Cebora 294 Sound MIG 3240/T Pulse Handleiding

Type
Handleiding
67
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK
ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet
de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna
opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan.
Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek
met code 3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder
spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of
natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geï-
soleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie
en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming
in de werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefil-
terd glas en bescherm uw lichaam met aangepas-
te veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte
schermen of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te verge-
wissen dat er geen brandbaar materiaal in de
buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn .
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden geproduceerd door
hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers
beïnvloeden. De dragers van vitale elektronische appara-
tuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voor-
dat ze booglas-, snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden
benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, geprodu-
ceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid
op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven
liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de
aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet
de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich
tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werk-
zaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of
dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
Het lasapparaat Sound Mig 3240/T Pulse is geschikt voor
meerdere lasprocessen, met name pulserend synergisch
MIG/MAG-lassen, niet-pulserend synergisch MIG/MAG-
lassen, conventioneel MIG/MAG-lassen, TIG-lassen
68
(gelijkstroom) met contactontsteking en MMA (elektrode-
lassen). Het is ontwikkeld met behulp van inverter-tech-
nologie. Het lasapparaat wordt geleverd met een tand-
wielmotor met vier rollen. Dit lasapparaat mag niet wor-
den gebruikt om bevroren leidingen te ontdooien.
2.1 STROOMBRON
2.1.1 Verklaring van de technische specificaties
IEC 60974-1 Het lasapparaat is vervaardigd volgens deze
IEC 60974.10 internationale normen.
N°. Serienummer, dat dient te worden vermeld bij
elk verzoek betreffende het lasapparaat.
Driefasige statische frequentieomzetter
Transformator-gelijkrichter.
MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen.
TIG Geschikt voor TIG-lassen.
MMA Geschikt voor lassen met beklede elektro-
den.
U0. Secundaire open-kringspanning.
X. Inschakelduur.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende welke het lasappa-
raat met een bepaalde stroom kan werken
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroom.
U2. Secundaire spanning met stroom I2.
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60 Hz Driefasige voeding bij een frequentie van 50
of 60 Hz.
3
~
f
1
f
2
I
1
Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkom-
stige stroom I
2
en spanning U
2
.
I
1
eff. Dit is de maximumwaarde van de werkelijk
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met
de capaciteit van de te gebruiken zekering
(trage type) die het apparaat beschermt.
IP23 Beschermingsklasse van de behuizing.
3 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat
kan worden opgeslagen, maar niet geschikt
is voor gebruik buiten in de regen, tenzij met
bescherming.
Geschikt voor gebruik in omgevingen met
hoog risico.
OPMERKING: Het lasapparaat kan eveneens worden
gebruikt in omgevingen met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC 664).
3 BESCHRIJVING VAN DE STROOMBRON (FIG. 1)
A - Aansluiting (-): sluit hierop de connector van de mas-
sakabel aan bij MIG/MAG- en MMA-lassen; bij TIG-las-
sen sluit u hierop de connector van de TIG-lastoorts aan.
B - Centraalaansluiting: sluit hierop de lastoorts aan.
C - Connector: aansluiting voor afstandsbedieningen en
voor de lasbedieningskabel Push-Pull Art. 2008.
D - Aansluiting (+): sluit hierop de connector van de mas-
sakabel aan bij TIG-lassen.
E - Fitting: sluit hierop de gasslang van de TIG-lastoorts
aan.
F - Connector: connector van het type DB9 (RS 232
serïele lijn) om de programma’s van de microprocessor bij
S
D
E
B
A
C
O
M
N
F
L
I
H
G
P
O
Fig. 1
69
te werken.
G - Drukschakelaaraansluiting. Aansluiting voor de
kabel van de drukschakelaar in de waterkoelunit Art.
1683 (optioneel).
H - Zekeringhouder.
I - Aansluiting. Aansluiting voor de voedingskabel van de
waterkoelunit Art. 1683 (optioneel).
L - AAN/UIT-schakelaar.
M - Voedingskabel.
N - Gasslang.
O - Cilindersteun.
P - Riemen van cilindersteun.
3.1 WATERKOELUNIT. Art. 1683 (optioneel).
Deze waterkoelunit is ontworpen voor het koelen van
toortsen die worden gebruikt voor TIG- en MIG/MAG-las-
sen. Hij mag uitsluitend met deze stroombron worden
gebruikt.
3.2 BESCHRIJVING VAN DE BEVEILIGINGEN.
3.2.1 Koelvloeistofdrukbeveiliging.
Deze beveiliging bestaat uit een drukschakelaar in het
koelvloeistoftoevoercircuit, die een microschakelaar
bedient. Een lage druk wordt aangegeven door de knip-
perende afkorting H2O op het display AM.
3.2.2 Zekering (T 2A/250V - Ø 5x20).
Deze zekering bescherrmt de motorpomp en bevindt zich
op het achterpaneel van het lasapparaat H.
3.2.3 Plaatsing op een hellend oppervlak.
Dit lasapparaat is uitgerust met wielen zonder rem. Het
apparaat mag bijgevolg niet op een hellend oppervlak
worden geplaatst, om omvallen of ongecontroleerde
bewegingen van het apparaat te vermijden.
4 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL (FIG. 2)
Selectietoets AE.
Bij elke korte druk op deze toets wordt de grootte geko-
zen, die instelbaar is met de knop AI. De waarden die u
kunt selecteren hangen af van het gekozen lasproces en
worden weergegeven met de LED’s AA/AB/AC/AD.
LED AA PRG.
Geeft aan dat het display AL het ingestelde programma-
nummer weergeeft. Alleen actief in MIG-processen.
LED AB Plaatdikte.
Het display AL geeft de aanbevolen plaatdikte weer op
basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen
actief in synergische MIG-processen.
LED AC Draadaanvoersnelheid.
Geeft aan dat het display AL de snelheid van de lasdraad
weergeeft. Alleen actief in MIG-processen.
LED AD Stroom.
Geeft aan dat het display AL een lasstroom weergeeft.
Tijdens het lassen wordt altijd de gemeten stroom weer-
gegeven; wanneer het apparaat stilstaat en AG is uitge-
schakeld, wordt de ingestelde stroom weergegeven.
LED AF Bolvormige positie.
Kan niet worden gekozen. Actief bij synergisch MIG-las-
sen. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de geko-
zen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten
kunnen veroorzaken.
LED AG “Hold”.
Kan niet worden gekozen. Geactiveerd in MIG-, MMA- en
TIG-lasprocessen. Geeft aan dat de waarden op de dis-
plays AL en AM (normaliter Ampère en Volt) de waarden
zijn die tijdens het laatste lasproces zijn gebruikt. Actief
aan het einde van elke lassessie.
AA AB AC AD AL AGAF AH AM
AN
AE
APAO AQ AR AS AT AU AV AZ AY AWAI
Fig. 2
70
LED AH Spanning.
Geeft in alle MIG-lasprocessen aan dat het display AM de
teruggestelde lasspanning of, in combinatie met het
oplichten van LED AG, de laatst gemeten spanning weer-
geeft. Brandt constant en kan niet worden geselecteerd
in MMA- en TIG-lasprocessen. Geeft aan dat het display
AM de open-kringspanning of, in combinatie met het
oplichten van LED AG, de werkelijke lasspanning weer-
geeft.
Knop AI.
De volgende waarden worden ingesteld op basis van het
gebruikte proces:
lasstroom A, draadsnelheid ( ), plaatdikte ( )), pro-
grammanummer PRG.
In MIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF,
PoF, Acc, bb, L, Dp, Ito, Fac.
In TIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: H2O, TRG, SLD, PrF, PoF, Fac.
In MMA-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: HS, AF, SP, Fac.
Wanneer in synergische MIG-processen een waarde
wordt aangepast, worden de andere waarden eveneens
aangepast. Al deze waarden worden weergegeven op het
display AL.
Knop AN.
De volgende waarden worden ingesteld op basis van het
gebruikte proces:
De booglengte in synergische MIG-processen, de las-
spanning in conventionele MIG-processen.
In het onderhoudsmenu selecteert deze knop, afhankelijk
van de waarde die is ingesteld met de knop AI, de inge-
stelde waarde, de in- of uitschakeling ervan of een bijko-
mende keuze die binnen de functie kan worden gemaakt.
Display AL.
Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die
zijn gemaakt met de selectietoets AE en die zijn ingesteld
met de knop AI.
Geeft de lasstroom (LED AD) weer in ampère.
Geeft de draadaanvoersnelheid (LED AC) weer in meter
per minuut.
Geeft de plaatdikte (LED AB) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED AA) weer.
In MIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF,
PoF, Acc, bb, L, Dp, Ito, Fac.
In TIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: H2O, TRG, SLD, PrF, PoF, Fac.
In MMA-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de
volgende afkortingen: HS, AF, SP, Fac.
Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden
weergegeven op het display AM, zie de paragraaf over
onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de waarschuwingsmodus staat,
geeft dit display een knipperende waarschuwing weer
(bijvoorbeeld: OPN als het zijpaneel openstaat. Wanneer
het apparaat in de foutmodus staat, geeft het Err weer.
Display AM.
Geeft in alle lasprocessen met een getal het volgende
weer: de booglengte in synergische MIG-processen en
de lasspanning in conventionele MIG-processen.
Het geeft de lasspanning (LED AH) weer in volt. Het geeft
de booglengte (LED AH uitgeschakeld) weer als een getal
tussen -9,9 en +9,9; 0 is de aanbevolen waarde.
Voor de parameters in de MIG-onderhoudsfuncties die
worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf
over onderhoudsfuncties.
Voor de parameters in de MMA- en TIG-onderhoudsfunc-
ties die worden weergegeven op het display AM, zie de
paragraaf over onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft dit
display de betreffende foutcode tussen 1 en 99 weer.
Selectietoets AO.
Bij elke druk op deze toets wordt het gekozen proces
weergegeven door LED AP/AQ/AR/AS/AT.
LED AP Pulserend MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces pulserend synergisch
MIG-lassen is.
LED AQ SYNERGISCH MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces synergisch MIG-lassen is.
LED AR CONVENTIONEEL MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces conventioneel MIG-
lassen is.
LED AS TIG.
Geeft aan dat het gekozen proces TIG-lassen is.
LED AT MMA.
Geeft aan dat het gekozen proces MMA-lassen is.
Selectietoets AU.
Bij elke korte druk wordt de 2-taktmodus (HANDMATIG)
of de 4-taktmodus (AUTOMATISCH) gekozen. De keuze
wordt weergegeven op het display AL.
In de 2-taktmodus begint het apparaat te lassen wanneer
de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt het wan-
neer de schakelaar wordt losgelaten.
In de 4-taktmodus drukt u de toortsschakelaar in en laat
u hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te
onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken
en loslaten.
Selectietoets AV (WERK)
Hiermee kunt u processen opslaan en de opgeslagen
processen oproepen.
Om een werktoestand (JOB) op te slaan, houdt u de toets
AV minstens 3 seconden lang ingedrukt. De LED AZ licht
op, op het display AL knippert de afkorting STO en op het
display AM knippert het nummer van de eerste beschik-
bare positie. De knop AN wordt gebruikt om de opslag-
positie te kiezen; druk nogmaals op de toets AV tot het
opslaan wordt bevestigd met een geluid en het gekozen
nummer stopt met knipperen.
Om het opgeslagen nummer op te roepen, drukt u kort op
de toets AV en roept u het nummer op met de knop AN.
Tot 99 paar stroom-/spanningswaarden kunnen worden
opgeslagen.
Om een opgeslagen nummer te verwijderen, drukt u de
toets AV minstens 3 seconden lang in, draait u aan de
knop AI tot het display AL de afkorting DEL weergeeft, en
drukt u vervolgens nogmaals 3 seconden lang op de
toets AV.
Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan
hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui-
71
ken. Om hem op te roepen, drukt u de toets AV minstens
3 seconden lang in, geeft u met de knop AI het op te roe-
pen nummer weer en geeft u op het display AL met de
knop AN de afkorting rcL weer; druk daarna gewoon 3
seconden lang op de toets AV.
LED AZ WERK.
Geeft aan dat u zich in het opslagmenu van opgeslagen
werkpunten bevindt.
Selectietoets AY.
Gastest.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te
stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen.
Als de toets geen tweede keer wordt ingedrukt binnen 30
seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken.
Selectietoets AW.
Draadtest.
Hiermee kan de draad worden aangevoerd zonder dat er
stroom of spanning aanwezig is.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt de draad
gedurende de eerste 5 seconden aangevoerd met een
snelheid van 1 meter per minuut. Daarna neemt de snel-
heid toe tot 8 meter per minuut.
Wanneer deze toets wordt losgelaten, stopt de motor
onmiddellijk.
5. ONDERHOUDSFUNCTIES.
Druk op de toets AE en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Door aan de
knop AI te draaien, kiest u de functie, die wordt weerge-
geven op het display AL. Door aan de knop AN te draai-
en, kiest u het soort bewerking of de waarde, die wordt
weergegeven op het display AM. Om terug te keren naar
het normale display, drukt u de toets AE in en laat u hem
onmiddellijk los.
5.1. MIG-PROCES.
1- H2O (waterkoelunit, optioneel).
Draai aan de knop AN om het soort bewerking te kiezen:
OFF = uit, ON C = altijd aan, ON A = automatisch bij
opstarten.
Wanneer de automatische modus is gekozen, begint de
pomp onmiddellijk te werken bij elk lasstartcommando en
stopt hij 3 minuten nadat het lassen is voltooid.
Bij het opstarten van de stroombron vindt telkens een
korte pomptest plaats gedurende 15 seconden.
Als onvoldoende druk wordt vastgesteld, gaat het appa-
raat in de waarschuwingsmodus en knippert H2O op het
display AM.
Als deze toestand van lage druk langer dan 30 seconden
aanhoudt, wordt de pomp uitgeschakeld en gaat het
apparaat in de foutmodus (ERR 75).
2- TRG.
Actief in MIG-lasprocessen. Keuze tussen 2-takt (2t) of
4-takt (4t), 3 niveaus (3L), keuze tussen 2t en 4t met de
selectietoets AU, zonder de onderhoudsfuncties in te
schakelen.
2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoorts-
schakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schake-
laar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in
en laat hem los om te beginnen met lassen; om het las-
sen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. 3L: deze procedure is actief tijdens
synergische processen. Vooral geschikt voor het lassen
van aluminium.
Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het las-
sen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar.
De stroom- en oploopwaarden worden als volgt inge-
steld:
SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Slo oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de
knop AN.
CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van
de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt
ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoorts-
schakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschake-
laar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de
lasstroom, ingesteld met de knop AI, en wordt deze
gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt
blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom
CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsscha-
kelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de las-
toortsschakelaar wordt losgelaten.
3- SP (proplassen).
Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld.
De proplastijd tSP kan worden ingesteld op een waarde
van 0,3 tot 5 seconden.
De tijd tussen twee proplassen tIN kan worden ingesteld
op een waarde van 0,3 tot 5 seconden.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is.
4- HSA (automatische Hot Start).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is en werkt alleen met synergische processen.
Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop AN, kan
de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start)
instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die
wordt ingesteld met de knop AN.
De duur tHS (standaard 130%) van deze stroom kan ook
worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5
seconden).
De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-stroom naar
de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10
seconden (standaard 0,5 seconden).
5- CrA (definitieve kratervulling).
Deze functie kan worden gekozen met de toets AI en is
actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie
met de functie HSA, indien gevraagd.
Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop AN,
draait u aan de knop AI om de volgende afkortingen weer
te geven:
Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervul-
stroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de las-
72
draadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%.
TCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 secon-
den. Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
6- PrF (gasvoorstroomtijd).
Instelbereik 0 - 3 seconden.
7- Pof (gasnastroomtijd).
Instelbereik 0 - 30 seconden.
8- Acc (soft-start).
Instelbereik 0 - 100%.
Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als
percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid,
voordat de draad het werkstuk raakt.
Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede
start.
Fabrieksinstelling «Au»: automatisch.
De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN. Als
u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de
oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de
afkorting «Au» opnieuw op het display AM verschijnt.
9- BB (terugbrandtijd).
Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de las-
draad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger
de waarde, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling «Au» automatisch.
Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot
de afkorting «Au» opnieuw op het display N verschijnt.
10- L (smoorspoelregeling).
Instelbereik -9,9 - +9,9. Fabrieksinstelling 0. Als het getal
negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de
boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter.
11- dP (dubbele puls, optioneel)
Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus van
stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle synergi-
sche processen. Vóór het instellen dient een korte las-
naad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen die
het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op
basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald.
De functie kan als volgt worden ingeschakeld:
A)- Schakel de functie in door aan de knop AN te draai-
en tot de afkorting On opnieuw op het display AM ver-
schijnt.
B)- Draai aan de knop AI tot de afkorting FdP (dubbele-
pulsfrequentie) opnieuw op het display AL verschijnt. Het
display AM geeft de afkorting OFF weer.
Draai aan de knop AN om de werkfrequentie te kiezen
(instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt weer-
gegeven op het display AM.
C) Draai aan de knop AI totdat de afkorting ddP (dubbe-
le-pulsverschil in m/min.) verschijnt.
Draai aan de knop AN om het aantal meter per minuut te
kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden
opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid
(standaard 1 m/min.).
D) Draai aan de knop AI tot het display de afkorting tdP
weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid,
d.w.z. de hoogste lasstroom. Deze wordt uitgedrukt als
een percentage van de tijd die wordt gewonnen met de
frequentie Fdp (fig. 3).
Draai aan de knop AN om het percentage aan te passen.
Instelbereik 25 - 75% (standaard 50%).
E)-Draai aan de knop AI tot het display de afkorting AdP
(booglengte van de hoogste stroom) weergeeft.
Instelbereik -9,9 - +9,9% (standaard 0).
Controleer bij het lassen of de booglengte dezelfde is
voor beide stroomwaarden; draai indien nodig aan de
knop AN om dit te corrigeren.
Opmerking: lassen in de dubbel-pulsfuncties is mogelijk.
Om na het doorvoeren van deze aanpassingen terug te
keren naar het normale display van het bedieningspaneel,
drukt u kort op de toets AE.
Als een aanpassing van de booglengte van de laagste
lasstroom/laagste draadsnelheid nodig is, moet u de
booglengte van de referentiesnelheid aanpassen.
Wanneer de referentiesnelheid verandert, moeten ook de
vorige instellingen worden herhaald voor de nieuwe snel-
heid.
12- Ito. (time-out tornen).
Het doel is het lasapparaat te stoppen als de draad uit de
toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is.
De draaduitvoer uit de lastoorts kan worden ingesteld van
5 tot 50 centimeter met de knop AN. Nadat de functie is
opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitge-
schakeld (Off).
13- Fac. (fabriek).
Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stel-
len op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant.
Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display AM
het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt terugge-
steld op zijn oorspronkelijke instellingen met behoud van
de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen pro-
gramma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat
wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen.
Druk op de toets AV om de gewenste functie op te slaan.
De afkorting die wordt weergegeven op het display AM
begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden
later bevestigt dat de instelling is opgeslagen.
5.2. TIG-PROCES
1-
H2o (waterkoelunit) OPTIONEEL Art. 1683.
Zie punt 1 van de paragraaf over het MIG-proces.
2- TRG.
Zie punt 2 van de paragraaf over het MIG-proces.
Het verschil betreft 3L en hoe de lasschakelaar wordt
ingedrukt.
Het lassen begint wanneer de lasschakelaar ingedrukt en
onmiddellijk losgelaten wordt; de opgeroepen stroom is
DdP= 0,1÷3 m/min
tdP T= 25÷75% di
T Fdp= 1/ (0,5÷5 Hz)
=
=
Fig. 3
REFEREN-
TIESNEL-
HEID
73
de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd tot de lasschakelaar
wordt ingedrukt en losgelaten; op dat ogenblik loopt de
oorspronkelijke stroom op tot de lasstroom die is inge-
steld met de knop AI.
Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt inge-
drukt en losgelaten, loopt de lasstroom op tot de derde
stroom CrC. Deze wordt gehandhaafd tot de lastoorts-
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt en losgelaten; nu
wordt het lassen onderbroken.
3- SLd (Slope down).
Instelbereik 0 - 10 seconden.
Bepaalt de aflooptijd van de stroom vanaf de laswaarde
tot het uitschakelen van de boog.
4- PrF (gasvoorstroomtijd).
Zie punt 6 van de paragraaf over het MIG-proces.
5- Pof (gasnastroomtijd).
Zie punt 7 van de paragraaf over het MIG-proces.
6- Fac. (fabriek).
Zie punt 13 van de paragraaf over het MIG-proces.
5.3. MMA-PROCES
1. HS (Hot Start).
Instelbereik 0 - 100%.
Stelt de geleverde overstroom bij het ontsteken van de
boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop AN.
2- LED AF - (Arc-force).
Instelbereik 0 - 100%.
Stelt de intensiteit van de boog in, een waarde die wordt
geregeld met de knop AN.
3- Fac. (fabriek).
Zie punt 13 van de paragraaf over het MIG-proces.
6 INSTALLATIE
Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door
bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden
gemaakt in overeenstemming met de geldende veilig-
heidsvoorschriften.
6.1 PLAATSING
Het lasapparaat weegt ongeveer 80 kg; zie bijgevolg voor
het heffen fig. 4.
Installeer het apparaat op een plaats waar een goede sta-
biliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd zijn, om
het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van
slijpwerken) te vermijden.
6.2 MONTAGE
Monteer de achterwielen.
Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hier-
bij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de
aardingspen. Controleer of de voedingsspanning over-
eenstemt met de nominale spanning van het lasapparaat.
Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via
de technische gegevens op het identificatieplaatje.
Plaats de cilinder op de steun O, zet hem vast met de rie-
men P en sluit de gasslang aan op de uitgang van de
drukregelaar. Monteer de lastoorts.
Om zeker te zijn dat de groef van de draadaanvoerrollen
overeenkomt met de diameter van de gebruikte draad,
opent u het zijpaneel van het verrijdbare onderstel en ver-
wijdert u de afdekplaat CA. Zet de draaddrukrollen los
met de drukinstelknop BN, vervang de rollen en plaats de
afdekplaat CA terug (fig. 5).
Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaan-
voerunit en de binnenspiraal van de lastoorts.
Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de
druk af.
Schakel het apparaat in.
Regel het gas met de toets AY en voer vervolgens de
draad door met de toets AW.
7 LASSEN
Pulserend synergisch MIG-lassen - LED AP brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
De lasparameters worden ingesteld met de knop AI.
Synergisch MIG-lassen - LED AQ brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
Fig. 4
CA
BN
BN
Fig. 5
74
Regel de draadsnelheid en de lasspanning met de knop
AI.
Conventioneel MIG-lassen - LED AR brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectieve-
lijk met de knoppen AI en AN.
TIG-lassen - LED AS brandt.
Sluit de 19-pins connector van de TIG-lastoorts aan op
aansluiting C op het voorpaneel en sluit de voedingscon-
nector aan op de minpool A. Sluit de massakabel aan op
de pluspool D.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
Stel de lasstroom in met de knop AI.
MMA-lassen - LED AT brandt.
Verbind de massa-aansluitingen en de kabelaansluitingen
van de elektrodeklem met de aansluitingen D en A en
neem hierbij de door de elektrodefabrikant opgegeven
polariteit in acht. Stel de functies in het submenu in vol-
gens de instructies in de paragraaf over onderhouds-
functies.
Stel de lasstroom in met de knop AI.
8 TOEBEHOREN
8.1 STROOMINSTELSCHUIF ART.
187 (POTMETER) + VERLENGKABEL
(5 m) ART. 1192 + ADAPTERKABEL ART. 1191
Mogelijke afstellingen tijdens lasprocessen:
MMA: de schuif regelt de stroom vanaf een minimum-
waarde (10 A) tot de stroom die is ingesteld met de knop
AI op het bedieningspaneel.
TIG: de schuif voert dezelfde functie uit als bij MMA.
8.2 VOETREGELING ART. 193 + ADAPTERKABEL ART.
1191
Voor gebruik met het TIG-lasproces.
Dit toebehoren regelt de stroom terwijl de startregeling
wordt ingeschakeld met de lastoortsschakelaar.
De stroom kan worden ingesteld vanaf een minimum-
waarde tot de maximumwaarde die is ingesteld met de
knop AI op het bedieningspaneel.
8.3 TIG-LASTOORTS ART. 1256
BINZEL watergekoelde TIG-lastoorts (450 A) - 4 m.
8.4 TIG-LASTOORTS ART. 1258
BINZEL watergekoelde TIG-lastoorts (450 A) - UP/DOWN
- 4 m.
8.5 VERBINDING ART. 1165 TUSSEN DE STROOM-
BRON EN DE BINZEL TIG-LASTOORTSEN
8.6 MIG-LASTOORTS ART. 1242
Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 280 A - 3,5 m.
8.7 MIG-LASTOORTS ART. 1239
Watergekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A - 3,5 m.
8.8 MIG-LASTOORTS ART. 1241
Watergekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A
UP/DOWN - 3,5 m.
De linkse Up/Down-besturing:
- selecteert de synergische curve wanneer LED AA
brandt.
- stelt bij synergische programma’s de lasparameters in
de synergische curve in.
- regelt de draadaanvoersnelheid bij conventioneel MIG-
lassen.
- selecteert de opgeslagen processen met een nummer.
De rechtse Up/Down-besturing:
- regelt de booglengte bij synergische programma’s.
- regelt de spanning bij conventioneel MIG-lassen.
- is niet actief in de opgeslagen processen.
8.9 PUSH-PULL UP/DOWN LASTOORTS, waterge-
koeld, ART. 2008
8.10 AANSLUITSET VOOR PUSH-PULL LASTOORTS
ART. 106
8.11 WATERKOELUNIT ART. 1683
9 ONDERHOUD
Om de veiligheid van de gebruiker te garanderen, dient u
regelmatig te controleren of het lasapparaat en alle aan-
sluitingen nog in goede staat zijn.
Na een reparatie moet de bedrading zodanig worden
teruggeplaatst dat de delen die aangesloten zijn op de
voeding veilig geïsoleerd zijn van de delen die aangeslo-
ten zijn op het lascircuit.
Voorkom dat de draden in contact komen met bewegen-
de onderdelen of onderdelen die warm worden tijdens het
gebruik.
Monteer de klemmen op hun oorspronkelijke plaats om
contact tussen het voedings- en het lascircuit te voorko-
men als een draad per ongeluk breekt of losgekoppeld
wordt.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn . • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De las- of snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voor- dat ze booglas-, snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 2 ALGEMENE BESCHRIJVING Het lasapparaat Sound Mig 3240/T Pulse is geschikt voor meerdere lasprocessen, met name pulserend synergisch MIG/MAG-lassen, niet-pulserend synergisch MIG/MAGlassen, conventioneel MIG/MAG-lassen, TIG-lassen 67 (gelijkstroom) met contactontsteking en MMA (elektrodelassen). Het is ontwikkeld met behulp van inverter-technologie. Het lasapparaat wordt geleverd met een tandwielmotor met vier rollen. Dit lasapparaat mag niet worden gebruikt om bevroren leidingen te ontdooien. 2.1 STROOMBRON 2.1.1 Verklaring van de technische specificaties IEC 60974-1 Het lasapparaat is vervaardigd volgens deze IEC 60974.10 internationale normen. N°. Serienummer, dat dient te worden vermeld bij elk verzoek betreffende het lasapparaat. Driefasige statische frequentieomzetter 3~ Transformator-gelijkrichter. MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen. f1 f2 TIG Geschikt voor TIG-lassen. I1 Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. I1 eff. Dit is de maximumwaarde van de werkelijk opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de te gebruiken zekering (trage type) die het apparaat beschermt. IP23 Beschermingsklasse van de behuizing. 3 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat kan worden opgeslagen, maar niet geschikt is voor gebruik buiten in de regen, tenzij met bescherming. S Geschikt voor gebruik in omgevingen met hoog risico. OPMERKING: Het lasapparaat kan eveneens worden gebruikt in omgevingen met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC 664). 3 BESCHRIJVING VAN DE STROOMBRON (FIG. 1) MMA Geschikt voor lassen met beklede elektroden. U0. Secundaire open-kringspanning. X. Inschakelduur. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende welke het lasapparaat met een bepaalde stroom kan werken zonder oververhit te raken. I2. Lasstroom. U2. Secundaire spanning met stroom I2. U1. Nominale voedingsspanning. 3~ 50/60 Hz Driefasige voeding bij een frequentie van 50 of 60 Hz. A - Aansluiting (-): sluit hierop de connector van de massakabel aan bij MIG/MAG- en MMA-lassen; bij TIG-lassen sluit u hierop de connector van de TIG-lastoorts aan. B - Centraalaansluiting: sluit hierop de lastoorts aan. C - Connector: aansluiting voor afstandsbedieningen en voor de lasbedieningskabel Push-Pull Art. 2008. D - Aansluiting (+): sluit hierop de connector van de massakabel aan bij TIG-lassen. E - Fitting: sluit hierop de gasslang van de TIG-lastoorts aan. F - Connector: connector van het type DB9 (RS 232 serïele lijn) om de programma’s van de microprocessor bij O N O M F L C I D H E G B A Fig. 1 68 P te werken. G - Drukschakelaaraansluiting. Aansluiting voor de kabel van de drukschakelaar in de waterkoelunit Art. 1683 (optioneel). H - Zekeringhouder. I - Aansluiting. Aansluiting voor de voedingskabel van de waterkoelunit Art. 1683 (optioneel). L - AAN/UIT-schakelaar. M - Voedingskabel. N - Gasslang. O - Cilindersteun. P - Riemen van cilindersteun. 3.1 WATERKOELUNIT. Art. 1683 (optioneel). Deze waterkoelunit is ontworpen voor het koelen van toortsen die worden gebruikt voor TIG- en MIG/MAG-lassen. Hij mag uitsluitend met deze stroombron worden gebruikt. 3.2 BESCHRIJVING VAN DE BEVEILIGINGEN. 3.2.1 Koelvloeistofdrukbeveiliging. Deze beveiliging bestaat uit een drukschakelaar in het koelvloeistoftoevoercircuit, die een microschakelaar bedient. Een lage druk wordt aangegeven door de knipperende afkorting H2O op het display AM. 3.2.2 Zekering (T 2A/250V - Ø 5x20). Deze zekering bescherrmt de motorpomp en bevindt zich op het achterpaneel van het lasapparaat H. 3.2.3 Plaatsing op een hellend oppervlak. Dit lasapparaat is uitgerust met wielen zonder rem. Het apparaat mag bijgevolg niet op een hellend oppervlak worden geplaatst, om omvallen of ongecontroleerde bewegingen van het apparaat te vermijden. AA AB AC AD AE AL AF 4 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL (FIG. 2) Selectietoets AE. Bij elke korte druk op deze toets wordt de grootte gekozen, die instelbaar is met de knop AI. De waarden die u kunt selecteren hangen af van het gekozen lasproces en worden weergegeven met de LED’s AA/AB/AC/AD. LED AA PRG. Geeft aan dat het display AL het ingestelde programmanummer weergeeft. Alleen actief in MIG-processen. LED AB Plaatdikte. Het display AL geeft de aanbevolen plaatdikte weer op basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen actief in synergische MIG-processen. LED AC Draadaanvoersnelheid. Geeft aan dat het display AL de snelheid van de lasdraad weergeeft. Alleen actief in MIG-processen. LED AD Stroom. Geeft aan dat het display AL een lasstroom weergeeft. Tijdens het lassen wordt altijd de gemeten stroom weergegeven; wanneer het apparaat stilstaat en AG is uitgeschakeld, wordt de ingestelde stroom weergegeven. LED AF Bolvormige positie. Kan niet worden gekozen. Actief bij synergisch MIG-lassen. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de gekozen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten kunnen veroorzaken. LED AG “Hold”. Kan niet worden gekozen. Geactiveerd in MIG-, MMA- en TIG-lasprocessen. Geeft aan dat de waarden op de displays AL en AM (normaliter Ampère en Volt) de waarden zijn die tijdens het laatste lasproces zijn gebruikt. Actief aan het einde van elke lassessie. AG AH AN AM Fig. 2 AI AO AP AQ AR AS AT AU AV AZ AY AW 69 LED AH Spanning. Geeft in alle MIG-lasprocessen aan dat het display AM de teruggestelde lasspanning of, in combinatie met het oplichten van LED AG, de laatst gemeten spanning weergeeft. Brandt constant en kan niet worden geselecteerd in MMA- en TIG-lasprocessen. Geeft aan dat het display AM de open-kringspanning of, in combinatie met het oplichten van LED AG, de werkelijke lasspanning weergeeft. Knop AI. De volgende waarden worden ingesteld op basis van het gebruikte proces: lasstroom A, draadsnelheid ( ), plaatdikte ( )), programmanummer PRG. In MIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L, Dp, Ito, Fac. In TIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: H2O, TRG, SLD, PrF, PoF, Fac. In MMA-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: HS, AF, SP, Fac. Wanneer in synergische MIG-processen een waarde wordt aangepast, worden de andere waarden eveneens aangepast. Al deze waarden worden weergegeven op het display AL. Knop AN. De volgende waarden worden ingesteld op basis van het gebruikte proces: De booglengte in synergische MIG-processen, de lasspanning in conventionele MIG-processen. In het onderhoudsmenu selecteert deze knop, afhankelijk van de waarde die is ingesteld met de knop AI, de ingestelde waarde, de in- of uitschakeling ervan of een bijkomende keuze die binnen de functie kan worden gemaakt. Display AL. Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die zijn gemaakt met de selectietoets AE en die zijn ingesteld met de knop AI. Geeft de lasstroom (LED AD) weer in ampère. Geeft de draadaanvoersnelheid (LED AC) weer in meter per minuut. Geeft de plaatdikte (LED AB) weer in millimeter. Geeft het ingestelde programmanummer (LED AA) weer. In MIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: H2O, TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L, Dp, Ito, Fac. In TIG-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: H2O, TRG, SLD, PrF, PoF, Fac. In MMA-lasprocessen kiezen de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: HS, AF, SP, Fac. Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. Wanneer het apparaat in de waarschuwingsmodus staat, geeft dit display een knipperende waarschuwing weer (bijvoorbeeld: OPN als het zijpaneel openstaat. Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft het Err weer. Display AM. Geeft in alle lasprocessen met een getal het volgende weer: de booglengte in synergische MIG-processen en de lasspanning in conventionele MIG-processen. Het geeft de lasspanning (LED AH) weer in volt. Het geeft 70 de booglengte (LED AH uitgeschakeld) weer als een getal tussen -9,9 en +9,9; 0 is de aanbevolen waarde. Voor de parameters in de MIG-onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. Voor de parameters in de MMA- en TIG-onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft dit display de betreffende foutcode tussen 1 en 99 weer. Selectietoets AO. Bij elke druk op deze toets wordt het gekozen proces weergegeven door LED AP/AQ/AR/AS/AT. LED AP Pulserend MIG. Geeft aan dat het gekozen proces pulserend synergisch MIG-lassen is. LED AQ SYNERGISCH MIG. Geeft aan dat het gekozen proces synergisch MIG-lassen is. LED AR CONVENTIONEEL MIG. Geeft aan dat het gekozen proces conventioneel MIGlassen is. LED AS TIG. Geeft aan dat het gekozen proces TIG-lassen is. LED AT MMA. Geeft aan dat het gekozen proces MMA-lassen is. Selectietoets AU. Bij elke korte druk wordt de 2-taktmodus (HANDMATIG) of de 4-taktmodus (AUTOMATISCH) gekozen. De keuze wordt weergegeven op het display AL. In de 2-taktmodus begint het apparaat te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt het wanneer de schakelaar wordt losgelaten. In de 4-taktmodus drukt u de toortsschakelaar in en laat u hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. Selectietoets AV (WERK) Hiermee kunt u processen opslaan en de opgeslagen processen oproepen. Om een werktoestand (JOB) op te slaan, houdt u de toets AV minstens 3 seconden lang ingedrukt. De LED AZ licht op, op het display AL knippert de afkorting STO en op het display AM knippert het nummer van de eerste beschikbare positie. De knop AN wordt gebruikt om de opslagpositie te kiezen; druk nogmaals op de toets AV tot het opslaan wordt bevestigd met een geluid en het gekozen nummer stopt met knipperen. Om het opgeslagen nummer op te roepen, drukt u kort op de toets AV en roept u het nummer op met de knop AN. Tot 99 paar stroom-/spanningswaarden kunnen worden opgeslagen. Om een opgeslagen nummer te verwijderen, drukt u de toets AV minstens 3 seconden lang in, draait u aan de knop AI tot het display AL de afkorting DEL weergeeft, en drukt u vervolgens nogmaals 3 seconden lang op de toets AV. Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui- ken. Om hem op te roepen, drukt u de toets AV minstens 3 seconden lang in, geeft u met de knop AI het op te roepen nummer weer en geeft u op het display AL met de knop AN de afkorting rcL weer; druk daarna gewoon 3 seconden lang op de toets AV. LED AZ WERK. Geeft aan dat u zich in het opslagmenu van opgeslagen werkpunten bevindt. Selectietoets AY. Gastest. Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen. Als de toets geen tweede keer wordt ingedrukt binnen 30 seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken. Selectietoets AW. Draadtest. Hiermee kan de draad worden aangevoerd zonder dat er stroom of spanning aanwezig is. Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt de draad gedurende de eerste 5 seconden aangevoerd met een snelheid van 1 meter per minuut. Daarna neemt de snelheid toe tot 8 meter per minuut. Wanneer deze toets wordt losgelaten, stopt de motor onmiddellijk. 5. ONDERHOUDSFUNCTIES. Druk op de toets AE en houd hem minstens 3 seconden lang ingedrukt om het submenu te openen. Door aan de knop AI te draaien, kiest u de functie, die wordt weergegeven op het display AL. Door aan de knop AN te draaien, kiest u het soort bewerking of de waarde, die wordt weergegeven op het display AM. Om terug te keren naar het normale display, drukt u de toets AE in en laat u hem onmiddellijk los. 5.1. MIG-PROCES. 1- H2O (waterkoelunit, optioneel). Draai aan de knop AN om het soort bewerking te kiezen: OFF = uit, ON C = altijd aan, ON A = automatisch bij opstarten. Wanneer de automatische modus is gekozen, begint de pomp onmiddellijk te werken bij elk lasstartcommando en stopt hij 3 minuten nadat het lassen is voltooid. Bij het opstarten van de stroombron vindt telkens een korte pomptest plaats gedurende 15 seconden. Als onvoldoende druk wordt vastgesteld, gaat het apparaat in de waarschuwingsmodus en knippert H2O op het display AM. Als deze toestand van lage druk langer dan 30 seconden aanhoudt, wordt de pomp uitgeschakeld en gaat het apparaat in de foutmodus (ERR 75). 2- TRG. Actief in MIG-lasprocessen. Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L), keuze tussen 2t en 4t met de selectietoets AU, zonder de onderhoudsfuncties in te schakelen. 2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in en laat hem los om te beginnen met lassen; om het las- sen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. 3L: deze procedure is actief tijdens synergische processen. Vooral geschikt voor het lassen van aluminium. Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het lassen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar. De stroom- en oploopwaarden worden als volgt ingesteld: SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. Slo oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden. Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de lasstroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC (kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de knop AN. CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC. Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de lasstroom, ingesteld met de knop AI, en wordt deze gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten. 3- SP (proplassen). Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld. De proplastijd tSP kan worden ingesteld op een waarde van 0,3 tot 5 seconden. De tijd tussen twee proplassen tIN kan worden ingesteld op een waarde van 0,3 tot 5 seconden. Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is. 4- HSA (automatische Hot Start). Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is en werkt alleen met synergische processen. Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop AN, kan de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start) instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt ingesteld met de knop AN. De duur tHS (standaard 130%) van deze stroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5 seconden). De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-stroom naar de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5 seconden). 5- CrA (definitieve kratervulling). Deze functie kan worden gekozen met de toets AI en is actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie met de functie HSA, indien gevraagd. Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop AN, draait u aan de knop AI om de volgende afkortingen weer te geven: Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de las71 6- PrF (gasvoorstroomtijd). Instelbereik 0 - 3 seconden. = DdP= 0,1÷3 m/min 7- Pof (gasnastroomtijd). Instelbereik 0 - 30 seconden. = draadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%. TCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. 8- Acc (soft-start). Instelbereik 0 - 100%. Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede start. Fabrieksinstelling «Au»: automatisch. De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN. Als u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de afkorting «Au» opnieuw op het display AM verschijnt. 9- BB (terugbrandtijd). Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de lasdraad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger de waarde, hoe meer de draad terugbrandt. Fabrieksinstelling «Au» automatisch. Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de afkorting «Au» opnieuw op het display N verschijnt. 10- L (smoorspoelregeling). Instelbereik -9,9 - +9,9. Fabrieksinstelling 0. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter. 11- dP (dubbele puls, optioneel) Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus van stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle synergische processen. Vóór het instellen dient een korte lasnaad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen die het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald. De functie kan als volgt worden ingeschakeld: A)- Schakel de functie in door aan de knop AN te draaien tot de afkorting On opnieuw op het display AM verschijnt. B)- Draai aan de knop AI tot de afkorting FdP (dubbelepulsfrequentie) opnieuw op het display AL verschijnt. Het display AM geeft de afkorting OFF weer. Draai aan de knop AN om de werkfrequentie te kiezen (instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt weergegeven op het display AM. C) Draai aan de knop AI totdat de afkorting ddP (dubbele-pulsverschil in m/min.) verschijnt. Draai aan de knop AN om het aantal meter per minuut te kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid (standaard 1 m/min.). D) Draai aan de knop AI tot het display de afkorting tdP weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid, d.w.z. de hoogste lasstroom. Deze wordt uitgedrukt als een percentage van de tijd die wordt gewonnen met de frequentie Fdp (fig. 3). Draai aan de knop AN om het percentage aan te passen. 72 REFERENTIESNELHEID tdP = 25÷75% di T T = 1/ Fdp (0,5÷5 Hz) Fig. 3 Instelbereik 25 - 75% (standaard 50%). E)-Draai aan de knop AI tot het display de afkorting AdP (booglengte van de hoogste stroom) weergeeft. Instelbereik -9,9 - +9,9% (standaard 0). Controleer bij het lassen of de booglengte dezelfde is voor beide stroomwaarden; draai indien nodig aan de knop AN om dit te corrigeren. Opmerking: lassen in de dubbel-pulsfuncties is mogelijk. Om na het doorvoeren van deze aanpassingen terug te keren naar het normale display van het bedieningspaneel, drukt u kort op de toets AE. Als een aanpassing van de booglengte van de laagste lasstroom/laagste draadsnelheid nodig is, moet u de booglengte van de referentiesnelheid aanpassen. Wanneer de referentiesnelheid verandert, moeten ook de vorige instellingen worden herhaald voor de nieuwe snelheid. 12- Ito. (time-out tornen). Het doel is het lasapparaat te stoppen als de draad uit de toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is. De draaduitvoer uit de lastoorts kan worden ingesteld van 5 tot 50 centimeter met de knop AN. Nadat de functie is opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off). 13- Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant. Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display AM het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen met behoud van de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen programma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen. Druk op de toets AV om de gewenste functie op te slaan. De afkorting die wordt weergegeven op het display AM begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de instelling is opgeslagen. 5.2. TIG-PROCES 1- H2o (waterkoelunit) OPTIONEEL Art. 1683. Zie punt 1 van de paragraaf over het MIG-proces. 2- TRG. Zie punt 2 van de paragraaf over het MIG-proces. Het verschil betreft 3L en hoe de lasschakelaar wordt ingedrukt. Het lassen begint wanneer de lasschakelaar ingedrukt en onmiddellijk losgelaten wordt; de opgeroepen stroom is de startstroom SC. Deze stroom wordt gehandhaafd tot de lasschakelaar wordt ingedrukt en losgelaten; op dat ogenblik loopt de oorspronkelijke stroom op tot de lasstroom die is ingesteld met de knop AI. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt ingedrukt en losgelaten, loopt de lasstroom op tot de derde stroom CrC. Deze wordt gehandhaafd tot de lastoortsschakelaar nogmaals wordt ingedrukt en losgelaten; nu wordt het lassen onderbroken. 3- SLd (Slope down). Instelbereik 0 - 10 seconden. Bepaalt de aflooptijd van de stroom vanaf de laswaarde tot het uitschakelen van de boog. 4- PrF (gasvoorstroomtijd). Zie punt 6 van de paragraaf over het MIG-proces. 5- Pof (gasnastroomtijd). Zie punt 7 van de paragraaf over het MIG-proces. 6- Fac. (fabriek). Zie punt 13 van de paragraaf over het MIG-proces. het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van slijpwerken) te vermijden. 6.2 MONTAGE Monteer de achterwielen. Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hierbij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de aardingspen. Controleer of de voedingsspanning overeenstemt met de nominale spanning van het lasapparaat. Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via de technische gegevens op het identificatieplaatje. Plaats de cilinder op de steun O, zet hem vast met de riemen P en sluit de gasslang aan op de uitgang van de drukregelaar. Monteer de lastoorts. Om zeker te zijn dat de groef van de draadaanvoerrollen overeenkomt met de diameter van de gebruikte draad, opent u het zijpaneel van het verrijdbare onderstel en verwijdert u de afdekplaat CA. Zet de draaddrukrollen los met de drukinstelknop BN, vervang de rollen en plaats de afdekplaat CA terug (fig. 5). 5.3. MMA-PROCES 1. HS (Hot Start). Instelbereik 0 - 100%. Stelt de geleverde overstroom bij het ontsteken van de boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. 2- LED AF - (Arc-force). Instelbereik 0 - 100%. Stelt de intensiteit van de boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. 3- Fac. (fabriek). Zie punt 13 van de paragraaf over het MIG-proces. Fig. 5 BN BN 6 INSTALLATIE Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden gemaakt in overeenstemming met de geldende veiligheidsvoorschriften. 6.1 PLAATSING Het lasapparaat weegt ongeveer 80 kg; zie bijgevolg voor het heffen fig. 4. Installeer het apparaat op een plaats waar een goede stabiliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd zijn, om Fig. 4 CA Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaanvoerunit en de binnenspiraal van de lastoorts. Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de druk af. Schakel het apparaat in. Regel het gas met de toets AY en voer vervolgens de draad door met de toets AW. 7 LASSEN Pulserend synergisch MIG-lassen - LED AP brandt. Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. De lasparameters worden ingesteld met de knop AI. Synergisch MIG-lassen - LED AQ brandt. Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. 73 Regel de draadsnelheid en de lasspanning met de knop AI. Conventioneel MIG-lassen - LED AR brandt. Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectievelijk met de knoppen AI en AN. TIG-lassen - LED AS brandt. Sluit de 19-pins connector van de TIG-lastoorts aan op aansluiting C op het voorpaneel en sluit de voedingsconnector aan op de minpool A. Sluit de massakabel aan op de pluspool D. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Stel de lasstroom in met de knop AI. MMA-lassen - LED AT brandt. Verbind de massa-aansluitingen en de kabelaansluitingen van de elektrodeklem met de aansluitingen D en A en neem hierbij de door de elektrodefabrikant opgegeven polariteit in acht. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Stel de lasstroom in met de knop AI. 8 TOEBEHOREN 8.1 STROOMINSTELSCHUIF ART. 187 (POTMETER) + VERLENGKABEL (5 m) ART. 1192 + ADAPTERKABEL ART. 1191 Mogelijke afstellingen tijdens lasprocessen: MMA: de schuif regelt de stroom vanaf een minimumwaarde (10 A) tot de stroom die is ingesteld met de knop AI op het bedieningspaneel. TIG: de schuif voert dezelfde functie uit als bij MMA. 8.2 VOETREGELING ART. 193 + ADAPTERKABEL ART. 1191 Voor gebruik met het TIG-lasproces. Dit toebehoren regelt de stroom terwijl de startregeling wordt ingeschakeld met de lastoortsschakelaar. De stroom kan worden ingesteld vanaf een minimumwaarde tot de maximumwaarde die is ingesteld met de knop AI op het bedieningspaneel. 8.3 TIG-LASTOORTS ART. 1256 BINZEL watergekoelde TIG-lastoorts (450 A) - 4 m. 8.4 TIG-LASTOORTS ART. 1258 BINZEL watergekoelde TIG-lastoorts (450 A) - UP/DOWN - 4 m. 8.5 VERBINDING ART. 1165 TUSSEN DE STROOMBRON EN DE BINZEL TIG-LASTOORTSEN 8.6 MIG-LASTOORTS ART. 1242 Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 280 A - 3,5 m. 8.7 MIG-LASTOORTS ART. 1239 Watergekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A - 3,5 m. 74 8.8 MIG-LASTOORTS ART. 1241 Watergekoelde CEBORA MIG-lastoorts 380 A UP/DOWN - 3,5 m. De linkse Up/Down-besturing: - selecteert de synergische curve wanneer LED AA brandt. - stelt bij synergische programma’s de lasparameters in de synergische curve in. - regelt de draadaanvoersnelheid bij conventioneel MIGlassen. - selecteert de opgeslagen processen met een nummer. De rechtse Up/Down-besturing: - regelt de booglengte bij synergische programma’s. - regelt de spanning bij conventioneel MIG-lassen. - is niet actief in de opgeslagen processen. 8.9 PUSH-PULL UP/DOWN LASTOORTS, watergekoeld, ART. 2008 8.10 AANSLUITSET VOOR PUSH-PULL LASTOORTS ART. 106 8.11 WATERKOELUNIT ART. 1683 9 ONDERHOUD Om de veiligheid van de gebruiker te garanderen, dient u regelmatig te controleren of het lasapparaat en alle aansluitingen nog in goede staat zijn. Na een reparatie moet de bedrading zodanig worden teruggeplaatst dat de delen die aangesloten zijn op de voeding veilig geïsoleerd zijn van de delen die aangesloten zijn op het lascircuit. Voorkom dat de draden in contact komen met bewegende onderdelen of onderdelen die warm worden tijdens het gebruik. Monteer de klemmen op hun oorspronkelijke plaats om contact tussen het voedings- en het lascircuit te voorkomen als een draad per ongeluk breekt of losgekoppeld wordt.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100

Cebora 294 Sound MIG 3240/T Pulse Handleiding

Type
Handleiding