63
4.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL
Neem bij het lassen van dit materiaal de volgende pun-
ten in acht:
• Gebruik een lasgas met een tweevoudige samenstel-
ling, doorgaans ARGON + CO2, waarbij het percentage
argon 75% of meer bedraagt. Met dit mengsel wordt
een stevige en mooie lasnaad verkregen.
Wanneer zuiver CO2 als beschermgas wordt gebruikt,
ontstaan smalle lasnaden met een grotere penetratie
maar aanzienlijk meer lasspatten.
• Gebruik een lasdraad van dezelfde kwaliteit als het te
lassen staal. Het verdient aanbeveling steeds draden
van hoge kwaliteit te gebruiken. Vermijd het lassen met
verroeste draden, want dit kan lasfouten veroorzaken.
• Vermijd het lassen van verroeste stukken of stukken
waarop olie- of vetvlekken zitten.
4.4 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Roestvrij staal van de 300-reeks moet worden gelast
met een beschermgas met een hoog argongehalte en
een klein percentage O2 of koolstofdioxide CO2 (onge-
veer 2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belang-
rijk dat de laszone te allen tijde schoon blijft, om vervui-
ling van de lasverbinding te voorkomen.
4.5 LASSEN VAN ALUMINIUM
Bij het lassen van aluminium moet u de volgende punten
in acht nemen:
• Gebruik zuiver argon als beschermgas.
• Gebruik een lasdraad met een samenstelling die
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
• Gebruik polijst- en borstelmachines die speciaal ont-
worpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor
andere materialen.
• Voor het lassen van aluminium moet u de volgende
toorts gebruiken: PULL 2003 Art. 2003.
5 ONDERHOUDSFUNCTIES
De afkortingen van deze functies worden getoond op
het display G.
Via dit menu kan de gebruiker het apparaat aanpassen
aan zijn behoeften.
Om toegang te krijgen tot deze functies, de toets R
indrukken en, terwijl u deze ingedrukt houdt, kortstondig
de toets O indrukken en loslaten; laat de toets R los
wanneer de melding “dSp” verschijnt.
Met dezelfde bewerking sluit u deze functies af en keert
u terug naar de lasprogramma’s.
Druk de toortsschakelaar in om over te gaan van één
functie naar een andere.
Wanneer u de onderhoudsfuncties afsluit, worden de
doorgevoerde wijzigingen bevestigd.
OPGELET. Lassen vanuit de onderhoudsfuncties is niet
mogelijk.
5.1 BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
• dSp (display)
Alleen actief in programma’s voor pulserend syner-
gisch lassen
Het display Q toont “A”; dit betekent dat het display G
onder normale omstandigheden het aantal ampère
weergeeft. Wanneer de toets O wordt ingedrukt, geeft
het display Q SP (snelheid) weer. Wanneer deze keuze
wordt gemaakt in een lasprogramma, toont het display
G de draadsnelheid in meter per minuut.
OPMERKING: De snelheid wordt getoond vóór het las-
sen, want na het lassen toont display G de gebruikte
stroom en blijft LED A branden.
• Job
Actief in alle lasprogramma’s
Het display Q toont “0”, LED L brandt en het apparaat is
klaar voor continu lassen.
Wanneer u op de toets O drukt, wordt LED L uitgescha-
keld en toont het display Q “1”; De LED’s C en M gaan
branden en het apparaat is klaar voor streeplassen.
Wanneer de toets O nogmaals wordt ingedrukt, toont
het display Q “2”; LED M wordt uitgeschakeld en LED
C blijft branden, om aan te geven dat het apparaat klaar
is voor puntlassen.
• 2 – 4 (handmatig-automatisch)
Het display Q toont het nummer 2 = 2-takt = handmatig
lassen. Als de toets O wordt ingedrukt, toont het display
Q het nummer 4 = 4-takt = Automatisch.
• (HSA) Automatische “Hot Start”
Alleen actief in programma’s voor pulserend syner-
gisch lassen
Opgelet: Als de functie HSA wordt geactiveerd,
wordt de functie 3L automatisch uitgesloten.
Display Q toont de melding OF =OFF = Uit
Wanneer u op de toets O drukt, toont het display Q de
melding On = Actief.
Als deze functie is geactiveerd, verschijnen achtereen-
volgens de volgende meldingen wanneer u de toorts-
schakelaar indrukt.
- SC (startstroom)
Instelbereik 1-20 (10-200%) van de draadsnelheid in
verhouding tot de lasstroom die is ingesteld met
knop B in de lasprogramma’s. Fabrieksinstelling 13
(130%). Gewijzigd met de toetsen O en R.
- Len (duur)
Dit is de duur, uitgedrukt in seconden, van de voor-
dien getoonde startstroom.
Instelbereik 0,1-10 sec., fabrieksinstelling 0,7.
Gewijzigd met de toetsen O en R.
- Slo (oploop)
Instelbereik 0,1-10 sec., fabrieksinstelling 0,5.
Gewijzigd met de toetsen O en R.
Bepaalt de tussentijd tussen de eerste stroom (SC)
en de lasstroom die is ingesteld met de knop B in
de lasprogramma’s.
In de praktijk werkt het zo:
Het lassen vindt plaats in de handmatige modus (2-takt).
De gebruiker begint te lassen met de stroom die
overeenkomt met een percentage dat hoger of lager
is dan de draadsnelheid, ingesteld in SC (in dit speci-
fieke geval, 30% hoger). Deze stroom heeft een duur,
in seconden, die overeenkomt met de tijd die is inge-
steld in Len (in dit specifieke geval, 0,7 sec); daarna
zakt de stroom tot de stroom die is ingesteld met de
knop B (lassen) binnen de tijd die is ingesteld met Slo
(in dit specifieke geval, 0,5 sec). Wij raden deze func-
tie aan voor het puntlassen van aluminiumplaat.
Als deze functie niet geactiveerd is, kunt u dit doen door
de toortsschakelaar in te drukken: