Casio CT-X5000 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

NL
CTX3000-D-1B
CT
-
X5000
CT
-
X3000
GEBRUIKSAANWIJZING
Veiligheidsmaatregelen
Zorg ervoor eerst aandachtig de “Veiligheidsmaatregelen” te lezen voordat u het Digitale Keyboard probeert
te gebruiken.
Bewaar a.u.b. alle informatie voor eventueel latere naslag.
Betreffende de muziekpartituurgegevens
Gebruik een computer om muziekpartituurgegevens vanaf de CASIO-website te downloaden. Bezoek de
onderstaande website voor verdere informatie.
http://world.casio.com/
Dit kringloopteken geeft aan dat de verpakking voldoet aan de
wetgeving betreffende milieubescherming in Duitsland.
MA1804-B
CTX5000_3000_d_Cover1-4.fm 1 ページ 2018年3月27日 火曜日 午前9時44分
Belangrijk!
Lees de volgende belangrijke informatie voordat u dit product in gebruik neemt.
Voordat u de AD-E24250LW/AD-A12150LW netadapter gebruikt, dient u te controleren of deze niet beschadigd is. Controleer
het netsnoer zorgvuldig op breuken, blootliggende draden en andere ernstige schade. Laat kinderen nooit een netadapter
gebruiken die ernstig beschadigd is.
Dit product is niet bedoeld voor kinderen onder 3 jaar.
Gebruik alleen de CASIO AD-E24250LW/AD-A12150LW netadapter.
De netadapter is geen speelgoed.
Zorg ervoor altijd de aansluiting van de netadapter op het stopcontact te verbreken voordat u dit product reinigt.
Alleen CT-X3000
Probeer de batterijen nooit op te laden.
Gebruik geen oplaadbare batterijen.
Gebruik oude en nieuwe batterijen niet door elkaar.
Gebruik aanbevolen batterijen of batterijen van een gelijkwaardig type.
Controleer altijd of de positieve (+) en negatieve (–) polen in de juiste richting wijzen zoals aangegeven in het batterijvak.
Vervang de batterijen zo snel mogelijk wanneer er zich een teken voordoet dat ze bijna leeg zijn.
Laat de aansluitingen van de batterijen geen kortsluiting maken.
Manufacturer:
CASIO COMPUTER CO., LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome, Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
Responsible within the European Union:
Casio Europe GmbH
Casio-Platz 1, 22848 Norderstedt, Germany
www.casio-europe.com
Verklaring van overeenkomst met de EU-richtlijnen
Het gedeeltelijk of in zijn geheel kopiëren van de inhoud van deze handleiding is verboden. Met uitzondering van uw eigen
persoonlijke gebruik, is het aanwenden van de inhoud van deze handleiding voor niet-bedoelde doeleinden zonder de
uitdrukkelijke toestemming van CASIO verboden onder de wetgeving inzake auteursrechten.
IN GEEN GEVAL ZAL CASIO AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR SCHADE IN ENIGE VORM (INCLUSIEF EN ZONDER
BEPERKINGEN DE SCHADE DOOR HET VERLIES VAN WINSTEN, ONDERBREKINGEN VAN ZAKELIJKE
BELANGEN, VERLIES VAN INFORMATIE) DIE VOORTKOMT UIT HET GEBRUIK VAN OF DE ONMOGELIJKHEID TOT
HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING OF DIT PRODUCT, ZELFS ALS CASIO EROP ATTENT GEMAAKT IS DAT
DE MOGELIJKHEID OP DERGELIJKE SCHADE BESTAAT.
De inhoud van deze handleiding is onder voorbehoud.
Het product kan er in werkelijkheid anders uitzien dan zoals is aangegeven in de afbeeldingen van deze
gebruiksaanwijzing.
De namen van bedrijven en producten die in deze handleiding worden gebruikt, kunnen geregistreerde handelsmerken van
derden zijn.
NL-1
CTX5000_3000_NL.book 3 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-2
Algemene gids NL-4
Klaarmaken van de muziekstandaard. . . . . . . . . . . .NL-7
Terugstellen van het Digitale Keyboard op de
standaard fabrieksinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . .NL-7
Klaarmaken van de voeding NL-8
Gebruik van de netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-8
CT-X3000: Gebruik op batterijen . . . . . . . . . . . . . . .NL-9
In- en uitschakelen van de stroom . . . . . . . . . . . . . .NL-9
Instellen van het displaycontrast. . . . . . . . . . . . . . .NL-10
Aansluiten op audio-apparatuur NL-11
Geluidsweergave van het Digitale Keyboard . . . . .NL-11
Gebruik van een hoofdtelefoon. . . . . . . . . . . . . . . .NL-11
Weergave van de toetsenbordnoten via
audio-apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-12
Weergeven van externe apparatuur via het
Digitale Keyboard. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-13
CT-X5000: Weergeven van het geluid van
een microfoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-13
Gemeenschappelijke bediening voor alle
functies NL-14
Betreffende deze handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-14
Invoeren van nummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-14
Andere functies van de bm cijfertoetsen . . . . . . . . .NL-14
4 CATEGORY toets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-15
Invoeren van tekst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-15
FUNCTION indicator. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-16
Luisteren naar demonstratiemelodieën NL-17
Spelen op het keyboard NL-18
Selecteren van een toon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-18
Meerdere tonen weergeven (Lagen en Splitsen) . .NL-19
Selecteren van een effect voor een toon
(Nagalm, Zweving, Vertraging) . . . . . . . . . . . . . .NL-22
Gebruik van de equalizer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-25
Gebruik van de metronoom. . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-27
Automatisch arpeggiofrasen laten klinken
(Arpeggiator) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-27
Veranderen van het aanslagvolume naar de
aanslagdruk (Aanslagvolume) . . . . . . . . . . . . . . .NL-29
Besturen van klanken NL-29
Gebruik van een pedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-29
Aanhouden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-32
Soepel tussen de toonhoogten glijden
(Portamento) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-32
Gebruik van de toonhoogteregelaar . . . . . . . . . . . .NL-33
CT-X5000: dt MODULATION/
ASSIGNABLE toets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-33
Veranderen van de toonhoogte in stappen
van een halve toon (Transponeren). . . . . . . . . . .NL-35
Veranderen van de toonhoogte van elk
gedeelte in eenheden van een octaaf
(Octaafverschuiving) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-35
Uitvoeren van toonhoogte-afstelling
voor het master Digitale Keyboard
en de afzonderlijke gedeelten . . . . . . . . . . . . . . .NL-37
Selecteren van een toonschaal. . . . . . . . . . . . . . . .NL-37
Weergeven van een ingebouwde melodie
of een melodie op een USB flash-drive
(Melodiebankmodus) NL-39
Selecteren van een ingebouwde melodie
om deze weer te geven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-39
Herhaalde weergave van specifieke
melodiematen (A-B herhalen) . . . . . . . . . . . . . . . NL-40
Weergeven met het geluid van één hand
uitgeschakeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-40
Weergeven van een melodie die opgenomen
is op een USB flash-drive . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-42
Weergeven van een geluidsbestand
op een USB flash-drive (Audiomodus) NL-42
Gebruik van automatische begeleiding
(Ritmemodus) NL-43
Selecteren van een ritme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-43
Gebruik van automatische begeleiding. . . . . . . . . . NL-44
Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo) . . . . . . . . . . . . . . NL-46
Creëren van een melodie met een automatische
begeleiding (Begeleidingspatroon) . . . . . . . . . . . NL-47
Starten en stoppen van de automatische
begeleiding met het begeleidingstoetsenbord
(Synchro-start, Synchro-stop) . . . . . . . . . . . . . . . NL-48
Veranderen van de instellingen voor het
begeleidingstoetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-48
Geavanceerde splitsinstellingen. . . . . . . . . . . . . . . NL-50
Gebruik van de aanbevolen tonen en tempo’s
(Eén-toets voorkeuzes) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-52
Toevoegen van harmonie aan de melodienoten
(Automatisch harmoniseren) . . . . . . . . . . . . . . . . NL-52
Gebruik van muziekvoorkeuzes NL-53
Gebruik van de frasepads NL-54
Overschakelen naar een andere fraseset. . . . . . . . NL-54
Starten en stoppen met fraseweergave . . . . . . . . . NL-55
De basisinstellingen voor de fraseweergave
maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-56
Opnemen van een frase . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-57
De instellingen voor de frase-opname maken . . . . NL-58
Beheer van de frasesets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-58
Bewerken van een frase. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-59
Dempen van specifieke gedeelten
(Gedeeltenmodus) NL-62
In- of uitschakelen van een gedeelte . . . . . . . . . . . NL-62
Gedeeltengroepen met gedeelte aan/uit-functie. . . NL-63
Gebruik van de mixer NL-64
Bediening van de mixer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-64
Gedeeltenlijst voor elke gedeeltengroep
van de mixer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-65
Geavanceerde mixerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . NL-66
Registreren en oproepen van een
basisinstelling (Registratie) NL-67
Registreren van een basisinstelling . . . . . . . . . . . . NL-67
Oproepen van een geregistreerde
basisinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-69
Gebruik van een pedaal om meerdere
basisinstellingen achter elkaar te doorlopen
(Registratiereeks) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-70
Inhoudsopgave
CTX5000_3000_NL.book 2 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-3
Inhoudsopgave
Bewerken van een toon (Gebruikerstonen) NL-71
Creëren van een gebruikerstoon. . . . . . . . . . . . . . .NL-71
Lijst met toonbewerkingsitems . . . . . . . . . . . . . . . .NL-74
Creëren van een automatische begeleiding
(Gebruikersritme) NL-76
Creëren en bewerken van een gebruikersritme . . .NL-77
Weergave-instellingen van de
gebruikersritmegedeelten . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-86
Bediening die van invloed is op alle
begeleidingspatronen in een ritme. . . . . . . . . . . .NL-88
Gebruik van de MIDI-recorder voor
opnemen NL-90
Starten van een opname. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-91
Opnemen van het toetsenbordspel. . . . . . . . . . . . .NL-92
Opnieuw opnemen van een opgenomen spoor
(Overdubbing, Punch-in opname) . . . . . . . . . . . .NL-96
Weergeven van een opgenomen melodie . . . . . . .NL-97
Kopiëren van een opgenomen melodie en
wissen van een opgenomen melodie of spoor. . .NL-98
Melodiebewerkingsmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-99
Bewerken van een volledige melodie in
maatsegmenten (Melodiebewerking). . . . . . . . . .NL-99
Bewerken van een opgenomen melodie in
spoorsegmenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-101
Bewerken van een spoor van een opgenomen
melodie in maatsegmenten . . . . . . . . . . . . . . . .NL-103
Bewerken van een opgenomen melodie in
gebeurtenissegmenten
(Gebeurtenisbewerking). . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-105
Één voor één invoeren van noten en akkoorden
(Stappeninvoer) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-108
Mixerinstellingen voor een opgenomen
melodie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-111
Maken van functie-instellingen NL-112
Examenmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-118
Wissen van alle gegevens uit het geheugen
van het Digitale Keyboard . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-118
USB flash-drive NL-119
Aansluiten van een USB flash-drive op het
Digitale Keyboard en loskoppelen ervan . . . . . .NL-119
Formatteren van een USB flash-drive. . . . . . . . . .NL-120
Gebruik van de USB flash-drive . . . . . . . . . . . . . .NL-121
Gebruik van een computer voor het kopiëren
van algemene melodiegegevens naar een
USB flash-drive . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .NL-123
Aansluiten van een computer NL-124
Aansluiten van een computer . . . . . . . . . . . . . . . . NL-124
MIDI-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-125
Uitwisselen van gegevens tussen het
Digitale Keyboard en een computer . . . . . . . . . NL-125
Referentie NL-126
Oplossen van moeilijkheden. . . . . . . . . . . . . . . . . NL-126
Foutmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-128
Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-130
DSP-effectenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-132
Configuratie van de geluidsbron van het
Digitale Keyboard en toewijzing van de
MIDI-kanalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NL-144
Bedieningsvoorzorgsmaatregelen . . . . . . . . . . . . NL-146
Appendix A-1
Melodielijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A-1
Vingerzettinggids . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A-2
Akkoordvoorbeeldenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A-4
Blokschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . A-5
MIDI Implementation Chart
Bijgeleverde accessoires
Muziekstandaard
Losse blaadjes
Veiligheidsmaatregelen
Appendix
Overige (garantie, enz.)
Meegeleverde items onder voorbehoud.
Los verkrijgbare accessoires
U kunt informatie betreffende de accessoires die
los verkrijgbaar zijn krijgen van de CASIO
catalogus die beschikbaar is bij uw winkelier en
van de CASIO website bij de volgende URL.
http://world.casio.com/
CTX5000_3000_NL.book 3 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-4
Alle afbeeldingen in deze handleiding tonen de CT-X5000.
Bij sommige toetsnamen die hier worden getoond staat het $ symbool. Dit geeft aan dat u de toets lang ingedrukt moet
houden om de bijbehorende bediening uit te voeren.
Algemene gids
CT-X5000 CT-X3000
1 2
3 bl
4 5 67
bo bp bq br bs bt ck
bk98
bm bn
cq
crcm cp
dk
dl
dt ek
dm dnct
cocncl
cs
do dp dq dr
ds
emel
eo
en
eq
en
eo
ep
CTX5000_3000_NL.book 4 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-5
Algemene gids
Deze handleiding gebruikt de hieronder gegeven nummers en namen die verwijzen naar de bedieningstoetsen, klaviertoetsen
en regelaars.
1 P (aan/uit) toets
2 Volumeregelaar (VOLUME)
3 Display
4 Categorietoets (CATEGORY)
5 Toontoets (TONE)
6 Ritmetoets (RHYTHM)
7 Melodiebank, Audiotoets
(SONG BANK, $AUDIO)
8 Opname/stop, Audioweergave/stoptoets
(RECORD/STOP, AUDIO PLAY/STOP)
9 Gedeelte, Mixertoets (PART, $MIXER)
bk Functie, Instellen, Bewerkingstoets
(FUNCTION, SET, $EDIT)
bl Draairegelaar
bm Cijfertoetsen
bn [–], [+] toetsen
bo Intro, Gedeelte-selectietoets
(INTRO, PART SELECT)
bp Variatie/invulpatroon 1, Herhaaltoets
(VARIATION/FILL-IN 1, REPEAT)
bq Variatie/invulpatroon 2, A-B toets
(VARIATION/FILL-IN 2, A-B)
br Variatie/invulpatroon 3, Achterwaarts-toets
(VARIATION/FILL-IN 3, sREW)
bs Variatie/invulpatroon 4, Voorwaarts-toets
(VARIATION/FILL-IN 4, dFF)
bt Einde/synchro-start, Pauzetoets
(ENDING/SYNCHRO START, kPAU
SE)
ck Start/stop
, Weergave/stoptoets
(START/STOP, PLAY/STOP)
cl Synchro-stoptoets (SYNCHRO STOP)
cm Begeleiding, Muziekvoorkeuzetoets
(ACCOMP, $MUSIC PRESET)
cn Blokkeertoets (FREEZE)
co Banktoets (BANK)
cp Opslagtoets (STORE)
cq Frasepadtoetsen (PHRASE PAD)
cr Stoptoets (STOP)
cs Registratietoetsen (REGISTRATION)
ct Metronoom, Maatslagtoets
(METRONOME, $BEAT)
dk Tempotoetsen (TEMPO)
dl Tiktempotoets (TAP TEMPO)
dm Portamentotoets (PORTAMENTO)
dn Aanhoudtoets (SUSTAIN)
do Automatisch harmoniseren/Arpeggiator, Typetoets
(AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR, $TYPE)
dp Splitsen, Splitspunttoets (SPLIT, $SPLIT POINT)
dq Bovenste laag, Onderste laag-toets
(UPPER LAYER, $LOWER LAYER)
dr Octaaftoets (OCTAVE)
ds Transponeertoetsen (TRANSPOSE
)
dt Modul
atie/toewij
sbare toets
(MODULATION/ASSIGNABLE)
(alleen CT-X5000)
ek Toonhoogteregelaar (PITCH BEND)
el Akkoord (CHORD) grondtoonnamen
em Percussie-instrumentenlijst
CT-X5000
en Toongroepselectietoets (TONE GROUP SELECT)
eo TONE categorietoetsen
ep Ritmegroepselectietoets
(RHYTHM GROUP SELECT)
eq RHYTHM categorietoetsen
CT-X3000
en Toonlijst
eo Ritmelijst
CTX5000_3000_NL.book 5 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-6
Algemene gids
Achterkant
er USB flash-drive poort (USB)
es USB-poort (USB)
et Lijnuitgang R, L/mono-aansluitingen (LINE OUT R, L/MONO)
(alleen CT-X5000)
fk CT-X5000: Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES)
CT-X3000: Hoofdtelefoon/uitgangsaansluiting (PHONES/OUTPUT)*
fl Microfooningangsaansluiting (MIC IN) (alleen CT-X5000)
fm Microfoonvolumeregelaar (MIC VOLUME) (alleen CT-X5000)
fn Audio-ingangsaansluiting (AUDIO IN)
fo Pedaal 1 aansluiting (PEDAL1)
fp Pedaal 2/expressie-aansluiting (PEDAL2/EXPRESSION)
fq CT-X5000: 24 V gelijkstroomaansluiting (DC 24V)
CT-X3000: 12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V)
* In deze handleiding wordt deze aansluiting de fk PHONES aansluiting genoemd.
eser
fk fl fm fn fo fp fqet
CT-X5000
fk fn fo fp fq
CT-X3000
CTX5000_3000_NL.book 6 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-7
Algemene gids
Display
Toonindicator
Ritme-indicator
Melodiebankindicator
Muziekvoorkeuze-indicator
Nummer/instellingswaarde-display (links), naamdisplay (rechts)
Tempo, maat, maatslag
Indicators voor toetsenbordgedeelte
Akkoordnaam
Indicators voor automatische begeleiding
Mixerinformatie-displaygebied
Registratiedisplay, gebeurtenis-bewerkingsdisplay
* Overige indicators
Er zijn twee manieren om het Digitale Keyboard terug te stellen op de standaardinstellingen: een “instellingenreset” waarbij alle
instellingen worden geïnitialiseerd zonder dat er gegevens worden gewist en een “fabrieksreset” waarbij alle instellingen worden
geïnitialiseerd en alle gegevens worden gewist, en het Digitale Keyboard wordt teruggebracht naar de toestand waarin dit was
toen het de fabriek verliet.
Zie “Wissen van alle gegevens uit het geheugen van het Digitale Keyboard” (pagina NL-118) voor details.
Klaarmaken van de muziekstandaard
Terugstellen van het Digitale Keyboard op de standaard
fabrieksinstellingen
*
** *
Muziekstandaard
CTX5000_3000_NL.book 7 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-8
Uw Digitale Keyboard maakt gebruik van een netadapter voor
de voeding.
Hoewel de CT-X3000 ook op batterijen kan worden
gebruikt, verdient het toch aanbeveling om het instrument
met de netadapter te gebruiken.
Let erop dat u alleen de netadapter gebruikt die voor dit
Digitale Keyboard wordt voorgeschreven. Het gebruik van
een ander type netadapter kan problemen veroorzaken.
Gebruik nooit de netadapter (JEITA standaard, met een
uniforme polariteitsstekker) die met dit Digitale
Keyboard wordt meegeleverd om een ander toestel dan
dit Digitale Keyboard op een stopcontact aan te sluiten.
Dit kan namelijk een defect veroorzaken.
Zorg ervoor dat u de stroom van het Digitale Keyboard
uitschakelt voordat u de aansluiting van de netadapter
tot stand brengt of verbreekt.
De netadapter wordt warm na langdurig gebruik. Dit is
normaal en duidt niet op een defect.
Neem de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
in acht om schade aan het netsnoer te voorkomen.
Tijdens het gebruik
Trek nooit met geweld aan het snoer.
Trek nooit herhaaldelijk aan het snoer.
Draai het snoer nooit rond vlakbij de stekker of de
aansluiting.
Wanneer het toestel wordt verplaatst
Vergeet nooit de netadapter uit het stopcontact te
trekken voordat u het Digitale Keyboard verplaatst.
Tijdens opslag
Maak lussen in en een bundeltje van het netsnoer maar
wikkel het snoer nooit om de netadapter.
Steek nooit metaal, potloden of andere voorwerpen in
de 24 V gelijkstroomaansluiting (DC 24V) (CT-X5000) of
de 12 V gelijkstroomaansluiting (DC 12V) (CT-X3000)
van dit product. Dit kan namelijk een ongeluk
veroorzaken.
Gebruik het netsnoer dat bij dit product wordt geleverd
niet met een ander toestel.
Gebruik de netadapter met het label naar beneden. De
netadapter staat bloot aan elektromagnetische golven
wanneer het label naar boven wijst.
Sluit de netadapter op een stopcontact aan dat zich
dicht in de buurt van het Digitale Keyboard bevindt. U
kunt de stekker dan meteen uit het stopcontact trekken
als er een probleem optreedt.
De netadapter is enkel bedoeld voor gebruik
binnenshuis. Zet de netadapter niet op een plaats waar
deze nat kan worden. Plaats ook nooit een vaas of een
andere bak met vloeistof op de netadapter.
Dek de netadapter niet af met een krant, tafelkleed,
gordijn of een of andere doek.
Als u het Digitale Keyboard voor langere tijd niet denkt
te gebruiken, dient u de stekker uit het stopcontact te
trekken.
De netadapter kan niet gerepareerd worden. Als de
netadapter defect is of beschadigd raakt, moet u een
nieuwe aanschaffen.
Werkingsomgeving van de netadapter
Temperatuur: 0 t/m 40°C
Vochtigheidsgraad: 10% tot 90% RV
Uitgangspolariteit: &
Klaarmaken van de voeding
Gebruik van de netadapter
CT-X5000: Aansluiten van de netadapter
Voorgeschreven netadapter: AD-E24250LW
(JEITA standaardstekker)
CT-X3000: Aansluiten van de netadapter
Voorgeschreven netadapter: AD-A12150LW
(JEITA standaardstekker)
Stopcontact
Netadapter
fq DC 24V
Netsnoer
Stopcontact
Netadapter
fq DC 12V
Netsnoer
CTX5000_3000_NL.book 8 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-9
Klaarmaken van de voeding
U kunt zes D-formaat batterijen gebruiken voor de voeding.
Zorg ervoor de stroom uit te schakelen voordat u de
batterijen inlegt.
Het wordt aan u overgelaten om zes los verkrijgbare
batterijen aan te schaffen. Gebruik geen oxyride
batterijen of andere batterijen die nikkel bevatten.
1.
Open het batterijdeksel aan de onderkant van
het Digitale Keyboard.
2.
Leg zes D-formaat batterijen in het
batterijcompartiment.
Let erop dat de positieve + en negatieve - kanten
van de batterijen in de richting wijzen aangegeven in
de afbeelding.
3.
Steek de lipjes van het batterijdeksel in de
gaten aan de kant van het batterijcompartiment
en sluit vervolgens het deksel.
Aanduiding voor lege batterijen
De hieronder getoonde indicators beginnen te knipperen om u
te laten weten dat de batterijspanning laag aan het worden is.
Vervang de batterijen door nieuwe.
1.
Maak de voeding van het Digitale Keyboard
klaar.
Zie “Gebruik van de netadapter” (pagina NL-8) of
“CT-X3000: Gebruik op batterijen” (pagina NL-9).
2.
Druk op 1P (aan/uit) om de stroom in te
schakelen.
Gebruik 2 VOLUME om het volume in te stellen.
3.
Houd 1P (aan/uit) nogmaals ingedrukt om de
stroom uit te schakelen.
Het bericht “Bye” verschijnt op het display en de stroom
wordt uitgeschakeld.
Als u slechts lichtjes op 1P (aan/uit) drukt, licht het
display kortstondig op maar wordt de stroom niet
ingeschakeld. Dit duidt niet op een defect. Druk 1P
(aan/uit) stevig en volledig in om de stroom in te
schakelen.
De meeste huidige instellingen worden gewist wanneer
het Digitale Keyboard wordt uitgeschakeld. Wanneer
de automatische hervattingsfunctie (pagina NL-10) is
ingeschakeld, blijven de meeste instellingen bewaard
wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
Probeer nooit om een bediening uit te voeren terwijl het
bericht “Wait...” of “Bye” wordt getoond. Het bericht
“Wait...” of “Bye” geeft aan dat het toestel bezig is met
het opslaan van gegevens. De gegevens van het
Digitale Keyboard kunnen gewist of onbruikbaar
worden wanneer het Digitale Keyboard wordt
uitgeschakeld.
Wanneer op 1P (aan/uit) wordt gedrukt om de stroom uit
te schakelen, komt het Digitale Keyboard op stand-by te
staan. Kleine hoeveelheden stroom blijven in het Digitale
Keyboard lopen terwijl dit op stand-by staat. Als u het
Digitale Keyboard voor langere tijd niet gebruikt of als er
onweer in de buurt is, dient u de stekker uit het stopcontact
te trekken.
De automatische stroomonderbreker zal de stroom van het
Digitale Keyboard automatisch uitschakelen als u geen
bediening uitvoert voor ongeveer 30 minuten.
U kunt de automatische stroomonderbreker uitschakelen
om ervoor te zorgen dat de stroom niet ineens
uitgeschakeld wordt tijdens een concert enz.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-
instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112)
en schakel de volgende instelling uit: Overige (Other) 3
Automatische stroomonderbreker (AutoOff) (pagina
NL-117).
CT-X3000: Gebruik op batterijen
Lipjes
Indicators voor lege batterijen (knipperen)
In- en uitschakelen van de stroom
Automatische stroomonderbreker
CTX5000_3000_NL.book 9 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Klaarmaken van de voeding
NL-10
Als Automatisch hervatten is ingeschakeld, blijven de huidige
instellingen van de hieronder beschreven items bewaard
wanneer de stroom wordt uitgeschakeld (mits het Digitale
Keyboard niet van de voeding wordt losgekoppeld en de
stroom normaal wordt uitgeschakeld door op 1P (aan/uit)
te drukken of door de werking van de automatische
stroomonderbreker).
Huidige instellingen van de onderstaande items
Toon (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2), ritme,
melodienummer, muziekvoorkeuzenummer, tempo,
transponeren, octaafverschuiving, status voor [ACCOMP]
indicator weergegeven/niet weergegeven
Aan/uit-status van de onderstaande functies
Splitsen, lagen, portamento, aanhouden, automatisch
harmoniseren of arpeggiator, CT-X5000: modulatie/
toewijsbaar*
1
, gedeeltenmodus
Functie-instelling*
2
(pagina NL-112) status
Mixerinstelling (pagina NL-64) status
CT-X5000: Categorieselectie, toon- en ritmecategorie-
selectiestatus, laatst geselecteerde toon/ritme in elke
toon/ritmecategorie
*1 Wanneer de instelling gemaakt met de volgende bediening
“2 Toggle” is: MODULATION/ASSIGNABLE (Mod/Asgn)
3 toetsbediening (Btn Act) (pagina NL-114).
*2 Inclusief nagalm, zweving, vertraging en andere
effectinstellingen die bij de functie-instellingen horen.
De volgende keer dat de stroom wordt ingeschakeld, komt het
Digitale Keyboard in de instellingstoestand te staan die gold
toen het toestel werd uitgeschakeld.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en schakel
Automatisch hervatten in: Overige (Other) 3 Automatisch
hervatten (AtResume) (pagina NL-117).
Ongeacht of Automatisch hervatten is ingeschakeld of
uitgeschakeld, de instellingen van de onderstaande items,
die horen bij de functie-instellingen (pagina NL-112), blijven
bewaard ook wanneer de stroom wordt uitgeschakeld (mits
het Digitale Keyboard niet van de voeding wordt
losgekoppeld en de stroom normaal wordt uitgeschakeld
door op 1P (aan/uit) te drukken of door de werking van
de automatische stroomonderbreker).
Equalizer, Stemming, Blokkeringsitem registratiegeheugen,
Pedaal 2 type, Kalibratie expressiepedaal, Start van ritme
tikken, Examenmodus, Displaycontrast
Automatisch hervatten herstelt niet de status van de
onderstaande instellingen.
Instelling nootwaarde, instelling frase-opname, synchro-
paraatstand, bestandsselectie en weergavetoestand in de
audiomodus, instelling lokale sturing.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Druk op de [1] (V) bm cijfertoets om “Other”
weer te geven.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Contrast” weer te geven.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
6.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Automatisch hervatten
Instellen van het displaycontrast
Other
Contrast
Huidige instelling
CTX5000_3000_NL.book 10 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-11
Uw Digitale Keyboard geeft het geluid via de ingebouwde
luidsprekers en/of de PHONES aansluiting weer. (CT-X5000:
Het geluid wordt ook via de LINE OUT aansluitingen
uitgevoerd.)
Er brandt een markering naast [SPEAKER] wanneer de
luidsprekerweergave is ingeschakeld.
Er brandt geen markering naast [SPEAKER] wanneer de
luidsprekerweergave is uitgeschakeld.
In de volgende gevallen is de weergave via de ingebouwde
luidsprekers uitgeschakeld.
Wanneer er een stekker in de PHONES aansluiting
steekt.*
Wanneer de volgende instelling op uit (Off) staat:
Luidsprekers (Speaker) 3 Luidspreker aan/uit
(Enabled) (pagina NL-117).
Het Digitale Keyboard past het geluid automatisch aan
zodat dit geschikt is voor een hoofdtelefoon (of in geval van
de CT-X5000, de LINE OUT aansluitingen) wanneer de
luidsprekerweergave is uitgeschakeld, en voor luidsprekers
wanneer de luidsprekerweergave is ingeschakeld.
* Wanneer de volgende instelling op uit (Off) staat:
Luidsprekers (Speaker) 3 Ingeschakeld bij aansluiting op
PHONES (PhoneSpk) (pagina NL-117).
Als er geen geluidsweergave is terwijl de markering
naast [SPEAKER] brandt, moet u de instelling van de
2 VOLUME knop en/of andere volume-gerelateerde
instellingen controleren.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Luidsprekers (Speaker) 3
Luidspreker aan/uit (Enabled) (pagina NL-117).
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en schakel de
volgende instelling in: Luidsprekers (Speaker) 3
Ingeschakeld bij aansluiting op PHONES (PhoneSpk) (pagina
NL-117). Er wordt nu geluid via de luidsprekers weergegeven,
ook als er een stekker in de PHONES aansluiting is gestoken.
Bij gebruik van een hoofdtelefoon wordt het geluid van de
ingebouwde luidsprekers gewoonlijk uitgeschakeld* wat
betekent dat u zelfs ’s avonds laat kunt oefenen zonder
anderen te storen.
* Wanneer de volgende instelling op uit (Off) staat:
Luidsprekers (Speaker) 3 Ingeschakeld bij aansluiting op
PHONES (PhoneSpk) (pagina NL-117).
Voordat u een hoofdtelefoon aansluit, dient u eerst
2 VOLUME te gebruiken om het volume op een laag
niveau in te stellen. Stel het volume op het gewenste
niveau in nadat u de aansluiting tot stand heeft
gebracht.
Luister niet voor lange tijd met een hoog volume via de
hoofdtelefoon. Dit kan namelijk resulteren in
gehoorschade.
Als u een hoofdtelefoon gebruikt met een
adapterstekker, dient u niet te vergeten de adapter er
uit te halen telkens wanneer u de aansluiting van de
hoofdtelefoon verbreekt.
Er wordt geen hoofdtelefoon met het Digitale Keyboard
meegeleverd. Gebruik een los verkrijgbare hoofdtelefoon.
Zie pagina NL-3 voor informatie over de verkrijgbare opties.
Aansluiten op audio-
apparatuur
Geluidsweergave van het Digitale
Keyboard
Inschakelen en uitschakelen van de
luidsprekerweergave
Geluid weergeven via de luidsprekers terwijl
de hoofdtelefoon is aangesloten
Brandt
Gebruik van een hoofdtelefoon
fk PHONES aansluiting
(stereo standaardaansluiting (6,3 mm))
CTX5000_3000_NL.book 11 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Aansluiten op audio-apparatuur
NL-12
U kunt audio-apparatuur of een versterker aansluiten op het
Digitale Keyboard en het geluid dan via externe luidsprekers
weergeven om een krachtiger geluid van een betere kwaliteit
te verkrijgen.
Schakel de externe apparatuur uit bij het tot stand
brengen van de verbinding. Nadat de verbinding
eenmaal tot stand is gebracht, dient u de
volumeniveaus van het Digitale Keyboard en de
externe apparatuur te verlagen telkens wanneer u de
stroom in- of uitschakelt.
Schakel na het maken van de verbinding het Digitale
Keyboard in en vervolgens de externe apparatuur.
Als de toetsenbordnoten vervormd klinken via de
externe audio-apparatuur, verlaag dan de instelling van
het volume van het Digitale Keyboard.
Voor de aansluiting zijn los verkrijgbare snoeren nodig, die u
zelf dient aan te schaffen.
De aansluitsnoeren dienen aan een kant een stereo
standaardstekker te hebben en aan de andere kant een
stekker die past bij de configuratie van de externe
apparatuur.
Voor de aansluiting zijn los verkrijgbare snoeren nodig, die u
zelf dient aan te schaffen.
Aansluiten van geluidsapparatuur
(Afbeelding
)
Gebruik los verkrijgbare kabels om de externe audio-
apparatuur aan te sluiten op de LINE OUT aansluitingen van
het Digitale Keyboard zoals aangegeven in afbeelding
.
Het uitgangssignaal van de LINE OUT R aansluiting is het
geluid van het rechter kanaal terwijl het uitgangssignaal van
de LINE OUT L/MONO aansluiting het geluid van het linker
kanaal is. Het wordt aan u overgelaten om aansluitkabels aan
te schaffen zoals de in de afbeelding getoonde kabels voor
het aansluiten van de audio-apparatuur. Gewoonlijk dient u in
deze configuratie de ingangskeuzeschakelaar van de audio-
apparatuur in te stellen op de instelling die hoort bij de
aansluiting (zoals AUX IN) waarop het Digitale Keyboard is
aangesloten.
Aansluiten op een muziekinstrumentversterker
(Afbeelding
)
Gebruik los verkrijgbare kabels om de versterker aan te
sluiten op de LINE OUT aansluitingen van het Digitale
Keyboard zoals aangegeven in afbeelding
. Het
uitgangssignaal van de LINE OUT R aansluiting is het geluid
van het rechter kanaal terwijl het uitgangssignaal van de LINE
OUT L/MONO aansluiting het geluid van het linker kanaal is.
Door aan te sluiten op de LINE OUT L/MONO aansluiting
worden beide kanalen als een gemengd signaal afgegeven.
Het wordt aan u overgelaten om een aansluitkabel aan te
schaffen zoals de in de afbeelding getoonde kabel voor het
aansluiten van de versterker.
Weergave van de
toetsenbordnoten via audio-
apparatuur
Externe apparatuur op de PHONES
aansluiting van het Digitale Keyboard
aansluiten
fk PHONES aansluiting (stereo standaardaansluiting (6,3 mm))
Stereo standaardstekker
Audio-apparatuur, versterker
enz.
CT-X5000: Een extern apparaat op de LINE
OUT aansluitingen van het Digitale Keyboard
aansluiten
INPUT 1
INPUT 2
Gitaarversterker,
toetsenbordversterker enz.
RIGHT (rechts-rood)
LEFT (links-wit)
Penstekkers
AUX IN aansluitingen enz. van de geluidsversterker
Standaardstekker (6,3 mm)
et LINE OUT aansluitingen
(standaardaansluiting (6,3 mm))
CTX5000_3000_NL.book 12 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-13
Aansluiten op audio-apparatuur
Voor de aansluiting zijn los verkrijgbare snoeren nodig, die u
zelf dient aan te schaffen.
De aansluitsnoeren dienen aan een kant een stereo
ministekker te hebben en aan de andere kant een stekker
die past bij de configuratie van de externe apparatuur.
Schakel het Digitale Keyboard uit bij het tot stand
brengen van de verbinding. Nadat de verbinding
eenmaal tot stand is gebracht, dient u de
volumeniveaus van het Digitale Keyboard en de
externe apparatuur te verlagen telkens wanneer u de
stroom in- of uitschakelt.
Schakel na het maken van de verbinding de externe
apparatuur in en vervolgens het Digitale Keyboard.
Als de noten van de externe apparatuur die via het
Digitale Keyboard worden weergegeven vervormd
klinken, moet u het volume op de externe apparatuur
verlagen.
Door Vocaal verwijderen in te schakelen worden de
zanggeluiden verwijdert (gedempt of geminimaliseerd) in het
geluid dat binnenkomt via de AUDIO IN aansluiting. Bij
gebruik van deze functie wordt het geluid in het midden van
het audiospectrum geannuleerd, wat betekent dat er
(afhankelijk van hoe het originele geluid was gemengd) ook
iets anders kan wegvallen dan het vocale gedeelte. Hoe het
vocale gedeelte wordt gedempt, hangt af van het geluid dat
binnenkomt.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Overige (Other) 3 Middenbereik
annuleren van audio-ingangssignaal (AIn CCan) (pagina
NL-117).
De ingebouwde effecten van het Digitale Keyboard
(nagalm, zweving, vertraging, DSP) worden niet
uitgeoefend op het ingangssignaal van de AUDIO IN
aansluiting.
U kunt een los verkrijgbare microfoon* aansluiten op de MIC
IN aansluiting en het geluid van de microfoon weergeven via
de luidsprekers van het Digitale Keyboard.
* Gebruik een dynamische microfoon.
Gebruik fm MIC VOLUME om het volumeniveau in te stellen
van het ingangssignaal van de microfoon. De volumeregeling
van de microfoon hangt af van het algehele volume van het
keyboard.
Zorg ervoor dat het Digitale Keyboard en de microfoon
uitgeschakeld zijn voordat u een microfoon aansluit.
•Stel 2 VOLUME en fm MIC VOLUME op een laag
niveau in voordat u een microfoon aansluit. Nadat de
microfoon is aangesloten, kunt u de gewenste volume-
instellingen maken.
De microfooninvoer is uitgeschakeld tijdens weergave
van demonstratiemelodieën.
U kunt de mixer gebruiken om afzonderlijke afstellingen te
maken voor de nagalm-, zweving- en vertragingseffecten die
op het microfoongeluid worden toegepast.
Zie “Gebruik van de mixer” (pagina NL-64).
Weergeven van externe
apparatuur via het Digitale
Keyboard
Middenbereik annuleren (Vocaal verwijderen)
Stereo ministekker
fn AUDIO IN aansluiting (stereo mini-aansluiting (3,5 mm))
Draagbare audiospeler enz.
CT-X5000: Weergeven van het
geluid van een microfoon
Microfooninstellingen
fl MIC IN aansluiting
(standaardaansluiting (6,3 mm))
fm MIC VOLUME knop
CTX5000_3000_NL.book 13 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-14
Tenzij anders aangegeven, wordt bij alle procedures in deze
handleiding verondersteld dat het Digitale Keyboard in de
begintoestand staat (d.w.z. de toestand meteen na het
inschakelen van de stroom). Als u problemen ondervindt bij
het uitvoeren van een procedure, schakelt u het keyboard uit
en dan weer in, en daarna probeert u de procedure opnieuw
uit te voeren.
Houd er rekening dat wanneer het Digitale Keyboard
tijdens een procedure wordt uitgeschakeld, eventuele
niet opgeslagen gegevens verloren gaan.
De [NUM] indicator op het display geeft aan dat er nummers
kunnen worden ingevoerd.
Gebruik de onderstaande procedures om toonnummers,
numerieke waarden enz. in te voeren.
Gebruik van de bm cijfertoetsen
Wanneer u een nummer of waarde invoert, moeten alle
vereiste cijfers worden ingevoerd. Het aantal cijfers dat u
moet invoeren hangt af van hetgeen u invoert. Om
bijvoorbeeld toonnummer 015 (alle drie de cijfers zijn vereist)
in te voeren, voert u in: [0] 3 [1] 3 [5]. In dit geval knipperen
de ingevoerde cijfers totdat u de laatste 5 invoert. De
ingevoerde waarde wordt geregistreerd (en 015 wordt
weergegeven zonder dat de cijfers knipperen) nadat u alle
vereiste cijfers hebt ingevoerd.
Het bereik van de toegestane waarden hangt af van
hetgeen u invoert. Als u probeert om een waarde in te
voeren die buiten het toegestane bereik valt, verandert de
waarde naar een waarde binnen het bereik die zo dicht
mogelijk bij de waarde is die u heeft ingevoerd.
Om een waarde in te voeren zonder dat er een nul aan het
begin wordt ingevoerd, voert u de waarde in en drukt dan
op bk FUNCTION. Om bijvoorbeeld een driecijferig
toonnummer in te voeren, kunt u de volgende bediening
uitvoeren die zou resulteren in de invoer van toonnummer
010: [1] 3 [0] 3 bk FUNCTION.
Om een invoer te wissen zonder deze af te maken, houdt u
de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt.
Gebruik van de bn [–] en [+] toetsen
Bij indrukken van [–] wordt het getoonde nummer of de
waarde met één verlaagd en bij indrukken van [+] met één
verhoogd. Houd een van de toetsen ingedrukt om de
nummers of waarden achter elkaar te doorlopen totdat u de
toets loslaat. Bij gelijktijdig indrukken van beide toetsen
keert het nummer of de waarde terug naar de
standaardinstelling of de aanbevolen instelling.
Als invoer van een negatieve waarde is toegestaan, drukt u
op [–] terwijl de waarde op het display knippert om een min-
teken (–) links voor de waarde te plaatsen. Door op [+] te
drukken terwijl de waarde knippert, wordt teruggekeerd
naar een positieve waarde.
Gebruik van de bl regelaar
U kunt een nummer of waarde die wordt getoond ook
veranderen door aan deze regelaar te draaien.
In de onderstaande tabel worden de andere functies
beschreven die de bm cijfertoetsen hebben wanneer de
[NUM] indicator niet wordt weergegeven. Sommige toetsen
voeren ook een bediening uit die specifiek is voor bepaalde
functies.
Gemeenschappelijke
bediening voor alle functies
Betreffende deze handleiding
Invoeren van nummers
Sta
g
ePno
[NUM] indicator
Andere functies van de bm
cijfertoetsen
Toets Hoofdfunctie
[0] (NUM) Door deze toets in te drukken bij een
instelitem waarbij een waarde kan worden
ingevoerd, wordt de numerieke invoer
ingeschakeld (de [NUM] indicator
verschijnt).
[1] (V)
[3] (W)
Gebruik deze toetsen terwijl een instelmenu
wordt weergegeven om tussen de menu-
items om te schakelen. Bij sommige
functies worden deze toetsen gebruikt om
tussen onderdelen om te schakelen voor
het maken van instellingen voor de
onderdelen.
[2] (w)
[5] (q)
Gebruik deze toetsen om tussen instelitems
om te schakelen in de mixermodus (pagina
NL-64) en bij het bewerken van MIDI-
recorder gebeurtenissen (pagina NL-105).
[4] (EXIT) Bij bepaalde functies wordt deze toets
gebruikt om de functie te verlaten.
[6] (ENTER) Door op [6] (ENTER) te drukken wordt het
getoonde menu-item uitgevoerd, wordt er
naar een bepaald submenu gegaan of wordt
een bepaalde bewerking uitgevoerd.
[7] (WRITE) Druk op deze toets om een gebruikerstoon
(pagina NL-71) of een gebruikersritme
(pagina NL-76) op te slaan.
[8] (INSERT)
[9] (DELETE)
Gebruik deze toetsen bij het invoeren van
tekst (pagina NL-15) om bepaalde tekens in
te voegen of te wissen.
[9] (DELETE) wordt ook gebruikt bij het
bewerken van MIDI-recorder
gebeurtenissen (pagina NL-105).
CTX5000_3000_NL.book 14 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-15
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
De vele tonen van het Digitale Keyboard zijn verdeeld in 20
categorieën zodat u een gewenste toon snel en gemakkelijk
kunt vinden. U kunt de 4 CATEGORY toets gebruiken om
de laatste toon te selecteren die u in een categorie heeft
geselecteerd. Bij gebruik van het toestel met de
oorspronkelijke standaardinstellingen kunt u op
4 CATEGORY drukken om de eerste toon in een categorie
te selecteren.
Het onderstaande voorbeeld toont hoe u een toon met
4 CATEGORY kunt selecteren. De ritmes, melodieën en
muziekvoorkeuzes zijn ook in categorieën verdeeld en u
kunt ook de 4 CATEGORY toets gebruiken om deze te
doorlopen.
1.
Druk op 5 TONE.
De aanduiding (toonindicator) verschijnt. U kunt een
toon selecteren terwijl de toonindicator wordt
weergegeven.
2.
Druk op 4 CATEGORY.
De letter “C” en het nummer en de naam van de huidige
geselecteerde categorie verschijnen voor een paar
seconden.
Na een paar seconden verschijnen het toonnummer
en de toonnaam en begint te knipperen. U kunt
alleen tonen binnen de huidige categorie selecteren
terwijl aan het knipperen is. (Zie stap 4.)
3.
Terwijl “C” wordt weergegeven, drukt u op
4 CATEGORY om naar de volgende categorie
door te gaan.
Het nummer en de naam van de volgende categorie
worden getoond.
De categorietoon die het laatst geselecteerd was bij
het verlaten van een categorie (de eerste
categorietoon bij gebruik van het toestel met de
oorspronkelijke standaardinstellingen) wordt het eerst
geselecteerd wanneer u opnieuw naar een categorie
gaat.
U kunt ook bn [–] (terug) en [+] (vooruit) gebruiken in
plaats van 4 CATEGORY om van de ene naar de
andere categorie te gaan.
Door bn [–] en [+] tegelijk in te drukken wordt naar
categorie 1 gesprongen en wordt de toon geselecteerd
die geselecteerd was toen u categorie 1 de laatste
keer verliet.
4.
Om alleen tonen binnen de huidige categorie te
selecteren, wacht u totdat begint te
knipperen of drukt u op bk FUNCTION zodat
gaat knipperen.
Terwijl knippert, gebruikt u bn [–] of [+] of de bl
regelaar om de tonen van de huidige geselecteerde
categorie te doorlopen.
Druk op 5 TONE om een toon in een andere
categorie te selecteren. Hierdoor stopt met
knipperen.
1.
Druk op 5 TONE.
2.
Terwijl een toonnaam wordt weergegeven,
houdt u 4 CATEGORY ingedrukt en drukt dan
op bn [–] of [+].
Met [–] wordt naar de eerste toon in de categorie vóór die
waar de getoonde toon zich bevindt gesprongen en met
[+] wordt naar de eerste toon in de volgende categorie
gesprongen.
Gebruik de onderstaande procedures om namen van
gebruikersgegevens en andere tekst in te voeren.
1.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de cursor naar de plaats te
brengen waar u het teken wilt invoegen.
2.
Druk op de [8] (INSERT) bm cijfertoets.
Er wordt nu een “A” op de plaats van de cursor
ingevoegd.
4 CATEGORY toets
Omschakelen tussen de tooncategorieën
Piano
Categorienummer Categorienaam
Tussen de categorieën navigeren
Invoeren van tekst
Tekens invoeren
No Na
me
Cursor (knippert)
CTX5000_3000_NL.book 15 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
NL-16
1.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de cursor naar het teken te
verplaatsen dat u wilt veranderen.
2.
Gebruik bn [–] en [+] om het teken te
veranderen.
Herhaal de stappen 1 en 2 naar vereist.
Het invoeren van de tekens aangegeven in de
onderstaande tabel wordt ondersteund wanneer het
bestand op een USB flash-drive wordt opgeslagen.
Als u het symbool voor gelijkwaardig ( ) invoert,
wordt dit weergegeven als een pijl naar rechts (3).
Het invoeren van de tekens aangegeven in de
onderstaande tabel wordt ondersteund wanneer het
bestand in het geheugen van het Digitale Keyboard
wordt opgeslagen.
1.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de cursor naar het teken te
verplaatsen dat u wilt wissen.
2.
Druk op de [9] (DELETE) bm cijfertoets.
De [FUNCTION] indicator brandt of knippert wanneer u een
instelling voor een functie van het Digitale Keyboard uitvoert
(pagina NL-112) of een andere bediening voor een speciale
instelling. De betekenis van de tekst die bij de brandende of
knipperende [FUNCTION] indicator verschijnt wordt hieronder
beschreven.
* Alleen bij een instelitem dat een functie-instelling is.
Het onderstaande voorbeeld toont hoe de [FUNCTION]
indicator werkt.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Druk enkele malen op de [3] (W) bm cijfertoets
totdat “Touch” (Aanslagvolume) wordt
weergegeven.
“Touch” is een instelitem, dus de [FUNCTION] indicator
verschijnt.
Tekens veranderen
Tekens wissen
9
J
T
'
8
I
S
_
`
7
H
R
&
~
6
G
Q
S
@
5
F
P
Z
}
4
E
O
Y
{
3
D
N
X
^
2
C
M
W
-
1
B
L
V
)
0
A
K
U
(
~
3
=
G
Q
[
e
o
y
)
2
<
F
P
Z
d
n
x
(
1
;
E
O
Y
c
m
w
'
0
:
D
N
X
b
l
v
&
/
9
C
M
W
a
k
u
%
.
8
B
L
V
`
j
t
$
-
7
A
K
U
_
i
s
}
#
6
@
J
T
^
h
r
|
"
5
?
I
S
]
g
q
{
!
+
4
>
H
R
'
f
p
z
FUNCTION indicator
Brandt De naam van het instelitem wordt getoond.*
Knippert De instelling van het weergegeven instelitem
wordt getoond.
Voorbeeld: Maken van de instelling voor het
aanslagvolume
Brandt
Touch
Ingesteld nummer Naam van instelitem
CTX5000_3000_NL.book 16 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-17
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling voor het aanslagvolume te
veranderen.
De instellingen voor het aanslagvolume worden
doorlopen: Off, Light, Normal en Heavy. Aangezien dit
instellingen voor het aanslagvolume zijn, knippert de
[FUNCTION] indicator terwijl de instellingen worden
weergegeven.
4.
Druk op bk FUNCTION om terug te keren naar
het instelitem.
De [FUNCTION] indicator brandt.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
De [FUNCTION] indicator verdwijnt.
1.
Druk 5 TONE en 6 RHYTHM tegelijk in.
De (melodiebankindicator) begint op het display te
knipperen en de weergave van de drie
demonstratiemelodieën begint.
Tijdens weergave van de demonstratiemelodieën kunt
u bn [–] en [+] gebruiken om naar het begin van de
vorige of volgende melodie te springen.
De weergave van de demonstratiemelodieën wordt
herhaald totdat u de bediening in de onderstaande
stap 2 uitvoert.
2.
Druk ck PLAY/STOP of 5 TONE en
6 RHYTHM tegelijk in om de weergave van
de demonstratiemelodieën te stoppen.
De (melodiebankindicator) verdwijnt.
Als de automatische stroomonderbreker is ingeschakeld,
zal de stroom automatisch na ongeveer 30 minuten worden
uitgeschakeld wanneer er geen bediening wordt
uitgevoerd, ook als er demonstratiemelodieën worden
weergegeven. Indien gewenst kunt u de automatische
