Cebora 1660 Shipyard Handleiding

Type
Handleiding
48
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK
ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet
de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna
opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan.
Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek
met code 3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder
spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of
natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geï-
soleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie
en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming
in de werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefil-
terd glas en bescherm uw lichaam met aangepas-
te veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte
schermen of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te verge-
wissen dat er geen brandbaar materiaal in de
buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
PACEMAKERS
· De magnetische velden die worden opgewekt door de
hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïn-
vloeden. Dragers van vitale elektronische apparaten
(pacemakers) dienen hun arts te raadplegen alvorens
vlambooglas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit
te voeren.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor pro-
fessionele doeleinden in een industriële omgeving. Het
garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan
problematisch zijn in niet-industriële omgevingen.
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als
gewoon afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
2 ALGEMENE BESCHRIJVINGEN
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor het personeel dat
deze draadaanvoerunit gaat installeren, bedienen en
onderhouden. Voor klachten met betrekking tot verlies of
beschadiging moet de koper zich richten tot de leverancier.
Deze draadaanvoerunit werkt alleen in combinatie
met lasapparaten art. 290/11 en 293/11.
Lees de betreffende gebruiksaanwijzing voor een correct
gebruik van deze lasapparaten.
3 BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN
BA - Centraalaansluiting:
Sluit hierop de MIG- lastoorts aan.
BB - Connector:
voor het aansluiten van de afstandsbedienin-
gen. Tussen pinnen 4 en 5 is een zuiver contact
beschikbaar dat sluit wanneer de boog ont-
steekt (Arc On). Tussen pinnen 1 en 9 kan het starten of
stoppen van het lasproces worden geregeld.
BD - Connector:
Sluit hierop de stekker van stuurstroomkabel
uit het tussenpakket aan.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE DRAADAANVOERUNIT
49
BE - Gasslangtule:
Sluit hierop de gasslang van de uit het tussenpak-
ket aan.
BF - Aansluiting:
Sluit hierop de koppeling van de laskabel uit
het tussenpakket aan.
BH - Snelkoppelingen voor koelwaterslangen:
Sluit hierop de rode en blauwe slangen van de uit
het tussenpakket aan. OPMERKING: De kleuren
van de slang en van de snelkoppeling moeten met elkaar
overeenkomen.
BI - Snelkoppelingen voor de koelwaterslangen
van de lastoorts:
Sluit hierop alle slangen van een watergekoelde toorts
aan. OPMERKING: De kleuren van de slang en van de
snelkoppeling moeten met elkaar overeenkomen.
Selectietoets V. Door het telkens kortstondig
indrukken van deze toets wordt de waarde gese-
lecteerd die kan worden geregeld met de knop I.
De waarden die kunnen worden geselecteerd, hangen af
van het gekozen lasproces en worden weergegeven op
de LED’s A/B/C/D.
LED A Stroom.
Geeft aan dat het display M de vooraf ingestelde las-
stroom of, in combinatie met het oplichten van LED F, de
werkelijke lasstroom weergeeft.
Actief in alle lasprocessen.
LED B Draadsnelheid.
Geeft aan dat het display M de draadaanvoersnelheid
weergeeft. Actief in alle MIG lasprocessen.
LED C Plaatdikte.
Het display M geeft de aanbevolen plaatdikte weer op
basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen
actief in synergische MIG-processen.
LED D JOB.
Geeft aan dat het display M het ingestelde program-
manummer weergeeft. Alleen actief in MIG-processen.
Y
BA
I
S
U
T
DCBA V
BI
Fig. 1
M E F G H N
O
W
BB
Bi
BH
L
BE
BD
BF
P
R
Q
LED E Bolvormige positie.
Kan niet worden gekozen. Actief in de synergische
MIG-modus. Het oplichten van deze LED geeft aan dat
de gekozen waarden voor het lassen onstabiele bogen en
spatten kunnen veroorzaken.
LED F ”Hold”.
Kan niet worden gekozen. Actief in MIG- en MMA-
lasprocessen. Geeft aan dat de waarden op de displays
M en N (normaliter Ampère en Volt) de waarden zijn die
tijdens het lassen worden gebruikt. Actief aan het einde
van elke lassessie.
LED G SYN.
Actief in MIG-lasprocessen. Licht op om aan te geven
dat het lasapparaat in de synergische modus werkt.
LED H Spanning.
Geeft in alle MIG-lasprocessen aan dat het display N
de vooraf ingestelde spanning of, in combinatie met het
oplichten van LED F, de werkelijke lasspanning weer-
geeft. In de MMA-modus blijft deze LED altijd branden en
kan hij niet worden geselecteerd.
