4) Vindt de correct geaarde elektrische pries.
5) Voordat u de ventilator op de elektrische pries aansluit, con-
troleer de tralies van de luchtingang of –uitgang en verwijder de
resten, die de luchtstroom kunnen beperken. Gebruik de venti-
lator nooit zonder de juist beveiligde tralies van de luchtingang
of –uitgang. Vervang de tralies nooit met andere delen dan die
geleverd door de producent.
6) Controleer de richting van de indicator van de luchtstroom
gekenmerkt op de externe behuizing.
7) Plaats de ventilator op een velige ondergrond zodat de ven-
tilator niet wankelt tijdens de werking..
8) Sta niet rechtstreeks of met het gezicht in de richting van de
luchtuitgang van de ventilator. Er kunnen lichaamsverwondein-
gen ontstaan door de uitgestoten scherven door de snel rote-
rende draaimolen van de ventilator.
9) Als u het kanaal moet installeren, doe dit niet tijdens de wer-
king van de ventilator. Plaats het puntje van het kanaal boven
het adapterkanaal, beveilig zorgvuldig en controleer de richting
van de luchtstroom.
10) Wanneer het kanaal wordt gebruikt, moet u weten dat de
grootte van de luchtstroom afneemt naargelang de lengte van
het kabel groter wordt. De grootte van de luchtstroom zal schom-
melen afhankelijk van de soort van het kanaal en de producent.
11) Plaats de luchtingang van de ventilator ver van muren en
andere hindernissen, om de maximale luchtingang mogelijk te
maken.
12) Met het doel op velig gebruik, gebruik de ventilator uitslui-
tend terwijl u testen op aanwezigheid van gassen uitvoert en je
die vervolgens herhaalt.
Ga er altijd van uit, dat de gesloten werkomgeving besmet is
tot het moment dat het bewezen wordt, dat die veilig is. Ga de
gesloten werkomgeving nooit binnen voordat die niet gecontro-
leerd wordt met behulp van de geschikte apparatuur voor het
opsporen van gassen en totdat het niet bevestigd wordt, dat de
omgeving veilig is.
►
Schakel de ventilator altijd uit en trek de stekker uit de pries om
een toevallige inschakeling, elektrocutie of dood te voorkomen.
Zorg ervoor dat de draaimolen van de ventilator niet in beweging
is voordat u om het even welke voorwerpen of vingers in de na-
bijheid van de tralies van de ventilator plaatst.
1) Kijk of alle gespen en de verschillende componenten niet in
beweging of niet beschadigd zijn.
Druk dicht of vervang de onderdelen, indien dit nodig is, in origi-
nele delen bevestigd door de producent .
2) Houd de draaimolen van de ventilator proper. Stof-, vuil-,
verfvorming op de draaimolen zal veroorzaken dat de draaimo-
len niet zal roteren in de vereiste evenwict, wat zal tot haar ver-
nieling leiden. Om de draaimolen van de ventilator te reinigen,
wee ser zeker van, dat de stekker uit de pries is getrokken en
de draaimolen niet roteert. Verwijder één tralie en verwijder van
de draaimolen en de interne behuizing schrven met behulp van
een vochtig doek en een delicate vloeibare zeep. Droog alle on-
derdelen zorgvuldig. REINIG DE VENTILATOR NIET ONDER
DRUK. Vervang de tralies voor de volgende handeling.
►
Alle procedures betreffende het onderhoud moeten uigevoerd
worden, als het toestel afgesloten is van de energievoorziening
Deze apparatuur is niet besteemd voor personen (waarin ook
kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke en psychische vaar-
digheden of personen die geen ervaring met of kennis van deze
apparatuur hebben, mits het onder toezicht of volgens gebruiks-
aanwijzing, die door de personen die voor de veiligheid van
deze apparatuur zijn verantwoordelijk plaatsvindt.
Het is verboden om kinderen alleen met de apparatuur te ver-
laten.
Alle herstellingen dienen gerealiseerd te worden door de Erken-
de Dienstverleningen.
Toestel werkt niet 1. Het toestel is niet aangesloten tot het net.
2. Het toestel is uigeschakeld.
3. De omschakelaar is defect.
4. De netsnoer of de elektrische kabels van de motor
werken niet.
1. Sluit het toestel aan op het net. Controleer de elek-
trische schakelaar.
2. Schakel het toestel in.
3. Vervang de omschakelaar.
4. Controleer de continuïneit met behulp van de voltme-
ter of ampèremeter. Herstel/ vervang het defecte kabel.
Het toestel werkt, maar
de ventilator geen een
luid knarsend geluid.
1. Het toestel werd hard geschud, waardoor de ventila-
tor op de behuizing wrijft.
2. Het toestel werd hard geschuk, waardoor de behui-
zing vervormd werd.
1. Haal de motor eruit en vervang de vernielde bevesti-
gingen van de motor.
2. Vervang de behuizing / toestel, indien dit nodig is.
Het toestel werkt, maar
vibreert te hard.
1. Hard schudden heeft de as verwrogen, waardoor het
toestel niet meer stabiel is..
2. De draaimolen van de ventilator is vernield..
3. Er is vuil aanwezig op een van de zijden van de dra-
aimolen.
1. Haal de motor eruit en vervang die. Vervang de draai-
molen van de ventilator, indien dit nodig is.
2. Vervang de draaimolen.
3. Reinig de draaimolen van de ventilator.
Het toestel werkt, maar
de ventilator beweegt
niet.
1. De ventilator zit vast aan de behuizing.
2. De kabels van de condensator zijn defect, losgeko-
men of de condensator werkt niet.
3. De behuizing is vernield, waardoor ze op de draaimo-
len van de ventilator drukt.
1. Haal de motor eruit en vervang die. Vervang de draai-
molen van de ventilator, indien dit nodig is.
2. Herstel / vervang kabels / condensator, indien dit no-
dig is..
3. Vervang de behuizing, het toestel, indien dit nodig is.
Het toestel werkt snel,
maar daarna schakelt
het zich uit door over-
belasting.
1. De lager in de motor werken niet naar behoren of er
is kortsluiting in de motor ontstaan..
2. De tralie van de in-en uitgang is geblokeerd.
3. de snoer is te lang.
1. Vervang de motor.
2. Verwijder de hindernis.
3. Verklein de lengte van de snoer tot de maximaal aan-
bevolen lengte.