Cebora 299 Sound MIG 2230/M Star Synergic Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN
VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor
meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met
code 3.300.758
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn.
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden geproduceerd door hoge
stroom kunnen de functionering van pacemakers beïn-
vloeden. De dragers van vitale elektronische apparatuur
(pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voordat
ze booglas-, snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden
benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische vel-
den, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen
de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektro
deklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze,
indien mogelijk, met tape aan elkaar vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als
de aardekabel zich rechts van de operator bevindt,
moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts
zich tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator
werkzaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
61
B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden.
C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het
lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen
voorwerpen op een afstand.
1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de
kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg
voor voldoende bescherming tegen elektrische schok-
ken.
1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode
nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of
beschadigde handschoenen.
1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïso-
leerd bent.
1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcon-
tact alvorens u werkzaamheden aan de machine verri-
cht.
2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezond-
heid zijn.
2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuig-
systeem om de dampen te verwijderen.
2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen ontploffingen of brand veroorzaken.
3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de
laszone.
3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd ger-
eed is om het te gebruiken.
3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders.
4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid ver-
branden.
4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passen-
de gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag.
Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad.
Draag altijd een complete bescherming voor uw licha-
am.
5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine
gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
Het Sound Mig 2230/M Star apparaat is een installatie die
geschikt is voor het synergisch Mig/Mag lassen of con-
ventioneel Mig/Mag lassen met inverter technologie. Het
lasapparaat wordt geleverd met een reductiemotor met 2
rollen. Dit lasapparaat mag niet worden gebruikt om lei-
dingen te ontdooien.
2.1 STROOMBRON
2.1.1 Verklaring van de technische specificaties
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de
volgende normen: IEC 60974.1 -IEC 60974.10 Cl. A - IEC
61000-3-11 - IEC 61000-3-12.
N°. Serienummer, dat dient te worden vermeld bij
elk verzoek betreffende het lasapparaat.
Eenfasige statische frequentieomzetter
Transformator-gelijkrichter.
MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen.
U0. Secundaire open-kringspanning.
X. Inschakelduur.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende welke het lasappa-
raat met een bepaalde stroom kan werken
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroom.
U2. Secundaire spanning met stroom I2.
U1. Nominale voedingsspanning.
1~ 50/60 Hz Eenfasige voeding bij een frequentie van 50
of 60 Hz.
I
1
Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkom-
stige stroom I
2
en spanning U
2
.
I
1
eff. Dit is de maximumwaarde van de werkelijk
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met
de capaciteit van de te gebruiken zekering
(trage type) die het apparaat beschermt.
IP23 Beschermingsklasse van de behuizing.
3 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat
kan worden opgeslagen, maar niet geschikt
is voor gebruik buiten in de regen, tenzij met
bescherming.
Geschikt voor gebruik in omgevingen met
hoog risico.
OPMERKING: Het lasapparaat kan eveneens worden
gebruikt in omgevingen met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC
664).
3 BESCHRIJVING VAN DE STROOMBRON (FIG. 1)
A - Aansluiting: Hier wordt de aardedraad op aangeslo-
ten.
B - Centraalaansluiting: sluit hierop de lastoorts aan.
C - Connector: aansluiting voor afstandsbedieningen en
voor de lasbedieningskabel Push-Pull Art. 2003.
D - Connector: connector van het type DB9 (RS 232
serïele lijn) om de programma’s van de microprocessor bij
te werken.
E- AAN/UIT-schakelaar.
F - Voedingskabel.
G - Gasslang.
3.1 BESCHRIJVING VAN DE BEVEILIGINGEN.
3.1.1 Blokkeringsbeveiligingen
In geval van een storing kan een knipperend nummer op
het display AL verschijnen, met de volgende betekenis:
52 = Startknop ingedrukt tijdens het starten.
53 = Startknop ingedrukt tijdens reset van de thermo-
staat.
56 = Langdurige kortsluiting tussen de lasdraad en het
te lassen materiaal.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Neem contact op met de technische dienst als er andere
nummers op het display verschijnen.
3.1.2 Mechanische beveiliging (veiligheidsknop)
Wanneer de mobiele zijde wordt geopend, wordt de vei-
ligheidsknop geactiveerd. Deze voorkomt het gebruik
van het lasapparaat. Deze beveiliging, aangeduid door
S
62
de knipperende melding “OPn” op het display AL, ver-
mijdt gevaarlijke situaties wanneer de gebruiker de rol
van de draadaanvoerunit of de laselektrode vervangt.
3.1.3 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging,
die de werking van het apparaat blokkeert als de toege-
stane temperaturen zijn overschreden. Onder deze
omstandigheden blijft de ventilator werken en knippert
de melding “OPn” op het display AL .
4 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL (FIG. 2)
Selectietoets AE.