Geeft aan dat het display N de open-kringspanning of
lasspanning of, in combinatie met het oplichten van LED
F, de werkelijke lasspanning weergeeft.
Knop I.
De volgende waarden moeten worden inge-
steld op basis van het gebruikte proces:
Lasstroom A, draadsnelheid , plaatdikte ,
programmanummer JOB.
Kies in de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen:
Prc, TRG, HSA, SP, PrF, PoF, Acc, BB, L, Ito, H2O, Fac.
Wanneer in synergische programma’s één meetwaarde
wordt ingesteld, veranderen de andere waarden ook. Al
deze waarden worden weergegeven op het display M.
Knop L.
De volgende waarden moeten worden inge-
steld op basis van het gebruikte proces:
De booglengte in synergische MIG-processen,
de lasspanning in conventionele MIG-processen.
Op basis van het symbool dat is ingesteld met de knop I,
wordt in het onderhoudsmenu de ingestelde waarde
gekozen, wordt de functie in- of uitgeschakeld, of kan een
andere keuze worden gemaakt in het menu zelf.
Display M.
Geeft in alle lasprocessen numeriek de
keuzes weer die zijn gemaakt met dese-
lectietoets E en die zijn ingesteld met de knop I.
Geeft de lasstroom (LED A) weer in ampère. Geeft de
draadaanvoersnelheid (LED B) weer in meter per minuut.
Geeft de plaatdikte (LED C) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED D) weer.
In de onderhoudsfuncties geeft het de volgende afkortin-
gen weer: Prc, Sin (Fac, AF, HS alleen voor MMA-
modus), TRG, HSA, SP, PrF, PoF, Acc,
bb, L, Ito, H2O,
Fac.
Voor de parameters binnen de onderhoudsfuncties die
worden weergegeven op het display M, zie de paragraaf
onderhoudsfuncties.
Het geeft de melding “OPn” knipperend weer als het
paneel van de draadaanvoerunit openstaat. Het geeft bij
foutmeldingen de afkorting Err weer.
Display N.
Het geeft numeriek de booglengte weer
bij synergische MIG en de lasspanning
bij conventionele MIG.
Het geeft de lasspanning (LED H) weer in volt.
Het geeft de booglengte (LED H) weer als een getal tus-
sen –9.9 en + 9.9; 0 is de aanbevolen waarde.
Voor de parameters binnen de MMA-onderhoudsfunctie
die worden weergegeven op het display N, zie de para-
graaf onderhoudsfuncties.
Voor de parameters binnen de MIG-onderhoudsfunctie
die worden weergegeven op het display N, zie de para-
graaf onderhoudsfuncties.
Toets O Draadtest.
Hiermee kan de draad worden doorgevoerd zon-
der dat er spanning of stroom aanwezig is. Regel
de knop I om de draadaanvoersnelheid van de toorts te
verhogen of te verlagen.
Toets P Gastest.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het
gas te stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer
te stoppen. Als de toets niet opnieuw wordt ingedrukt
binnen 30 seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken.
Toets Q Opslaan en oproepen van opgeslagen
programma’s.
Om een stroom-/spanningsparameter op te slaan, drukt u
gewoon de toets Q minstens 3 seconden lang in. De LED
R licht op, op het display M knippert de melding STO, en
op het display N knippert het eerste vrije nummer. Kies
met de knop L het nummer waarop de voordien gekozen
stroom-/spanningswaarden moeten worden opgeslagen.
Druk nogmaals op de toets Q totdat u het bevestigings-
geluid voor opslaan hoort en het nummer niet meer knip-
pert. Druk nu kortstondig op de toets Q om de functie af
te sluiten. De LED R wordt uitgeschakeld.
Om een opgeslagen nummer op te roepen, drukt u
gewoon kortstondig op de toets Q en roept u het nummer
op met de knop L. U kunt maximaal 99 combinaties van
stroom-/spanningswaarden opslaan.
Om een opgeslagen nummer te wissen, drukt u de toets
Q minstens 3 seconden lang in, draait u aan de knop I tot
het display M de melding DEL weergeeft, en drukt u ver-
volgens nogmaals 5 seconden lang op de toets Q.
Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan
hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui-
ken. Druk de toets Q 3 seconden lang in om de parame-
ter op te roepen. Gebruik de knop om het nummer weer
te geven dat u wilt oproepen en geef, met behulp van de
knop L, de melding rcL weer op het display M. Druk nu
gewoon de toets Q minstens 3 seconden lang in.
W - Debietmeter. De knop regelt het gasdebiet tij-
dens het lassen.
