Boss RC-500 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
(dit document)
Lees dit eerst. Dit bevat een uitleg van de
basiszaken die u moet weten om de RC-500 te
gebruiken.
Parameter Guide
(downloaden vanaf het web)
Hierin worden alle parameters van de RC-500
uitgelegd.
De Parameter Guide verkrijgen
1. Typ de volgende URL op uw
computer:
http://www.boss.info/manuals/
2. Kies “RC-500” als de productnaam.
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (het infoblad “HET
APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de Gebruikershandleiding (p. 27)) voordat u het apparaat gaat gebruiken.
Na het lezen bewaart u de documenten op een plaats waar u deze later makkelijk kunt raadplegen.
© 2020 Roland Corporation
Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De batterijen plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De apparatuur aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Bovenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Structuur van de RC-500 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Een loop-frase creëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Opnemen op één spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Opnemen op twee sporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Opnemen terwijl u naar het ritmegeluid luistert . . . . 9
Een ritme laten klinken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Het tempo van het ritme instellen . . . . . . . . . . . . 9
Een geheugen opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Een geheugen opslaan (WRITE) . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gegevens uit een geheugen wissen (CLEAR) . . . . 10
Een geheugen bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
De instellingen van sporen 1 en 2 bewerken . . . . . 11
De instellingen van een geheugen bewerken . . . . 12
Loop FX gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
De functie van de schakelaars speciceren . . . . 13
De ritme-instellingen bewerken . . . . . . . . . . . . . . . 14
Wijzigen hoe het ritme start en stopt . . . . . . . . . 15
Instellingen voor de volledige RC-500 . . . . . . . . 16
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Invoer-/uitvoerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Aansluiten op uw computer via USB . . . . . . . . . . 18
De RC-500 aansluiten op een computer . . . . . . . . . 18
Een back-up maken of gegevens herstellen . . . . . 19
Apparaten bedienen via MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . 20
MIDI-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Een extern MIDI-apparaat bedienen vanaf
de RC-500 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
De RC-500 bedienen vanaf een extern
MIDI-apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Twee RC-500-apparaten aansluiten . . . . . . . . . . . . . 21
Appendix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Overzicht van foutmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
De fabrieksinstellingen herstellen
(Factory Reset) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Belangrijkste specicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN . . . . . . . . . . . 27
BELANGRIJKE OPMERKINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Gebruikershandleiding
2
Aan de slag
De batterijen plaatsen
Plaats vier alkalinebatterijen (AA, LR6) in het batterijvak aan de onderkant van het apparaat.
* Wanneer u het apparaat omkantelt, moet u de knoppen en regelaars beschermen tegen schade. Ga voorzichtig om
met het apparaat, laat het niet vallen.
* Verkeerd gebruik van de batterijen kan leiden tot explosie en lekkende vloeistof. Zorg ervoor dat u alle voorschriften
inzake batterijen opgesomd in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (apart blad “HET
APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en Gebruikershandleiding (p. 27)) naleeft.
* Er zal “BATTERY LOW” op het display verschijnen als de batterijen bijna leeg zijn. Vervang dan de batterijen.
De rubberen voetjes bevestigen
U kunt indien nodig de rubberen voetjes bevestigen.
Bevestig deze op de plaatsen zoals weergegeven in de afbeelding.
De apparatuur aansluiten
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om defecten of storingen
aan de apparatuur te voorkomen.
* Verlaag altijd eerst het volume voordat u het apparaat in- of uitschakelt. Zelfs als u het volume hebt verlaagd, hoort u
mogelijk geluid wanneer u het apparaat in- of uitschakelt. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Pintoewijzing
MIC IN-aansluiting
1: GND
2: HOT
3: COLD
O (USB)-poort
U kunt hier uw computer aansluiten en
gebruiken om een back-up te maken of
gegevens te herstellen (p. 19).
MIDI OUT, MIDI IN-aansluitingen
Sluit hier een extern MIDI-apparaat aan.
Gebruik voor het maken van deze aansluitingen MIDI/TRS-verbindingskabels
(apart verkrijgbaar: BMIDI-5-35).
Hiermee kunt u vanaf dit apparaat een extern MIDI-apparaat bedienen via
MIDI. Raadpleeg p. 20 voor meer informatie.
Hierop kunt u een netstroomadapter (PSA-S-reeks; apart
verkrijgbaar) aansluiten. Door een netstroomadapter
te gebruiken, kunt u spelen zonder dat u zich zorgen
hoeft te maken over het resterende batterijvermogen.
Als de netstroomadapter is aangesloten terwijl de
stroom is ingeschakeld, wordt de voeding geleverd
door de netstroomadapter.
DC IN-aansluiting
* Gebruik alleen de opgegeven
netstroomadapter (PSA-S-reeks;
apart verkrijgbaar) en sluit deze
aan op een stopcontact met de
juiste spanning. Gebruik geen
andere netstroomadapter. Dit
kan tot storingen leiden.
3
Aan de slag
De apparatuur aansluiten
OUTPUT-aansluitingen (A/MONO, B)
Deze gebruiken als EXP-aansluiting
Sluit een expressiepedaal aan.
Deze gebruiken als CTL 1,
2-aansluiting
Sluit een voetschakelaar aan.
Gebruik alleen het in deze handleiding beschreven
expressiepedaal (FV-500H, FV-500L, EV-30 en
Roland EV-5, apart verkrijgbaar).
Het aansluiten van een expressiepedaal van een
ander type kan leiden tot defecten en/of schade
aan het apparaat.
FS-6
FS-7
CTL 2
FS-5U x 1
FS-5U
FS-6
Modus-/polariteitsschakelaar
FS-7
1/4”-jack
1/4”-jack
Stereo 1/4”-jack
Stereo 1/4”-jack
Stereo 1/4”-jack
Stereo 1/4”-jack
CTL 1CTL 2 CTL 1CTL 1
CTL 1, 2/EXP-aansluiting
U kunt apart verkrijgbare expressiepedalen of
voetschakelaars aansluiten op deze aansluiting en het
expressiepedaal of de voetschakelaars gebruiken om
verschillende functies te bedienen.
INST IN-aansluitingen (A/MONO, B)
Gebruik deze aansluitingen voor het aansluiten
van uw elektrische gitaar/bas of eectapparaat.
Gebruik de A/MONO-aansluiting
en de B-aansluiting voor het
aansluiten van een eectapparaat
met stereo-uitgang. Gebruik
alleen de A/MONO-aansluiting
als u een monobron gebruikt.
Sluit deze aansluitingen aan op de versterker of monitorluidsprekers.
Wanneer u een monoset-up gebruikt, gebruik dan alleen de
A/MONO-aansluiting.
Zelfs geluid dat in stereo wordt ingevoerd, wordt in mono uitgevoerd.
De stroom in-/uitschakelen
De OUTPUT A/MONO-aansluiting werkt ook als stroomschakelaar.
De stroom naar het apparaat wordt ingeschakeld wanneer u
de OUTPUT A/MONO-aansluiting aansluit. De stroom wordt
uitgeschakeld wanneer de kabel wordt losgekoppeld.
Bij het inschakelen:
Schakel de stroom naar de versterker
als laatste in.
Bij het uitschakelen:
Schakel de stroom naar de versterker
als eerste uit.
MIC IN-aansluiting
Sluit hier de microfoon aan.
Als u een condensatormicrofoon
gebruikt die fantoomvoeding
vereist, schakelt u de
fantoomvoeding in van
dit apparaat (p. 17).
Pintoewijzing
CTL 1, 2/EXP-aansluiting
RINGTIP
Stereo 1/4”-jack
1/4”-jack x 2
CTL 1 CTL 2
FS-5U x 2
4
Aan de slag
Bovenpaneel
Naam / beschrijving
1
TRACK 1, 2
[TRACK 1],
[TRACK 2]-
schuifregelaars
Wijzigt het afspeelniveau van sporen
1 en 2.
TRACK 1, 2-
indicatoren
Geeft de status van de sporen weer.
Blauw opgelicht Geen frase
Rood opgelicht Opnemen
Groen opgelicht Spelen
Geel opgelicht Overdubben
Wit opgelicht Frase bestaat
Knippert
Momenteel
geselecteerd spoor
(huidig spoor)
TRACK 1, 2 [EDIT]-
knoppen
Druk om spoorinstellingen te maken.
Druk tweemaal op een knop om het
huidige spoor te wisselen.
2
Display
Geeft diverse informatie weer over de RC-500.
Tijdens het opnemen/afspelen/overdubben verandert
de kleur van het scherm naargelang de status.