stroomonderbreker annuleren. Voer de procedure uit onder
“Maken van functie-instellingen met de bk FUNCTION
toets” (pagina NL-112) en schakel de volgende instelling
uit: Overige (Other) 3 Automatische stroomonderbreker
(AutoOff) (pagina NL-117).
Knippert
Li
g
ht
Ingesteld nummer Ingestelde waarde
Luisteren naar
demonstratiemelodieën
CTX5000_3000_NL.book 17 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-18
Uw Digitale Keyboard is voorzien van een grote verzameling
tonen. Selecteer een toon en speel iets op het toetsenbord
om te luisteren hoe het klinkt.
1.
Druk op 5 TONE.
De aanduiding (toonindicator) verschijnt. U kunt een
toon selecteren terwijl de toonindicator wordt
weergegeven.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer van de toon te
selecteren die u aan het toetsenbordspel wilt
toewijzen.
Zie “Invoeren van nummers” (pagina NL-14) voor meer
informatie over het invoeren van een nummer.
De tonen zijn verdeeld in categorieën. U kunt
gemakkelijk de gewenste toon vinden door naar de
pianocategorie, orgelcategorie enz. te gaan. Zie
4 CATEGORY toets” (pagina NL-15) voor verdere
informatie.
Zie de afzonderlijke “Appendix” voor details over de
tooncategorieën en typen.
3.
Speel iets op het keyboard om te luisteren naar
hoe de geselecteerde toon klinkt.
Bij het selecteren van een toon die in een drumsetcategorie
is, worden er diverse percussie-instrumenten aan de
klaviertoetsen toegewezen.
DSP-tonen
Het Digitale Keyboard heeft een aantal “DSP-tonen”. Dit zijn
tonen met speciale effecten. Er brandt een markering naast
[DSP TONE] wanneer een DSP-toon is geselecteerd.
•U kunt de eo TONE categorietoetsen gebruiken om snel en
gemakkelijk in de categorieën te navigeren.
De tooncategorieën zijn verdeeld in twee groepen: Groep A
(L) en Groep B (M). Welke categorie (groep) een eo TONE
categorietoets selecteert, hangt af van of het indicatorlampje
links naast en TONE GROUP SELECT wel of niet brandt.
1.
Druk op de en TONE GROUP SELECT toets
om heen en weer te gaan tussen categorie
Groep A (indicatorlampje brandt niet) en Groep
B (indicatorlampje brandt).
2.
Om een categorie te selecteren, drukt u op de
bijbehorende eo TONE categorietoets.
De aanduiding (toonindicator) begint op het display
te knipperen.
Bij indrukken van een eo TONE categorietoets wordt
de laatst geselecteerde toon in de corresponderende
categorie geselecteerd. Terwijl de (toonindicator)
knippert, kunt u een van de tonen in de categorie
selecteren. Druk op 5 TONE om het selecteren van
een toon in de categorie te verlaten. Hierdoor stopt
met knipperen.
3.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer van de toon te
selecteren die u aan het toetsenbordspel wilt
toewijzen.
Spelen op het keyboard
Selecteren van een toon
Selecteren van een toon
Sta
g
ePno
Toonnummer Toonnaam
Brandt
CT-X5000: Gebruik van de TONE
categorietoetsen om een categorie te
selecteren
en TONE GROUP SELECT toets
eo TONE categorietoetsen
CTX5000_3000_NL.book 18 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-19
Spelen op het keyboard
U kunt het toetsenbord in een linker- en rechterhelft splitsen
en verschillende tonen aan beide helften toewijzen en ook
kunt u twee tonen gelaagd weergeven zodat deze
tegelijkertijd klinken. De splits- en lagenfunctie kunnen
gelijktijdig worden gebruikt zodat u in totaal vier
toetsenbordgedeelten (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2,
LOWER 2) tegelijk kunt weergeven, zoals in de onderstaande
afbeelding is aangegeven.
Indicators voor toetsenbordgedeelten
U kunt de huidige splits/lagen-status controleren door te
kijken naar de indicators voor de toetsenbordgedeelten in de
linker bovenhoek van het display. De toetsenbordgedeelten
waarvan de indicators worden getoond, klinken wanneer op
het toetsenbord wordt gespeeld.
U kunt voor elk gedeelte het volumeniveau, de
effectintensiteit en andere instellingen aanpassen. Zie
“Gebruik van de mixer” (pagina NL-64) voor details.
Als u DSP-tonen voor meerdere gedeelten gebruikt,
worden de tooneffecten verwijderd en kan de toonkwaliteit
veranderen.
1.
Nadat u heeft vastgesteld dat de
toetsenbordgedeelte-indicator in de linker
bovenhoek van het display eruit ziet als ,
selecteert u een toon.
Dit wordt de toon van het UPPER 1 gedeelte.
2.
Druk op dp SPLIT.
De [L1] indicator verschijnt en komt rechts naast
[L1] te staan. Dit betekent dat u de toon voor het
LOWER 1 gedeelte kunt selecteren.
3.
Selecteer de toon die u aan LOWER 1 wilt
toewijzen.
4.
Speel iets op het toetsenbord.
Zie “Veranderen van de tonen toegewezen aan het
gesplitste/gelaagde-gedeelte” (pagina NL-21) voor
informatie over hoe u de toon die aan elk gedeelte is
toegewezen kunt veranderen.
5.
Om een splitsing te annuleren (het volledige
toetsenbord terugzetten naar het UPPER 1
gedeelte), drukt u op dp SPLIT.
De [L1] indicator verdwijnt.
Meerdere tonen weergeven
(Lagen en Splitsen)
LOWER 1 UPPER 1
UPPER 2
UPPER LAYER
LOWER 2
LOWER LAYER
U1 (UPPER 1) indicator
U2 (UPPER 2) indicator
L1 (LOWER 1) indicator
L2 (LOWER 2) indicator
Splitsen van het toetsenbord tussen twee
tonen (Splitsen)
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 19 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Spelen op het keyboard
NL-20
1.
Houd dp SPLIT ingedrukt totdat “Split Pt”
wordt weergegeven.
2.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
naam van de noot (de laagste noot van het
UPPER gedeelte) te bepalen waar u het
splitspunt wilt vastleggen.
U kunt het splitspunt ook bepalen door dp SPLIT
ingedrukt te houden en dan op de toets te drukken
waar u het splitspunt wilt vastleggen.
Het opgegeven splitspunt wordt aangegeven zoals
hieronder is getoond.
Voorbeeld: Wanneer C4 is opgegeven als het splitspunt
Het LOWER gedeelte van het toetsenbord dat met
deze procedure is ingesteld, wordt ook als een
begeleidingstoetsenbord gebruikt (pagina NL-44).
3.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Bij het instellen van een splitspunt komen het LOWER
gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord in hetzelfde gebied. U kunt ook
verschillende gebieden voor deze twee toetsenborden
instellen. U kunt ook een instelling maken waarbij de toon
van het LOWER gedeelte niet klinkt in het gebied waar het
LOWER gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord elkaar overlappen. Zie
“Geavanceerde splitsinstellingen” (pagina NL-50) voor
details.
1.
Nadat u heeft vastgesteld dat de
toetsenbordgedeelte-indicator in de linker
bovenhoek van het display eruit ziet als ,
selecteert u een toon.
Dit wordt de toon van het UPPER 1 gedeelte.
2.
Druk op dq UPPER LAYER.
De [U2] indicator verschijnt en komt rechts naast
[U2] te staan. Dit betekent dat u de toon voor het
UPPER 2 gedeelte kunt selecteren.
3.
Selecteer de toon die u aan UPPER 2 wilt
toewijzen.
4.
Speel iets op het toetsenbord.
Zie “Veranderen van de tonen toegewezen aan het
gesplitste/gelaagde-gedeelte” (pagina NL-21) voor
informatie over hoe u de toon die aan elk gedeelte is
toegewezen kunt veranderen.
U kunt nu ook op dp SPLIT drukken voor gebruik van
de UPPER 1 en UPPER 2 gelaagde tonen, in
aanvulling op het LOWER 1 gedeelte dat met de
splitsing van het toetsenbord is gemaakt.
5.
Om een lageninstelling te annuleren (het
volledige toetsenbord terugzetten naar het
UPPER 1 gedeelte), drukt u op dq UPPER
LAYER.
De [U2] indicator verdwijnt.
Verplaatsen van het toetsenbordsplitspunt
B3 I C4
Nummer van splitspuntnoot
LOWER gedeelte van toetsenbord (of begeleidingstoetsenbord)
Naam van splitspuntnoot
UPPER gedeelte van toetsenbord
Aanbrengen van een laag met twee tonen
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 20 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-21
Spelen op het keyboard
1.
Voer de stappen 1 - 3 uit onder “Splitsen van
het toetsenbord tussen twee tonen (Splitsen)”
(pagina NL-19).
2.
Voer de onderstaande procedure uit om een
laag van twee tonen voor het UPPER gedeelte
in te stellen.
(1) Druk op dq UPPER LAYER en controleer of de [U2]
indicator wordt weergegeven.
(2) Selecteer de toon die u aan UPPER 2 wilt toewijzen.
3.
Voer de onderstaande procedure uit om een
laag van twee tonen voor het LOWER gedeelte
in te stellen.
(1) Houd dq UPPER LAYER lang ingedrukt totdat de
[L2] indicator verschijnt.
Er verschijnt een markering naast [LOWER LAYER].
(2) Selecteer de toon die u aan LOWER 2 wilt toewijzen.
4.
Speel iets op het toetsenbord.
Zie “Veranderen van de tonen toegewezen aan het
gesplitste/gelaagde-gedeelte” (pagina NL-21) voor
informatie over hoe u de toon die aan elk gedeelte is
toegewezen kunt veranderen.
Bij gelijktijdig gebruik van de splits- en lagenfunctie wordt
het UPPER 2 gedeelte de “bovenste laag” genoemd en het
LOWER 2 gedeelte wordt de “onderste laag” genoemd.
Om alleen de bovenste laag uit te schakelen nadat de
stappen 1 t/m 3 van de bovenstaande procedure zijn
uitgevoerd, drukt u op dq UPPER LAYER en controleert
dan of de [U2] indicator niet meer wordt weergegeven. Om
alleen de onderste laag uit te schakelen, houdt u
dq UPPER LAYER (LOWER LAYER) lang ingedrukt
totdat de [L2] indicator verdwijnt (de [LOWER LAYER]
markering verdwijnt ook).
Er is een markering naast [LOWER LAYER] wanneer de
onderste laag is ingeschakeld, ongeacht of het toetsenbord
wel of niet is gesplitst. De markering verdwijnt wanneer de
onderste laag wordt uitgeschakeld.
Bij indrukken van dp SPLIT nadat de bovenstaande
stappen 1 t/m 3 zijn uitgevoerd, wordt de splitsing
uitgeschakeld, zodat de [L1] en [L2] indicators verdwijnen,
en het toetsenbord wordt gelaagd met enkel de UPPER
gedeelten (UPPER 1 en UPPER 2).
1.
Druk op 5 TONE.
De aanduiding (toonindicator) verschijnt.
2.
Houd 5 TONE lang ingedrukt totdat rechts
naast de indicator voor het
toetsenbordgedeelte staat (pagina NL-19).
Herhaal deze bediening zo vaak als vereist om
rechts naast de indicator voor het toetsenbordgedeelte
(U1, U2, L1, L2) te zetten van het gedeelte (UPPER 1,
LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2) waarvoor u de
tooninstelling wilt veranderen.
3.
Verander de toon van het toetsenbordgedeelte
dat u in stap 2 heeft geselecteerd.
Herhaal de stappen 2 en 3 voor elk van de
toetsenbordgedeelten waarvan u de tooninstelling wilt
veranderen.
Gelijktijdig gebruik van splitsing en lagen
Brandt
Veranderen van de tonen toegewezen aan het
gesplitste/gelaagde-gedeelte
CTX5000_3000_NL.book 21 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Spelen op het keyboard
NL-22
Uw Digitale Keyboard is uitgerust met nagalm-, zwevings- en
vertragingseffecten die u kunt gebruiken om het geluid van de
tonen te verbeteren.
Nagalm (REVERB)
Nagalm bootst een luisterruimte na, zoals een kamer of zaal.
Zweving (CHORUS)
Zweving voegt een rijke, briljante klank aan het geluid toe. Dit
Digitale Keyboard past een vooringestelde zwevingsinstelling
toe die geschikt is voor elke toon.
Vertraging (DELAY)
De vertragingsfunctie slaat het geluid op en herhaalt het met
tussenpozen met een geringe vertraging vóór elke herhaling,
waardoor een echo-effect ontstaat. Vertraging verschilt van
nagalm dat een duidelijk ander effect is. Dit Digitale Keyboard
past een vooringestelde vertragingsinstelling toe die geschikt
is voor elke toon.
U kunt de huidige aan/uit-status van elk effect controleren
door naar de indicatormarkeringen aan de rechterzijde van
het display te kijken.
De vooringestelde zwevings- en vertragingseffecten
worden op elke toon toegepast zelfs wanneer er geen
indicatormarkering naast [CHORUS] en [DELAY] staat.
U kunt zelf instellen hoe de tooneffecten op elk gedeelte
worden toegepast. Zie “Gebruik van de mixer” (pagina
NL-64) voor details. De instelitems die worden gebruikt
voor de aanpassing zijn de volgende: Nagalm zenden,
Zweving zenden, Vertraging zenden (zie “Geavanceerde
mixerinstellingen” op pagina NL-66).
De onderstaande procedure beschrijft hoe de nagalm-
(stap 2 en 3), zwevings- (4 en 5) en vertragingsinstellingen
(6 en 7) moeten worden geselecteerd. U kunt de stappen
voor een effect overslaan wanneer u de instellingen niet wilt
veranderen.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Reverb” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Lijst met nagalmeffecten” (pagina NL-23) voor
informatie over de nagalmtypen die met elke instelling
overeenkomen.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Chorus” weer te geven.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Lijst met zwevingseffecten” (pagina NL-24)
voor informatie over de zwevingstypen die met elke
instelling overeenkomen.
6.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Delay” weer te geven.
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Lijst met vertragingseffecten” (NL-24) voor
informatie over de vertragingstypen die met elke
instelling overeenkomen.
8.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Selecteren van een effect voor
een toon (Nagalm, Zweving,
Vertraging)
Een digitaal effect selecteren
Reverb
Huidige instelling
Cho r us
Huidige instelling
De l a
y
Huidige instelling
CTX5000_3000_NL.book 22 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-23
Spelen op het keyboard
CT-X5000
CT-X3000
Lijst met nagalmeffecten
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1Uit Off
2 Kamer 1 Room 1
3 Kamer 2 Room 2
4 Kamer 3 Room 3
5 Kamer 4 Room 4
6 Kamer 5 Room 5
7 Kamer 6 Room 6
8 Kamer 7 Room 7
9 Kamer 8 Room 8
10 Kamer 9 Room 9
11 Grote kamer 1 L.Room 1
12 Grote kamer 2 L.Room 2
13 Zaal 1 Hall 1
14 Zaal 2 Hall 2
15 Zaal 3 Hall 3
16 Zaal 4 Hall 4
17 Zaal 5 Hall 5
18 Zaal 6 Hall 6
19 Zaal 7 Hall 7
20 Zaal 8 Hall 8
21 Zaal 9 Hall 9
22 Stadion 1 Stadium1
23 Stadion 2 Stadium2
24 Stadion 3 Stadium3
25 Plaat 1 Plate 1
26 Plaat 2 Plate 2
27 Plaat 3 Plate 3
28 Vertraging Delay
29 Pan-vertraging PanDelay
30 Lange vertraging 1 L.Delay1
31 Lange vertraging 2 L.Delay2
32 Kerk Church
33 Kathedraal Cathedrl
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1Uit Off
2 Kamer 1 Room 1
3 Kamer 2 Room 2
4 Kamer 3 Room 3
5 Kamer 4 Room 4
6 Kamer 5 Room 5
7 Grote kamer 1 L.Room 1
8 Grote kamer 2 L.Room 2
9 Zaal 1 Hall 1
10 Zaal 2 Hall 2
11 Zaal 3 Hall 3
12 Zaal 4 Hall 4
13 Zaal 5 Hall 5
14 Zaal 6 Hall 6
15 Stadion 1 Stadium1
16 Stadion 2 Stadium2
17 Stadion 3 Stadium3
18 Plaat 1 Plate 1
19 Plaat 2 Plate 2
20 Vertraging Delay
21 Pan-vertraging PanDelay
22 Lange vertraging 1 L.Delay1
23 Lange vertraging 2 L.Delay2
24 Kerk Church
25 Kathedraal Cathedrl
CTX5000_3000_NL.book 23 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Spelen op het keyboard
NL-24
CT-X5000
CT-X3000
* Hoewel bij het selecteren van instellingsnummer 1 (Tone)
de indicatormarkering naast [CHORUS] verdwijnt, worden
de vooringestelde zwevingseffecten toch op elke toon
toegepast.
CT-X5000
Lijst met zwevingseffecten
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1 Toon * Tone
2 Zweving 1 Chorus 1
3 Zweving 2 Chorus 2
4 Zweving 3 Chorus 3
5 Zweving 4 Chorus 4
6 FB zweving FBChorus
7 Zachte zweving Soft C
8 Heldere zweving Bright C
9 Diepe zweving Deep C
10 Flanger 1 Flanger1
11 Flanger 2 Flanger2
12 Flanger 3 Flanger3
13 Flanger 4 Flanger4
14 Korte vertraging 1 S.Delay1
15 Korte vertraging 2 S.Delay2
16 Korte vertraging 3 S.Delay3
17 Korte vertraging 4 S.Delay4
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1 Toon * Tone
2 Zweving 1 Chorus 1
3 Zweving 2 Chorus 2
4 Zweving 3 Chorus 3
5 Zweving 4 Chorus 4
6 FB zweving FBChorus
7 Diepe zweving Deep C
8 Flanger 1 Flanger1
9 Flanger 2 Flanger2
10 Flanger 3 Flanger3
11 Flanger 4 Flanger4
12 Korte vertraging 1 S.Delay1
13 Korte vertraging 2 S.Delay2
Lijst met vertragingseffecten
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1 Toon * Tone
2 Kort 1 Short 1
3 Kort 2 Short 2
4 Echo Echo
5
Temposynchronisatie
kort
TSync S
6
Temposynchronisatie
middelmatig
TSync M
7
Temposynchronisatie
lang
TSync L
8 Sfeer Ambience
9 Midden 1 Mid 1
10 Midden 2 Mid 2
11 Lang 1 Long 1
12 Lang 2 Long 2
13 Midden Pan Mid Pan
14 Lange Pan 1 LongPan1
15 Lange Pan 2 LongPan2
16 Lange Pan 3 LongPan3
17 Kort enkelvoudig ShrtSngl
18 Midden enkelvoudig Mid Sngl
19 Lang enkelvoudig LongSngl
20 Lang dubbel Long Dbl
21 Lang drievoudig LongTrpl
CTX5000_3000_NL.book 24 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-25
Spelen op het keyboard
CT-X3000
* Hoewel bij het selecteren van instellingsnummer 1 (Tone)
de indicatormarkering naast [DELAY] verdwijnt, worden de
vooringestelde vertragingseffecten toch op elke toon
toegepast.
Met behulp van de equalizer kunt u selecteren uit diverse
voorkeuze-instellingen die bepaalde frequentiebereiken
versterken of onderdrukken.
De CT-X5000 is tevens uitgerust met een vier-bands
equalizer waarmee de gebruiker zelf instellingen kan maken
(Gebruikerequalizer).
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Equalizr” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Hieronder worden de instellingen beschreven die
overeenkomen met de instellingsnummers.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Instellings-
nummer
Instellingstype Display
1 Toon * Tone
2 Kort 1 Short 1
3 Kort 2 Short 2
4 Echo Echo
5
Temposynchronisatie
kort
TSync S
6
Temposynchronisatie
middelmatig
TSync M
7
Temposynchronisatie
lang
TSync L
8 Sfeer Ambience
9 Midden 1 Mid 1
10 Midden 2 Mid 2
11 Lang 1 Long 1
12 Lang 2 Long 2
13 Midden Pan Mid Pan
14 Lange Pan 1 LongPan1
15 Lange Pan 2 LongPan2
16 Lange Pan 3 LongPan3
Gebruik van de equalizer
Selecteren van een equalizerinstelling
Instellings-
nummer
Display Beschrijving
1 Standard Standaardinstelling
2 Bass + Versterkt het lage bereik.
3 Treble + Versterkt het hoge bereik.
4 Loudness Versterkt alle bereiken.
5 Mellow Geeft een gevoelige klank.
6 Bright Geeft een heldere klank.
7Rock
Geeft geluid dat geoptimaliseerd
is voor rockmuziek.
8 Dance
Geeft geluid dat geoptimaliseerd
is voor dansmuziek.
9Jazz
Geeft geluid dat geoptimaliseerd
is voor jazzmuziek.
10 Classic
Geeft geluid dat geoptimaliseerd
is voor klassieke muziek.
11 User
CT-X5000: Past de instellingen
van de gebruikerequalizer toe.
CTX5000_3000_NL.book 25 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Spelen op het keyboard
NL-26
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “User EQ” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Maak de instellingen voor elk frequentiebereik.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
het menu weer te geven van het bereik dat u wilt
bijregelen.
(2) Druk op [6] (ENTER).
De “Equalizr” instelling verandert automatisch naar
“User”. Zie “Selecteren van een
equalizerinstelling” (pagina NL-25).
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om “***
Freq” (middenfrequentie of afkapfrequentie) of “***
Gain” (versterking) weer te geven.
Wat in de bovenstaande menu-items op de plaats
van “***” verschijnt, hangt af van het frequentiebereik
dat wordt bijgeregeld.
(4) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie “Lijst met instellingen voor de gebruikerequalizer”
hieronder voor details over de instelitems en de
instellingen.
(5) Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
(6) Herhaal de stappen (1) t/m (5) naar vereist om de
instellingen voor de andere frequentiebereiken te
maken.
4.
Maak de instellingen voor het ingangsniveau
en het uitgangsniveau naar vereist.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Input Lv” (ingangsniveau) weer te geven en gebruik
dan bn [–] en [+] of de bl regelaar om de instelling
te veranderen.
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) cijfertoetsen om
“OutputLv” (uitgangsniveau) weer te geven en
gebruik dan bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Lijst met instellingen voor de gebruikerequalizer
*1 De instellingswaarden 1 t/m 13 (A in de onderstaande
tabel) komen overeen met de afkapfrequenties 50 Hz t/m
800 Hz (B in de onderstaande tabel).
*2 De instellingswaarden 1 t/m 20 (A in de onderstaande
tabel) komen overeen met de middenfrequenties 100 Hz
t/m 8,0 kHz (B in de onderstaande tabel).
*3 De instellingswaarden 1 t/m 10 (A in de onderstaande
tabel) komen overeen met de afkapfrequenties 2,0 kHz
t/m 16 kHz (B in de onderstaande tabel).
CT-X5000: Instellingen voor de
gebruikerequalizer maken
Voor het bijregelen van dit bereik: Selecteert u dit:
Laag bereik (50 Hz tot 800 Hz) EQ Low
Middenbereik 1 (100 Hz tot 8 kHz) EQ Mid1
Middenbereik 2 (100 Hz tot 8 kHz) EQ Mid2
Hoog bereik (2 kHz tot 16 kHz) EQ High
Instelitem Display Instellingen
Laag bereik EQ Low
Afkapfrequentie Low Freq 1 t/m 13 *
1
Versterking Low Gain –12 t/m 12
Middenbereik 1 EQ Mid1
Middenfrequentie Mid1Freq 1 t/m 20 *
2
Versterking Mid1Gain –12 t/m 12
Middenbereik 2 EQ Mid2
Middenfrequentie Mid2Freq 1 t/m 20 *
2
Versterking Mid2Gain –12 t/m 12
Hoog bereik EQ High
Afkapfrequentie HighFreq 1 t/m 10 *
3
Versterking HighGain –12 t/m 12
Ingangsniveau Input Lv 0 t/m 127
Uitgangsniveau OutputLv 0 t/m 127
A 1 2 3 4 5
B 50 Hz 63 Hz 80 Hz 100 Hz 125 Hz
A 6 7 8 9 10
B 160 Hz 200 Hz 250 Hz 315 Hz 400 Hz
A 11 12 13
B 500 Hz 630 Hz 800 Hz
A 1 2 3 4 5
B 100 Hz 125 Hz 160 Hz 200 Hz 250 Hz
A 6 7 8 9 10
B 315 Hz 400 Hz 500 Hz 630 Hz 800 Hz
A 11 12 13 14 15
B 1,0 kHz 1,3 kHz 1,6 kHz 2,0 kHz 2,5 kHz
A 16 17 18 19 20
B 3,2 kHz 4,0 kHz 5,0 kHz 6,3 kHz 8,0 kHz
A 1 2 3 4 5
B 2,0 kHz 2,5 kHz 3,2 kHz 4,0 kHz 5,0 kHz
A 6 7 8 9 10
B 6,0 kHz 8,0 kHz 10 kHz 13 kHz 16 kHz
CTX5000_3000_NL.book 26 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-27
Spelen op het keyboard
De metronoom laat een regelmatige toon klinken om het
tijdsverloop te markeren. Gebruik de metronoom wanneer u
bij muziekstudie wilt oefenen om het tempo vast te houden.
1.
Stel de tijdsignatuur in.
U kunt een teller (0 t/m 16) en een noemer (4 t/m 8)
voor de tijdsignatuur opgeven.
(1) Houd ct METRONOME ingedrukt totdat
“BeatNume” wordt weergegeven.
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de teller
voor de tijdsignatuur in te stellen binnen het bereik 0
t/m 16 (standaardinstelling: 4).
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“BeatDeno” weer te geven.
(4) Gebruik bn [–] en [+] om de noemer voor de
tijdsignatuur in te stellen.
De instelling 1 is (maatslag met kwartnoot) en
de instelling 2 is (maatslag met achtste noot).
(5) Druk op de [4] (EXIT)
bm cijfertoets.
2.
Gebruik de dk TEMPO [w] en [q] toetsen
om de tempo-instelling te veranderen.
Zie “Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo)” (pagina NL-46) voor
informatie over de tempo-instelling.
3.
Druk op ct METRONOME.
De metronoom start. Het aantal maten sinds de start van
de metronoom wordt in de rechter bovenhoek van het
display aangegeven.
4.
Druk nogmaals op ct METRONOME om de
metronoom te stoppen.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Metronoom (Metronom) 3
Metronoomvolume (Volume) (pagina NL-117).
Met de arpeggiator kunt u automatisch verschillende
arpeggio’s en andere frasen spelen door gewoonweg
klaviertoetsen aan te slaan op het toetsenbord. U kunt uit een
aantal verschillende arpeggio-opties kiezen, inclusief het
spelen van arpeggio’s van een akkoord, het automatisch
spelen van verschillende frasen en nog enkele andere
mogelijkheden.
De arpeggiator en automatisch harmoniseren worden door
dezelfde toets geregeld (pagina NL-52). Dit betekent dat
automatisch harmoniseren niet kan worden gebruikt
wanneer de arpeggiator in gebruik is.
1.
Druk op do AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR en controleer of de
[ARPEGGIATOR] indicator brandt.
Bij het spelen van een akkoord of enkelvoudige noten
op het toetsenbord wordt de geselecteerde arpeggio
weergegeven.
Gebruik van de metronoom
Starten of stoppen van de metronoom
Instellings-
nummer
Accent
2 t/m 16 Hiermee wordt de teller op 2 t/m 16 ingesteld.
Er klinkt alleen een accentgeluid bij de eerste
maatslag.
1 Alle maatslagen zijn geaccentueerd.
0 De maatslagen zijn niet geaccentueerd.
4
*
8
*
Nootwaarde
Maat
Tempo
Maatslag
Instellen van de balans tussen het
metronoom- en het toetsenbordvolume
Automatisch arpeggiofrasen laten
klinken (Arpeggiator)
Inschakelen van de arpeggiator
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 27 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Spelen op het keyboard
NL-28
2.
Druk op do AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR om de arpeggiator uit te
schakelen.
De [ARPEGGIATOR] indicator verdwijnt.
Als in stap 1 van de bovenstaande procedure de [AUTO
HARMONIZE] indicator brandt in plaats van de
[ARPEGGIATOR] indicator, moet u de functie
veranderen die aan de toets is toegewezen.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-
instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en selecteer “2 Arpeg.” voor de volgende
instelling: Automatisch harmoniseren/Arpeggiator
(AHar/Arp) 3 Toewijzing AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR toets (BtnAsign) (pagina NL-114).
Gebruik de volgende procedure wanneer u een
arpeggiopatroon wilt blijven laten spelen nadat u de
klaviertoetsen heeft losgelaten.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-
instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112)
en schakel de volgende instelling in: Automatisch
harmoniseren/Arpeggiator (AHar/Arp) 3 Arpeggiator
aanhouden (ArpegHld) (pagina NL-114).
Wanneer u de splitsfunctie (pagina NL-19) gebruikt, kunt u
het UPPER 1 gedeelte of het LOWER 1 gedeelte gebruiken
voor weergave van de arpeggiator. Voer de procedure uit
onder “Maken van functie-instellingen met de
bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en verander de
volgende instelling: Automatisch harmoniseren/Arpeggiator
(AHar/Arp) 3 Arpeggiatorgedeelte (ArpegPart) (pagina
NL-114).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de arpeggiator” en controleer of de
[ARPEGGIATOR] indicator brandt.
2.
Houd do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR
lang ingedrukt totdat de [FUNCTION] indicator
op het display knippert.
Het nummer en de naam van het geselecteerde
arpeggiatortype worden getoond.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
arpeggiatortype dat u wilt selecteren op het
display weer te geven.
Terwijl het arpeggiatortype wordt getoond, houdt u
do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR lang
ingedrukt om de toon te selecteren die voor het
getoonde type wordt aanbevolen.
Zie de afzonderlijke “Appendix” voor details over de
arpeggiatortypen.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Selecteren van een arpeggiatortype
CTX5000_3000_NL.book 28 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-29
Het aanslagvolume verandert het toonvolume
overeenkomstig de aanslagdruk (snelheid). Dit geeft u
hetzelfde uitdrukkingsvermogen als bij een akoestische piano.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Touch” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
De onderstaande tabel toont de instellingen en de
bijbehorende aanslagvolumegevoeligheid.
Er is een markering naast [TOUCH] wanneer er een
andere instelling dan Uit is geselecteerd.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Door een pedaal aan te sluiten kunt u diverse effecten aan uw
uitvoering toevoegen door middel van bediening van het
pedaal. U kunt een pedaal gebruiken om de automatische
begeleiding en de melodieweergave van de melodiebank
(pagina NL-39) te starten en te stoppen.
Er wordt geen pedaal met het Digitale Keyboard
meegeleverd. U kunt een pedaal los aanschaffen bij uw
winkelier. Zie pagina NL-3 voor informatie over de
verkrijgbare opties.
U kunt een pedaal ook gebruiken voor het omschakelen
tussen de registratie-instellingen van het Digitale Keyboard.
Zie “Gebruik van een pedaal om meerdere
basisinstellingen achter elkaar te doorlopen
(Registratiereeks)” (pagina NL-70) voor details.
Afhankelijk van het type bewerking dat u wilt dat het pedaal
uitvoert, sluit u de pedaalkabel aan op ofwel de fo PEDAL1
aansluiting of de fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting
van het Digitale Keyboard.
U kunt een CASIO aanhoudpedaal (“Los verkrijgbare
accessoires”, pagina NL-3) aansluiten op de fo PEDAL1
aansluiting. De fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting
kan worden gebruikt voor het aansluiten van een CASIO
aanhoudpedaal of een los verkrijgbaar expressiepedaal.
Als u de fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting
gebruikt voor het aansluiten van een los verkrijgbaar
expressiepedaal, moet u het type polariteit van het
pedaal specificeren en het pedaal ook kalibreren
voordat u het gebruikt.
Volg hiervoor de procedure onder “Aansluiten van een
pedaal op de fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting”
(pagina NL-30).
Veranderen van het
aanslagvolume naar de
aanslagdruk (Aanslagvolume)
Veranderen van de
aanslagvolumegevoeligheid
Instellings-
nummer
Gevoeligheid
(display)
Beschrijving
01 Uit (Off) Aanslagvolume is
uitgeschakeld. Het
geluidsvolume ligt vast
ongeacht de snelheid van het
aanslaan van de
klaviertoetsen.
02 Licht (Light) Sterk geluid zelfs bij weinig
druk
03 Normaal
(Normal)
Normaal aanslagvolume
04 Zwaar
(Heavy)
Normaal geluid zelfs bij sterke
druk
Besturen van klanken
Gebruik van een pedaal
Aansluiten van een pedaal
Pedaalaansluitingen
CTX5000_3000_NL.book 29 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Besturen van klanken
NL-30
1.
Sluit het pedaal op de fo PEDAL1 aansluiting
aan.
2.
Druk op bk FUNCTION.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Cntrller” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Pedal” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Pd1Efect” verschijnt. Dit geeft de selectiemodus voor de
functie van pedaal 1 aan.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Pedaalfunctielijst” (pagina NL-31) voor details
over de functie die bij elke instelling wordt
toegewezen.
6.
Schakel de pedaaleffecten voor elk
toetsenbordgedeelte* naar vereist in of uit.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Pd1Enabl” weer te geven.
(2) Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
gedeelte te selecteren waarvan u de instelling wilt
veranderen.
(4) Gebruik bn [–] en [+] om tussen aan en uit om te
schakelen.
Het pedaaleffect wordt toegepast op de gedeelten
die zijn ingeschakeld en wordt niet toegepast op
de gedeelten die zijn uitgeschakeld.
Het geluid van Automatisch harmoniseren (pagina
NL-52) hangt af van de instelling voor het
UPPER 1 gedeelte.
7.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
* Zie “Meerdere tonen weergeven (Lagen en Splitsen)”
(pagina NL-19).
1.
Sluit het pedaal op de fp PEDAL2/
EXPRESSION aansluiting aan.
2.
Druk op bk FUNCTION.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Cntrller” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Pedal” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
5.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Pd2 Type” weer te geven.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
* Zie “Geschikte expressiepedalen” (pagina NL-32) voor
details.
Als een pedaal niet juist werkt nadat de instellingen zijn
gemaakt, is het mogelijk dat het aangesloten pedaal
niet compatibel is met de bovenstaande “Pd2 Type”
instelling. Probeer “Pd2 Type” te veranderen in een
andere instelling en kijk of het pedaal dan wel correct
werkt.
Aansluiten van een pedaal op de fo PEDAL1
aansluiting
Aansluiten van een pedaal op de
fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting
Voor gebruik van dit type pedaal:
Selecteer deze
instelling:
Voetschakelaarpedaal 1 Foot Sw
Expressiepedaal (Type 1 polariteit*) 2 ExpType1
Expressiepedaal (Type 2 polariteit*) 3 ExpType2
CTX5000_3000_NL.book 30 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-31
Besturen van klanken
7.
Voer een van de onderstaande bewerkingen uit
afhankelijk van het type pedaal.
Y Voetschakelaarpedaal
Selecteer het pedaaleffect.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Pd2Efect” weer te geven.
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Pedaalfunctielijst” (pagina NL-31) voor
informatie over de pedaaleffecten die met elke
instelling overeenkomen.
Y Expressiepedaal
Wanneer “2 ExpType1” of “3 ExpType2” in stap 6 van
deze procedure wordt geselecteerd, wordt automatisch
“5 Exp.” (Expressie) geselecteerd voor “Pd2Efect”. Als u
een expressiepedaal aansluit op de fp PEDAL2/
EXPRESSION aansluiting, gebruik dan de
onderstaande procedure om het pedaal te kalibreren
voordat u dit gebruikt.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“ExPCalib” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER). “Sure?” verschijnt.
(2) Druk op bn [+] (YES) om de kalibratie te starten of
op bn [–] (NO) om de functie te annuleren.
(3) Wanneer “Highest” wordt weergegeven, trapt u op
het pedaal en drukt dan op [6] (ENTER).
(4) Wanneer “Lowest” wordt weergegeven, laat u het
pedaal los en drukt dan op [6] (ENTER).
Het bericht “Complete” verschijnt wanneer de
bewerking is voltooid.
Om het expressiepedaal dat op de fp PEDAL2/
EXPRESSION aansluiting is aangesloten
dezelfde bediening (aanhouden enz.) te laten
uitvoeren als een voetschakelaarpedaal, voert u
de procedure uit onder “ Voetschakelaarpedaal”
hierboven om een pedaaleffect te selecteren.
8.
Schakel de pedaaleffecten voor elk
toetsenbordgedeelte naar vereist in of uit.
Voer stap 6 uit onder “Aansluiten van een pedaal op
de fo PEDAL1 aansluiting” (pagina NL-30). Houd er
rekening mee dat u “Pd2Enabl” op het display moet
weergeven in stap (1).
9.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Pedaalfunctielijst
Instellings-
nummer
Functie
(Display)
Beschrijving
1 Aanhouden
(Sustain)
Noten die worden gespeeld
terwijl het pedaal is ingetrapt
worden aangehouden, ook als
de klaviertoetsen daarna
worden losgelaten.
Orgeltonen en andere tonen
die worden aangehouden
zolang de klaviertoetsen
worden aangeslagen, blijven
klinken zolang het pedaal
wordt ingetrapt.
2 Sostenuto
(Sostenut)
Alleen de noten van de
toetsen die aangeslagen zijn
op het moment van het
intrappen van het pedaal
worden aangehouden, totdat
het pedaal wordt losgelaten.
Dit geldt ook wanneer de
klaviertoetsen worden
losgelaten.
3 Zacht (Soft) Maakt de noten ietwat zachter
en milder terwijl het pedaal
wordt ingetrapt.
4 Ritme/melodie
(Rhy/Song)
Start of stopt de automatische
begeleiding of de weergave
van de melodie.
5 Expressie
(Exp.)
Deze functie kan alleen
worden geselecteerd wanneer
“2 ExpType1” of “3 ExpType2”
is geselecteerd in stap 6 van
de procedure onder
“Aansluiten van een pedaal op
de fp PEDAL2/
EXPRESSION aansluiting”
(pagina NL-30).
Met deze functie wordt het
effect toegepast
overeenkomstig hoe ver het
expressiepedaal aangesloten
op de fp PEDAL2/
EXPRESSION aansluiting
wordt ingetrapt.
CTX5000_3000_NL.book 31 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Besturen van klanken
NL-32
Geschikte expressiepedalen
U kunt een los verkrijgbaar expressiepedaal dat aan de
onderstaande specificaties voldoet aansluiten op de
fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting. Gebruik bij
voorkeur een pedaal dat gecontroleerd is op correcte werking
(zie hieronder).
Maximale weerstandswaarde: 10 k ± 20% t/m 50 k ± 20%
De polariteit van het pedaal hangt af van de fabrikant. Volg
de procedure onder “Aansluiten van een pedaal op de
fp PEDAL2/EXPRESSION aansluiting” (pagina NL-30)
voor het maken van de instelling voor de polariteit van het
pedaal.
* Pedalen gecontroleerd op correcte werking
Roland EV-5 (Zet het minimumvolume op 0.)
KURZWEIL CC-1
FATAR VP-25, VP-26
De aanhoudfunctie verlengt de nagalm van een noot
waardoor een rijke resonantie ontstaat.
1.
Druk op dn SUSTAIN.
De [SUSTAIN] indicator verschijnt.
Het aanhoudeffect (d.w.z. de noot blijft klinken zelfs
nadat u de klaviertoets heeft losgelaten) wordt
toegepast op de noten die op het toetsenbord worden
gespeeld terwijl de [SUSTAIN] indicator brandt.
2.
Om het aanhoudeffect uit te schakelen, drukt u
op dn SUSTAIN en controleert dan of de
[SUSTAIN] indicator is verdwenen.
U kunt instellingen maken voor de toetsenbordtonen van
elk gedeelte die regelen hoe het aanhoudeffect wordt
toegepast. Voer de procedure uit onder “Maken van
functie-instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en stel het volgende onderdeel in: Regelaar
(Cntrller) 3 Aanhouden (Sustain) (pagina NL-113).
Met portamento is het mogelijk om zonder klankonderbreking
van de ene naar de andere noot te glijden zoals gebeurt bij
snaarinstrumenten en houten blaasinstrumenten.
1.
Druk op dm PORTAMENTO.
De [PORTAMENTO] indicator verschijnt.
Als u, terwijl de bovenstaande indicator brandt, twee
klaviertoetsen achter elkaar indrukt, zal de eerste
toonhoogte soepel in de volgende toonhoogte
overgaan.
2.
Om portamento uit te schakelen, drukt u op
dm PORTAMENTO en controleert dan of de
[PORTAMENTO] indicator is verdwenen.
U kunt instellingen maken voor de toetsenbordtonen van
elk gedeelte die de snelheid regelen van de overgang
tussen de toonhoogten wanneer dm PORTAMENTO
wordt ingedrukt. Voer de procedure uit onder “Maken van
functie-instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en stel het volgende onderdeel in: Regelaar
(Cntrller) 3 Portamento (Portamnt) (pagina NL-113).
Expressiepedaal type 1
Expressiepedaal type 2*
Aanhouden
Soepel tussen de toonhoogten
glijden (Portamento)
Brandt
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 32 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-33
Besturen van klanken
U kunt de hoogte van de noten met de toonhoogteregelaar
geleidelijk omhoog en omlaag verschuiven. Deze functie
maakt het mogelijk om het smorende effect van een saxofoon
of een elektrische gitaar te reproduceren.
1.
Draai de ek PITCH BEND
regelaar aan de linkerkant van
het toetsenbord omhoog of
omlaag terwijl u een noot op het
toetsenbord aan het spelen bent.
De mate van toonbuiging hangt af van
hoe ver u de toonhoogteregelaar draait.
Raak de regelaar niet aan op het
moment dat u het keyboard
inschakelt.
U kunt de bewerking van de toonhoogteregelaar ook
afstellen door de hoeveelheid toonhoogteverandering te
specificeren bij maximale rotatie in één van beide
richtingen. Voer de procedure uit onder “Maken van functie-
instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112)
en stel het volgende onderdeel in: Regelaar (Cntrller) 3
Toonhoogteregeling (PitchBnd) 3 Toonhoogtebereik
(Range) (pagina NL-113).
U kunt de dt MODULATION/ASSIGNABLE toets
gebruiken om vibrato op de noten toe te passen
(standaardinstelling). U kunt de functie van de toets ook
veranderen zodat de toets bepaalt hoe de DSP-effecten op de
tonen worden toegepast.
Bij de onderstaande procedure wordt ervan uitgegaan dat
het Digitale Keyboard wordt gebruikt met de
oorspronkelijke standaardinstellingen.
1.
Houd dt MODULATION/ASSIGNABLE
ingedrukt.
Het indicatorlampje van de toets blijft branden zolang de
toets wordt ingedrukt.
Vibrato wordt op het toetsenbordspel toegepast
wanneer het indicatorlampje brandt.
2.
Laat de toets los om het effect uit te schakelen.
Het indicatorlampje van de toets gaat uit.
U kunt de intensiteit van het vibrato-effect veranderen
wanneer het indicatorlampje brandt. Voer de procedure uit
onder “Maken van functie-instellingen met de
bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Regelaar (Cntrller) 3
MODULATION/ASSIGNABLE (Mod/Asgn) 3 Waarde
wanneer modulatie aan staat (ModValue) (pagina NL-113).
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Cntrller” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Mod/Asgn” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Btn Act” verschijnt.
Gebruik van de
toonhoogteregelaar
CT-X5000: dt MODULATION/
ASSIGNABLE toets
Toepassen van vibrato op de noten
Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 33 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Besturen van klanken
NL-34
4.
Gebruik bn [–] en [+] om de
dt MODULATION/ASSIGNABLE bewerking te
selecteren.
Het indicatorlampje links van de toets brandt wanneer
de toegewezen functie is ingeschakeld en is uit
wanneer de functie is uitgeschakeld.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Btn Func” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de functie te
veranderen die aan dt MODULATION/
ASSIGNABLE is toegewezen.
* Zie “Veranderen hoe de DSP-effecten worden toegepast
wanneer dt MODULATION/ASSIGNABLE wordt
ingedrukt” (pagina NL-34) voor informatie over het maken
van de instellingen.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “PartEnbl” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
gedeelte te selecteren waarvan u de instelling
wilt veranderen.
4.
Gebruik bn [–] en [+] om tussen aan en uit om
te schakelen.
Het effect wordt toegepast op de gedeelten die zijn
ingeschakeld en wordt niet toegepast op de gedeelten
die zijn uitgeschakeld.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Zie “Meerdere tonen weergeven (Lagen en Splitsen)” voor
details over de toetsenbordgedeelten (pagina NL-19).
De DSP-modules die met de onderstaande procedure
worden geregistreerd, vormen elementen van het DSP-
effect van dit Digitale Keyboard. Zie “DSP-bewerking”
(pagina NL-72) voor details over de instellingen en
parameters van de DSP-effecten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Btn Func” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de instelling te
veranderen naar “2 DSP”.
Om deze bewerking te selecteren:
Selecteert u
deze instelling:
Schakel de functie die aan de toets is
toegewezen alleen in wanneer de toets
wordt ingedrukt.
1 Moment
Schakel de functie heen en weer tussen
ingeschakeld en uitgeschakeld telkens
wanneer de toets wordt ingedrukt.
2 Toggle
Veranderen van de functie die aan
dt MODULATION/ASSIGNABLE is
toegewezen
Om naar deze functie te veranderen:
Selecteert u
deze instelling:
Vibrato 1 Mod
Verander de toepassing van de DSP-
effecten op de tonen overeenkomstig
de gebruikersinstellingen.*
2DSP
Instellen van het toetsenbordgedeelte
waarop een effect wordt toegepast wanneer
dt MODULATION/ASSIGNABLE wordt
ingedrukt
Veranderen hoe DSP-effecten worden
toegepast wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt
CTX5000_3000_NL.book 34 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-35
Besturen van klanken
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“DSPModle” (de DSP-bestemmingsmodule)
weer te geven.
Er verschijnt een DSP-modulenaam.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om een
DSP-module te specificeren.
6.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “DSPParam” (de DSP-
bestemmingsparameter) weer te geven.
De naam van de eerste parameter van de DSP-module
die u in stap 5 heeft geselecteerd verschijnt.
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
parameter weer te geven die u wilt veranderen
wanneer dt MODULATION/ASSIGNABLE
wordt ingedrukt.
8.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“DSPValue” (waarde wanneer DSP wordt
ingeschakeld) weer te geven.
9.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instellingswaarde te veranderen die wordt
toegepast wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt.
10.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
De toegewezen DSP-modules hangen af van de toon. Voer
de procedure uit onder “Gebruik van DSP-bewerking voor
het bewerken van een effect” (pagina NL-72) om de DSP-
modules voor elke toon te controleren.
De transponeerfunctie laat u de algehele toonhoogte van het
Digitale Keyboard verhogen of verlagen in stappen van een
halve toon. Met deze functie kunt u de toonschaal van het
toetsenbord bijstellen op een sleutel die beter past bij een
zanger, een ander muziekinstrument, enz.
1.
Druk op de ds TRANSPOSE [w] of [q] toets.
“Trans.” verschijnt.
U kunt de toonhoogte van het toetsenbord veranderen
binnen het bereik lopend van –12 tot 00 tot +12.
Terwijl “Trans.” wordt weergegeven, kunt u de bm
cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de bl regelaar gebruiken
om de instelling te veranderen.
Door op bk FUNCTION te drukken of gedurende een
bepaalde tijd geen bediening uit te voeren, zal “Trans.”
verdwijnen.
De [TRANSPOSE] indicator brandt wanneer de
transponeerinstelling op een andere waarde dan 0 (nul) is
ingesteld.
Met octaafverschuiving kunt u de toonhoogte van het
keyboard in eenheden van een octaaf verhogen of verlagen.
U kunt afzonderlijke octaafverschuiving-instellingen maken
voor elk van de toetsenbordgedeelten* (UPPER 1, LOWER 1,
UPPER 2, LOWER 2).
U kunt ook voor elk gedeelte instellen hoeveel octaven er
verschoven moeten worden.
Met de functie Snelle octaafverschuiving kunt u snel
octaven verschuiven overeenkomstig de instellingen die
vooraf voor een gedeelte zijn gemaakt.
* Zie “Meerdere tonen weergeven (Lagen en Splitsen)”
(pagina NL-19).
De octaafverschuiving-instelling verandert automatisch
wanneer sommige tonen worden geselecteerd. Zie voor
details de “Octaafverschuiving” kolom in de toonlijst van de
afzonderlijke Appendix.
Het geluid van Automatisch harmoniseren (pagina NL-52)
hangt af van de instelling voor het UPPER 1 gedeelte.
M
on1B EQ
Modulenummer DSP-modulenaam
EQ Ga i n
Parameternummer Parameternaam
Veranderen van de toonhoogte in
stappen van een halve toon
(Transponeren)
Veranderen van de toonhoogte in eenheden
van een halve toon
Veranderen van de toonhoogte
van elk gedeelte in eenheden van
een octaaf (Octaafverschuiving)
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 35 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Besturen van klanken
NL-36
1.
Druk op dr OCTAVE.
Aantal octaven dat wordt verschoven. 0 (nul)
betekent geen verschuving, 1 betekent één octaaf
omhoog en –1 betekent één octaaf omlaag. U kunt
een waarde opgeven in het bereik lopend van –3 t/m
+3.
Toetsenbordgedeelte. Zie “Indicators voor
toetsenbordgedeelten” (pagina NL-19) voor details
over de toetsenbordgedeelten en hoe deze worden
aangegeven.
Geeft het instelscherm voor de octaafverschuiving
aan.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het toetsenbordgedeelte voor
de octaafverschuiving te selecteren.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de octaafverschuiving
in te stellen voor het toetsenbordgedeelte dat u
in stap 2 heeft geselecteerd.
4.
Herhaal de stappen 2 en 3 voor de
octaafverschuiving van de andere
toetsenbordgedeelten.
5.
Om de procedure te verlaten en terug te keren
naar de toestand waarin het Digitale Keyboard
vóór stap 1 van deze procedure was, drukt u op
dr OCTAVE of de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
1.
Terwijl dr OCTAVE wordt ingedrukt, drukt u
op de ds TRANSPOSE [w] of [q] toets.
Bij indrukken van [w] verschuiven de ingestelde
toetsenbordgedeelten één octaaf omlaag en bij
indrukken van [q] één octaaf omhoog.
Gebruik de onderstaande procedure voor het
selecteren van de toetsenbordgedeelten waarop de
Snelle octaafverschuiving moet worden toegepast.
1.
Druk op dr OCTAVE.
“U1 Oct.” verschijnt.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Btn Trgt” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“U1OctBtn” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
gedeelte te selecteren waarvan u de instelling
wilt veranderen.
4.
Gebruik bn [–] en [+] om tussen aan en uit om
te schakelen.
Bij het inschakelen van een toetsenbordgedeelte
wordt de octaaf van dat gedeelte verschoven
overeenkomstig de werking van de Snelle
octaafverschuiving onder “Gebruik van Snelle
octaafverschuiving” (pagina NL-36).
5.
Herhaal de stappen 3 en 4 zoals vereist voor de
andere gedeelten.
6.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Instellen van de hoeveelheid
octaafverschuiving voor elk gedeelte
U1 Oc t .