50
V - Aansluiting. Hierop wordt de elektrodeklem
aangesloten voor MMA-lassen.
S - Keuzetoets. Met elke korte druk worden de
twee- of viertaktfuncties geactiveerd, weergege-
ven door LED’s U en T. (Deze keuze kan ook
worden gemaakt in de onderhoudsfuncties, punt 5 Trg).
U - LED. Geeft aan dat de tweetaktfunctie actief is.
T - LED. Geeft aan dat de viertaktfunctie actief is.
ONDERHOUDSFUNCTIES
Druk op de toets V en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Draai aan de
knop I om de functie te selecteren en gebruik de knop L
om het soort bewerking of de waarde te selecteren.
Druk de toets V kortstondig in en laat hem los om terug
te gaan naar het normale display.
1. Prc Keuze van MIG- of MMA-modus.
2. AF Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld
van 0 tot 100%. Stelt de intensiteit (Arc Force) van de boog
in, een waarde die wordt geregeld met de knop L.
3. HS Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld
van 0 tot 100%. Stelt de geleverde overstroom (Hotstart)
bij het ontsteken van de boog in, een waarde die wordt
geregeld met de knop L.
4. Syn Actief tijdens MIG-lassen. Geeft aan dat het las-
apparaat in de synergische modus werkt.
5. Trg Actief tijdens MIG-lassen. Keuze tussen 2-takt,
4-takt, 3 niveaus. 2t het apparaat begint te lassen wan-
neer de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt wan-
neer de schakelaar wordt losgelaten. 4t druk de toorts-
schakelaar in en laat hem los om te beginnen met lassen;
om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nog-
maals indrukken en loslaten. 3L dit proces is actief tijdens
synergische processen.
Vooral aanbevolen voor het lassen van aluminium. Er zijn
drie stroomniveaus beschikbaar. Deze kunnen tijdens het
lassen worden opgeroepen met de toortsschakelaar. De
stroom- en oploopinstellingen zijn:
SC startstroom (Hot Start). Kan worden ingesteld op 1 tot
200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld
met de knop L.
Slo oploop (Slope). Instelbereik van 1 tot 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt geregeld met de
knop L.
CrC “Kratervulling”. Kan worden ingesteld op 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop L.
Het lassen begint wanneer de toortsschakelaar wordt
ingedrukt; de opgeroepen stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd tot de toortsschakelaar
wordt ingedrukt; wanneer de schakelaar wordt losgela-
ten, verandert de eerste stroom in de lasstroom die is
ingesteld met de knop I. Deze wordt gehandhaafd tot de
toortsschakelaar opnieuw wordt ingedrukt. De volgende
keer dat de toortsschakelaar wordt ingedrukt, verandert
de lasstroom in de derde stroom CrC. Deze blijft actief
zolang de toortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen
stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten.
6. HSA (automatische Hot Start).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is en werkt alleen met synergische programma’s.
Nadat de functie is ingeschakeld met de knop L, kan de
lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start) rege-
len. Dit kan worden ingesteld op 1 tot 200% van de las-
stroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L.
De duur ScT van deze stroom kan worden ingesteld van
0,1 tot 10 seconden.
De Slo-tijd voor het omschakelen van de SC-stroom naar de
lasstroom kan worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden.
7. SP (proplassen).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is.
Wanneer de functie SPt (proplastijd) wordt gekozen, kan
de proplastijd worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden.
Wanneer de functie int (intervaltijd) wordt ingeschakeld,
kan de pauze tussen twee proplassen worden ingesteld
van 0,3 tot 5 seconden.
8. PrF (gasvoorstroomtijd). Actief in alle MIG-processen.
Het instelbereik is 0 tot 10 seconden.
9. PoF (gasnastroomtijd). Actief in alle MIG-processen.
Het instelbereik is 0 tot 30 seconden.
10. Acc (Soft Start). Actief in alle MIG-processen. Het
instelbereik is 0 tot 100%. Dit is de aanvoersnelheid van
de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde
draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk
raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een
goede start.
Fabrieksinstelling “Au” automatisch.
De waarde kan worden gewijzigd met de knop L. Als u na
het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oor-
spronkelijke instellingen, drukt u op de toets V tot de mel-
ding “Au” opnieuw verschijnt op het display N.
11. BB (burn-back). Actief in alle MIG-processen. Het
instelbereik is 0 tot 100%. Bepaalt de lengte van de las-
draad die uit de contacttip komt na het lassen.
Hoe hoger het nummer, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling “Au” automatisch.
12. L (smoorspoelregeling). Actief in alle MIG-processen.
Het instelbereik is -9.9 tot +9.9. Nul is de fabrieksinstel-
ling. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelregeling
en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt de
boog zachter.
13. ITO. (time-out tornen). Actief in alle MIG-processen.
Deze functie heeft tot doel het lasapparaat te stoppen als
de draad uit de toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is.
51
52
De draaduitvoer uit de toorts kan worden ingesteld van 5
tot 50 centimeter met de knop L. Nadat de functie is
opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitge-
schakeld (Off).
14. H2O (waterkoelunit). Actief in alle MIG-processen.
Draai aan de knop L om het soort bewerking te kiezen:
OFF = uit, On C = altijd aan, On A = automatisch bij
opstarten. Wanneer het apparaat wordt opgestart, werkt
de unit.
Als de toortsschakelaar niet wordt ingedrukt, wordt de
unit na 15 seconden uitgeschakeld.
Wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt, begint de
unit te werken. Drie minuten nadat de schakelaar is los-
gelaten, wordt de unit uitgeschakeld.
Als de koelvloeistofdruk te laag is, levert de stroombron
geen stroom en verschijnt de knipperende melding H2O
op het display O.
15. Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasap-
paraat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen
van de fabrikant.
Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display N
het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt terugge-
steld op zijn oorspronkelijke fabrieksinstellingen met
behoud van de opgeslagen programma’s, Prg = alle
opgeslagen programma’s worden verwijderd, en ALL =
het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelij-
ke fabrieksinstellingen.
Om de gewenste functie te bevestigen, drukt u gewoon
de toets V 3 seconden lang in. De afkorting die wordt
weergegeven op het display N begint te knipperen en een
geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de
instelling is opgeslagen.
4 INSTALLATIE
Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door
bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden
gemaakt in overeenstemming met de geldende veilig-
heidsvoorschriften.
4.1 OPSTELLING
Plaats de draadaanvoerunit op de stroombron.
Verbind de draadaanvoerunit met de stroombron met
behulp van het tussenpakket
art. 1170, 1178 of 1178-20 en
gebruik de trekontlastingska-
bel om het te bevestigen aan
verrijdbare onderstel.
OPMERKING: Vermijd het
oprollen van het tussenpak-
ket om inductie-effecten, die
een negatieve invloed kunnen
hebben tijdens pulserend
MIG/MAG-lassen, tot een
minimum te beperken.
Monteer de toorts.
Zorg ervoor dat de groef van
de draadaanvoerrollen over-
eenkomt met de diameter van
de gebruikte draad.
Vervanging van de draadaanvoerrollen (Fig. 2):
Open het paneel BJ, verwijder de afdekplaat CA, zet de
draaddrukrollen los met de drukinstelknop BN, vervang
de draadaanvoerrollen en plaats de afdekplaat CA terug.
Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaan-
voerunit en de binnenspiraal van de toorts.
Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de
druk af.
Zet het lasapparaat aan.
Regel het gas met de toets P en voer vervolgens de draad
door met de toets O.
5 LASSEN
Synergisch MIG-lassen LED G brandt.
Selecteer het JOB-nummer op basis van de te gebrui-
ken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de
gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant
van het te openen paneel van de draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf “Onderhoudsfuncties”. De lasparame-
ters kunnen worden ingesteld met de knop I.
Conventioneel MIG-lassen LED G uit.
Selecteer het JOB-nummer op basis van de te gebrui-
ken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de
gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant
van het te openen paneel van de draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf “Onderhoudsfuncties”.
Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectieve-
lijk met de knoppen I en L.
MMA-lassen.
OPMERKING: de draadaanvoerunit moet aangesloten
blijven op de stroombron.
Selecteer de MMA-modus in de onderhoudsfuncties.
Sluit de stekkers van de elektrodeklemkabel en de mas-
sakabel aan op de aansluitingen BR en BO. Volg hierbij
de voorschriften van de elektrodefabrikant met betrek-
king tot de polariteit.
6 TOEBEHOREN
6.1 AFSTANDSBEDIENING VOOR DE STROOMREGE
LING ART. 187 (POTMETER) + VERLENGKABEL
(5 M) ART. 1192+ ADAPTERKABEL ART. 1191
Mogelijke instellingen voor de diverse lasprocessen:
MMA Regelt de stroom vanaf het minimum (10A) tot de
stroom die is ingesteld met de potmeter I op het paneel.
6.2 MIG-TOORTS ART 1241 en1243.
MIG-toorts type CEBORA PW 500 watergekoeld 3,5 m
6.3 MIG-TOORTS ART. 1245 (met dubbele Up/Down-
besturing)
MIG-toorts type CEBORA 380A en 500A watergekoeld
3,5 m
Linkse U/D-besturing:
- stelt bij synergische programma's de lasparameters in
volgens de synergische curve.
- regelt de draadsnelheid bij conventioneel MIG-lassen.
CA
BN
Fig. 2
53
- selecteert de eventuele opgeslagen programma's via de
programmanummers.
Rechtse U/D-besturing:
- regelt de booglengte bij synergische programma's.
- regelt de spanning bij conventioneel MIG-lassen
- niet actief bij opgeslagen programma's
7 ONDERHOUD
Om de veiligheid van de gebruiker te garanderen, dient u
regelmatig te controleren of de draadaanvoerunit en alle
aansluitingen nog in goede staat zijn.
Na een reparatie moet de bedrading zodanig worden
teruggeplaatst dat de delen die aangesloten zijn op de
voeding veilig geïsoleerd zijn van de delen die aangeslo-
ten zijn op het lascircuit.
Voorkom dat de draden in contact komen met bewegen-
de onderdelen of onderdelen die warm worden tijdens het
gebruik. Monteer de klemmen op hun oorspronkelijke
plaats om contact tussen het voedings- en het lascircuit
te voorkomen als een draad per ongeluk breekt of losge-
koppeld wordt.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE DRAADAANVOERUNIT BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. PACEMAKERS · De magnetische velden die worden opgewekt door de hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïnvloeden. Dragers van vitale elektronische apparaten (pacemakers) dienen hun arts te raadplegen alvorens vlambooglas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit te voeren. 48 ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-industriële omgevingen. ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! 2 ALGEMENE BESCHRIJVINGEN Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor het personeel dat deze draadaanvoerunit gaat installeren, bedienen en onderhouden. Voor klachten met betrekking tot verlies of beschadiging moet de koper zich richten tot de leverancier. Deze draadaanvoerunit werkt alleen in combinatie met lasapparaten art. 290/11 en 293/11. Lees de betreffende gebruiksaanwijzing voor een correct gebruik van deze lasapparaten. 3 BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN BA - Centraalaansluiting: Sluit hierop de MIG- lastoorts aan. BB - Connector: voor het aansluiten van de afstandsbedieningen. Tussen pinnen 4 en 5 is een zuiver contact beschikbaar dat sluit wanneer de boog ontsteekt (Arc On). Tussen pinnen 1 en 9 kan het starten of stoppen van het lasproces worden geregeld. BD - Connector: Sluit hierop de stekker van stuurstroomkabel uit het tussenpakket aan. BE - Gasslangtule: Sluit hierop de gasslang van de uit het tussenpakket aan. De waarden die kunnen worden geselecteerd, hangen af van het gekozen lasproces en worden weergegeven op de LED’s A/B/C/D. BF - Aansluiting: Sluit hierop de koppeling van de laskabel uit het tussenpakket aan. LED A Stroom. Geeft aan dat het display M de vooraf ingestelde lasstroom of, in combinatie met het oplichten van LED F, de werkelijke lasstroom weergeeft. Actief in alle lasprocessen. BH - Snelkoppelingen voor koelwaterslangen: Sluit hierop de rode en blauwe slangen van de uit het tussenpakket aan. OPMERKING: De kleuren van de slang en van de snelkoppeling moeten met elkaar overeenkomen. BI - Snelkoppelingen voor de koelwaterslangen van de lastoorts: Sluit hierop alle slangen van een watergekoelde toorts aan. OPMERKING: De kleuren van de slang en van de snelkoppeling moeten met elkaar overeenkomen. Selectietoets V. Door het telkens kortstondig indrukken van deze toets wordt de waarde geselecteerd die kan worden geregeld met de knop I. D C B A V M E F LED B Draadsnelheid. Geeft aan dat het display M de draadaanvoersnelheid weergeeft. Actief in alle MIG lasprocessen. LED C Plaatdikte. Het display M geeft de aanbevolen plaatdikte weer op basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen actief in synergische MIG-processen. LED D JOB. Geeft aan dat het display M het ingestelde programmanummer weergeeft. Alleen actief in MIG-processen. G H N BE I L S BD U O T P R Q W BA BF Y BB BH BI Bi Fig. 1 49 LED E Bolvormige positie. Kan niet worden gekozen. Actief in de synergische MIG-modus. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de gekozen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten kunnen veroorzaken. LED F ”Hold”. Kan niet worden gekozen. Actief in MIG- en MMAlasprocessen. Geeft aan dat de waarden op de displays M en N (normaliter Ampère en Volt) de waarden zijn die tijdens het lassen worden gebruikt. Actief aan het einde van elke lassessie. LED G SYN. Actief in MIG-lasprocessen. Licht op om aan te geven dat het lasapparaat in de synergische modus werkt. LED H Spanning. Geeft in alle MIG-lasprocessen aan dat het display N de vooraf ingestelde spanning of, in combinatie met het oplichten van LED F, de werkelijke lasspanning weergeeft. In de MMA-modus blijft deze LED altijd branden en kan hij niet worden geselecteerd. Geeft aan dat het display N de open-kringspanning of lasspanning of, in combinatie met het oplichten van LED F, de werkelijke lasspanning weergeeft. Knop I. De volgende waarden moeten worden ingesteld op basis van het gebruikte proces: Lasstroom A, draadsnelheid , plaatdikte , programmanummer JOB. Kies in de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: Prc, TRG, HSA, SP, PrF, PoF, Acc, BB, L, Ito, H2O, Fac. Wanneer in synergische programma’s één meetwaarde wordt ingesteld, veranderen de andere waarden ook. Al deze waarden worden weergegeven op het display M. Knop L. De volgende waarden moeten worden ingesteld op basis van het gebruikte proces: De booglengte in synergische MIG-processen, de lasspanning in conventionele MIG-processen. Op basis van het symbool dat is ingesteld met de knop I, wordt in het onderhoudsmenu de ingestelde waarde gekozen, wordt de functie in- of uitgeschakeld, of kan een andere keuze worden gemaakt in het menu zelf. Display M. Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die zijn gemaakt met deselectietoets E en die zijn ingesteld met de knop I. Geeft de lasstroom (LED A) weer in ampère. Geeft de draadaanvoersnelheid (LED B) weer in meter per minuut. Geeft de plaatdikte (LED C) weer in millimeter. Geeft het ingestelde programmanummer (LED D) weer. In de onderhoudsfuncties geeft het de volgende afkortingen weer: Prc, Sin (Fac, AF, HS alleen voor MMAmodus), TRG, HSA, SP, PrF, PoF, Acc, bb, L, Ito, H2O, Fac. Voor de parameters binnen de onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display M, zie de paragraaf onderhoudsfuncties. 50 Het geeft de melding “OPn” knipperend weer als het paneel van de draadaanvoerunit openstaat. Het geeft bij foutmeldingen de afkorting Err weer. Display N. Het geeft numeriek de booglengte weer bij synergische MIG en de lasspanning bij conventionele MIG. Het geeft de lasspanning (LED H) weer in volt. Het geeft de booglengte (LED H) weer als een getal tussen –9.9 en + 9.9; 0 is de aanbevolen waarde. Voor de parameters binnen de MMA-onderhoudsfunctie die worden weergegeven op het display N, zie de paragraaf onderhoudsfuncties. Voor de parameters binnen de MIG-onderhoudsfunctie die worden weergegeven op het display N, zie de paragraaf onderhoudsfuncties. Toets O Draadtest. Hiermee kan de draad worden doorgevoerd zonder dat er spanning of stroom aanwezig is. Regel de knop I om de draadaanvoersnelheid van de toorts te verhogen of te verlagen. Toets P Gastest. Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen. Als de toets niet opnieuw wordt ingedrukt binnen 30 seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken. Toets Q Opslaan en oproepen van opgeslagen programma’s. Om een stroom-/spanningsparameter op te slaan, drukt u gewoon de toets Q minstens 3 seconden lang in. De LED R licht op, op het display M knippert de melding STO, en op het display N knippert het eerste vrije nummer. Kies met de knop L het nummer waarop de voordien gekozen stroom-/spanningswaarden moeten worden opgeslagen. Druk nogmaals op de toets Q totdat u het bevestigingsgeluid voor opslaan hoort en het nummer niet meer knippert. Druk nu kortstondig op de toets Q om de functie af te sluiten. De LED R wordt uitgeschakeld. Om een opgeslagen nummer op te roepen, drukt u gewoon kortstondig op de toets Q en roept u het nummer op met de knop L. U kunt maximaal 99 combinaties van stroom-/spanningswaarden opslaan. Om een opgeslagen nummer te wissen, drukt u de toets Q minstens 3 seconden lang in, draait u aan de knop I tot het display M de melding DEL weergeeft, en drukt u vervolgens nogmaals 5 seconden lang op de toets Q. Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebruiken. Druk de toets Q 3 seconden lang in om de parameter op te roepen. Gebruik de knop om het nummer weer te geven dat u wilt oproepen en geef, met behulp van de knop L, de melding rcL weer op het display M. Druk nu gewoon de toets Q minstens 3 seconden lang in. W - Debietmeter. De knop regelt het gasdebiet tijdens het lassen. V - Aansluiting. Hierop wordt de elektrodeklem aangesloten voor MMA-lassen. S - Keuzetoets. Met elke korte druk worden de twee- of viertaktfuncties geactiveerd, weergegeven door LED’s U en T. (Deze keuze kan ook worden gemaakt in de onderhoudsfuncties, punt 5 Trg). U - LED. Geeft aan dat de tweetaktfunctie actief is. T - LED. Geeft aan dat de viertaktfunctie actief is. ONDERHOUDSFUNCTIES Druk op de toets V en houd hem minstens 3 seconden lang ingedrukt om het submenu te openen. Draai aan de knop I om de functie te selecteren en gebruik de knop L om het soort bewerking of de waarde te selecteren. Druk de toets V kortstondig in en laat hem los om terug te gaan naar het normale display. 