Blauw opgelicht Geen frase
Rood opgelicht Opnemen
Groen opgelicht Spelen
Geel opgelicht Overdubben
Wit opgelicht Frase bestaat
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Naam / beschrijving
3
[MEMORY/VALUE]-regelaar
Draaien
Selecteert een geheugen.
Selecteert bij het bewerken een
parameter of wijzigt een waarde.
Indrukken
Speciceert de te bewerken parameter.
U kunt ook een bewerking bevestigen.
Draaien
terwijl u drukt
Verandert een waarde in grotere
stappen.
4
RHYTHM
TEMPO-indicator
Knippert in de maat met het
opgegeven tempo.
[TEMPO]-knop
Druk om het tempo van het ritme op
te geven.
U kunt het tempo ook instellen door
op de knop te drukken met het
gewenste interval (tiktempo).
ON/OFF-indicator
Geeft de status van het ritme weer.
Gedoofd Uit
Groen opgelicht Aan
Knippert groen
Klaar om ritme te
spelen
[ON/OFF]-knop
Telkens u op de knop drukt, schakelt
het ritme aan/uit/stand-bymodus.
Houd de knop lang ingedrukt (twee
seconden of langer) om de modus
voor ritme-instellingen te selecteren.
5
[MEMORY]-knop
Hiermee kunt u instellingen maken voor loop
afspelen/opnemen en de functie speciceren van een
expressiepedaal of voetschakelaar die op dit toestel is
aangesloten.
6
[MENU]-knop
Hiermee kunt u instellingen maken die invloed hebben
op de volledige RC-500, zoals systeeminstellingen en
MIDI-instellingen.
5
Aan de slag
Bovenpaneel
Naam / beschrijving
7
WRITE
[EXIT]-knop
Druk om terug te keren naar het
vorige scherm.
[ENTER]-knop
Druk om een bewerking te bevestigen.
Door tegelijkertijd op de [EXIT]-knop en de [ENTER]-knop
te drukken, kunt u een geheugen opslaan (schrijven) of
geheugengegevens wissen (verwijderen).
8
[MIC LEVEL]-regelaar
Past het microfooningangsniveau aan.
9
INPUT-indicatoren
Deze lichten op naargelang het ingangsniveau.
Laag
,
Gepast
,
Hoog
Groen Oranje Rood
Pas het ingangsniveau aan zodat de indicator af en toe
rood oplicht.
* Met de fabrieksinstellingen zijn de indicatoren ingesteld
om het ingangsniveau van de MIC IN en INST IN samen
te laten zien. U kunt wijzigen wat wordt weergegeven.
10
[INPUT]-knop
Druk hierop om fantoomvoeding in/uit te schakelen of
om instellingen te maken met betrekking tot invoer en
uitvoer.
11
[REC/PLAY]-schakelaar
Schakelt tussen opnemen, afspelen en overdubben.
Voor een lege frase
Opnemen
0
Afspelen
0
Overdubben
Voor een frase die gegevens bevat
Afspelen
0
Overdubben
Houd de schakelaar lang ingedrukt (twee seconden
of langer) tijdens het afspelen of overdubben om
ongedaan te maken (de opname of het laatste
overdubben annuleren). Houd de schakelaar nogmaals
lang ingedrukt (twee seconden of langer) om opnieuw
uit te voeren (het ongedaan maken annuleren).
Naam / beschrijving
12
[STOP]-schakelaar
Stopt het spoor dat momenteel aan het opnemen/
afspelen/overdubben is.
Als u de schakelaar lang ingedrukt houdt (tweeseconden
of langer), wordt het spoor gewist.
13
[TRACK SELECT]-schakelaar
Schakelt tussen sporen 1 en 2.
MEMO
U kunt andere functies toewijzen aan de [REC/PLAY]-,
[STOP]- en [TRACK SELECT]-schakelaars. Raadpleeg
“De functie van de schakelaars speciceren (p. 13)
voor meer informatie.
6
Aan de slag
Geheugen 01
Ritme
Spoor 1
Spoor 2
Loop
FX
Geheugen 99
Systeem
Spoor
U kunt twee “sporen gebruiken om audio op te nemen
en af te spelen vanaf een microfoon of instrument zoals
een gitaar.
Loop FX
Het eect dat op de sporen wordt toegepast, wordt de
“loop FX” genoemd.
Door de loop FX toe te passen, kunt u de manier wijzigen
waarop de loop wordt afgespeeld.
Ritme
Behalve de twee sporen kan de RC-500 ook een “ritme”
afspelen.
U kunt een opname maken terwijl u naar een ritme
luistert aan het tempo dat u opgeeft.
Geheugen
De twee sporen worden, samen met de instellingen voor
“ritme en “loop FX”, collectief een geheugen” genoemd.
De RC-500 kan maximaal 99 geheugens opslaan.
Systeem
Instellingen die voor de volledige RC-500 gelden, zoals
aanpassing van het displaycontrast en MIDI-instellingen,
worden “systeeminstellingen genoemd.
Opnemen” versus “Overdubben
In deze handleiding wordt met opnemen het voor de
eerste keer opnemen naar een leeg spoor bedoeld.
Met alle volgende opnames die boven op de
bestaande opname worden toegevoegd, wordt
overdubben” bedoeld.
Afspeelscherm
Het scherm dat verschijnt
na het inschakelen,
heet het Play-scherm of
afspeelscherm.
Memory
01
01
Structuur van de RC-500
7
Een loop-frase creëren
Opnemen op één spoor
Voorbereiden om op te nemen
1. Sluit uw gitaar of microfoon aan.
* Als een microfoon is aangesloten, gebruik
dan de [MIC LEVEL]-regelaar om het
microfooningangsniveau aan te passen.
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
een geheugen te selecteren.
Memory
01
01
Scherm Status
Blauw
Leeg spoor
Wit
Spoor bevat
gegevens
Geheugennummer Geheugennaam
3. Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar naar
spoor 1 of 2.
Status van TRACK-indicator
Blauw opgelicht
Geen frase
Knippert blauw
Geen frase (huidig spoor)
Wit opgelicht
Frase bestaat
Knippert wit
Frase bestaat (huidig
spoor)
MEMO
Het spoor dat momenteel is geselecteerd
(momenteel het doel van bewerkingen) wordt
het “huidige spoor genoemd.
Opnemen
1. Druk op de [REC/PLAY]-schakelaar om
het opnemen te starten.
Het scherm en de REC/PLAY-indicator
lichten rood op.
2. Bespeel uw gitaar of zing in uw
microfoon om audio in te voeren.
%
Afspelen
1. Druk op de [REC/PLAY]-schakelaar.
Het scherm en de REC/PLAY-indicator
lichten groen op.
De opgenomen frase speelt als een loop.
%
Overdubben
1. Druk op de [REC/PLAY]-schakelaar om
het overdubben te starten.
Het scherm en de REC/PLAY-indicator
lichten geel op.
2. Overdub of maak een opname van
uw uitvoering (audio) op de frase die
wordt afgespeeld als een loop.
%
Afspelen
%$
Herhaal zo vaak als nodig is.
Overdubben
:
Stoppen
1. Druk op de [STOP]-schakelaar.
Het scherm en de REC/PLAY-indicator
lichten wit op.
Als u de opgenomen frase wilt
behouden, slaat u deze op in een
geheugen (p. 10).
8
Een loop-frase creëren
Opnemen op twee sporen
U kunt twee sporen gebruiken om een enkele loop-frase te creëren.
In dit voorbeeld leggen we uit hoe u in de volgorde van spoor 1”
0
“spoor 2” opneemt.
Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar om spoor 1
te selecteren.
%
Opnemen (Spoor 1)
1. Druk op de [REC/PLAY]-
schakelaar om het opnemen
te starten.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten rood op.
2. Bespeel uw gitaar of zing in
uw microfoon om audio in
te voeren.
%
Afspelen (Spoor 1)
1. Druk op de [REC/PLAY]-
schakelaar.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten groen op.
De opgenomen frase speelt als
een loop.
%$
Herhaal zo vaak als nodig is.
Overdubben (Spoor 1)
1. Druk op de [REC/PLAY]-
schakelaar om het
overdubben te starten.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten geel op.
2. Overdub of maak een
opname van uw uitvoering
(audio) op de frase die wordt
afgespeeld als een loop.
:
Afspelen (Spoor 1)
Druk op de [REC/PLAY]-schakelaar om het
overdubben te starten.
%
Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar om spoor 2
te selecteren.