U2 Oc t .
Gebruik van Snelle octaafverschuiving
Selecteren van de toetsenbordgedeelten
voor de Snelle octaafverschuiving
CTX5000_3000_NL.book 36 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-37
Besturen van klanken
Gebruik de onderstaande procedure voor de toonhoogte-
afstelling van het master Digitale Keyboard. Bij het maken van
afstellingen is de A4 noot (A boven middelste C) de
stemmingsstandaard.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Tune” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“MstrTune” verschijnt.
3.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om de instelling te veranderen.
Het instelbereik loopt van 415,5 t/m 465,9 Hz
(standaardinstelling: 440,0 Hz).
Gebruik de bm cijfertoetsen om de hele getallen in te
voeren.
•U kunt bn [–] en [+] of de bl regelaar gebruiken om
de frequentie te veranderen in stappen van 0,1 Hz.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Bij gebruik van de lagen- en splitsfunctie kunt u de toonhoogte
van elk gedeelte afzonderlijk fijnstemmen (UPPER 1,
LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2).
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel de
volgende onderdelen in: Stemming (Tune) 3 Grofstemmen
van gedeelten (PrtCoars) en Fijnstemmen van gedeelten (Prt
Fine) (pagina NL-115).
Bij grofstemmen van een gedeelte verandert de toonhoogte
in stappen van een halve toon en bij fijnstemmen in
eenheden van een honderdste.
Het geluid van Automatisch harmoniseren (pagina NL-52)
hangt af van de instelling voor het UPPER 1 gedeelte.
U kunt een selectie maken uit 17 verschillende toonschalen,
waaronder toonschalen die geschikt zijn voor klassieke
muziek van bepaalde perioden, Arabische muziek enz.
Toonschalenlijst
U kunt de toonhoogte van elke noot van een toonschaal
(van C t/m B) fijnstemmen in eenheden van een
honderdste. Nadat u een van de vooringestelde
toonschalen heeft geselecteerd, kunt u de stemming ervan
naar wens veranderen. Zie “Fijnstemmen van een
toonschaal (Toonschaal fijnstemmen)” (pagina NL-38) voor
details.
U kunt de toonschaal van de automatische begeleiding
vastleggen als gelijkzwevend temperament, ongeacht de
huidige geselecteerde toonschaal. Om dit doen gebruikt u
de procedure onder “Veranderen van de
toonschaalinstelling die gebruikt wordt voor de
automatische begeleidingen” om de instelling voor de
begeleidingstoonschaal (AcompScl) uit te schakelen
(pagina NL-38).
Uitvoeren van toonhoogte-
afstelling voor het master Digitale
Keyboard en de afzonderlijke
gedeelten
Fijnstemmen van een toonhoogte
(Stemming)
Fijnstemmen van de toonhoogte van elk
toetsenbordgedeelte (Grofstemmen van
gedeelten, Fijnstemmen van gedeelten)
Selecteren van een toonschaal
Nr. Naam van toonschaal Display
01 Equal Temperament Equal
02 Pure Major PureMajr
03 Pure Minor PureMinr
04 Pythagorean Pythagor
05 Kirnberger 3 Kirnbrg3
06 Werckmeister Wercmeis
07 Mean-Tone MeanTone
08 Rast Rast
09 Bayati Bayati
10 Hijaz Hijaz
11 Saba Saba
12 Dashti Dashti
13 Chahargah Chaharga
14 Segah Segah
15 Gurjari Todi GujrTodi
16 Chandrakauns Cndrkuns
17 Charukeshi Carukesi
CTX5000_3000_NL.book 37 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Besturen van klanken
NL-38
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Scale” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Type” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Zie de “Toonschalenlijst” (pagina NL-37) voor details
over de toonschalen die met elke instelling
overeenkomen.
4.
Druk op de [3] (W) bm cijfertoets om “Root”
weer te geven.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
grondnoot te selecteren.
6.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Selecteren
van het temperament van het toetsenbordspel”
(pagina NL-38).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “FineTune” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“C Tune” verschijnt.
3.
U kunt de toonhoogte van elke afzonderlijke
noot in de toonschaal fijnstemmen.
(1) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om de
naam van de noot (C t/m B) weer te geven waarvan
u de toonhoogte wilt fijnstemmen.
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar voor het
fijnstemmen van de toonhoogte van de getoonde
noot.
U kunt de toonhoogte binnen een bereik van –99
t/m +99 veranderen.
(3) Herhaal de stappen (1) en (2) zo vaak als nodig is
voor het fijnstemmen van de toonhoogten van de
noten.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Selecteren
van het temperament van het toetsenbordspel”
(pagina NL-38).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “AcompScl” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de instelling aan of uit
te zetten.
Aan (On): De toonschaal die geselecteerd is met de
procedure onder “Selecteren van het temperament van
het toetsenbordspel” wordt ook op de automatische
begeleiding toegepast.
Uit (Off): De toonschaal van de automatische begeleiding
is altijd een gelijkzwevend temperament.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Selecteren van het temperament van het
toetsenbordspel
Fijnstemmen van een toonschaal
(Toonschaal fijnstemmen)
Veranderen van de toonschaalinstelling die
gebruikt wordt voor de automatische
begeleidingen
CTX5000_3000_NL.book 38 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-39
Uw Digitale Keyboard is voorzien van 30 ingebouwde
melodieën.* U kunt de ingebouwde melodieën gebruiken voor
uw luisterplezier of u kunt het geluid van één hand van het
pianodeel uitschakelen en dit zelf spelen om het te oefenen. U
kunt ook een USB flash-drive op het Digitale Keyboard
aansluiten en dezelfde bediening gebruiken als voor
ingebouwde melodieën om MIDI-bestanden (SMF of CMF)
weer te geven.
* Bij dit Digitale Keyboard wordt de term “melodie” gebruikt
om een muziekstuk aan te duiden.
De onderstaande functies en bewerkingen kunnen niet
worden gebruikt wanneer een ingebouwde melodie of een
CMF-formaat melodie opgeslagen op een USB flash-drive
wordt weergegeven.
Mixerfunctie (pagina NL-64)
In/uitschakelen van een gedeelte in de gedeeltenmodus
(pagina NL-62) (U kunt wel de selectiestatus van het
huidige gedeelte controleren.)
1.
Druk op 7 SONG BANK.
De aanduiding (melodiebank-indicator) verschijnt en
de melodiebankmodus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om een melodienummer te
selecteren.
Zie “Invoeren van nummers” (pagina NL-14) voor meer
informatie over het invoeren van een nummer.
Zie pagina A-1 voor een lijst van de melodieën.
Deze bewerking verandert automatisch de
maatslaginstelling van de metronoom (pagina NL-27) in de
maatslag van de geselecteerde melodie. Zelfs als de
maatslag van een melodie buiten het toegestane
instelbereik van de metronoom valt, wordt deze toch als de
metronoominstelling toegepast.
Deze bewerking verandert de nagalminstelling (pagina
NL-22) om deze aan te passen aan de geselecteerde
melodie.
Bij het selecteren van sommige melodieën wordt “Lod”
weergegeven bij TEMPO (zie de afbeelding onder stap 3).
Dit betekent dat de gegevens worden geladen.
3.
Druk op ck PLAY/STOP.
De weergave van de melodie begint. Het
weergavetempo, de huidige maat en de huidige
maatslag worden in de rechter bovenhoek van het
display getoond.
Tijdens weergave van de melodie zijn de
onderstaande bewerkingen mogelijk.
Wanneer een melodie wordt weergegeven, kunt u op
het keyboard meespelen met de toon (inclusief
gesplitste en gelaagde tonen) die was geselecteerd
voordat de weergave van de melodie begon.
4.
Druk op ck PLAY/STOP om de weergave van
de melodie te stoppen.
De melodie wordt herhaaldelijk weergegeven
(herhaalfunctie aan) totdat u op ck PLAY/STOP
drukt. Om de herhaalde weergave uit te schakelen,
drukt u op bp REPEAT en controleert dan of er geen
markering meer naast [REPEAT] brandt.
Weergeven van een
ingebouwde melodie of een
melodie op een USB flash-
drive (Melodiebankmodus)
Selecteren van een ingebouwde
melodie om deze weer te geven
Selecteren van één enkele melodie voor
weergave
Sa i n t sGo
Melodienummer Melodienaam
Om deze bewerking uit te
voeren:
Doe dit:
De melodie voortijdig
stoppen.
Druk op ck PLAY/STOP.
De melodie pauzeren of de
pauzestand opheffen.
Druk op btk PAUSE.
De weergavesnelheid van de
melodie veranderen.
Druk op de dk TEMPO [w]
of [q] toets.
Naar het begin van de
volgende maat springen.
Druk op bsdFF.
De melodie vooruitspoelen Houd bsdFF ingedrukt.
Naar het begin van de vorige
maat springen.
Druk op brsREW.
De melodie terugspoelen Houd brsREW ingedrukt.
Nootwaarde
Maat
Tempo
Maatslag
De markering gaat uit wanneer de herhaalfunctie wordt uitgeschakeld.
CTX5000_3000_NL.book 39 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Weergeven van een ingebouwde melodie of een melodie op een USB flash-drive (Melodiebankmodus)
NL-40
1.
Druk in de melodiebankmodus op 5 TONE.
De aanduiding (toonindicator) verschijnt.
(melodiebankindicator) blijft ook op het display branden.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer van de toon te
selecteren die u aan het toetsenbordspel wilt
toewijzen.
Terwijl wordt weergegeven, kunt u de bediening
uitvoeren voor gesplitste en/of gelaagde tonen. Zie
“Selecteren van een toon” (pagina NL-18) voor
verdere informatie.
•Druk op 7 SONG BANK om een toonnummer te
veranderen dat u met de bovenstaande procedure heeft
geselecteerd. Hierdoor verdwijnt en zal alleen
blijven branden.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Melodievolume (Song Vol) (pagina
NL-115).
Voor herhaalde weergave van meerdere maten in een
melodie moet u de beginmaat en de eindmaat opgeven van
het gedeelte dat u herhaaldelijk wilt weergeven.
1.
Als er geen markering naast [REPEAT] staat,
drukt u op bp REPEAT om deze te laten
verschijnen.
2.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder “Selecteren
van één enkele melodie voor weergave”
(pagina NL-39) om de weergave van de melodie
te starten.
3.
Wanneer het begin van het gedeelte dat u wilt
herhalen wordt bereikt, drukt u op bq A-B.
Het begin van de maat die speelt bij indrukken van
bq A-B wordt het begin van de herhaallus en de
markering naast [A-B] begint te knipperen.
4.
Wanneer het einde van het gedeelte dat u wilt
herhalen wordt bereikt, drukt u nogmaals op
bq A-B.
Het einde van de maat die speelt bij indrukken van
bq A-B wordt het einde van de herhaallus en de
markering naast [A-B] stopt met knipperen.
5.
Druk op bq A-B om terug te keren naar de
normale weergave.
De markering naast [A-B] verdwijnt.
U kunt bij de weergave het geluid van het pianodeel van een
van de handen uitschakelen. Dit biedt u de mogelijkheid om
het uitgeschakelde deel zelf op het keyboard te spelen om dit
te oefenen. De volgende typen melodieën kunnen voor deze
oefening worden gebruikt: ingebouwde melodieën* of CMF
formaat (dit is een type CASIO MIDI-bestand) melodieën*
opgeslagen op een USB flash-drive.
* Deze melodieën zijn voorzien van informatie voor de
gedeeltekanalen (pagina NL-41).
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om een melodienummer te
selecteren.
3.
Druk op ck PLAY/STOP om de weergave van
de melodie te starten.
Selecteren van een toon voor het
toetsenbordspel in de melodiebankmodus
Instellen van de balans tussen het melodie-
en het toetsenbordvolume
Herhaalde weergave van
specifieke melodiematen (A-B
herhalen)
Herhaalde weergave van een specifieke frase
Begin Einde
Deze maten worden herhaald.
Weergeven met het geluid van
één hand uitgeschakeld
Een melodie weergeven met het geluid van
één hand uitgeschakeld
Knippert
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 40 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-41
Weergeven van een ingebouwde melodie of een melodie op een USB flash-drive (Melodiebankmodus)
4.
Gebruik bo PART SELECT om een gedeelte te
selecteren om te oefenen.
Bij enkele malen indrukken van bo PART SELECT
verschijnen of verdwijnen de onderstaande indicators
overeenkomstig het type melodie dat is geselecteerd.
Y Melodie met één linkerhandgedeelte en één
rechterhandgedeelte
Y Melodie met akkoordbegeleiding aan de
linkerhandzijde en een melodiedeel aan de
rechterhandzijde
* Bij enkele malen indrukken van bo PART SELECT
worden de instellingen doorlopen waarbij de gekozen
instelling even op het display verschijnt.
5.
Druk op ck PLAY/STOP om de weergave van
de melodie te stoppen.
Informatie voor de gedeeltekanalen
Bij de ingebouwde melodieën en de CMF formaat melodieën
zijn de gedeelten waar het linkerhandspel is opgenomen
gescheiden van de gedeelten waar het rechterhandspel is
opgenomen. Deze melodieën hebben “informatie voor de
gedeeltekanalen”. Deze informatie regelt aan welke Digitale
Keyboard gedeelten het linkerhandspel en het
rechterhandspel moeten worden toegewezen.
De informatie voor de gedeeltekanalen die in de ingebouwde
melodieën en de algemene CMF formaat melodieën is
opgenomen, wordt hieronder beschreven.
Hoewel standaard MIDI-bestanden (SMF-formaat)
opgeslagen op een USB flash-drive ook op het Digitale
Keyboard kunnen worden weergegeven, zijn deze bestanden
niet voorzien van informatie voor de gedeeltekanalen.
Gebruik de onderstaande procedure om in te stellen of het
rechterhandgedeelte of het linkerhandgedeelte moet worden
uitgeschakeld wanneer bo PART SELECT wordt ingedrukt
voor weergave van een dergelijk bestand.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en verander
de instellingen voor de gedeeltekanalen: Overige (Other) 3
Kanaal van rechterhand (melodie) gedeelte (PartR Ch),
Kanaal van linkerhandgedeelte (PartL Ch) (pagina NL-117).
De bovenstaande instelling wordt alleen toegepast op de
weergave van een melodie die geen informatie voor de
gedeeltekanalen bevat. Wanneer een melodie informatie
voor de gedeeltekanalen bevat, wordt de instelling
genegeerd en wordt voorrang gegeven aan de informatie
voor de gedeeltekanalen.
Weergave van beide
handen
(Off)*
Rechterhand
uitgeschakeld
(Right)*
Linkerhand
uitgeschakeld
(Left)*
Beide handen
uitgeschakeld
(Both)*
Weergave van beide
handen
(Off)*
Rechterhand
uitgeschakeld
(Right)*
Linkerhand
uitgeschakeld
(Left)*
Beide handen
uitgeschakeld
(Both)*
Type melodie
Linkerhand-
gedeelte
Rechterhand-
gedeelte
Normale pianomelodie
met één toon voor beide
handen
Gedeelte 3 van
SONG SOLO
gedeeltengroep
Gedeelte 4 van
SONG SOLO
gedeeltengroep
Melodie met
automatische
begeleiding voor het
linkerhandgedeelte en
een melodiedeel voor
het rechterhandgedeelte
Gedeelte 1 t/m
8 van RHYTHM
gedeeltengroep
Gedeelte 4 van
SONG SOLO
gedeeltengroep
Specificeren van een gedeeltekanaal
CTX5000_3000_NL.book 41 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-42
U kunt dezelfde bediening als voor de ingebouwde melodieën
gebruiken om MIDI-bestanden* weer te geven die in de
MUSICDAT map op een USB flash-drive zijn opgeslagen. Zie
“Gebruik van een computer voor het kopiëren van algemene
melodiegegevens naar een USB flash-drive” (pagina NL-123)
voor informatie over de procedure voor het opslaan van een
MIDI-bestand op een USB flash-drive.
* Standaard MIDI-bestanden (SMF-formaat 0/1) en CASIO
MIDI-bestanden (CMF formaat)
1.
Steek de USB flash-drive in de USB flash-drive
poort van het Digitale Keyboard.
Bij het uitvoeren van een USB flash-drive bewerking of
wanneer het Digitale Keyboard ingeschakeld wordt
terwijl een USB flash-drive aangesloten is, dient het
Digitale Keyboard aanvankelijk een “koppeling” reeks
uit te voeren om de apparatuur voor te bereiden op het
uitwisselen van gegevens met de USB flash-drive. De
bewerkingen van het Digitale Keyboard kunnen
kortstondig worden gedeactiveerd terwijl deze
koppelingsreeks wordt uitgevoerd. De [USB] indicator
knippert op het display terwijl de USB flash-drive wordt
gekoppeld. Het kan 10 of 20 seconden of zelfs langer
duren voordat het koppelen van de USB flash-drive is
uitgevoerd. Het bericht “Listing” wordt weergegeven
terwijl het koppelingsproces aan de gang is. Probeer
geen bewerkingen op het Digitale Keyboard uit te
voeren terwijl het koppelingsproces plaatsvindt.
Telkens wanneer een USB flash-drive wordt
aangesloten op het Digitale Keyboard dient deze te
worden gekoppeld.
2.
Voer de procedure uit onder “Selecteren van
één enkele melodie voor weergave” (pagina
NL-39).
De melodienummers worden automatisch op volgorde
aan de MIDI-bestanden op de USB flash-drive
toegewezen. De bestanden worden gesorteerd op
bestandsnaam en aan het eerste MIDI-bestand wordt
melodienummer 41 toegewezen.
U kunt uw Digitale Keyboard gebruiken om geluidsbestanden
(WAV-formaat, 44,1 kHz, 16 bit) opgeslagen in de
MUSICDAT map op een USB flash-drive weer te geven. Zie
“Gebruik van een computer voor het kopiëren van algemene
melodiegegevens naar een USB flash-drive” (pagina NL-123)
voor informatie over de procedure voor het opslaan van een
geluidsbestand op een USB flash-drive.
Tijdens de weergave van een geluidsbestand kunt u
normaal op het keyboard spelen en kunt u ook de lagen- en
splitsfuncties gebruiken.
Zie “USB flash-drive” (pagina NL-119) voor informatie over
de behandeling van USB flash-drives.
1.
Steek een USB flash-drive waarop een geschikt
geluidsbestand is opgeslagen in de USB-poort
van het Digitale Keyboard.
2.
Houd 7 SONG BANK (AUDIO) lang ingedrukt
totdat de [AUDIO] indicator verschijnt.
Dit betekent dat het Digitale Keyboard in de audiomodus is en
paraat staat voor weergave van een geluidsbestand.
De melodienummers worden automatisch op volgorde
aan de geluidsbestanden op de USB flash-drive
toegewezen.
3.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
het geluidsbestand dat u wilt weergeven.
Weergeven van een melodie die
opgenomen is op een USB flash-
drive
Weergeven van een melodie vanaf een USB
flash-drive
Weergeven van een
geluidsbestand op een USB
flash-drive (Audiomodus)
Weergeven van een geluidsbestand
Brandt
Abso l u t e
Melodienummer Bestandsnummer
CTX5000_3000_NL.book 42 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-43
4.
Druk op 8 AUDIO PLAY/STOP om te
beginnen met weergeven.
De [AUDIO PLAY] indicator verschijnt.
Tijdens weergave zijn de onderstaande bewerkingen
mogelijk.
5.
Druk op 8 AUDIO PLAY/STOP om te stoppen
met weergeven.
De [AUDIO PLAY] indicator verdwijnt.
6.
Druk op 7 SONG BANK (AUDIO) om de
audiomodus te verlaten.
De [AUDIO] indicator verdwijnt.
De weergave van een geluidsbestand blijft doorgaan
wanneer u alleen de audiomodus verlaat. Druk in dit geval
ook op 8 AUDIO PLAY/STOP om de weergave te
stoppen.
U kunt het geluidsbestand automatisch herhaaldelijk
weergeven. Voer de procedure uit onder “Maken van
functie-instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en schakel de herhaalfunctie in: Audioweergave
(AudioPly) 3 Herhaalfunctie audioweergave (Repeat)
(pagina NL-116).
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en verander
de volume-instelling: Audioweergave (AudioPly) 3 Volume
van audioweergave (Volume) (pagina NL-116).
Door de functie Vocaal verwijderen in te schakelen wordt het
vocale gedeelte in de weergave van het geluidsbestand
gedempt of geminimaliseerd. Bij gebruik van deze functie
wordt het geluid in het midden van het audiospectrum
geannuleerd, wat betekent dat er (afhankelijk van hoe het
originele geluid was gemengd) ook iets anders kan wegvallen
dan het vocale gedeelte. Hoe het vocale gedeelte wordt
gedempt, hangt af van het geluid dat binnenkomt.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en verander
de instelling voor Middenbereik annuleren: Audioweergave
(AudioPly) 3 Middenbereik annuleren van audioweergave
(C Cancel) (pagina NL-116).
Bij automatische begeleiding kunt u eenvoudigweg het
gewenste begeleidingsritme selecteren en zal de bijpassende
begeleiding (bas, gitaar en andere instrumenten) automatisch
spelen wanneer u een akkoord speelt met uw linkerhand. Het
is net alsof u uw persoonlijke band heeft die u begeleidt waar
u maar gaat.
U kunt de ingebouwde ritmes bewerken en originele
automatische begeleidingen (gebruikersritmes) produceren
en deze in het geheugen opslaan. Zie “Creëren van een
automatische begeleiding (Gebruikersritme)” (pagina NL-76)
voor details.
1.
Druk op 6 RHYTHM.
De aanduiding (ritme-indicator) verschijnt en de
ritmemodus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om een ritmenummer te
selecteren.
Zie “Invoeren van nummers” (pagina NL-14) voor meer
informatie over het invoeren van een nummer.
De ritmes zijn verdeeld in meerdere categorieën en
deze zijn zo gerangschikt dat er snel en gemakkelijk
tussen de categorieën kan worden genavigeerd. Zie
4 CATEGORY toets” (pagina NL-15) voor verdere
informatie.
Zie de afzonderlijke “Appendix” voor details over de
ritmecategorieën en typen.
Deze bewerking verandert automatisch de
maatslaginstelling van de metronoom (pagina NL-27) in de
maatslag van het geselecteerde ritme. Zelfs als de
maatslag van een ritme buiten het toegestane instelbereik
van de metronoom valt, wordt deze toch als de
metronoominstelling toegepast.
3.
Druk op ck START/STOP om te beginnen met
het spelen van het geselecteerde ritme.
De automatische begeleiding begint met enkel het
ritme (drum en percussie). Druk nogmaals op
ck START/STOP om het spelen van het ritme te
stoppen.
Om deze bewerking uit te voeren: Druk op deze toets:
Doorgaan naar het volgende
bestand
bn [+]
Teruggaan naar het vorige bestand bn [–]
Instellen van de balans tussen het volume
van het geluidsbestand en het
toetsenbordvolume
Middenbereik annuleren (Vocaal verwijderen)
Brandt
Gebruik van automatische
begeleiding (Ritmemodus)
Selecteren van een ritme
Selectie van een ritme
Strt 8Bt
Ritmenummer Ritmenaam
CTX5000_3000_NL.book 43 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
NL-44
U kunt de eq RHYTHM categorietoetsen gebruiken en snel
en gemakkelijk in de categorieën te navigeren.
De ritmecategorieën zijn verdeeld in twee groepen: Groep
A (L) en Groep B (M). Welke categorie (groep) een
eq RHYTHM categorietoets selecteert, hangt af van of het
indicatorlampje links naast ep RHYTHM GROUP
SELECT wel of niet brandt.
1.
Druk op de ep RHYTHM GROUP SELECT
toets om heen en weer te gaan tussen
categorie Groep A (indicatorlampje brandt niet)
en Groep B (indicatorlampje brandt).
2.
Om een categorie te selecteren, drukt u op de
bijbehorende eq RHYTHM categorietoets.
De aanduiding (ritme-indicator) begint op het
display te knipperen.
Bij indrukken van een eq RHYTHM categorietoets
wordt het laatst geselecteerde ritme in de
corresponderende categorie geselecteerd. Terwijl
knippert, kunt u een van de ritmes in de categorie
selecteren. Druk op 6 RHYTHM om het selecteren
van een ritme in de categorie te verlaten. Hierdoor
stopt met knipperen.
3.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
het ritme dat u wilt laten klinken.
1.
Voer de procedure uit onder “Selecteren van
een ritme” (pagina NL-43) om het ritme te
selecteren dat u wilt laten klinken.
2.
Druk op cm ACCOMP en controleer of de
[ACCOMP] indicator brandt.
Zie “Automatische begeleidingsdelen en de ACCOMP
indicator” (pagina NL-45) voor details over deze
indicator.
3.
Druk op bt ENDING/SYNCHRO START.
Het toestel komt in de synchro-start paraatstand
(pagina NL-48) te staan.
4.
Speel het gewenste akkoord op het
begeleidingstoetsenbord.
De automatische begeleiding begint met spelen wanneer
u het akkoord speelt.
Voorbeeld: Speel een C akkoord (C-E-G).
CT-X5000: Gebruik van de RHYTHM
categorietoetsen om een categorie te
selecteren
ep RHYTHM GROUP SELECT toets
eq RHYTHM categorietoetsen
Gebruik van automatische
begeleiding
Spelen van een automatische begeleiding
Brandt
Knippert
Begeleidingstoetsenbord
UPPER gedeelte van toetsenbord
CTX5000_3000_NL.book 44 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-45
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
5.
Gebruik de dk TEMPO [w] en [q] toetsen
om de tempo-instelling te veranderen.
U kunt de tempo-instelling ook maken voordat u de
automatische begeleiding start.
Zie “Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo)” (pagina NL-46) voor
informatie over de tempo-instelling.
6.
Speel andere akkoorden met de linkerhand
terwijl u het melodiedeel met uw rechterhand
speelt.
Gebruik “CASIO CHORD” of andere vereenvoudigde
akkoord-vingerzetmodi om akkoorden te spelen. Zie
“Selecteren van een akkoord-vingerzetmodus” (pagina
NL-50).
U kunt de begeleiding veranderen met de toetsen
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m bs VARIATION/
FILL-IN 4. Zie “Creëren van een melodie met een
automatische begeleiding (Begeleidingspatroon)”
(pagina NL-47).
7.
Druk op ck START/STOP om de automatische
begeleiding te stoppen.
Wanneer bt ENDING/SYNCHRO START wordt
ingedrukt in plaats van ck START/STOP, wordt er
een eindpatroon gespeeld voordat de automatische
begeleiding wordt gestopt. Zie “Creëren van een
melodie met een automatische begeleiding
(Begeleidingspatroon)” (pagina NL-47).
Met de bovenstaande procedure maakt u met uw vingers
akkoorden die met de automatische begeleiding worden
gespeeld. U kunt ook muziekvoorkeuzes gebruiken om
automatische begeleiding te spelen met een
akkoordprogressie gebaseerd op het muziekgenre dat u
wilt uitvoeren, zonder dat er akkoorden worden ingevoerd.
Zie “Gebruik van muziekvoorkeuzes” (pagina NL-53) voor
details.
Automatische begeleidingsdelen en de ACCOMP
indicator
De automatische begeleiding van het Digitale Keyboard kan
tot acht delen (drums, percussie, bas, akkoorden 1 t/m 5)
tegelijk spelen. De [ACCOMP] indicator geeft aan of alleen
percussiedelen (drums, percussie) zullen klinken of dat alle
begeleidingsdelen klinken. Bij enkele malen indrukken van
cm ACCOMP licht de [ACCOMP] indicator beurtelings wel en
niet op.
Wanneer de [ACCOMP] indicator niet brandt, klinkt alleen
het ritme (drum en percussie) van het begeleidingspatroon.
Wanneer de [ACCOMP] indicator brandt, klinken de bas,
akkoorden en andere delen overeenkomstig het akkoord
dat op het begeleidingstoetsenbord wordt gespeeld.
Gebruik de procedure onder “Dempen van specifieke
gedeelten (Gedeeltenmodus)” (pagina NL-62) om snel en
gemakkelijk meerdere delen te dempen en weer te laten
klinken.
U kunt ook fijnafstellingen maken voor het volume, het
effectniveau en andere instellingen van elk deel. Zie
“Gebruik van de mixer” (pagina NL-64) voor details.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Volume van automatische begeleiding
(AcompVol) (pagina NL-115).
Maat
Tempo
Maatslag
Instellen van de balans tussen het volume
van de automatische begeleiding en het
toetsenbordvolume
CTX5000_3000_NL.book 45 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
NL-46
Er zijn twee manieren om het tempo te veranderen.
Instellen van de waarde voor het aantal maatslagen per
minuut
Tikken van de maatslag met de dl TAP TEMPO toets
(tikken-invoer)
De huidige tempowaarde wordt altijd in de rechter bovenhoek
van het display aangegeven.
De tempowaarde wordt altijd in combinatie met een
nootwaarde getoond. Het bovenstaande voorbeeld geeft een
maatslag van 120 kwartnoten per minuut aan.
1.
Verander de nootwaarde naar vereist.
Zie “Veranderen van de weergegeven nootwaarde”
hieronder.
2.
Gebruik de dk TEMPO [w] en [q] toetsen
om de tempo-instelling te veranderen.
Het bereik van de toegestane tempowaarde hangt af
van de weergegeven nootwaarde, zoals aangegeven
in de onderstaande tabel.
Wanneer de nootwaarde een kwartnoot is, komt de
tempowaarde overeen met het feitelijke aantal
maatslagen per minuut. Wanneer de nootwaarde een
achtste noot is, is het aantal maatslagen per minuut
tweemaal de tempowaarde. Wanneer de nootwaarde
een halve noot is, is het aantal maatslagen per minuut
de helft van de tempowaarde.
1.
Houd dl TAP TEMPO lang ingedrukt totdat de
weergegeven nootwaarde verandert.
Bij meerdere malen lang indrukken van dl TAP
TEMPO worden de instellingen voor de nootwaarde in
de onderstaande volgorde doorlopen.
1.
Tik meerdere keren zo constant mogelijk op
dl TAP TEMPO om een maatslag aan te
geven.
Er wordt nu een tempo ingesteld dat zo dicht mogelijk bij
de timing van de getikte maatslag ligt.
Het helpt om deze methode te gebruiken om het
tempo bij benadering in te stellen in combinatie met
een procedure zoals die onder “Instellen van een
tempowaarde” (pagina NL-46).
Een tempowaarde die met deze methode wordt ingesteld,
houdt geen verband met de weergegeven nootwaarde.
Afhankelijk van het ritme dat met de bovenstaande
bediening is geselecteerd, wordt een kwartnoot of een
achtste noot tempowaarde ingevoerd.
U kunt de instellingen zo maken dat er automatisch met
spelen van het ritme wordt begonnen wanneer u een tempo
instelt met de procedure onder “Instellen van het tempo door
een maatslag te tikken” hierboven.
Om dit te doen, voert u de procedure uit onder “Maken van
functie-instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en schakelt de volgende instelling in: Overige (Other)
3 Start van ritme tikken (Tap Rhy) (pagina NL-117).
Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo)
Nootwaarde-indicator en tempowaarde
Instellen van een tempowaarde
Nootwaarde Bereik van tempowaarde
Kwartnoot (2) 20 t/m 255
Achtste noot (6) 40 t/m 510
Halve noot (1) 10 t/m 128
Gepunteerde kwartnoot (2.) 13 t/m 170
Nootwaarde Tempowaarde
TE
M
PO
Huidige instelling
Veranderen van de weergegeven nootwaarde
Kwartnoot (2) Achtste noot (6)
Gepunteerde kwartnoot (2.) Halve noot (1)
Instellen van het tempo door een maatslag te
tikken
Starten met spelen van het ritme met de
dl TAP TEMPO toets
CTX5000_3000_NL.book 46 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-47
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
Meestal begint een muziekstuk met een intro, gaat dan over in
coupletten die worden afgewisseld met tussenspel en andere
veranderingen, waarna wordt teruggekeerd naar het
hoofdthema voordat het einde wordt bereikt. De automatische
begeleidingsfunctie van het Digitale Keyboard biedt een scala
aan begeleidingspatronen die geschikt zijn voor het verloop
van de muziekcompositie.
In dit hoofdstuk worden de verschillende typen
begeleidingspatronen van de automatische
begeleidingsfunctie beschreven.
Variatiepatronen (vier typen)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt in een
couplet of refrein van een muziekstuk. Een variatiepatroon
herhaalt één of meerdere maten.
Een variatiepatroon spelen
Druk op een van de VARIATION/FILL-IN toetsen (bp t/m
bs). U hoort het variatie-begeleidingspatroon dat is
toegewezen aan de ingedrukte toets.
Bij indrukken van
ck START/STOP
klinkt variatiepatroon 1.
Invulpatronen (vier typen)
Deze begeleidingspatronen worden gebruikt om korte één- of
twee-maats invulstukjes in een muziekstuk in te voegen.
Wanneer een invulpatroontoets wordt ingedrukt, zal het
invulpatroon meteen beginnen, of bij de eerste maatslag na
één of twee maten, en daarna terugkeren naar het
oorspronkelijke variatie-begeleidingspatroon.
Een invulpatroon spelen
Terwijl variatiepatroon 1 klinkt, drukt u op bp VARIATION/
FILL-IN 1. Als een ander variatiepatroon (2, 3, 4) klinkt, drukt
u op de toets (bq, br, bs) die hiermee overeenkomt.
Intropatroon (één type)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt bij het
begin van een muziekstuk. Nadat er een meermaats intro-
begeleidingspatroon heeft geklonken, vindt er een
begeleidingsovergang plaats naar variatiepatroon 1.
Een intropatroon spelen
Druk op bo INTRO.
Veranderen van het variatiepatroon dat gespeeld wordt
na het intropatroon
Terwijl het intropatroon klinkt, drukt u op de toets van het
variatiepatroon dat u wilt spelen (bq VARIATION/FILL-IN
2, br VARIATION/FILL-IN 3, bs VARIATION/FILL-IN 4)
nadat het intropatroon is afgelopen.
Eindpatroon (één type)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt aan
het einde van een muziekstuk. Nadat er een meermaats
eindpatroon heeft geklonken, wordt de automatische
begeleiding beëindigd.
Een eindpatroon spelen
Druk op bt ENDING/SYNCHRO START terwijl een
automatische begeleiding klinkt.
Creëren van een melodie met een
automatische begeleiding
(Begeleidingspatroon)
Begeleidingspatronen
Indicator die verschijnt wanneer variatiepatroon 2 klinkt
Indicator die verschijnt wanneer invulpatroon 1 klinkt
Indicator die verschijnt wanneer het intropatroon klinkt
Indicator die verschijnt wanneer het eindpatroon klinkt
CTX5000_3000_NL.book 47 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
NL-48
U kunt de instellingen zo maken dat de automatische
begeleiding begint zodra u een akkoord op het
begeleidingstoetsenbord speelt (synchro-start) en stopt zodra
u alle toetsen van het begeleidingstoetsenbord loslaat
(synchro-stop).
1.
Druk op bt ENDING/SYNCHRO START.
Het toestel komt in de synchro-start paraatstand te staan
en de [SYNC START] indicator en indicator
beginnen te knipperen.
Als u wilt starten met een intropatroon, drukt u nu op
bo INTRO. De indicator begint te knipperen.
Als u wilt starten met een bepaald variatiepatroon,
drukt u op de toets voor het variatiepatroon waarmee u
wilt starten (bq VARIATION/FILL-IN 2,
br VARIATION/FILL-IN 3, bs VARIATION/FILL-
IN 4). De indicator en de nummerindicator (1 t/m
4) die overeenkomt met de toets die u heeft ingedrukt,
knipperen op het display.
2.
Speel het gewenste akkoord op het
begeleidingstoetsenbord.
Hierdoor start de weergave van de automatische
begeleiding.
•Druk op bt ENDING/SYNCHRO START om de synchro-
start paraatstand te verlaten.
1.
Druk op cl SYNCHRO STOP.
Het toestel komt in de synchro-stop paraatstand te staan.
2.
Terwijl de automatische begeleiding klinkt, laat
u alle toetsen van het begeleidingstoetsenbord
los op het punt waar u wilt dat de begeleiding
stopt.
Hierdoor stopt de weergave van de automatische
begeleiding.
Het Digitale Keyboard komt nu in de synchro-start
paraatstand te staan.
Druk op cl SYNCHRO STOP om de synchro-stop
paraatstand te verlaten.
U kunt kiezen uit de volgende zes akkoordinvoerfuncties.
CASIO CHORD
•FINGERED1
•FINGERED2
FINGERED ON BASS
FINGERED ASSIST
FULL RANGE CHORD
Zie “Selecteren van een akkoord-vingerzetmodus” (pagina
NL-50) voor details.
Starten en stoppen van de
automatische begeleiding met het
begeleidingstoetsenbord
(Synchro-start, Synchro-stop)
Gebruik van synchro-start voor het starten
van het automatische begeleidingsspel
Knippert
Gebruik van synchro-stop voor het stoppen
van het automatische begeleidingsspel
Veranderen van de instellingen
voor het begeleidingstoetsenbord
Selecteren van een akkoordinvoerfunctie
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 48 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-49
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
CASIO CHORD
Bij CASIO CHORD gebruikt u vereenvoudigde
vingerzettingen om de vier typen akkoorden te spelen die
hieronder worden beschreven.
Bij het spelen van een mineur, septiem of mineur septiem
akkoord maakt het geen verschil of de andere toetsen die u
aanslaat zwart of wit zijn.
FINGERED
Met deze invoerfuncties speelt u akkoorden op het
begeleidingstoetsenbord d.m.v. de normale akkoord-
vingerzettingen. Sommige akkoordvormen zijn afgekort en voor
de vingerzetting zijn slechts één of twee klaviertoetsen nodig.
Zie pagina A-2 voor informatie betreffende de akkoorden die
ondersteund worden en hoe de vingerzetting op het
toetsenbord wordt uitgevoerd.
FINGERED 1
Speel de componentnoten van het akkoord op het
toetsenbord.
FINGERED 2
In tegenstelling tot bij FINGERED 1 is een 6de invoer niet
mogelijk. m7 of m7
b
5
wordt ingevoerd.
FINGERED ON BASS
In tegenstelling tot bij FINGERED 1 maakt dit de invoer van
gedeeltelijke akkoorden mogelijk met de laagste noot op het
toetsenbord als de basnoot.
FINGERED ASSIST
Produceert een effect dat verschilt van FINGERED 1 wanneer
twee of drie klaviertoetsen worden ingedrukt. Bij indrukken
van een grondtoontoets en een andere witte toets links van de
grondtoontoets wordt een septiem akkoord gespeeld; bij een
zwarte toets wordt een mineur akkoord gespeeld. Bij
gelijktijdig indrukken van een witte en een zwarte toets wordt
een mineur septiem akkoord gespeeld.
In aanvulling op FINGERED 1 kunt u ook de onderstaande
methoden gebruiken om de drie typen akkoorden te spelen
die hieronder worden beschreven.
Akkoordtype
Majeur akkoorden
Door tijdens de CASIO CHORD modus een enkele
klaviertoets aan te slaan in het begeleidingsgebied van het
begeleidingstoetsenbord wordt het majeur akkoord
gespeeld waarvan de naam boven de klaviertoets is
aangegeven. Alle klaviertoetsen van het
begeleidingstoetsenbord die met dezelfde akkoordnaam
worden aangegeven, spelen precies hetzelfde akkoord.
Voorbeeld: C (C majeur)
Mineur akkoorden
Sla om een mineur akkoord te spelen de klaviertoets aan
die correspondeert met het majeur akkoord binnen het
gebied van het begeleidingstoetsenbord terwijl u
tegelijkertijd een andere klaviertoets rechts ervan binnen het
gebied van het begeleidingstoetsenbord indrukt.
Voorbeeld: Cm (C mineur)
Septiem akkoorden
Sla om een septiem akkoord te spelen de klaviertoets aan
die correspondeert met het majeur akkoord binnen het
gebied van het begeleidingstoetsenbord terwijl u
tegelijkertijd twee andere klaviertoetsen rechts ervan binnen
het gebied van het begeleidingstoetsenbord indrukt.
Voorbeeld: C7 (C septiem)
Mineur septiem akkoorden
Sla om een mineur septiem akkoord te spelen de
klaviertoets aan die correspondeert met het majeur akkoord
binnen het gebied van het begeleidingstoetsenbord terwijl u
tegelijkertijd drie andere klaviertoetsen rechts ervan binnen
het gebied van het begeleidingstoetsenbord indrukt.
Voorbeeld: Cm7 (C mineur septiem)
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
Akkoordtype
Mineur akkoorden
Om een mineur akkoord te spelen, drukt u op de toets van
het begeleidingstoetsenbord die het majeur akkoord
specificeert, terwijl tevens de dichtstbijgelegen zwarte toets
links van de majeur akkoordtoets wordt toegevoegd.
Voorbeeld: Cm (C mineur)
Septiem akkoorden
Om een septiem akkoord te spelen, drukt u op de toets van
het begeleidingstoetsenbord die het majeur akkoord
specificeert, terwijl tevens de dichtstbijgelegen witte toets
links van de majeur akkoordtoets wordt toegevoegd.
Voorbeeld: C7 (C septiem)
Mineur septiem akkoorden
Om een mineur septiem akkoord te spelen, drukt u op de
toets van het begeleidingstoetsenbord die het majeur
akkoord specificeert, terwijl tevens de dichtstbijgelegen witte
en zwarte toetsen links van de majeur akkoordtoets worden
toegevoegd.
Voorbeeld: Cm7 (C mineur septiem)
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
A
C
C
DE F F
#
E
#
G
AB
B
C
C
DE F
E
#
CTX5000_3000_NL.book 49 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
NL-50
FULL RANGE CHORD
Tijdens deze modus kunt u het volledige gebied van het
toetsenbord gebruiken om de akkoorden en de melodie te
spelen.
Zie pagina A-2 voor informatie over de akkoorden die worden
ondersteund.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “ChordMod” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
De onderstaande tabel toont de relatie tussen het
instellingsnummer en de akkoord-vingerzetmodus.
Het bereik van het begeleidingstoetsbord voor elke
akkoord-vingerzetmodus wordt in de onderstaande
afbeelding getoond. Het splitspunt (pagina NL-20) dat
in de afbeelding wordt getoond, is het oorspronkelijke
standaard-splitspunt.
Y FULL RANGE CHORD
Y Niet FULL RANGE CHORD
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Bij het instellen van een splitspunt (pagina NL-20) komen het
LOWER gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord in hetzelfde gebied. U kunt ook
verschillende gebieden voor elk van deze twee toetsenborden
instellen. U kunt ook een instelling maken waarbij de toon van
het LOWER gedeelte niet klinkt in het gebied waar het
LOWER gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord elkaar overlappen. Zie
“Geavanceerde splitsinstellingen” (pagina NL-50) voor details.
Uw Digitale Keyboard kan in drie gebieden worden gesplitst:
het UPPER gedeelte van het toetsenbord, het LOWER
gedeelte van het toetsenbord en het begeleidingstoetsenbord.
U kunt een splitspunt (pagina NL-20) instellen zoals
aangegeven in de onderstaande afbeelding.
U kunt een onderste punt en een akkoordpunt instellen om
verschillende gebieden toe te wijzen voor het LOWER
gedeelte en het begeleidingstoetsenbord.
Onderste punt
Bij het instellen van de ondergrens voor het UPPER gedeelte
van het toetsenbord ontstaat er een configuratie zoals
hieronder is getoond. Het bereik van het
begeleidingstoetsenbord verandert in dit geval niet.
Selecteren van een akkoord-vingerzetmodus
Ingestelde
waarde
Akkoord-vingerzetmodus Display
1 CASIO CHORD CASIO Cd
2 FINGERED 1 Fingerd1
3 FINGERED 2 Fingerd2
4 FINGERED ON BASS FgOnBass
5 FINGERED ASSIST FgAssist
6 FULL RANGE CHORD FulRange
Begeleidingstoetsenbord
UPPER gedeelte van toetsenbord
Splitspunt
Begeleidingstoetsenbord
Instellen van het bereik van het
begeleidingstoetsenbord
Geavanceerde splitsinstellingen
UPPER gedeelte van toetsenbord
Splitspunt
LOWER gedeelte van
toetsenbord
UPPER gedeelte van
toetsenbord
Onderste punt
LOWER gedeelte van toetsenbord
Begeleidingstoetsenbord
CTX5000_3000_NL.book 50 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-51
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
Akkoordpunt
De onderstaande afbeelding toont een toetsenbord met een
ingesteld akkoordpunt. Het bereik van het LOWER gedeelte
van het toetsenbord verandert in dit geval niet.
Wanneer de akkoordinvoer-voorrangsmodus (pagina
NL-52) is ingeschakeld, zal de toon van het LOWER
gedeelte van het toetsenbord niet klinken in het gebied
waar het LOWER gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord elkaar overlappen.
1.
Houd dp SPLIT ingedrukt totdat “Split Pt”
wordt weergegeven.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Lower Pt” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
nootnaam op te geven van het onderste punt
(de ondergrens van het UPPER gedeelte van
het toetsenbord).
U kunt het onderste punt ook instellen door dp SPLIT
ingedrukt te houden en dan op de klaviertoets te
drukken waar u het onderste punt wilt vastleggen.
U kunt geen onderste punt opgeven dat lager is dan
(d.w.z. links is van) het akkoordpunt. Als u dit wel doet,
wordt het akkoordpunt vanzelf verschoven naar
dezelfde toets als het onderste punt.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Houd dp SPLIT ingedrukt totdat “Split Pt”
wordt weergegeven.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Chord Pt” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
nootnaam op te geven van het akkoordpunt
(pagina NL-51).
U kunt het akkoordpunt ook instellen door dp SPLIT
ingedrukt te houden en dan op de klaviertoets te
drukken waar u het akkoordpunt wilt vastleggen.
U kunt geen akkoordpunt opgeven dat hoger is dan
(d.w.z. rechts is van) het onderste punt. Als u dit wel
doet, wordt het onderste punt vanzelf verschoven naar
dezelfde toets als het akkoordpunt.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Instellen van het onderste punt
UPPER gedeelte van toetsenbord
Akkoordpunt
LOWER gedeelte van
toetsenbord
Begeleidingstoet-
senbord
B3 I C4
Nootnummer van onderste punt
Nootnaam van onderste punt
Instellen van het akkoordpunt
B3 I C4
Nootnummer van akkoordpunt
Nootnaam van akkoordpunt
CTX5000_3000_NL.book 51 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
NL-52
1.
Houd dp SPLIT ingedrukt totdat “Split Pt”
wordt weergegeven.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “CdPrior” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de akkoordinvoer-
voorrangsmodus beurtelings in en uit te
schakelen.
Wanneer de akkoordinvoer-voorrangsmodus is
ingeschakeld, zal de toon van het LOWER gedeelte
van het toetsenbord niet klinken in het gebied waar het
LOWER gedeelte van het toetsenbord en het
begeleidingstoetsenbord elkaar overlappen.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Met één-toets voorkeuze heeft u door indrukken van slechts
één toets toegang tot de toon- en tempo-instellingen die goed
passen bij het op dat moment geselecteerde ritmepatroon van
de automatische begeleiding.
1.
Houd 6 RHYTHM ingedrukt totdat de
toonnaam wordt weergegeven.
Hierdoor worden de één-toets voorkeuze-instellingen
automatisch toegepast in overeenstemming met het
ritmepatroon dat op dat moment is geselecteerd.
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
Hierdoor start meteen de automatische begeleiding.
Met Automatisch harmoniseren wordt harmonie toegevoegd
aan de melodienoten die u speelt met de rechterhand om
meer melodische diepte te verkrijgen. U kunt kiezen uit één
van de 12 automatische harmonisatietypen.
De arpeggiator en automatisch harmoniseren worden door
dezelfde toets geregeld (pagina NL-27). Dit betekent dat de
arpeggiator niet kan worden gebruikt wanneer automatisch
harmoniseren in gebruik is.
1.
Druk op do AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR en controleer of de [AUTO
HARMONIZE] indicator brandt.
Bij de vingerzetting van een akkoord op het
begeleidingstoetsenbord terwijl u de melodie op het
UPPER gedeelte van het toetsenbord speelt, zullen er
akkoorden aan de melodieweergave worden
toegevoegd.
2.
Druk op do AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR om automatisch
harmoniseren uit te schakelen.
De [AUTO HARMONIZE] indicator verdwijnt.
Als in stap 1 van de bovenstaande procedure de
[ARPEGGIATOR] indicator brandt in plaats van de
[AUTO HARMONIZE] indicator, moet u de functie
veranderen die aan de toets is toegewezen.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-
instellingen met de bk FUNCTION toets” (pagina
NL-112) en selecteer “1 A.Har.” voor de volgende
instelling: Automatisch harmoniseren/Arpeggiator
(AHar/Arp) 3 Toewijzing AUTO HARMONIZE/
ARPEGGIATOR toets (BtnAsign) (pagina NL-114).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
automatisch harmoniseren” en controleer of
de [AUTO HARMONIZE] indicator brandt.
2.
Houd do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR
lang ingedrukt totdat de [FUNCTION] indicator
op het display knippert.
Het nummer en de naam van het geselecteerde
automatische harmonisatietype worden getoond.
In- en uitschakelen van de akkoordinvoer-
voorrangsmodus
Gebruik van de aanbevolen tonen
en tempo’s (Eén-toets
voorkeuzes)
Toevoegen van harmonie aan de
melodienoten (Automatisch
harmoniseren)
Inschakelen van automatisch harmoniseren
Selecteren van het automatische
harmonisatietype
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 52 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-53
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
automatische harmonisatietype te selecteren.
Zie “Lijst met automatische harmonisatietypen”
(pagina NL-53) voor details van de typen.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Lijst met automatische harmonisatietypen
Muziekvoorkeuzes zijn een verzameling basisinstellingen met
akkoordprogressiegegevens. Door op een enkele toets te
drukken kunt u een van de 310 voorkeuzes oproepen die
toon-, ritme- en andere instellingen bevatten, samen met
akkoordprogressies van automatische begeleidingen, alle
gecombineerd voor aanpassing aan specifieke muziekgenres
en melodieën.
Zie de afzonderlijke “Appendix” voor details over de
categorieën en typen muziekvoorkeuzes.
1.
Druk op 6 RHYTHM.
2.
Houd cm ACCOMP lang ingedrukt totdat de
[ACCOMP] indicator begint te knipperen.
De knipperende [ACCOMP] indicator geeft aan dat het
Digitale Keyboard in de muziekvoorkeuzemodus staat.
3.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om een muziekvoorkeuzenummer
te selecteren.
Hierdoor verandert de muziekvoorkeuzenaam.
Tegelijkertijd worden de instellingen voor de toon, het
ritme en de akkoordprogressie opgeroepen, en de
gegevens die overeenkomen met het genre of de
melodie die door de naam wordt aangegeven.
Zie “Invoeren van nummers” (pagina NL-14) voor meer
informatie over het invoeren van een nummer.
De muziekvoorkeuzes zijn verdeeld in negen
categorieën. U kunt gemakkelijk de gewenste
muziekvoorkeuze vinden door naar de danscategorie,
klassiekcategorie enz. te gaan. Zie “4 CATEGORY
toets” (pagina NL-15) voor verdere informatie.
4.
Druk op ck START/STOP of bo INTRO.
Hierdoor wordt automatische begeleidingsweergave
gestart overeenkomstig de voorkeuze-
akkoordprogressie.
5.
Speel op het toetsenbord mee met de
automatische begeleiding.
6.
Druk op ck START/STOP of bt ENDING/
SYNCHRO START om de automatische
begeleiding te stoppen.
Type-
nummer
Typenaam Beschrijving
01 Duet 1 Voegt een hechte (met 2 t/m 4
graden gescheiden) harmonie
van 1 noot toe onder de
melodienoot.
02 Duet 2 Voegt een open (met meer dan 4
t/m 6 graden gescheiden)
harmonie van 1 noot toe onder de
melodienoot.
03 Country Voegt een harmonie in country-
stijl toe.
04 Octave Voegt de noot toe van de
naastliggende lagere octaaf.
05 5th Voegt een noot in de vijfde graad
toe.
06 3-Way Open Voegt een open harmonie van 2
noten toe, voor een totaal van
drie noten.
07 3-Way Close Voegt een gesloten harmonie van
2 noten toe, voor een totaal van
drie noten.
08 Strings Voegt een harmonie toe die
optimaal is voor
snaarinstrumenten.
09 4-Way Open Voegt een open harmonie van 3
noten toe, voor een totaal van
vier noten.
10 4-Way Close Voegt een gesloten harmonie van
3 noten toe, voor een totaal van
vier noten.
11 Block Voegt een pakket akkoordnoten
toe.
12 Big Band Voegt een harmonie in big-band
stijl toe.
Gebruik van
muziekvoorkeuzes
Uitvoeringen met gebruik van een
muziekvoorkeuze
So f t Po
p
Muziekvoorkeuzenummer
Muziekvoorkeuzenaam
CTX5000_3000_NL.book 53 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-54
7.
Druk op cm ACCOMP om de
muziekvoorkeuzemodus te verlaten.
De toon- en ritme-instellingen die door de
muziekvoorkeuzemodus zijn gemaakt blijven van
kracht.
Wanneer in stap 3 het nummer van bepaalde
muziekvoorkeuzes wordt geselecteerd, begint de [SYNC
START] indicator te knipperen waarmee wordt aangegeven
dat het Digitale Keyboard in de synchro-start paraatstand
(pagina NL-48) staat. Als dit gebeurt, kan de automatische
begeleiding worden gestart door iets op het toetsenbord te
spelen in plaats van op ck START/STOP te drukken. Zie
stap 1 onder “Gebruik van synchro-start voor het starten
van het automatische begeleidingsspel” (pagina NL-48)
voor informatie over de bewerkingen die in de synchro-start
paraatstand kunnen worden uitgevoerd.
De bewerkingen van de begeleidingspatronen (pagina
NL-47) kunnen worden gebruikt tijdens een uitvoering met
een muziekvoorkeuze.
De onderstaande functies kunnen niet worden gebruikt
tijdens spelen met gebruik van een muziekvoorkeuze.
Veranderen van de ritme-instelling (pagina NL-43)
Synchro-stop (pagina NL-48)
Eén-toets voorkeuze (pagina NL-52)
Registratie (pagina NL-67)
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Overige (Other) 3 Veranderen van
muziekvoorkeuze-toonsoort (MP Key) (pagina NL-117).
Wanneer een muziekvoorkeuze wordt geselecteerd, worden
automatisch de onderstaande instellingen van het Digitale
Keyboard veranderd. De veranderde instellingen blijven van
kracht ook nadat u de muziekvoorkeuzemodus heeft verlaten.
•Tempo
Lagen (aan/uit)
Splitsen (aan/uit)
do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR
toetstoewijzing
Automatisch harmoniseren (aan/uit, type)
Arpeggiator (aan/uit, type)
Arpeggiator aanhouden (aan/uit)
Toonnummer (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2
gedeelten)
Octaafverschuiving (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2,
LOWER 2 gedeelten)
Nagalm, zweving, vertraging (aan/uit, type)
Korte frasen kunnen worden opgenomen en aan een van de
vier frasepads worden toegewezen. Bij indrukken van een
pad begint de herhaalde weergave van de opgenomen frase.
U kunt de frasen afzonderlijk weergeven en u kunt meerdere
frasen gelijktijdig weergeven.
De uitleg in dit hoofdstuk heeft betrekking op frasen die aan
de frasepads zijn toegewezen als Frase 1 t/m Frase 4.
Frasesets en frase-opslaglocaties
Een groep van vier frasen die aan de vier frasepads zijn
toegewezen, wordt een “fraseset” genoemd. Er zijn 25
frasesets genummerd 1 t/m 25, wat betekent dat er 100
frasen (25 frasesets met elk 4 frasen) als gebruikersfrasen
kunnen worden opgeslagen.
Wanneer u een frase opneemt, geeft u een opslaglocatie aan
met behulp van een frasesetnummer (1 t/m 25) en een
frasenummer 1 t/m 4.
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de fraseset
die nu aan de frasepads is toegewezen te veranderen naar
een andere set.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Phr Pad” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phr Set” verschijnt. U kunt nu een frasesetnummer
selecteren.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om een
frasesetnummer te selecteren.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de toonsoort van een
akkoordprogressie
Instellingen die veranderd worden door de
muziekvoorkeuze
Gebruik van de frasepads
Overschakelen naar een andere
fraseset
Veranderen van de fraseset
CTX5000_3000_NL.book 54 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-55
Gebruik van de frasepads
Voordat u een frase kunt weergeven, moet u eerst
overschakelen naar de fraseset waar de frase is opgeslagen,
indien deze nog niet aan de frasepads is toegewezen. Zie
“Overschakelen naar een andere fraseset” (pagina NL-54)
voor details.
1.
Druk op een van de frasepads. Druk
bijvoorbeeld op cq PHRASE PAD [P1].
De weergave van Frase 1 begint en de [P1] indicator
verschijnt.
2.
Druk op een andere frasepad. Druk
bijvoorbeeld op cq PHRASE PAD [P3].
De weergave van Frase 3 begint en Frase 1 en Frase 3
worden tegelijkertijd weergegeven. Behalve de [P1]
indicator verschijnt nu ook de [P3] indicator.
3.
Om alleen de weergave van één van de frasen
te stoppen, houdt u cr STOP ingedrukt en
drukt dan op de cq PHRASE PAD waaraan de
frase die u wilt stoppen is toegewezen.
Door bijvoorbeeld cr STOP ingedrukt te houden en dan
op cq PHRASE PAD [P1] te drukken, wordt de
weergave van Frase 1 gestopt en blijft Frase 3 klinken.
De [P1] indicator zal nu uit gaan.
4.
Druk op cr STOP om te stoppen met de
fraseweergave wanneer een enkele frase wordt
weergegeven.
U kunt ook stoppen met de fraseweergave door
dezelfde bediening uit te voeren als in stap 3.
Bij drukken op de pad van een frase die wordt
weergegeven, wordt de frase opnieuw vanaf het begin
gespeeld.
1.
Druk op cr STOP om te stoppen met de
fraseweergave wanneer meerdere frasen
worden weergegeven.
De onderstaande procedure start de fraseweergave en
tegelijkertijd start de automatische begeleiding
overeenkomstig de bediening (indrukken van ck START/
STOP of bo INTRO, enz.) die in stap 2 wordt uitgevoerd.
1.
Terwijl bt ENDING/SYNCHRO START wordt
ingedrukt, drukt u op de frasepad (bijvoorbeeld
cq PHRASE PAD [P1]) met de frase die u wilt
dat samen met de automatische begeleiding
wordt weergegeven.
Als u wilt dat de weergave van meerdere frasen
gelijktijdig wordt gestart, herhaalt u de bovenstaande
bediening voor de andere frasen.
Om de gelijktijdige start-paraatstand van frase en
automatische begeleiding te annuleren, houdt u
bt ENDING/SYNCHRO START ingedrukt terwijl u
op de frasepad drukt die u wilt annuleren.
2.
Druk op ck START/STOP om de automatische
begeleiding te starten.
De automatische begeleiding en de fraseweergave
zullen nu gelijktijdig starten.
Starten en stoppen met
fraseweergave
Starten en stoppen van de fraseweergave
Brandt
Brandt
Brandt niet meer
Stoppen van de weergave van alle frasen
Synchroniseren van fraseweergave met
automatische begeleiding
Knippert
CTX5000_3000_NL.book 55 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de frasepads
NL-56
De basisinstellingen voor de fraseweergave bepalen hoe de
frase die aan een pad (1 t/m 4) is toegewezen, wordt
gespeeld wanneer u op de pad drukt. De basisinstellingen die
u hier maakt, worden op de bijbehorende pad opgenomen.
1.
Bepaal de frasepad waarvoor u de weergave-
basisinstelling wilt maken.
(1) Druk op bk FUNCTION en controleer of de
[FUNCTION] indicator brandt.
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Phr Pad” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER). “Phr Set” verschijnt.
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om de
frasepad (pad 1 t/m pad 4) aan te geven waarvoor u
de weergave-basisinstelling wilt maken en druk dan
op [6] (ENTER).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
item te selecteren waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Zie “Items van de fraseweergave-basisinstelling”
hieronder voor informatie over de items die kunnen
worden ingesteld.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Herhaal de stappen 2 en 3 voor elk van de items
waarvan u de instelling wilt veranderen.
4.
Wanneer de basisinstelling naar wens is, houdt
u de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om
het instelscherm te verlaten.
De basisinstellingen voor de
fraseweergave maken
De basisinstelling voor een fraseweergave
maken
Items van de fraseweergave-basisinstelling
Instelitem
(display)
Beschrijving
Instellin-
gen
Herhaalde
weergave
(Loop)
Bepaalt of er wel of geen
herhaalde weergave wordt
uitgevoerd.
Off: De frase wordt helemaal
gespeeld en stopt dan.
On: De frase wordt
herhaaldelijk gespeeld.
On, Off
Toonsoort-
verschuiving
(KeyShift)
Verandert de toonhoogte van
de weergave in stappen van
een halve toon. Bij een lagere
instelling is de toonhoogte
lager en bij een hogere
instelling is de toonhoogte
hoger.
–24 t/m
24
Tijdsynchroni-
satie
(TimingSy)
Bepaalt of de weergavetiming
en snelheid wanneer een
frasepad wordt ingedrukt,
gesynchroniseerd moeten
worden met een spelende
automatische begeleiding,
frase of melodie opgenomen
met de MIDI-recorder.
Off: Geen synchronisatie.
Beat: Er wordt een correctie
geforceerd bij een afwijking in
maatslagsegmenten.
Measure: Er wordt een
correctie geforceerd bij een
afwijking in maatsegmenten.
Off, Beat,
Measure
Akkoordsyn-
chronisatie
(ChordSyn)
Door deze functie in te
schakelen wordt de
toonhoogte van de frase
automatisch afgesteld
overeenkomstig de akkoorden
van een automatische
begeleiding die wordt
weergegeven.
Belangrijk!
Merk op dat
akkoordsynchronisatie alleen
kan worden toegepast op een
frase opgenomen in C majeur.
Speel de frase in C majeur en
neem deze op, en wijs de frase
daarna aan een geschikte pad
toe. Schakel vervolgens
akkoordsynchronisatie voor de
pad in.
On, Off
Breekpunt
(Break Pt)
Deze instelling wordt
toegepast wanneer
akkoordsynchronisatie is
ingeschakeld. Er wordt een
noottoets ingesteld, van C t/m
B, als het punt waar de
frasenoten één octaaf naar
beneden gaan.
C t/m B
CTX5000_3000_NL.book 56 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-57
Gebruik van de frasepads
Een frase wordt gemaakt door noten die met de hand op het
toetsenbord worden gespeeld op te nemen. Er kunnen
maximaal 16 maten worden opgegeven voor de lengte van de
frase die wordt opgenomen en er kunnen ongeveer 1000
noten worden opgenomen. Evenals bij weergeven, wordt bij
opnemen ook teruggegaan naar de eerste maat wanneer het
aantal maten opgegeven voor de frase is bereikt. U kunt
noten toevoegen terwijl u luistert naar de weergave van een
voorheen gemaakte opname.
De [RECORD] indicator begint tijdens het opnemen te
knipperen wanneer de resterende notentelling 100 of lager
wordt. Wanneer er geen resterende noten meer zijn, stopt
het opnemen automatisch en verdwijnt de [RECORD]
indicator.
1.
Selecteer de toon die u wilt gebruiken voor de
fraseopname.
Zie “Selecteren van een toon” (pagina NL-18).
U kunt de lagen- en splitsfuncties niet gebruiken bij het
opnemen van een frase.
2.
Druk op bk FUNCTION.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Phr Pad” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phr Set” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
frasesetnummer te selecteren dat u voor de
fraseopname wilt gebruiken.
5.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het toestel komt in de opname-paraatstand te staan en
de [RECORD] indicator begint te knipperen. De [P1]
indicator zal ook knipperen.
De indicators ([P2] t/m [P4]) van de frasepads
waarmee frasen zijn opgenomen verschijnen op het
display.
De [P1] indicator knippert ook als er reeds een frase
met de P1 frasepad is opgenomen. U kunt controleren
of er wel of geen frase is opgenomen met de P1
frasepad door in stap 6 op een van de cq PHRASE
PAD toetsen te drukken, met uitzondering van [P1].
Als de [P1] indicator wordt getoond, betekent dit dat er
een frase mee is opgenomen. Als de indicator niet
wordt getoond, betekent dit dat er niets met de P1
frasepad is opgenomen.
Als u de mixerinstellingen wilt veranderen, voer dan de
procedure uit onder “Mixerinstellingen maken” (pagina
NL-64). Om de mixerinstellingen te maken van de
frase die wordt opgenomen, maakt u de
mixerinstellingen van het corresponderende gedeelte
(gedeelte 6 t/m gedeelte 9) van de KEYBOARD
gedeeltengroep. Bijvoorbeeld, wanneer u opneemt op
frasepad 1, maakt u de mixerinstellingen voor gedeelte
6 (frasepad 1) van de KEYBOARD gedeeltengroep.
6.
Druk op een cq PHRASE PAD toets ([P1] t/m
[P4]) om het frasenummer van de
opnamebestemming aan te geven.
De indicator van de pad die u indrukt (P1 t/m P4)
knippert op het display.
7.
Om te beginnen met opnemen, drukt u op
ck PLAY/STOP of speelt u iets op het
toetsenbord.
Door iets op het toetsenbord te spelen wordt er
automatisch begonnen met opnemen.
De [RECORD] indicator verschijnt.
Het aantal maten en de maatslagen worden in de
rechter bovenhoek van het display geteld. Wanneer de
laatste maatslag wordt bereikt van de lengte (aantal
maten)* opgegeven voor de frase die wordt bewerkt,
begint het tellen opnieuw vanaf 001:01.
* Zie “De instellingen voor de frase-opname maken”
hieronder voor informatie over de instelling van het
aantal maten.
8.
Kijk naar de MEASURE (maat) en BEAT
(maatslag) waarden op het display en speel
daarop afgestemd iets op het toetsenbord
wanneer dit nodig is.
Wat u opneemt, wordt weergegeven wanneer de
display-aanduiding terugkeert naar de maat en
maatslag waar dit werd opgenomen. U kunt de
opname zo vaak als gewenst overdubben terwijl u
naar de weergave luistert.
De weergave tijdens het maken van de opname, is
geluid dat geproduceerd wordt door gedeelte 6
(frasepad 1) t/m gedeelte 9 (frasepad 4) van de
KEYBOARD gedeeltengroep. Als u de
mixerinstellingen voor weergave tijdens de
fraseopname wilt veranderen, selecteert u het
gedeelte van de pad die nu wordt opgenomen als de
bestemming voor de bewerking onder
“Mixerinstellingen maken” (pagina NL-64).
9.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Opnemen van een frase
Opnemen van een frase
Knippert Knippert
Maat Maatslag
CTX5000_3000_NL.book 57 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de frasepads
NL-58
Als u de instellingen voor de fraseopname verandert, zullen
deze instellingen ook geldig zijn voor eventuele toekomstige
opnamen. Verander de opname-instellingen naar vereist
wanneer een nieuwe frase wordt opgenomen.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Phr Pad” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phr Set” verschijnt.
3.
Druk op 8 RECORD/STOP.
De [RECORD] indicator begint te knipperen.
4.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt totdat
“Length” wordt weergegeven.
Het toestel komt in de instelmodus voor de
fraseopname te staan.
5.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
item te selecteren waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Zie “Items van de fraseopname-instelling” (pagina
NL-58) voor informatie over de items die kunnen
worden ingesteld.
6.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer alle
instellingen naar wens zijn.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om frasesets te
kopiëren en te wissen.
1.
Voer de stappen 1 t/m 3 uit van de procedure
onder “Veranderen van de fraseset” (pagina
NL-54) om het nummer te selecteren van de
fraseset die u wilt kopiëren.
2.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt totdat
“Copy” wordt weergegeven.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Phr Set” verschijnt en het toestel staat paraat voor het
selecteren van de kopieerbestemming.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om
nummer te selecteren van de fraseset voor de
kopieerbestemming.
Zorg dat u een leeg gebied als de kopieerbestemming
selecteert.
5.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
De instellingen voor de frase-
opname maken
De instellingen voor een frase-opname
maken
Items van de fraseopname-instelling
Itemnaam
(Display)
Beschrijving
Instellin-
gen
Aantal maten
(Length)
Bepaalt de lengte (aantal maten)
van de frase die wordt
opgenomen.
1 t/m 16
Quantizeren
(Quantize)
Geef aan of de noten moeten
worden opgenomen met de
timing waarmee ze op het
toetsenbord worden gespeeld of
met automatische aanpassing
van de noten gebaseerd op een
nootwaarde. Bij het selecteren
van een andere instelling dan
“Off” wordt een nootwaarde op
het display aangegeven
(4: kwartnoot, d: gepunteerde
noot, t: triolen).
Off, 4, 8,
16, 32,
4d, 8d,
16d, 32d,
4t, 8t, 16t,
32t
Metronoom
(Metronom)
Bepaalt of de metronoom wel of
niet moet klinken tijdens de
opname.
On, Off
Vooraf tellen
(Precount)
Bepaalt of er wel of niet vooraf
moet worden geteld bij de
opname.
On, Off
Beheer van de frasesets
Kopiëren van een fraseset
CTX5000_3000_NL.book 58 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-59
Gebruik van de frasepads
6.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
1.
Voer de stappen 1 t/m 3 uit van de procedure
onder “Veranderen van de fraseset” (pagina
NL-54) om het nummer te selecteren van de
fraseset die u wilt wissen.
2.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt totdat
“Copy” wordt weergegeven.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Clear” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
5.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om afzonderlijke
frases te bewerken. U kunt een frase wissen of kopiëren en u
kunt instellingen maken voor kwantiseren,
toonsoortverschuiving en de mixer.
Kwantiseren corrigeert automatisch de timing van de
opgenomen noten zodat deze overeenkomt met een
nootwaarde die gebruikt wordt als de kwantisatiereferentie.
Bij toonsoortverschuiving wordt de toonhoogte van de
opgenomen geluiden in stappen van een halve toon
verschoven.
Schakel de frasebewerkingsmodus in om een frase te
bewerken.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Phr Pad” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phr Set” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de fraseset te selecteren die de
frase bevat die u wilt bewerken.
4.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
De frasebewerkingsmodus is ingeschakeld. “Clear
verschijnt nu op het display.
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Phrase” verschijnt en de [P1] indicator begint op het
display te knipperen.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de frase te selecteren die u wilt
wissen en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht op het
display wordt getoond. “Complete” verschijnt op het
display wanneer de bewerking is voltooid.
Wissen van een fraseset
Bewerken van een frase
Inschakelen van de frasebewerkingsmodus
Wissen van een frase
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 59 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de frasepads
NL-60
5.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Copy” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Src Set” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de fraseset op te geven die de
frase bevat die gekopieerd moet worden en
druk dan op [6] (ENTER).
“Src Phr” verschijnt en de [P1] indicator gaat branden.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de frase op te geven die
gekopieerd moet worden en druk dan op
[6] (ENTER).
“Dst Phr” verschijnt en de [P1] indicator begint op het
display te knipperen.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de frase te selecteren waarheen
gekopieerd moet worden en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Other Clr” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phrase” verschijnt en de [P1] indicator begint op het
display te knipperen.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
frase op te geven waarvan de gegevens
(behalve de nootgebeurtenissen) gewist
moeten worden en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
5.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Kopiëren van een frase
Alle gegevens van een frase wissen behalve
de nootgebeurtenissen
CTX5000_3000_NL.book 60 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-61
Gebruik van de frasepads
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Quantize” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phrase” verschijnt en de [P1] indicator begint op het
display te knipperen.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de frase te selecteren die u wilt
kwantiseren en druk dan op [6] (ENTER).
“Value” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
nootwaarde te selecteren die gebruikt moet
worden als de referentienoot voor de
kwantisatie.
5.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “KeyShift” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Phrase” verschijnt en de [P1] indicator begint op het
display te knipperen.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van de frase te selecteren waarop u de
toonsoortverschuiving wilt toepassen en druk
dan op [6] (ENTER).
“Value” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling voor de toonsoortverschuiving op te
geven.
U kunt een waarde instellen in het bereik lopend van
–24 t/m 24. Door de instelling met één te verlagen
wordt de toonhoogte met één halve toon verlaagd en
door de instelling met één te verhogen wordt de
toonhoogte met één halve toon verhoogd.
5.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de bewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Kwantiseren van een frase
Display Beschrijving
4, 8, 16, 32 Kwartnoot, achtste noot, zestiende noot,
tweeëndertigste noot
4d, 8d, 16d, 32d Gepunteerde noten
4t, 8t, 16t, 32t Trioolnoten
Toonsoortverschuiving van een frase
CTX5000_3000_NL.book 61 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-62
1.
Gebruik de procedure onder “Inschakelen van
de frasebewerkingsmodus” (pagina NL-59) om
de frasebewerkingsmodus in te schakelen.
2.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
De [KEYBOARD] indicator en de mixergedeelte-
indicator verschijnen.
De mixergedeelte-indicators t/m komen
overeen met de frasenummers 1 t/m 4.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de frase te selecteren
waarvoor u de mixerinstellingen wilt maken.
4.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het menu-item weer te geven dat u wilt
veranderen.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Uw Digitale Keyboard produceert noten van de automatische
begeleiding en het toetsenbordspel die uit meerdere
gedeelten bestaan. Met de aan/uit-functie voor de gedeelten
kunt u gemakkelijk een of meerdere gedeelten dempen en
weer laten klinken. U kunt bijvoorbeeld alle gedeelten dempen
behalve de drum-, persussie- en basdelen van de
automatische begeleiding.
In het onderstaande voorbeeld wordt getoond hoe u elk
gedeelte van de automatische begeleiding kunt in- of
uitschakelen. Als u dit doet terwijl de automatische
begeleiding wordt weergegeven, kunt u vergelijken hoe de
begeleiding met en zonder het betreffende gedeelte klinkt.
1.
Druk op 9 PART.
Het indicatorlampje links van de toets gaat branden
(Gedeeltenmodus).
De naam van de huidige geselecteerde gedeeltengroep
wordt weergegeven.
Zie “Gedeeltengroepen met gedeelte aan/uit-functie”
(pagina NL-63) voor details over de
gedeeltengroepen.
Mixerinstellingen voor de frase maken
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Toon (Tone) Verandert de frasetoon. 0 t/m 900
Volume
(Volume)
Regelt het volumeniveau
van de frase.
0 tot 100* tot
127
Pan (Pan) Regelt de stereopositie
van de frase. 0 geeft het
midden aan, terwijl een
kleinere waarde naar
links verschuift en een
grotere waarde naar
rechts.
–64 tot 0* tot 63
Nagalm
zenden
(Rev Send)
Bepaalt hoeveel nagalm
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0 tot 40* tot 127
Zweving
zenden
(Cho Send)
Bepaalt hoeveel zweving
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Vertraging
zenden
(Dly Send)
Bepaalt hoeveel
vertraging wordt
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Dempen van specifieke
gedeelten (Gedeeltenmodus)
In- of uitschakelen van een
gedeelte
In- of uitschakelen van een bepaald gedeelte
Brandt
Ke
y
boa rd
CTX5000_3000_NL.book 62 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-63
Dempen van specifieke gedeelten (Gedeeltenmodus)
2.
Gebruik bn [–] en [+] om de gedeeltengroep te
selecteren van het gedeelte dat u wilt in- of
uitschakelen.
Laat bijvoorbeeld de [RHYTHM] indicator verschijnen.
Terwijl de [RHYTHM] indicator brandt, kunt u elk
gedeelte van de automatische begeleiding in- of
uitschakelen. De nummers van de mixergedeelte-
indicators die overeenkomen met de huidige
automatische begeleiding worden op het display
weergegeven.
Zie “Gedeeltenlijst voor elke gedeeltengroep van de
mixer” (pagina NL-65) voor informatie over de
nummers van de mixergedeelte-indicators en de
bijbehorende gedeelten.
3.
Om een gedeelte in of uit te schakelen, drukt u
op de bm cijfertoets die overeenkomt met het
nummer van het gedeelte.
Bij indrukken van bijvoorbeeld de [2] bm cijfertoets
wordt het drumgedeelte beurtelings uitgeschakeld (
indicator brandt niet) en ingeschakeld ( indicator
brandt).
De SONG SOLO en MIDI IN gedeeltengroepen
hebben 16 gedeelten, maar er worden telkens maar
acht gedeelten (1 t/m 8 of 9 t/m 16) getoond. Wanneer
de gedeelten 9 t/m 16 worden getoond, moet u eerst 8
van het gedeeltenummer aftrekken. Druk vervolgens
op de bm cijfertoets die overeenkomt met de uitkomst.
Bijvoorbeeld, voor gedeelte drukt u op de [8] bm
cijfertoets.
4.
Druk op 9 PART om de gedeeltenmodus te
verlaten.
De aan/uit-instellingen voor de gedeelten blijven intact
ook wanneer u de gedeeltenmodus verlaat.
Behalve de automatische begeleiding in de voorgaande
uitleg, maakt het Digitale Keyboard ook gebruik van andere
gedeelten om geluiden te genereren voor het handmatig
toetsenbordspel, de melodieweergave en de invoer van MIDI-
berichten van externe apparatuur. De gedeelte aan/uit-functie
verdeelt deze gedeelten in meerdere gedeeltengroepen.
Lijst met gedeeltengroepen en indicators
*1 Aangezien SONG SOLO en MIDI IN dezelfde
geluidsbrongedeelten gebruiken, worden de parameters
van dezelfde gedeeltenummers door beide gebruikt.
*2 wordt aan het rechtereind van de mixergedeelte-
indicators getoond. Mixergedeelte-indicator wordt
getoond wanneer de microfooninvoer is ingeschakeld.
Zie “Gedeeltenlijst voor elke gedeeltengroep van de mixer”
(pagina NL-65) voor informatie over de gedeelten in elke
gedeeltengroep en de bijbehorende nummers van de
mixergedeelte-indicators.
Mixergedeelte-indicators
(Ingeschakelde gedeelten lichten op.)
[RHYTHM] indicator brandt
Gedeeltengroepen met gedeelte
aan/uit-functie
Naam van
gedeeltengroep
Beschrijving
Toetsenbordspel
(KEYBOARD)
Gedeelten van handmatig
spelen, frasepads 1 t/m 4 en
automatisch harmoniseren
Automatische begeleiding
(RHYTHM)
Gedeelten van automatische
begeleiding
Melodiesysteem
(SONG SYSTEM)
Spoorgedeelten van MIDI-
recordersysteem
(gedeeltenconfiguratie is
hetzelfde als bij KEYBOARD.)
Melodiesolo (SONG
SOLO)
*1
Gedeelten van melodiebank-
melodie en MIDI-recorder
solosporen
MIDI-invoer (MIDI IN)
*1
MIDI IN gedeelten
Microfooninvoer (E
*2
) Gedeelte van microfooninvoer
CTX5000_3000_NL.book 63 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-64
Uw Digitale Keyboard produceert noten van de automatische
begeleiding en het toetsenbordspel die uit meerdere
gedeelten bestaan. U kunt de mixerfunctie gebruiken om
fijnafstellingen te maken voor het volume, het effectniveau en
diverse andere instellingen van elk van deze gedeelten.
De gedeelten kunnen snel en gemakkelijk worden gedempt
en weer worden ingeschakeld. Zie “Dempen van specifieke
gedeelten (Gedeeltenmodus)” (pagina NL-62) voor details.
1.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
Het mixerinformatie-displaygebied verandert zoals
aangegeven in het onderstaande voorbeeld.
De [MIXER] indicator op het display geeft aan dat het
Digitale Keyboard in de mixermodus staat.
De getoonde gedeeltengroep-indicator ([KEYBOARD]
in dit voorbeeld) geeft de KEYBOARD gedeeltengroep
(met de hand gespeeld uitvoeringsgedeelte) aan die
door de mixerinstellingen wordt beïnvloed. De
knipperende mixergedeelte-indicator ( in dit
voorbeeld) geeft het gedeelte (UPPER 1 gedeelte in
het geval van de KEYBOARD gedeeltengroep) aan
waarvan de instelling op het moment wordt gemaakt.
Zie “Gedeeltenlijst voor elke gedeeltengroep van de
mixer” (pagina NL-65) voor details over de
gedeeltengroepen en de gedeelten.
2.
Selecteer de gedeeltengroep waarvoor u de
mixerinstellingen wilt maken.
(1) Druk op 9 PART en controleer of het
indicatorlampje links van de toets brandt.
(2) Gebruik bn [–] en [+] om de gedeeltengroep te
selecteren waarvan u de instellingen wilt maken.
*1 wordt aan het rechtereind van de mixergedeelte-
indicators getoond. De mixergedeelte-indicator
wordt nu ook getoond.
(3) Nadat een gedeeltengroep is geselecteerd, drukt u
op 9 PART en controleert dan of het
indicatorlampje links van de toets niet meer brandt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het gedeelte te selecteren
waarvan u de instellingen met de mixer wilt
maken.
Bij indrukken van [3] (W) terwijl het meest rechtse
gedeelte is geselecteerd of bij indrukken van [1] (V)
terwijl het meest linkse gedeelte is geselecteerd, wordt
er naar een andere gedeeltengroep doorgegaan.*
2
*2 Bij indrukken van [3] (W) terwijl gedeelte 8 van de
SONG SOLO of MIDI IN gedeeltengroep is
geselecteerd, wordt er overgeschakeld naar het
weergeven van de gedeelten 9 t/m 16 van dezelfde
gedeeltengroep. Bij indrukken van [1] (V) terwijl
gedeelte 9 is geselecteerd, wordt er overgeschakeld
naar het weergeven van de gedeelten 1 t/m 8.
U kunt de bm cijfertoetsen gebruiken om snel
gedeelten te selecteren. Zie “Selecteren van
gedeelten met de bm cijfertoetsen” (pagina NL-65).
4.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het item te selecteren waarvan u de
instelling wilt veranderen.
Er wordt een niveau-indicator weergegeven voor de
instelling van het geselecteerde instelitem.
Zie “Geavanceerde mixerinstellingen” (pagina NL-66)
voor details over de items die kunnen worden
ingesteld.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Gebruik van de mixer
Bediening van de mixer
Mixerinstellingen maken
Niveau-indicator
Gedeeltengroep-indicator (brandt)
Mixerinformatie-displaygebied
Mixergedeelte-indicator
[MIXER] indicator (brandt)
Om deze gedeeltengroep te
selecteren:
Laat u deze indicator
verschijnen:
KEYBOARD gedeeltengroep KEYBOARD
RHYTHM gedeeltengroep RHYTHM
SONG SYSTEM
gedeeltengroep
SONG en SYSTEM
SONG SOLO gedeeltengroep SONG en SOLO
MIDI IN gedeeltengroep MIDI IN
Externe gedeeltengroep
(microfooninvoer)
E*
1
Vo l u
m
e
Huidige instelling Naam van instelitem
CTX5000_3000_NL.book 64 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-65
Gebruik van de mixer
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de mixermodus te verlaten.
De status van de mixergedeelte-indicators (brandt, knippert
of uit) hangt af van de gedeelte aan/uit-status in de
gedeeltenmodus. Zie “Dempen van specifieke gedeelten
(Gedeeltenmodus)” (pagina NL-62) voor details.
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder
“Mixerinstellingen maken” (pagina NL-64) om
de gedeeltengroep te selecteren waarvan u de
mixerinstellingen wilt maken.
2.
Druk op 9 PART.
Het indicatorlampje links van de toets gaat branden
(gedeeltenmodus in de mixermodus).
3.
Om een gedeelte te selecteren, drukt u op de
bm cijfertoets die overeenkomt met het
nummer van het gedeelte.
Bijvoorbeeld, voor gedeelte drukt u op de [2] bm
cijfertoets.
De SONG SOLO en MIDI IN gedeeltengroepen
hebben 16 gedeelten, maar er worden telkens maar
acht gedeelten (1 t/m 8 of 9 t/m 16) getoond. Wanneer
de gedeelten 9 t/m 16 worden getoond, moet u eerst 8
van het gedeeltenummer aftrekken. Druk vervolgens
op de bm cijfertoets die overeenkomt met de uitkomst.
Bijvoorbeeld, voor gedeelte drukt u op de [8] bm
cijfertoets.
4.
Druk op 9 PART om de gedeeltenmodus te
verlaten.
Het indicatorlampje links van de toets gaat uit.
De tabellen tonen de gedeeltengroepen in de mixermodus en
de gedeelten in elke groep.
KEYBOARD gedeeltengroep
Dit is het met de hand gespeelde uitvoeringsgedeelte en het
bevat tevens automatisch harmoniseren en de frasepads.
RHYTHM gedeeltengroep
Gedeelten van de automatische begeleiding.
Selecteren van gedeelten met de bm
cijfertoetsen
Gedeeltenlijst voor elke
gedeeltengroep van de mixer
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1 UPPER 1
2 UPPER 2
3LOWER1
4LOWER2
5 Automatisch harmoniseren
6 Frasepad 1
7 Frasepad 2
8 Frasepad 3
9 Frasepad 4
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1Percussie
2Drums
3Bas
4 Akkoord 1
5 Akkoord 2
6 Akkoord 3
7 Akkoord 4
8 Akkoord 5
CTX5000_3000_NL.book 65 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de mixer
NL-66
SONG SYSTEM gedeeltengroep
Dit zijn de gedeelten van het systeemspoor in de melodieën
opgenomen met de MIDI-recorder.
SONG SOLO gedeeltengroep
Dit zijn de gedeelten van de melodiebank-melodieën en het
solospoor in de melodieën opgenomen met de MIDI-recorder.
MIDI IN gedeeltengroep
MIDI-ontvangstgedeelten.
Externe gedeeltengroep
Microfooninvoer.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn aangegeven
met een sterretje (*).
*1 De niveau-indicators van alle gedeelten waarvoor deze
instelling is ingeschakeld worden getoond, terwijl alle
gedeelten waarvoor de instelling niet is ingeschakeld niet
worden getoond.
*2 Wanneer dit instelitem wordt weergegeven, kunt u indien
gewenst alleen het geselecteerde gedeelte laten klinken.
Zie “Alleen een geselecteerd gedeelte laten klinken”
(pagina NL-67).
*3 De status van de pan-instelling wordt aangegeven door de
niveau-indicators zoals hieronder is getoond. De meest
linkse indicator is alleen afgebeeld om alle segmenten te
laten zien.
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1 UPPER 1
2 UPPER 2
3LOWER1
4LOWER2
5 Automatisch harmoniseren
6 Frasepad 1
7 Frasepad 2
8 Frasepad 3
9 Frasepad 4
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1 t/m 8 Melodiegedeelte 1 t/m gedeelte 8
9 t/m 16 Melodiegedeelte 9 t/m gedeelte 16
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1 t/m 8 MIDI-ontvangstgedeelte 1 t/m gedeelte
8
9 t/m 16 MIDI-ontvangstgedeelte 9 t/m gedeelte
16
Gedeeltenummer Bijbehorend gedeelte
1 Microfooninvoer
Geavanceerde mixerinstellingen
Instelitems voor elke gedeeltengroep
Itemnaam
(Display)
Beschrijving Instellingen
Gedeelte
aan/uit
(Part)*
1
*
2
Stelt aan/uit voor het
geselecteerde gedeelte
in.
On*, Off
Volume
(Volume)
Regelt het volumeniveau
van het geselecteerde
gedeelte.
0 tot 100* tot
127
Pan (Pan)*
3
Regelt de stereo-
panoramapositie van elk
gedeelte. 0 geeft het
midden aan, terwijl een
kleinere waarde naar links
verschuift en een grotere
waarde naar rechts.
–64 tot 0* tot 63
Nagalm
zenden
(Rev Send)
Bepaalt hoeveel nagalm
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0 tot 40* tot 127
Zweving
zenden
(Cho Send)
Bepaalt hoeveel zweving
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Vertraging
zenden
(Dly Send)
Bepaalt hoeveel
vertraging wordt
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
(Alle segmenten) Negatieve
waarde
0 Positieve waarde
CTX5000_3000_NL.book 66 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-67
1.
Voer de stappen 1 t/m 4 uit onder
“Mixerinstellingen maken” (pagina NL-64).
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets om
alleen het gedeelte te laten klinken waarvan de
instelling wordt gemaakt.
De mixergedeelte-indicator van het gedeelte waarvoor
de instelling wordt gemaakt, de niveau-indicator erboven
en de markeringen links en rechts van de niveau-
indicator gaan knipperen.
Het gedeelte waarvan de instelling wordt gemaakt zal
klinken en alle andere gedeelten klinken niet.
3.
Druk nogmaals op [6] (ENTER) om de andere
gedeelten weer in te schakelen.
Bij gebruik van de [1] (V) en [3] (W ) bm
cijfertoetsen voor het overschakelen naar een ander
gedeelte zullen de andere gedeelten ook weer worden
ingeschakeld.
U kunt de registratiefunctie gebruiken om een basisinstelling
van het Digitale Keyboard (toon, ritme en andere instellingen)
te registreren. Een geregistreerde basisinstelling kan naar
vereist worden opgeroepen voor de uitvoering van een
bepaalde melodie enz.
De registratiefunctie kan in de ritmemodus (pagina NL-43)
worden gebruikt.
De registratiefunctie kan niet worden gebruikt in de
melodiebankmodus (pagina NL-39), tijdens weergave van
demonstratiemelodieën (pagina NL-17) of tijdens het
maken van functie-instellingen (pagina NL-112).
Opslaglocaties voor de basisinstellingen
De registratiegegevens van de basisinstellingen worden
opgeslagen in geheugenlocaties die verdeeld zijn in 16
banken. Elke bank heeft acht opslaggebieden, wat betekent
dat u 128 basisinstellingen (16 banken × 8 gebieden) kunt
registreren.
Gebruik de co BANK toets om een bank te selecteren.
Selecteer een gebied met de cs REGISTRATION toetsen
([1] t/m [8]).
Alleen een geselecteerd gedeelte laten
klinken
Knippert
Registreren en oproepen van
een basisinstelling
(Registratie)
Gebied 1 Gebied 8
Bank 1 Basisinstelling 1-1 Basisinstelling 1-8
Bank 2 Basisinstelling 2-1 Basisinstelling 2-8
.
.
.
.
.
.
Bank 16 Basisinstelling 16-1 Basisinstelling 16-8
co
cs
CTX5000_3000_NL.book 67 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Registreren en oproepen van een basisinstelling (Registratie)
NL-68
Hieronder worden de instelitems getoond die kunnen worden
geregistreerd.
Toetsenbordspel
Toonnummer (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2
gedeelten)
Lagen (aan/uit)
Splitsen (aan/uit)
Nagalm, zweving, vertraging (aan/uit, type)
Notenregeling
Transponeren
Octaafverschuiving (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2,
LOWER 2 gedeelten)
Status van aanslagvolume-instelling
Pedaal 1 en pedaal 2 effecten (pedaal 2 type wordt niet
opgenomen)
Toonschaal, fijnstemmen van toonschaal, fijnstemmen van
gedeelten, grofstemmen van gedeelten
dn SUSTAIN toets (aan/uit, instelmodus)
dm PORTAMENTO toets (aan/uit, instelmodus)
CT-X5000: dt MODULATION/ASSIGNABLE toets (aan/
uit, instelmodus)
Splitsinstellingen
Splitspunt
Onderste punt
Akkoordpunt
Akkoordinvoer-voorrangsmodus
Automatische begeleiding
Ritmenummer
ACCOMP aan/uit ([ACCOMP] indicator brandt/uit-status)
Tempo, nootwaarde-aanduiding instelling
Akkoord-vingerzetmodus
Synchro-start
Volume van automatische begeleiding
Automatisch harmoniseren/Arpeggiator
do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR
toetstoewijzing
Automatisch harmoniseren (aan/uit, type)
Arpeggiator (aan/uit, type)
Arpeggiator aanhouden (aan/uit)
Frasepad
Frasesetnummer
Fraseweergave-basisinstelling
Mixer
Gedeelte aan/uit-instelling
Instellingen voor volume, pan, nagalm zenden, zweving
zenden, vertraging zenden
Wanneer in de onderstaande procedure een bank en
gebied worden opgegeven waarin reeds gegevens zijn
opgeslagen, worden die opgeslagen gegevens gewist.
Zie “Opslaglocaties voor de basisinstellingen” (pagina
NL-67) voor informatie over de banken en gebieden.
1.
Stel op het Digitale Keyboard de toon, het ritme
en de andere items in voor de melodie die u
gaat spelen.
2.
Selecteer de bank waarin u de
registratiegegevens wilt opslaan.
(1) Druk op co BANK.
“Bank” verschijnt op het display samen met het
geselecteerde banknummer.
(2) Terwijl “Bank” en het banknummer worden
weergegeven, gebruikt u bn [–] en [+] of de bl
regelaar om het gewenste banknummer te
selecteren.
Wanneer “Bank” en het banknummer worden
weergegeven, kunt u co BANK meermalen
indrukken om de banknummers te doorlopen.
3.
Terwijl cp STORE ingedrukt wordt gehouden,
drukt u op een van de cs REGISTRATION
toetsen ([1] t/m [8]) om het gebied te selecteren
dat u als de registratiebestemming wilt
opgeven.
Bij indrukken van de twee toetsen wordt de huidige
basisinstelling van het Digitale Keyboard geregistreerd in
de bank en het gebied die u in de stappen 2 en 3 heeft
opgegeven.
Registreren van een
basisinstelling
Geregistreerde instelitems
Registreren van een basisinstelling
Banknummer
Banknummer Gebiednummer
CTX5000_3000_NL.book 68 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-69
Registreren en oproepen van een basisinstelling (Registratie)
1.
Houd cn FREEZE ingedrukt om de
blokkeerfunctie beurtelings in of uit te
schakelen, indien vereist.
Het indicatorlampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld en is uit wanneer de functie is
uitgeschakeld.
Zie “Blokkeerfunctie” hieronder voor details over de
blokkeerfunctie.
2.
Gebruik co BANK om de bank te selecteren
die de basisinstelling bevat die u wilt
oproepen.
3.
Druk op een van de cs REGISTRATION
toetsen ([1] t/m [8]) om het gebied te selecteren
waarvan u de basisinstelling wilt oproepen.
De instellingen van het Digitale Keyboard veranderen
overeenkomstig de gegevens van de basisinstelling die u
heeft opgeroepen.
Bij het oproepen van een geregistreerde basisinstelling
worden gewoonlijk alle instellingen overschreven die zijn
aangegeven onder “Geregistreerde instelitems” (pagina
NL-68).
U kunt de blokkeerfunctie gebruiken om bepaalde instellingen
te specificeren die niet mogen worden overschreven wanneer
een geregistreerde basisinstelling wordt opgeroepen.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en schakel de
items in of uit op de submenu’s die verschijnen wanneer u de
volgende bediening uitvoert: Registratiegeheugen (Reg Mem)
3 Blokkeringsitem registratiegeheugen (RMFrzTgt) (pagina
NL-116).
Hieronder worden de instelitems getoond die kunnen worden
geblokkeerd.
Bij gebruik van de oorspronkelijke standaardinstellingen
zijn ritme en tempo geblokkeerd en alle andere instellingen
niet.
Oproepen van een geregistreerde
basisinstelling
Oproepen van een basisinstelling
Banknummer
Banknummer
Gebiednummer
Blokkeerfunctie
Display
Instelling die niet verandert wanneer
een basisinstelling wordt opgeroepen
Rhythm Ritmenummer, ACCOMP aan/uit,
synchro-start/stop status
Tempo Tempo
Tone Toonnummer, lagen (aan/uit), splitsen
(aan/uit), octaafverschuiving,
mixerinstellingen van KEYBOARD
gedeeltengroep
Split Pt Splitspunt, onderste punt, akkoordpunt,
akkoordinvoer-voorrangsmodus
AHar/Arp Automatische harmoniseren/Arpeggiator
Trans. Transponeren
Scale Toonschalen
Touch Aanslagvolume
Effect Effecttype (nagalm, zweving, vertraging
aan/uit)
PartTune Grofstemmen, fijnstemmen
Phr Pad Frasepad
Cntrller Instelitems die vallen onder Regelaar
(Cntrller) in de “Lijst met functie-
instellingen” (pagina NL-113).
CTX5000_3000_NL.book 69 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Registreren en oproepen van een basisinstelling (Registratie)
NL-70
Bij meermalen intrappen van het pedaal worden de
registraties (basisinstellingen) in de geselecteerde bank in de
volgorde van de gebiednummers doorlopen.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Reg Mem”
(registratiegeheugen) weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Reg Seq” (registratiereeks) weer te geven.
4.
Gebruik bn [–] en [+] om de pedaalaansluiting
te selecteren die gebruikt wordt voor de
bediening van de registratiereeks.
De [SEQ] indicator verschijnt wat betekent dat de
registratiereeksfunctie is ingeschakeld.
Het doel van het pedaal dat is aangesloten op de
aansluiting die hier wordt geselecteerd, is alleen het
oproepen van de geregistreerde basisinstellingen. De
normale pedaalfuncties (functies toegewezen aan het
pedaal met de “Gebruik van een pedaal” bewerking,
pagina NL-29) kunnen niet worden gebruikt.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
6.
Sluit een aanhoudpedaal (zie “Los verkrijgbare
accessoires”, pagina NL-3) aan op de
aansluiting die u in stap 4 heeft geselecteerd.
7.
Trap op het pedaal wanneer u het punt bereikt
waarop u een geregistreerde basisinstelling
wilt oproepen.
Bij meermalen intrappen van het pedaal worden de
geregistreerde basisinstellingen in de geselecteerde
bank vanaf gebied 1 doorlopen.
Wanneer bij de basisinstelling van gebied 8 op het
pedaal wordt getrapt, wordt teruggegaan naar de
basisinstelling van gebied 1.
8.
Wanneer u klaar bent met het oproepen van de
geregistreerde basisinstellingen met behulp
van het pedaal, voert u de stappen 1 t/m 5 uit
om de registratiereeksfunctie uit te schakelen.
De [SEQ] indicator verdwijnt.
Gebruik van een pedaal om
meerdere basisinstellingen
achter elkaar te doorlopen
(Registratiereeks)
Spelen met een registratiereeks
Om deze pedaalaansluiting te
selecteren:
Selecteert u dit:
fo PEDAL1 aansluiting Pedal1
fp PEDAL2/EXPRESSION
aansluiting
Pedal2
(De registratiefunctie uitschakelen) Off
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 70 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-71
U kunt een ingebouwde toon bewerken om een
gebruikerstoon te creëren. In totaal kunnen 100
gebruikerstonen worden opgeslagen om naderhand te
worden opgeroepen.
Opslaan op externe apparatuur
Gebruikerstonen kunnen op een USB flash-drive of een
computer worden opgeslagen. Zie “Opslaan van gegevens
van het Digitale Keyboard op een USB flash-drive” (pagina
NL-121) en “Uitwisselen van gegevens tussen het Digitale
Keyboard en een computer” (pagina NL-125) voor details.
1.
Selecteer de toon die u wilt bewerken.
Zorg dat u de toon van het UPPER 1 gedeelte
selecteert (pagina NL-19). De toon van het UPPER 1
gedeelte is de toon die wordt bewerkt.
U kunt geen drumsettoon selecteren om te bewerken.
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
De toonbewerkingsmodus wordt ingeschakeld en het
toonbewerkingsscherm verschijnt.
Zie “Lijst met toonbewerkingsitems” (pagina NL-74)
voor details over de bewerkbare parameters.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het bewerkingsitem te
selecteren dat u wilt wijzigen.
Als de [ENTER] indicator brandt, drukt u op
[6] (ENTER) voor toegang tot het submenu en gebruikt
dan de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
bewerkingsitem weer te geven dat u wilt wijzigen.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets om vanaf een
submenu terug te keren naar een hoofdmenu.
Met het “DSP Edit” bewerkingsitem kunt u de DSP-
effecten voor een toon nauwkeurig instellen via
gebruik van een groot aantal parameters. Zie “DSP-
bewerking” (pagina NL-72) voor details over het
instellen van de DSP-effecten van het Digitale
Keyboard en een overzicht van de DSP-bewerking.
Zie “Gebruik van DSP-bewerking voor het bewerken
van een effect” voor details over het gebruik van de
DSP-bewerking (pagina NL-72).
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
5.
Herhaal de stappen 3 en 4 voor elk van de
bewerkingsitems die u wilt veranderen.
U kunt de toon die u aan het bewerken bent laten
klinken door iets op het toetsenbord te spelen. Dit
betekent dat u onmiddellijk kunt controleren hoe uw
bewerkingen de toon beïnvloeden.
6.
Druk op de [7] (WRITE) bm cijfertoets om de
bewerkte toon op te slaan.
Als de toon die u aan het bewerken bent een
gebruikerstoon is, zal het bericht “Replace?”
verschijnen. Druk op bn [+] (YES) om de originele
toongegevens te vervangen door de nieuwe gegevens
of druk op bn [–] (NO) om de nieuwe gegevens op te
slaan zonder de originele gegevens te vervangen.
Als er reeds 100 gebruikerstonen in het geheugen zijn
opgeslagen, verschijnt de foutmelding “Data Full”
wanneer u op bn [–] (NO) drukt, waarmee wordt
aangegeven dat de nieuwe toon niet kan worden
opgeslagen.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl het
opslaan van de toongegevens wordt uitgevoerd. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht op het display
wordt getoond. “Complete” verschijnt op het display
wanneer de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de toonbewerkingsmodus te verlaten.
Als u geen bewerking heeft uitgevoerd nadat de
bediening in stap 6 is voltooid, verlaat u de
toonbewerkingsmodus en verdwijnt de [EDIT] indicator
van het display.
Als u een bewerking heeft uitgevoerd nadat de
bediening in stap 6 is voltooid, zal het bericht “Exit?”
verschijnen. Doe een van de onderstaande dingen.
Bewerken van een toon
(Gebruikerstonen)
Creëren van een gebruikerstoon
Bewerken van een toon
Brandt
Atk.Ti
m
e
Huidige instelling Naam van bewerkingsitem
Om dit te doen: Voer deze bediening uit:
Doorgaan met
bewerken zonder de
toonbewerkingsmodus
te verlaten
Druk op bn [–] (NO).
De bewerkte gegevens
opslaan en de
toonbewerkingsmodus
verlaten
(1) Druk op bn [+] (YES).
(2) Wanneer “Write?” op het
display verschijnt, drukt u
nogmaals op bn [+] (YES).
De bewerkte gegevens
verwijderen en de
toonbewerkingsmodus
verlaten
(1) Druk op bn [+] (YES).
(2) Wanneer “Write?” op het
display verschijnt, drukt u op bn
[–] (NO).
CTX5000_3000_NL.book 71 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Bewerken van een toon (Gebruikerstonen)
NL-72
Als u de gegevens als een nieuwe gebruikerstoon opslaat,
wordt het toonnummer van de opslagbestemming het
laagste nummer in het geheugen waarmee geen gegevens
zijn opgeslagen. De nieuw opgeslagen gebruikerstoon
wordt geselecteerd nadat de bediening is voltooid.
Als er geen gegevens met een gebruikerstoonnummer zijn
opgeslagen, wordt “No Data” weergegeven voor de
toonnaam. Als er wel gegevens zijn opgeslagen, wordt “No
Name” weergegeven. Zie “Hernoemen van een
gebruikerstoon” (pagina NL-73) voor informatie over het
veranderen van de naam.
Een DSP (digitale signaalverwerker) is een type effect dat
zich tussen de geluidsbron en de uitgang bevindt. DSP-typen
zijn de equalizer, tremolo, begrenzer, wah enz. Veel van de
ingebouwde tonen van uw Digitale Keyboard zijn vooraf
ingesteld met DSP’s die geschikt zijn voor de tonen.
Dergelijke tonen worden “DSP-tonen” genoemd.
De toonbewerkingsfunctie van het Digitale Keyboard bevat
een “DSP-bewerking” (DSP Edit) instelitem voor het
bewerken van DSP’s. De DSP’s van het Digitale Keyboard die
kunnen worden bewerkt met “DSP-bewerking” (DSP Edit) zijn
geconfigureerd zoals hieronder is getoond.
Een DSP bestaat uit een of meerdere DSP-modules
(“Module” in de bovenstaande afbeelding).
Uw Digitale Keyboard is voorzien van honderden
voorkeuze-DSP’s. Voor DSP-bewerking kunt u beginnen
met een voorkeuze-DSP die is toegewezen aan een
ingebouwde toon of een DSP die speciaal voor DSP-
bewerking is bestemd.
Het aantal DSP-modules en de typen modules (equalizer,
begrenzer, wah enz.) zijn verschillend voor elke DSP.
Voor het uitvoeren van DSP-bewerking selecteert u eerst een
voorkeuze-DSP en bewerkt dan de parameters
overeenkomstig de DSP-module(s).
Zie “DSP-effectenlijst” (pagina NL-132) voor details over de
DSP-modules en de parameters van elke DSP-module.
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Bewerken
van een toon” (pagina NL-71).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “DSP Edit” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“On/Off” verschijnt.
3.
Als de instelling is uitgeschakeld, drukt u op
bn [–] of [+] om deze in te schakelen.
4.
Druk op [3] (W) om “DSP Num” weer te
geven.
5.
Om de DSP te selecteren die moet worden
bewerkt, gebruikt u bn [–] en [+] of de bl
regelaar om het DSP-nummer (1 t/m 900) te
selecteren en dan drukt u op [6] (ENTER).
Zie het item “DSP-nummer” in de “Lijst met
toonbewerkingsitems” (pagina NL-74).
6.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de DSP-module te selecteren
waarvan u de parameters wilt veranderen.
De DSP-modulenaam zal verschijnen. Zie “DSP-
modulelijst” (pagina NL-132) voor details over de DSP-
modules.
Als de DSP die u in stap 5 heeft geselecteerd één
DSP-module heeft, verandert het display niet wanneer
u op [1] (V) of [3] (W) drukt. Controleer de DSP-
modulenaam en ga dan door naar stap 7.
7.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Bypass” verschijnt.
8.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om de parameter weer te geven
waarvan u de instelling wilt veranderen.
Zie “DSP Parameterlijst” (pagina NL-133) voor
informatie over de instellingen die voor elke DSP-
module kunnen worden gemaakt.
9.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
10.
Herhaal de stappen 8 en 9 naar vereist om de
instellingen voor de andere parameters te
maken.
11.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
DSP-bewerking
Geluidsbron Uitgang
DSP
No Na
m
e
Toonnummer Toonnaam
Module
Bypass
Gebruik van DSP-bewerking voor het
bewerken van een effect
M
ono 3EQ
Modulenummer DSP-modulenaam
CTX5000_3000_NL.book 72 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-73
Bewerken van een toon (Gebruikerstonen)
12.
Herhaal de stappen 6 t/m 11 naar vereist om de
instellingen voor de DSP-modules te maken.
13.
Voer de stappen 6 en 7 uit onder “Bewerken
van een toon” (pagina NL-71).
1.
Selecteer de gebruikerstoon die u wilt
hernoemen.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“ToneName” verschijnt.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
Het hernoemingsscherm verschijnt.
4.
Voer een nieuwe naam in.
Zie “Invoeren van tekst” (pagina NL-15) voor
informatie over het invoeren van tekst.
5.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de hernoembewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Selecteer de gebruikerstoon die u wilt
kopiëren.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“ToneName” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “ToneCopy” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
toonnummer van de kopieerbestemming te
selecteren en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Als er reeds een gebruikerstoon is opgeslagen met het
toonnummer dat u als de kopieerbestemming heeft
opgegeven, verschijnt het bericht “Replace?”.
5.
Druk op bn [+] (YES) om de kopieerbewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl de
kopieerbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen
bediening uit terwijl dit bericht op het display wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Selecteer de gebruikerstoon die u wilt wissen.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“ToneName” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “ToneClr” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
5.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
Hernoemen van een gebruikerstoon
Kopiëren van een gebruikerstoon
Wissen van een gebruikerstoon
CTX5000_3000_NL.book 73 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-74
Bewerken van een toon (Gebruikerstonen)
Lijst met toonbewerkingsitems
Itemnaam Display Beschrijving Instellingen
Aanslagtijd Atk.Time Hiermee wordt de tijd ingesteld die bij het aanslaan van een
toets verloopt vanaf het moment dat de noot begint te klinken
totdat deze het maximumvolume bereikt. Een hogere waarde
geeft een langere aanslagtijd aan.
0 t/m 127
Loslaattijd Rel.Time Stelt de tijd in hoe lang noten naklinken nadat de
klaviertoetsen zijn losgelaten. Een hogere waarde geeft een
langere loslaattijd aan.
0 t/m 127
Afkapfrequentie Cutoff F Regelt het timbre door de componenten van de
frequentiekarakteristieken van een noot die hoger zijn dan
een bepaalde frequentie (afkapfrequentie) te verzwakken.
Een hogere waarde zorgt voor een helderder, harder geluid
terwijl een lagere waarde een vriendelijker, zachter geluid
produceert.
0 t/m 127
Resonantie Resonance Regelt de versterking van de harmonische tonen in de buurt
van de hierboven ingestelde afkapfrequentie. Een hogere
waarde creëert een meer ongewoon geluid.
0 t/m 127
Vibrato Vibrato Submenu van de vibrato-instelitems.
Vibratotype Vib.Type Selecteert de vibratogolfvorm. Sin, Tri, Saw,
Sqr
Vibratodiepte VibDepth Regelt de diepte van het vibrato. 0 t/m 127
Vibratosnelheid Vib.Rate Regelt de snelheid van het vibrato. 0 t/m 127
Vibratovertraging VibDelay Regelt de vertraging van het vibrato. 0 t/m 127
Octaafverschuiving OctShift Verschuift de toonhoogte naar boven of naar beneden in
stappen van een octaaf.
–3 tot 0 tot 3
Volume Volume Regelt het volumeniveau van een toon. Een hogere waarde
stelt een hoger volumeniveau in.
0 t/m 127
AR
Toets aangeslagen Toets losgelaten
Noot eindigt
Tijd
A : Aanslagtijd
R : Loslaattijd
Volume
Instelling Beschrijving Golfvorm
Sin Sinusgolf
Tri Driehoeksgolf
Saw Zaagtandgolf
Sqr Blokgolf
CTX5000_3000_NL.book 74 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-75
Bewerken van een toon (Gebruikerstonen)
*1 Toont de naam (Compressor, Limiter, Enhancer enz.) van de DSP-module. Zie “DSP-modulelijst” (pagina NL-132) voor details
over de DSP-modules.
*2 Het aantal parameters dat kan worden ingesteld en de bijbehorende details hangen af van de betreffende DSP-module. Zie
“DSP Parameterlijst” (pagina NL-133) voor details.
*3 Wordt niet weergegeven wanneer de DSP die voor bewerking is geselecteerd maar één DSP-module heeft. Wanneer er
meerdere DSP-modules in een DSP zijn opgenomen, verschijnt een submenu voor elk van de modules.
Aanslaggevoeligheid Vel.Sens Regelt hoeveel de toon en/of het volume moeten worden
beïnvloed door de aanslag (druk) van het toetsenbord. Een