1. Prc Keuze van MIG- of MMA-modus. 2. AF Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld van 0 tot 100%. Stelt de intensiteit (Arc Force) van de boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop L. 3. HS Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld van 0 tot 100%. Stelt de geleverde overstroom (Hotstart) bij het ontsteken van de boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop L. 4. Syn Actief tijdens MIG-lassen. Geeft aan dat het lasapparaat in de synergische modus werkt. 5. Trg Actief tijdens MIG-lassen. Keuze tussen 2-takt, 4-takt, 3 niveaus. 2t het apparaat begint te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 4t druk de toortsschakelaar in en laat hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. 3L dit proces is actief tijdens synergische processen. Vooral aanbevolen voor het lassen van aluminium. Er zijn drie stroomniveaus beschikbaar. Deze kunnen tijdens het lassen worden opgeroepen met de toortsschakelaar. De stroom- en oploopinstellingen zijn: SC startstroom (Hot Start). Kan worden ingesteld op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L. Slo oploop (Slope). Instelbereik van 1 tot 10 seconden. Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de lasstroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC (kratervulstroom), een waarde die wordt geregeld met de knop L. wordt ingedrukt; wanneer de schakelaar wordt losgelaten, verandert de eerste stroom in de lasstroom die is ingesteld met de knop I. Deze wordt gehandhaafd tot de toortsschakelaar opnieuw wordt ingedrukt. De volgende keer dat de toortsschakelaar wordt ingedrukt, verandert de lasstroom in de derde stroom CrC. Deze blijft actief zolang de toortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 6. HSA (automatische Hot Start). Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is en werkt alleen met synergische programma’s. Nadat de functie is ingeschakeld met de knop L, kan de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start) regelen. Dit kan worden ingesteld op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L. De duur ScT van deze stroom kan worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden. De Slo-tijd voor het omschakelen van de SC-stroom naar de lasstroom kan worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden. 7. SP (proplassen). Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is. Wanneer de functie SPt (proplastijd) wordt gekozen, kan de proplastijd worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden. Wanneer de functie int (intervaltijd) wordt ingeschakeld, kan de pauze tussen twee proplassen worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden. 8. PrF (gasvoorstroomtijd). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 0 tot 10 seconden. 9. PoF (gasnastroomtijd). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 0 tot 30 seconden. 10. Acc (Soft Start). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 0 tot 100%. Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede start. Fabrieksinstelling “Au” automatisch. De waarde kan worden gewijzigd met de knop L. Als u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets V tot de melding “Au” opnieuw verschijnt op het display N. 11. BB (burn-back). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 0 tot 100%. Bepaalt de lengte van de lasdraad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger het nummer, hoe meer de draad terugbrandt. Fabrieksinstelling “Au” automatisch. CrC “Kratervulling”. Kan worden ingesteld op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L. 12. L (smoorspoelregeling). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is -9.9 tot +9.9. Nul is de fabrieksinstelling. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter. Het lassen begint wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt; de opgeroepen stroom is de startstroom SC. Deze stroom wordt gehandhaafd tot de toortsschakelaar 13. ITO. (time-out tornen). Actief in alle MIG-processen. Deze functie heeft tot doel het lasapparaat te stoppen als de draad uit de toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is. 51 De draaduitvoer uit de toorts kan worden ingesteld van 5 tot 50 centimeter met de knop L. Nadat de functie is opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off). 14. H2O (waterkoelunit). Actief in alle MIG-processen. Draai aan de knop L om het soort bewerking te kiezen: OFF = uit, On C = altijd aan, On A = automatisch bij opstarten. Wanneer het apparaat wordt opgestart, werkt de unit. Als de toortsschakelaar niet wordt ingedrukt, wordt de unit na 15 seconden uitgeschakeld. Wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt, begint de unit te werken. Drie minuten nadat de schakelaar is losgelaten, wordt de unit uitgeschakeld. Als de koelvloeistofdruk te laag is, levert de stroombron geen stroom en verschijnt de knipperende melding H2O op het display O. 15. Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant. Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display N het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke fabrieksinstellingen met behoud van de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen programma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke fabrieksinstellingen. Om de gewenste functie te bevestigen, drukt u gewoon de toets V 3 seconden lang in. De afkorting die wordt weergegeven op het display N begint te knipperen en een geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de instelling is opgeslagen. 4 INSTALLATIE Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden gemaakt in overeenstemming met de geldende veiligheidsvoorschriften. 4.1 OPSTELLING Plaats de draadaanvoerunit op de stroombron. Verbind de draadaanvoerunit met de stroombron met behulp van het tussenpakket art. 1170, 1178 of 1178-20 en gebruik de trekontlastingskabel om het te bevestigen aan BN verrijdbare onderstel. OPMERKING: Vermijd het oprollen van het tussenpakket om inductie-effecten, die een negatieve invloed kunnen hebben tijdens pulserend MIG/MAG-lassen, tot een minimum te beperken. Monteer de toorts. Zorg ervoor dat de groef van de draadaanvoerrollen overCA eenkomt met de diameter van de gebruikte draad. Fig. 2 52 Vervanging van de draadaanvoerrollen (Fig. 2): Open het paneel BJ, verwijder de afdekplaat CA, zet de draaddrukrollen los met de drukinstelknop BN, vervang de draadaanvoerrollen en plaats de afdekplaat CA terug. Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaanvoerunit en de binnenspiraal van de toorts. Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de druk af. Zet het lasapparaat aan. Regel het gas met de toets P en voer vervolgens de draad door met de toets O. 5 LASSEN Synergisch MIG-lassen LED G brandt. Selecteer het JOB-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van het te openen paneel van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf “Onderhoudsfuncties”. De lasparameters kunnen worden ingesteld met de knop I. Conventioneel MIG-lassen LED G uit. Selecteer het JOB-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van het te openen paneel van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf “Onderhoudsfuncties”. Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectievelijk met de knoppen I en L. MMA-lassen. OPMERKING: de draadaanvoerunit moet aangesloten blijven op de stroombron. Selecteer de MMA-modus in de onderhoudsfuncties. Sluit de stekkers van de elektrodeklemkabel en de massakabel aan op de aansluitingen BR en BO. Volg hierbij de voorschriften van de elektrodefabrikant met betrekking tot de polariteit. 6 TOEBEHOREN 6.1 AFSTANDSBEDIENING VOOR DE STROOMREGE LING ART. 187 (POTMETER) + VERLENGKABEL (5 M) ART. 1192+ ADAPTERKABEL ART. 1191 Mogelijke instellingen voor de diverse lasprocessen: MMA Regelt de stroom vanaf het minimum (10A) tot de stroom die is ingesteld met de potmeter I op het paneel. 6.2 MIG-TOORTS ART 1241 en1243. MIG-toorts type CEBORA PW 500 watergekoeld 3,5 m 6.3 MIG-TOORTS ART. 1245 (met dubbele Up/Downbesturing) MIG-toorts type CEBORA 380A en 500A watergekoeld 3,5 m Linkse U/D-besturing: - stelt bij synergische programma's de lasparameters in volgens de synergische curve. - regelt de draadsnelheid bij conventioneel MIG-lassen. - selecteert de eventuele opgeslagen programma's via de programmanummers. Rechtse U/D-besturing: - regelt de booglengte bij synergische programma's. - regelt de spanning bij conventioneel MIG-lassen - niet actief bij opgeslagen programma's 7 ONDERHOUD Om de veiligheid van de gebruiker te garanderen, dient u regelmatig te controleren of de draadaanvoerunit en alle aansluitingen nog in goede staat zijn. Na een reparatie moet de bedrading zodanig worden teruggeplaatst dat de delen die aangesloten zijn op de voeding veilig geïsoleerd zijn van de delen die aangesloten zijn op het lascircuit. Voorkom dat de draden in contact komen met bewegende onderdelen of onderdelen die warm worden tijdens het gebruik. Monteer de klemmen op hun oorspronkelijke plaats om contact tussen het voedings- en het lascircuit te voorkomen als een draad per ongeluk breekt of losgekoppeld wordt. 53
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Cebora 1660 Shipyard Handleiding

Type
Handleiding