%
Opnemen (Spoor 2)
1. Druk op de [REC/PLAY]-
schakelaar om het opnemen
te starten.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten rood op.
2. Neem uw uitvoering op
terwijl u luistert naar het
herhaaldelijk afspelen van
spoor 1.
%
Afspelen (Spoor 2)
1. Druk op de [REC/PLAY]-
schakelaar.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten groen op.
De frase opgenomen op
spoor 2 speelt als een loop.
%
Overdubben (Spoor 2)
%$
Herhaal zo vaak als nodig is.
Afspelen (Spoor 2)
:
Stoppen
1. Druk op de [STOP]-schakelaar.
Het scherm en de REC/PLAY-
indicator lichten wit op.
Als u de opgenomen frase wilt
behouden, slaat u deze op in
een geheugen (p. 10).
9
Een loop-frase creëren
Opnemen terwijl u naar het ritmegeluid luistert
Behalve de twee sporen kan de RC-500 ook een “ritme” afspelen. U kunt een opname maken terwijl u naar een ritme
luistert aan het tempo dat u opgeeft.
Een ritme laten klinken
1. Druk op de RHYTHM [ON/OFF]-knop.
Het ritme schakelt aan/uit/stand-bymodus telkens u
op de knop drukt.
Als het ritme aan staat, licht de RHYTHM ON/OFF-
indicator op.
Het tempo van het ritme instellen
1. Druk op de RHYTHM [TEMPO]-knop.
Het tempo-instellingenscherm verschijnt.
TEMPO
120.0
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
terwijl het tempo-instellingenscherm wordt
weergegeven om het tempo in te stellen.
Waarde 40.0–300.0
Tiktempo
U kunt het tempo instellen door aan het gewenste
interval op een knop te drukken.
1. Druk meermaals op de RHYTHM [TEMPO]-
knop op maat van het gewenste tempo.
MEMO
Als u de RHYTHM [TEMPO]-knop lang ingedrukt houdt
(twee seconden of langer), keert het tempo terug naar de
standaardwaarde.
5 Het opgegeven tempo kan worden opgeslagen als
een instelling in het geheugen.
&
“Een geheugen opslaan (WRITE)” (p. 10)
5 U kunt het volume en het type ritme speciceren,
en hoe het ritme speelt.
&
“De ritme-instellingen bewerken (p. 14)
10
Een geheugen opslaan
Een geheugen opslaan (WRITE)
Als u een ander geheugen selecteert of na het opnemen
of bewerken van de instellingen de stroom uitschakelt,
gaan de opgenomen inhoud of de bewerkte instellingen
verloren. Als u de gegevens wilt behouden, moet u deze
opslaan.
1. Druk tegelijk op de [EXIT]-knop en de
[ENTER]-knop.
Het UTILITY-scherm wordt weergegeven.
UTILITY
WRITE
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“WRITE” te selecteren en druk vervolgens op
de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
WRITE:01
Memory01
J
Geheugen dat als
opslaglocatie dient
Geheugennaam
3. Gebruik vervolgens de [MEMORY/
VALUE]-regelaar om het geheugen op
de opslaglocatie te selecteren.
5 Dit is niet vereist als het nummer van het geheugen
geschikt is zoals het is.
5 Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
4. Druk op de [MEMORY/VALUE]-regelaar of de
[ENTER]-knop.
Het geheugen wordt opgeslagen.
* Schakel de stroom niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... wordt weergegeven.
MEMO
U kunt een naam toewijzen aan het geheugen.
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand)
voormeer informatie.
Gegevens uit een geheugen wissen (CLEAR)
U kunt de gegevens die in een geheugen zijn opgeslagen,
wissen en het geheugen zo terug leegmaken.
5 Opname-/afspeelinstellingen
5 CONTROL-instellingen (p. 12)
* Als CTL1–2 PREF “MEMORY” is
5 Instellingen toewijzen (p. 12)
1. Druk tegelijk op de [EXIT]-knop en de
[ENTER]-knop.
Het UTILITY-scherm wordt weergegeven.
UTILITY
WRITE
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“CLEAR” te selecteren en druk vervolgens op
de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
CLEAR:01
Memory01
J
Geheugen dat moet worden gewist
Geheugennaam
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
het geheugen te selecteren dat u wilt wissen.
5 Dit is niet vereist als het nummer van het geheugen
geschikt is zoals het is.
5 Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
4. Druk op de [MEMORY/VALUE]-regelaar of de
[ENTER]-knop.
Het geheugen wordt gewist.
* Schakel de stroom niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... wordt weergegeven.
11
Een geheugen bewerken
De instellingen van sporen 1 en 2 bewerken
U kunt het volume en de afspeelmethode voor spoor 1 en spoor 2 speciceren.
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand) voor meer informatie over de parameters.
Hier leggen we uit hoe u de instellingen van spoor 1
bewerkt. De procedure is hetzelfde bij het bewerken
van spoor 2.
1. Selecteer het geheugen waarvan u de
spoorinstellingen wilt bewerken.
2. Druk op de TRACK 1 [EDIT]-knop.
Het spoorinstellingenscherm verschijnt.
T1 REVERSE
OFF
J
Parameter
Waarde
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de parameter te selecteren die u wilt
bewerken, en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
T1 LEVEL
100
J
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de waarde te wijzigen en druk op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
5. Herhaal stappen 3–4 om de gewenste
parameter te bewerken.
6. Druk op de TRACK 1 [EDIT]- of [EXIT]-knop
om terug te keren naar het afspeelscherm.
7. Voer de Write-bewerking uit als u de
bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Parameter Beschrijving
REVERSE
Speciceert of u normaal wilt afspelen of
omgekeerd.
LOOP FX
Speciceert of de loop FX moet worden
toegepast.
1SHOT
Speciceert of het als one-shot” of als de
gebruikelijke herhaaldelijke weergave
moet worden afgespeeld.
LEVEL
Wijzigt het afspeelniveau van het spoor.
U kunt ook de [TRACK 1]- en [TRACK 2]-
schuifregelaars gebruiken om het
afspeelniveau aan te passen.
PAN
Speciceert de stereopositie (pan) van
het spoor.
START
Speciceert of het afspelen met een
fade-in of onmiddellijk begint wanneer
het spoor wordt afgespeeld.
STOP
Bepaalt hoe het spoor stopt.
MEASURE
Speciceert het aantal maten in het
spoor.
LOOP.S
(LOOP SYNC)
Speciceert of het begin van de frases
van spoor 1 en spoor 2 zijn uitgelijnd
voor herhaaldelijk afspelen, of dat ze
worden herhaaldelijk afgespeeld aan de
lengte van hun respectieve frases.
TEMPO.S
(TEMPO SYNC)
Speciceert of elk spoor aan zijn
oorspronkelijke tempo wordt afgespeeld
(het tempo tijdens opname) of aan het
tempo dat is bepaald in het geheugen.
INPUT
Speciceert de invoer van waaruit geluid
wordt opgenomen.
OUTPUT
Speciceert de uitvoerbestemming van
de afspeelaudio.
12
Een geheugen bewerken
De instellingen van een geheugen bewerken
Hier komt u te weten hoe u de instellingen van elk geheugen kunt bewerken.
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1. Selecteer het geheugen dat u wilt bewerken.
2. Druk op de [MEMORY]-knop.
Het geheugeninstellingenscherm verschijnt.
MEMORY
REC
J
Item
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
het item te selecteren dat u wilt bewerken,
en druk vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
LOOP FX
OFF
J
Parameter
Waarde
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de parameter te selecteren die u wilt
bewerken, en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
TYPE
REPEAT1
J
5. Draai de [MEMORY/VALUE]-regelaar om de
waarde te wijzigen.
6. Druk op de [MEMORY]-knop om terug te
gaan naar het afspeelscherm.
7. Voer de Write-bewerking uit als u de
bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Item Beschrijving
REC
Maak instellingen met betrekking tot
opnemen/overdubben.
PLAY
Speciceer hoe loop-frasen worden
afgespeeld.
LOOP FX
Maak instellingen voor loop FX.
RHYTHM
Maak ritme-instellingen.
CONTROL
Speciceer de functies van de [REC/
PLAY]-schakelaar, [STOP]-schakelaar,
[TRACK SELECT]-schakelaar en een
voetschakelaar of expressiepedaal
aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-
aansluiting.
* Met de fabrieksinstellingen
voeren deze de functies uit
die zijn opgegeven door de
systeeminstellingen.
ASSIGN1–8
Maak toewijzingsinstellingen.
Door de toewijzingsinstellingen te
gebruiken, kunt u andere parameters
tegelijk met de opgegeven functies
bedienen wanneer u de schakelaars/
regelaars van de RC-500 of een
voetschakelaar of expressiepedaal
aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-
aansluiting gebruikt.
U kunt ook instellingen maken om de
RC-500 vanaf een extern MIDI-apparaat
te bedienen.
Voor elk geheugen kunnen acht
toewijzingsinstellingen worden ingesteld.
NAME
Speciceert de geheugennaam.
* Maximaal 12 tekens
13
Een geheugen bewerken
Loop FX gebruiken
Door de loop FX toe te passen, kunt u de manier wijzigen
waarop de loop wordt afgespeeld.
1. In stap 3 van p. 12 selecteert u “LOOP FX” en
drukt u vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
2. Druk op de [MEMORY/VALUE]-regelaar,
draai vervolgens aan de [MEMORY/VALUE]-
regelaar om “ON” te selecteren en druk
vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“TYPE” te selecteren en druk vervolgens op
de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
TYPE
REPEAT1
J
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
het type in te stellen.
5. Druk op de [MEMORY]-knop om terug te
gaan naar het afspeelscherm.
6. Voer de Write-bewerking uit als u de
bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Type Beschrijving
REPEAT1–3
Speelt het spoor herhaaldelijk af op
de maat van de beat.
SHIFT1–2
Het spoor wordt verschoven door de
lengte van de beat.
SCATTER1–4
Het spoor wordt gescrubd op de maat
van de beat.
VINYL FLICK
Het spoor klinkt alsof u de draaitafel
aanraakt.
MEMO
De functie om loop FX aan/uit te zetten, kan worden
toegewezen aan de [REC/PLAY]-, [STOP]- of [TRACK
SELECT]-schakelaar.
De functie van de schakelaars speciceren
Afhankelijk van uw gebruiksmethode kunt u andere
functies toewijzen aan de [REC/PLAY]-, [STOP]- en
[TRACK SELECT]-schakelaars.
Hier ziet u als voorbeeld hoe u de volgende functies aan
deze schakelaars toewijst.
Schakelaar Functie
[REC/PLAY]
Spoor 1 opnemen/afspelen/stoppen (wissen)
[STOP]
Spoor 2 opnemen/afspelen/stoppen (wissen)
[TRACK SELECT]
Loop FX in-/uitschakelen
1. In stap 3 van p. 12 selecteert u CONTROL en
drukt u vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
een van de parameters van “PDL 1 FUNC”
tot “PDL 3 FUNC” te selecteren, en druk
vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
PDL 1 FUNC
T1 REC/PLY
J
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
de volgende instellingen te maken.
Parameter Waarde
PDL 1 FUNC T1 R/P/S(C
PDL 2 FUNC T2 R/P/S(C
PDL 3 FUNC LOOP FX
4. Druk op de [MEMORY]-knop om terug te
gaan naar het afspeelscherm.
De functies die aan elke schakelaar zijn toegewezen,
kunnen worden opgeslagen en gebruikt als
systeeminstellingen (één voor het hele apparaat) of
als geheugeninstellingen (individuele geheugens).
De toewijzingen opslaan en gebruiken als
systeeminstellingen:
Stel in de systeeminstellingen (p. 16) PREF/PDL1–3
PREF in op “SYSTEM”. Het is niet nodig om de Write-
bewerking uit te voeren.
De toewijzingen opslaan en gebruiken als
geheugeninstellingen:
Stel in de systeeminstellingen PREF/PDL1–3 PREF in
op “MEMORY”. Voer de Write-bewerking uit om de
instellingen in een geheugen te bewaren.
14
Een geheugen bewerken
De ritme-instellingen bewerken
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand) voor meer informatie over de parameters.
* Ritmeparameters kunnen ook worden bewerkt vanuit de bewerkingsschermen van een geheugen.
1. Selecteer het geheugen waarvan u de ritme-
instellingen wilt bewerken.
2. Houd de RHYTHM [ON/OFF]-knop lang
ingedrukt.
Het ritme-instellingenscherm verschijnt.
LEVEL
100
J
Parameter
Waarde
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de parameter te selecteren die u wilt
bewerken, en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
REVERB
50
J
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de waarde te wijzigen en druk op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
5. Herhaal stappen 3–4 om de gewenste
parameter te bewerken.
6. Houd de RHYTHM [ON/OFF]-knop lang
ingedrukt of druk op de [EXIT]-knop om
terug te keren naar het afspeelscherm.
7. Voer de Write-bewerking uit als u de
bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Parameter Uitleg
LEVEL Wijzigt het volume van het ritmegeluid.
REVERB
Speciceert de diepte van de galm
(reverb) die op het ritme wordt toegepast.
PATTERN Selecteert een ritmepatroon.
VARIATION Selecteert de ritmepatroonvariatie.
VAR.CHANGE
Geeft de timing op waarop de
ritmepatroonvariatie wordt gewijzigd.
KIT
Selecteert de drumkit die wordt gebruikt
om het ritme te spelen.
BEAT
Speciceert de maataanduiding van het
ritme.
START
Speciceert hoe het afspelen van het
ritme begint.
STOP
Speciceert hoe het afspelen van het
ritme stopt.
REC COUNT
Speciceert of een aftelling wordt
afgespeeld voor opname.
PLAY COUNT
Speciceert of een aftelling wordt
afgespeeld voor afspelen.
FILL
Speciceert of het ritme speelt met een
ll-in of zonder een ll-in.
PART1–4
Geef individueel op of elk drumgeluid van
de geselecteerde drumkit te horen is.
TONE LOW
Wijzigt het klankkarakter van het
ritmegeluid.
TONE HIGH
15
Een geheugen bewerken
Wijzigen hoe het ritme start en stopt
Afhankelijk van uw opnamemethode of de frase die u opneemt, kunt u de manier veranderen waarop het ritme start
en stopt.
1. Selecteer in stap 3 van p. 14 “START en druk vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
START
LOOP START
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om op te geven hoe het ritme start, en druk vervolgens
op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om “STOP” te selecteren en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
STOP
LOOP STOP
J
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om op te geven hoe het ritme stopt, en druk vervolgens
op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
5. Houd de RHYTHM [ON/OFF]-knop lang ingedrukt of druk op de [EXIT]-knop om terug te keren
naar het afspeelscherm.
6. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Parameter Beschrijving
START
LOOP START Het ritme speelt wanneer loop opnemen of afspelen begint.
REC END
Het ritme speelt wanneer de loopopname gedaan is en schakelt over naar afspelen.
Dit is handig als u wilt spelen zonder een tempo op te geven, dan wilt beginnen met opnemen
en dan de loop op tijd wilt spelen met het ritme wanneer het afspelen begint.
BEFORE LOOP
Het ritme speelt vóór het loop opnemen of afspelen.
Het ritme begint te spelen wanneer u eenmaal op de schakelaar drukt en het opnemen/afspelen
begint in de maat met het ritme wanneer u nogmaals op de schakelaar drukt.
STOP
OFF
Het ritme blijft altijd spelen.
Als u synchroon speelt met een extern MIDI-apparaat, kunt u het ritme continu laten spelen voor
gesynchroniseerd afspelen.
LOOP STOP
Het ritme stopt wanneer de loop stopt.
REC END
Het ritme stopt wanneer de loopopname eindigt.
Dit is handig als u het ritme tijdens het opnemen als richtlijn wilt gebruiken.
16
Instellingen voor de volledige RC-500
Systeeminstellingen
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het SETUP-scherm wordt weergegeven.
SETUP
GENERAL
J
Item
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
het item te selecteren dat u wilt bewerken,
en druk vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
DISP MODE
LOOP
J
Parameter
Waarde
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de parameter te selecteren die u wilt
bewerken, en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
DISP CONT
5
J
4. Draai de [MEMORY/VALUE]-regelaar om de
waarde te wijzigen.
5. Druk op de [MENU]-knop om terug te gaan
naar het afspeelscherm.
Item Parameter/Beschrijving
GENERAL
DISP CONT
Regelt het displaycontrast.
DISP MODE
Speciceer wat er op het scherm wordt
weergegeven tijdens het opnemen,
afspelen en overdubben.
UNDO/REDO
Speciceert of Undo/Redo (ongedaan
maken/opnieuw uitvoeren) wordt
uitgevoerd terwijl u de schakelaar
ingedrukt houdt, of van het moment
dat u uw voet van de schakelaar haalt.
PREFERENCE
PDL1–3 PREF, CTL1–2 PREF, EXP PREF
Selecteert of de [REC/PLAY]-schakelaar,
[STOP]-schakelaar, [TRACK SELECT]-
schakelaar en een voetschakelaar of
expressiepedaal aangesloten op de
CTL 1, 2/EXP-aansluiting de functies
uitvoeren die zijn gespeciceerd door
elk geheugen of de functies die zijn
vastgelegd door de systeeminstellingen.
MIDI
Raadpleeg Apparaten bedienen via
MIDI” (p. 20).
EXTENT
EXT1–5 MIN, EXT1–5 MAX
Speciceert de omvang (ondergrens en
bovengrens) waarin geheugens kunnen
worden gewisseld.
U kunt vijf soorten instellingen maken.
STORAGE
Raadpleeg Aansluiten op uw computer
via USB” (p. 18).
F.RESET
Stelt de RC-500 terug in op de
fabrieksinstellingen (p. 25).
17
Instellingen voor de volledige RC-500
1. Druk op de [INPUT]-knop.
Het bewerkingsscherm voor invoer-/
uitvoerinstellingen verschijnt.
PHANTOM
OFF
J
Parameter
Waarde
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de parameter te selecteren die u wilt
bewerken, en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
MIC IN
OUT-A&B
J
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de waarde te wijzigen en druk op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
4. Herhaal stappen 2–3 om de gewenste
parameter te bewerken.
5. Druk op de [INPUT]- of [EXIT]-knop om terug
te gaan naar het afspeelscherm.
Parameter Beschrijving
PHANTOM
Schakelt fantoomvoeding in/uit.
OPMERKING
Schakel altijd de fantoomvoeding uit
wanneer u een ander apparaat dat
fantoomvoeding nodig heeft dan de
condensatormicrofoons aansluit.
MIC IN
Speciceert de uitvoerbestemming van
de audio die wordt ingevoerd naar de MIC
IN-aansluiting.
INST IN
Speciceert de uitvoerbestemming
van het instrumentale geluid dat wordt
ingevoerd naar de INST IN (A/MONO B)-
aansluitingen.
RHYTHM
Wijzigt de uitvoerbestemming van het
ritmegeluid.
MIC IN NS
Speciceert de diepte van de
ruisonderdrukking die wordt toegepast op
de audio-invoer van de MIC IN-aansluiting.
INST IN NS
Speciceert de diepte van de
ruisonderdrukking die wordt toegepast
op de instrumentale geluidsinvoer van de
INST IN (A/MONO, B)-aansluitingen.
PEAK SRC
Speciceert de invoer/uitvoer die wordt
weergegeven door de INPUT-indicator.
Invoer-/uitvoerinstellingen
Hier leest u hoe u instellingen kunt maken, zoals het in-/uitschakelen van fantoomvoeding en instellingen die verband
houden met de invoer- en uitvoeraansluitingen.
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF-bestand) voor meer informatie over de parameters.
18
Aansluiten op uw computer via USB
Als de RC-500 is aangesloten via USB op uw computer, kunt u het volgende doen.
5 Een back-up maken van de gegevens van de RC-500 op uw computer.
5 De gegevens waarvan een back-up is gemaakt op uw computer naar de RC-500 herstellen.
5 BOSS TONE STUDIO gebruiken om loopfrases (audiobestanden) te importeren of er een back-up van te maken.
BOSS TONE STUDIO gebruiken
Ga naar de volgende URL en download BOSS TONE STUDIO.
&
https://www.boss.info/support/
De RC-500 aansluiten op een computer
1. Gebruik een in de handel verkrijgbare USB-kabel om de
O
(USB)-poort van de RC-500 te
verbinden met de USB-poort van uw computer.
OPMERKING
5 Gebruik een USB-kabel die USB 2.0 Hi-Speed ondersteunt.
5 Gebruik geen micro-USB-kabel die alleen dient om een apparaat op te laden. Kabels voor alleen laden kunnen geen
gegevens doorsturen.
5 Dit werkt mogelijk niet goed voor bepaalde computermodellen. Raadpleeg de BOSS-website voor meer informatie
over de ondersteunde besturingssystemen.
19
Aansluiten op uw computer via USB
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het SETUP-scherm wordt weergegeven.
SETUP
GENERAL
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“STORAGE” te selecteren en druk vervolgens
op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
STORAGE
OFF
J
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar en
selecteer “PREPARING....
4. Gebruik een USB-kabel om de USB-poort van
de RC-500 aan te sluiten op de USB-poort
van uw computer.
Wanneer de verbinding met de computer tot stand is
gebracht, verschijnt het bericht “CONNECTING....
* USB-verbinding is niet mogelijk als het apparaat niet
is gestopt of als er een frase is die niet is opgeslagen.
5. Open het BOSS RC-500-station.
Windows
Open in “Mijn computer” (of “Deze computer”)
“BOSS RC-500” (of Verwisselbare schijf).
Mac OS
Open het “BOSS RC-500”-pictogram op het
bureaublad.
6. Maak een back-up of herstel de gegevens.
Back-up maken
Kopieer de volledige “ROLAND”-map van het BOSS
RC-500-station naar uw computer.
Herstellen
* Wanneer u deze bewerking uitvoert, verdwijnt
het geheugen dat momenteel is opgeslagen in de
RC-500. Maak op voorhand een back-up.
Verwijder op het BOSS RC-500-station de
“ROLAND”-map en kopieer vervolgens de
“ROLAND”-back-upmap van uw computer naar
het BOSS RC-500-station.
OPMERKING
Verwijder de mappen in het BOSS RC-500-station
niet anders dan bij het uitvoeren van de
herstelbewerking.
7. Werp de USB-stick uit.
Windows
Klik rechts onder in het scherm op het [
]-
pictogram
0
[
]-pictogram en klik vervolgens
op “BOSS RC-500 uitwerpen.
Mac OS
Sleep het “BOSS RC-500”-pictogram naar de
prullenbak (pictogram “Uitwerpen”).
Een back-up maken of gegevens herstellen
20
Apparaten bedienen via MIDI
Verbinding
U kunt, indien nodig, MIDI-kabels aansluiten op deze
aansluitingen.
Aansluiting Beschrijving
MIDI IN
Ontvangt berichten van een ander MIDI-
apparaat.
MIDI OUT Verzendt berichten vanaf dit apparaat.
Gebruik voor het maken van deze aansluitingen MIDI/
TRS-verbindingskabels (apart verkrijgbaar: BMIDI-5-35).
MIDI-instellingen
As u MIDI wilt gebruiken, moeten de MIDI-kanalen overeenstemmen met de kanalen van het aangesloten apparaat.
Gegevens kunnen niet worden verzonden naar of ontvangen van een ander MIDI-apparaat als de MIDI-kanalen niet
correct zijn ingesteld.
Raadpleeg de “Parameter Guide (PDF) voor meer informatie over elk van de MIDI-instellingsparameters.
Een extern MIDI-apparaat bedienen vanaf de RC-500
Overzicht Beschrijving
Verzenden van tempogegevens en gegevens om het afspelen te starten en te stoppen
De tempogegevens van de RC-500
worden verzonden naar externe
MIDI-apparaten zoals MIDI Clock.
Een extern MIDI-apparaat instellen op hetzelfde tempo als de RC-500
MIDI Clock-berichten worden op elk ogenblik verzonden vanaf de RC-500 Stel het externe MIDI-
apparaat op voorhand in zodat het gereed is om MIDI Clock-, MIDI Start- en MIDI Stop-berichten te
ontvangen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer informatie.
Bewerkingen om het afspelen te
starten en te stoppen met behulp
van de schakelaars van de RC-500,
kunnen worden verzonden als MIDI
Start- en MIDI Stop-berichten.
Start/Stop verzenden
Een MIDI Start-bericht wordt verzonden op het moment dat het opnemen of afspelen van een
spoor begint, wanneer de sporen zijn gestopt. Dit bericht wordt ook verzonden wanneer All Start
wordt uitgevoerd.
Een MIDI Stop-bericht wordt verzonden wanneer de sporen zijn gestopt. Dit bericht wordt ook
verzonden wanneer All Stop wordt uitgevoerd.
* Als u wilt dat MIDI-gesynchroniseerde uitvoering doorgaat, zelfs nadat het spoor is gestopt, stelt
u de RHYTHM-parameter STOP in op “OFF”.
* Sporen waarvan de 1SHOT-instelling (p. 11) is ingesteld op “ON” en sporen waarvan de LOOP.S-
instelling (p. 11) is ingesteld op “OFF”, verzenden geen start- en stopgegevens.
Program Change-berichten verzenden
Als een geheugen wordt geselecteerd
met de RC-500, wordt er tegelijkertijd
een Program Change-bericht
verzonden dat overeenkomt met het
geselecteerde geheugennummer.
Program Change-berichten verzenden
Als op de RC-500 geschakeld wordt tussen geheugens, wordt een MIDI Program Change-
bericht verzonden naar het aangesloten externe MIDI-apparaat. U kunt Program Change-
berichten metnummers 1 tot en met 99 verzenden die overeenstemmen met de 99 afzonderlijke
geheugens1–99.
* Stel “PC OUT” op voorhand in op ON.
* Program Change-berichten 100–128 kunnen niet worden verzonden.
* MIDI-berichten voor het selecteren van banken (Control Change #0, #32) kunnen niet worden
verzonden.
Control Change-berichten verzenden
Besturingsinformatie voor de
schakelaars, knoppen, regelaars van de
RC-500 en een extern expressiepedaal
of voetschakelaar worden verzonden
als Control Change-berichten.
Control Change-berichten verzenden
Als u een Control Change als het ASSIGN”-doel selecteert, kunt u MIDI-Control Change-berichten
verzenden door de bediening van de schakelaars, knoppen, regelaars van de RC-500 of een
externe voetschakelaar of expressiepedaal (aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting).
21
Apparaten bedienen via MIDI
De RC-500 bedienen vanaf een extern MIDI-apparaat
Overzicht Beschrijving
Ontvangen van tempogegevens en gegevens om het afspelen te starten en te stoppen
De RC-500 wordt gesynchroniseerd
met het tempo van de MIDI Clock-
gegevens van een extern MIDI-
apparaat.
De RC-500 instellen op hetzelfde tempo als een extern MIDI-apparaat
Maak instellingen op uw extern MIDI-apparaat, zodat dit MIDI Clock-, MIDI Start- en MIDI Stop-
gegevens zal verzenden. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie.
Stel MIDI SYNC van de RC-500 in op “AUTO”.
* U kunt het tempo niet verwisselen tijdens het opnemen.
Start- en stopgegevens worden
ontvangen vanaf een extern MIDI-
apparaat om de RC-500 te starten of
te stoppen.
MIDI Start ontvangen
Als MIDI Start (FA) wordt ontvangen, worden alle sporen afgespeeld (All Start).
Van geheugen wisselen
De geheugens van de RC-500 worden
tegelijk met de ontvangst van
de overeenstemmende Program
Change-berichten van externe MIDI-
apparaten verwisseld.
Van geheugen wisselen
U kunt de geheugens van de RC-500 verwisselen met Program Change-berichten van externe
MIDI-berichten.
De RC-500 kan Program Change-berichten met nummers 1 tot en met 99 ontvangen die
overeenstemmen met de 99 afzonderlijke frasegeheugens 1–99.
* Program Change-berichten 100–128 kunnen niet worden ontvangen.
* MIDI-berichten voor het selecteren van banken (Control Change #0, #32) worden genegeerd,
zelfs als deze worden ontvangen.
Control Change-berichten ontvangen
De RC-500 kan worden bediend door
middel van Control Change-berichten
van externe MIDI-apparaten.
Control Change-berichten ontvangen
U kunt Control Change-berichten van een extern MIDI-apparaat gebruiken om functies te
bedienen die moeilijk kunnen worden bediend met de eigen controllers van de RC-500.
Stel SOURCE in als “ASSIGN”-instelling op “CC#1–#31” of “CC#64–#95” en selecteer als TARGET de
parameter die u wilt bedienen.
Twee RC-500-apparaten aansluiten
U kunt twee RC-500-apparaten synchroniseren nadat u deze met elkaar hebt verbonden via een MIDI-kabel.
* Gebruik een stereo-miniplug , stereo-miniplugkabel om deze verbinding te maken.
MIDI OUT MIDI IN
Masterapparaat Slave-apparaat
Start de opname op de sporen van de RC-500 die als
masterapparaat dient.
Het ondergeschikte RC-500-apparaat start synchroon
wanneer het spoor van het RC-500-masterapparaat
begint te spelen.
Sporen waarvan TEMPO.S is ingesteld op ON,
worden afgespeeld aan het geheugentempo van het
masterapparaat.
Sporen waarvan LOOP.S is ingesteld op ON, worden in
loop gezet volgens de eerst opgenomen frase op de
RC-500 die als masterapparaat dient.
22
Appendix
Problemen oplossen
Probleem Controle-items Handeling
Problemen met geluid
Geen geluid/laag volume
Is de RC-500 correct aangesloten op de
andere apparaten?
Controleer de verbindingen met de andere apparaten (p. 2).
Is de stroom naar de verbonden versterker of
mixer niet ingeschakeld of staat het volume
telaag?
Controleer de instellingen voor de aangesloten apparaten.
Zijn de verbindingskabels kortgesloten? Probeer de verbindingskabel te vervangen.
Staan de [TRACK 1]-schuifregelaar, [TRACK 2]-
schuifregelaar of de [MIC LEVEL]-regelaar
telaag?
Stel de schuifregelaars/regelaar in op de geschikte posities.
Is het niveau van spoor 1 en 2 correct
ingesteld?
Controleer de instellingen van T1 LEVEL en T2 LEVEL (p. 11).
Controleer of een extern expressiepedaal werd gebruikt om het
niveau te regelen.
Zijn de audio-uitvoerbestemmingen van
spoor 1 en 2 correct ingesteld?
Controleer de instellingen van T1 OUTPUT en T2 OUTPUT (p. 11).
Is er iets opgenomen op de sporen?
Controleer de TRACK 1, 2 [EDIT]-knop om te controleren of er
een opname is gemaakt met het spoor. Als de TRACK 1, 2 [EDIT]-
knop blauw opgelicht is, werd er geen opname gemaakt.
Geen ritmegeluid
Is RHYTHM LEVEL correct ingesteld? Controleer de RHYTHM LEVEL-instelling (p. 14).
Is de uitvoerbestemming van het ritmegeluid
correct ingesteld?
Controleer de RHYTHM-instelling in “Invoer-/uitvoerinstellingen”
(p. 17).
Het begin en het einde
van het opgenomen
spoor ontbreken
Om ruis te voorkomen, worden een fade-in en een fade-out toegepast op het begin en het einde van een
opname. In sommige gevallen klinkt het alsof het geluid is weggelaten.
Kan geen geluiden horen
van een apparaat dat is
aangesloten op de INST
IN-aansluitingen/MIC
IN-aansluiting
Staan de [TRACK 1]-schuifregelaar, [TRACK 2]-
schuifregelaar of de [MIC LEVEL]-regelaar
telaag?
Stel de schuifregelaars/regelaar in op de geschikte posities.
Is de audio-uitvoerbestemming correct
ingesteld?
Controleer in “Invoer-/uitvoerinstellingen” (p. 17) de MIC IN-,
INST IN- en RHYTHM-instellingen.
Werkingsproblemen
Geheugens
schakelen niet
Verschijnt er iets anders dan het
afspeelscherm op de display?
U kunt niet schakelen tussen geheugens als een ander scherm
dan het afspeelscherm wordt weergegeven. Druk op de [EXIT]-
knop om terug te gaan naar het afspeelscherm.
Opnemen/overdubben
stopt voordat de
bewerking is voltooid
Is er onvoldoende vrij geheugen beschikbaar?
Maak onnodige geheugens vrij (p. 10) als er onvoldoende vrij
geheugen beschikbaar is, voordat u begint met opnemen of
overdubben.
Is LOOP.S (p. 11) ingesteld op “ON” op het
spoor?
Als een opname wordt gemaakt wanneer Loop Sync is
ingesteld op ON, zal de RC-500 automatisch omschakelen naar
overdubben zodra het einde van het langste spoor is bereikt.
Het afspeeltempo kan
niet worden gewijzigd
Is het apparaat bezig met opnemen of
overdubben?
U kunt het geheugentempo niet wijzigen tijdens het opnemen
of overdubben. Wijzig het tempo wanneer het spelen is gestopt
of tijdens het afspelen.
Is TEMPO.S (p. 11) ingesteld op ON” op het
spoor?
Als TEMPO.S niet is ingesteld op “ON” op een spoor, wijzigt de
afspeelsnelheid niet, zelfs niet wanneer het geheugentempo
wordt gewijzigd.
Stel de TEMPO.S-instelling van het spoor in op “ON” om
de afspeelsnelheid te laten overeenstemmen met het
geheugentempo.
Is de RC-500 gesynchroniseerd via MIDI?
Als de MIDI-klok wordt ontvangen via de MIDI IN-aansluiting of
de USB-poort, wordt het tempo van de RC-500 gesynchroniseerd
met de MIDI-klok.
Als u geen synchronisatie wilt uitvoeren met een extern
apparaat, stelt u SYNC in op “INTERNAL.
23
Appendix
Probleem Controle-items Handeling
MIDI-berichten kunnen
niet worden verzonden/
ontvangen
Is de MIDI-kabel kortgesloten? Probeer de MIDI-kabel te vervangen.
Is het externe MIDI-apparaat correct aangesloten?
Controleer de verbindingen met het externe MIDI-apparaat.
Stemmen de MIDI-kanalen overeen met de
kanalen van het externe MIDI-apparaat?
Controleer of beide apparaten zijn ingesteld op dezelfde MIDI-
kanalen.
Als u verzendt vanaf de RC-500, hebt u dan
de nodige instellingen voor de overdracht
gemaakt?
Controleer of TX CH-instelling (verzendkanaal) en de PC OUT-
instelling (verzending van programmawijzigingsbericht) zijn in-
of uitgeschakeld.
Problemen met USB
Kan niet communiceren
met de computer
Is de USB-kabel correct aangesloten? Controleer de verbinding (p. 18).
(Als u bestanden via USB uitwisselt met uw
computer) Staat “STORAGE” op “OFF”?
Stel in de procedure “Back-up maken of gegevens herstellen
“STORAGE” in op “PREPARING ....
Bent u een geheugen aan het bewerken?
USB-verbinding is niet mogelijk als er een niet-opgeslagen
geheugen is.
Sla het geheugen op (p. 10) en probeer de USB-verbinding
opnieuw.
Overzicht van foutmeldingen
Bericht Betekenis Handeling
LOOPER
DATA DAMAGED
Mogelijk zijn de gegevens beschadigd.
Kies in de Factory Reset-functie (p. 25) de optie
“SYS+MEM” om de fabrieksinstellingen van de
RC-500 te herstellen.
DATA READ ERR
Er is een probleem opgetreden met de inhoud van het
geheugen van de RC-500.
Neem contact op met uw Roland-dealer of uw lokale
Roland Service.
DATA WRITE ERR
DATA TOO LONG
Afspelen is niet mogelijk omdat de opnametijd of het
audiobestand te lang is.
De opnametijd of het audiobestand mag niet langer
zijn dan 1,5 uur.
DATA TOO SHORT
Afspelen is niet mogelijk omdat de opnametijd of het
audiobestand te kort is.
De opnametijd of het audiobestand moet minstens
0,1 seconde lang zijn.
EVENT FULL
Verder overdubben is niet mogelijk. Sla het geheugen op (p. 10).
MEMORY FULL
De opgenomen tijd van één spoor is langer dan (ongeveer)
1,5uur.
Verdere opname is niet mogelijk op het huidige
spoor.
Sla het geheugen op (p. 10). Selecteer een ander
geheugen als u wilt doorgaan met opnemen.
De totale opnametijd van alle geheugens overschreed
(ongeveer) 13 uur.
Er is geen verdere opname mogelijk.
Wis onnodige geheugens (p. 10).
NOT EMPTY
U probeert in een geheugen te overschrijven/op te slaan waarin
reeds een frase is opgenomen.
Wis het momenteel geselecteerde geheugen
(p. 10) of selecteer een leeg geheugen.
TEMPO TOO FAST
Het spoor wordt mogelijk niet correct afgespeeld omdat het
wordt afgespeeld aan een veel hoger tempo dan toen het werd
opgenomen.
Wijzig het tempo.
TEMPO TOO SLOW
Het spoor wordt mogelijk niet correct afgespeeld omdat het
wordt afgespeeld aan een veel lager tempo dan toen het werd
opgenomen.
24
Appendix
Bericht Betekenis Handeling
TOO BUSY
TOO BUSY OMSG
De RC-500 kon de gegevens niet volledig verwerken.
Voor “TOO BUSY OMSG”:
Aangezien u probeerde de loop FX toe te passen op een frase
die was ingesteld op een aanzienlijk langzamer tempo dan toen
deze werd opgenomen, konden de gegevens niet snel genoeg
worden verwerkt.
Verlaag het speeltempo.
In het geval van “TOO BUSY OMSG” keert u terug naar
het tempo dat tijdens de opname werd gebruikt.
Sla de huidige inhoud op naar een geheugen.
Als dit vaak voorkomt, maak dan een back-up van
de gegevens op uw computer, voer vervolgens
Factory Reset “SYS MEM” uit en herstel vervolgens de
gegevens (p. 19, p. 25).
UNDEFINED ERR
Er is een fout van onbekende oorzaak opgetreden tijdens het
opnemen, afspelen of overdubben.
Neem contact op met uw Roland-dealer of uw lokale
Roland Service.
MIDI
BUFFER FULL
Er zijn te veel berichten ontvangen en deze konden niet correct
worden verwerkt.
Verminder het aantal of de grootte van de MIDI-
berichten die naar de RC-500 worden verzonden.
OFFLINE
Er is een probleem opgetreden met de MIDI-kabelverbinding.
Controleer of de kabel niet is losgekoppeld en of de
kabel niet is kortgesloten.
Overige
BATTERY LOW
De batterij is bijna leeg.
Vervang de batterijen of gebruik een
netstroomadapter.
BATTERY LOW!!
STOP ALL
Als u het apparaat verder gebruikt met batterijen met lage
spanning, wordt op het display “BATTERY LOW!! STOP ALL
weergegeven en zal de RC-500 uiteindelijk niet langer werken.
MEMORY FULL
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar op dit apparaat. Als dit
bericht verschijnt, kan het opnemen of overdubben halverwege
stopgezet worden.
Verwijder onnodige geheugens (p. 10) en probeer
de opname opnieuw.
STOP LOOPER
Deze bewerking is niet mogelijk tijdens opnemen, afspelen of
overdubben.
Stop voordat u de bewerking uitvoert.
STOP ALL
Deze bewerking is niet mogelijk tijdens opnemen, afspelen,
overdubben of het afspelen van het ritme.
Zet alles stop voordat u de bewerking uitvoert.
STOP ALL&SAVE
Deze bediening is niet mogelijk tijdens opnemen, afspelen,
overdubben of het afspelen van het ritme als er ook niet-
opgeslagen gegevens zijn.
Zet alles stop en sla vervolgens het geheugen op
(p. 10).
UNSUPPORTED
FILE
Dit audiobestand kan niet worden afgespeeld.
Controleer de indeling van het audiobestand.
Gebruik “BOSS TONE STUDIO” om een audiobestand
te importeren in de RC-500.
25
Appendix
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het SETUP-scherm wordt weergegeven.
SETUP
GENERAL
J
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“F.RESET te selecteren en druk vervolgens
op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
F.RESET
MEMORY
J
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar
om de instellingen op te geven waarvan de
fabrieksinstellingen worden hersteld en druk
vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
Waarde Beschrijving
MEMORY Geheugen 1–99
SYSTEM Systeeminstellingen
MEM+SYS Geheugen 1–99 en systeeminstellingen
Een bevestigingsbericht ARE YOU OK?” verschijnt.
* Als u Factory Reset niet wilt uitvoeren, selecteert
u “CANCEL en drukt u op de [MEMORY VALUE]-
regelaar.
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
“OK” te selecteren en druk vervolgens op de
[MEMORY/VALUE]-regelaar.
Factory Reset wordt uitgevoerd.
* Schakel de stroom niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... wordt weergegeven.
Nadat Factory Reset is voltooid, keert u terug
naar het afspeelscherm.
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
Niet alleen kunt u alle instellingen terugzetten op de waarden waarmee de RC-500 is geleverd vanaf de fabriek, maar u
kunt ook opgeven welke items u opnieuw wilt instellen.
* Als u “Factory Reset” uitvoert, gaan de door u aangebrachte instellingen verloren. Maak op voorhand een back-up
van belangrijke gegevens op uw computer.
26
Appendix
Belangrijkste specicaties
Samplefrequentie
44,1 kHz
AD/DA-conversie
32 bits
Processing
32-bits drijvende komma
Opnemen/afspelen
Aantal sporen: 2
Gegevensindeling: WAV (44,1 kHz, 32-bits zwevend, stereo)
Ca. 1,5 uur (1 spoor), ca. 13 uur (totaal van alle geheugens)
Ritmetype
57 patronen x 2 variaties
Ritmekit
16 typen
Eect
LOOP FX (alleen voor loopsporen)
Type: BEAT REPEAT, BEAT SHIFT, BEAT SCATTER, VINYL FLICK
Galm (alleen voor ritmepartij)
Geheugen
99
Nominaal ingangsniveau
MIC IN: -40 dBu (variabel)
INST IN A/MONO, B: -10 dBu
Maximaal ingangsniveau
MIC IN: +8 dBu
INST IN A/MONO, B: +8 dBu
Ingangsimpedantie
MIC IN: 4 kΩ
INST IN A/MONO, B: 1 MΩ
Nominaal uitgangsniveau
OUTPUT A/MONO, B: -10 dBu
Maximaal uitgangsniveau
OUTPUT A/MONO, B: +8 dBu
Uitgangsimpedantie
OUTPUT A/MONO, B: 1 kΩ
Aanbevolen lastimpedantie
OUTPUT A/MONO, B: 10 kΩ of meer
Bypass
Gebuerde bypass
Display
Grasche LCD (96 x 32 beeldpunten, RGB verlicht LCD)
Aansluitingen
INST IN A/MONO, B-aansluitingen: 1/4”-jack
MIC IN-aansluiting: XLR-aansluiting (gebalanceerd, fantoomvoeding: DC 48 V, max. 10 mA
OUTPUT A/MONO, B-aansluitingen: 1/4”-jack
CTL 1,2/EXP-aansluiting: 1/4” TRS-aansluiting
USB-poort: USB micro B-type
MIDI (IN, OUT)-aansluitingen: stereo mini-jack
DC IN-aansluiting
Stroomtoevoer
Alkalinebatterij (AA, LR6) x 4
Netstroomadapter (PSA-reeks: apart verkrijgbaar)
Stroomverbruik
330 mA (met fantoomvoeding)
240 mA (zonder fantoomvoeding)
Verwachte levensduur van de
batterij bij continu gebruik
* Deze cijfers variëren afhankelijk van de werkelijke gebruikscondities.
Alkaline: Ca. 3,5 uur (zonder fantoomvoeding), ca. 2 uur (met fantoomvoeding)
Afmetingen
(exclusief rubberen voet)
170 (B) x 138 (D) x 60 (H) mm
(inclusief rubberen voet)
170 (B) x 138 (D) x 62 (H) mm
Gewicht (inclusief batterij)
950 g
Accessoires
Gebruikershandleiding, infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”, netstroomadapter, rubberen
voetjes x 4
Opties (apart verkrijgbaar)
Netstroomadapter: PSA-S-reeks
Voetschakelaar: FS-5U
Dubbele voetschakelaar: FS-6, FS-7
Expressiepedaal: FV-500H, FV-500L, EV-30, Roland EV-5
TRS/MIDI-verbindingskabel: BMIDI-5-35
* 0 dBu = 0,775 Vrms
* In dit document worden de specicaties van het product uitgelegd op het moment dat het document werd vrijgegeven. Raadpleeg de
Roland-website voor de meest recente informatie.
27
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
OPGELET
Houd kleine voorwerpen buiten het bereik van kinderen
Bewaar de onderstaande onderdelen altijd op een veilige
plaats buiten het bereik van kinderen, zodat er geen risico
bestaat dat ze per ongeluk worden ingeslikt.
Meegeleverde onderdelen
Rubberen voetjes (p. 2)
OPGELET
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het gebruik van
fantoomvoeding
Schakel altijd de fantoomvoeding uit wanneer u een
ander apparaat dat fantoomvoeding nodig heeft dan de
condensatormicrofoons aansluit.
U kunt schade veroorzaken als u per ongeluk de fantoomvoeding
aansluit op de dynamische microfoons, audioweergaveapparaten
of andere apparaten die geen dergelijke voeding nodig hebben.
Controleer de specicaties van de microfoon die u wilt gebruiken
door de bijbehorende handleiding te lezen.
(De fantoomvoeding van dit instrument: 48 V DC, 10 mA max.)
Stroomtoevoer: Gebruik van batterijen
Plaats of vervang batterijen altijd voor
u andere apparaten aansluit. Zo kunt u
defecten en schade vermijden.
Als u dit apparaat op batterijen gebruikt,
moet u alkalinebatterijen gebruiken.
Zelfs als batterijen geplaatst zijn, zal het
apparaat worden uitgeschakeld als u
het netsnoer aansluit op of loskoppelt
van het stopcontact wanneer het
apparaat is ingeschakeld of als u de
netstroomadapter op het apparaat
aansluit of ervan loskoppelt. Als dit
gebeurt, kunnen niet-opgeslagen
gegevens verloren gaan. U moet het
apparaat uitschakelen voor u het
netsnoer of de netstroomadapter
aansluit of loskoppelt.
Herstellingen en gegevens
Voordat u het apparaat ter reparatie
verzendt, moet u een back-up maken
van de gegevens die op het apparaat
zijn opgeslagen. U kunt uw belangrijke
gegevens ook op papier noteren. Hoewel
we tijdens een reparatie al het mogelijke
doen om de gegevens op uw apparaat te
behouden, is het in sommige gevallen,
zoals wanneer het geheugen fysiek is
beschadigd, echter niet mogelijk om de
opgeslagen inhoud te herstellen. Roland
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor het herstel van de opgeslagen
inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
Gegevens die op het apparaat zijn
opgeslagen, kunnen verloren gaan als
gevolg van storingen aan het apparaat,
onjuiste bediening van het apparaat,
enzovoort. Bescherm uzelf tegen het
onherstelbare verlies van gegevens
door regelmatig back-ups te maken van
de gegevens die op het apparaat zijn
opgeslagen.
Roland kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor het herstel van de opgeslagen
inhoud die verloren is gegaan.
Voer nooit druk uit op het display en sla
er nooit tegen.
Bij het weggooien van de kartonnen
doos of het dempingsmateriaal waarin
dit apparaat is verpakt, moet u de
voorschriften voor afvalverwerking in
acht nemen die op uw land of regio van
toepassing zijn.
Gebruik geen verbindingskabels met een
ingebouwde weerstand.
Intellectueel eigendomsrecht
Het opnemen met geluids- of
beeldmateriaal, het kopiëren of reviseren
van materiaal (muziek, beelden,
uitzendingen, liveoptredens enzovoort)
dat geheel of gedeeltelijk eigendom
is van een derde, en het distribueren,
verkopen, leasen, uitvoeren of uitzenden
ervan is wettelijk niet toegestaan
zonder de toestemming van de
auteursrechteigenaar.
Gebruik dit product niet voor doeleinden
die kunnen leiden tot een inbreuk op
een auteursrecht dat eigendom is van
een derde. Wij aanvaarden geen enkele
verantwoordelijkheid voor inbreuken op
auteursrechten van derden die ontstaan
uit uw gebruik van dit product.
Het auteursrecht op inhoud van
dit product (de geluidsgegevens,
stijlgegevens, begeleidingspatronen,
frasegegevens, audioloops en
afbeeldingsgegevens) is voorbehouden
aan Roland Corporation.
Het is kopers van dit product toegestaan
genoemde inhoud (met uitzondering
van songgegevens zoals demosongs) te
gebruiken voor het maken, uitvoeren,
opnemen en distribueren van
oorspronkelijke muziek.
Het is kopers van dit product NIET
toegestaan genoemde inhoud in
oorspronkelijke of aangepaste vorm te
extraheren met de bedoeling opgenomen
media van genoemde inhoud te
distribueren of deze beschikbaar te maken
op een computernetwerk.
Dit product bevat het met eParts
geïntegreerde softwareplatform van
eSOL Co., Ltd. eParts is een handelsmerk
van eSOL Co., Ltd. in Japan.
Dit product bevat opensourcesoftware
van derden.
Copyright © 2009-2019 ARM Limited. Alle
rechten voorbehouden.
Gelicentieerd onder de Apache-licentie, versie
2.0 (de “licentie”);
U kunt een kopie van de licentie verkrijgen op
http://www.apache.org/licenses/LICENSE-2.0
Copyright © 2016, Freescale Semiconductor, Inc.
Copyright 2016-2019 NXP
Alle rechten voorbehouden.
Gelicentieerd onder de BSD-3-Clause
U kunt een kopie van de licentie verkrijgen op
https://opensource.org/licenses/BSD-3-Clause
Roland, BOSS en LOOP STATION zijn
gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Roland Corporation in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
De bedrijfsnamen en productnamen
in dit document zijn geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van
hun respectievelijke eigenaars.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Boss RC-500 de handleiding

Type
de handleiding