hogere positieve waarde zorgt voor meer helderheid en een
groter volume wanneer de aanslag van het toetsenbord
sterker wordt. Een hogere negatieve waarde zorgt voor meer
zachtheid en een kleiner volume wanneer de aanslag van het
toetsenbord sterker wordt. Bij een waarde van 0 is er geen
verandering ongeacht de aanslag van het toetsenbord.
–64 tot 0 tot
63
Nagalm zenden Rev.Send Regelt hoeveel nagalm er wordt toegepast op een toon. 0 t/m 127
Zweving zenden Cho.Send Regelt hoeveel zweving er wordt toegepast op een toon. 0 t/m 127
Vertraging zenden Dly.Send Regelt hoeveel vertraging er wordt toegepast op een toon. 0 t/m 127
DSP-bewerking DSP Edit Submenu van de instelitems van de DSP-bewerking.
Aan, Uit On/Off On: DSP-effect wordt op de toon toegepast.
Off: DSP-effect wordt niet op de toon toegepast.
On, Off
DSP-nummer DSP Num Selecteert een voorkeuze-DSP wanneer een DSP-effect
wordt toegepast.
De ingebouwde toonnummers 1 t/m 800 bevatten tonen
met DSP (DSP-tonen). Hier kan alleen een DSP-toon
worden ingesteld. Andere (niet-DSP) tonen kunnen niet
worden ingesteld.
De nummers 801 t/m 900 zijn alleen voor DSP-bewerking.
Zie de “DSP-lijst” in de afzonderlijke “Appendix” voor
details.
1 t/m 900
DSP-module 1 *
1
Submenu voor het maken van de instelling voor de DSP-modules in de
geselecteerde DSP.
Omloop Bypass On: Er wordt om deze DSP-module heen gegaan.
Off: Deze DSP-module is ingeschakeld.
On, Off
(Hangt af van de DSP-module.*
2
)
DSP-module 2 en
verder *
3
*
1
Submenu voor het maken van de instelling voor de DSP-modules in de
geselecteerde DSP.
(Hetzelfde als voor de parameters van module 1.)
Itemnaam Display Beschrijving Instellingen
CTX5000_3000_NL.book 75 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-76
U kunt begeleidingspatronen creëren die klinken terwijl de
automatische begeleidingsfunctie van het Digitale Keyboard
wordt gebruikt, waarna u deze patronen kunt opslaan als
gebruikersritmes.
De opslaglocaties en het aantal ritmes dat kan worden
opgeslagen hangt af van het model Digitale Keyboard dat u
heeft.
CT-X5000: Ritmenummers 294 t/m 393 (in totaal 100 ritmes)
CT-X3000: Ritmenummers 294 t/m 343 (in totaal 50 ritmes)
Opslaan op externe apparatuur
Gebruikersritmes kunnen op een USB flash-drive of een
computer worden opgeslagen. Zie “Opslaan van gegevens
van het Digitale Keyboard op een USB flash-drive” (pagina
NL-121) en “Uitwisselen van gegevens tussen het Digitale
Keyboard en een computer” (pagina NL-125) voor details.
De structuur van de ritmes wordt hieronder getoond.
Elk ritme bevat 10 begeleidingspatronen en elk
begeleidingspatroon bestaat weer uit acht gedeelten. Om een
gebruikersritme helemaal vanaf het begin te creëren, moet u
acht delen van elk 10 begeleidingspatronen opnemen. U kunt
ook een ingebouwd ritme als basis gebruiken en gedeelten
ervan vervangen door nieuwe opnamen, of u kopieert en
bewerkt de begeleidingspatronen naar wens.
Zie “Begeleidingspatronen” (pagina NL-47) voor details
betreffende de begeleidingspatronen.
U kunt het toetsenbordspel (notengegevens) en de bediening
van de toonhoogteregelaar op een begeleidingspatroondeel
opnemen.
Creëren van een begeleiding met alle gedeelten nieuw
Indien gewenst kunt u elk gedeelte van een
begeleidingspatroon opnemen.
De “Leeg” blokken in de bovenstaande afbeelding zijn
speciale geheugengebieden (gebruikersgebieden) bedoeld
voor bewerking. Er is er één voor elk gedeelte. Nadat u iets
voor een blok heeft opgenomen, verandert het blok in
“Opgenomen”.
Bewerken van een bestaand begeleidingspatroon*
1
U kunt het begeleidingspatroon van een bestaand ritme als
basis gebruiken en nieuwe opnamen van uw toetsenbordspel
toevoegen op de lege gedeelten. Merk op dat deze bewerking
alleen mogelijk is voor variatie- en invulpatronen.*
2
In de bovenstaande afbeelding geeft “Vast” ritmegegevens
aan die gebruikt moeten worden zoals ze zijn. Deze
gegevens kunnen niet door u worden bewerkt.
*1 Ingebouwd ritme of voorheen-opgeslagen gebruikersritme
*2 Deze functie wordt niet ondersteund voor een bestaand
intro- of eindpatroon. U kunt alle gedeelten leeg maken en
een nieuw patroon helemaal vanaf het begin creëren.
Kopiëren en bewerken van het begeleidingspatroon
van een bestaand ritme
U kunt het begeleidingspatroon van een bestaand ritme naar
een gebruikersgebied kopiëren en dan de gekopieerde
gegevens bewerken.
In de bovenstaande afbeelding hebben “Kopiëren” en
“Bewerkt” dezelfde status als “Opgenomen”.
U kunt noten toevoegen en ongewenste noten verwijderen
terwijl u naar de weergave van de gekopieerde gegevens
luistert.
Bovendien kunt u in aanvulling op hierboven beschreven
functies alle begeleidingspatroonsdelen van een bestaand
ritme “Vast” laten, enkel de mixerinstellingen veranderen en
dan het resultaat als een gebruikersritme opslaan.
Creëren van een
automatische begeleiding
(Gebruikersritme)
Samenstelling van de ritmes
Gegevens die voor elk gedeelte kunnen
worden opgenomen
Ritme
[V]: Variatiepatroon, [F]: Invulpatroon, [ I]: Intropatroon,
[E]: Eindpatroon
Begeleidingspatroon
[V1] t/m [V4]
Begeleidingspatroon
[F1] t/m [F4]
Percussie Percussie
Drums Drums
Bas Bas
Akkoorden 1 t/m 5 Akkoorden 1 t/m 5
Begeleidingspatroon [ I ] Begeleidingspatroon [E]
Percussie Percussie
Drums Drums
Bas Bas
Akkoorden 1 t/m 5 Akkoorden 1 t/m 5
Creëren van een gebruikersritme
Percussie Leeg Opgenomen Opgenomen
Drums
Leeg Leeg Opgenomen
Bas
Leeg Leeg Leeg
Akkoord 1
Leeg Leeg Leeg
Percussie Vast Leeg Opgenomen
Drums Vast Vast Vast
Bas Vast Vast Vast
Akkoord 1 Vast Vast Vast
Percussie Vast Kopiëren Bewerkt
Drums Vast
Kopiëren Kopiëren
Bas Vast
Kopiëren Kopiëren
Akkoord 1 Vast
Kopiëren Kopiëren
CTX5000_3000_NL.book 76 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-77
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
Zie “RHYTHM gedeeltengroep” onder “Gedeeltenlijst voor
elke gedeeltengroep van de mixer” (pagina NL-65) voor
informatie over de nummers van de mixergedeelte-
indicators en de begeleidingspatroondelen in de
onderstaande procedure.
U kunt het begeleidingspatroon van een bestaand ritme
naar een gebruikersgebied kopiëren en dan de noten in elk
gedeelte bewerken (toevoegen en verwijderen). U kunt een
volledig begeleidingspatroon kopiëren (onderstaande stap
3) of alleen een bepaald gedeelte kopiëren (onderstaande
stap 5). Raadpleeg de juiste procedure naar vereist.
1.
Selecteer een gebruikersritme waar geen
gegevens zijn opgeslagen.
Zie “Selecteren van een ritme” (pagina NL-43).
“No Data” wordt weergegeven voor de ritmenaam
wanneer een gebruikersritme wordt geselecteerd waar
geen gegevens zijn opgeslagen.
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
De ritmebewerkingsmodus wordt ingeschakeld en het
ritmebewerkingsscherm verschijnt.
indicators knipperen op het display. Dit geeft
aan dat variatie 1 van het automatische
begeleidingspatroon voor bewerken is geselecteerd.
“Drum” wordt weergegeven voor het gedeelte dat
wordt bewerkt.
3.
Selecteer het begeleidingspatroon dat moet
worden bewerkt.
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
De indicator voor het geselecteerde
begeleidingspatroon (pagina NL-47) knippert.
U zou nu een bestaand begeleidingspatroon naar een
gebruikersgebied kunnen kopiëren. Zie “Kopiëren van
een bestaand begeleidingspatroon om dit te
bewerken” (pagina NL-83).
4.
Instellen van het aantal maten en de
tijdsignatuur van het begeleidingspatroon dat
u wilt creëren.
(1) Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Element” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Measure” weer te geven en gebruik dan bn [–] en
[+] of de bl regelaar om de instelling te veranderen.
(4) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om “Beat”
(tijdsignatuur) weer te geven en gebruik dan bn [–]
en [+] of de bl regelaar om de instelling te
veranderen (instelbereiken: 2/4 tot 8/4, 2/8 tot 16/8).
(5) Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
Creëren en bewerken van een
gebruikersritme
Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan
Brandt
Om dit te selecteren: Druk op deze toets:
Intropatroon bo INTRO
Eindpatroon bt ENDING/SYNCHRO START
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
Begeleidingspatroon Instellingen
Intropatroon, eindpatroon 01 t/m 16
Variatiepatroon 01 t/m 16
Invulpatroon 01 t/m 02
CTX5000_3000_NL.book 77 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-78
5.
Selecteer het gedeelte dat moet worden
bewerkt.
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik de bm cijfertoetsen [1] t/m [8] om het
gedeelte te selecteren dat bewerkt moet worden.
De mixergedeelte-indicator die overeenkomt met
het geselecteerde gedeelte begint te knipperen.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
U zou nu een gedeelte in een bestaand ritme naar
een gebruikersgebied kunnen kopiëren (behalve
wanneer het begeleidingspatroon een intropatroon
of eindpatroon is). Zie “Kopiëren van een bestaand
ritmegedeelte om dit te bewerken” (pagina NL-84).
6.
Indien gewenst maakt u de instellingen voor de
toon en de octaafverschuiving van het gedeelte.
(1) Selecteer de toon die u wilt gebruiken voor de
opname van het gedeelte. Zie “Selecteren van een
toon” (pagina NL-18).
Alleen drumsettonen kunnen voor de drum- en
percussiegedeelten worden geselecteerd.
Drumsetklanken kunnen niet worden geselecteerd
voor de bas en de akkoord 1 t/m akkoord 5
gedeelten.
(2) Maak de instelling voor de octaafverschuiving van
het gedeelte.
Terwijl dr OCTAVE wordt ingedrukt, drukt u op de
ds TRANSPOSE [q] of [w] toets.
(3) Als er opgenomen gedeelten zijn (het
begeleidingspatroon van een bestaand ritme, een
gekopieerd gedeelte, of een gedeelte dat is
opgenomen door tenminste eenmaal de procedure
tot en met stap 10 uit te voeren), drukt u nu op
ck START/STOP om herhaalde weergave van alle
beschikbare opgenomen gedeelten te starten. Dit
betekent dat u kunt meeluisteren naar de effecten
van uw instellingen terwijl u de instellingen maakt.
(4) Als er opgenomen gedeelten zijn, kunt u op de
[6] (ENTER) bm cijfertoets drukken om alleen de
noten van het gedeelte dat wordt bewerkt weer te
geven.
De mixergedeelte-indicator van het gedeelte dat
wordt bewerkt en de niveau-indicator erboven
gaan knipperen.
Druk nogmaals op [6] (ENTER) om de bovenstaande
toestand te verlaten.
7.
Maak de gewenste weergave-instellingen voor
het gedeelte dat wordt bewerkt.
Zie “Maken van de weergave-instellingen voor een
gebruikersritmegedeelte” (pagina NL-86).
8.
Neem toetsenbordspel op voor het gedeelte
dat wordt bewerkt.
Zie “Opnemen van toetsenbordspel voor elk gedeelte
(pagina NL-81).
9.
Maak de gewenste mixerinstellingen voor het
gedeelte dat wordt bewerkt.
Zie “Maken van mixerinstellingen voor een gedeelte
dat wordt bewerkt” (pagina NL-83).
10.
Voer de stappen 5 t/m 9 voor alle gedeelten uit.
11.
Voer de stappen 3 t/m 10 voor alle
begeleidingspatronen uit.
12.
Gebruik de procedure onder “Opslaan van een
gebruikersritme” (pagina NL-85) om het
bewerkte ritme op te slaan.
Om dit gedeelte te
selecteren:
Druk op deze cijfertoets:
Percussie [1]
Drums [2]
Bas [3]
Akkoord 1 t/m akkoord 5 [4] t/m [8]
Knippert
Wanneer het gedeelte dat wordt bewerkt een drumgedeelte is
CTX5000_3000_NL.book 78 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-79
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
Bij het bewerken van het begeleidingspatroon van een
bestaand ritme kunt u nieuwe opnamen maken voor elk van
de volgende gedeelten: variatiepatroon 1 t/m 4 en
invulpatroon 1 t/m 4. In geval van een intro- of eindpatroon
moet u eerst alle gedeelten wissen waarna u nieuwe
gedeelten kunt opnemen.
U kunt het begeleidingspatroon van een bestaand ritme
naar een gebruikersgebied kopiëren en dan de noten in elk
gedeelte bewerken (toevoegen en verwijderen). U kunt een
volledig begeleidingspatroon kopiëren (onderstaande stap
3) of alleen een bepaald gedeelte kopiëren (onderstaande
stap 5). Raadpleeg de juiste procedure naar vereist.
1.
Selecteer het ingebouwde ritme of het
voorheen-opgeslagen gebruikersritme dat u
wilt bewerken.
Zie “Selecteren van een ritme” (pagina NL-43).
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
De ritmebewerkingsmodus wordt ingeschakeld en het
ritmebewerkingsscherm verschijnt.
De indicator begint te knipperen. Dit geeft aan
dat variatie 1 van het automatische
begeleidingspatroon voor bewerken is geselecteerd.
“Drum” wordt weergegeven voor het gedeelte dat
wordt bewerkt.
3.
Selecteer het begeleidingspatroon dat moet
worden bewerkt.
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
De indicator voor het geselecteerde
begeleidingspatroon (pagina NL-47) knippert.
U zou nu een bestaand begeleidingspatroon naar een
gebruikersgebied kunnen kopiëren. Zie “Kopiëren van
een bestaand begeleidingspatroon om dit te
bewerken” (pagina NL-83).
4.
Afhankelijk van het begeleidingspatroon dat u
heeft geselecteerd, voert u een van de
volgende bedieningsprocedures uit.
Y Als u variatiepatroon 1 t/m 4 of invulpatroon 1 t/m
4 heeft geselecteerd
Ga meteen door naar stap 5.
Y Als u een intro- of eindpatroon heeft geselecteerd
Wis alle gedeelten van het begeleidingspatroon.
(1) Voer de stappen 2 t/m 4 uit onder “De opgenomen
gegevens in alle gedeelten van een
begeleidingspatroon in een keer wissen” (pagina
NL-85).
(2) Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Element” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
(4) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
“Measure” weer te geven en gebruik dan bn [–] en
[+] of de bl regelaar om de instelling te veranderen.
(5) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om “Beat”
(tijdsignatuur) weer te geven en gebruik dan bn [–]
en [+] of de bl regelaar om de instelling te
veranderen (instelbereiken: 2/4 tot 8/4, 2/8 tot 16/8).
(6) Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
5.
Selecteer het gedeelte dat moet worden
bewerkt
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik de bm cijfertoetsen [1] t/m [8] om het
gedeelte te selecteren dat bewerkt moet worden.
De mixergedeelte-indicator die overeenkomt met
het geselecteerde gedeelte begint te knipperen.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
U zou nu een gedeelte in een bestaand ritme naar
een gebruikersgebied kunnen kopiëren (behalve
wanneer het begeleidingspatroon een intropatroon
of eindpatroon is). Zie “Kopiëren van een bestaand
ritmegedeelte om dit te bewerken” (pagina NL-84).
Een bestaand ritme bewerken en dit opslaan
Om dit te selecteren: Druk op deze toets:
Intropatroon bo INTRO
Eindpatroon bt ENDING/SYNCHRO START
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
Brandt
Begeleidingspatroon Instellingen
Intropatroon, eindpatroon 01 t/m 16
Variatiepatroon 01 t/m 16
Invulpatroon 01 t/m 02
Om dit gedeelte te
selecteren:
Druk op deze cijfertoets:
Percussie [1]
Drums [2]
Bas [3]
Akkoord 1 t/m akkoord 5 [4] t/m [8]
CTX5000_3000_NL.book 79 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-80
6.
Indien gewenst maakt u de instellingen voor de
toon en de octaafverschuiving van het gedeelte.
(1) Selecteer de toon die u wilt gebruiken voor de
opname van het gedeelte. Zie “Selecteren van een
toon” (pagina NL-18).
Alleen drumsettonen kunnen voor de drum- en
percussiegedeelten worden geselecteerd.
Drumsetklanken kunnen niet worden geselecteerd
voor de bas en de akkoord 1 t/m akkoord 5
gedeelten.
(2) Maak de instelling voor de octaafverschuiving van
het gedeelte.
Terwijl dr OCTAVE wordt ingedrukt, drukt u op de
ds TRANSPOSE [q] of [w] toets.
(3) Als nu ck START/STOP wordt ingedrukt, begint
herhaalde weergave van alle gedeelten van het
begeleidingspatroon dat u aan het bewerken bent.
Dit betekent dat u kunt meeluisteren naar de effecten
van uw instellingen terwijl u de instellingen maakt.
(4) Als er opgenomen gedeelten zijn, kunt u op de
[6] (ENTER) bm cijfertoets drukken om alleen de
noten van het gedeelte dat wordt bewerkt weer te
geven.
De mixergedeelte-indicator van het gedeelte dat
wordt bewerkt en de niveau-indicator erboven
gaan knipperen.
Druk nogmaals op [6] (ENTER) om de
bovenstaande toestand te verlaten.
7.
Maak de gewenste weergave-instellingen voor
het gedeelte dat wordt bewerkt.
Zie “Maken van de weergave-instellingen voor een
gebruikersritmegedeelte” (pagina NL-86).
8.
Neem toetsenbordspel op voor het gedeelte
dat wordt bewerkt.
Zie “Opnemen van toetsenbordspel voor elk gedeelte”
(pagina NL-81).
9.
Maak de gewenste mixerinstellingen voor het
gedeelte dat wordt bewerkt.
Zie “Maken van mixerinstellingen voor een gedeelte
dat wordt bewerkt” (pagina NL-83).
10.
Voer de stappen 5 t/m 9 voor alle gedeelten uit.
11.
Voer de stappen 3 t/m 10 voor alle
begeleidingspatronen uit.
12.
Gebruik de procedure onder “Opslaan van een
gebruikersritme” (pagina NL-85) om het
bewerkte ritme op te slaan.
1.
Selecteer het ingebouwde ritme of het
voorheen-opgeslagen gebruikersritme dat u
wilt bewerken.
Zie “Selecteren van een ritme” (pagina NL-43).
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
3.
Voer stap 3 uit onder “Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan” (pagina NL-79).
4.
Voer stap 5 uit onder “Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan” (pagina NL-79).
5.
Voer de procedure uit onder “Maken van
mixerinstellingen voor een gedeelte dat wordt
bewerkt” (pagina NL-83).
6.
Voer de stappen 4 en 5 uit voor alle
mixerinstellingen die u wilt veranderen.
7.
Voer de stappen 3 t/m 6 uit voor alle
begeleidingspatronen waarvan u de
mixerinstellingen wilt veranderen.
8.
Gebruik de procedure onder “Opslaan van een
gebruikersritme” (pagina NL-85) om het
bewerkte ritme op te slaan.
Knippert
Wanneer het gedeelte dat wordt bewerkt een drumgedeelte is
Alleen de mixerinstellingen van een bestaand
ritme veranderen en dit opslaan
CTX5000_3000_NL.book 80 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-81
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
De hier getoonde procedure is een bedieningsstap in de
onderstaande procedures.
Stap 8 onder “Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan” (pagina NL-77)
Stap 8 onder “Een bestaand ritme bewerken en dit
opslaan” (pagina NL-79)
1.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het toestel komt in de opname-paraatstand te staan en
“Recorded” of “Empty” wordt weergegeven.
Als “Fixed” wordt weergegeven, betekent dit dat het nu
geselecteerde gedeelte niet kan worden opgenomen. Na
een paar seconden keert de aanduiding op het display
terug na wat er getoond werd voordat u op
8 RECORD/STOP drukte.
Zie “Statusindicators voor de gedeeltengegevens”
(pagina NL-82) voor details over deze indicators.
Druk op 8 RECORD/STOP om de opname-
paraatstand te verlaten. De [RECORD] indicator
verdwijnt.
2.
Maak de gewenste opname-instellingen.
De instellingen voor de opname-items die u voorheen
heeft gemaakt, zullen nog steeds van kracht zijn. De
items die u niet heeft veranderd behouden de
standaardinstellingen. Zie “Opname-instellingen voor
de gebruikersritmes” (pagina NL-82) voor details over
de items die kunnen worden ingesteld.
Voer de onderstaande stappen uit om de instellingen
te maken.
(1) Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt totdat
“Quantize” verschijnt.
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
het menu weer te geven voor de wijzigingen die u
wilt aanbrengen.
(3) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
(4) Druk nogmaals op 8 RECORD/STOP wanneer de
instellingen naar wens zijn.
3.
Oefen wat u gaat spelen, indien nodig.
Voer de onderstaande procedure uit om de gedeelten
van het begeleidingspatroon te laten klinken en om te
oefenen wat u van plan bent om op het toetsenbord te
spelen, voordat dit daadwerkelijk wordt opgenomen.
(1) Houd cm ACCOMP lang ingedrukt totdat de
[ACCOMP] indicator begint te knipperen.
De repetitiemodus wordt ingeschakeld.
In de repetitiemodus werkt het toetsenbord op
dezelfde manier als tijdens de opname, maar
zonder dat er een opname wordt gemaakt.
(2) Druk op ck START/STOP.
De gegevens die reeds voor elk gedeelte van het
begeleidingspatroon zijn opgenomen, worden
weergegeven.
Het basgedeelte en de akkoordgedeelten 1 t/m 5
spelen in de toonsoort van C majeur. De toonsoort
en de akkoordtypen veranderen niet ook als u iets
op het begeleidingstoetsenbord speelt.
(3) Speel samen met de weergave op het toetsenbord.
Het toetsenbord klinkt met de toon die u heeft
geselecteerd voordat het toestel in de opname-
paraatstand kwam te staan.
(4) Houd cm ACCOMP lang ingedrukt totdat de
[ACCOMP] indicator van het display verdwijnt om de
repetitiemodus te verlaten.
4.
Druk op ck START/STOP om te beginnen met
opnemen.
Het bericht “Record..” verschijnt ook.
Het aantal maten en de maatslagen worden in de
rechter bovenhoek van het display geteld. Wanneer de
laatste maatslag wordt bereikt van de lengte (aantal
maten) opgegeven voor het begeleidingspatroon,
begint het tellen opnieuw vanaf 001:01.
Opnemen van toetsenbordspel voor elk
gedeelte
Knippert
Brandt
Maat Maatslag
CTX5000_3000_NL.book 81 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-82
5.
Kijk naar de “MEASURE” en “BEAT” waarden
op het display en speel daarop afgestemd iets
op het toetsenbord wanneer dit nodig is.
De bediening van de ek PITCH BEND regelaar
wordt ook in de opname vastgelegd.
De bediening van de dt MODULATION/
ASSIGNABLE toets wordt ook in de opname
vastgelegd (alleen CT-X5000).
Wat u opneemt, wordt weergegeven wanneer de
display-aanduiding terugkeert naar de maat en
maatslag waar dit werd opgenomen.
Houd cs REGISTRATION [2] ingedrukt om
specifieke opgenomen noten te wissen. Wanneer de
weergave de noot bereikt die u wilt wissen, drukt u op
de klaviertoets die overeenkomt met de noot die u wilt
wissen. Door cs REGISTRATION [2] ingedrukt te
houden samen met een of meerdere klaviertoetsen
terwijl de weergave plaatsvindt, worden alle noten
gewist die overeenkomen met de klaviertoetsen die
worden gespeeld terwijl de bedieningstoets en de
klaviertoetsen ingedrukt worden gehouden.
Totdat u stap 6 hieronder uitvoert, kunt u lagen
aanbrengen in de toetsenbordnoten en opgenomen
noten wissen zo vaak als u wilt.
6.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Druk op ck START/STOP om te beginnen met
herhaalde weergave van de opgenomen gegevens.
Om normaal op het toetsenbord te spelen met de
opgenomen gegevens als ondersteuning (met de toon
van het toetsenbordgedeelte en niet de toon van het
opgenomen gedeelte), houdt u 5 TONE lang
ingedrukt. Hierdoor zal de gedeelte-indicator in
de linker bovenhoek van het display verschijnen. De
naam van de toon toegewezen aan het toetsenbord
wordt getoond en er kan met die toon op het
toetsenbord worden gespeeld.
Statusindicators voor de gedeeltengegevens
In de onderstaande tabel worden de statusindicators
beschreven voor de gedeelten die op het
ritmebewerkingsscherm worden bewerkt.
Opname-instellingen voor de gebruikersritmes
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn aangegeven
met een sterretje (*).
Deze indicator: Betekent dit:
Fixed (Vaste
gegevens)
De gegevens die zijn opgeroepen van
een ingebouwd ritme of een voorheen-
opgeslagen gebruikersritme zijn geen
gebruikersgebiedgegevens. Real-time
opname van toetsenbordnoten is niet
toegestaan. De enige bewerking die
wordt ondersteund is het configureren
van de mixerinstellingen.
Recorded
(Opgenomen
gegevens)
Reeds opgenomen bewerkbare
gebruikersgebiedgegevens. Bij deze
status zijn mixerinstellingen en real-
time opname van toetsenbordnoten
mogelijk.
Empty (Geen
gegevens)
Gebruikersgebied waar niets is
opgenomen. Bij deze status zijn
mixerinstellingen en real-time opname
van toetsenbordnoten mogelijk.
Itemnaam
(display)
Beschrijving
Instellin-
gen
Quantizeren
(Quantize)
Geef aan of de noten moeten
worden opgenomen met de
timing waarmee ze op het
toetsenbord worden gespeeld of
met automatische aanpassing
van de noten gebaseerd op een
nootwaarde. Bij het selecteren
van een andere instelling dan
“Off” wordt een nootwaarde op
het display aangegeven (4:
kwartnoot, d: gepunteerde noot,
t: triolen).
Off*, 4, 8,
16, 32, 4d,
8d, 16d,
32d, 4t, 8t,
16t, 32t
Vooraf tellen
(Precount)
Regelt of er vooraf geteld moet
worden voordat de opname start
nadat ck START/STOP in de
opname-paraatstand is
ingedrukt. Door “1” te selecteren
wordt vooraf geteld voor één
maat, terwijl vooraf tellen
plaatsvindt voor twee maten als
“2” wordt geselecteerd. Door
“Off” te selecteren wordt vooraf
tellen uitgeschakeld zodat het
opnemen begint zodra op
ck START/STOP of op een
klaviertoets wordt gedrukt.
Off, 1*, 2
Akkoord
spelen
(PlayChrd)
Door het opnemen van een
begeleidingspatroon te starten
wordt herhaalde weergave
gestart van alle gedeelten van
het patroon, behalve het
gedeelte dat wordt opgenomen.
Tijdens een dergelijke herhaalde
weergave kunt u deze instelling
gebruiken om het akkoordtype te
specificeren dat door de bas- en
akkoordgedeelten gebruikt gaat
worden voor de weergave.
Beschikbare instellingen zijn “C”
(C majeur), “C7” (C septiem) en
“Cm” (C mineur). Door “Off” te
selecteren worden de noten van
de bas- en akkoordgedeelten
uitgeschakeld.
Off, C*,
C7, Cm
Metronoom
(Metronom)
Bepaalt of de metronoom wel of
niet moet klinken tijdens de
opname.
On, Off*
Deze indicator: Betekent dit:
CTX5000_3000_NL.book 82 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-83
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
De hier getoonde procedure is een bedieningsstap in de
onderstaande procedures.
Stap 9 onder “Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan” (pagina NL-77)
Stap 9 onder “Een bestaand ritme bewerken en dit
opslaan” (pagina NL-79)
Stap 5 onder “Alleen de mixerinstellingen van een
bestaand ritme veranderen en dit opslaan” (pagina
NL-80)
1.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
De gedeelte aan/uit-status van het gedeelte dat wordt
bewerkt verschijnt.
2.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het menu-item weer te geven dat u wilt
veranderen.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
*1 Alleen drumsettonen kunnen voor de drum- en
percussiegedeelten worden geselecteerd.
Drumsetklanken kunnen niet worden geselecteerd voor de
bas en de akkoord 1 t/m akkoord 5 gedeelten.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
4.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets wanneer de
mixerinstellingen naar wens zijn.
1.
Selecteer in de ritmebewerkingsmodus het
begeleidingspatroon van de
kopieerbestemming.
Voer de stappen 1 t/m 3 uit onder “Een volledig nieuw
ritme creëren en dit opslaan” (pagina NL-77) of de
stappen 1 t/m 3 onder “Een bestaand ritme bewerken
en dit opslaan” (pagina NL-79).
2.
Druk op cs REGISTRATION [1].
“Element” verschijnt.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
Het geselecteerde ritmenummer en de ritmenaam
worden getoond.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van het ritme dat u wilt
gebruiken als de bron voor de
kopieerbewerking van het
begeleidingspatroon.
5.
Selecteer het begeleidingspatroon dat u wilt
gebruiken als de kopieerbron.
De indicator voor het geselecteerde begeleidingspatroon
(pagina NL-47) knippert.
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
Selecteer een intropatroon wanneer de
kopieerbestemming een intro is of een eindpatroon
wanneer de kopieerbestemming een einde is.
Wanneer de kopieerbestemming variatie 1 t/m 4 is,
selecteert u een van de variatiepatronen 1 t/m 4.
Wanneer de kopieerbestemming invulling 1 t/m 4 is,
selecteert u een van de invulpatronen 1 t/m 4.
Door nu op ck START/STOP te drukken begint
herhaalde weergave van het begeleidingspatroon dat
u als de kopieerbron heeft geselecteerd.
6.
Druk op [6] (ENTER) om de kopieerbewerking
uit te voeren.
“Sure?” verschijnt.
Maken van mixerinstellingen voor een
gedeelte dat wordt bewerkt
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Gedeelte
aan/uit (Part)
Stelt aan/uit voor het
geselecteerde gedeelte in.
On*, Off
Toon van
gedeelte
(Tone)
Stelt de toon van het
geselecteerde gedeelte in.
*
1
Volume
(Volume)
Regelt het volumeniveau
van het geselecteerde
gedeelte.
0 t/m 127*
Pan (Pan) Regelt de stereo-
panoramapositie van het
geselecteerde gedeelte. 0
geeft het midden aan,
terwijl een kleinere waarde
naar links verschuift en een
grotere waarde naar rechts.
–64 tot 0* tot
63
Nagalm
zenden
(Rev Send)
Bepaalt hoeveel nagalm
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0 tot 40* tot
127
Zweving
zenden
(Cho Send)
Bepaalt hoeveel zweving
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Vertraging
zenden
(Dly Send)
Bepaalt hoeveel vertraging
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Kopiëren van een bestaand
begeleidingspatroon om dit te bewerken
Om dit te selecteren: Druk op deze toets:
Intropatroon bo INTRO
Eindpatroon bt ENDING/SYNCHRO START
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
CTX5000_3000_NL.book 83 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-84
7.
Druk op bn [+] (YES) om de kopieerbewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl de
kopieerbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen
bediening uit terwijl dit bericht op het display wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
U kunt geen gedeelten kopiëren die in een intropatroon
of een eindpatroon zijn.
1.
Selecteer in de ritmebewerkingsmodus het
gedeelte van de kopieerbestemming.
Voer de stappen 1 t/m 5 uit onder “Een volledig nieuw
ritme creëren en dit opslaan” (pagina NL-77) of de
stappen 1 t/m 5 onder “Een bestaand ritme bewerken
en dit opslaan” (pagina NL-79).
2.
Druk op cs REGISTRATION [1].
“Element” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Part” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
Het geselecteerde ritmenummer en de ritmenaam
worden getoond.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van het ritme dat u wilt
gebruiken als de bron voor de
kopieerbewerking van het
begeleidingspatroon.
5.
Selecteer het begeleidingspatroon dat het
gedeelte bevat dat u wilt gebruiken als de
kopieerbron.
De indicator voor het geselecteerde begeleidingspatroon
(pagina NL-47) knippert.
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
6.
Selecteer het gedeelte dat u wilt gebruiken als
de kopieerbron.
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik de bm cijfertoetsen [1] t/m [8] om het
gedeelte te selecteren dat gekopieerd moet worden.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
Door nu op ck START/STOP te drukken begint
herhaalde weergave van enkel het gedeelte dat u
als de kopieerbron heeft geselecteerd.
7.
Druk op [6] (ENTER) om de kopieerbewerking
uit te voeren.
“Sure?” verschijnt.
8.
Druk op bn [+] (YES) om de kopieerbewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl de
kopieerbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen
bediening uit terwijl dit bericht op het display wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
Kopiëren van een bestaand ritmegedeelte om
dit te bewerken
Om dit te selecteren: Druk op deze toets:
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
Om dit gedeelte te
selecteren:
Druk op deze cijfertoets:
Percussie [1]
Drums [2]
Bas [3]
Akkoord 1 t/m akkoord 5 [4] t/m [8]
CTX5000_3000_NL.book 84 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-85
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
1.
Selecteer in de ritmebewerkingsmodus het
begeleidingspatroon waarvan u de gedeelten
in een keer wilt wissen.
Voer de stappen 1 t/m 3 uit onder “Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan” (pagina NL-79).
2.
Druk op cs REGISTRATION [2].
“Element” verschijnt.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Alle gedeelten in het geselecteerde
begeleidingspatroon worden gewist.
U kunt niet gedeelten van een intro- of eindpatroon wissen.
1.
Selecteer in de ritmebewerkingsmodus het
gedeelte dat u wilt wissen.
Voer de stappen 1 t/m 5 uit onder “Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan” (pagina NL-79).
2.
Druk op cs REGISTRATION [2].
“Element” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Part” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Het geselecteerde gedeelte wordt gewist.
De hier getoonde procedure is een bedieningsstap in de
onderstaande procedures.
Stap 12 onder “Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan” (pagina NL-77)
Stap 12 onder “Een bestaand ritme bewerken en dit
opslaan” (pagina NL-79)
Stap 8 onder “Alleen de mixerinstellingen van een
bestaand ritme veranderen en dit opslaan” (pagina
NL-80)
1.
Druk op de [7] (WRITE) bm cijfertoets.
Als het ritme dat u aan het bewerken bent een
gebruikersritme is, zal het bericht “Replace?”
verschijnen. Druk op bn [+] (YES) om de
oorspronkelijke ritmegegevens te vervangen door de
nieuwe ritmegegevens. Druk op bn [–] (NO) om de
gegevens als een nieuw ritme op te slaan.
Als reeds het maximaal toegestane aantal
gebruikersritmes in het geheugen is opgeslagen (CT-
X5000: 100, CT-X3000: 50), verschijnt de foutmelding
“Data Full” wanneer u op bn [–] (NO) drukt, waarmee
wordt aangegeven dat het nieuwe ritme niet kan
worden opgeslagen.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl het
opslaan van de ritmegegevens wordt uitgevoerd. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht op het display
wordt getoond. “Complete” verschijnt op het display
wanneer de bewerking is voltooid.
2.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de ritmebewerkingsmodus te verlaten.
Als u geen bewerking heeft uitgevoerd nadat de
bediening in stap 1 is voltooid, verlaat u de
ritmebewerkingsmodus en verdwijnt de [EDIT]
indicator van het display.
Als u een bewerking heeft uitgevoerd nadat de
bediening in stap 1 is voltooid, zal het bericht “Exit?”
verschijnen. Doe een van de onderstaande dingen.
De opgenomen gegevens in alle gedeelten
van een begeleidingspatroon in een keer
wissen
De opgenomen gegevens in een bepaald
gedeelte van een begeleidingspatroon
wissen
Opslaan van een gebruikersritme
Om dit te doen: Voer deze bediening uit:
Doorgaan met
bewerken zonder de
ritmebewerkingsmodus
te verlaten
Druk op bn [–] (NO).
De bewerkte gegevens
opslaan en de
ritmebewerkingsmodus
verlaten
(1) Druk op bn [+] (YES).
(2) Wanneer “Write?” op het
display verschijnt, drukt u
nogmaals op bn [+] (YES).
De bewerkte gegevens
verwijderen en de
ritmebewerkingsmodus
verlaten
(1) Druk op bn [+] (YES).
(2) Wanneer “Write?” op het
display verschijnt, drukt u op
bn [–] (NO).
CTX5000_3000_NL.book 85 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-86
Als u de gegevens als een nieuw gebruikersritme opslaat,
wordt het ritmenummer van de opslagbestemming het
laagste nummer in het geheugen waarmee geen gegevens
zijn opgeslagen. Het nieuw opgeslagen gebruikersritme
wordt geselecteerd nadat de bediening is voltooid.
Als er geen gegevens met een gebruikersritmenummer zijn
opgeslagen, wordt “No Data” weergegeven voor de
ritmenaam. Als er wel gegevens zijn opgeslagen, wordt “No
Name” weergegeven. Zie “Hernoemen van een
gebruikersritme” (pagina NL-89) voor informatie over het
veranderen van de naam.
De hier getoonde procedure is een bedieningsstap in de
onderstaande procedures.
Stap 7 onder “Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan” (pagina NL-77)
Stap 7 onder “Een bestaand ritme bewerken en dit
opslaan” (pagina NL-79)
1.
Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Part” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
menu-item weer te geven dat u wilt veranderen.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
Hieronder worden de menu-items en instelbereiken
getoond.
Zie “Details van de weergave-instellingen voor de
gebruikersritmegedeelten” (pagina NL-87) voor details
over de items.
5.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
No Na
me
Ritmenummer Ritmenaam
Weergave-instellingen van de
gebruikersritmegedeelten
Maken van de weergave-instellingen voor
een gebruikersritmegedeelte
Itemnaam (display) Instellingen
Akkoordconversietabel (Table) 01 t/m 19
Breekpunt (Break Pt) C t/m B
Inversie (Invert) On, Off, 7th
Heractiveren (Retrig.) On, Off
Toonhoogtebereik (BndRng) 00 t/m 24
CTX5000_3000_NL.book 86 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-87
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
Akkoordconversietabel (Table)
Het opnemen van de begeleidingspatronen wordt gewoonlijk uitgevoerd in C majeur (grondtoon van C, majeurtype). Bij het
weergeven van een automatische begeleiding kunt u indien gewenst een andere grondtoon dan C gebruiken en een ander
akkoordtype dan majeur. Dit wordt bewerkstelligd met behulp van de “akkoordconversietabel” om de in C majeur opgenomen
gegevens om te zetten naar een andere grondtoon en/of een ander akkoordtype. Ongeacht welke grondtoon of welk akkoordtype
u specificeert, wordt de op dat moment geselecteerde akkoordtabel gebruikt voor het maken van correcties voor aanpassing aan
instrumentgedeelten en het type muziek dat wordt gespeeld, zodat een muzikaal natuurlijke begeleiding wordt verkregen.
Met deze parameter kunt u kiezen uit de 19 typen akkoordconversietabellen die hieronder zijn beschreven.
*1 Begeleidingspatroon
*2 Voor variatie- en invulpatroon
*3 Voor intro- en eindpatroon
Details van de weergave-instellingen voor de gebruikersritmegedeelten
Nummer Tabelnaam *
1
Gedeelten Beschrijving
01 Bass Basic *
2
Bas Wordt gewoonlijk gebruikt voor een basgedeelte.
02 Bass f-root *
2
Bas Variatie van nummer 01. Maakt de eerste noot altijd de grondnoot
wanneer u van akkoord verandert.
03 Bass 7th *
2
Bas Wordt gebruikt voor een basgedeelte opgenomen met een septiem
akkoord.
04 Bass 7th f-root *
2
Bas Variatie van nummer 03. Maakt de eerste noot altijd de grondnoot
wanneer u van akkoord verandert.
05 Chord Basic *
2
Akkoord Wordt gewoonlijk gebruikt voor een akkoordgedeelte.
06 Chord Var2 *
2
Akkoord Wordt gebruikt voor een akkoordgedeelte dat een
spanningsakkoord heeft.
07 Chord Var3 *
2
Akkoord Wanneer een septiem akkoord wordt gespecificeerd tijdens het
spelen, wordt een kwint noot geconverteerd naar een septiem noot.
In het geval van C7 wordt G bijvoorbeeld B
b
.
08 Chord Var4 *
2
Akkoord Variatie van nummer 05 (Chord Basic).
09 Chord 7th *
2
Akkoord Wordt gebruikt voor een akkoordgedeelte opgenomen met een
septiem akkoord.
10 Chord Minor *
2
Akkoord Wordt gebruikt voor een akkoordgedeelte opgenomen met een
mineur akkoord.
11 Phrase *
2
Akkoord Wordt gebruikt voor het akkoordgedeelte waarnaar een frase (zoals
een majeur toonschaal) is opgenomen.
12 Chord Minor *
2
Bas Wordt gebruikt voor een basgedeelte opgenomen met een mineur
akkoord.
13 Chord Minor f-root *
2
Bas Variatie van nummer 12. Maakt de eerste noot altijd de grondnoot
wanneer u van akkoord verandert.
14 Penta Phrase *
2
Akkoord Wordt gebruikt voor een akkoordgedeelte opgenomen met een
vijftonige toonschaalfrase.
15 Intro n-minor *
3
Bas/akkoord Wanneer een mineur akkoord gespecificeerd wordt tijdens het
spelen, wordt dit geconverteerd naar een natuurlijke mineur.
16 Intro m-minor *
3
Bas/akkoord Wanneer een mineur akkoord gespecificeerd wordt tijdens het
spelen, wordt dit geconverteerd naar een melodische mineur
(stijgend).
17 Intro h-minor *
3
Bas/akkoord Wanneer een mineur akkoord gespecificeerd wordt tijdens het
spelen, wordt dit geconverteerd naar een harmonische mineur.
18 Intro no Change *
3
Bas/akkoord Opnemen van het origineel zonder veranderingen, met geen
mineur/majeur conversie in overeenstemming met het akkoord dat
gespecificeerd wordt tijdens het spelen.
19 Intro dorian *
3
Bas/akkoord Wanneer een mineur akkoord gespecificeerd wordt tijdens het
spelen, wordt dit geconverteerd naar een dorische toonschaal.
CTX5000_3000_NL.book 87 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
NL-88
Breekpunt (Break Pt)
Deze parameter specificeert de klaviertoets, van C t/m B, die
het punt is waarop de automatische bas- en akkoordnoten
een octaaf omlaag gaan.
Als bijvoorbeeld F is gespecificeerd als het breekpunt, dan
verandert een C majeur akkoord opgenomen als C3E3G3
(CEG) in D3F
#
3A3 (DF
#
A elk een noot verhoogd) wanneer de
vingerzetting D wordt gebruikt op het akkoordtoetsenbord, in
E3G
#
3B3 (EG
#
B elk een noot verhoogd) wanneer de
vingerzetting E wordt gebruikt, en in F2A2C3 (FAC wordt een
octaaf verlaagd) wanneer de vingerzetting F wordt gebruikt.
Inversie (Invert)
Deze parameter specificeert of akkoorden tijdens
automatische begeleidingsweergave al dan niet
geïnverteerde vormen van het originele akkoord (EGC en
GCE voor CEG) dienen te weerspiegelen.
Laten we bijvoorbeeld eens zeggen dat het originele
opgenomen C majeur akkoord CEG is en de vingerzetting van
het F akkoord wordt geplaatst op het akkoordtoetsenbord. Als
“Off” voor deze instelling wordt geselecteerd, wordt het
akkoord direct naar FAC geconverteerd. Als “On” (of “7th”)
wordt geselecteerd, wordt het akkoord geconverteerd naar
CFA, wat de geïnverteerde vorm is die het dichtst bij CEG ligt.
De overgang van akkoordnoten tijdens weergeven wanneer
“On” (of “7th”) is geselecteerd, is kleiner zodat de begeleiding
natuurlijker klinkt.
Merk op dat u alleen “7th” dient te selecteren in plaats van
“On” als “C7” is gespecificeerd voor de “PlayChrd” instelling*
wanneer het begeleidingspatroon wordt opgenomen en als u
“09 (Chord 7th)” selecteerde voor de akkoordconversietabel.
* Zie de “Opname-instellingen voor de gebruikersritmes”
(pagina NL-82) voor informatie over de “PlayChrd”.
Wanneer u “On” (of “7th”) voor deze instelling selecteert, let
er dan op dat u “C” selecteert voor de “Breekpunt” (Break
Pt) instelling.
Heractiveren (Retrig.)
Deze parameter specificeert hoe weergave van het
begeleidingspatroon wordt beïnvloed door een
akkoordverandering die optreedt halverwege een patroon.
Wanneer “On” is geselecteerd, wordt het patroon
“geheractiveerd”, waardoor de op dat moment gespeelde noot
verandert naar de corresponderende noot van de nieuwe
akkoordvingerzetting. Wanneer “Off” is geselecteerd, zal de
op dat moment klinkende noot worden afgekapt bij een
akkoordverandering, waarna de volgende noot van het
patroon van de nieuwe akkoordvingerzetting wordt
weergegeven.
Toonhoogtebereik (BndRng)
Deze parameter specificeert het toonhoogtebereik voor de
toonhoogteregelaar in stappen van een halve toon.
1.
Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU)
terwijl een ritme in de ritmebewerkingsmodus
wordt bewerkt.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Rhythm” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Volume” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
menu-item weer te geven dat u wilt veranderen.
*1 Zie “Lijst met nagalmeffecten” (pagina NL-23).
*2 Zie “Lijst met zwevingseffecten” (pagina NL-24).
*3 Zie “Lijst met vertragingseffecten” (pagina NL-24).
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
5.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
Bediening die van invloed is op
alle begeleidingspatronen in een
ritme
Maken van de mixerinstellingen voor een
ritme
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Volume
(Volume)
Regelt het totale
ritmevolume.
0 t/m 127
Nagalmtype
(Reverb)
Bepaalt het nagalmtype
dat op het totale ritme
wordt toegepast.
*
1
Zwevingtstype
(Chorus)
Bepaalt het zwevingstype
dat op het totale ritme
wordt toegepast.
*
2
Vertragingstype
(Delay)
Bepaalt het
vertragingstype dat op het
totale ritme wordt
toegepast.
*
3
CTX5000_3000_NL.book 88 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-89
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Maken van
de mixerinstellingen voor een ritme” (pagina
NL-88).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “All Clear” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
3.
Druk op bn [+] (YES) om de ingestelde
wisbewerking uit te voeren of op bn [–] (NO)
om deze te annuleren.
4.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
1.
Selecteer het gebruikersritme dat u wilt
hernoemen.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Rhy Name” verschijnt.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
Het hernoemingsscherm verschijnt.
4.
Voer een nieuwe naam in.
Zie “Invoeren van tekst” (pagina NL-15) voor
informatie over het invoeren van tekst.
5.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de hernoembewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Selecteer het gebruikersritme dat u wilt
kopiëren.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Rhy Name” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Rhy Copy” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
ritmenummer van de kopieerbestemming te
selecteren en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Als er reeds een gebruikersritme is opgeslagen met
het ritmenummer dat u als de kopieerbestemming
heeft opgegeven, verschijnt het bericht “Replace?”.
5.
Druk op bn [+] (YES) om de kopieerbewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl de
kopieerbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen
bediening uit terwijl dit bericht op het display wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Selecteer het gebruikersritme dat u wilt
wissen.
2.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Rhy Name” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Rhy Clr” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
4.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
5.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
Gegevens opgenomen in alle
begeleidingspatronen van een ritme in een
keer wissen
Hernoemen van een gebruikersritme
Kopiëren van een gebruikersritme
Wissen van een gebruikersritme
CTX5000_3000_NL.book 89 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-90
U kunt de MIDI-recorder gebruiken om real-time opnamen
van uw spel op het Digitale Keyboard te maken.
U kunt in totaal 10 melodieën in het geheugen van het
Digitale Keyboard opnemen. De opgenomen gegevens
worden met de melodienummers 31 t/m 40
(gebruikersmelodieën) in de melodiebank opgeslagen.
Een melodie mag maximaal 999 maten bevatten of in totaal
ongeveer 40.000 noten in alle sporen. Het opnemen stopt
automatisch wanneer een van deze limieten wordt bereikt.
U kunt op het toetsenbord meespelen met de opgenomen
melodie.
CASIO COMPUTER CO., LTD. draagt geen
verantwoordelijkheid voor enige schade, verlies van
winsten of eisen van derden die ontstaan uit het verlies
van opgenomen gegevens die verloren raken door
defecten, reparaties of om ongeacht welke andere
reden.
MIDI-recorder
De toetsenbord-uitvoeringsinformatie wordt als MIDI-
gegevens* op een systeemspoor of 16 solosporen
(opslaggebieden voor toetsenbord-uitvoeringsgegevens) in
het geheugen van het Digitale Keyboard opgenomen.
De toetsenbord-uitvoeringsinformatie (indrukken/loslaten
van klaviertoetsen, aanslagdruk enz.) wordt als MIDI-
gegevens opgenomen.
De grootte van de MIDI-gegevens is veel kleiner
vergeleken met de grootte van de geluidsgegevens,
waardoor deze later gemakkelijker op een computer enz.
kunnen worden bewerkt.
De MIDI-recorder geeft het geluid via het Digitale Keyboard
weer gebaseerd op de opgenomen MIDI-gegevens.
* MIDI
MIDI is de afkorting voor “Musical Instrument Digital
Interface”. Dit is een universele standaard die het mogelijk
maakt voor muziekinstrumenten, computers en andere
apparaten om uitvoeringsinformatie met elkaar uit te wisselen
(indrukken/loslaten van klaviertoetsen, aanslagdruk enz.),
ongeacht de fabrikant van de apparatuur. De
uitvoeringsgegevens worden in dit geval “MIDI-gegevens”
genoemd.
Opnamespoor en opgenomen gegevens
Systeemspoor
Hierop wordt de werking van de diverse uitvoeringsfuncties
van het Digitale Keyboard opgenomen, waaronder
automatische begeleiding, frasepads, lagen, splitsen enz.
Solosporen 1 t/m 16
Hierop wordt het toetsenbordspel met gebruik van één toon
(UPPER 1) opgenomen.
Overdubben van deze sporen is mogelijk zoals hieronder is
getoond.
De gegevens die op elk spoor worden opgenomen, worden
hieronder beschreven.
Opslaan op externe apparatuur
Melodieën opgenomen met de MIDI-recorder kunnen op een
USB flash-drive of een computer worden opgeslagen. Zie
“Opslaan van gegevens van het Digitale Keyboard op een
USB flash-drive” (pagina NL-121) en “Uitwisselen van
gegevens tussen het Digitale Keyboard en een computer
(pagina NL-125) voor details.
Gebruik van de MIDI-recorder
voor opnemen
Systeem Opname Opgenomen Opgenomen
Solo 1 Leeg
Opname Opgenomen
Solo 2 Leeg Leeg
Opgenomen
Solo 16 Leeg Leeg Opname
Dit type
spoor:
Neemt dit op:
Systeem-
spoor
Toetsenbordspel, toonnummer (UPPER 1,
UPPER 2, LOWER 1, LOWER 2),
ritmenummer, tempo, tijdsignatuur,
ritmebewerkingen, akkoordspecificatie,
bewerkingen van frasepads, volume van
automatische begeleiding, effectinstellingen
(nagalm, zweving, vertraging), lagen, splitsen,
automatisch harmoniseren/arpeggiatorspel,
toonschaalinstellingen (type en grondtoon van
voorkeuzetoonschaal, fijnstemmen van
toonschaal, aan/uit-instelling van toonschaal
voor automatische begeleiding), fijnstemmen
van gedeelten, grofstemmen van gedeelten,
instelling voor octaafverschuiving,
pedaalbediening, bediening van
toonhoogteregelaar, instelling van
toonhoogtebereik, mixerinstellingen, bediening
van PORTAMENT toets, bediening van
SUSTAIN toets
CT-X5000: Bediening van MODULATION/
ASSIGNABLE toets (vibrato, instelling DSP-
parameter)
Solosporen Toetsenbordspel, toonnummer (UPPER 1),
arpeggiatorspel, instelling voor
octaafverschuiving, pedaalbediening,
bediening van toonhoogteregelaar, instelling
van toonhoogtebereik, fijnstemmen van
gedeelten, grofstemmen van gedeelten,
mixerinstellingen, bediening van
PORTAMENT toets, bediening van SUSTAIN
toets
CT-X5000: Bediening van MODULATION/
ASSIGNABLE toets (vibrato, instelling DSP-
parameter)
CTX5000_3000_NL.book 90 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-91
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
Opnemen kan worden gestart vanaf een van de onderstaande
modi.
Ritmemodus
Druk op 8 RECORD/STOP en speel dan iets op het
toetsenbord om te beginnen met opnemen. Op deze wijze
kan snel en gemakkelijk worden gestart met opnemen op het
systeemspoor.
Melodiebankmodus
Nadat u eerst een melodienummer voor de
opnamebestemming heeft geselecteerd, drukt u op
8 RECORD/STOP om te beginnen met opnemen.
Wat er gebeurt nadat u op 8 RECORD/STOP heeft
gedrukt, hangt af vanaf welke van de bovenstaande modi
wordt begonnen. Probeer de onderstaande bediening uit te
voeren voordat u met opnemen begint.
1.
Druk op 6 RHYTHM om de ritmemodus in te
schakelen.
2.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het toestel komt in de opname-paraatstand te staan en
de [RECORD] indicator begint te knipperen.
U kunt een ritme en een toon selecteren.
Het opnemen begint zodra u iets op het toetsenbord
speelt. Bij indrukken van ck START/STOP beginnen
tegelijkertijd het ritme en de opname.
3.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt.
Het opname-instelscherm verschijnt en toont
“RecTrkSy”.
De [RECORD] indicator blijft doorgaan met knipperen.
Bij indrukken van ck START/STOP begint de
opname maar nog niet de ritmeweergave. Gebruik
deze methode om te beginnen met opnemen wanneer
u rustperioden aan het begin wilt invoegen.
Op dit scherm kunt u opname-instellingen maken
zoals het opname-bestemmingsspoor selecteren enz.
4.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Er wordt teruggekeerd naar de opname-paraatstand.
5.
Druk op 8 RECORD/STOP om de opname-
paraatstand te verlaten.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Bij opnemen met deze bedieningsprocedure wordt
automatisch het laagste melodienummer (31 t/m 40)
geselecteerd waarmee nog niets is opgenomen en dat
nog niet als opnamebestemming is geselecteerd.
1.
Druk op 7 SONG BANK om de
melodiebankmodus in te schakelen.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om een melodienummer van 31 t/m
40 (gebruikersopname) te selecteren.
3.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het opname-instelscherm verschijnt en toont
“RecTrkSy”.
U ziet hetzelfde scherm als dat wat verschijnt bij stap 3
onder “Bij starten vanaf de ritmemodus” hierboven.
4.
Druk nogmaals op 8 RECORD/STOP.
Hierdoor komt het toestel in de opname-paraatstand te
staan.
U ziet hetzelfde scherm als dat wat verschijnt bij stap 2
onder “Bij starten vanaf de ritmemodus” hierboven.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt als u wilt
terugkeren naar het opname-instelscherm.
5.
Druk nogmaals op 8 RECORD/STOP om de
opname-paraatstand te verlaten.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Starten van een opname
Bij starten vanaf de ritmemodus
Starten vanaf de melodiebankmodus
CTX5000_3000_NL.book 91 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-92
De [RECORD] indicator begint tijdens het opnemen te
knipperen wanneer de resterende notentelling 100 of lager
wordt. Wanneer er geen resterende noten meer zijn, stopt
het opnemen automatisch en verdwijnt de [RECORD]
indicator.
Zie “Veranderen van het nummer van de melodie voor de
opnamebestemming in de opname-paraatstand” (pagina
NL-95) om een nieuwe opname te maken door eerst het
nummer van de opnamebestemming te selecteren.
U kunt de instellingen zo maken dat er vooraf wordt geteld
voordat de opname begint of dat de metronoom klinkt
terwijl er wordt opgenomen. Zie “Vooraf tellen of de
metronoom laten klinken” (pagina NL-95).
U kunt de opname-paraatstand (knipperende [RECORD]
indicator) altijd verlaten door één- of tweemaal op
8 RECORD/STOP te drukken zodat de [RECORD]
indicator verdwijnt.
1.
Druk op 6 RHYTHM.
2.
Stel het tempo in dat u aan het begin van de
opname wilt gebruiken.
Zie “Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo)” (pagina NL-46).
3.
Selecteer het ritme en de toon die u aan het
begin van de opname wilt gebruiken.
Zie “Selecteren van een ritme” (pagina NL-43) en
“Selecteren van een toon” (pagina NL-18).
Voer de procedure uit onder “Mixerinstellingen maken”
(pagina NL-64) als u de mixerinstellingen van de
systeemspoorgedeelten wilt veranderen. Maak de
mixerinstellingen van elk gedeelte van de KEYBOARD
gedeeltengroep.
De lagen- en splitsinstellingen, evenals diverse andere
instellingen worden ook opgenomen. Zie
“Opnamespoor en opgenomen gegevens” (pagina
NL-90) voor details over de opgenomen gegevens.
4.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Hierdoor komt het toestel in de opname-paraatstand te
staan.
De [SONG] en [SYSTEM] indicators verschijnen ook
en de mixergedeelte-indicators ( t/m ) beginnen
allemaal te knipperen. Dit betekent dat het
systeemspoor de opnamebestemming is.
5.
Door iets op het toetsenbord te spelen wordt er
automatisch begonnen met opnemen.
Bij indrukken van ck START/STOP beginnen
tegelijkertijd het ritme en de opname.
Tijdens het opnemen wordt het aantal maten sinds het
begin van de opname in de rechter bovenhoek van het
display aangegeven.
6.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Druk op ck PLAY/STOP om de opgenomen
gegevens weer te geven.
Bij opnemen met de bovenstaande bedieningsprocedure
wordt automatisch het laagste melodienummer (31 t/m 40)
geselecteerd waarmee nog niets is opgenomen en dat nog
niet als opnamebestemming is geselecteerd.
Opnemen van het
toetsenbordspel
Opnemen van een nieuw systeemspoor
Knippert
Brandt
Brandt
Maat Maatslag
CTX5000_3000_NL.book 92 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-93
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
1.
Stel het tempo in dat u aan het begin van de
opname wilt gebruiken.
Zie “Veranderen van de automatische
begeleidingssnelheid (Tempo)” (pagina NL-46).
2.
Selecteer de toon die u aan het begin van de
opname wilt gebruiken.
Zie “Selecteren van een toon” (pagina NL-18).
U kunt de lagen- en splitsfuncties niet gebruiken bij het
opnemen.
Voer de procedure uit onder “Mixerinstellingen maken”
(pagina NL-64) als u de mixerinstellingen van het
solospoor dat wordt opgenomen wilt veranderen.
Maak de mixerinstellingen van het UPPER 1 gedeelte
van de KEYBOARD gedeeltengroep.
Zie “Opnamespoor en opgenomen gegevens” (pagina
NL-90) voor details over de gegevens die op het
solospoor worden opgenomen.
3.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Hierdoor komt het toestel in de opname-paraatstand te
staan.
De [SONG] en [SYSTEM] indicators verschijnen ook
en de mixergedeelte-indicators t/m beginnen
allemaal te knipperen. Dit betekent dat het
systeemspoor de opnamebestemming is.
4.
Selecteer het solospoor waarop u wilt
opnemen.
(1) Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt.
Het opname-instelscherm verschijnt dat u kunt
gebruiken om het spoor te selecteren waarop de
opname wordt gemaakt.
“RecTrkSy” geeft aan dat nu het systeemspoor is
geselecteerd als het spoor waarop de opname
wordt gemaakt.
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
[SONG] en [SOLO] indicators te laten verschijnen en
selecteer het solospoor waarop moet worden
opgenomen.
“RecTrk” geeft aan dat het huidige spoor dat is
ingesteld voor de opname een solospoor is. Het
getoonde nummer is het spoornummer ervan.
Het bijbehorende mixergedeelte-nummer ( t/m
) knippert ook.
(3) Druk op 8 RECORD/STOP om terug te keren
naar de opname-paraatstand.
Om aan het begin van de opname een rustpauze
in te voegen, drukt u op ck START/STOP in
plaats van op 8 RECORD/STOP. Er wordt
begonnen met opnemen en de rustpauze houdt
aan totdat u iets op het toetsenbord speelt.
5.
Door iets op het toetsenbord te spelen wordt er
automatisch begonnen met opnemen.
6.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Druk op ck PLAY/STOP om de opgenomen
gegevens weer te geven.
Opnemen van een nieuw solospoor
Knippert
Brandt
RecTr kS
y
Brandt
RecTr k 1
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 93 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-94
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die u wilt overdubben.
Selecteer een gebruikersopnamemelodie waarvan
tenminste één spoor is opgenomen.
3.
Selecteer de toon die u aan het begin van de
opname wilt gebruiken.
(1) Druk op 5 TONE.
(2) Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de bl
regelaar om het nummer van de toon te selecteren.
U kunt de lagen- en splitsfuncties niet gebruiken
bij het opnemen.
Zie “Opnamespoor en opgenomen gegevens”
(pagina NL-90) voor details over de gegevens die
op het solospoor worden opgenomen.
4.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Hierdoor komt het toestel in de opname-paraatstand te
staan.
“RecTrkSy” wordt nu weergegeven samen met de
[SONG] en [SYSTEM] indicators. Ook beginnen de
mixergedeelte-indicators t/m allemaal te
knipperen. Dit betekent dat het systeemspoor de
opnamebestemming is.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
[SONG] en [SOLO] indicators te laten
verschijnen en selecteer het solospoor waarop
moet worden opgenomen.
Terwijl de [SONG] en [SOLO] indicators branden,
geven de mixergedeelte-indicators t/m de
status van de solosporen aan. Wanneer een indicator
brandt, betekent dit dat het solospoor is opgenomen,
terwijl een knipperende indicator aangeeft dat het
betreffende solospoor de opnamebestemming is.
Bij het selecteren van een spoor dat reeds is
opgenomen worden de huidige gegevens van dat
spoor overschreven door de nieuwe opname.
6.
Druk op 8 RECORD/STOP om de opname-
paraatstand in te schakelen.
Om aan het begin van de opname een rustpauze in te
voegen, drukt u op ck START/STOP in plaats van op
8 RECORD/STOP. Bij het beginnen met
weergeven van een ander spoor dat reeds is
opgenomen wordt er dan gelijktijdig gestart met
opnemen en wordt er een rustpauze ingevoegd totdat
u iets op het toetsenbord speelt.
7.
Door iets op het toetsenbord te spelen wordt er
automatisch begonnen met opnemen.
Bij het beginnen met weergeven van een opgenomen
spoor wordt er gelijktijdig gestart met opnemen op het
spoor dat u in stap 5 heeft geselecteerd.
8.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Druk op ck PLAY/STOP om de opgenomen
gegevens weer te geven.
9.
Herhaal de stappen 3 t/m 8 voor elk van de
sporen die u wilt overdubben.
Tijdens weergave van opgenomen sporen
een ander solospoor overdubben
Knippert
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 94 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-95
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
1.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Als u met de procedure bent begonnen vanuit de
ritmemodus, komt het toestel in de opname-
paraatstand te staan. Ga door naar stap 2.
Als u met de procedure bent begonnen vanuit de
melodiebankmodus, toont het Digitale Keyboard het
opname-instelscherm wat betekent dat stap 2 niet
nodig is. Ga door naar stap 3.
Zie “Starten van een opname” (pagina NL-91) voor
informatie over de opname-paraatstand en het
opname-instelscherm.
2.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt.
Het opname-instelscherm verschijnt en toont
“RecTrkSy”.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “MltRec 1” weer te geven.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de melodie waarnaar
u wilt opnemen.
5.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het opname-instelscherm verdwijnt en er wordt
teruggekeerd naar de opname-paraatstand.
1.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Als u met de procedure bent begonnen vanuit de
ritmemodus, komt het toestel in de opname-
paraatstand te staan. Ga door naar stap 2.
Als u met de procedure bent begonnen vanuit de
melodiebankmodus, toont het Digitale Keyboard het
opname-instelscherm wat betekent dat stap 2 niet
nodig is. Ga door naar stap 3.
Zie “Starten van een opname” (pagina NL-91) voor
informatie over de opname-paraatstand en het
opname-instelscherm.
2.
Houd 8 RECORD/STOP lang ingedrukt.
Het opname-instelscherm verschijnt en toont
“RecTrkSy”.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het menu-item weer te geven
waarvan u de instelling wilt veranderen.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
4.
Gebruik bn [–] en [+] om de instelling te
veranderen.
5.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het opname-instelscherm verdwijnt en er wordt
teruggekeerd naar de opname-paraatstand.
Veranderen van het nummer van de melodie
voor de opnamebestemming in de opname-
paraatstand
RecTr kS
y
M
l t R e c 1
Vooraf tellen of de metronoom laten klinken
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Vooraf tellen
(Precount)
Bepaalt of er wel of niet
vooraf moet worden geteld
voordat een opname begint
nadat u op ck START/
STOP heeft gedrukt terwijl
het opname-instelscherm
wordt weergegeven.
On: Er wordt vooraf geteld
voor één maat.
Off: Het opnemen begint
zodra u op ck START/
STOP drukt of iets op het
toetsenbord begint te
spelen, zonder dat er vooraf
wordt geteld.
On, Off*
Metronoom
(Metronom)
On: De metronoom klinkt
tijdens het opnemen.
Off: De metronoom is
uitgeschakeld.
On, Off*
CTX5000_3000_NL.book 95 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-96
De opnamefuncties die in de onderstaande tabel worden
beschreven kunnen op een opgenomen spoor worden
uitgevoerd.
Gebruik de vooruitspoel- en terugspoelfuncties om naar de
plaats te gaan waar u wilt beginnen met de overdubbing of
punch-in opname en begin dan met opnemen. Als u het
startpunt- en eindpunt weet van het gedeelte dat u opnieuw
wilt opnemen, kunt u de melodie ook weergeven en op de
gewenste plaats beginnen met spelen.
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die het spoor bevat waar u de
overdubbing of punch-in opname wilt
uitvoeren.
3.
Druk op 8 RECORD/STOP.
Het opname-instelscherm verschijnt en de [RECORD]
indicator begint te knipperen.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Rec Type” weer te geven.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om een
van de onderstaande instellingen weer te
geven.
“MEASURE” en “BEAT” beginnen in de rechter
bovenhoek van het display te knipperen.
Als u de mixerinstellingen tijdens het opnemen wilt
veranderen, voer dan de procedure uit onder
“Mixerinstellingen maken” (pagina NL-64). Bij het opnemen
op het systeemspoor maakt u de mixerinstellingen voor elk
gedeelte van de SONG SYSTEM gedeeltengroep. Bij het
opnemen op een solospoor maakt u de mixerinstellingen
voor het bijbehorende gedeelte van de SONG SOLO
gedeeltengroep. (Bijvoorbeeld, wanneer u opneemt op
solospoor 3, maakt u de mixerinstellingen voor gedeelte 3
van de SONG SOLO gedeeltengroep.)
6.
Druk op ck PLAY/STOP.
De weergave van de melodie begint.
Indien gewenst kunt u vanaf hier naar stap 9 van de
procedure gaan en meteen beginnen met opnemen.
Druk nogmaals op ck PLAY/STOP om de procedure
voor de overdubbing/punch-in opname te stoppen.
Hierdoor verdwijnt de [RECORD] indicator van het
display.
7.
Gebruik bsdFF en brsREW om naar de
plaats te gaan vanaf waar u wilt beginnen met
opnemen.
Gebruik btk PAUSE om de weergave van de
melodie te pauzeren of weer te starten.
Na stap 8 zal de opname starten wanneer er in stap 9
iets op het toetsenbord wordt gespeeld. Nadat u het
punt heeft bepaald waar u wilt beginnen met
opnemen, gaat u naar een plaats die er even vóór is,
waarna u doorgaat naar stap 9.
8.
Druk op cm ACCOMP.
“MEASURE” en “BEAT” beginnen met hoge snelheid in
de rechter bovenhoek van het display te knipperen. Als
de weergave gepauzeerd is, zal deze nu weer starten.
Als u een opname op het systeemspoor maakt,
worden de ritmebedieningstoetsen nu weer
geactiveerd.
9.
Gebruik een van de onderstaande
bedieningsfuncties om te beginnen met
opnemen.
Speel iets op het toetsenbord.
Bij het maken van een punch-in opname kunt u ook
beginnen met opnemen door op cp STORE te
drukken. In dit geval wordt er een rustpauze aan het
begin van de melodie ingevoegd totdat er iets op het
toetsenbord wordt gespeeld.
De “MEASURE” en “BEAT” indicators stoppen met
knipperen. De [RECORD] indicator verschijnt ook.
10.
Druk op 8 RECORD/STOP wanneer u klaar
bent met opnemen.
De [RECORD] indicator verdwijnt.
Opnieuw opnemen van een
opgenomen spoor (Overdubbing,
Punch-in opname)
Overdubbing Er worden extra uitvoeringsgegevens aan
een opgenomen spoor toegevoegd, zonder
dat de voorheen opgenomen gegevens
worden gewist.
Punch-in
opname
Wordt gebruikt om specifieke gedeelten van
een melodie opnieuw op te nemen om
fouten enz. te corrigeren.
Een overdubbing of punch-in opname maken
Om deze bewerking uit te voeren: Selecteert u dit:
Overdubbing Over Dub
Punch-in opname Punch In
CTX5000_3000_NL.book 96 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-97
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
1.
Voer de procedure uit onder “Herhaalde
weergave van specifieke melodiematen (A-B
herhalen)” (pagina NL-40).
Bij het uitvoeren van de procedure selecteert u het
nummer van de melodie die het spoor bevat waar u de
overdubbing of punch-in opname wilt uitvoeren.
2.
Voer de stappen 3 t/m 7 uit onder “Een
overdubbing of punch-in opname maken”
(pagina NL-96).
3.
Druk op cm ACCOMP.
“MEASURE” en “BEAT” beginnen met hoge snelheid in
de rechter bovenhoek van het display te knipperen.
4.
Het opnemen begint automatisch wanneer de
weergave het begin bereikt van het gedeelte
dat u in stap 1 heeft ingesteld.
De “MEASURE” en “BEAT” indicators stoppen met
knipperen. De [RECORD] indicator verschijnt ook.
Speel de vereiste noten op het toetsenbord.
5.
Wanneer de weergave het einde van het
ingestelde gedeelte bereikt, verdwijnt de
[RECORD] indicator en zal het opnemen
automatisch stoppen.
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het melodienummer van een
opgenomen melodie te selecteren.
Selecteer de melodie die u wilt weergeven uit de
melodienummers 31 t/m 40 (MltRec 1 t/m MltRec 10).
3.
Druk op ck PLAY/STOP.
De weergave van de melodie begint.
De bedieningsfuncties die worden ondersteund tijdens
de weergave zijn bijna hetzelfde als de
bedieningsfuncties bij weergave van de ingebouwde
melodieën (met sommige uitzonderingen). Zie
“Weergeven van een ingebouwde melodie of een
melodie op een USB flash-drive (Melodiebankmodus)”
(pagina NL-39).
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het melodienummer van een
opgenomen melodie te selecteren.
3.
Druk op bo PART SELECT.
“TrSyMute” verschijnt.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het spoor te selecteren dat u
wilt dempen.
5.
Gebruik bn [–] of [+] om het spoor dat u in stap
4 heeft geselecteerd te dempen of de demping
ervan op te heffen.
Bij indrukken van bn [+] wordt het spoor gedempt en
bij indrukken van bn [–] wordt de demping van het
spoor opgeheven.
6.
Herhaal de stappen 4 en 5 naar vereist voor de
andere sporen.
7.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
8.
Druk op ck PLAY/STOP.
De weergave van de melodie begint overeenkomstig
de instellingen voor dempen/niet dempen van de
sporen die u heeft gemaakt.
9.
Druk op ck PLAY/STOP om de weergave van
de melodie te stoppen.
U kunt een overdubbing uitvoeren wanneer sommige
sporen zijn gedempt. Voer de procedure uit die begint
met stap 3 onder “Tijdens weergave van opgenomen
sporen een ander solospoor overdubben” (pagina
NL-94) nadat de bovenstaande bediening is
uitgevoerd.
Instellen van het opname-startpunt en
opname-eindpunt en dan een overdubbing of
punch-in opname uitvoeren
Weergeven van een opgenomen
melodie
Weergeven van een opgenomen melodie
Dempen van bepaalde sporen
TrS
y
M
ute
Huidige instelling Naam van instelling (geeft systeemspoor aan)
CTX5000_3000_NL.book 97 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-98
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die u wilt kopiëren.
3.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Song Clr” verschijnt.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “SongCopy” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
melodienummer van de kopieerbestemming te
selecteren en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Als er reeds een gebruikersopname is opgeslagen met
het melodienummer dat u als de kopieerbestemming
heeft opgegeven, verschijnt het bericht “Replace?”.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de kopieerbewerking
uit te voeren of op bn [–] (NO) om deze te
annuleren.
Het bericht “Wait...” blijft op het display terwijl de
kopieerbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen
bediening uit terwijl dit bericht op het display wordt
getoond. “Complete” verschijnt op het display wanneer
de bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die u wilt wissen.
3.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Song Clr” verschijnt.
4.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Sure?” verschijnt.
5.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die het spoor bevat dat u wilt
wissen.
3.
Houd 8 RECORD/STOP ingedrukt totdat
“Song Clr” verschijnt.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “TrkSyClr” weer te geven.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
spoor te selecteren dat u wilt wissen.
6.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Sure?” verschijnt.
7.
Druk op bn [+] (YES) om de wisbewerking uit te
voeren of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
8.
Herhaal de stappen 5 t/m 7 voor elk van de
sporen die u wilt wissen.
9.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de functie te verlaten.
Kopiëren van een opgenomen
melodie en wissen van een
opgenomen melodie of spoor
Kopiëren van een opgenomen melodie
Wissen van een opgenomen melodie
Wissen van een specifiek spoor van een
opgenomen melodie
CTX5000_3000_NL.book 98 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-99
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
Schakel de melodiebewerkingsmodus in voor gebruik van de
onderstaande functies.
Bewerken van een volledige melodie in maatsegmenten
(pagina NL-99)
Bewerken van een opgenomen melodie in
spoorsegmenten (pagina NL-101)
Bewerken van een spoor van een opgenomen melodie in
maatsegmenten (pagina NL-103)
Bewerken van een opgenomen melodie in
gebeurtenissegmenten (pagina NL-105)
Één voor één invoeren van noten en akkoorden (pagina
NL-108)
Mixerinstellingen voor een opgenomen melodie (pagina
NL-111)
1.
Druk op 7 SONG BANK.
2.
Gebruik de bm cijfertoetsen, bn [–] en [+] of de
bl regelaar om het nummer te selecteren van
de melodie die u wilt bewerken.
3.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
De melodiebewerkingsmodus wordt ingeschakeld en
“Song” verschijnt op het display.
Voer de onderstaande bediening uit aan het einde van het
gebruik van de melodiebewerkingsmodus.
1.
Druk op bn [+] (YES) om de ingestelde functie
van de melodiebewerkingsmodus uit te voeren
of op bn [–] (NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt het bericht
“Wait...” (bewerking wordt uitgevoerd) op het display.
Voer geen bediening uit terwijl dit bericht op het
display wordt getoond. “Complete” verschijnt op het
display wanneer de bewerking is voltooid.
2.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de melodiebewerkingsmodus te verlaten.
Gebruik de onderstaande procedure om een volledige
melodie (alle sporen die de melodie bevat) in maatsegmenten
te bewerken.
In de onderstaande procedure stelt u een startmaat in
(Point A of gewoon Point) en een eindmaat (Point B). Het
gedeelte dat is ingesteld met de procedure onder
“Herhaalde weergave van specifieke melodiematen (A-B
herhalen)” (pagina NL-40) wordt als de standaardinstelling
gebruikt.
Met deze procedure worden de maten binnen het
opgegeven bereik blanco gemaakt. Het totaal aantal maten
in de melodie zal niet veranderen.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Clear” verschijnt.
3.
Druk nogmaals op [6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u blanco wilt maken en druk dan
op [6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u blanco wilt maken en druk dan
op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
Melodiebewerkingsmodus
Inschakelen van de
melodiebewerkingsmodus
Verlaten van de functie van de
melodiebewerkingsmodus
Brandt
Bewerken van een volledige
melodie in maatsegmenten
(Melodiebewerking)
Meerdere maten in een melodie blanco
maken
CTX5000_3000_NL.book 99 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-100
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Clear” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Copy” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u wilt kopiëren en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u wilt kopiëren en druk dan op
[6] (ENTER).
“DstPoint” verschijnt.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
de kopieerbestemming en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
7.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus”
(pagina NL-99).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Clear” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Insert” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
“Point” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
maat te selecteren vanaf waar u de blanco
maten wilt invoegen en druk dan op
[6] (ENTER).
“Length” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
aantal blanco maten in te stellen dat u wilt
invoegen en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
Kopiëren van een volledige melodie in
maatsegmenten en deze invoegen op een
specifieke plaats in dezelfde melodie
Invoegen van blanco maten op een
specifieke plaats in een melodie
CTX5000_3000_NL.book 100 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-101
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
Met deze procedure worden de maten binnen het
opgegeven bereik gewist en verschuiven de maten die
volgen op het gewiste bereik naar voren om de ruimte die is
ontstaan op te vullen. Het totaal aantal maten in de melodie
wordt verminderd met het aantal maten dat wordt gewist.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
“Clear” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Delete” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u wilt wissen en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u wilt wissen en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus”
(pagina NL-99).
De bewerkingen in dit hoofdstuk zijn van invloed op het
volledige spoor van een opgenomen melodie.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “WholeTrk” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Clear” verschijnt.
3.
Druk nogmaals op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
5.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
Wissen van meerdere maten in een melodie
Bewerken van een opgenomen
melodie in spoorsegmenten
Wissen van een geselecteerd spoor
CTX5000_3000_NL.book 101 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-102
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “WholeTrk” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Clear” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Copy” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“SrcTrk 1” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
spoor op te geven dat gekopieerd moet worden
en druk dan op [6] (ENTER).
“DstTrk 1” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
spoor op te geven waarnaar gekopieerd moet
worden en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus”
(pagina NL-99).
Met de onderstaande procedure kunnen alleen de
gegevens worden gewist in de sporen die in de
onderstaande tabel zijn aangegeven.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “WholeTrk” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Clear” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om de
gegevens te selecteren die u wilt wissen.
Als u “AcompClr” heeft geselecteerd, gaat u door naar
stap 6. Als u iets anders heeft geselecteerd, gaat u
door naar stap 4.
4.
Druk op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven.
6.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
7.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
Kopiëren van een geselecteerd solospoor
naar een ander solospoor
Wissen van specifieke gegevens van een
geselecteerd spoor
Spoortype Gewiste gegevens
Systeemspoor Nootgebeurtenissen
Gegevens van
begeleidingsbewerkingen
Alle gegevens, behalve
begeleidingsbewerkingen en
nootgebeurtenissen
Solospoor Nootgebeurtenissen
Alle gegevens, behalve
nootgebeurtenissen
Om dit te wissen: Selecteert u dit:
Nootgebeurtenissen Note Clr
Gegevens van
begeleidingsbewerkingen van
systeemspoor
AcompClr
Alle gegevens, behalve
begeleidingsbewerkingen en
nootgebeurtenissen van
systeemspoor
OtherClr
Alle gegevens, behalve
nootgebeurtenissen van solospoor
CTX5000_3000_NL.book 102 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-103
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
U kunt op elk spoor van een opgenomen melodie
bewerkingen zoals kwantiseren, toonsoortverschuiving en
dergelijke, in maatsegmenten uitvoeren.
Kwantiseren corrigeert automatisch de timing van de noten
opgenomen in een spoor zodat deze overeenkomt met een
nootwaarde die gebruikt wordt als de kwantisatiereferentie
(nootgebeurtenis bij timing).
Bij toonsoortverschuiving wordt de toonhoogte van de
opgenomen noten (nootgebeurtenissen) in stappen van
een halve toon verschoven.
In de onderstaande procedure stelt u een startmaat in
(Point A of gewoon Point) en een eindmaat (Point B). Het
gedeelte dat is ingesteld onder “Herhaalde weergave van
specifieke melodiematen (A-B herhalen)” (pagina NL-40)
wordt als de oorspronkelijke standaardinstelling gebruikt.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Trk Meas” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Quantize” verschijnt.
3.
Druk nogmaals op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u wilt kwantiseren en druk dan
op [6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u wilt kwantiseren en druk dan
op [6] (ENTER).
“Value” verschijnt.
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
nootwaarde op te geven die gebruikt moet
worden als de referentienoot voor de
kwantisatie.
8.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
9.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Trk Meas” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Quantize” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“KeyShift” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik waarop u de toonsoortverschuiving
wilt toepassen en druk dan op [6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik waarop u de toonsoortverschuiving
wilt toepassen en druk dan op [6] (ENTER).
“Value” verschijnt.
Bewerken van een spoor van een
opgenomen melodie in
maatsegmenten
Kwantiseren van een geselecteerd spoor in
maatsegmenten
Display Beschrijving
4, 8, 16, 32 Kwartnoot, achtste noot, zestiende
noot, tweeëndertigste noot
4d, 8d, 16d, 32d Gepunteerde noten
4t, 8t, 16t, 32t Trioolnoten
Toonsoortverschuiving van een geselecteerd
spoor in maatsegmenten
CTX5000_3000_NL.book 103 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-104
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
waarde voor de toonsoortverschuiving op te
geven.
U kunt een waarde instellen in het bereik lopend van
–24 t/m 24. Door de instelling met één te verlagen
wordt de toonhoogte met één halve toon verlaagd en
door de instelling met één te verhogen wordt de
toonhoogte met één halve toon verhoogd.
8.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
9.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus”
(pagina NL-99).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Trk Meas” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Quantize” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Clear” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u wilt wissen en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u wilt wissen en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
7.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus”
(pagina NL-99).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Trk Meas” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Quantize” verschijnt.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Copy” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point A” verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
het bereik dat u wilt kopiëren en druk dan op
[6] (ENTER).
“Point B” verschijnt.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de laatste maat van
het bereik dat u wilt kopiëren en druk dan op
[6] (ENTER).
“DstPoint” verschijnt.
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van de eerste maat van
de kopieerbestemming en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
8.
Voer de procedure uit onder “Verlaten van de
functie van de melodiebewerkingsmodus
(pagina NL-99).
Wissen van een geselecteerd spoor in
maatsegmenten
Kopiëren van een geselecteerd spoor in
maatsegmenten en deze invoegen op een
specifieke plaats in hetzelfde spoor
CTX5000_3000_NL.book 104 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-105
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
De MIDI-recorder maakt opnamen in de vorm van
gegevensgroepen die “gebeurtenissen” worden genoemd.
Wanneer bijvoorbeeld een klaviertoets wordt ingedrukt,
worden er meerdere gebeurtenissen opgenomen: de timing
van het indrukken van de toets, de ingedrukte toets
(toonhoogte), de tijdsduur van het indrukken (nootlengte) en
de aanslagdruk (nootvolume).
De gebeurtenisbewerkingsfunctie wordt gebruikt om de
onderstaande gebeurtenissen te bewerken.
Nootgebeurtenissen
Toonnummer-gebeurtenissen
Ritmenummer-gebeurtenissen (alleen systeemspoor)
Gebeurtenissen van automatische begeleidingsakkoorden
(alleen systeemspoor)
Tijdens het bewerken van gebeurtenissen kunt u de [2] (w)
of [5] (q) bm cijfertoets gebruiken om de afzonderlijke
gebeurtenissen te doorlopen. De gebeurtenissen verschijnen
op het display zoals hieronder wordt beschreven.
Nootgebeurtenissen
Met dit Digitale Keyboard kunt u de volgende drie parameters
van de nootgebeurtenissen bewerken: nootnummer,
aanslagsnelheid en poorttijd.
Als tijdens het bewerken van gebeurtenissen een
nootgebeurtenis wordt weergegeven, is de eerste parameter
die verschijnt het nootnummer.
Nootnummerdisplay
Bij meermalen indrukken van de [1] (V) of [3] (W) bm
cijfertoets schakelt de weergegeven nootgebeurtenis telkens
over naar een andere parameter.
Aanslagsnelheidsdisplay
Poorttijd (maatslag) display
Poorttijd (tik) display
Toonnummer-gebeurtenis
Het toonnummer wordt weergegeven met de
gebeurtenisnaam “Tone”.
Ritmenummer-gebeurtenis
Het ritmenummer wordt weergegeven met de
gebeurtenisnaam “Rhythm”.
Gebeurtenis van automatisch
begeleidingsakkoord
Alleen de akkoordgrondtoon en het type automatische
begeleidingsakkoord worden weergegeven.
Een gebeurtenis genaamd “NonChord” wordt weergegeven
wanneer een akkoord is ingesteld om niet te klinken.
Einde van spoor
“EOT” (einde van spoor) wordt weergegeven wanneer het
einde van het bestemmingsspoor (gedeelte) is bereikt.
Bewerken van een opgenomen
melodie in gebeurtenissegmenten
(Gebeurtenisbewerking)
Gebeurtenissendisplay
C4
Nootnummer Nootnaam
V e l o c i t
y
GateBeat
GateTi ck
Tone
Toonnummer Gebeurtenisnaam
Rh
y
th
m
Ritmenummer Gebeurtenisnaam
Ab
M
7
Grondtoon Type
EOT
CTX5000_3000_NL.book 105 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-106
In de onderstaande tabel worden de instelbereiken voor de
gebeurtenissen aangegeven.
*1 CT-X5000: 1 t/m 393, CT-X3000: 1 t/m 343
*2 Zie “Gebeurtenis van automatisch begeleidingsakkoord”
(pagina NL-105).
*3 Alle akkoordtypen waarvan de vingerzetting op het
begeleidingstoetsenbord kan worden gemaakt of
“NonChord”. Zie “Vingerzettinggids” (pagina A-2).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “TrkEvent” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
gewenste spoor voor de gebeurtenisbewerking
op te geven en druk dan op [6] (ENTER).
De [EVENT] indicator verschijnt links van de [EDIT]
indicator.
De gebeurtenis aan het begin van het spoor wordt
weergegeven.
4.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven waarvan u de
parameters wilt veranderen.
De informatie van de gebeurtenislocatie (maatslag,
maat, tik) wordt aan de rechterkant op het display
getoond.
Bij het weergeven van een nootgebeurtenis op het
display klinkt er een bevestigingstoon (de toon van de
nootgebeurtenis).
Tijdens het bewerken van het systeemspoor wordt een
van de onderstaande indicators getoond. De getoonde
indicator geeft het gedeelte aan waar de weergegeven
gebeurtenis is opgenomen.
5.
Afhankelijk van de gebeurtenis die u bewerkt,
voert u een van de onderstaande procedures
uit.
Zie “Gebeurtenissendisplay” (pagina NL-105) voor
informatie over de indicators van de gebeurtenisstatus
en hoe de indicators moeten worden geïnterpreteerd.
Wanneer ck PLAY/STOP tijdens het bewerken van
een gebeurtenis wordt ingedrukt, klinken de
opgenomen gegevens vanaf het begin van de maat
die hoort bij de getoonde gebeurtenis.
Y Nootgebeurtenissen
(1) Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen om
een nootgebeurtenis weer te geven.
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om de
parameter weer te geven die u wilt veranderen.
(3) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling van de weergegeven parameter te
veranderen.
U kunt ook het toetsenbord gebruiken om de
nootnummers te specificeren.
De poorttijdmaatslag (GateBeat) kan worden
ingesteld in het bereik lopend van 0 t/m 340 voor
een melodie met een tijdsignatuur van 2/4 t/m 8/4
en in het bereik lopend van 0 t/m 680 voor een
melodie met een tijdsignatuur van 2/8 t/m 16/8.
De poorttijdtik (GateTick) kan worden ingesteld in
het bereik lopend van 0 t/m 95 voor een melodie
met een tijdsignatuur van 2/4 t/m 8/4 en in het
bereik lopend van 0 t/m 47 voor een melodie met
een tijdsignatuur van 2/8 t/m 16/8.
(4) Herhaal de stappen (2) en (3) voor elk van de
parameters die u wilt veranderen.
Instelbereiken voor de gebeurtenissen
Gebeurtenis Parameter (display) Instellingen
Noten Nootnummer (C1 t/m G9) 0 t/m 127
Aanslagsnelheid (Velocity) 1 t/m 127
Poorttijdmaatslag (GateBeat) 0 t/m 340
Poorttijdtik (GateTick) 0 t/m 95
Toonnummer Toonnummer (Tone) 1 t/m 900
Ritmenummer Ritmenummer (Rhythm) *
1
Akkoord Akkoordtype of “NonChord”
*2
*
3
Bewerken van een gebeurtenis
Brandt
Gedeelte Display
UPPER 1
UPPER 2
LOWER 1
LOWER 2
Automatisch harmoniseren
Frasepad 1 t/m 4 t/m
Maat Maatslag
Tik
CTX5000_3000_NL.book 106 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-107
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
Terwijl een nootgebeurtenis op het display wordt
weergegeven, kunt u de [2] (w) en [5] (q) bm
cijfertoetsen gebruiken om de afzonderlijke gebeurtenissen
te doorlopen. Als de gebeurtenis waar u naar toe gaat een
nootgebeurtenis is, worden dezelfde parameters
weergegeven.
Y Toonnummer-gebeurtenissen
(1) Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen om
“Tone” (Toonnummer-gebeurtenis) weer te geven.
(2) Druk op bk FUNCTION als u de naam wilt
controleren van de toon die aan de gebeurtenis is
toegewezen.
De toonnaam wordt weergegeven. Als u wilt dat
de toonnaam op het display blijft terwijl het
toonnummer wordt veranderd, gaat u naar stap
(3).
Druk nogmaals op bk FUNCTION om terug te
keren naar het “Tone” display.
(3) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
toonnnummer te veranderen.
Om tussen de categorieën heen en weer te gaan,
houdt u 4 CATEGORY ingedrukt en drukt dan
op bn [–] (eerste toon in de vorige categorie) of [+]
(eerste toon in de volgende categorie).
Y Ritmenummer-gebeurtenis (alleen systeemspoor)
(1) Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen om
“Rhythm” (Ritmenummer-gebeurtenis) weer te
geven.
(2) Druk op bk FUNCTION als u de naam wilt
controleren van het ritme dat aan de gebeurtenis is
toegewezen.
De ritmenaam wordt weergegeven. Als u wilt dat
de ritmenaam op het display blijft terwijl het
ritmenummer wordt veranderd, gaat u naar stap
(3).
Druk nogmaals op bk FUNCTION om terug te
keren naar het “Rhythm” display.
(3) Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
ritmenummer te veranderen.
Om tussen de categorieën heen en weer te gaan,
houdt u 4 CATEGORY ingedrukt en drukt dan
op bn [–] (eerste ritme in de vorige categorie) of
[+] (eerste ritme in de volgende categorie).
Y Akkoordgebeurtenis (alleen systeemspoor)
(1) Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen om
een akkoordgebeurtenis weer te geven.
(2) Als er geen [ACCOMP] indicator wordt
weer
gegeven, drukt u op
cm ACCOMP om deze te
laten verschijnen.
(3) Speel het gewenste akkoord op het
begeleidingstoetsenbord.
Het akkoordtype verandert naar het akkoord dat u
speelt.
Zie “Veranderen van de instellingen voor het
begeleidingstoetsenbord” (pagina NL-48) voor
details over de akkoord-vingerzetmodus.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets ingedrukt om
de gebeurtenisbewerkingsmodus te verlaten.
7.
Houd nogmaals de [4] (EXIT) bm cijfertoets
lang ingedrukt om de
melodiebewerkingsmodus te verlaten.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Voer de stappen 2 en 3 uit onder “Bewerken
van een gebeurtenis” (pagina NL-106).
3.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bmcijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven die u wilt
wissen.
4.
Druk op de [9] (DELETE) bm cijfertoets.
De weergegeven gebeurtenis wordt gewist.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Voer de stappen 2 en 3 uit onder “Bewerken
van een gebeurtenis” (pagina NL-106).
3.
Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “KeyShift” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
5.
Voer de stappen 5 t/m 9 uit onder
“Toonsoortverschuiving van een geselecteerd
spoor in maatsegmenten” (pagina NL-103).
Wissen van een gebeurtenis
Toonsoortverschuiving van gebeurtenisssen
in maatsegmenten
Brandt
CTX5000_3000_NL.book 107 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-108
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Voer de stappen 2 en 3 uit onder “Bewerken
van een gebeurtenis” (pagina NL-106).
3.
Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Clear” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
5.
Voer de stappen 5 t/m 7 uit onder “Wissen van
een geselecteerd spoor in maatsegmenten”
(pagina NL-104).
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Voer de stappen 2 en 3 uit onder “Bewerken
van een gebeurtenis” (pagina NL-106).
3.
Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Copy” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
5.
Voer de stappen 5 t/m 8 uit onder “Kopiëren
van een geselecteerd spoor in maatsegmenten
en deze invoegen op een specifieke plaats in
hetzelfde spoor” (pagina NL-104).
Stappeninvoer is een gebeurtenisbewerkingsfunctie. Gebruik
stappeninvoer om de lengte en toonhoogte van elke
afzonderlijke noot (nootgebeurtenis) te specificeren. Bij het
systeemspoor kunt u ook stappeninvoer van automatische
begeleidingsakkoorden (akkoordgebeurtenissen) toepassen.
Bij het toepassen van stappeninvoer bij een spoor dat
reeds opgenomen gegevens bevat, worden de bestaande
gegevens niet gewist. Dit betekent dat u stappeninvoer
kunt gebruiken voor het toevoegen van gegevens aan
bestaande opgenomen gegevens.
Gebruik tijdens stappeninvoer de cs REGISTRATION
toetsen om noten, rustpauzes enz. in te voeren.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Voer de stappen 2 en 3 uit “Bewerken van een
gebeurtenis” (pagina NL-106) en controleer of
de [EVENT] indicator brandt.
3.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven binnen de
maat vanaf waar u de stappeninvoer wilt
starten.
Het startpunt van de stappeninvoer is het begin van de
maat.
4.
Druk op cs REGISTRATION [1].
De [STEP] indicator verschijnt en de
stappeninvoermodus wordt ingeschakeld.
Tijdens gebruik van stappeninvoer wordt het huidige
invoerpunt (maat, maatslag, tik) aan de rechterkant op
het display weergegeven.
Wissen van gebeurtenisssen in
maatsegmenten
Kopiëren van gebeurtenisssen in
maatsegmenten
Één voor één invoeren van noten
en akkoorden (Stappeninvoer)
Invoeren van nootgebeurtenissen met
stappeninvoer
Brandt
Maat
Nootwaarde
Maatslag
Tik
CTX5000_3000_NL.book 108 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-109
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
5.
Wanneer u het systeemspoor aan het
bewerken bent, kunt u het
bestemmingsgedeelte voor de invoer
specificeren.
Zie “Selecteren van een systeemspoorgedeelte”
(pagina NL-110).
Deze stap is niet nodig wanneer een solospoor wordt
bewerkt. Ga door naar stap 6.
6.
Stel indien nodig de aanslagsnelheid
(toetsenbordaanslag) en de poorttijdsnelheid
(feitelijke lengte) in van de nootgebeurtenis die
u gaat invoeren.
De aanslagsnelheid- en poorttijdsnelheid-instellingen
die u hier maakt, worden toegepast op alle
nootgebeurtenissen die u invoert totdat u de
instellingen weer verandert.
De aanslagsnelheid kan worden opgegeven als een
waarde (1 t/m 127) of door zelf een toets in te drukken
(waardoor een aanslagsnelheid wordt ingesteld
overeenkomstig de toetsdruk). De standaardinstelling
is 100.
De poorttijdsnelheid geeft de nootlengte aan als een
percentage (1 t/m 100%) van de nootwaarde die u in
stap 7 instelt. Als bijvoorbeeld de poorttijdsnelheid
80% (standaardinstelling) is, wordt een kwartnoot (96
tikken) 76 tikken (96×0,8=76,8, decimaalgedeelte
afgerond).
* Wanneer “Key On” wordt geselecteerd, wordt de
aanslagsnelheid van de toetsenbordaanslag bij het
invoeren van een nootgebeurtenis gereflecteerd in de
aanslagsnelheidswaarde.
7.
Stel de nootwaarde (gebeurtenislengte) in van
de gebeurtenis die u in stap 8 gaat invoeren.
*1 Als u een gepunteerde noot of een trioolnoot wilt invoeren,
drukt u eerst op een toets van [1] t/m [6] en dan drukt u op
[7] of [8]. Om bijvoorbeeld een gepunteerde kwartnoot in te
voeren, drukt u op [3] en dan op [7].
De nootwaarde ingesteld overeenkomstig de
toetsinvoer verschijnt aan de rechterkant op het display.
8.
Selecteer de gebeurtenis die moet worden
ingevoerd.
*2 Maakt de lengte van de voorheen ingevoerde
nootgebeurtenis langer. Als u bijvoorbeeld een kwartnoot-
gebeurtenis invoert en deze met een achtste noot wilt
verlengen, voer dan de volgende bediening uit: bm
cijfertoets [4] (achtste noot) - cs REGISTRATION [3]
(Verbindingsboogje).
Bij het invoeren van een gebeurtenis gaat het
invoerpunt vooruit overeenkomstig de nootwaarde
ingesteld in stap 7.
9.
Herhaal de stappen 5 t/m 8 naar vereist.
De bediening in stap 5 is niet nodig zolang als het
bestemmingsgedeelte hetzelfde blijft.
10.
Druk op cs REGISTRATION [1] om de
stappeninvoermodus te verlaten.
De [STEP] indicator verdwijnt.
Om dit in te
stellen:
Voer deze bediening uit:
Aanslagsnelheid (1) Druk op cs REGISTRATION [4].
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl
regelaar om een waarde in stellen
of “Key On” te selecteren.*
(3) Druk op de [4] (EXIT) bm
cijfertoets.
Poorttijdsnelheid (1) Druk op cs REGISTRATION [5].
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl
regelaar om een percentage in te
stellen.
(3) Druk op de [4] (EXIT) bm
cijfertoets.
Om deze nootwaarde in te
voeren:
Druk op deze bm cijfertoets:
Geheel [1]
Half [2]
Kwart [3]
Achtste [4]
Zestiende [5]
Tweeëndertigste [6]
Gepunteerde noot*
1
[7]
Triool*
1
[8]
Om dit in te voeren: Voer deze bediening uit:
Nootgebeurtenis Na het instellen van een nootwaarde
in stap 7, drukt u op de klaviertoets
voor de noot die u wilt invoeren. Bij
gelijktijdig indrukken van meerdere
klaviertoetsen wordt een akkoord
ingevoerd.
Rustpauze Na het instellen van een nootwaarde
in stap 7, drukt u op
cs REGISTRATION [2].
Verbindingsboogje*
2
Na het instellen van een nootwaarde
van een noot voor verbinding met de
vorige nootgebeurtenis in stap 7,
drukt u op cs REGISTRATION [3].
2 26
CTX5000_3000_NL.book 109 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-110
Selecteren van een systeemspoorgedeelte
Wanneer het systeemspoor wordt geselecteerd als het
bestemmingsspoor, kunt u de onderstaande toetsen
gebruiken om het gedeelte te selecteren dat moet worden
bewerkt. U kunt de selectiestatus van elk gedeelte te weten
komen door te controleren of de indicators aangegeven in de
“Display” kolom van de tabel branden.
De UPPER 1 en UPPER 2 gedeelten kunnen gelijktijdig
worden geselecteerd. De LOWER 1 en LOWER 2
gedeelten kunnen gelijktijdig worden geselecteerd. Bij
stappeninvoer van een gebeurtenis terwijl twee gedeelten
zijn geselecteerd, zal gelijktijdig dezelfde gebeurtenis in
beide gedeelten worden ingevoerd.
Het gedeelte van automatisch harmoniseren en de
gedeelten van frasepad 1 t/m 4 kunnen alleen afzonderlijk
worden geselecteerd. Bij het selecteren van deze
gedeelten verdwijnen de indicators van de andere
gedeelten.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “TrkEvent” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
systeemspoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
De [EVENT] indicator verschijnt.
4.
Als er geen [ACCOMP] indicator wordt
weergegeven, drukt u op cm ACCOMP om
deze te laten verschijnen.
5.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven binnen de
maat vanaf waar u de stappeninvoer wilt
starten.
Het startpunt van de stappeninvoer is het begin van de
maat.
6.
Druk op cs REGISTRATION [1].
De [STEP] indicator verschijnt en de
stappeninvoermodus wordt ingeschakeld.
7.
Stel indien nodig de aanslagsnelheid
(toetsenbordaanslag) van de
akkoordgebeurtenis in.
Zie stap 6 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen
met stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
8.
Stel de gebeurtenislengte in van de
gebeurtenis die u in stap 9 gaat invoeren.
Zie stap 7 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen
met stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
9.
Selecteer de gebeurtenis die moet worden
ingevoerd.
*1 Zie “Veranderen van de instellingen voor het
begeleidingstoetsenbord” (pagina NL-48) voor details over
de akkoord-vingerzetmodus.
*2 Zie stap 8 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen met
stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie over hoe
de instelling wordt gemaakt.
10.
Herhaal de stappen 7 t/m 9 naar vereist.
11.
Druk op cs REGISTRATION [1] om de
stappeninvoermodus te verlaten.
De [STEP] indicator verdwijnt.
Om dit
gedeelte te
selecteren:
Druk op deze toets: Display
UPPER 1 cs REGISTRATION [7]
UPPER 2 dq UPPER LAYER
LOWER 1 dp SPLIT
LOWER 2
dq UPPER LAYER
(Lang indrukken)
Automatisch
harmoniseren
do AUTO HARMONIZE
Frasepad 1 cq PHRASE PAD [P1]
Frasepad 2 cq PHRASE PAD [P2]
Frasepad 3 cq PHRASE PAD [P3]
Frasepad 4 cq PHRASE PAD [P4]
Invoeren van akkoordgebeurtenissen met
stappeninvoer
Om dit in te voeren: Voer deze bediening uit:
Akkoordgebeurtenis Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, gebruikt
u het begeleidingstoetsenbord om
een akkoord te specificeren.*
1
Rustpauze
(NonChord)
Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, drukt u
op cs REGISTRATION [2].
Verbindingsboogje*
2
Na het instellen van de
gebeurtenislengte van een akkoord
voor verbinding met de vorige
akkoordgebeurtenis in stap 8, drukt
u op cs REGISTRATION [3].
CTX5000_3000_NL.book 110 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-111
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
U kunt de mixerinstellingen maken van elk gedeelte van het
systeemspoor en de solosporen van een opgenomen
melodie.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
Om de mixerinstellingen van het systeemspoor te
maken, maakt u de instellingen van elk gedeelte van
de SONG SYSTEM gedeeltengroep. Om de
mixerinstellingen van een solospoor te maken, maakt
u de instellingen van elk gedeelte van de SONG SOLO
gedeeltengroep. Zie “Gedeeltenlijst voor elke
gedeeltengroep van de mixer” (pagina NL-65) voor
informatie over de gedeelten binnen een
gedeeltengroep.
3.
Selecteer de gedeeltengroep waarvoor u de
mixerinstellingen wilt maken.
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik bn [–] en [+] om de gedeeltengroep (SONG
SYSTEM of SONG SOLO) te selecteren waarvan u
de instellingen wilt maken.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het gedeelte te selecteren
waarvan u de instellingen met de mixer wilt
maken.
5.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het menu-item weer te geven dat u wilt
veranderen.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
7.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets wanneer de
mixerinstellingen naar wens zijn.
Mixerinstellingen voor een
opgenomen melodie
De mixerinstellingen van een opgenomen
melodie maken
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Gedeelte aan/uit
(Part)
Stelt aan/uit voor het
geselecteerde gedeelte
in.
On*, Off
Toon (Tone) Stelt de toon van het
geselecteerde gedeelte
in.
1 t/m 900
Volume (Volume) Regelt het
volumeniveau van het
geselecteerde gedeelte.
0 t/m 127*
Pan (Pan) Regelt de stereo-
panoramapositie van het
geselecteerde gedeelte.
0 geeft het midden aan,
terwijl een kleinere
waarde naar links
verschuift en een
grotere waarde naar
rechts.
–64 tot 0* tot
63
Grofstemmen
(Coarse)
Verschuift de
toonhoogte van het
gedeelte in stappen van
een halve toon.
–24 tot 0* tot
24
Fijnstemmen
(Fine)
Fijnstemmen van de
toonhoogte van het
gedeelte in eenheden
van een honderdste.
–99 tot 0* tot
99
Toonhoogtebereik
(Bend Rng)
Regelt hoeveel het
geluid verandert
wanneer de
toonhoogteregelaar
wordt rondgedraaid.
0 tot 2* tot 24
Nagalm zenden
(Rev Send)
Bepaalt hoeveel nagalm
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0 tot 40* tot
127
Zweving zenden
(Cho Send)
Bepaalt hoeveel
zweving wordt
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Vertraging
zenden
(Dly Send)
Bepaalt hoeveel
vertraging wordt
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
CTX5000_3000_NL.book 111 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-112
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om de instellingen voor het master Digitale Keyboard te maken. De procedure maakt
gebruik van de bk FUNCTION toets.
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld door op 1P (aan/uit) te drukken of door activering van de automatische
stroomonderbreker (pagina NL-9) terwijl de functie Automatisch hervatten (pagina NL-10) is uitgeschakeld, worden alle
instellingen, met uitzondering van de onderstaande instellingen, teruggezet op de oorspronkelijke
standaardinstellingen.
Equalizer, Stemming, Blokkeringsitem registratiegeheugen, Pedaal 2 type, Kalibratie expressiepedaal, Start van ritme
tikken, Examenmodus, Displaycontrast
1.
Druk op bk FUNCTION.
De [FUNCTION] indicator en een hoofdmenu-item verschijnen.
Het display dat hier wordt getoond is slechts een voorbeeld. Het feitelijke display dat u ziet wanneer u op bk FUNCTION
drukt kan anders zijn.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om het menu-item weer te geven dat u wilt veranderen.
Als de [ENTER] indicator wordt weergegeven, voert u de onderstaande stappen uit. Als dit niet het geval is, gaat u door
naar stap 3.
(1) Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets. Er wordt overgeschakeld naar het display met de submenu-items.
(2) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) cijfertoetsen om het submenu weer te geven waarin u wijzigingen wilt aanbrengen.
Nadat het submenu-item verschijnt, gaat u door naar stap 3.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets om vanaf een submenu-item terug te keren naar een hoofdmenu-item.
Als de [ENTER] indicator brandt terwijl een submenu-item wordt weergegeven, betekent dit dat er nog een ander
submenu onder het weergegeven submenu is. Herhaal in dit geval de stappen (1) en (2).
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de instelling te veranderen.
Bij indrukken van de [0] (NUM) bm cijfertoets verschijnt de [NUM] indicator waarmee wordt aangegeven dat er nummers
kunnen worden ingevoerd met de bm cijfertoetsen (pagina NL-14). Als voor een instelitem echter een waarde met een
decimaalcijfer moet worden ingevoerd, kunt u alleen de hele getallen met de bm cijfertoetsen invoeren. Het decimaalcijfer
moet worden ingesteld met bn [–] en [+] of de bl regelaar.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
De [FUNCTION] indicator verdwijnt.
Maken van functie-instellingen
Maken van functie-instellingen met de bk FUNCTION toets
Touch
Brandt
Huidige ingestelde waarde (of ingesteld nummer) Hoofdmenu-item
CTX5000_3000_NL.book 112 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-113
Maken van functie-instellingen
Lijst met functie-instellingen
Functienaam Display Instellingen
Zie
pagina
Aanslagvolume Touch 1 t/m 4 NL-29
Akkoordmodus ChordMod 1 t/m 6 NL-50
Frasepad Phr Pad NL-54
Omschakelen fraseset Phr Set 1 t/m 25 NL-54
Pad 1 Pad 1
NL-56
Herhaalde weergave Loop On, Off
Toonsoortverschuiving KeyShift –24 t/m 24
Tijdsynchronisatie TimingSy 1 t/m 3
Akkoordsynchronisatie ChordSyn On, Off
Breekpunt Break Pt 1 t/m 12
Pad 2*
1
Pad 2
Pad 3*
1
Pad 3
Pad 4*
1
Pad 4
Regelaars Cntrller
Pedalen Pedal
NL-30
Pedaal 1 effect Pd1Efect 1 t/m 4
Bestemmingsgedeelte voor pedaal 1 effect Pd1Enabl
Pedaal 1 effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 1 U1Pd1Enb On, Off
Pedaal 1 effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 2 U2Pd1Enb On, Off
Pedaal 1 effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 1 L1Pd1Enb On, Off
Pedaal 1 effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 2 L2Pd1Enb On, Off
Pedaal 2 effect Pd2Efect 1 t/m 4
Bestemmingsgedeelte voor pedaal 2 effect Pd2Enabl
Pedaal 2 effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 1 U1Pd2Enb On, Off
Pedaal 2 effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 2 U2Pd2Enb On, Off
Pedaal 2 effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 1 L1Pd2Enb On, Off
Pedaal 2 effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 2 L2Pd2Enb On, Off
Pedaal 2 type Pd2 Type 1 t/m 3
Kalibratie expressiepedaal ExPCalib
Toonhoogteregeling PitchBnd
NL-33
Toonhoogtebereik Range 0 t/m 24
Toonhoogteregeling aan/uit voor toongedeelte UPPER 1 U1Enable On, Off
Toonhoogteregeling aan/uit voor toongedeelte UPPER 2 U2Enable On, Off
Toonhoogteregeling aan/uit voor toongedeelte LOWER 1 L1Enable On, Off
Toonhoogteregeling aan/uit voor toongedeelte LOWER 2 L2Enable On, Off
CTX5000_3000_NL.book 113 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-114
Maken van functie-instellingen
CT-X5000: MODULATION/ASSIGNABLE Mod/Asgn NL-33
Toetsbediening Btn Act 1 t/m 2 NL-33
Toetsfunctie Btn Func 1 t/m 2 NL-34
Waarde wanneer modulatie aan staat ModValue 0 t/m 127 NL-33
DSP-bestemmingsmodule DSPModle 1 t/m 28
NL-34DSP-bestemmingsparameter DSPParam *
2
Waarde wanneer DSP aan staat DSPValue
Bestemmingsgedeelte voor MODULATION/ASSIGNABLE toets PartEnbl
NL-34
Effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 1 U1Enable On, Off
Effect aan/uit voor toongedeelte UPPER 2 U2Enable On, Off
Effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 1 L1Enable On, Off
Effect aan/uit voor toongedeelte LOWER 2 L2Enable On, Off
Portamento Portamento
NL-32
Portamentotijd van toongedeelte UPPER 1 U1 Port. 0 t/m 127
Portamentotijd van toongedeelte UPPER 2 U2 Port. 0 t/m 127
Portamentotijd van toongedeelte LOWER 1 L1 Port. 0 t/m 127
Portamentotijd van toongedeelte LOWER 2 L2 Port. 0 t/m 127
Aanhouden Sustain
NL-32
Aanhoudeffectsterkte van toongedeelte UPPER 1 U1 Sus. 0 t/m 9
Aanhoudeffectsterkte van toongedeelte UPPER 2 U2 Sus. 0 t/m 9
Aanhoudeffectsterkte van toongedeelte LOWER 1 L1 Sus. 0 t/m 9
Aanhoudeffectsterkte van toongedeelte LOWER 2 L2 Sus. 0 t/m 9
Automatisch harmoniseren/Arpeggiator AHar/Arp NL-27, 52
Toewijzing AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR toets BtnAsign 1 t/m 2 NL-27, 52
Automatisch harmonisatietype AHarType 1 t/m 12 NL-52
Arpeggiatortype Arp Type 1 t/m 150
NL-27Arpeggiator aanhouden ArpegHld On, Off
Arpeggiatorgedeelte ArpgPart 1 t/m 2
Octaafverschuiving Octave
NL-35
Octaafverschuiving van toongedeelte UPPER 1 U1 Oct. –3 t/m 3
Octaafverschuiving van toongedeelte UPPER 2 U2 Oct. –3 t/m 3
Octaafverschuiving van toongedeelte LOWER 1 L1 Oct. –3 t/m 3
Octaafverschuiving van toongedeelte LOWER 2 L2 Oct. –3 t/m 3
Corresponderend gedeelte van octaafverschuivingstoets Btn Trgt
Toetsgedeelte aan/uit voor toongedeelte UPPER 1 U1OctBtn On, Off
Toetsgedeelte aan/uit voor toongedeelte UPPER 2 U2OctBtn On, Off
Toetsgedeelte aan/uit voor toongedeelte LOWER 1 L1OctBtn On, Off
Toetsgedeelte aan/uit voor toongedeelte LOWER 2 L2OctBtn On, Off
Functienaam Display Instellingen
Zie
pagina
CTX5000_3000_NL.book 114 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-115
Maken van functie-instellingen
Splitsen Split NL-20, 50
Splitspunt Split Pt 36 t/m 96 NL-20
Onderste punt Lower Pt 36 t/m 96 NL-51
Akkoordpunt Chord Pt 36 t/m 96 NL-51
Akkoordinvoer-voorrangsmodus Cd Prior On, Off NL-52
Volume van automatische begeleiding AcompVol 0 t/m 127 NL-45
Melodievolume Song Vol 0 t/m 127 NL-40
Stemming Tune NL-37
Stemming master Digitale Keyboard MstrTune 415,5 t/m 465,9 NL-37
Grofstemmen van gedeelten PrtCoars
NL-37
Toongedeelte UPPER 1 grofstemmen U1CsTune –24 t/m 24
Toongedeelte UPPER 2 grofstemmen U2CsTune –24 t/m 24
Toongedeelte LOWER 1 grofstemmen L1CsTune –24 t/m 24
Toongedeelte LOWER 2 grofstemmen L2CsTune –24 t/m 24
Fijnstemmen van gedeelten Prt Fine
NL-37
Toongedeelte UPPER 1 fijnstemmen U1FnTune –99 t/m 99
Toongedeelte UPPER 2 fijnstemmen U2FnTune –99 t/m 99
Toongedeelte LOWER 1 fijnstemmen L1FnTune –99 t/m 99
Toongedeelte LOWER 2 fijnstemmen L2FnTune –99 t/m 99
Toonschalen Scale NL-37
Type voorkeuzetoonschaal Type 1 t/m 17
NL-38
Grondtoon voorkeuzetoonschaal Root 1 t/m 12
Toonschaal van automatische begeleiding AcompScl On, Off NL-38
Fijnstemmen van toonschaal FineTune
NL-38
Fijnstemmen van gedeelten voor C noten C Tune –99 t/m 99
Fijnstemmen van gedeelten voor D
b
noten DbTune –99 t/m 99
Fijnstemmen van gedeelten voor B noten B Tune –99 t/m 99
Nagalm Reverb *
3
NL-22
Zweving Chorus *
3
NL-22
Vertraging Delay *
3
NL-22
Equalizer Equalizr *
3
NL-25
Functienaam Display Instellingen
Zie
pagina
CTX5000_3000_NL.book 115 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-116
Maken van functie-instellingen
CT-X5000: Equalizer-gebruikersinstellingen User EQ
NL-26
Laagbereik-instelling EQ Low
Laagbereik-afkapfrequentie Low Freq 1 t/m 13
Laagbereik-versterking Low Gain –12 t/m 12
Middenbereik 1 instelling EQ Mid1
Middenbereik 1 middenfrequentie Mid1Freq 1 t/m 20
Middenbereik 1 versterking Mid1Gain –12 t/m 12
Middenbereik 2 instelling EQ Mid2
Middenbereik 2 middenfrequentie Mid2Freq 1 t/m 20
Middenbereik 2 versterking Mid2Gain –12 t/m 12
Hoogbereik-instelling EQ High
Hoogbereik-afkapfrequentie HighFreq 1 t/m 10
Hoogbereik-versterking HighGain –12 t/m 12
Ingangsniveau Input Lv 0 t/m 127
Uitgangsniveau OutputLv 0 t/m 127
Audioweergave AudioPly
NL-43
Herhaalfunctie audioweergave Repeat On, Off
Volume van audioweergave Volume 0 t/m 127
Middenbereik annuleren van audioweergave C Cancel On, Off
Registratiegeheugen Reg Mem NL-70
Blokkeringsitem registratiegeheugen RMFrzTgt
NL-69
Blokkeringseffect voor ritme aan/uit Rhythm On, Off
Blokkeringseffect voor tempo aan/uit Tempo On, Off
Blokkeringseffect voor toon aan/uit Tone On, Off
Blokkeringseffect aan/uit voor splitspunt Split Pt On, Off
Blokkeringseffect aan/uit voor automatisch harmoniseren/arpeggiator AHar/Arp On, Off
Blokkeringseffect voor transponeren aan/uit Trans. On, Off
Blokkeringseffect voor toonschaal aan/uit Scale On, Off
Blokkeringseffect voor aanslagvolume aan/uit Touch On, Off
Blokkeringseffect voor effecten aan/uit Effect On, Off
Blokkeringseffect aan/uit voor grofstemmen, fijnstemmen PartTune On, Off
Blokkeringseffect voor frasepads aan/uit Phr Pad On, Off
Blokkeringseffect voor regelaar aan/uit Cntrller On, Off
Registratiereeks Reg Seq 1 t/m 3 NL-70
Functienaam Display Instellingen
Zie
pagina
CTX5000_3000_NL.book 116 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-117
Maken van functie-instellingen
*1 Bevat dezelfde submenu’s als Pad 1.
*2 Hangt af van de specificatie van de “DSP-bestemmingsmodule” (DSPModle).
*3 Het instelbereik hangt van het toetsenbordmodel.
*4 Bevat het submenu voor de functies van de USB flash-drive. Zie “Gebruik van de USB flash-drive” (pagina NL-121) voor details
over deze bediening.
Metronoom Metronom
NL-27
Teller van metronoom-tijdsignatuur BeatNume 0 t/m 16
Noemer van metronoom-tijdsignatuur BeatDeno 1 t/m 2
Metronoomvolume Volume 0 t/m 127
Luidsprekers Speaker
NL-11Luidsprekers aan/uit Enabled On, Off
Ingeschakeld bij aansluiting op PHONES PhoneSpk On, Off
MIDI MIDI
NL-125
Toetsenbordkanaal Keybd Ch 1 t/m 16
Lokale sturing Local On, Off
Begeleiding zenden AcompOut On, Off
Media*
4
Media NL-119
Overige Other
Start van ritme tikken Tap Rhy On, Off NL-46
Kanaal van rechterhand (melodie) gedeelte PartR Ch 1 t/m 16
NL-41
Kanaal van linkerhandgedeelte PartL Ch 1 t/m 16
Veranderen van muziekvoorkeuze-toonsoort MP Key –5 t/m 6 NL-54
Middenbereik annuleren van audio-ingangssignaal AIn CCan On, Off NL-13
Examenmodus ExamMode On, Off NL-118
Displaycontrast Contrast 1 t/m 17 NL-10
Automatische stroomonderbreker AutoOff On, Off NL-9
Automatisch hervatten AtResume On, Off NL-10
Reset Reset
NL-118Instellingenreset Setting
Fabrieksreset Factory
Functienaam
Instellingen
CT-X5000 CT-X3000
Nagalm 1 t/m 33 1 t/m 25
Zweving 1 t/m 17 1 t/m 13
Vertraging 1 t/m 21 1 t/m 16
Equalizer 1 t/m 11 1 t/m 10
Functienaam Display Instellingen
Zie
pagina
CTX5000_3000_NL.book 117 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Maken van functie-instellingen
NL-118
De examenmodus verandert de bediening van het Digitale
Keyboard zoals hieronder wordt beschreven om personen te
helpen die zich voorbereiden op een beoordelingstest voor
het bespelen van een muziekinstrument.
Werking van de begeleidingspatronen
Als het Digitale Keyboard in de synchro-start paraatstand
(pagina NL-48) staat terwijl ACCOMP is uitgeschakeld
([ACCOMP] indicator brandt niet), start de ritmeweergave
zodra u ergens op het toetsenbord iets begint te spelen. U
verlaat dan de synchro-start paraatstand.
Het ritme begint niet zelfs als u op bo INTRO of
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m bs VARIATION/FILL-IN
4 drukt wanneer de ritmeweergave is gestopt. In plaats
daarvan worden alle begeleidingspatronen geselecteerd en
knipperen de bijbehorende indicators ([ I ], [V1] t/m [V4]) op
het display.
Bij indrukken van bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4 terwijl het intropatroon van
een begeleidingspatroon klinkt, zal er meteen een
invulpatroon (1 t/m 4) gaan klinken en klinkt het
variatiepatroon dat overeenkomt met de toets die werd
ingedrukt.
Bij indrukken van bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4 terwijl variatiepatroon 1 t/m 4
van een begeleidingspatroon klinkt, wordt er meteen
overgeschakeld naar het begeleidingspatroon, zelfs in het
midden van een maat.
De registratiefunctie slaat de selectiestatus van het
begeleidingspatroon op.
Splitspuntinstellingen
De samenhang tussen nootnummers en nootnamen is
nootnummer 60 = C3. (C4 wanneer de examenmodus is
uitgeschakeld.)
Voor het splitspunt, onderste punt en akkoordpunt dat
onder “Geavanceerde splitsinstellingen” (pagina NL-50) is
beschreven, drukt u op een klaviertoets om de bovengrens
van het LOWER gedeelte van het toetsenbord (of het
begeleidingstoetsenbord) in de examenmodus in te stellen.
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Other” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“ExamMode” weer te geven.
4.
Druk op bn [–] of [+] om de instelling in te
schakelen.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Gebruik de onderstaande procedure om de gegevens en
instellingen op de oorspronkelijke standaard-
fabrieksinstellingen terug te zetten.
Bij de volgende procedure worden alle volgende
gegevens gewist die in het geheugen van het Digitale
Keyboard zijn opgeslagen: gebruikerstonen,
gebruikersritmes, registratiegegevens,
melodiegegevens van MIDI-recorder. Het verdient
aanbeveling dat u van belangrijke gegevens een
reservekopie maakt op een USB flash-drive (pagina
NL-119) of een computer (pagina NL-125).
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Other” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Reset” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Factory” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
5.
Druk op bn [+] (YES) om de fabrieksreset uit te
voeren of op bn [–] (NO) om dit te annuleren.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om de
functie te verlaten.
Gebruik bk FUNCTION om alle instellingen van het Digitale
Keyboard terug te zetten op de oorspronkelijke standaard-
fabrieksinstellingen.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en ga als volgt
te werk om de instellingenreset te selecteren:
Overige (Other) 3 Reset (Reset) 3 Instellingenreset
(Setting) (pagina NL-117). Voer vervolgens de reset uit.
Examenmodus
Inschakelen van de examenmodus van het
Digitale Keyboard
Wissen van alle gegevens uit het
geheugen van het Digitale
Keyboard
Alle instellingen en gegevens van het Digitale
Keyboard terugzetten op de oorspronkelijke
standaard-fabrieksinstellingen
(Fabrieksreset)
Alle instellingen van het Digitale Keyboard
terugzetten op de oorspronkelijke standaard-
fabrieksinstellingen (Instellingenreset)
CTX5000_3000_NL.book 118 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-119
Uw Digitale Keyboard ondersteunt het gebruik van een los
verkrijgbare USB flash-drive. U heeft de beschikking over de
volgende functies.
Formatteren van de USB flash-drive
Opslaan op de USB flash-drive van gebruikerstonen,
gebruikersritmes en andere gegevens die in het geheugen
van het Digitale Keyboard zijn vastgelegd
Importeren van gebruikerstonen, gebruikersritmes en
andere gegevens vanaf een USB flash-drive naar het
geheugen van het Digitale Keyboard
Weergeven, op het Digitale Keyboard, van algemene
melodiegegevens (MIDI-bestand of WAV-formaat
geluidsbestand) die met een computer naar een USB flash-
drive zijn gekopieerd
Zie “Gebruik van een computer voor het kopiëren van
algemene melodiegegevens naar een USB flash-drive”
(pagina NL-123) voor informatie over de procedure voor
het kopiëren van melodiegegevens naar een USB flash-
drive.
Zie “Weergeven van een melodie die opgenomen is op
een USB flash-drive” (pagina NL-42) en “Weergeven van
een geluidsbestand op een USB flash-drive
(Audiomodus)” (pagina NL-42) voor informatie over de
weergaveprocedures.
Zorg ervoor de voorzorgsmaatregelen op te volgen die
worden gegeven in de documentatie die met de USB
flash-drive wordt meegeleverd.
Vermijd het gebruik van een USB flash-drive onder de
volgende omstandigheden. Dergelijke omstandigheden
kunnen de gegevens beschadigen die opgeslagen zijn
op de USB flash-drive.
Plaatsen die blootgesteld staan aan een hoge
temperatuur, een hoge vochtigheid of bijtende
gassen
Plaatsen die blootgesteld staan aan sterke
elektrostatische ladingen en digitale storing
Verwijder de USB flash-drive nooit terwijl er gegevens
naar geschreven of vanaf geladen worden. Hierdoor
kunnen de gegevens op de USB flash-drive en de USB
flash-drive poort beschadigd worden.
Steek nooit iets anders dan een USB flash-drive in de
USB flash-drive poort. Dit kan namelijk een defect
veroorzaken.
Een USB flash-drive kan na lange tijd warm worden. Dit
is normaal en duidt niet op een defect.
Als statische elektriciteit van uw hand of van een USB
flash-drive in aanraking komt met de USB flash-drive
poort kan dit problemen veroorzaken bij de werking
van het Digitale Keyboard. Mocht dit het geval zijn,
schakel het Digitale Keyboard dan uit en vervolgens
weer in.
Steek nooit een ander apparaat dan een USB flash-
drive in de USB flash-drive poort.
Bij het uitvoeren van een USB flash-drive bewerking of
wanneer het Digitale Keyboard ingeschakeld wordt
terwijl een USB flash-drive aangesloten is, dient het
Digitale Keyboard aanvankelijk een “koppeling” reeks
uit te voeren om de apparatuur voor te bereiden op het
uitwisselen van gegevens met de USB flash-drive. De
bewerkingen van het Digitale Keyboard kunnen
kortstondig worden gedeactiveerd terwijl deze
koppelingsreeks wordt uitgevoerd. De [USB] indicator
knippert op het display terwijl de USB flash-drive wordt
gekoppeld. Het kan 10 of 20 seconden of zelfs langer
duren voordat het koppelen van de USB flash-drive is
uitgevoerd. Probeer geen bewerkingen op het Digitale
Keyboard uit te voeren terwijl het koppelingsproces
plaatsvindt. Telkens wanneer een USB flash-drive
wordt aangesloten op het Digitale Keyboard dient deze
te worden gekoppeld.
USB flash-drive
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de
USB flash-drive en de USB flash-drive poort
Auteursrechten
U kunt opnamen gebruiken voor uw eigen
persoonlijke gebruik. Het reproduceren van een
audiobestand of een muziekbestand zonder
toestemming van de eigenaar van de auteursrechten
is verboden onder de wetgeving op auteursrechten
en internationale overeenkomsten. Ook is het ten
strengste verboden onder de wetgeving op
auteursrechten en internationale overeenkomsten
om dergelijke bestanden ter beschikking te stellen
via het internet of ze te distribueren aan derden,
ongeacht of dergelijke activiteiten plaatsvinden met
of zonder compensatie. CASIO COMPUTER CO., LTD.
kan onder geen voorwaarde verantwoordelijk worden
gesteld voor het gebruik van dit Digitale Keyboard
dat illegaal is onder de wetgeving aangaande
auteursrechten.
Aansluiten van een USB flash-
drive op het Digitale Keyboard en
loskoppelen ervan
CTX5000_3000_NL.book 119 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
USB flash-drive
NL-120
1.
Steek de USB flash-drive in de USB flash-drive
poort van het Digitale Keyboard, zoals
aangegeven in de onderstaande afbeelding.
Druk de USB flash-drive voorzichtig zo ver mogelijk in.
Gebruik niet te veel kracht bij het insteken van de USB
flash-drive.
1.
Controleer of er geen bewerking voor het
uitwisselen van gegevens plaatsvindt en trek
de USB flash-drive dan recht uit de aansluiting.
Formatteer een USB flash-drive op het Digitale
Keyboard voordat u deze voor de eerste maal gebruikt.
Bij het formatteren van een USB flash-drive worden alle
gegevens die erop zijn opgeslagen gewist. Voordat u
een USB flash-drive formatteert, moet u controleren of
er geen waardevolle gegevens op opgeslagen zijn.
De formatteerbewerking zoals uitgevoerd door dit
Digitale Keyboard is zogenaamd “snel formatteren”.
Als u alle gegevens op de USB flash-drive volledig wilt
wissen, dient u deze op een computer of andere
apparatuur te formatteren.
Dit Digitale Keyboard ondersteunt USB flash-drives die
geformatteerd zijn op FAT32. Als uw USB flash-drive op een
ander bestandssysteem geformatteerd is, formatteer deze
dan opnieuw met de Windows formatteerfunctie naar FAT32.
Gebruik niet snel formatteren.
1.
Steek de USB flash-drive die geformatteerd
moet worden in de USB flash-drive poort van
het Digitale Keyboard.
2.
Druk op bk FUNCTION.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Media” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
De [USB] indicator verschijnt.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Format” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
5.
Druk op bn [+] (YES) om de
formatteerbewerking uit te voeren of op bn [–]
(NO) om deze te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) begint het formatteren
en verschijnt het bericht “Wait...” (bewerking wordt
uitgevoerd) op het display. Voer geen bediening uit
terwijl dit bericht wordt getoond. “Complete” verschijnt
op het display wanneer de bewerking is voltooid.
6.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
De [USB] indicator verdwijnt.
Door een USB flash-drive op het Digitale Keyboard te
formatteren wordt automatisch een map in de
hoofddirectory aangemaakt die MUSICDAT heet. Gebruik
deze map voor het uitwisselen van gegevens tussen het
Digitale Keyboard en de USB flash-drive.
Aansluiten van de USB flash-drive op het
Digitale Keyboard
Verwijderen van de USB flash-drive uit het
Digitale Keyboard
Formatteren van een USB flash-
drive
Ondersteunde USB flash-drives
USB flash-drive poort
USB flash-drive
Formatteren van een USB flash-drive
CTX5000_3000_NL.book 120 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-121
USB flash-drive
U kunt het Digitale Keyboard gebruiken voor het opslaan van
gegevens, het importeren van gegevens, het wissen van
gegevens en het hernoemen van gegevens op een USB
flash-drive die in het Digitale Keyboard is gestoken.
Deze functies zijn mogelijk met de gegevens die hieronder
zijn vermeld.
Gebruikerstonen gecreëerd met het Digitale Keyboard
Gebruikersritmes gecreëerd met het Digitale Keyboard
Melodieën opgenomen met de MIDI-recorder van het
Digitale Keyboard
Basisinstelling-gegevens geregistreerd met de
registratiefunctie van het Digitale Keyboard
Gebruikersfrasen opgenomen op de frasepads van het
Digitale Keyboard
Lijst met submenu’s/bestandsnaamextensies
De onderstaande tabel toont de submenu’s die worden
gebruikt voor de functies die in dit hoofdstuk staan
beschreven en de bestandsnaamextensies voor de
gegevenstypen.
1.
Steek de USB flash-drive in de USB flash-drive
poort van het Digitale Keyboard.
2.
Druk op bk FUNCTION.
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Media” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om
“Save” weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
5.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om een
submenu weer te geven met opties die
corresponderen met het type gegevens dat
wordt opgeslagen.
Zie “Lijst met submenu’s/bestandsnaamextensies”
(hierboven).
6.
Druk op [6] (ENTER).
Als “All Data” in stap 5 wordt geselecteerd, is stap 7
niet nodig. Ga door naar stap 8.
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
gegevens te selecteren die opgeslagen moeten
worden en druk dan op [6] (ENTER).
8.
Voer de bestandsnaam in die u wilt gebruiken.
Zie “Invoeren van tekst” (pagina NL-15) voor
informatie over het invoeren van tekst.
9.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Het bericht “Replace?” verschijnt als er reeds
gegevens met dezelfde naam op de USB flash-drive
zijn opgeslagen. Als u in dit geval op bn [+] (YES)
drukt in stap 10 hieronder, worden de bestaande
gegevens overschreven door de nieuwe gegevens.
10.
Druk bn [+] (YES) om de gegevens op te slaan.
Druk op bn [–] (NO) om de bewerking te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt “Wait...”
(bewerking wordt uitgevoerd) op het display. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht wordt getoond.
“Complete” verschijnt op het display wanneer de
bewerking is voltooid.
11.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Gebruik van de USB flash-drive
Gegevenstype Submenu
Bestands-
naamextensie
Gebruikerstonen Tone TON
Gebruikersritmes Rhythm AC7, CKF, Z00
Gebruikersopname MltRec
MltR SMF
MRF
MID (alleen
opslaan)
Registratie
(Bankeenheid)
RegMemBk RBK
Gebruikersfrasen
(Fraseseteenheid)
Phrs Set PHS
Alle bovenstaande
gegevens
All Data DAL
Opslaan van gegevens van het Digitale
Keyboard op een USB flash-drive
CTX5000_3000_NL.book 121 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
USB flash-drive
NL-122
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder “Opslaan
van gegevens van het Digitale Keyboard op
een USB flash-drive” (pagina NL-121).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Load” weer te geven en druk
dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om een
submenu weer te geven met opties die
corresponderen met het type gegevens dat
wordt geïmporteerd.
Zie “Lijst met submenu’s/bestandsnaamextensies”
(pagina NL-121).
4.
Druk op [6] (ENTER).
De bestandsnaam van de gegevens die kunnen worden
geïmporteerd verschijnt.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
gegevens te selecteren die u in het geheugen
van het Digitale Keyboard wilt importeren.
Als “All Data” in stap 3 wordt geselecteerd, zijn de
onderstaande stappen 6 en 7 niet nodig. Ga door naar
stap 8.
Wanneer nu op bk FUNCTION wordt gedrukt, wordt
de bestandsnaamextensie van het geselecteerde
gegevensbestand weergegeven. (Merk op dat dit
alleen mogelijk is als de [FUNCTION] indicator
knippert.) Druk nogmaals op bk FUNCTION om terug
te keren naar de bestandsnaam.
6.
Druk op [6] (ENTER).
7.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer van het gebruikersgebied op te geven
waar de geïmporteerde gegevens moeten
worden opgeslagen.
Bij gelijktijdig indrukken van bn [–] en [+] wordt het
laagst genummerde lege gebruikersgebied op het
display aangegeven. Als er geen leeg
gebruikersgebied is, wordt het laagst genummerde
gebied aangegeven.
8.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Als u “All Data” in stap 3 van deze procedure heeft
weergegeven of als het gebruikersgebied dat u in stap
7 heeft opgegeven reeds gegevens bevat, verschijnt
het bericht “Replace?”. Als u in dit geval op bn [+]
(YES) drukt in stap 9 hieronder, worden de bestaande
gegevens in het gebruikersgebied overschreven door
de geïmporteerde gegevens.
9.
Druk bn [+] (YES) om de gegevens te
importeren.
Druk op bn [–] (NO) om de bewerking te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt “Wait...”
(bewerking wordt uitgevoerd) op het display. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht wordt getoond.
“Complete” verschijnt op het display wanneer de
bewerking is voltooid.
10.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder “Opslaan
van gegevens van het Digitale Keyboard op
een USB flash-drive” (pagina NL-121).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Delete” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om een
submenu weer te geven met opties die
corresponderen met het type gegevens dat
wordt gewist.
Zie “Lijst met submenu’s/bestandsnaamextensies”
(pagina NL-121).
4.
Druk op [6] (ENTER).
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
gegevens te selecteren die gewist moeten
worden en druk dan op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
6.
Druk op bn [+] (YES) om de gegevens te
wissen.
Druk op bn [–] (NO) om de bewerking te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt “Wait...”
(bewerking wordt uitgevoerd) op het display. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht wordt getoond.
“Complete” verschijnt op het display wanneer de
bewerking is voltooid.
7.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
Laden van gegevens van een USB flash-drive
naar het geheugen van het Digitale Keyboard
Wissen van gegevens op een USB flash-drive
CTX5000_3000_NL.book 122 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-123
USB flash-drive
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder “Opslaan
van gegevens van het Digitale Keyboard op
een USB flash-drive” (pagina NL-121).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Rename” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om een
submenu weer te geven met opties die
corresponderen met het type gegevens dat
wordt hernoemd.
Zie “Lijst met submenu’s/bestandsnaamextensies”
(pagina NL-121).
4.
Druk op [6] (ENTER).
U kunt nu de gegevens selecteren die hernoemd moeten
worden.
5.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
gegevens te selecteren die hernoemd moeten
worden en druk dan op [6] (ENTER).
6.
Hernoem het bestand.
Zie “Invoeren van tekst” (pagina NL-15) voor
informatie over het invoeren van tekst.
7.
Druk op [6] (ENTER).
“Sure?” verschijnt.
Het bericht “Replace?” verschijnt als er reeds
gegevens met dezelfde naam op de USB flash-drive
zijn opgeslagen. Als u in dit geval op bn [+] (YES)
drukt in stap 8 hieronder, worden de bestaande
gegevens overschreven door de nieuwe gegevens.
8.
Druk op bn [+] (YES) om de gegevens te
hernoemen.
Druk op bn [–] (NO) om de bewerking te annuleren.
Bij indrukken van bn [+] (YES) verschijnt “Wait...”
(bewerking wordt uitgevoerd) op het display. Voer
geen bediening uit terwijl dit bericht wordt getoond.
“Complete” verschijnt op het display wanneer de
bewerking is voltooid.
9.
Houd de [4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt
om de functie te verlaten.
U kunt dezelfde bewerkingsfuncties gebruiken als die voor de
ingebouwde melodieën om bestanden van de onderstaande
formaten weer te geven die zijn opgeslagen in de MUSICDAT
map.
Standaard MIDI-bestanden (SMF-formaat 0/1) of CASIO
MIDI-bestanden (CMF formaat)
WAV-formaat geluidsbestanden (16 bit, 44,1 kHz)
1.
Sluit de USB flash-drive op uw computer aan.
2.
Maak in de hoofddirectory van de USB flash-
drive een map aan met de naam MUSICDAT.
Deze stap is niet nodig als er reeds een MUSICDAT
map is in de hoofddirectory van de USB flash-drive.
3.
Kopieer de melodiegegevens die u wilt
weergeven op het Digitale Keyboard naar de
MUSICDAT map.
Zie “Weergeven van een melodie die opgenomen is op
een USB flash-drive” (pagina NL-42) en “Weergeven
van een geluidsbestand op een USB flash-drive
(Audiomodus)” (pagina NL-42) voor informatie over de
weergaveprocedures.
Hernoemen van gegevens op een USB flash-
drive
Gebruik van een computer voor
het kopiëren van algemene
melodiegegevens naar een USB
flash-drive
CTX5000_3000_NL.book 123 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-124
U kunt het Digitale Keyboard aansluiten op een computer en
MIDI-gegevens uitwisselen tussen beide apparaten. U kunt
gegevens van het Digitale Keyboard zenden naar de
muzieksoftware die op uw computer draait of u kunt MIDI-
gegevens vanaf uw computer zenden naar het Digitale
Keyboard voor weergave.
Hieronder volgen de minimale vereisten voor het
computersysteem wanneer MIDI-gegevens worden
verzonden en ontvangen. Controleer of de computer aan
deze vereisten voldoet voordat u probeert het Digitale
Keyboard erop aan te sluiten.
Besturingssysteem
Windows Vista *
1
Windows 7 *
2
Windows 8.1 *
3
Windows 10 *
4
macOS (OS X/Mac OS X) 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11,
10.12
*1 Windows Vista (32-bit)
*2 Windows 7 (32-bit, 64-bit)
*3 Windows 8.1 (32-bit, 64-bit)
*4 Windows 10 (32-bit, 64-bit)
USB-poort
Probeer nooit aan te sluiten op een computer die niet
voldoet aan de hierboven beschreven vereisten.
Hierdoor kunnen problemen ontstaan bij uw computer.
Voor de meest recente informatie over de ondersteunde
besturingssystemen kunt u de onderstaande website
bezoeken.
http://world.casio.com/
Zorg ervoor de volgende stappen van de onderstaande
procedure precies te volgen. Een foute aansluiting kan
het zenden en ontvangen van gegevens onmogelijk
maken.
1.
Schakel het Digitale Keyboard uit en start uw
computer op.
Start de muzieksoftware op uw computer nog niet!
2.
Nadat uw computer is opgestart, sluit u deze
met een los verkrijgbare USB-kabel op het
Digitale Keyboard aan.
Gebruik een USB-kabel met een USB 2.0 of 1.1 A-B
type aansluiting.
3.
Schakel het Digitale Keyboard in.
Als dit de eerste maal is dat u het Digitale Keyboard
aansluit op uw computer, zal het stuurprogramma dat
vereist is voor het zenden en ontvangen van gegevens
automatisch op uw computer worden geïnstalleerd.
4.
Start de los verkrijgbare muzieksoftware op uw
computer.
5.
Configureer de instellingen van de
muzieksoftware en selecteer “CASIO USB-
MIDI” als het MIDI-apparaat.
Zie de gebruikersdocumentatie die met de gebruikte
muzieksoftware wordt geleverd voor nadere informatie
over hoe u het MIDI-apparaat kunt selecteren.
Zorg ervoor eerst het Digitale Keyboard in te schakelen
voordat u de muzieksoftware van uw computer start.
Het zenden en ontvangen via USB is uitgeschakeld
tijdens het weergeven van een melodie uit de
melodiebank (pagina NL-39).
Aansluiten van een computer
Aansluiten van een computer
Minimale computersysteemvereisten
Aansluiten van het Digitale Keyboard op uw
computer
CTX5000_3000_NL.book 124 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-125
Aansluiten van een computer
Deze parameter bepaalt het kanaal dat wordt gebruikt
wanneer toetsenbord-uitvoeringsgegevens vanaf dit Digitale
Keyboard naar een computer worden verstuurd.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Toetsenbordkanaal (Keybd Ch)
(pagina NL-117).
Deze parameter kan worden gebruikt wanneer een externe
geluidsbron wordt gebruikt voor het spelen van Digitale
Keyboardnoten om te specificeren dat de noten niet door het
Digitale Keyboard moeten worden weergegeven.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Lokale sturing (Local) (pagina
NL-117).
Deze parameter bepaalt of al dan niet automatische
begeleidingsgegevens moeten worden verstuurd.
Voer de procedure uit onder “Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets” (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Begeleiding zenden (AcompOut)
(pagina NL-117).
U kunt opgenomen melodieën en andere gegevens in het
geheugen van het Digitale Keyboard oversturen naar een
computer om ze daar op te slaan. U kunt ook automatische
begeleidingsgegevens die u gedownload heeft van de
CASIO-website naar het Digitale Keyboard laden, wat het
aantal automatische begeleidingspatronen dat beschikbaar is
sterkt uitbreidt. Er is een speciale Data Manager applicatie
nodig om gegevens naar en van het Digitale Keyboard te
sturen.
U kunt de gegevenstypen die hieronder staan oversturen
tussen het Digitale Keyboard en een computer.
Gebruikerstoongegevens (pagina NL-71)
Gebruikersritmegegevens (pagina NL-76)
Opgenomen gebruikersmelodieën (pagina NL-90)
Registratie (bankeenheid) (pagina NL-67)
Gebruikersfrase (fraseseteenheid) (pagina NL-54)
1.
Ga naar de CASIO WORLDWIDE site op het
volgende internetadres.
http://world.casio.com/
2.
Selecteer op deze site een land of geografisch
gebied.
3.
Nadat u toegang heeft gekregen tot de
gebiedssite, navigeert u naar de minimale
vereisten van het computersysteem voor de
Data Manager die beschikbaar is voor dit
product.
U zou een link moeten kunnen zien naar de Data
Manager informatie op de productinformatie-pagina
van dit product. Mocht u een dergelijke link niet
kunnen vinden, gebruik dan de zoekfunctie van de site
waar u zich bevindt om de modelnaam van dit product
in te voeren en er naar te zoeken.
Merk op dat de inhoud van de site onder voorbehoud
is.
4.
Controleer of uw computersysteem
overeenkomt met de minimale vereisten voor
de Data Manager.
5.
Download de Data Manager en de
gebruiksaanwijzing naar uw computer.
6.
Volg de procedure in de gebruiksaanwijzing
die u in stap 5 heeft gedownload en gebruik de
Data Manager.
U kunt begeleidingsgegevens van het Internet Data
Expansion systeem downloaden van de CASIO
MUSIC SITE (http://music.casio.com/) en deze in het
geheugen van dit Digitale Keyboard laden. Merk op
dat er geen begeleidingsgegevens zijn die speciaal
voor dit model bedoeld zijn, zodat u gegevens voor
andere modellen dient te gebruiken.
Daar de begeleidingsgegevens voor andere modellen zijn,
kunt u soms onregelmatigheden ondervinden wanneer de
gegevens op dit model weergegeven worden.
Zie de gebruiksaanwijzing van de Data Manager die u
downloadde in stap 5 van de bovenstaande procedure voor
informatie over de compatibiliteit van de
begeleidingsgegevens tussen de modellen.
MIDI-instellingen
Toetsenbordkanaal
Lokale sturing
Begeleiding zenden
Uitwisselen van gegevens tussen
het Digitale Keyboard en een
computer
Gegevenstypen die ondersteund worden
voor het oversturen van gegevens
Downloaden van de Data Manager
CTX5000_3000_NL.book 125 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-126
Referentie
Oplossen van moeilijkheden
Symptoom Maatregel
Bijgeleverde accessoires
Ik kan iets niet vinden wat er toch hoort te zijn. Controleer zorgvuldig wat er in de verpakking zit.
Stroomvereisten
De stroom kan niet worden ingeschakeld. Controleer de netadapter (pagina NL-8).
CT-X3000: Controleer of de batterijen juist zijn ingelegd (pagina NL-9).
Vervang de batterijen door nieuwe (pagina NL-9) of schakel over op
stroom van het lichtnet via de netadapter (pagina NL-8).
Het display brandt kortstondig maar de stroom
wordt niet ingeschakeld bij indrukken van de
1P (aan/uit) toets.
Druk 1P (aan/uit) stevig en volledig in om de stroom in te schakelen.
Het Digitale Keyboard geeft een hard geluid
weer en schakelt dan plotseling uit.
CT-X3000: Vervang de batterijen door nieuwe (pagina NL-9) of schakel
over op stroom van het lichtnet via de netadapter (pagina NL-8).
Het Digitale Keyboard schakelt na ongeveer 30
minuten plotseling uit.
Dit gebeurt wanneer de automatische stroomonderbreker (pagina NL-9) in
werking treedt.
Display
Het display blijft uitgaan of blijft knipperen. CT-X3000: Vervang de batterijen door nieuwe (pagina NL-9) of schakel
over op stroom van het lichtnet via de netadapter (pagina NL-8).
De inhoud van het scherm is enkel zichtbaar als
deze recht voor me is.
Dit komt door productiebeperkingen. Dit duidt echter niet op een defect.
Geluid
Er gebeurt niets bij aanslaan van een
klaviertoets.
Controleer de volume-instelling (pagina NL-11).
Controleer of er iets op fk aan de achterkant van het Digitale Keyboard
is aangesloten.
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
Er gebeurt niets of noten worden niet normaal
weergegeven wanneer noten worden gespeeld
op het linker gedeelte van het toetsenbord.
Druk op cm om de akkoordinvoer in het gebied van het
begeleidingstoetsenbord uit te schakelen (pagina NL-44).
Er gebeurt niets wanneer een automatische
begeleiding wordt gestart.
Bij de ritmenummers 226 t/m 235 klinkt er niets totdat u een akkoord op
het toetsenbord speelt. Probeer een akkoord te spelen (pagina NL-48).
Controleer de instelling van het begeleidingsvolume en stel dit indien
nodig af (pagina NL-45).
Als er geen gebruikersritme in het geheugen is opgeslagen, zal de
automatische begeleiding niet beginnen wanneer u op ck drukt terwijl
een ritme in het 294 t/m 393 (CT-X5000) / 294 t/m 343 (CT-X3000)
bereik is geselecteerd (pagina NL-76).
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
Er gebeurt niets wanneer de weergave van een
ingebouwde melodie wordt gestart.
Na indrukken van de toets duurt het even voordat de weergave van de
melodie begint. Wacht enkele momenten totdat de weergave van de
melodie begint.
Controleer de instelling van het melodievolume en stel dit indien nodig
af (pagina NL-40).
Als bij de melodienummers 31 t/m 40 op ck wordt gedrukt, wordt er niet
met de melodie begonnen als er geen MIDI-recordergegevens voor de
melodie zijn opgeslagen (pagina NL-90).
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
De metronoom klinkt niet. Controleer de instelling van het metronoomvolume en stel dit indien
nodig af (pagina NL-27).
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
CTX5000_3000_NL.book 126 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-127
Referentie
De noten blijven klinken zonder dat ze stoppen. Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
Verander de aanhoudinstelling (pagina NL-32).
CT-X3000: Vervang de batterijen door nieuwe (pagina NL-9) of schakel
over op stroom van het lichtnet via de netadapter (pagina NL-8).
Sommige noten worden afgesneden terwijl ze
weergegeven worden.
Noten worden afgesneden telkens wanneer het aantal noten dat klinkt de
maximale polyfonische waarde van 64 (32 bij bepaalde tonen)
overschrijdt. Dit duidt niet op een defect.
De instelling voor het volume of de toon die ik
heb gemaakt is veranderd.
Regel de volume-instelling (pagina NL-11) en de equalizer-instelling
(pagina NL-25) bij.
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
CT-X3000: Vervang de batterijen door nieuwe (pagina NL-9) of schakel
over op stroom van het lichtnet via de netadapter (pagina NL-8).
Het uitgangsvolume verandert niet zelfs wanneer
ik de aanslag van de klaviertoetsen verander.
Verander de instelling van het aanslagvolume (pagina NL-29).
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
In bepaalde bereiken van het toetsenbord
kunnen het volume en de toonkwaliteit ietwat
afwijken van andere bereiken.
Dit komt door systeembeperkingen. Dit duidt echter niet op een defect.
Bij sommige tonen veranderen de octaven niet
aan de uiteinden van het toetsenbord.
Dit komt door systeembeperkingen. Dit duidt echter niet op een defect.
De toonhoogte komt niet overeen met andere
begeleidende instrumenten of klinkt vreemd bij
het meespelen met andere instrumenten.
Controleer de instellingen voor transponeren (pagina NL-35), stemming
(pagina NL-37), en grofstemmen en fijnstemmen van gedeelten (pagina
NL-37) en stel deze indien nodig af.
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
De nagalm van de noten verandert plotseling. Controleer de nagalm- en vertragingsinstellingen en stel deze indien
nodig af (pagina NL-22).
Schakel de stroom eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen
van het Digitale Keyboard in de beginstand te zetten (pagina NL-9).
Bediening
De toon, het ritme en andere instellingen keren
terug naar hun oorspronkelijke
standaardwaarden telkens wanneer u het
Digitale Keyboard inschakelt.
Hoewel de instellingen van het Digitale Keyboard teruggezet (reset)
worden telkens wanneer u het Digitale Keyboard uitschakelt (pagina
NL-9), kunt u basisinstellingen opslaan naar het registratiegeheugen voor
onmiddellijk oproepen telkens wanneer u de instellingen nodig heeft
(pagina NL-67). Als de automatische hervattingsfunctie (pagina NL-10) is
ingeschakeld, blijven de meeste instellingen bewaard wanneer de stroom
wordt uitgeschakeld.
Aansluiting van een computer
Het is niet mogelijk om gegevens uit te wisselen
tussen het Digitale Keyboard en een computer.
Controleer of de USB-kabel is aangesloten op het Digitale Keyboard en
de computer en of de apparatuur die geselecteerd is overeenkomt met
de instellingen van de muzieksoftware van de computer (pagina
NL-124).
Schakel het Digitale Keyboard uit en sluit dan de muzieksoftware op uw
computer af. Schakel het Digitale Keyboard vervolgens weer in en start
dan de muzieksoftware op uw computer weer.
Symptoom Maatregel
CTX5000_3000_NL.book 127 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-128
Referentie
Foutmeldingen
Display Oorzaak Maatregel
Err Limit U probeert meer dan 999 maten op te nemen. Zorg dat uw opnamen maximaal 999 maten bevatten.
Err Mem Full U probeert een opname te maken die de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per melodie overschrijdt.
Houd de melodie-opnamen binnen de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per melodie.
U probeert een opname te maken die de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per frase overschrijdt.
Houd de frase-opnamen binnen de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per frase.
U probeert een opname te maken die de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per gebruikersritme
overschrijdt.
Houd de ritme-opnamen binnen de maximaal
toelaatbare gegevensgrens per gebruikersritme.
Err DataFull U probeert meer dan 10 melodieën op te nemen. Wis enkele melodieën uit het geheugen.
U probeert meer gebruikerstonen op te slaan dan het
maximaal toelaatbare aantal dat kan worden
opgeslagen.
Wis gebruikerstonen die u niet nodig heeft.
U probeert meer gebruikersritmes op te slaan dan het
maximaal toelaatbare aantal dat kan worden
opgeslagen.
Wis gebruikersritmes die u niet nodig heeft.
Err No Media De USB flash-drive is niet juist in de USB flash-drive
poort gestoken.
Steek de USB flash-drive op de juiste wijze in de USB
flash-drive poort.
De USB flash-drive werd verwijderd terwijl een
bewerking aan de gang was.
Verwijder de USB flash-drive niet terwijl een
bewerking plaatsvindt.
De USB flash-drive is beveiligd tegen overschrijven. Ontgrendel de beveiliging van de USB flash-drive.
De USB flash-drive wordt beveiligd door anti-virus
software.
Gebruik een USB flash-drive die niet beveiligd wordt
door anti-virus software.
Err No File Er is geen bestand in de MUSICDAT map dat geladen
of weergegeven kan worden.
Verplaats het bestand dat u wilt laden naar de
“MUSICDAT” map of het bestand dat u wilt weergeven
naar de “MUSICDAT” map (pagina NL-123).
Err No Data U selecteert een gebruikersgegevensitem waarmee
geen gegevens zijn opgeslagen.
Selecteer een gebruikersgegevensitem waarmee
gegevens zijn opgeslagen.
Err ReadOnly Er is reeds een read-only (alleen lezen) bestand op de
USB flash-drive met dezelfde naam als die u probeert
te gebruiken.
Wijzig de naam en sla dan de nieuwe gegevens op.
Verwijder het read-only attribuut van het bestaande
bestand in de USB flash-drive en overschrijf met de
nieuwe gegevens.
Gebruik een andere USB flash-drive.
Err MediaFul Er is niet genoeg ruimte beschikbaar op de USB flash-
drive.
Wis enkele van de bestanden op de USB flash-drive
om ruimte te maken voor nieuwe gegevens of gebruik
een andere USB flash-drive.
Err ManyFile Er zijn te veel bestanden op de USB flash-drive. Wis enkele van de bestanden op de USB flash-drive
om ruimte te maken voor nieuwe gegevens.
Err NotSMF01 U probeert SMF-formaat 2 melodiegegevens weer te
geven.
Alleen SMF-formaat 0 of 1 gegevens kunnen worden
weergegeven.
Err Large Sz Het SMF-bestand op de USB flash-drive kan niet
worden weergegeven omdat het te groot is.
Er kunnen alleen SMF-bestanden tot ongeveer
320 KB groot worden weergegeven.
De gegevens die u probeert te importeren kunnen niet
worden geïmporteerd omdat ze te groot zijn.
De maximale gegevensgrootte (per gegevensitem) bij
het laden van gegevens in het geheugen van het
Digitale Keyboard is hieronder aangegeven.
Ritmes: Ongeveer 64 KB
Frasen: Ongeveer 8 KB
Err WrongDat De USB flash-drive gegevens zijn beschadigd.
De USB flash-drive bevat gegevens die niet worden
ondersteund door dit Digitale Keyboard.
CTX5000_3000_NL.book 128 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-129
Referentie
Err Format Het huidige formaat van de USB flash-drive is niet
geschikt voor dit Digitale Keyboard.
Gebruik een computer of een ander apparaat om de
USB flash-drive te formatteren naar iets dat
compatibel is met het Digitale Keyboard (pagina
NL-120).
Gebruik een andere USB flash-drive.
Het geheugen van de USB flash-drive is beschadigd. Gebruik een andere USB flash-drive.
Display Oorzaak Maatregel
CTX5000_3000_NL.book 129 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-130
Referentie
Technische gegevens
Model CT-X5000 CT-X3000
Toetsenbord 61 klaviertoetsen van standaard grootte
Aanslagvolume Gevoeligheid: 3 typen, Uit
Maximale polyfonie 64 noten (32 voor bepaalde tonen)
Tonen
Voorkeuzetonen 800
Gebruikerstonen 100 (Zie het “Toonbewerking” item voor de specificaties.)
Overige Lagen, splitsen (instellingen voor splitspunt, onderste punt en akkoordpunt zijn
configureerbaar)
Systeemeffecten
Nagalm 32 typen, Uit 24 typen, Uit
Zweving 16 typen, Tonen 12 typen, Tonen
Vertraging 20 typen, Tonen 15 typen, Tonen
DSP 100 typen*
1
, DSP-tonen 100 typen*
1
, DSP-tonen
Hoofdeffecten Equalizer (10 voorkeuzes)
4-bands gebruikersequalizer
Equalizer (10 voorkeuzes)
Externe ingangseffecten Middenkanaal annuleren (vocaal verwijderen) voor ingangssignaal van audio-ingang
Metronoom
Maatslag 0 (geaccentueerde toon uit), 1 t/m 16
Tempo Tempowaarde: 20 t/m 255
Demonstratiemelodieën 3
Melodiebank
Ingebouwde melodieën 30
Opgenomen gebruikersmelodieën 10 (Zie het “MIDI-recorder” item voor de specificaties.)
USB-geheugenmelodieën Weergave van standaard MIDI-bestanden (SMF-formaat 0/1) en CASIO MIDI-bestanden
(CMF-formaat) op een USB flash-drive wordt ondersteund.
USB-audioweergave Weergave van geluidsbestanden op een USB flash-drive wordt ondersteund.
Ondersteunde bestandsformaten WAV-formaat, 44,1 kHz, 16 bit
Overige functies Middenbereik annuleren (Vocaal verwijderen)
Automatische begeleiding
Ingebouwde ritmes 235 235
Gebruikersritmes 100 (Zie het “Ritmebewerking” item voor de
specificaties.)
50 (Zie het “Ritmebewerking” item voor de
specificaties.)
Eén-toets voorkeuzes 235 235
Muziekvoorkeuzes 310 (met akkoordprogressies)
Frasepads
Aantal pads 4
Gebruikersfrasen 100 (4 frasen × 25 pads)
Geheugencapaciteit Ongeveer 1000 noten (per frase)
Bewerkingsmodus Kopiëren, wissen, frasebewerking
Mixerfunctie
Bedoeld voor Geluidsbrongedeelten, microfooningangsgedeelte
Parameters Gedeelte aan/uit, volume, pan, nagalm zenden, zweving zenden, vertraging zenden
Registratie Maximaal 128 basisinstellingen (8 basisinstellingen × 16 banken), registratiereeks
Toonbewerking Voorkeuzetonen bewerken, DSP-bewerking
Geheugen voor opslag van bewerkte tonen (maximaal 100)
Ritmebewerking Nieuw ritme creëren, ritmebewerking
Geheugen voor opslag van gecreërde/bewerkte ritmes (CT-X5000: maximaal 100,
CT-X3000: maximaal 50)
CTX5000_3000_NL.book 130 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-131
Referentie
*1 Kan worden toegepast op gebruikerstonen met DSP-bewerking (pagina NL-72).
Wijzigingen in ontwerp en technische gegevens voorbehouden.
MIDI-recorder Real-time opname, weergave
Opname van keyboarduitvoering 10 melodieën, 17 sporen (1 systeemspoor, 16 solosporen)
Geheugencapaciteit Ongeveer 40.000 noten (per melodie)
Bewerkingsmodus Melodiebewerking, spoorbewerking, gebeurtenisbewerking, stappeninvoer
Overige functies Overdubbing, punch-in opname
Pedalen Aanhouden, sostenuto, zacht, ritme/melodie, expressie
Regelaars Toonhoogteregelaar, SUSTAIN toets,
PORTAMENTO toets, MODULATION/
ASSIGNABLE toets
Toonhoogteregelaar, SUSTAIN toets,
PORTAMENTO toets
Overige functies
Transponeren ±1 octaaf (–12 tot 0 tot +12 halve tonen)
Octaafverschuiving Upper 1/Upper 2/Lower 1/Lower 2, ±3 octaven
Stemming A4 = 415,5 t/m 465,9 Hz (Standaardwaarde: 440,0 Hz)
Grofstemmen van gedeelten Voor elk toetsenborddeel, ±2 octaven (–24 tot 0 tot +24 halve tonen)
Fijnstemmen van gedeelten Voor elk toetsenborddeel, ±99 honderdsten
Toonschalen 17 voorkeuzetoonschalen, fijnstemmen van toonschalen
Automatisch harmoniseren 12 typen
Arpeggiator 150 typen
MIDI 16-kanaals multi-tonale ontvangst, GM niveau 1 standaard
Ingangsaansluitingen/
uitgangsaansluitingen
USB flash-drive poort Type A
USB-poort Type B
Pedaal 1 aansluiting Standaardaansluiting (6,3 mm)
Pedaal 2, expressie-aansluiting Standaardaansluiting (6,3 mm)
Hoofdtelefoonaansluiting Stereo standaardaansluiting (6,3 mm)
Audio-ingangsaansluiting Stereo mini-aansluiting (3,5 mm)
Ingangsimpedantie: 9 k; Ingangsgevoeligheid: 200 mV
Lijnuitgangsaansluiting
(CT-X5000)
Standaardaansluitingen (6,3 mm) × 2
Uitgangsimpedantie: 2,3 k; Uitgangsspanning: 1,9 V (RMS) MAX
Microfoon-ingangsaansluiting
(CT-X5000)
Standaardaansluiting (6,3 mm) (voor aansluiten van een dynamische microfoon)
Ingangsimpedantie: 3 k; Ingangsgevoeligheid: 10 mV
Netaansluiting 24 V gelijkstroom 12 V gelijkstroom
Stroomvoorziening Alleen netadapter 2-weg stroomvoorziening
Netadapter AD-E24250LW AD-A12150LW
Batterijen 6 D-formaat alkalibatterijen
Levensduur van batterijen Ongeveer 10 uur continue werking op
alkalibatterijen
Automatische stroomonderbreker Ongeveer 30 minuten na de laatste
toetsbediening; functie kan worden
geannuleerd.
Ongeveer 30 minuten na de laatste
toetsbediening; functie kan worden
geannuleerd.
Luidsprekers
10 cm × 2 (Uitgangsvermogen: 15 W + 15 W)
10 cm × 2 (Uitgangsvermogen: 6 W + 6 W)
Stroomverbruik 24 V = 15 W 12 V = 8 W
Afmetingen 94,8 × 38,4 × 11,6 cm
Gewicht Ongeveer 7,0 kg Ongeveer 6,9 kg (zonder batterijen)
Model CT-X5000 CT-X3000
CTX5000_3000_NL.book 131 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-132
Referentie
DSP-effectenlijst
DSP-modulelijst
Module-
nummer
Modulenaam Display Beschrijving
Mono 1-Band EQ Mono 1EQ Dit is een mono-equalizer met één frequentieband.
Mono 2-Band EQ Mono 2EQ Dit is een mono-equalizer met twee frequentiebanden.
Mono 3-Band EQ Mono 3EQ Dit is een mono-equalizer met drie frequentiebanden.
Stereo 1-Band EQ Streo1EQ Dit is een stereo-equalizer met één frequentieband.
Stereo 2-Band EQ Streo2EQ Dit is een stereo-equalizer met twee frequentiebanden.
Stereo 3-Band EQ Streo3EQ Dit is een stereo-equalizer met drie frequentiebanden.
Tone Control ToneCtrl
Biedt mono-toonregeling voor het afstellen van de frequenties van het lage
bereik, middenbereik en hoge bereik.
Tremolo Tremolo Verschuift het volume van het ingangssignaal met behulp van een LFO.
Auto Pan Auto Pan
Verschuift de doorlopende panning van het linker en rechter kanaal van het
ingangssignaal met behulp van een LFO.

Compressor Compress
Comprimeert het ingangssignaal, dat het effect kan hebben van het
onderdrukken van de niveauvariatie.

Limiter Limiter
Beperkt het ingangssignaalniveau zodat het niet boven een vooringesteld
niveau uitkomt.

Enhancer Enhancer
Verbetert de profielen van het lage bereik en het hoge bereik van het
ingangssignaal.

Phaser Phaser
Produceert een karakteristiek pulserend, breed geluid door een LFO te
gebruiken om de fase te veranderen van het ingangssignaal en dat dan met
het oorspronkelijke ingangssignaal te mengen.

Chorus Chorus Geeft diepte en omvang aan de noten.

Flanger Flanger
Oefent een wild pulserende en metaalachtige nagalm uit op noten. Selecteert
de LFO-golfvorm.

Rotary Rotary Dit effect is een nabootsing van een roterende luidspreker.

Drive Rotary DriveRot
Dit is een nabootsing van een roterende luidspreker die overdrive mogelijk
maakt.

Pitch Shifter Pitch Dit effect transformeert de toonhoogte van het ingangssignaal.

Ring Modulator Ring Mod
Vermenigvuldigt het ingangssignaal met een intern oscillatorsignaal om een
metaalachtig geluid te creëren.

Reflection Reflect
Bootst de eerste weerkaatsing van nagalm na. Oefent een akoestische
aanwezigheid en sfeer op de noten uit.

Delay Delay
Vertraagt het ingangssignaal en leidt dit terug om een herhalingseffect te
creëren.

Piano Effect Piano Dit effect is geschikt voor akoestisch pianospel.

LFO Wah LFO Wah
Dit is een “wah” effect dat de frequentie automatisch kan beïnvloeden met
behulp van een LFO.

Auto Wah Auto Wah
Dit is een “wah” effect dat de frequentie automatisch kan verschuiven in
overeenstemming met het niveau van het ingangssignaal.

Modeling Wah ModelWah
Bootst diverse typen wah-pedalen na. Dit effect kan de frequentie
automatisch verschuiven in overeenstemming met het niveau van het
ingangssignaal.

Distortion Distort Vervorming, wah en versterkersimulator gecombineerd in een enkel effect.

Drive Drive Bootst de drive van een muziekinstrumentversterker na.

Amp Cab Amp Cab Bootst de versterker- en luidsprekerbehuizing na zonder drive en vervorming.
CTX5000_3000_NL.book 132 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-133
Referentie
DSP Parameterlijst
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
Mono 1-Band EQ Dit is een mono-equalizer met één frequentieband.
EQ Freq EQ Frequency Regelt de middenfrequentie van de equalizer. *
1
EQ Gain EQ Gain Regelt de versterking van de equalizer. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Mono 2-Band EQ Dit is een mono-equalizer met twee frequentiebanden.
EQ1 Freq EQ1 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 1. *
1
EQ1 Gain EQ1 Gain Regelt de versterking van equalizer 1. –12 tot 00 tot 12
EQ2 Freq EQ2 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 2. *
1
EQ2 Gain EQ2 Gain Regelt de versterking van equalizer 2. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Mono 3-Band EQ Dit is een mono-equalizer met drie frequentiebanden.
EQ1 Freq EQ1 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 1. *
1
EQ1 Gain EQ1 Gain Regelt de versterking van equalizer 1. –12 tot 00 tot 12
EQ2 Freq EQ2 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 2. *
1
EQ2 Gain EQ2 Gain Regelt de versterking van equalizer 2. –12 tot 00 tot 12
EQ3 Freq EQ3 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 3. *
1
EQ3 Gain EQ3 Gain Regelt de versterking van equalizer 3. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Stereo 1-Band EQ Dit is een stereo-equalizer met één frequentieband.
EQ Freq EQ Frequency Regelt de middenfrequentie van de equalizer. *
1
EQ Gain EQ Gain Regelt de versterking van de equalizer. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
CTX5000_3000_NL.book 133 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-134
Referentie
Stereo 2-Band EQ Dit is een stereo-equalizer met twee frequentiebanden.
EQ1 Freq EQ1 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 1. *
1
EQ1 Gain EQ1 Gain Regelt de versterking van equalizer 1. –12 tot 00 tot 12
EQ2 Freq EQ2 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 2. *
1
EQ2 Gain EQ2 Gain Regelt de versterking van equalizer 2. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Stereo 3-Band EQ Dit is een stereo-equalizer met drie frequentiebanden.
EQ1 Freq EQ1 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 1. *
1
EQ1 Gain EQ1 Gain Regelt de versterking van equalizer 1. –12 tot 00 tot 12
EQ2 Freq EQ2 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 2. *
1
EQ2 Gain EQ2 Gain Regelt de versterking van equalizer 2. –12 tot 00 tot 12
EQ3 Freq EQ3 Frequency Regelt de middenfrequentie van equalizer 3. *
1
EQ3 Gain EQ3 Gain Regelt de versterking van equalizer 3. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Tone Control Biedt mono-toonregeling voor het afstellen van de frequenties van het lage bereik,
middenbereik en hoge bereik.
Low Freq Low Frequency Regelt de afkapfrequentie van het lage bereik *
2
Low Gain Low Gain Regelt de versterking van het lage bereik. –12 tot 00 tot 12
Mid Freq Mid Frequency Regelt de middenfrequentie van het middenbereik. *
1
Mid Gain Mid Gain Regelt de versterking van het middenbereik. –12 tot 00 tot 12
HighFreq High Frequency Regelt de afkapfrequentie van het middenbereik *
3
HighGain High Gain Regelt de versterking van het hoge bereik. –12 tot 00 tot 12
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 134 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-135
Referentie
Tremolo Verschuift het volume van het ingangssignaal met behulp van een LFO.
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle,
Trapzoid
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Auto Pan Verschuift de doorlopende panning van het linker en rechter kanaal van het
ingangssignaal met behulp van een LFO.
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle,
Trapzoid
Manual Manual Regelt de panpositie (stereopositie). –64 is volledig links, 0 is
midden en +63 is volledig rechts.
–64 tot 00 tot 63
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Compressor Comprimeert het ingangssignaal, dat het effect kan hebben van het onderdrukken van
de niveauvariatie.
Attack Attack Regelt de tijdsduur totdat de compressie gaat werken. Bij een
lagere waarde wordt de werking van de compressor meteen
geactiveerd, wat de aanzet van het ingangssignaal onderdrukt.
Bij een hogere waarde wordt de werking van de compressor
uitgesteld, waardoor de aanzet van het ingangssignaal
afgegeven wordt zonder verandering.
000 t/m 127
Release Release Regelt de tijdsduur totdat de compressie wordt vrijgegeven nadat
het ingangssignaal tot een vooraf bepaalde waarde is gezakt.
Wanneer een aanzet gewenst is (geen compressie vanaf het
begin van het geluid), moet deze parameter op een zo laag
mogelijke waarde worden ingesteld. Stel in op een hoge waarde
om compressie altijd uit te oefenen.
000 t/m 127
Ratio Ratio Regelt de compressieverhouding van het geluidssignaal. 1:1, 2:1, 4:1, 8:1,
16:1, 32:1, Inf:1
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. Het uitgangsvolume
verandert in overeenstemming met de verhoudingsinstelling en
de karakteristieken van de ingangstoon.
000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 135 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-136
Referentie

Limiter Beperkt het ingangssignaalniveau zodat het niet boven een vooringesteld niveau
uitkomt.
Limit Limit Regelt het volumeniveau voor de limiet waarbij de beperking
uitgeoefend dient te worden.
000 t/m 127
Attack Attack Regelt de tijd totdat het compressie-effect begint. Bij een lagere
waarde wordt de werking van de begrenzer meteen geactiveerd,
wat de aanzet van het ingangssignaal onderdrukt. Bij een hogere
waarde wordt de werking van de begrenzer uitgesteld, waardoor
de aanzet van het ingangssignaal afgegeven wordt zonder
verandering.
000 t/m 127
Release Release Regelt de tijdsduur totdat de compressie wordt vrijgegeven nadat
het ingangssignaal tot een vooraf bepaalde waarde is gezakt.
000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. Het uitgangsvolume
verandert in overeenstemming met de beperkingsinstelling en de
karakteristieken van de ingangstoon. Corrigeer met deze
parameter voor dergelijke veranderingen.
000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Enhancer Verbetert de profielen van het lage bereik en het hoge bereik van het ingangssignaal.
Low Freq Low Frequency Regelt de enhancerfrequentie van het lage bereik. 000 t/m 127
Low Gain Low Gain Regelt de enhancerversterking van het lage bereik. 000 t/m 127
HighFreq High Frequency Regelt de enhancerfrequentie van het hoge bereik. 000 t/m 127
HighGain High Gain Regelt de enhancerversterking van het hoge bereik. 000 t/m 127
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Phaser Produceert een karakteristiek pulserend, breed geluid door een LFO te gebruiken om de
fase te veranderen van het ingangssignaal en dat dan met het oorspronkelijke
ingangssignaal te mengen.
Resonanc Resonance Regelt de sterkte van de feedback 000 t/m 127
Manual Manual Regelt de hoeveelheid verschuiving van de referentie-phaser. –64 tot 00 tot 63
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle,
Random
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 136 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-137
Referentie

Chorus Geeft diepte en omvang aan de noten.
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle
Feedback Feedback Regelt de sterkte van de feedback –64 tot 00 tot 63
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
Polarity Polarity Keert de LFO van één kanaal om. Negative, Positive
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Flanger Oefent een wild pulserende en metaalachtige nagalm uit op noten. Selecteert de LFO-
golfvorm.
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle,
Random
Feedback Feedback Regelt de sterkte van de feedback –64 tot 00 tot 63
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Rotary Dit effect is een nabootsing van een roterende luidspreker.
Type Type Selecteert het type roterende luidspreker. 0 t/m 3
Speed Speed Schakelt de snelheidsmodus om tussen snel en langzaam. Slow, Fast
Brake Brake Stopt het roteren van de luidspreker. Rotate, Stop
FallAcel Fall Accel Regelt de versnelling wanneer de snelheidsmodus
omgeschakeld wordt van snel naar langzaam.
000 t/m 127
RiseAcel Rise Accel Regelt de versnelling wanneer de snelheidsmodus
omgeschakeld wordt van langzaam naar snel.
000 t/m 127
SlowRate Slow Rate Regelt de rotatiesnelheid van de luidspreker tijdens de lage
snelheidsmodus.
000 t/m 127
FastRate Fast Rate Regelt de rotatiesnelheid van de luidspreker tijdens de hoge
snelheidsmodus.
000 t/m 127
Vib/Cho Vibrato/Chorus Selecteert het type vibrato en zweving. Off, Vibrato1,
Chorus 1, Vibrato2,
Chorus 2, Vibrato3,
Chorus 3
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 137 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-138
Referentie

Drive Rotary Dit is een nabootsing van een roterende luidspreker die overdrive mogelijk maakt.
Type Type Selecteert het type roterende luidspreker. 0 t/m 3
OD Gain Overdrive Gain Regelt de overdrive-versterking. 000 t/m 127
OD Level Overdrive Level Regelt het overdrive-uitgangsniveau. 000 t/m 127
Speed Speed Schakelt de snelheidsmodus om tussen snel en langzaam. Slow, Fast
Brake Brake Stopt het roteren van de luidspreker. Rotate, Stop
FallAcel Fall Accel Regelt de versnelling wanneer de snelheidsmodus
omgeschakeld wordt van snel naar langzaam.
000 t/m 127
RiseAcel Rise Accel Regelt de versnelling wanneer de snelheidsmodus
omgeschakeld wordt van langzaam naar snel.
000 t/m 127
SlowRate Slow Rate Regelt de rotatiesnelheid van de luidspreker tijdens de lage
snelheidsmodus.
000 t/m 127
FastRate Fast Rate Regelt de rotatiesnelheid van de luidspreker tijdens de hoge
snelheidsmodus.
000 t/m 127
Vib/Cho Vibrato/Chorus Selecteert het type vibrato en zweving. Off, Vibrato1,
Chorus 1, Vibrato2,
Chorus 2, Vibrato3,
Chorus 3
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Pitch Shifter Dit effect transformeert de toonhoogte van het ingangssignaal.
Pitch Pitch Regelt de hoeveelheid toonhoogteverschuiving in stappen van
een kwarttoon.
–24 tot 00 tot 24
HighDamp High Damp Regelt de demping van het hoge bereik. Een kleinere waarde
levert een grotere demping.
000 t/m 127
Feedback Feedback Regelt de hoeveelheid feedback. 000 t/m 127
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Fine Fine Regelt de hoeveelheid verschuiving. –50 is een kwartnoot
vermindering en +50 is een kwartnoot vermeerdering.
–50 tot 00 tot 50

Ring Modulator Vermenigvuldigt het ingangssignaal met een intern oscillatorsignaal om een
metaalachtig geluid te creëren.
OSC Freq OSC Frequency Stelt de referentiefrequentie van de interne oscillator in. 000 t/m 127
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Tone Tone Regelt het timbre van het ingangsgeluid van de ringmodulator. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 138 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-139
Referentie

Reflection Bootst de eerste weerkaatsing van nagalm na. Oefent akoestische aanwezigheid uit op
de noten.
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
Feedback Feedback Regelt de herhaling van het teruggekaatste geluid. 000 t/m 127
Tone Tone Regelt de toon van het teruggekaatste geluid. 000 t/m 127
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Delay Vertraagt het ingangssignaal en leidt dit terug om een herhalingseffect te creëren.
Time Delay Time Regelt de totale vertragingstijd in eenheden van 1 ms. 0001 t/m 1099
TmRatioL Delay Ratio L Regelt de verhouding van het linker kanaal ten opzichte van de
totale vertragingstijd.
000 t/m 127
TmRatioR Delay Ratio R Regelt de verhouding van het rechter kanaal ten opzichte van de
totale vertragingstijd.
000 t/m 127
Level L Delay Level L Regelt het niveau van het linker kanaal. 000 t/m 127
Level R Delay Level R Regelt het niveau van het rechter kanaal. 000 t/m 127
FdbkType Feedback Type Selecteert het feedbacktype.
Stereo: Stereo-feedback
Cross: Kruis-feedback
Stereo, Cross
Fdbk Lvl Feedback Regelt de hoeveelheid feedback. 000 t/m 127
Hi Damp High Damp Regelt de demping van het hoge bereik. Een kleinere waarde
levert een grotere demping.
000 t/m 127
TmpoSync Delay Tempo
Sync
Specificeert hoe de feitelijke totale vertragingstijd wordt
gesynchroniseerd met het tempo.
Off: Gebruikt de waarde van de vertragingstijd.
1/4 t/m 1: Gebruikt de waarde die overeenkomt met het aantal
maatslagen.
Off, 1/4, 1/3, 3/8, 1/2,
2/3, 3/4, 1
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127

Piano Effect Dit effect is geschikt voor akoestisch pianospel.
Lid Type Lid Type Regelt hoe het geluid resoneert overeenkomstig de
openingsstand van het deksel van een vleugel.
Closed, SemiOpen,
FullOpen
RefLevel Reflection Level Regelt het niveau van de eerste weerkaatsing. 000 t/m 127
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 139 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-140
Referentie

LFO Wah Dit is een “wah” effect dat de frequentie automatisch kan beïnvloeden met behulp van
een LFO.
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. Het ingangssignaal kan vervormd
raken wanneer het niveau van het ingangssignaal, het aantal
akkoorden of de resonantiewaarde groot is. Regel deze
parameter om dergelijke vervorming te elimineren.
000 t/m 127
Resonanc Resonance Regelt de sterkte van de feedback 000 t/m 127
Manual Manual Regelt de referentiefrequentie van het wah-filter. 000 t/m 127
Rate LFO Rate Regelt de LFO-snelheid. 000 t/m 127
Depth LFO Depth Regelt de LFO-diepte. 000 t/m 127
Waveform LFO Waveform Selecteert de LFO-golfvorm. Sine, Triangle,
Random
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Auto Wah Dit is een “wah” effect dat de frequentie automatisch kan verschuiven in
overeenstemming met het niveau van het ingangssignaal.
In Level Input Level Regelt het ingangsniveau. Het ingangssignaal kan vervormd
raken wanneer het niveau van het ingangssignaal, het aantal
akkoorden of de resonantiewaarde groot is. Regel deze
parameter om dergelijke vervorming te elimineren.
000 t/m 127
Resonanc Resonance Regelt de sterkte van de feedback 000 t/m 127
Manual Manual Regelt de referentiefrequentie van het wah-filter. 000 t/m 127
Depth Depth Regelt de diepte van het wah-effect in overeenstemming met het
niveau van het ingangssignaal. Door een positieve waarde in te
stellen zal het wah-filter opengaan in directe verhouding tot de
grootte van het ingangssignaal, waardoor een helder geluid
wordt geproduceerd. Door een negatieve waarde in te stellen zal
het wah-filter dichtgaan in directe verhouding tot de grootte van
het ingangssignaal, waardoor een matter geluid wordt
geproduceerd.
–64 tot 00 tot 63
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 140 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-141
Referentie

Modeling Wah Bootst diverse typen wah-pedalen na. Dit effect kan de frequentie automatisch
verschuiven in overeenstemming met het niveau van het ingangssignaal.
OutLevel Level Regelt het wah-niveau. 000 t/m 127
Type Type Selecteert het wah-type. 1 t/m 8
Manual Manual Regelt de referentiefrequentie van het wah-filter. 000 t/m 127
Depth Depth Regelt de diepte van het wah-effect in overeenstemming met het
niveau van het ingangssignaal. Door een positieve waarde in te
stellen zal het wah-filter opengaan in directe verhouding tot de
grootte van het ingangssignaal, waardoor een helder geluid
wordt geproduceerd. Door een negatieve waarde in te stellen zal
het wah-filter dichtgaan in directe verhouding tot de grootte van
het ingangssignaal, waardoor een matter geluid wordt
geproduceerd.
–64 tot 00 tot 63
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Distortion Vervorming, wah en versterkersimulator gecombineerd in een enkel effect.
DistGain Dist Gain Regelt de ingangssignaalversterking van de vervorming. 000 t/m 127
Dist Lvl Dist Level Regelt het uitgangsniveau van de vervorming. 000 t/m 127
Dist Low Dist Low Regelt de laagbereikversterking van de vervorming. 000 t/m 127
DistHigh Dist High Regelt de hoogbereikversterking van de vervorming. 000 t/m 127
Wah Type Wah Type Specificeert het wah-type. 1 t/m 6
WahDepth Wah Depth Regelt de diepte van het wah-effect in overeenstemming met het
niveau van het ingangssignaal.
–64 tot 00 tot 63
Wah Manu Wah Manual Regelt de referentiefrequentie van het wah-filter. 000 t/m 127
Routing Routing Specificeert de verbinding tussen vervorming en wah. Dist, Wah, Wah-Dist,
Dist-Wah
Amp Amp Specificeert het versterkertype. 0 t/m 16
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
1 CAE 3 IBZ 5 FAT 7 7STR
2 CRY 4 VO 6 LIGHT 8 RESO
1 LPF 3 V-Wah 5 L-Wah
2 C-Wah 4 F-Wah 6 H-Wah
0 Bypass 5 FD-DXRV 10 FD-TWRV2 15 FD-BMAN
1 FD-PRNST 6 VX-AC3 11 SL-SLO 16 BASS-STK
2 FD-TWRV1 7 ML-DC3 12 MB-RCTF
3 RL-J12 8 MB-MK1 13 PV-51-SK
4 FD-TWD 9 MS-STK 14 BASS-CMB
CTX5000_3000_NL.book 141 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-142
Referentie
*1 100 Hz, 125 Hz, 160 Hz, 200 Hz, 250 Hz, 315 Hz, 400 Hz, 500 Hz, 630 Hz, 800 Hz, 1,0 kHz, 1,3 kHz, 1,6 kHz, 2,0 kHz, 2,5 kHz,
3,2 kHz, 4,0 kHz, 5,0 kHz, 6,3 kHz, 8,0 kHz
*2 50 Hz, 63 Hz, 80 Hz, 100 Hz, 125 Hz, 160 Hz, 200 Hz, 250 Hz, 315 Hz, 400 Hz, 500 Hz, 630 Hz, 800 Hz
*3 2,0 kHz, 2,5 kHz, 3,2 kHz, 4,0 kHz, 5,0 kHz, 6,0 kHz, 8,0 kHz, 10 kHz, 13 kHz, 16 kHz
*4

Drive Bootst de drive van een muziekinstrumentversterker na.
Type Drive Type Selecteert het drivetype.*
4
1 t/m 20
Gain Gain Regelt de ingangssignaalversterking van de driver. 000 t/m 127
OutLevel Level Regelt het uitgangsniveau van de drive. 000 t/m 127
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127

Amp Cab Bootst de versterker- en luidsprekerbehuizing na zonder drive en vervorming.
Type Type Selecteert het type versterkerbehuizing.*
5
1 t/m 92
Vari Variation Selecteert een variatie die de basisinstelling van de huidige
geselecteerde versterker verandert. Het aantal variaties*
5
hangt
af van het versterkertype.
1 t/m 4
WetLevel Wet Level Regelt het niveau van het effectgeluid. 000 t/m 127
DryLevel Dry Level Regelt het niveau van het directe geluid. 000 t/m 127
Instellingen Drivetype Display Beschrijving
1 t/m 4 Zuiver 1 t/m 4 Clean1 t/m 4 Bootst een zuiver geluid na met weinig vervorming.
5 t/m 8 Knisperend 1 t/m 4 Crunch1 t/m 4 Bootst een helder knisperend geluid na met weinig vervorming.
9 t/m 12 Overdrive1 t/m 4 Overdrv1 t/m 4 Bootst een overdrive geluid na met zachte vervorming.
13 t/m 16 Vervorming 1 t/m 4 Distort1 t/m 4 Bootst een hard en strak vervormd geluid na.
17 t/m 20 Metaal 1 t/m 4 Metal1 t/m 4 Bootst een extreem en zwaar vervormd geluid na dat geschikt is voor
heavy-metal muziek.
Modulenaam
Beschrijving Instellingen
Display
Parameter-
gegevens
CTX5000_3000_NL.book 142 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-143
Referentie
*5 (V: Aantal variaties)
Instellin-
gen
V Display
11FD-PRNST
21FD-TWRV1
31RL-J12
41FD-TWD
51FD-DXRV
6 1 VX-AC3
7 1 ML-DC3
81MB-MK1
91MS-STK
10 1 FD-TWRV2
11 1 SL-SLO
12 1 MB-RCTF
13 1 PV-51-SK
14 1 BASS-CMB
15 1 FD-BMAN
16 1 BASS-STK
17 3 65-MQ
18 3 AD-MP+CA
19 2 BC-HC30
20 3 BN-SHV
21 3 BN-ECS
22 3 BN-UBR
23 3 CV-LG3
24 2 DR-MZ38
25 2 DZ-V4
26 2 DZ-HA
27 4 EG-TWK
28 3 EG-VEN
29 2 EN-G15
30 1 EN-INV
31 1 EN-BM
32 2 EN-53+DI
33 4 EV-51III
34 3 FD-CHMP
35 3 FD-TWN
36 3 FD-TWRV3
37 2 FU-OD
38 2 GB-LANC
39 3 HK-TM18
40 3 HK-SBL
41 2 KH-STDT
42 3 KR-RV
43 4 LY-IRST
44 3 MB-MK3
45 3 MB-F3+DI
46 1 MB-D5
Instellin-
gen
V Display
47 4 MB-DRCT
48 1 MB-TX+.5
49 4 MB-TX+DI
50 4 MS-VS80
51 4 MS-J800
52 2 MS-J2401
53 3 MS-J2000
54 2 MS-J2+MB
55 3 MS-PLX
56 2 MS-J1+DI
57 4 MT-CFT
58 4 OR-O15
59 2 PN-P7
60 3 PR-SE3
61 4 PV-51II
62 4 PV-65MH
63 3 RA-NBK
64 2 RL-J20
65 2 RL-J120
66 2 RV-30
67 4 SA-PS1
68 2 SL-X8
69 2 SL-X9
Instellin-
gen
V Display
70 3 SP-1624
71 3 SP-1695
72 3 SU-BGR3
73 2 VH-SP6
74 3 VX-A15
75 2 VX-A15TB
76 3 VX-A30
77 3 VX-A30TB
78 4 YM-DG8
79 2 AC-360
80 2 AP-SV4DI
81 2 EB-C450
82 2 FD-BMNtw
83 2 FD-BMNsv
84 2 FD-BMNbk
85 2 FD-STBAS
86 3 GK-150
87 3 MK-T501
88 3 SW-PB20
89 3 SW-SM50
90 1 RL-CBKB
91 1 LY-3C-AC
92 4 AC-SIM
Instellin-
gen
V Display
CTX5000_3000_NL.book 143 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-144
Referentie
De geluidsbron van het Digitale Keyboard is verdeeld in vier gedeeltengroepen: KEYBOARD, RHYTHM, SONG SYSTEM, SONG
SOLO. De rollen die aan elk gedeelte in de gedeeltengroepen zijn toegewezen, zijn in de “Gedeelte” kolom van de onderstaande
tabel aangegeven.
Klanken van de geluidsbron van het Digitale Keyboard via bediening van het Digitale Keyboard of via de
MIDI IN ingang
De geluiden die tijdens het spelen op het toetsenbord worden gegenereerd, zijn toegewezen aan de gedeelten 1 t/m 5 van de
KEYBOARD gedeeltengroep. De frasepads zijn toegewezen aan de gedeelten 6 t/m 9 van de KEYBOARD gedeeltengroep.
De geluiden die gegenereerd worden door de automatische begeleiding zijn toegewezen aan de gedeelten van de RHYTHM
gedeeltengroep.
De geluiden die gegenereerd worden door het systeemspoor en de frasepads tijdens melodieweergave (melodiebankmodus)
zijn toegewezen aan de gedeelten van de SONG SYSTEM gedeeltengroep.
De geluiden die gegenereerd worden door de solosporen die klinken tijdens melodieweergave (melodiebankmodus) en de
geluiden die gegenereerd worden door de berichten die via de MIDI IN binnenkomen, zijn toegewezen aan de gedeelten van de
SONG SOLO gedeeltengroep.
Configuratie van de geluidsbron van het Digitale Keyboard en toewijzing
van de MIDI-kanalen
Gedeeltengroep
Gedeelte-
nummer
Gedeelte
MIDI OUT
kanaal*
1
MIDI IN
MIDI OUT
On
Off
KEYBOARD
n1 reppU draobyeK1
1 + n2 reppU draobyeK2
2 + n1 rewoL draobyeK3
3 + n2 rewoL draobyeK4
4 + nezinomraH otuA5
6 P
hrase PAD 1
7 Phrase PAD 2
8 Phrase PAD 3
9 Phrase PAD 4
RHYTHM
9noissucreP pmoccA1
01murD pmoccA2
11ssaB pmoccA3
211 drohC pmoccA4
312 drohC pmoccA5
413 drohC pmoccA6
514 drohC pmoccA7
615 drohC pmoccA8
SONG
SYSTEM
1 MIDI Recorder System Track Upper 1
2 MIDI Recorder System Track Upper 2
3 MIDI Recorder System Track Lower 1
4 MIDI Recorder System Track Lower 2
5 MIDI R
ecorder System Track Auto Harmonize
6 MIDI Recorder Phrase PAD 1
7 MIDI Recorder Phrase PAD 2
8 MIDI Recorder Phrase PAD 3
9 MIDI Recorder Phrase PAD 4
1
SONG
SOLO
1 MIDI Recorder Solo Track 1 / MIDI In 1ch
hc2 nI IDIM / 2 kcarT oloS redroceR IDIM22
hc51 nI IDIM / 51 kcarT oloS redroceR IDIM5151
hc61 nI IDIM / 61 kcarT oloS redroceR IDIM6161
*1 Zie “Bediening van een extern
MIDI-apparaat met het
Digitale Keyboard” hieronder.
Begeleiding zenden*
1
MIDI OUT
kanaal*
1
MIDI IN
kanaal
CTX5000_3000_NL.book 144 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-145
Referentie
Bediening van een extern MIDI-apparaat met het Digitale Keyboard
Voor de uitvoer van de toetsenbordspel-gegevens voor het MIDI OUT kanaal, wordt de n-waarde gespecificeerd door
“Toetsenbordkanaal” (pagina NL-125) op het Upper 1 gedeelte toegepast. De MIDI OUT kanalen daarna zijn gebaseerd op het
MIDI OUT kanaal van het Upper 1 gedeelte: Upper 2 = n+1, Lower 1 = n+2, Lower 2 = n+3, en Automatisch harmoniseren = n+4.
Wanneer de “Begeleiding zenden” (pagina NL-125) instelling is ingeschakeld, worden de uitvoeringsgegevens van de
automatische begeleidingsdelen naar de MIDI OUT kanalen CH9 t/m CH16 uitgestuurd.
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de netadapter
Model: AD-E24250LW/AD-A12150LW
1. Lees deze aanwijzingen.
2. Houd deze aanwijzingen bij de hand.
3. Neem alle waarschuwingen in acht.
4. Volg alle aanwijzingen.
5. Gebruik dit product niet in de buurt van water.
6. Reinig alleen met een droge doek.
7. Niet gebruiken in de buurt van radiatoren, warmeluchtroosters, kachels of andere warmtebronnen (inclusief versterkers).
8. Gebruik enkel toebehoren en accessoires die gespecificeerd worden door de fabrikant.
9. Laat alle onderhoud over aan erkend onderhoudspersoneel. Onderhoud is noodzakelijk bij een van de volgende
omstandigheden: Wanneer het product beschadigd is, het netsnoer of de netstekker beschadigd is, wanneer vloeistof
over het apparaat wordt gemorst, wanneer een vreemd voorwerp in het product valt, wanneer het product blootgesteld is
aan regen of vocht, wanneer het product niet normaal werkt en wanneer het product gevallen is.
10. Sta niet toe dat het product wordt blootgesteld aan vloeistof dat erop druipt of tegenaan spat. Plaats geen voorwerpen
met vloeistof op dit product.
11. Laat de elektrische belasting niet de nominale belasting overschrijden.
12. Let erop dat de omgeving droog is voordat u het apparaat op een stroombron aansluit.
13. Let erop dat het product in de juiste richting wordt geplaatst.
14. Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweersbuien en wanneer u het apparaat voor langere tijd niet gaat
gebruiken.
15. Zorg dat de ventilatieopeningen van het product niet geblokkeerd worden. Plaats het product overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant.
16. Let erop dat het netsnoer op een plaats ligt waar er niet op wordt getrapt of dat het te sterk gebogen is, in het bijzonder
dichtbij de stekkers, het stopcontact en op de plaats waar het snoer uit het product komt.
17. De netadapter dient zo dicht mogelijk bij het product in de buurt op een stopcontact te worden aangesloten opdat de
stekker onmiddellijk uit het stopcontact kan worden getrokken in noodgevallen.
Het onderstaande symbool is een waarschuwing dat er niet-geïsoleerde gevaarlijke spanning aanwezig is binnen de
behuizing van het product, die sterk genoeg kan zijn om een risico te vormen op een elektrische schok voor de gebruiker.
Het onderstaande symbool is een waarschuwing die wijst op de aanwezigheid van belangrijke onderhoudsaanwijzingen in de
documentatie die met het product wordt meegeleverd.
*
CTX5000_3000_NL.book 145 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
NL-146
Referentie
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen en in acht te nemen.
Plaats
Vermijd de volgende plaatsen voor dit product.
Plaatsen die blootgesteld staan aan het directe zonlicht en een hoge vochtigheid
Plaatsen die blootgesteld staan aan temperatuurextremen
Bij een radio, televisie, videodeck of tuner
De bovengenoemde toestellen veroorzaken geen storingen bij het product maar storing van het product kan wel problemen
veroorzaken in het beeld of het geluid van een toestel in de buurt.
Onderhoud door de gebruiker
Gebruik nooit benzine, alcohol, verfverdunner of andere chemische reinigingsmiddelen om het product te reinigen.
Veeg het product of het toetsenbord af met een zachte doek ietwat bevochtigd met een milde oplossing van water en een mild
neutraal reinigingsmiddel. Wring overtollig water uit de doek voordat u het product gaat afvegen.
Meegeleverde en los verkrijgbare accessoires
Gebruik enkel accessoires die gespecificeerd zijn voor gebruik met dit product. Het gebruik van niet toegestane accessoires kan
het risico op brand, een elektrische schok en persoonlijk letsel met zich meebrengen.
Voeglijnen
Er kunnen lijnen zichtbaar zijn aan de buitenkant van het product. Dit zijn “voeglijnen” die het resultaat zijn van het proces waarbij
het plastic in een vorm wordt gegoten. Het zijn geen breuken of krassen.
Etiquette aangaande muziekinstrumenten
Wees altijd bedacht op anderen wanneer u dit product gebruikt. Wees in het bijzonder ’s avonds laat voorzichtig om het volume op
een niveau te houden dat het geluid anderen niet stoort. Andere maatregelen die u kunt nemen wanneer u ’s nachts laat speelt zijn
het sluiten van het venster en het gebruik van een hoofdtelefoon.
Bedieningsvoorzorgsmaatregelen
CTX5000_3000_NL.book 146 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
A-1
Appendix
Melodielijst
Nr. Titel
WORLD (CATEGORY : 01)
001 WHEN THE SAINTS GO MARCHING IN
002 AMAZING GRACE
003 HOME ON THE RANGE
004 SANTA LUCIA
005 WALTZING MATILDA
006 CAMPTOWN RACES
PIANO/CLASSICS (CATEGORY : 02)
007 JE TE VEUX
008 SONATA op.13 “PATHÉTIQUE” 2nd Mov.
009 HABANERA FROM “CARMEN”
010 MINUET IN G MAJOR
011 ODE TO JOY
012 GYMNOPÉDIES no.1
013 FÜR ELISE
014 TURKISH MARCH (MOZART)
015 ETUDE op.10 no.3 “CHANSON DE L’ADIEU”
016 THE ENTERTAINER
017 FRÖHLICHER LANDMANN
018 LA CHEVALERESQUE
019 SONATA K.545 1st Mov.
020 LA PRIÈRE D’UNE VIERGE
021 VALSE op.64 no.1 “PETIT CHIEN”
022 LIEBESTRÄUME no.3
023 JESUS BLEIBET MEINE FREUDE
024 CANON (PACHELBEL)
025 SERENADE FROM “EINE KLEINE NACHTMUSIK”
026 MARCH FROM “THE NUTCRACKER”
027 LA FILLE AUX CHEVEUX DE LIN
028 HUMORESKE (DVOŘÁK)
029 TRÄUMEREI
030 NOCTURNE op.9 no.2 (CHOPIN)
USER RECORDS (CATEGORY : 03)
031 - 040 USER RECORD 1 - 10
CTX5000_3000_NL.book 1 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Appendix
A-2
*1 Met FINGERED 2, geïnterpreteerd als Am7.
*2 Met FINGERED 2, geïnterpreteerd als Am7
b
5
.
*3 Het geïnverteerde formaat wordt in bepaalde gevallen niet
ondersteund.
*4 Akkoord dat alleen bestaat uit een grondtoon en kwint.
*5 Geen standaard akkoord, maar wordt gebruikt wanneer u
automatische begeleiding met alleen de grondtoon, of de
grondtoon met een octaaf toegevoegd, wilt hebben.
Vingerzettinggids
FINGERED 1, FINGERED 2 Akkoorden
C
Cm
Cdim
Caug
*3
C
5
Csus4
*3
Csus2
*3
C7
CmM7
Cdim7
*3
C6
*1 *3
Cm6
*2 *3
CaugM7
CdimM7
Caug7
Cm7
*3
CM7
Cm7
5
*3
CM7
5
C7sus4
C7
5
*3
Cmadd9
C69
*3
Cm7
(9)
Cm69
*3
Cadd9
C7
(
9)
C7
(#9)
C7
(#11)
CM7
(9)
Cm7
(11)
*3
CmM7
(9)
C7
(
13)
C7
(13)
C8
*5
C7
(9)
C5
*4
CTX5000_3000_NL.book 2 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
A-3
Appendix
Naast de akkoorden waarvan de vingerzetting gemaakt kan
worden met FINGERED 1 en FINGERED 2, worden de
volgende akkoorden ook erkend.
Met FINGERED ON BASS wordt de laagste noot waarvan
de vingerzetting gemaakt is, geïnterpreteerd als de
basnoot. Geïnverteerde formaten worden niet ondersteund.
Bij FULL RANGE CHORD wordt het akkoord
geïnterpreteerd als een gedeeltelijk akkoord wanneer de
laagste vingerzettingnoot een bepaalde afstand is van de
naastliggende noot.
In tegenstelling tot FINGERED 1, 2 en FINGERED ON
BASS, is het bij FULL RANGE CHORD nodig om minstens
drie toetsen in te drukken om een akkoord te vormen.
FINGERED ON BASS, FULL RANGE CHORD
C
C
D
C
F
C
F
C
G
C
A
C
A
C
Gm
C
Am
C
B
m
C
Ddim
C
Fdim
C
FM7
C
A
M7
C
F
m7
5
C
Gdim
C
Adim
C
Bdim
C
A
7
C
F7
C
Fm7
C
B
C
C
m
C
Dm
C
Fm
C
zzzzz zz z z z
Bm
C
zz zz zz z
A
m
C
F
m
C
zzzzz zz
Gm7
C
A
add9
C
zz z z
G7
C
zz
C
dim
C
F
dim
C
A
dim
C
CTX5000_3000_NL.book 3 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
A-4
Appendix
Akkoordvoorbeeldenlijst
M
m
dim
aug
sus4
sus2
7
m7
M7
m7
b
5
7
b
5
7sus4
add9
madd9
mM7
dim7
69
6
m6
(
A
#
)
/B
b
BF
#
/
(
G
b
)
G
(
G
#
)
/A
b
AFCC
#
/
(
D
b
)
D
(
D
#
)
/E
b
E
*2
*1
U kunt het splitspunt gebruiken om de grootte van het bereik van het begeleidingstoetsenbord te veranderen (pagina NL-20, 50). *1 Grondtoon *2 Akkoordtype
CTX5000_3000_NL.book 4 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
A-5
Appendix
Blokschema
*1 Volume/Pan
*2 Chorus Send
*3 Delay Send
*4 Reverb Send
*
1
*
2
*
3
*
4
*
1
*
2
*
3
*
4
*
1
*
2
*
3
*
4
MIC IN
(
CT-X5000
)
AUDIO IN
SPEAKER
PHONES
LINE OUT
*
5
*5 CT-X5000
*
1
*
2
*
3
*
4
*
1
*
2
*
3
*
4
*
1
*
2
*
3
*
4
*
1
*
2
*
3
*
4
CTX5000_3000_NL.book 5 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Function Transmitted Recognized Remarks
Basic
Channel
1
1 - 16
1 - 16
1 - 16
Default
Changed
Note
Number
0 - 127
0 - 127
*
1
12 - 120
True voice
After
Touch
Control
Change
X
X
O
X
O
Pitch Bender
O
Key’s
Ch’s
Velocity
O
9nH v = 1 - 127
O
8nH v = 0 - 127, 9nH v = 0
O
9nH v = 1 - 127
O
8nH v = 0 - 127
Note ON
Note OFF
Mode
Mode 3
X
Mode 3
X
Default
Messages
Altered
0
1
5
6, 38
7
10
11
64
65
66
67
71
72
73
74
76
77
Bank select
Modulation
Portamento Time
Data entry LSB, MSB
Volume
Pan
Expression
Hold 1
Portamento Switch
Sostenuto
Soft pedal
Filter resonance
Release time
Attack time
Filter cutoff
Vibrato rate
Vibrato depth
Models: CT-X5000 / CT-X3000 Version : 1.0
O
CT-X5000:
O
, CT-X3000:
X
X
O
O
O
O
O
O
O
O
X
O
X
X
X
X
*
2
*
3
*
3
*
3
*
3
*
4
*
4
*
4
*
4
*
4
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
*
2
MIDI Implementation Chart
CTX5000_3000_NL.book 6 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分
Function Transmitted Recognized Remarks
Basic
Channel
1
1 - 16
1 - 16
1 - 16
Default
Changed
Note
Number
0 - 127
0 - 127
*
1
12 - 120
True voice
Program
Change
O
0 - 127
O
0 - 127
:True #
After
Touch
Control
Change
X
X
O
X
O
Pitch Bender
O
System Exclusive
O
Key’s
Ch’s
Velocity
O
9nH v = 1 - 127
O
8nH v = 0 - 127, 9nH v = 0
O
9nH v = 1 - 127
O
8nH v = 0 - 127
Note ON
Note OFF
Mode
Mode 3
X
Mode 3
X
Default
Messages
Altered
System
Common
X
X
X
X
X
X
: Song Pos
: Song Sel
: Tune
Aux
Messages
Remarks
X
X
X
X
O
X
*
4
*
4
O
O
X
O
O
X
: All sound off
:
Reset all controller
: Local ON/OFF
: All notes OFF
: Active Sense
: Reset
System
Real Time
X
X
X
X
: Clock
: Commands
0
1
5
6, 38
7
10
11
64
65
66
67
71
72
73
74
76
77
78
84
91
93
94
100, 101
Bank select
Modulation
Portamento Time
Data entry LSB, MSB
Volume
Pan
Expression
Hold 1
Portamento Switch
Sostenuto
Soft pedal
Filter resonance
Release time
Attack time
Filter cutoff
Vibrato rate
Vibrato depth
Vibrato delay
Portamento Control
Reverb send level
Chorus send level
Delay send level
RPN LSB, MSB
Models: CT-X5000 / CT-X3000 Version : 1.0
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes
X : No
O
CT-X5000:
O
, CT-X3000:
X
X
O
O
O
O
O
O
O
O
X
O
X
X
X
X
X
X
O
O
O
O
*
2
*
3
*
3
*
3
*
3
*
4
*
4
*
4
*
4
*
4
*
4
*
2
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
*
2
*
2
*
2
O
*
2
*1: Hangt af van de toon.
*2: Voor details over RPN en systeem-exclusieve meldingen, zie MIDI implementatie op
http://world.casio.com/
.
*3: Overeenkomstig de pedaaleffect-instelling.
*4: Uitvoer samen met bepaalde bedieningsfuncties.
CTX5000_3000_d_Cover1-4.fm 2 ページ 2018年3月27日 火曜日 午前9時44分
NL
CTX3000-D-1B
CT
-
X5000
CT
-
X3000
GEBRUIKSAANWIJZING
Veiligheidsmaatregelen
Zorg ervoor eerst aandachtig de “Veiligheidsmaatregelen” te lezen voordat u het Digitale Keyboard probeert
te gebruiken.
Bewaar a.u.b. alle informatie voor eventueel latere naslag.
Betreffende de muziekpartituurgegevens
Gebruik een computer om muziekpartituurgegevens vanaf de CASIO-website te downloaden. Bezoek de
onderstaande website voor verdere informatie.
http://world.casio.com/
Dit kringloopteken geeft aan dat de verpakking voldoet aan de
wetgeving betreffende milieubescherming in Duitsland.
MA1804-B
CTX5000_3000_d_Cover1-4.fm 1 ページ 2018年3月27日 火曜日 午前9時44分
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

Casio CT-X5000 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor