• Voordat u probeert de laser in gebruik te nemen, moet u controleren of de eenheid stevig is
neergezet op een glad, egaal oppervlak.
• Markeer altijd het midden van de punt of het patroon dat door de laser wordt gecreëerd.
• Door extreme temperatuurveranderingen kunnen interne onderdelen zich soms verplaatsen.
Dit heeft gevolgen voor de nauwkeurigheid. Controleer tijdens het werken regelmatig of het
instrument nog nauwkeurig is. Zie Kalibratietest ter plaatse.
• Als u de laser laat vallen, moet u controleren of uw laser nog goed is gekalibreerd. Zie
Kalibratietest ter plaatse
GEÏNTEGREERDE MAGNETISCHE DRAAIBEUGEL (AFB. 1 & 3)
De DW0851 is uitgerust met een magnetische draaibeugel (I) die permanent op de eenheid is
aangebracht. Via deze beugel kan de eenheid worden bevestigd op elk willekeurige stalen of
ijzeren oppervlak met behulp van de magneten (J) die zich op de achterkant van de draaibeugel
bevinden. Veelvoorkomende voorbeelden van geschikte oppervlakken zijn onder meer stalen
framestutten, stalen deurposten en structurele stalen balken. Plaats de laser op een stabiel
oppervlak.
LET OP: Ga niet onder de laser staan wanneer deze is bevestigd met de magnetische
draaibeugel. Als de laser valt, kan dit leiden tot ernstig persoonlijk letsel of schade aan de laser.
De draaibeugel zorgt tevens voor vloerruimte (ongeveer 44,5 mm). Dit helpt bij de installatie van
de stalen framerails.
DE LASER MET ACCESSOIRES GEBRUIKEN
De laser is uitgerust met zowel een vrouwelijke draad van 1/4" x 20 als een vrouwelijke draad
van 5/8" x 11 aan de onderkant van de eenheid. Deze snoeren mogen worden gebruikt
om bestaande of toekomstige DEWALT-accessoires aan te sluiten. Gebruik alleen DEWALT-
accessoires gespecificeerd voor gebruik met dit product. Volg de instructies die bij de accessoires
zijn bijgesloten.
WAARSCHUWING: Aangezien accessoires die niet door DeWALT worden aangeboden, niet
met dit product zijn getest, kan het gebruik van dergelijke accessoires met dit instrument gevaarlijk
zijn. Gebruik daarom om het risico op letsel te minimaliseren, alleen door DeWALT aanbevolen
accessoires met dit product.
De accessoires die voor uw instrument worden aanbevolen, zijn tegen extra kosten verkrijgbaar bij
uw plaatselijke dealer of een geautoriseerd servicecenter. Als u hulp nodig hebt bij het vinden van
accessoires, neemt u contact op met DeWALT Industrial Tool Co., D-65510 Idstein, Germany, call
1-800-4-DeWALT (1-800-433-9258) of bezoekt u onze website: www.DeWALT.eu.
Kalibratietest ter plaatse
CONTROLE VAN DE NAUWKEURIGHEID - LOODRECHT (AFB. 5 - 6)
De meest nauwkeurige manier om de loodrechte kalibratie van de laser te bepalen, is wanneer er
een aanzienlijke hoeveelheid verticale hoogte beschikbaar is, in het ideale geval 25' (7,5 m). Een
persoon zorgt op de grond voor plaatsing van de laser en iemand anders markeert de punt die
door de straal op het plafond wordt gecreëerd (afb. 5). Het is belangrijk dat de kalibratiecontrole
wordt uitgevoerd met een afstand die niet korter is dan de afstand van de toepassingen waarvoor
u het instrument gaat gebruiken.
1. Begin met het markeren van een punt op de vloer.
2. Plaats de laser zodanig dat de puntstraal op het op de vloer gemarkeerde punt wordt
gecentreerd.
3. Wacht even totdat de laser de loodrechte lijn heeft gevonden en markeer het midden van de
punt dat door de omhoog gerichte straal wordt gecreëerd.
4. Draai de laser 180° (zoals in afb. 6 wordt weergegeven) en zorg hierbij dat de omlaag gerichte
puntstraal nog steeds is gecentreerd op het punt dat hiervoor op de vloer werd gemarkeerd.
5. Wacht even totdat de laser de loodrechte lijn heeft gevonden en markeer het midden van de
punt dat door de omhoog gerichte straal wordt gecreëerd.
Als de meting tussen de twee markeringen groter is dan hieronder wordt weergegeven, is de
kalibratie van de laser niet langer correct.
Afstand tussen muren Meting tussen markeringen
1/16" (1.5 mm)
30' (9 m) 5/32" (4 mm)
50' (15 m) 1/4" (6 mm)
CONTROLE VAN DE NAUWKEURIGHEID - WATERPAS (AFB. 7 - 10)
Voor het controleren van de waterpaskalibratie van de lasereenheid zijn twee evenwijdige muren
op een afstand van minimaal 20" (6 m) van elkaar nodig. Het is belangrijk dat de kalibratiecontrole
wordt uitgevoerd met een afstand die niet korter is dan de afstand van de toepassingen waarvoor
u het instrument gaat gebruiken.
