht.
2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezond-
heid zijn.
2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuig-
systeem om de dampen te verwijderen.
2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen ontploffingen of brand veroorzaken.
3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de
laszone.
68
3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd ger-
eed is om het te gebruiken.
3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders.
4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid ver-
branden.
4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passende
gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag.
Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad.
Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam.
5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine
gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
Het Sound Mig 2740/T Star Pulse apparaat is een instal-
latie die geschikt is voor het pulserend synergisch
Mig/Mag lassen, niet pulserend synergisch Mig/Mag las-
sen of conventioneel Mig/Mag lassen met inverter tech-
nologie. Het lasapparaat wordt geleverd met een reduc-
tiemotor met 4 rollen. Dit lasapparaat mag niet worden
gebruikt om leidingen te ontdooien.
2.1 STROOMBRON
2.1.1 Verklaring van de technische specificaties
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de
volgende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.5 -IEC
60974.10 Cl. A IEC 61000-3-12 (zie opmerking 2).
N°. Serienummer, dat dient te worden vermeld bij
elk verzoek betreffende het lasapparaat.
Driefasige statische frequentieomzetter
Transformator-gelijkrichter.
MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen.
U0. Secundaire open-kringspanning.
X. Inschakelduur.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende welke het lasappa-
raat met een bepaalde stroom kan werken
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroom.
U2. Secundaire spanning met stroom I2.
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60 Hz Driefasige voeding bij een frequentie van 50
of 60 Hz.
I
1
Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkom-
stige stroom I
2
en spanning U
2
.
I
1
eff. Dit is de maximumwaarde van de werkelijk
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met
de capaciteit van de te gebruiken zekering
(trage type) die het apparaat beschermt.
IP23S Beschermingsklasse van de behuizing.
3 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat
kan worden opgeslagen, maar niet geschikt
is voor gebruik buiten in de regen, tenzij met
bescherming.
Geschikt voor gebruik in omgevingen met
hoog risico.
OPMERKINGEN:
1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een
omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664).
2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12,
mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van de
installatie lager of gelijk is aan 0,107 op het interfacepunt
tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet. De
installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn verant-
woordelijk voor en moeten waarborgen dat de apparatuur
aangesloten is op een stroomvoorziening met een maxi-
mum toelaatbare impedantie Zmax lager of gelijk aan
0,107. Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf.
3 BESCHRIJVING VAN DE STROOMBRON (FIG. 1)
A - Aansluiting (-): Hier wordt de aardedraad op aangesloten.
B - Centraalaansluiting: sluit hierop de lastoorts aan.
C - Connector: aansluiting voor afstandsbedieningen en
voor de lasbedieningskabel Push-Pull Art. 2009.
F - Connector: connector van het type DB9 (RS 232
serïele lijn) om de programma’s van de microprocessor bij
te werken.
G - Drukschakelaaraansluiting. Aansluiting voor de
kabel van de drukschakelaar in de waterkoelunit Art.
1681 (optioneel).
H - Zekeringhouder.
I - Aansluiting. Aansluiting voor de voedingskabel van de
waterkoelunit Art. 1681 (optioneel).
L - AAN/UIT-schakelaar.
M - Voedingskabel.
N - Gasslang.
O - Cilindersteun.
P - Riemen van cilindersteun.
3
~
f
1
f
2
S
69
3.1 WATERKOELUNIT. Art. 1681 (optioneel).
Deze waterkoelunit is ontworpen voor het koelen van
toortsen die worden gebruikt voor MIG/MAG-lassen. Hij
mag uitsluitend met deze stroombron worden gebruikt.
3.2 BESCHRIJVING VAN DE BEVEILIGINGEN.
3.2.1 Koelvloeistofdrukbeveiliging.
Deze beveiliging bestaat uit een drukschakelaar in het
koelvloeistoftoevoercircuit, die een microschakelaar
bedient. Een lage druk wordt aangegeven door de knip-
perende afkorting H2O op het display AM.
3.2.2 Zekering (T 2A/250V - Ø 5x20).
Deze zekering bescherrmt de motorpomp en bevindt zich
op het achterpaneel van het lasapparaat H.
3.2.3 Plaatsing op een hellend oppervlak.
Dit lasapparaat is uitgerust met wielen zonder rem. Het
apparaat mag bijgevolg niet op een hellend oppervlak
worden geplaatst, om omvallen of ongecontroleerde
bewegingen van het apparaat te vermijden.
4 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL (FIG. 2)
Selectietoets AE.
Door elke lichte druk wordt de afstelbare afmeting geko-
zen met behulp van de knop AI. De te kiezen afmetingen
worden door de LED AA/AB/AC/AD aangegeven.
LED AA PRG.
Geeft aan dat het display AL het ingestelde programma-
nummeer weergeeft.
LED AB Plaatdikte.
Het display AL geeft de aanbevolen plaatdikte weer op
basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen
actief in synergische MIG-processen.
LED AC Draadaanvoersnelheid.
Geeft aan dat het display AL de snelheid van de lasdraad
weergeeft.
LED AD Stroom.
Geeft aan dat het display AL een lasstroom weergeeft.
Tijdens het lassen wordt altijd de gemeten stroom weer-
gegeven; wanneer het apparaat stilstaat en AG is uitge-
schakeld, wordt de ingestelde stroom weergegeven.
LED AF Bolvormige positie.
Kan niet worden gekozen. Actief bij synergisch MIG-las-
sen. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de geko-
zen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten
kunnen veroorzaken.
LED AG “Hold”.
Kan niet worden gekozen. Geeft aan dat de door de dis-
plays AL en AM (normaal gesproken Ampère en Volt)
weergegeven afmetingen tijdens het laatst uitgevoerde
laswerkzaamheden gebruikt zijn. Wordt aan het einde van
elke laswerkzaamheid geactiveerd..
B
A
C
O
M
N
F
L
I
H
G
P
O
Fig. 1
70
LED AH Spanning.
Geeft in alle lasprocessen aan dat het display AM de
teruggestelde lasspanning of, in combinatie met het
oplichten van LED AG, de laatst gemeten spanning weer-
geeft.
Knop AI.
De volgende grotte worden afgesteld: Lasstroom A,
draadsnelheid ( ), dikte ( ), programmanummer PRG.
In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies geko-
zen worden: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc,
bb, L, Dp, PPF, Ito, Fac.
Wanneer in synergische MIG-processen een waarde
wordt aangepast, worden de andere waarden eveneens
aangepast. Al deze waarden worden weergegeven op het
display AL.
Knop AN.
Hiermee worden de afmetingen gekozen.
De booglengte in synergische MIG-processen, de las-
spanning in conventionele MIG-processen.
In het onderhoudsmenu selecteert deze knop, afhankelijk
van de waarde die is ingesteld met de knop AI, de inge-
stelde waarde, de in- of uitschakeling ervan of een bijko-
mende keuze die binnen de functie kan worden gemaakt.
Display AL.
Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die
zijn gemaakt met de selectietoets AE en die zijn ingesteld
met de knop AI.
Geeft de lasstroom (LED AD) weer in ampère.
Geeft de draadaanvoersnelheid (LED AC) weer in meter
per minuut.
Geeft de plaatdikte (LED AB) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED AA) weer.
In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies geko-
zen worden: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc,
bb, L, Dp, PPF, Ito, Fac.
Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden
weergegeven op het display AL, zie de paragraaf over
onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de waarschuwingsmodus staat,
geeft dit display een knipperende waarschuwing weer
(bijvoorbeeld: OPN als het zijpaneel openstaat. Wanneer
het apparaat in de foutmodus staat, geeft het Err weer.
Display AM.
Geeft in alle lasprocessen met een getal het volgende
weer: de booglengte in synergische MIG-processen en
de lasspanning in conventionele MIG-processen.
Het geeft de lasspanning (LED AH) weer in volt. Het geeft
de booglengte (LED AH uitgeschakeld) weer als een getal
tussen -9,9 en +9,9; 0 is de aanbevolen waarde.
Voor de parameters in de MIG-onderhoudsfuncties die
worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf
over onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft dit
display de betreffende foutcode tussen 1 en 99 weer.
Selectietoets AO.
Bij elke druk op deze toets wordt het gekozen proces
weergegeven door LED AP/AQ/AR.
LED AP Pulserend MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces pulserend synergisch
MIG-lassen is.
LED AQ SYNERGISCH MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces synergisch MIG-lassen is.
LED AR CONVENTIONEEL MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces conventioneel MIG-
lassen is.
AA AB AC AD AL AGAF AH AM
AN
AE
APAO AQ AR AU AV AZ AY AWAI
Fig. 2
71
5. ONDERHOUDSFUNCTIES.
Druk op de toets AE en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Door aan de
knop AI te draaien, kiest u de functie, die wordt weerge-
geven op het display AL. Door aan de knop AN te draai-
en, kiest u het soort bewerking of de waarde, die wordt
weergegeven op het display AM. Om terug te keren naar
het normale display, drukt u de toets AE in en laat u hem
onmiddellijk los.
1- H2O (waterkoelunit, optioneel).
Draai aan de knop AN om het soort bewerking te kiezen:
OFF = uit, ON C = altijd aan, ON A = automatisch bij
opstarten.
Wanneer de automatische modus is gekozen, begint de
pomp onmiddellijk te werken bij elk lasstartcommando en
stopt hij 3 minuten nadat het lassen is voltooid.
Bij het opstarten van de stroombron vindt telkens een
korte pomptest plaats gedurende 15 seconden.
Als onvoldoende druk wordt vastgesteld, gaat het appa-
raat in de waarschuwingsmodus en knippert H2O op het
display AM.
Als deze toestand van lage druk langer dan 30 seconden
aanhoudt, wordt de pomp uitgeschakeld en gaat het
apparaat in de foutmodus (ERR 75).
2- TRG.
Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L),
keuze tussen 2t en 4t met de selectietoets AU, zonder de
onderhoudsfuncties in te schakelen.
2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoorts-
schakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schake-
laar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in
en laat hem los om te beginnen met lassen; om het las-
sen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. 3L: deze procedure is actief tijdens
synergische processen. Vooral geschikt voor het lassen
van aluminium.
Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het las-
sen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar.
De stroom- en oploopwaarden worden als volgt inge-
steld:
SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Slo oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de
knop AN.
CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van
de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt
ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoorts-
schakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschake-
laar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de
lasstroom, ingesteld met de knop AI, en wordt deze
gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt
blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom
Selectietoets AU.
Bij elke korte druk wordt de 2-taktmodus (HANDMATIG)
of de 4-taktmodus (AUTOMATISCH) gekozen. De keuze
wordt weergegeven op het display AL.
In de 2-taktmodus begint het apparaat te lassen wanneer
de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt het wan-
neer de schakelaar wordt losgelaten.
In de 4-taktmodus drukt u de toortsschakelaar in en laat
u hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te
onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken
en loslaten.
Selectietoets AV (WERK)
Hiermee kunt u processen opslaan en de opgeslagen
processen oproepen.
Om een werktoestand (JOB) op te slaan, houdt u de toets
AV minstens 3 seconden lang ingedrukt. De LED AZ licht
op, op het display AL knippert de afkorting STO en op het
display AM knippert het nummer van de eerste beschik-
bare positie. De knop AN wordt gebruikt om de opslag-
positie te kiezen; druk nogmaals op de toets AV tot het
opslaan wordt bevestigd met een geluid en het gekozen
nummer stopt met knipperen.
Om het opgeslagen nummer op te roepen, drukt u kort op
de toets AV en roept u het nummer op met de knop AN.
Tot 99 paar stroom-/spanningswaarden kunnen worden
opgeslagen.
Om een opgeslagen nummer te verwijderen, drukt u de
toets AV minstens 3 seconden lang in, draait u aan de
knop AI tot het display AL de afkorting DEL weergeeft, en
drukt u vervolgens nogmaals 3 seconden lang op de
toets AV.
Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan
hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui-
ken. Om hem op te roepen, drukt u de toets AV minstens
3 seconden lang in, geeft u met de knop AI het op te roe-
pen nummer weer en geeft u op het display AL met de
knop AN de afkorting rcL weer; druk daarna gewoon 3
seconden lang op de toets AV.
LED AZ WERK.
Geeft aan dat u zich in het opslagmenu van opgeslagen
werkpunten bevindt.
Selectietoets AY.
Gastest.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te
stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen.
Als de toets geen tweede keer wordt ingedrukt binnen 30
seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken.
Selectietoets AW.
Draadtest.
Hiermee kan de draad worden aangevoerd zonder dat er
stroom of spanning aanwezig is.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt de draad
gedurende de eerste 5 seconden aangevoerd met een
snelheid van 1 meter per minuut. Daarna neemt de snel-
heid toe tot 8 meter per minuut.
Wanneer deze toets wordt losgelaten, stopt de motor
onmiddellijk.
72
CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsscha-
kelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de las-
toortsschakelaar wordt losgelaten.
3- SP (proplassen).
Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld.
De proplastijd tSP kan worden ingesteld op een waarde
van 0,3 tot 5 seconden.
De tijd tussen twee proplassen tIN kan worden ingesteld
op een waarde van 0,3 tot 5 seconden.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is.
4- HSA (automatische Hot Start).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is en werkt alleen met synergische processen.
Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop AN, kan
de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start)
instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die
wordt ingesteld met de knop AN.
De duur tHS (standaard 130%) van deze stroom kan ook
worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5
seconden).
De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-stroom naar
de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10
seconden (standaard 0,5 seconden).
5- CrA (definitieve kratervulling).
Deze functie kan worden gekozen met de toets AI en is
actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie
met de functie HSA, indien gevraagd.
Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop AN,
draait u aan de knop AI om de volgende afkortingen weer
te geven:
Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervul-
stroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de las-
draadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%.
TCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 secon-
den. Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
6- PrF (gasvoorstroomtijd).
Instelbereik 0 - 3 seconden.
7- Pof (gasnastroomtijd).
Instelbereik 0 - 30 seconden.
8- Acc (soft-start).
Instelbereik 0 - 100%.
Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als
percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid,
voordat de draad het werkstuk raakt.
Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede
start.
Fabrieksinstelling «Au»: automatisch.
De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN. Als
u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de
oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de
afkorting «Au» opnieuw op het display AM verschijnt.
9- BB (terugbrandtijd).
Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de las-
draad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger
de waarde, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling «Au» automatisch.
Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot
de afkorting «Au» opnieuw op het display N verschijnt.
10- L (smoorspoelregeling).
Instelbereik -9,9 - +9,9. Fabrieksinstelling 0. Als het getal
negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de
boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter.
11- dP (dubbele puls, optioneel)
Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus van
stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle synergi-
sche processen. Vóór het instellen dient een korte las-
naad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen die
het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op
basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald.
De functie kan als volgt worden ingeschakeld:
A)- Schakel de functie in door aan de knop AN te draai-
en tot de afkorting On opnieuw op het display AM ver-
schijnt.
B)- Draai aan de knop AI tot de afkorting FdP (dubbele-
pulsfrequentie) opnieuw op het display AL verschijnt. Het
display AM geeft de afkorting OFF weer.
Draai aan de knop AN om de werkfrequentie te kiezen
(instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt weer-
gegeven op het display AM.
C) Draai aan de knop AI totdat de afkorting ddP (dubbe-
le-pulsverschil in m/min.) verschijnt.
Draai aan de knop AN om het aantal meter per minuut te
kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden
opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid
(standaard 1 m/min.).
D) Draai aan de knop AI tot het display de afkorting tdP
weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid,
d.w.z. de hoogste lasstroom. Deze wordt uitgedrukt als
een percentage van de tijd die wordt gewonnen met de
frequentie Fdp (fig. 3).
Draai aan de knop AN om het percentage aan te passen.
Instelbereik 25 - 75% (standaard 50%).
E)-Draai aan de knop AI tot het display de afkorting AdP
(booglengte van de hoogste stroom) weergeeft.
Instelbereik -9,9 - +9,9% (standaard 0).
Controleer bij het lassen of de booglengte dezelfde is
DdP= 0,1÷3 m/min
tdP T= 25÷75% di
T Fdp= 1/ (0,5÷5 Hz)
=
=
Fig. 3
REFEREN-
TIESNEL-
HEID
73
voor beide stroomwaarden; draai indien nodig aan de
knop AN om dit te corrigeren.
Opmerking: lassen in de dubbel-pulsfuncties is mogelijk.
Om na het doorvoeren van deze aanpassingen terug te
keren naar het normale display van het bedieningspaneel,
drukt u kort op de toets AE.
Als een aanpassing van de booglengte van de laagste
lasstroom/laagste draadsnelheid nodig is, moet u de
booglengte van de referentiesnelheid aanpassen.
Wanneer de referentiesnelheid verandert, moeten ook de
vorige instellingen worden herhaald voor de nieuwe snel-
heid.
12- PP (push-pull).
Door de Push-Pull Art. 2009 toorts te installeren wordt de
functie PPF (Push Pull Force) geactiveerd waarmee de
sleepkoppel van de push pull motor afgesteld wordt om
de voortgang van de draad lineair te laten verlopen. De
afstelling vindt met behulp van de knop AN plaats en kan
variëren van 99 tot -99. De standaardafstelling is 0.
13- Ito. (time-out tornen).
Het doel is het lasapparaat te stoppen als de draad uit de
toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is.
De draaduitvoer uit de lastoorts kan worden ingesteld van
5 tot 50 centimeter met de knop AN. Nadat de functie is
opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitge-
schakeld (Off).
14- Fac. (fabriek).
Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stel-
len op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant.
Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display AM
het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt terugge-
steld op zijn oorspronkelijke instellingen met behoud van
de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen pro-
gramma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat
wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen.
Druk op de toets AV om de gewenste functie op te slaan.
De afkorting die wordt weergegeven op het display AM
begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden
later bevestigt dat de instelling is opgeslagen.
6 INSTALLATIE
Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door
bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden
gemaakt in overeenstemming met de geldende veilig-
heidsvoorschriften.
6.1 PLAATSING
Het lasapparaat weegt ongeveer 67 kg; zie bijgevolg voor
het heffen fig. 4.
Installeer het apparaat op een plaats waar een goede sta-
biliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd zijn, om
het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van
slijpwerken) te vermijden.
6.2 MONTAGE
Monteer de achterwielen.
Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hier-
bij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de
aardingspen. Controleer of de voedingsspanning over-
eenstemt met de nominale spanning van het lasapparaat.
Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via
de technische gegevens op het identificatieplaatje.
Plaats de cilinder op de steun O, zet hem vast met de rie-
men P en sluit de gasslang aan op de uitgang van de
drukregelaar. Monteer de lastoorts.
Om zeker te zijn dat de groef van de draadaanvoerrollen
overeenkomt met de diameter van de gebruikte draad,
opent u het zijpaneel van het verrijdbare onderstel en ver-
wijdert u de afdekplaat CA. Zet de draaddrukrollen los
met de drukinstelknop BN, vervang de rollen en plaats de
afdekplaat CA terug (
fig. 5).
Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaan-
voerunit en de binnenspiraal van de lastoorts.
Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de
druk af. Schakel het apparaat in.
Regel het gas met de toets AY en voer vervolgens de
draad door met de toets AW.
CA
BN
BN
Fig. 5
Fig. 4
74
7 LASSEN
Pulserend synergisch MIG-lassen - LED AP brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
De lasparameters worden ingesteld met de knop AI.
Synergisch MIG-lassen - LED AQ brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Regel de
draadsnelheid en de lasspanning met de knop AI.
Conventioneel MIG-lassen - LED AR brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectieve-
lijk met de knoppen AI en AN.
8 TOEBEHOREN
8.1 MIG-LASTOORTS ART. 1242
Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 280 A - 3,5 m.
8.2 MIG-LASTOORTS ART. 1239
Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A - 3,5 m.
8.3 MIG-LASTOORTS ART. 1241
Watergekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A - 3,5 m.
8.4 PUSH-PULL UP/DOWN LASTOORTS, waterge-
koeld, ART. 2009
8.5 AANSLUITSET VOOR PUSH-PULL LASTOORTS
ART. 126
8.6 WATERKOELUNIT ART. 1681
9 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming
met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
9.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar L op “O” staat en of de voe-
dingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
9.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aan-
gebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tus-
sen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg
ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met
de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens
de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen
op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de
primaire en secundaire te voorkomen als een draad
breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze
1/96