65
• Controleer regelmatig of uw laser juist is gekalibreerd om de
nauwkeurigheid van de laser te garanderen. Zie kalibratie
controle.
• Controleer voordat u de laser gebruikt of deze stevig op een
vlak oppervlak staat.
• Markeer altijd het midden van de laserstraal.
• Extreme temperatuurveranderingen kunnen de interne
onderdelen laten bewegen en de nauwkeurigheid
beïnvloeden. Controleer de nauwkeurigheid regelmatig
tijdens de werkzaamheden. Zie kalibratie controle.
• Controleer de nauwkeurigheid van de laser als deze is
omgevallen. Zie kalibratie controle.
• Plaats de laser op een glad, vlak, stabiel oppervlak dat
in beide richtingen waterpas is.
Batterijspanning laag indicatie
De DCE088R en DCE088G lasers zijn uitgerust met een
batterijspanning indicator, zoals afgebeeld in afbeelding 5B. De
batterijspanning indicator geeft de resterende batterijspanning
aan, elke LED geeft 25% aan. De onderste LED knippert om
aan te geven dat de resterende spanning laag is (onder 12,5%)
en dat de batterijen moeten worden vervangen. De laser kan
nog een korte tijd werken terwijl de batterijen leeglopen, maar
de stralen zullen snel dimmen. Nadat nieuwe batterijen zijn
geplaatst en de laser wordt ingeschakeld, zullen de laserstralen
weer met de volledige helderheid stralen en zal de indicator de
volledige capaciteit aangeven. (Een knipperende laserstraal
wordt niet veroorzaakt door lege batterijen; zie Niet waterpas
indicator.) Als alle 4 de LED’s op de batterijspanning indicator
knipperen geeft dit geen lege batterij aan; zie “De LED’s van
de batterijspanning indicator knipperen” in het Oplossen van
problemenhoofdstuk.
Gebruik
De laser in- en uitschakelen
(Zie afbeelding
2
,
5
)
Plaats de uitgeschakelde laser op een vlak oppervlak. Dit
model heeft een pendel vergrendeling schakelaar
B
en een
keypad
C
met twee AAN/UIT-knoppen om de laserstralen
te activeren; één voor een horizontale laserstraal
D
en
één voor een verticale laserstraal
E
. Elke laserstraal wordt
ingeschakeld door de pendel vergrendeling schakelaar
B
op de ONTGRENDELD/AAN positie te zetten en daarna
op de benodigde AAN/UIT-knop op het keypad te drukken.
De laserstralen kunnen één voor één of tegelijk worden
ingeschakeld. Door nogmaals op de AAN/UIT-knoppen te
drukken kunnen de laserstralen worden uitgeschakeld. De
pendel vergrendeling schakelaar schakelt de laserstralen uit
en vergrendeld de pendel, de schakelaar moet altijd in de
VERGRENDELD/UIT positie staan als de laser niet wordt
gebruikt. Als de pendel vergrendeling schakelaar niet in de
vergrendeld positie staat, knipperen alle 4 de LED’s van de
batterijspanning indicator.
De lasers gebruiken
Niet waterpas indicator
De laser is ontworpen om zichzelf te nivelleren. Als de laser te
veel is gekanteld kan de laser niet zelfnivelleren (> 4° ) en zal
de laserstraal knipperen. Er zijn twee knippercycli die een niet
waterpas indicatie aangeven: (i) tussen 4° en 10° knipperen de
laserstralen constant; (ii) bij een hellingshoek groter dan 10°
knipperen de laserstralen in cycli van drie. Als de laserstralen
knipperen staat de laser niet waterpas (of in het lood) en
mag deze niet worden gebruikt om waterpas of een loodlijn
te markeren. Probeer de laser te verplaatsen naar een vlakker
oppervlak.
De draaibeugel gebruiken (Zie afbeelding
3
)
De laser is voorzien van een magnetische draaibeugel
G
die permanent aan de laser is bevestigd. Deze beugel zorgt
ervoor dat de laser aan elk recht metalen of ijzeren oppervlak
kan worden gemonteerd. Veel voorkomende voorbeelden
van geschikte oppervlakken zijn metalen dwarsbalken, stalen
deuren en stalen balken. De beugel is ook voorzien van een
schroefgat
H
,hierdoor kan de beugel met een spijker of
schroef aan elk oppervlak worden bevestigd. Plaats de laser
en/of beugel op een stabiel oppervlak. Als de laser valt kan
dit ernstig persoonlijk letsel of schade aan de laser veroorzaken.
De laser gebruiken met de PLAFONDBEUGEL
(Zie afbeelding
5
)
De laser plafondbeugel
J
(indien meegeleverd) biedt meer
montage mogelijkheden voor de laser. De plafondbeugel is
voorzien van een klem aan één uiteinde
K
welke aan een strip
kan worden bevestigd voor de montage van systeemplafonds.
De plafondbeugel is voorzien van een schroefgat
M
aan elk
uiteinde, hierdoor kan de plafondbeugel met een spijker of
schroef aan elk oppervlak worden bevestigd.
Zodra de plafondbeugel is bevestigt, bied de staalplaat de
mogelijkheid om de magnetische draaibeugel
G
te monteren.
De positie van de laser kan daarna worden afgesteld door de
magnetische draaibeugel omhoog of omlaag te schuiven op
de muurbeugel.