1. Plaats de eenheid 2' - 3' (5-8 cm) vanaf de eerste muur, naar de muur gericht (afb. 7).
2. Markeer de positie van de straal op de eerste muur.
3. Draai de eenheid 180˚ en markeer de positie van de straal op de tweede muur (afb. 8).
4. Plaats de eenheid 2" - 3" (5-8 cm) vanaf de tweede muur, naar de muur gericht (afb. 9).
5. Pas de hoogte van de eenheid aan totdat de straal op de markering uit stap 3 is gericht.
6. Draai de eenheid 180˚ en richt de straal op een punt in de buurt van de markering op de
eerste muur uit stap 2 (afb. 10).
7. Meet de verticale afstand tussen de straal en de markering.
8. Als de afmeting groter is dan de hieronder weergegeven waarden, moet de laser worden
gerepareerd bij een geautoriseerd servicecenter.
Herhaal stap 1 tot en met 8 voor controle van de vooruit gerichte straal, de naar links gerichte
straal, de naar rechts gerichte straal en de naar achteren gerichte straal.
Afstand tussen muren Meting tussen markeringen
1/16" (1.5 mm)
30' (9 m) 5/32" (4 mm)
50' (15 m) 1/4" (6 mm)
WATERPASCONTROLE VAN EEN RECHTHOEKIGE STRAAL MET EEN NAUWKEURIGHEID
VAN 90° (AFB. 11A–D)
Zie afbeelding 11 voor de locatie van de DW0851 bij elke stap en voor de locatie van de
markeringen die bij elke stap worden aangebracht. Alle markeringen kunnen op de vloer worden
aangebracht door een trefplaatje voor de waterpas- of rechthoekige straal te plaatsen en de
locatie naar de vloer over te brengen.
1. Zoek een ruimte die minimaal 35" (10 m) lang is. Markeer een punt (K) op de vloer aan één
uiteinde van de vloer (afb. 11A).
2. Stel de laser zodanig op dat de omlaag gerichte straal over punt K schijnt. Zorg dat de
vooruit gerichte waterpas straal naar het uiterste einde van de ruimte wijst (afb. 11A).
3. Markeer met behulp van een trefplaatje een punt (L) op de vloer in het midden van de ruimte
om de locatie van de vooruit gerichte waterpas straal naar de vloer over te brengen (afb.
11A).
4. Markeer een punt (M) aan het uiterste einde of breng de locatie van de vooruit gerichte
waterpas straal over naar de vloer (afb. 11A).
5. Verplaats de DW0851 naar punt L en lijn de vooruit gerichte waterpas straal nogmaals uit
met punt M (afb. 11B).
6. Markeer de locatie van twee rechthoekige stralen als N en O op de vloer.
OPMERKING: Om te zorgen voor precisie, moeten de afstanden tussen K en L, L en
M, L en N en L en O gelijk zijn aan elkaar.
7. Draai de DW0851 90°, zodat de vooruit gerichte waterpas straal wordt uitgelijnd met punt N
(afb. 11C).
8. Markeer de locatie van een eerste rechthoekige straal (P) op de vloer, zo dicht mogelijk bij
punt K (afb. 11C).
9. Meet de afstand tussen punt K en P (afb. 11C). Als de afmeting groter is dan de waarden
die in de onderstaande grafiek worden weergegeven, moet de laser worden gerepareerd bij
een geautoriseerd servicecenter.
10. Draai nu de DW0851 90°, zodat de vooruit gerichte waterpas straal wordt uitgelijnd met punt
O (afb. 11D).
11. Markeer de locatie van een tweede rechthoekige straal (Q) op de vloer, zo dicht mogelijk bij
punt K (afb. 11D).
12. Meet de afstand tussen punt K en Q (afb. 11D). Als de afmeting groter is dan de waarden
die in de onderstaande grafiek worden weergegeven, moet de laser worden gerepareerd bij
een geautoriseerd servicecenter.
Afstand tussen muren Meting tussen markeringen
1/16" (1.5 mm)
30' (9 m) 5/32" (4 mm)
50' (15 m) 1/4" (6 mm)
CONTROLE VAN DE NAUWKEURIGHEID - HORIZONTALE STRAAL, SCANRICHTING
(AFB. 6)
Voor het controleren van de horizontale scankalibratie van de laser zijn twee muren met een
tussenafstand van 30' (9 m) nodig. Het is belangrijk dat de kalibratiecontrole wordt uitgevoerd met
een afstand die niet korter is dan de afstand van de toepassingen waarvoor u het instrument gaat
gebruiken.
1. Bevestig de laser met behulp van een draaibeugel aan een muur. Zorg dat de laser recht
vooruit is gericht.
2. Schakel de horizontale straal van de laser in en draai de laser ongeveer 45˚, zodat het uiteinde
van de laserlijn helemaal aan de rechterkant de tegenoverliggende muur kruist op een afstand
van minimaal 30’ (9 m). Markeer het midden van de straal (a).
3. Draai de laser ongeveer 90˚ om het uiteinde van de laserlijn helemaal aan de linkerkant te
verplaatsen naar een gebied rondom de markering die in stap 2 is gemaakt. Markeer het
midden van de straal (b).
4. Meet de verticale afstand tussen de markeringen.
5. Als de afmeting groter is dan de hieronder weergegeven waarden, moet de laser worden
gerepareerd bij een geautoriseerd servicecenter.
Afstand tussen muren Meting tussen markeringen
1/16" (1.5 mm)
30' (9 m) 5/32" (4 mm)
50' (15 m) 1/4" (6 mm)
CONTROLE VAN DE NAUWKEURIGHEID - HORIZONTALE STRAAL, GRAADRICHTING
(AFB. 7)
Voor het controleren van de horizontale graadkalibratie van de laser is één muur met een lengte
van minimaal 30' (9 m) nodig. Het is belangrijk dat de kalibratiecontrole wordt uitgevoerd met een
afstand die niet korter is dan
de afstand van de toepassingen waarvoor u het instrument gaat gebruiken.
1. Bevestig de laser aan één uiteinde van een muur met behulp van een draaibeugel.
2. Schakel de horizontale straal van de laser in en draai de laser naar het tegenovergestelde
uiteinde van de muur, ongeveer evenwijdig aan de naastgelegen muur.
3. Markeer het midden van de straal op twee plaatsen (c, d) die minimaal 30' (9 m) van elkaar
verwijderd zijn.
4. Verplaats de laser naar het tegenovergestelde uiteinde van de muur.
5. Schakel de horizontale straal van de laser in en draai de laser naar het eerste uiteinde van de
muur, ongeveer evenwijdig aan de naastgelegen muur.
6. Pas de hoogte van de laser zodanig aan dat het midden van de straal wordt uitgelijnd met de
dichtstbijzijnde markering (d).
7. Markeer het midden van de straal (e) direct boven of onder de verst gelegen markering (c).
8. Meet de afstand tussen deze twee markeringen (c, e).
9. Als de afmeting groter is dan de hieronder weergegeven waarden, moet de laser worden
gerepareerd bij een geautoriseerd servicecenter.
Afstand tussen muren Meting tussen markeringen
1/16" (1.5 mm)
30' (9 m) 5/32" (4 mm)
50' (15 m) 1/4" (6 mm)
Problemen oplossen
HET LUKT NIET OM DE LASER IN TE SCHAKELEN
• Controleer of de batterijen zijn geplaatst overeenkomstig de (+) en (-)-markeringen op het deksel
van het batterijencompartiment.
• Controleer of de batterijen goed werken. Probeer bij twijfel nieuwe batterijen te plaatsen.
• Zorg dat de contactpunten van de batterijen schoon zijn, en geen roest of corrosie bevatten.
Zorg dat de waterpas van de laser droog is en gebruik alleen nieuwe, hoogwaardige batterijen
om de kans op lekkage van batterijen te verkleinen.
• Als de laser in extreem hete temperaturen wordt opgeslagen, laat u de laser eerst afkoelen.
DE LASERSTRALEN KNIPPEREN (AFB. 4)
De DW0851-laser is ontworpen voor zelfnivellering tot 4° in alle richtingen bij plaatsing volgens
de weergave in afbeelding 4. Als de laser zodanig wordt gekanteld dat het interne mechanisme
geen loodlijn kan vinden, gaan de laserstralen knipperen. Dit betekent dat het kantelbereik is
overschreden. DE KNIPPERSTRALEN DIE DOOR DE LASER WORDEN GECREËERD, ZIJN
NIET WATERPAS OF LOODRECHT EN MOGEN DUS NIET WORDEN GEBRUIKT VOOR HET
BEPALEN OF MARKEREN VAN EEN WATERPASPUNT (OF LOODRECHT PUNT). Probeer de
laser op een egaler oppervlak neer te zetten.
DE LASERSTRALEN KOMEN NIET TOT STILSTAND
De DW0851 is een precisie-instrument. Als de eenheid dus niet op een stabiel (en bewegingloos)
oppervlak wordt geplaatst, blijft het instrument proberen de loodlijn te vinden. Als de straal niet tot
stilstand komt, probeert u het instrument op een stabieler oppervlak te plaatsen. Zorg tevens dat
het oppervlak relatief egaal is, zodat de laser stabiel is.
*In de specificaties voor de nauwkeurigheid wordt ervan uitgegaan dat de laser wordt geplaatst op
een oppervlak binnen 4° van een waterpas oppervlak.