Door elke lichte druk wordt de afstelbare afmeting geko-
zen met behulp van de knop AI. De te kiezen afmetingen
worden door de LED AA/AB/AC/AD aangegeven.
LED AA PRG.
Geeft aan dat het display AL het ingestelde programma-
nummeer weergeeft.
LED AB Plaatdikte.
Het display AL geeft de aanbevolen plaatdikte weer op
basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen
actief in synergische MIG-processen.
LED AC Draadaanvoersnelheid.
Geeft aan dat het display AL de snelheid van de lasdraad
weergeeft.
LED AD Stroom.
Geeft aan dat het display AL een lasstroom weergeeft.
Tijdens het lassen wordt altijd de gemeten stroom weer-
gegeven; wanneer het apparaat stilstaat en AG is uitge-
schakeld, wordt de ingestelde stroom weergegeven.
LED AF Bolvormige positie.
Kan niet worden gekozen. Actief bij synergisch MIG-las-
sen. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de geko-
zen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten
kunnen veroorzaken.
LED AG “Hold”.
Kan niet worden gekozen. Geeft aan dat de door de dis-
plays AL en AM (normaal gesproken Ampère en Volt)
weergegeven afmetingen tijdens het laatst uitgevoerde
laswerkzaamheden gebruikt zijn. Wordt aan het einde van
elke laswerkzaamheid geactiveerd..
LED AH Spanning.
Geeft in alle lasprocessen aan dat het display AM de
teruggestelde lasspanning of, in combinatie met het
oplichten van LED AG, de laatst gemeten spanning weer-
geeft.
Knop AI.
De volgende grotte worden afgesteld: Lasstroom A,
draadsnelheid ( ), dikte ( ), programmanummer PRG.
In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies geko-
zen worden: TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L,
B
A
C
D
G
F
E
Fig. 1
63
PPF, Ito, Fac.
Wanneer in synergische MIG-processen een waarde
wordt aangepast, worden de andere waarden eveneens
aangepast. Al deze waarden worden weergegeven op het
display AL.
Knop AN.
Hiermee worden de afmetingen gekozen.
De booglengte in synergische MIG-processen, de las-
spanning in conventionele MIG-processen.
In het onderhoudsmenu selecteert deze knop, afhankelijk
van de waarde die is ingesteld met de knop AI, de inge-
stelde waarde, de in- of uitschakeling ervan of een bijko-
mende keuze die binnen de functie kan worden gemaakt.
Display AL.
Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die
zijn gemaakt met de selectietoets AE en die zijn ingesteld
met de knop AI.
Geeft de lasstroom (LED AD) weer in ampère.
Geeft de draadaanvoersnelheid (LED AC) weer in meter
per minuut.
Geeft de plaatdikte (LED AB) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED AA) weer.
In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies geko-
zen worden: TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L,
PPF, Ito, Fac.
Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden
weergegeven op het display AL, zie de paragraaf over
onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de waarschuwingsmodus staat,
geeft dit display een knipperende waarschuwing weer
(bijvoorbeeld: OPN als het zijpaneel openstaat. Wanneer
het apparaat in de foutmodus staat, geeft het Err weer.
Display AM.
Geeft in alle lasprocessen met een getal het volgende
weer: de booglengte in synergische MIG-processen en
de lasspanning in conventionele MIG-processen.
Het geeft de lasspanning (LED AH) weer in volt. Het geeft
de booglengte (LED AH uitgeschakeld) weer als een getal
tussen -9,9 en +9,9; 0 is de aanbevolen waarde.
Voor de parameters in de MIG-onderhoudsfuncties die
worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf
over onderhoudsfuncties.
Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft dit
display de betreffende foutcode tussen 1 en 99 weer.
Selectietoets AO.
Bij elke druk op deze toets wordt het gekozen proces
weergegeven door LED AQ/AR.
LED AQ SYNERGISCH MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces synergisch MIG-lassen is.
LED AR CONVENTIONEEL MIG.
Geeft aan dat het gekozen proces conventioneel MIG-
lassen is.
Selectietoets AU.
Bij elke korte druk wordt de 2-taktmodus (HANDMATIG)
of de 4-taktmodus (AUTOMATISCH) gekozen. De keuze
wordt weergegeven op het display AL.
In de 2-taktmodus begint het apparaat te lassen wanneer
de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt het wan-
neer de schakelaar wordt losgelaten.
In de 4-taktmodus drukt u de toortsschakelaar in en laat
u hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te
onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken
en loslaten.
AA AB AC AD AL AGAF AH AM
AN
AE
AO
AQ
AR AU AV AZ AYAWAI
Fig. 2
64
Selectietoets AV (WERK)
Hiermee kunt u processen opslaan en de opgeslagen
processen oproepen.
Om een werktoestand (JOB) op te slaan, houdt u de toets
AV minstens 3 seconden lang ingedrukt. De LED AZ licht
op, op het display AL knippert de afkorting STO en op het
display AM knippert het nummer van de eerste beschik-
bare positie. De knop AN wordt gebruikt om de opslag-
positie te kiezen; druk nogmaals op de toets AV tot het
opslaan wordt bevestigd met een geluid en het gekozen
nummer stopt met knipperen.
Om het opgeslagen nummer op te roepen, drukt u kort op
de toets AV en roept u het nummer op met de knop AN.
Tot 99 paar stroom-/spanningswaarden kunnen worden
opgeslagen.
Om een opgeslagen nummer te verwijderen, drukt u de
toets AV minstens 3 seconden lang in, draait u aan de
knop AI tot het display AL de afkorting DEL weergeeft, en
drukt u vervolgens nogmaals 3 seconden lang op de
toets AV.
Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan
hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui-
ken. Om hem op te roepen, drukt u de toets AV minstens
3 seconden lang in, geeft u met de knop AI het op te roe-
pen nummer weer en geeft u op het display AL met de
knop AN de afkorting rcL weer; druk daarna gewoon 3
seconden lang op de toets AV.
LED AZ WERK.
Geeft aan dat u zich in het opslagmenu van opgeslagen
werkpunten bevindt.
Selectietoets AY.
Gastest.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te
stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen.
Als de toets geen tweede keer wordt ingedrukt binnen 30
seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken.
Selectietoets AW.
Draadtest.
Hiermee kan de draad worden aangevoerd zonder dat er
stroom of spanning aanwezig is.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt de draad
gedurende de eerste 5 seconden aangevoerd met een
snelheid van 1 meter per minuut. Daarna neemt de snel-
heid toe tot 8 meter per minuut.
Wanneer deze toets wordt losgelaten, stopt de motor
onmiddellijk.
5. ONDERHOUDSFUNCTIES.
Druk op de toets AE en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Door aan de
knop AI te draaien, kiest u de functie, die wordt weerge-
geven op het display AL. Door aan de knop AN te draai-
en, kiest u het soort bewerking of de waarde, die wordt
weergegeven op het display AM. Om terug te keren naar
het normale display, drukt u de toets AE in en laat u hem
onmiddellijk los.
1- TRG.
Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L),
keuze tussen 2t en 4t met de selectietoets AU, zonder de
onderhoudsfuncties in te schakelen.
2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoorts-
schakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schake-
laar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in
en laat hem los om te beginnen met lassen; om het las-
sen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. 3L: deze procedure is actief tijdens
synergische processen. Vooral geschikt voor het lassen
van aluminium.
Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het las-
sen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar.
De stroom- en oploopwaarden worden als volgt inge-
steld:
SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Slo oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de
knop AN.
CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van
de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop AN.
Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt
ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoorts-
schakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschake-
laar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de
lasstroom, ingesteld met de knop AI, en wordt deze
gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt
blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom
CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsscha-
kelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de las-
toortsschakelaar wordt losgelaten.
2- SP (proplassen).
Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld.
De proplastijd tSP kan worden ingesteld op een waarde
van 0,3 tot 5 seconden.
De tijd tussen twee proplassen tIN kan worden ingesteld
op een waarde van 0,3 tot 5 seconden.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is.
3- HSA (automatische Hot Start).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L
actief is en werkt alleen met synergische processen.
Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop AN, kan
de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start)
instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die
wordt ingesteld met de knop AN.
De duur tHS (standaard 130%) van deze stroom kan ook
worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5
seconden).
De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-stroom naar
de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10
seconden (standaard 0,5 seconden).
4- CrA (definitieve kratervulling).
Deze functie kan worden gekozen met de toets AI en is
65
actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie
met de functie HSA, indien gevraagd.
Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop AN,
draait u aan de knop AI om de volgende afkortingen weer
te geven:
Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervul-
stroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de las-
draadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%.
TCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 secon-
den. Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
5- PrF (gasvoorstroomtijd).
Instelbereik 0 - 3 seconden.
6- Pof (gasnastroomtijd).
Instelbereik 0 - 30 seconden.
7- Acc (soft-start).
Instelbereik 0 - 100%.
Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als
percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid,
voordat de draad het werkstuk raakt.
Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede
start.
Fabrieksinstelling «Au»: automatisch.
De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN. Als
u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de
oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de
afkorting «Au» opnieuw op het display AM verschijnt.
8- BB (terugbrandtijd).
Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de las-
draad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger
de waarde, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling «Au» automatisch.
Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot
de afkorting «Au» opnieuw op het display N verschijnt.
9- L (smoorspoelregeling).
Instelbereik -9,9 - +9,9. Fabrieksinstelling 0. Als het getal
negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de
boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter.
10- dL (dubbel niveau)
Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus van
stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle synergi-
sche processen. Vóór het instellen dient een korte las-
naad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen die
het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op
basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald.
De functie kan als volgt worden ingeschakeld:
A)- Schakel de functie in door aan de knop AN te draai-
en tot de afkorting On opnieuw op het display AM ver-
schijnt.
B)- Draai aan de knop AI tot de afkorting FdL (dubbele-
pulsfrequentie) opnieuw op het display AL verschijnt. Het
display AM geeft de afkorting OFF weer.
Draai aan de knop AN om de werkfrequentie te kiezen
(instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt weer-
gegeven op het display AM.
C) Draai aan de knop AI totdat de afkorting ddL (dubbe-
le-pulsverschil in m/min.) verschijnt.
Draai aan de knop AN om het aantal meter per minuut te
kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden
opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid
(standaard 1 m/min.).
D) Draai aan de knop AI tot het display de afkorting tdL
weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid,
d.w.z. de hoogste lasstroom. Deze wordt uitgedrukt als
een percentage van de tijd die wordt gewonnen met de
frequentie FdL (fig. 3).
Draai aan de knop AN om het percentage aan te passen.
Instelbereik 25 - 75% (standaard 50%).
E)-Draai aan de knop AI tot het display de afkorting AdL
(booglengte van de hoogste stroom) weergeeft.
Instelbereik -9,9 - +9,9% (standaard 0).
Controleer bij het lassen of de booglengte dezelfde is
voor beide stroomwaarden; draai indien nodig aan de
knop AN om dit te corrigeren.
Opmerking: lassen in de dubbel-pulsfuncties is mogelijk.
Om na het doorvoeren van deze aanpassingen terug te
keren naar het normale display van het bedieningspaneel,
drukt u kort op de toets AE.
Als een aanpassing van de booglengte van de laagste
lasstroom/laagste draadsnelheid nodig is, moet u de
booglengte van de referentiesnelheid aanpassen.
Wanneer de referentiesnelheid verandert, moeten ook de
vorige instellingen worden herhaald voor de nieuwe snel-
heid.
11- PPF (push-pull).
Door de Push-Pull Art. 2003 toorts te installeren wordt de
functie PPF (Push Pull Force) geactiveerd waarmee de
sleepkoppel van de push pull motor afgesteld wordt om
de voortgang van de draad lineair te laten verlopen. De
afstelling vindt met behulp van de knop AN plaats en kan
variëren van 99 tot -99. De standaardafstelling is 0.
12- Ito. (time-out tornen).
Het doel is het lasapparaat te stoppen als de draad uit de
toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is.
De draaduitvoer uit de lastoorts kan worden ingesteld van
5 tot 50 centimeter met de knop AN. Nadat de functie is
opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitge-
schakeld (Off).
66
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Regel de
draadsnelheid en de lasspanning met de knop AI.
Conventioneel MIG-lassen - LED AR brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
Stel de functies in het submenu in volgens de instructies
in de paragraaf over onderhoudsfuncties.
Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectieve-
lijk met de knoppen AI en AN.
7.1 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER
GASBESCHERMING.
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het
aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie figuur 5).
13- Fac. (fabriek).
Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stel-
len op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant.
Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display AM
het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt terugge-
steld op zijn oorspronkelijke instellingen met behoud van
de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen pro-
gramma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat
wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen.
Druk op de toets AV om de gewenste functie op te slaan.
De afkorting die wordt weergegeven op het display AM
begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden
later bevestigt dat de instelling is opgeslagen.
6 INSTALLATIE
Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door
bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden
gemaakt in overeenstemming met de geldende veilig-
heidsvoorschriften (CEI 26-23- IEC/TS 62081).
6.1 PLAATSING
Het lasapparaat weegt ongeveer 67 kg.
Installeer het apparaat op een plaats waar een goede sta-
biliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd zijn, om
het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van
slijpwerken) te vermijden.
6.2 MONTAGE
Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hier-
bij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de
aardingspen. Controleer of de voedingsspanning over-
eenstemt met de nominale spanning van het lasapparaat.
Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via
de technische gegevens op het identificatieplaatje.
Sluit de gasslang aan op de uitgang van de drukregelaar.
Monteer de lastoorts.
Open de beweegbare zijkant om te controleren of de
gleuf van de rol overeenkomt met de doorsnede van de
gebruikte draad. Ontgrendel vervolgens met behulp van
de drukregelknop de draadaandrukkende rol en vervang,
indien noodzakelijk, de rol.
Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaan-
voerunit en de binnenspiraal van de lastoorts.
Vergrendel de draadaandrukkende rol met behulp van de
knop BN en stel de druk af. Schakel de machine in.
Regel het gas met de toets AY en voer vervolgens de
draad door met de toets AW.
7 LASSEN
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie
figuur 4).
Synergisch MIG-lassen - LED AQ brandt.
Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken
draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gas-
soort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de
draadaanvoerunit.
fig.5
Fig. 4
67
Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u
steeds van links naar rechts en van boven naar onder
werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke las-
sessie.
8 TOEBEHOREN
8.1 MIG-LASTOORTS ART. 1242
Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 280 A - 3,5 m.
8.2 PUSH-PULL UP/DOWN LASTOORTS, airgekoeld,
ART. 2003
9 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming
met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
9.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar E op “O” staat en of de voe-
dingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
9.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aan-
gebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tus-
sen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg
ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met
de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens
de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen
op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de
primaire en secundaire te voorkomen als een draad
breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze
68

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn. • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De las- of snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektro deklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN De genummerde tekst hieronder komt overeen met de genummerde hokjes op het plaatje. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. 61 B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden. C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen voorwerpen op een afstand. 1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg voor voldoende bescherming tegen elektrische schokken. 1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of beschadigde handschoenen. 1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïsoleerd bent. 1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de machine verricht. 2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezondheid zijn. 2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen. 2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuigsysteem om de dampen te verwijderen. 2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen te verwijderen. 3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen ontploffingen of brand veroorzaken. 3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de laszone. 3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd gereed is om het te gebruiken. 3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders. 4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid verbranden. 4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passende gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag. Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad. Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam. 5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht. 6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze nooit af 2 ALGEMENE BESCHRIJVING Het Sound Mig 2230/M Star apparaat is een installatie die geschikt is voor het synergisch Mig/Mag lassen of conventioneel Mig/Mag lassen met inverter technologie. Het lasapparaat wordt geleverd met een reductiemotor met 2 rollen. Dit lasapparaat mag niet worden gebruikt om leidingen te ontdooien. 2.1 STROOMBRON 2.1.1 Verklaring van de technische specificaties Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de volgende normen: IEC 60974.1 -IEC 60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 - IEC 61000-3-12. N°. Serienummer, dat dient te worden vermeld bij elk verzoek betreffende het lasapparaat. Eenfasige statische frequentieomzetter Transformator-gelijkrichter. 62 MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen. U0. X. Secundaire open-kringspanning. Inschakelduur. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende welke het lasapparaat met een bepaalde stroom kan werken zonder oververhit te raken. I2. Lasstroom. U2. Secundaire spanning met stroom I2. U1. Nominale voedingsspanning. 1~ 50/60 Hz Eenfasige voeding bij een frequentie van 50 of 60 Hz. I1 Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. I1 eff. Dit is de maximumwaarde van de werkelijk opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de te gebruiken zekering (trage type) die het apparaat beschermt. IP23 Beschermingsklasse van de behuizing. 3 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat kan worden opgeslagen, maar niet geschikt is voor gebruik buiten in de regen, tenzij met bescherming. S Geschikt voor gebruik in omgevingen met hoog risico. OPMERKING: Het lasapparaat kan eveneens worden gebruikt in omgevingen met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC 664). 3 BESCHRIJVING VAN DE STROOMBRON (FIG. 1) A - Aansluiting: Hier wordt de aardedraad op aangesloten. B - Centraalaansluiting: sluit hierop de lastoorts aan. C - Connector: aansluiting voor afstandsbedieningen en voor de lasbedieningskabel Push-Pull Art. 2003. D - Connector: connector van het type DB9 (RS 232 serïele lijn) om de programma’s van de microprocessor bij te werken. E- AAN/UIT-schakelaar. F - Voedingskabel. G - Gasslang. 3.1 BESCHRIJVING VAN DE BEVEILIGINGEN. 3.1.1 Blokkeringsbeveiligingen In geval van een storing kan een knipperend nummer op het display AL verschijnen, met de volgende betekenis: 52 = Startknop ingedrukt tijdens het starten. 53 = Startknop ingedrukt tijdens reset van de thermostaat. 56 = Langdurige kortsluiting tussen de lasdraad en het te lassen materiaal. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de technische dienst als er andere nummers op het display verschijnen. 3.1.2 Mechanische beveiliging (veiligheidsknop) Wanneer de mobiele zijde wordt geopend, wordt de veiligheidsknop geactiveerd. Deze voorkomt het gebruik van het lasapparaat. Deze beveiliging, aangeduid door G E D F C B A Fig. 1 de knipperende melding “OPn” op het display AL, vermijdt gevaarlijke situaties wanneer de gebruiker de rol van de draadaanvoerunit of de laselektrode vervangt. 3.1.3 Thermische beveiliging Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging, die de werking van het apparaat blokkeert als de toegestane temperaturen zijn overschreden. Onder deze omstandigheden blijft de ventilator werken en knippert de melding “OPn” op het display AL . 4 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL (FIG. 2) Selectietoets AE. Door elke lichte druk wordt de afstelbare afmeting gekozen met behulp van de knop AI. De te kiezen afmetingen worden door de LED AA/AB/AC/AD aangegeven. LED AA PRG. Geeft aan dat het display AL het ingestelde programmanummeer weergeeft. LED AB Plaatdikte. Het display AL geeft de aanbevolen plaatdikte weer op basis van de ingestelde stroom en draadsnelheid. Alleen actief in synergische MIG-processen. LED AC Draadaanvoersnelheid. Geeft aan dat het display AL de snelheid van de lasdraad weergeeft. LED AD Stroom. Geeft aan dat het display AL een lasstroom weergeeft. Tijdens het lassen wordt altijd de gemeten stroom weergegeven; wanneer het apparaat stilstaat en AG is uitgeschakeld, wordt de ingestelde stroom weergegeven. LED AF Bolvormige positie. Kan niet worden gekozen. Actief bij synergisch MIG-lassen. Het oplichten van deze LED geeft aan dat de gekozen waarden voor het lassen onstabiele bogen en spatten kunnen veroorzaken. LED AG “Hold”. Kan niet worden gekozen. Geeft aan dat de door de displays AL en AM (normaal gesproken Ampère en Volt) weergegeven afmetingen tijdens het laatst uitgevoerde laswerkzaamheden gebruikt zijn. Wordt aan het einde van elke laswerkzaamheid geactiveerd.. LED AH Spanning. Geeft in alle lasprocessen aan dat het display AM de teruggestelde lasspanning of, in combinatie met het oplichten van LED AG, de laatst gemeten spanning weergeeft. Knop AI. De volgende grotte worden afgesteld: Lasstroom A, draadsnelheid ( ), dikte ( ), programmanummer PRG. In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies gekozen worden: TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L, 63 AA AO AB AC AD AQ AR AE AI AL Fig. 2 AF AG AU PPF, Ito, Fac. Wanneer in synergische MIG-processen een waarde wordt aangepast, worden de andere waarden eveneens aangepast. Al deze waarden worden weergegeven op het display AL. Knop AN. Hiermee worden de afmetingen gekozen. De booglengte in synergische MIG-processen, de lasspanning in conventionele MIG-processen. In het onderhoudsmenu selecteert deze knop, afhankelijk van de waarde die is ingesteld met de knop AI, de ingestelde waarde, de in- of uitschakeling ervan of een bijkomende keuze die binnen de functie kan worden gemaakt. Display AL. Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die zijn gemaakt met de selectietoets AE en die zijn ingesteld met de knop AI. Geeft de lasstroom (LED AD) weer in ampère. Geeft de draadaanvoersnelheid (LED AC) weer in meter per minuut. Geeft de plaatdikte (LED AB) weer in millimeter. Geeft het ingestelde programmanummer (LED AA) weer. In de bedrijfsfuncties kunnen de volgende functies gekozen worden: TRG, SP, HSA, CrA, PrF, PoF, Acc, bb, L, PPF, Ito, Fac. Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display AL, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. Wanneer het apparaat in de waarschuwingsmodus staat, geeft dit display een knipperende waarschuwing weer (bijvoorbeeld: OPN als het zijpaneel openstaat. Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft het Err weer. 64 AH AV AN AM AZ AW AY Display AM. Geeft in alle lasprocessen met een getal het volgende weer: de booglengte in synergische MIG-processen en de lasspanning in conventionele MIG-processen. Het geeft de lasspanning (LED AH) weer in volt. Het geeft de booglengte (LED AH uitgeschakeld) weer als een getal tussen -9,9 en +9,9; 0 is de aanbevolen waarde. Voor de parameters in de MIG-onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display AM, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. Wanneer het apparaat in de foutmodus staat, geeft dit display de betreffende foutcode tussen 1 en 99 weer. Selectietoets AO. Bij elke druk op deze toets wordt het gekozen proces weergegeven door LED AQ/AR. LED AQ SYNERGISCH MIG. Geeft aan dat het gekozen proces synergisch MIG-lassen is. LED AR CONVENTIONEEL MIG. Geeft aan dat het gekozen proces conventioneel MIGlassen is. Selectietoets AU. Bij elke korte druk wordt de 2-taktmodus (HANDMATIG) of de 4-taktmodus (AUTOMATISCH) gekozen. De keuze wordt weergegeven op het display AL. In de 2-taktmodus begint het apparaat te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt het wanneer de schakelaar wordt losgelaten. In de 4-taktmodus drukt u de toortsschakelaar in en laat u hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. Selectietoets AV (WERK) Hiermee kunt u processen opslaan en de opgeslagen processen oproepen. Om een werktoestand (JOB) op te slaan, houdt u de toets AV minstens 3 seconden lang ingedrukt. De LED AZ licht op, op het display AL knippert de afkorting STO en op het display AM knippert het nummer van de eerste beschikbare positie. De knop AN wordt gebruikt om de opslagpositie te kiezen; druk nogmaals op de toets AV tot het opslaan wordt bevestigd met een geluid en het gekozen nummer stopt met knipperen. Om het opgeslagen nummer op te roepen, drukt u kort op de toets AV en roept u het nummer op met de knop AN. Tot 99 paar stroom-/spanningswaarden kunnen worden opgeslagen. Om een opgeslagen nummer te verwijderen, drukt u de toets AV minstens 3 seconden lang in, draait u aan de knop AI tot het display AL de afkorting DEL weergeeft, en drukt u vervolgens nogmaals 3 seconden lang op de toets AV. Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebruiken. Om hem op te roepen, drukt u de toets AV minstens 3 seconden lang in, geeft u met de knop AI het op te roepen nummer weer en geeft u op het display AL met de knop AN de afkorting rcL weer; druk daarna gewoon 3 seconden lang op de toets AV. LED AZ WERK. Geeft aan dat u zich in het opslagmenu van opgeslagen werkpunten bevindt. Selectietoets AY. Gastest. Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het gas te stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer te stoppen. Als de toets geen tweede keer wordt ingedrukt binnen 30 seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken. Selectietoets AW. Draadtest. Hiermee kan de draad worden aangevoerd zonder dat er stroom of spanning aanwezig is. Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt de draad gedurende de eerste 5 seconden aangevoerd met een snelheid van 1 meter per minuut. Daarna neemt de snelheid toe tot 8 meter per minuut. Wanneer deze toets wordt losgelaten, stopt de motor onmiddellijk. keuze tussen 2t en 4t met de selectietoets AU, zonder de onderhoudsfuncties in te schakelen. 2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in en laat hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. 3L: deze procedure is actief tijdens synergische processen. Vooral geschikt voor het lassen van aluminium. Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het lassen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar. De stroom- en oploopwaarden worden als volgt ingesteld: SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. Slo oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden. Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de lasstroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC (kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de knop AN. CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop AN. Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC. Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de lasstroom, ingesteld met de knop AI, en wordt deze gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten. 2- SP (proplassen). Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld. De proplastijd tSP kan worden ingesteld op een waarde van 0,3 tot 5 seconden. De tijd tussen twee proplassen tIN kan worden ingesteld op een waarde van 0,3 tot 5 seconden. Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is. Druk op de toets AE en houd hem minstens 3 seconden lang ingedrukt om het submenu te openen. Door aan de knop AI te draaien, kiest u de functie, die wordt weergegeven op het display AL. Door aan de knop AN te draaien, kiest u het soort bewerking of de waarde, die wordt weergegeven op het display AM. Om terug te keren naar het normale display, drukt u de toets AE in en laat u hem onmiddellijk los. 3- HSA (automatische Hot Start). Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie 3L actief is en werkt alleen met synergische processen. Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop AN, kan de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start) instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt ingesteld met de knop AN. De duur tHS (standaard 130%) van deze stroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5 seconden). De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-stroom naar de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5 seconden). 1- TRG. Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L), 4- CrA (definitieve kratervulling). Deze functie kan worden gekozen met de toets AI en is 5. ONDERHOUDSFUNCTIES. 65 actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie met de functie HSA, indien gevraagd. Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop AN, draait u aan de knop AI om de volgende afkortingen weer te geven: Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de lasdraadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%. TCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. C) Draai aan de knop AI totdat de afkorting ddL (dubbele-pulsverschil in m/min.) verschijnt. Draai aan de knop AN om het aantal meter per minuut te kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid (standaard 1 m/min.). D) Draai aan de knop AI tot het display de afkorting tdL weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid, d.w.z. de hoogste lasstroom. Deze wordt uitgedrukt als een percentage van de tijd die wordt gewonnen met de frequentie FdL (fig. 3). 5- PrF (gasvoorstroomtijd). Instelbereik 0 - 3 seconden. 6- Pof (gasnastroomtijd). Instelbereik 0 - 30 seconden. 7- Acc (soft-start). Instelbereik 0 - 100%. Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede start. Fabrieksinstelling «Au»: automatisch. De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN. Als u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de afkorting «Au» opnieuw op het display AM verschijnt. 8- BB (terugbrandtijd). Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de lasdraad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger de waarde, hoe meer de draad terugbrandt. Fabrieksinstelling «Au» automatisch. Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets AV tot de afkorting «Au» opnieuw op het display N verschijnt. 9- L (smoorspoelregeling). Instelbereik -9,9 - +9,9. Fabrieksinstelling 0. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter. 10- dL (dubbel niveau) Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus van stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle synergische processen. Vóór het instellen dient een korte lasnaad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen die het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald. De functie kan als volgt worden ingeschakeld: A)- Schakel de functie in door aan de knop AN te draaien tot de afkorting On opnieuw op het display AM verschijnt. B)- Draai aan de knop AI tot de afkorting FdL (dubbelepulsfrequentie) opnieuw op het display AL verschijnt. Het display AM geeft de afkorting OFF weer. Draai aan de knop AN om de werkfrequentie te kiezen (instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt weergegeven op het display AM. 66 Draai aan de knop AN om het percentage aan te passen. Instelbereik 25 - 75% (standaard 50%). E)-Draai aan de knop AI tot het display de afkorting AdL (booglengte van de hoogste stroom) weergeeft. Instelbereik -9,9 - +9,9% (standaard 0). Controleer bij het lassen of de booglengte dezelfde is voor beide stroomwaarden; draai indien nodig aan de knop AN om dit te corrigeren. Opmerking: lassen in de dubbel-pulsfuncties is mogelijk. Om na het doorvoeren van deze aanpassingen terug te keren naar het normale display van het bedieningspaneel, drukt u kort op de toets AE. Als een aanpassing van de booglengte van de laagste lasstroom/laagste draadsnelheid nodig is, moet u de booglengte van de referentiesnelheid aanpassen. Wanneer de referentiesnelheid verandert, moeten ook de vorige instellingen worden herhaald voor de nieuwe snelheid. 11- PPF (push-pull). Door de Push-Pull Art. 2003 toorts te installeren wordt de functie PPF (Push Pull Force) geactiveerd waarmee de sleepkoppel van de push pull motor afgesteld wordt om de voortgang van de draad lineair te laten verlopen. De afstelling vindt met behulp van de knop AN plaats en kan variëren van 99 tot -99. De standaardafstelling is 0. 12- Ito. (time-out tornen). Het doel is het lasapparaat te stoppen als de draad uit de toorts komt zonder dat er stroomtoevoer is. De draaduitvoer uit de lastoorts kan worden ingesteld van 5 tot 50 centimeter met de knop AN. Nadat de functie is opgeroepen, kan ze worden ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off). 13- Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant. Wanneer de functie is geselecteerd, geeft het display AM het volgende weer: noP = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen met behoud van de opgeslagen programma’s, Prg = alle opgeslagen programma’s worden verwijderd, en ALL = het lasapparaat wordt teruggesteld op zijn oorspronkelijke instellingen. Druk op de toets AV om de gewenste functie op te slaan. De afkorting die wordt weergegeven op het display AM begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de instelling is opgeslagen. 6 INSTALLATIE Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden gemaakt in overeenstemming met de geldende veiligheidsvoorschriften (CEI 26-23- IEC/TS 62081). Fig. 4 6.1 PLAATSING Het lasapparaat weegt ongeveer 67 kg. Installeer het apparaat op een plaats waar een goede stabiliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd zijn, om het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van slijpwerken) te vermijden. 6.2 MONTAGE Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hierbij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de aardingspen. Controleer of de voedingsspanning overeenstemt met de nominale spanning van het lasapparaat. Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via de technische gegevens op het identificatieplaatje. Sluit de gasslang aan op de uitgang van de drukregelaar. Monteer de lastoorts. Open de beweegbare zijkant om te controleren of de gleuf van de rol overeenkomt met de doorsnede van de gebruikte draad. Ontgrendel vervolgens met behulp van de drukregelknop de draadaandrukkende rol en vervang, indien noodzakelijk, de rol. Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaanvoerunit en de binnenspiraal van de lastoorts. Vergrendel de draadaandrukkende rol met behulp van de knop BN en stel de druk af. Schakel de machine in. Regel het gas met de toets AY en voer vervolgens de draad door met de toets AW. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Regel de draadsnelheid en de lasspanning met de knop AI. Conventioneel MIG-lassen - LED AR brandt. Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. Stel de functies in het submenu in volgens de instructies in de paragraaf over onderhoudsfuncties. Regel de draadsnelheid en de lasspanning, respectievelijk met de knoppen AI en AN. 7.1 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER GASBESCHERMING. Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie figuur 5). 7 LASSEN Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie figuur 4). Synergisch MIG-lassen - LED AQ brandt. Selecteer het PRG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. fig.5 67 Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u steeds van links naar rechts en van boven naar onder werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke lassessie. 8 TOEBEHOREN 8.1 MIG-LASTOORTS ART. 1242 Luchtgekoelde CEBORA MIG-lastoorts 280 A - 3,5 m. 8.2 PUSH-PULL UP/DOWN LASTOORTS, airgekoeld, ART. 2003 9 ONDERHOUD Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4). 9.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN Controleer of de schakelaar E op “O” staat en of de voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onderhoud in het apparaat moet uitvoeren. Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van perslucht. 9.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET VERRICHTEN. Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tussen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de primaire en secundaire te voorkomen als een draad breekt of losschiet. Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op de oorspronkelijke wijze 68
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88

Cebora 299 Sound MIG 2230/M Star Synergic Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding