Boss RC-600 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN ................. 2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ....................... 2
Structuur van de RC-600 ............................ 3
Aan de slag .......................................... 4
Bovenpaneel .......................................... 4
Achterpaneel (uw apparatuur aansluiten) ................ 7
Het apparaat in- en uitschakelen ........................ 7
Instellingen van de fantoomvoeding .................... 7
Schakelen tussen afspeelschermen ...................... 8
Het ingangs-/uitgangsniveau aanpassen ................ 8
Pedaalmodus ......................................... 9
Een loopfrase creëren ............................... 10
Opnemen op één track ................................. 10
Opnemen op meerdere tracks .......................... 11
Opnemen terwijl u naar het ritmegeluid luistert .......... 12
Een ritme laten klinken ................................... 12
Het tempo van het ritme instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Input FX gebruiken .................................... 12
Een geheugen opslaan .............................. 13
Een geheugen opslaan (WRITE) ......................... 13
Gegevens uit een geheugen wissen (CLEAR) ............. 13
Een geheugen bewerken ............................ 14
De instellingen van een geheugen bewerken ............ 14
De trackinstellingen bewerken .......................... 15
De ritme-instellingen bewerken ........................ 16
Wijzigen hoe het ritme start en stopt ....................... 16
Bewerken van de Input FX/Track FX-instellingen .......... 17
Systeeminstellingen (MENU) ........................ 18
Aansluiten op een computer via USB ............... 20
Een back-up maken of gegevens herstellen .............. 20
Apparaten bedienen via MIDI
.......................... 21
MIDI-instellingen ...................................... 21
Een extern MIDI-apparaat bedienen vanaf de RC-600 .......... 21
De RC-600 bedienen vanaf een extern MIDI-apparaat ......... 22
Twee RC-600-apparaten aansluiten ...................... 22
Bijlage ............................................... 23
Problemen oplossen ................................... 23
Overzicht van foutmeldingen ........................... 24
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ........ 25
Belangrijkste specicaties .............................. 26
Gebruikershandleiding (dit document)
Lees dit eerst. Dit bevat een uitleg van de basiszaken die u moet weten
om de RC-600 te gebruiken.
Parameter Guide (downloaden vanaf het web)
Hierin worden alle parameters van de RC-600 uitgelegd.
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (het infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en
de Gebruikershandleiding (p. 2)) voordat u het apparaat gaat gebruiken. Na het lezen bewaart u de documenten op een plaats waar u
deze later makkelijk kan raadplegen.
© 2021 Roland Corporation
De Parameter Guide verkrijgen
1. Typ de volgende URL op uw computer:
https://www.boss.info/manuals/
2. Kies “RC-600” als de productnaam.
22
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomtoevoer
Plaats de netstroomadapter met de kant met de indicator naar boven gericht. Het
lampje gaat branden als u de netstroomadapter aansluit op een stopcontact.
Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het oppervlak waarop u
het apparaat plaatst, kunnen de rubberen voetstukken mogelijk het oppervlak
verkleuren of ontsieren.
Reparatie en gegevens
Voordat u het apparaat verzendt voor reparatie, moet u een back-up maken van de
gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen. U kan uw belangrijke gegevens ook
op papier noteren. Hoewel we tijdens een reparatie al het mogelijke doen om de
gegevens op uw apparaat te behouden, is het in sommige gevallen, zoals wanneer
het geheugen fysiek is beschadigd, echter niet mogelijk om de opgeslagen inhoud
te herstellen. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het herstel van de
opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
Gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, kunnen verloren gaan als gevolg
van storingen aan het apparaat, onjuiste bediening van het apparaat, enzovoort.
Bescherm uzelf tegen het onherstelbare verlies van gegevens door regelmatig back-
ups te maken van de gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen.
Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het herstel van de opgeslagen
inhoud die verloren is gegaan.
Voer nooit druk uit op het display en sla er nooit tegen.
Bij het weggooien van de kartonnen doos of het dempingsmateriaal waarin dit
apparaat is verpakt, moet u de voorschriften voor afvalverwerking in acht nemen
die op uw land of regio van toepassing zijn.
Gebruik alleen het opgegeven expressiepedaal (FV-500H, FV-500L, EV-30 en Roland
EV-5, apart verkrijgbaar). Het aansluiten van een expressiepedaal van een ander
type kan leiden tot defecten en/of schade aan het apparaat.
Gebruik geen verbindingskabels met een ingebouwde weerstand.
Intellectueel eigendomsrecht
Het opnemen met geluids- of beeldmateriaal, het kopiëren of reviseren van
materiaal (muziek, beelden, uitzendingen, liveoptredens enzovoort) dat geheel
of gedeeltelijk eigendom is van een derde, en het distribueren, verkopen, leasen,
uitvoeren of uitzenden ervan is wettelijk niet toegestaan zonder de toestemming
van de auteursrechteigenaar.
Gebruik dit product niet voor doeleinden die kunnen leiden tot een inbreuk op
een auteursrecht dat eigendom is van een derde. Wij aanvaarden geen enkele
verantwoordelijkheid voor inbreuken op auteursrechten van derden die ontstaan
uit uw gebruik van dit product.
Het auteursrecht op inhoud van dit product (de geluidsgegevens, stijlgegevens,
begeleidingspatronen, frasegegevens, audioloops en afbeeldingsgegevens) is
voorbehouden aan Roland Corporation.
Het is kopers van dit product toegestaan genoemde inhoud (met uitzondering
van songgegevens zoals demosongs) te gebruiken voor het maken, uitvoeren,
opnemen en distribueren van oorspronkelijke muziek.
Het is kopers van dit product NIET toegestaan genoemde inhoud in oorspronkelijke
of aangepaste vorm te extraheren met de bedoeling opgenomen media
van genoemde inhoud te distribueren of deze beschikbaar te maken op een
computernetwerk.
Dit product bevat het met eParts geïntegreerde softwareplatform van eSOL Co., Ltd.
eParts is een handelsmerk van eSOL Co., Ltd. in Japan.
Dit product gebruikt de broncode van μT-Kernel onder de T-License 2.0 verleend
door T-Engine Forum (www.tron.org).
Dit product bevat opensourcesoftware van derden.
Copyright © 2009-2019 ARM Limited. Alle rechten voorbehouden.
Onder licentie van de Apache-licentie, versie 2.0 (de “Licentie”);
U kan een kopie van de licentie verkrijgen op
http://www.apache.org/licenses/LICENSE-2.0
Copyright © 2016, Freescale Semiconductor, Inc.
Copyright 2016-2019 NXP. Alle rechten voorbehouden.
Onder licentie van de BSD-3-clausule;
U kan een kopie van de licentie verkrijgen op
https://opensource.org/licenses/BSD-3-Clause
Copyright © 2020 Amazon.com, Inc. of haar dochterondernemingen. Alle rechten voorbehouden.
Gelicentieerd onder de MIT-licentie
https://opensource.org/licenses/mit-license.php
Roland, BOSS en LOOP STATION zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Roland Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
De bedrijfsnamen en productnamen in dit document zijn geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars.
WAARSCHUWING
De Auto O-functie
Dit apparaat wordt automatisch
uitgeschakeld na een vooraf ingestelde
tijdsspanne sinds het apparaat voor het
laatst werd gebruikt om muziek af te spelen
of sinds de knoppen of bedieningselementen van
het apparaat voor het laatst werden gebruikt (AUTO
OFF-functie). Als u niet wilt dat de stroom automatisch
wordt uitgeschakeld, schakelt u de AUTO OFF-functie
uit (p. 19).
WAARSCHUWING
Gebruik alleen de meegeleverde netstroomadapter
en het correcte voltage
Gebruik alleen de netstroomadapter die bij
het apparaat is geleverd. Zorg er ook voor
dat het lijnvoltage van het elektriciteitsnet
overeenkomt met het ingangsvoltage dat
op de netstroomadapter wordt vermeld. Andere
netstroomadapters gebruiken mogelijk een andere
polariteit of zijn ontworpen voor een ander voltage.
Het gebruik van dergelijke adapters kan resulteren in
schade, defecten of elektrische schokken.
Gebruik alleen het meegeleverde netsnoer
Gebruik uitsluitend het bevestigde netsnoer.
Sluit het meegeleverde netsnoer ook niet aan
op andere apparaten.
OPGELET
Ga voorzichtig om met de aardingsklem
Als u de schroef van de aardingsklem
verwijdert, moet u ze onmiddellijk vervangen.
Laat ze nergens liggen zodat er geen risico
bestaat dat ze per ongeluk wordt ingeslikt
door kleine kinderen. Wanneer u de schroef opnieuw
bevestigt, moet u ervoor zorgen dat ze stevig vast zit
en niet kan loskomen.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het
gebruik van fantoomvoeding
Schakel de fantoomvoeding altijd uit bij
het aansluiten van een ander apparaat
dan de condensatormicrofoon, waarvoor
fantoomvoeding nodig is. U kan schade
veroorzaken als u de fantoomvoeding per
ongeluk aansluit op de dynamische microfoons,
audioweergaveapparaten of andere apparaten die
geen dergelijke voeding nodig hebben. Controleer de
specicaties van de microfoon die u wilt gebruiken
door de bijbehorende handleiding te lezen. (De
fantoomvoeding van dit instrument: 48 V DC, max.
10 mA)
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
33
Structuur van de RC-600
Track
Tracks worden gebruikt voor het opnemen en afspelen van audio
van een microfoon of een muziekinstrument.
U kan tracks 1–6 combineren wanneer u dit apparaat gebruikt.
Input FX, Track FX
Eecten die op de ingevoerde audio worden toegepast, worden
“input FX” genoemd en eecten die op de tracks worden
toegepast, worden “track FX” genoemd.
U kan 16 input/track FX (4 banken x 4 types) op de knoppen
registreren en gebruiken.
Ritme
Naast het afspelen van tracks 1–6, kan u met dit apparaat ook
ritmes afspelen.
U kan een opname maken terwijl u naar een ritme luistert aan het
tempo dat u opgeeft.
Geheugen
De instellingen voor tracks 1–6 worden samen met de input FX/
track FX en ritme een geheugen” genoemd.
U kan met dit apparaat tot maximaal 99 geheugens opslaan.
Systeeminstellingen
Instellingen die voor de volledige RC-600 gelden, zoals
het displaycontrast, USB- en MIDI-instellingen, worden
systeeminstellingen genoemd.
Geheugen 99Geheugen 99
Geheugen 01Geheugen 01
Ritme
Systeeminstellingen
Track 1
Track 2
Track 3
Track 4
Track 5
Input FX
Banken A-D
FX
Track FX
Banken A-D
FX
Track 6
Opnemen” versus “Overdubben
In deze handleiding wordt met opnemen het voor de eerste keer opnemen naar een lege track bedoeld. Met alle volgende opnames
die boven op de bestaande opname worden toegevoegd, wordt overdubben bedoeld.
44
Aan de slag
1
[OUTPUT LEVEL]-regelaar
Wijzigt het volume van de RC-600.
Display
Geeft diverse informatie weer van de RC-600.
[1]–[4]-regelaars
Gebruik deze regelaars om de parameterwaarden in te stellen die
op het scherm worden weergegeven.
[1][1] [2] [3] [4]
5Draai aan een regelaar en houd hem ingedrukt om een
waarde in grotere stappen te veranderen.
5Voor sommige parameters moet u op de regelaar drukken om
de waarde te bewerken.
2
[MENU]-knop
Deze knop geeft u toegang tot de algemene systeeminstellingen
en USB-/MIDI-instellingen van de RC-600.
[LOOP]-knop
Druk op deze knop om een geheugen te bewerken.
Gebruik dit om de instellingen te congureren voor tracks 1–6,
instellingen gerelateerd aan loop afspelen/opnemen enzovoort, input
FX/track FX-instellingen, ritme-instellingen en de geheugennaam.
[RHYTHM]-knop
Telkens u op de knop drukt, schakelt het ritme aan (opgelicht)/uit
(niet opgelicht)/stand-by (knipperend).
[TAP TEMPO]-knop
Stel het tempo in door op deze knop te drukken aan het gewenste
interval (tiktempo). Als u dit doet, wordt het tempo op het scherm
weergegeven.
Houd de knop lang ingedrukt om terug te keren naar het vorige
tempo.
3
[EXIT]-knop
Druk om terug te keren naar het vorige scherm.
[ENTER]-knop
Druk om een bewerking te bevestigen.
5Als u op de [ENTER]-knop drukt terwijl het afspeelscherm
wordt weergegeven, schakelt het scherm naar het MIXER-
scherm (p. 8).
5Door tegelijkertijd op de [EXIT]-knop en de [ENTER]-knop
te drukken, kan u een geheugen opslaan (schrijven) of
gegevens van het geheugen wissen (verwijderen).
PAGE [K] [J]-knoppen
Gebruik deze knoppen om de cursor te verplaatsen en tussen
paginas te wisselen.
Als u op deze knoppen drukt terwijl het afspeelscherm wordt
weergegeven, kan u schakelen tussen variaties op het afspeelscherm.
LOCK-functie
Druk in het afspeelscherm tegelijkertijd op de PAGE [K] [J]-
knoppen om de vergrendelingsfunctie aan te zetten, zodat de [1]–
[4]-regelaars worden uitgeschakeld. Hiermee kan u voorkomen
dat de instellingen per ongeluk worden gewijzigd.
De Lock-functie wordt uitgeschakeld als u de twee knoppen
nogmaals tegelijkertijd indrukt.
4
Loopindicators
Geeft de status en looppositie van de track aan.
Bovenpaneel
1
4
2
3
5
6
55
Aan de slag
5
[TRACK SELECT]-schakelaar/indicator
Schakelt tussen tracks 1–3 en 4–6.
Indicator Beschrijving
Wit opgelicht Tracks 1–3
Rood opgelicht Tracks 4–6
Als u de [TRACK SELECT]-schakelaar ingedrukt houdt, licht de
indicator blauw op en veranderen de schakelaars op dit apparaat
van functie.
[UNDO/REDO]-schakelaar/indicator
Druk op de schakelaar tijdens het afspelen of overdubben om de
opname of het laatste overdubben te annuleren (Undo - ongedaan
maken).
Druk nogmaals op de schakelaar om de Undo te annuleren (Redo -
opnieuw uitvoeren).
Indicator Beschrijving
Groen opgelicht Undo (ongedaan maken) is beschikbaar
Rood opgelicht Redo (opnieuw uitvoeren) is beschikbaar
Gedoofd Undo/redo niet beschikbaar
TRACK SELECT-indicator: wanneer blauw opgelicht
De [UNDO/REDO]-schakelaar/indicator functioneert als de [HALF
SPEED]-schakelaar/indicator. Dit wordt gebruikt om te schakelen
tussen afspeelsnelheden voor de momenteel geselecteerde track
(huidige track).
Indicator Beschrijving
Opgelicht 1/2 afspeelsnelheid
Gedoofd Normale afspeelsnelheid
MEMO
De track die momenteel is geselecteerd (momenteel het doel van
bewerkingen) wordt de “huidige track genoemd.
[ALL START/STOP]-schakelaar/indicator
Hierdoor starten (afspelen) alle tracks tegelijkertijd.
Als u op deze knop drukt terwijl de tracks momenteel afspelen of
opnemen, stoppen alle tracks.
TRACK SELECT-indicator: wanneer blauw opgelicht
De [ALL START/STOP]-schakelaar/indicator functioneert als de
[REVERSE]-schakelaar/indicator. Dit wordt gebruikt om te schakelen
tussen normaal en omgekeerd afspelen voor de momenteel
geselecteerde track (huidige track).
Indicator Beschrijving
Opgelicht Omgekeerd afspelen
Gedoofd Normaal afspelen
6
[REC/PLAY] 1–6-schakelaars/indicatoren
Schakelt tussen opnemen, afspelen en overdubben.
Voor een lege frase:
Opnemen0Afspelen0Overdubben
Voor een frase die gegevens bevat:
Afspelen0Overdubben
Indicator Beschrijving
Blauw opgelicht Geen frase
Rood opgelicht Opnemen
Groen opgelicht Afspelen
Geel opgelicht Overdubben
Wit opgelicht Stoppen (frase aanwezig)
MEMO
U kan de kleuren van de indicator wijzigen voor opnemen,
afspelen en overdubben.
& “LOOP STATUS COLOR” (p. 19)
[STOP] 1–6-schakelaars/indicatoren
Stopt de track die momenteel aan het opnemen/afspelen/
overdubben is.
Als u de schakelaar lang ingedrukt houdt (twee seconden of langer),
wordt de track gewist.
Indicator Beschrijving
Blauw opgelicht Geen frase
Wit opgelicht Frase bestaat
TRACK SELECT-indicator: wanneer blauw opgelicht
Deze functioneren als de INPUT [A]–[C]-schakelaars/indicatoren en
de TRACK [A]–[C]-schakelaars/indicatoren.
INPUT [A]-[C]-schakelaars/indicatoren
Schakelt de eecten A–C in de momenteel geselecteerde
FX-ingangsbank aan/uit.
TRACK [A]-[C]-schakelaars/indicatoren
Schakelt de eecten A–C in de momenteel geselecteerde track
FX-bank aan/uit.
Indicator Beschrijving
Rood opgelicht Eect: aan
Roze opgelicht Geeft het eect aan dat u momenteel kan
bedienen/bewerken (eect: aan).
Gedoofd Eect: uit
Bovenpaneel
66
Aan de slag
7
MIC IN 1, 2-connectoren
Sluit hier uw microfoon(s) aan.
* Als u een condensatormicrofoon gebruikt die fantoomvoeding
vereist, schakelt u de fantoomvoeding in van dit apparaat.
INST IN 1, 2-aansluitingen (L/MONO, R)
Sluit uw gitaar/bas, eectapparaten, klavieren en andere
instrumenten aan op deze aansluitingen.
8
MAIN OUTPUT-aansluitingen (L/MONO, R)
SUB OUTPUT 1, 2-aansluitingen (L/MONO, R)
Sluit deze aansluitingen aan op uw versterker,
monitorluidsprekers of mixer.
MEMO
U kan de MAIN/SUB-aansluitingen instellen als parallelle
uitgangsaansluitingen (mono-uitgang x 6) die de geluiden van
elke track afzonderlijk uitvoeren.
& “Parameter Guide” (pdf )
PHONES-aansluiting
Sluit hier uw hoofdtelefoon aan.
MEMO
U kan dit apparaat zo congureren dat u alleen de audio die u
opgeeft via een hoofdtelefoon beluistert.
& “Parameter Guide” (pdf )
9
CTL/EXP
CTL 1, 2/EXP 1-aansluiting en CTL 3, 4/EXP 2-aansluiting
U kan een expressiepedaal of voetschakelaars (apart verkrijgbaar)
op deze aansluitingen aansluiten om een verscheidenheid aan
functies te besturen.
* Gebruik alleen het opgegeven expressiepedaal (FV-500H, FV-500L,
EV-30 en Roland EV-5, apart verkrijgbaar). Het aansluiten van een
expressiepedaal van een ander type kan leiden tot defecten en/of
schade aan het apparaat.
10
MIDI OUT-, MIDI IN-aansluitingen
Sluit hier een extern MIDI-apparaat aan.
Hiermee kan u vanaf dit apparaat een extern MIDI-apparaat
bedienen via MIDI.
11
USB-poort
Sluit uw computer aan met een in de handel verkrijgbare USB-
kabel die USB 2.0 ondersteunt.
U kan hier uw computer aansluiten en gebruiken om een back-up
te maken of gegevens te herstellen.
U kan ook USB-audio gebruiken om het geluid van uw computer
via dit apparaat af te spelen, en USB MIDI gebruiken om het
tempo van dit apparaat te synchroniseren met de DAW-software
op uw computer.
[POWER]-schakelaar
Schakelt het apparaat in/uit.
DC IN-aansluiting
Sluit de meegeleverde netstroomadapter aan op deze aansluiting.
* Gebruik alleen de opgegeven netstroomadapter (PSB-1U) die is
aangesloten op een stopcontact met de juiste spanning.
Achterpaneel (uw apparatuur aansluiten)
Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om defecten of storingen aan de apparatuur te
voorkomen.
Naar stopcontact
Pintoewijzing
MIC IN 1, 2-connectoren
1: GND
2: HOT
3: COLD
7
8
9
10
11
Aardingsklem
Sluit deze aan op een externe
aarding of grond.
Sluit deze aan indien nodig.
77
Aan de slag
Het apparaat in- en uitschakelen
Zet het volume altijd op nul voordat u het apparaat in- of
uitschakelt. Zelfs als u het volume hebt verlaagd, hoort u mogelijk
geluid wanneer u het apparaat in- of uitschakelt. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
Het apparaat inschakelen
Schakel de stroom in de volgende volgorde in: dit apparaat
([POWER]-schakelaar: ON) 0 verbonden apparaten 0 versterker.
Het apparaat uitschakelen
Schakel de stroom uit in de volgende volgorde: versterker 0
verbonden apparaten 0 dit apparaat ([POWER]-schakelaar: OFF).
Dit apparaat wordt automatisch uitgeschakeld na een vooraf
ingestelde tijdsspanne sinds het apparaat voor het laatst
werd gebruikt om muziek af te spelen of sinds de knoppen of
bedieningselementen van het apparaat voor het laatst werden
gebruikt (AUTO OFF-functie).
Als u niet wilt dat de stroom automatisch wordt uitgeschakeld,
schakelt u de AUTO OFF-functie uit (p. 19).
5Niet-opgeslagen gegevens gaan verloren wanneer het
apparaat wordt uitgeschakeld. Sla de gegevens op die u wilt
bewaren voordat u het apparaat uitschakelt (p. 13).
5Druk opnieuw op de aan/uit-knop om het apparaat weer in
te schakelen.
Instellingen van de fantoomvoeding
Gebruik de onderstaande instellingen om de fantoomvoeding
van dit apparaat in te schakelen als u een condensatormicrofoon
gebruikt die fantoomvoeding vereist.
1. Druk op de [MENU]-knop.
2. Druk op de [1] (INPUT)-regelaar.
3. Druk op de [1] (SETUP)-regelaar.
4. Draai aan de [1] (MIC1)/[2] (MIC2)-regelaars om
PHANTOM op “ON” in te stellen.
5. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het
afspeelscherm (p. 8).
OPMERKING
Schakel de fantoomvoeding altijd uit bij het aansluiten van
een ander apparaat dan de condensatormicrofoon, waarvoor
fantoomvoeding nodig is.
Achterpaneel (uw apparatuur aansluiten)
Voetschakelaars aansluiten
Sluit één of meer voetschakelaars aan en stel hun modus-/polariteitsschakelaars in aan de hand van de onderstaande afbeeldingen.
FS-6 FS-7
CTL 2
FS-5U x 1
FS-5U
FS-6
Modus-/polariteitsschakelaar
FS-7
1/4”-telefoonaansluiting
1/4”-telefoonaansluiting
Stereo
1/4”-telefoonaansluiting
Stereo
1/4”-telefoonaansluiting
Stereo
1/4”-telefoonaansluiting
Stereo
1/4”-telefoonaansluiting
CTL 1CTL 2 CTL 1CTL 1
RINGTIP
Stereo
1/4”-telefoonaansluiting
1/4”-telefoonaansluiting
x 2
CTL 1 CTL 2
FS-5U x 2
88
Aan de slag
(1) GEHEUGENNUMMER
(2) TRACKSTATUS
De status van de looptrack wordt weergegeven met
een pictogram
Pictogram Beschrijving
Opnemen, afspelen, overdubben
Gestopt (frase aanwezig)
Geen frase
Huidige track
(3) LOOPTRACKS
Geeft de status en voortgang van de track weer
tijdens het afspelen
(4) LOOPSTATUS
Geeft de status van de tracks weer
(5) LOOPNIVEAU
Het volume van elke track wordt weergegeven door
de niveaumeters
(6) INPUT FX
Geeft de FX-status van de invoer aan
A B C D
Uit
Aan
(7) TRACK FX
Geeft de FX-status van de track aan
* U kan tijdens het opstarten wijzigen welk
afspeelscherm wordt weergegeven.
& “Parameter Guide (pdf)
Schakelen tussen afspeelschermen
Het scherm dat verschijnt nadat u het apparaat inschakelt, wordt het afspeelscherm” genoemd.
Pictogram Beschrijving
Tempo
Fantoomvoeding voor MIC 1, 2-aansluitingen is aan (uit wanneer niet
weergegeven)
Vergrendelingsfunctie van de regelaars is ingeschakeld (uit wanneer
niet weergegeven)
Geheugennaam
[1] [2] [3] [4]
Parameters om in te stellen met de [1]–[4]-regelaars
Geheugennummer
Druk op de PAGE [K] of [J]-knop terwijl het afspeelscherm wordt weergegeven om tussen variaties van het afspeelscherm te schakelen.
Het ingangs-/uitgangsniveau aanpassen
Druk op de [ENTER]-knop terwijl het afspeelscherm wordt weergegeven om het mixerscherm weer te geven, waar u de ingangs-/
uitgangsniveaus voor elke aansluiting en connector, evenals de niveaus voor elke track kan controleren.
Gebruik de PAGE [K] [J]-knoppen om tussen pagina’s te schakelen en gebruik de [1]-[4]-regelaars om de respectievelijke ingangs-/
uitgangsniveaus en niveaus van de track aan te passen.
[J]
[K]
Dempen: aan
Wisselt van pagina
[J]
[K]
ToonladderPEAK-indicator
[J]
[K]
5Pas de niveaus aan zodat de PEAK-indicator op de niveaumeter overeenkomt met de toonladder die in de afbeelding wordt weergegeven.
5Druk voor de ingangen op de [1]–[4]-regelaars om het geluid te dempen.
5Gebruik de MASTER OUT om de niveaus van de MAIN OUTPUT, SUB OUTPUT 1 en SUB OUTPUT 2 aan te passen. De [OUTPUT LEVEL]-
regelaar is gecongureerd om ook de niveaus aan te passen volgens de fabrieksinstellingen.
De aansluitingen en connectoren die in het MIXER-scherm worden weergegeven, kunnen afhankelijk van de stereo link-instellingen
veranderen.
Stereo link Beschrijving
ON De MIC 1, 2- en L/R-kanalen worden weergegeven als een enkele connector.
OFF De MIC 1, 2- en L/R-kanalen worden afzonderlijk weergegeven.
* Raadpleeg de “ Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie over de stereo link.
99
Aan de slag
Pedaalmodus
In de pedaalmodus kan u de functies naar wens als set toewijzen aan de negen schakelaars op dit apparaat. Hierdoor kan u eciënt
schakelaars bedienen, zoals opnemen, afspelen en overdubben.
5De pedaalmodus heeft drie afzonderlijke modi en u kan als set tussen deze drie modi schakelen.
5U kan de functie voor het selecteren van modi 1–3 ook toewijzen aan een schakelaar naar keuze.
5De instellingen voor modi 1–3 kunnen in het geheugen worden opgeslagen, zodat u voor elke pedaalmodus in het geheugen
verschillende instellingen kan gebruiken.
Voorbeelden van instellingen
(1)
Dit zijn de basisinstellingen (fabrieksinstellingen) van de
RC-600. Tracks 1–3
Tracks 4–6
REC/PLAY STOP
Track 1Track 1
REC/PLAY STOP
Track 2Track 2
REC/PLAY STOP
Track 3Track 3
REC/PLAY STOP
Track 4Track 4
REC/PLAY STOP
Track 5Track 5
REC/PLAY STOP
Track 6Track 6
PEDAL MODE
(Selecteer track)
(2)
Dit zijn de instellingen om snel een gewenste track te
selecteren.
CUR.TRK NUM
(Track 1)
CUR.TRK NUM
(Track 2)
CUR.TRK NUM
(Track 3)
CUR.TRK NUM
(Track 4)
CUR.TRK NUM
(Track 5)
CUR.TRK NUM
(Track 6)
TAP
TEMPO
Selecteer trackSelecteer track
REC/PLAY STOP
Track 1–6Track 1–6
Instellingen pedaalmodus
Maak instellingen voor de pedaalmodus door de “PEDAL MODE1”–“PEDAL MODE3”-parameters te selecteren in “CTL FUNC op het MENU-
scherm (p. 18).
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1010
Een loopfrase creëren
Opnemen op één track
Hier leest u hoe u op track 1 kan opnemen en overdubben.
Voorbereiden om op te nemen
1. Sluit uw gitaar of microfoon aan.
2. Regelt het invoer-/uitvoerniveau (p. 8).
3. Gebruik de [OUTPUT LEVEL]-regelaar om het algemene
volume van de RC-600 aan te passen.
4. Draai aan de [1] (MEMORY)-regelaar op het
afspeelscherm om een geheugen te selecteren.
5. Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar naar de tracks
1-3.
Indicator Beschrijving
Wit opgelicht Tracks 1–3
Rood opgelicht Tracks 4–6
Opnemen
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar om het
opnemen te starten.
De REC/PLAY-indicator licht rood op.
2. Bespeel uw gitaar of zing in uw microfoon om
audio in te voeren.
%
Afspelen
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar.
De REC/PLAY-indicator licht groen op.
De opgenomen frase speelt als een loop.
%
Overdubben
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar om het
overdubben te starten.
De REC/PLAY-indicator licht geel op.
2. Overdub of maak een opname van uw
uitvoering (audio) op de frase die wordt
afgespeeld als een loop.
%
Afspelen
%$ Herhaal zo vaak als
nodig is.
Overdubben
:
Stoppen
1. Druk op de [STOP] 1-schakelaar.
De REC/PLAY-indicator licht wit op.
Als u de opgenomen frase wilt behouden, slaat u
deze op in een geheugen (p. 13).
Ongedaan maken/opnieuw uitvoeren
Druk tijdens het afspelen of overdubben op de [UNDO/REDO]-
schakelaar om ongedaan te maken.
Druk nogmaals op de schakelaar om opnieuw uit te voeren.
Indicator Beschrijving
Groen opgelicht Undo (ongedaan maken) is
beschikbaar
Rood opgelicht Redo (opnieuw uitvoeren) is
beschikbaar
Gedoofd Undo/redo niet beschikbaar
1111
Een loopfrase creëren
Opnemen op meerdere tracks
U kan meerdere tracks gebruiken om een enkele loopfrase te creëren.
Dit laat zien hoe u de tracks in oplopende volgorde opneemt (track 1 0 track 2 0 ... track 6).
Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar naar
de tracks 1-3.
De TRACK SELECT-indicator licht wit op.
%
Track 1 Opnemen
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar om het
opnemen te starten.
De REC/PLAY-indicator licht rood op.
2. Bespeel uw gitaar of zing in uw microfoon
om audio in te voeren.
%
Track 1 Afspelen
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar.
De REC/PLAY-indicator licht groen op.
De opgenomen frase speelt als een loop.
%$ Herhaal zo vaak als
nodig is.
Track 1 Overdubben
1. Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar om het
overdubben te starten.
De REC/PLAY-indicator licht geel op.
2. Overdub of maak een opname van uw
uitvoering (audio) op de frase die wordt
afgespeeld als een loop.
:
Track 1 Afspelen
Druk op de [REC/PLAY] 1-schakelaar.
%
Track 2 Opnemen
1. Druk op de [REC/PLAY] 2-schakelaar om het
opnemen te starten.
De REC/PLAY-indicator licht rood op.
2. Bespeel uw gitaar of zing in uw microfoon
om audio in te voeren.
%
Track 2 Afspelen
1. Druk op de [REC/PLAY] 2-schakelaar.
De REC/PLAY-indicator licht groen op.
De opgenomen frase speelt als een loop.
%
Track 2 Overdubben
%$ Herhaal zo vaak als
nodig is.
Track 2 Afspelen
Druk op de [REC/PLAY] 2-schakelaar.
%
Track 3
Net als bij track 2, tracks opnemen/afspelen/overdubben.
%
Druk op de [TRACK SELECT]-schakelaar naar
de tracks 4-6.
De TRACK SELECT-indicator licht rood op.
%
Track 4–6
Net als bij track 2, opnemen/afspelen/overdubben van tracks
40 5 0 6 in oplopende volgorde.
:
Stoppen
1. Druk op de [ALL START/STOP]-knop.
De ALL START/STOP-indicator gaat uit.
Als u de opgenomen frase wilt behouden, slaat u
deze op in een geheugen (p. 13).
Ongedaan maken/opnieuw uitvoeren
Druk tijdens het afspelen of overdubben op de [UNDO/REDO]-
schakelaar om ongedaan te maken.
Druk nogmaals op de schakelaar om opnieuw uit te voeren.
Indicator Beschrijving
Groen opgelicht Undo (ongedaan maken) is
beschikbaar
Rood opgelicht Redo (opnieuw uitvoeren) is
beschikbaar
Gedoofd Undo/redo niet beschikbaar
1212
Een loopfrase creëren
Opnemen terwijl u naar het ritmegeluid luistert
Naast de track kan de RC-600 ook een “Rhythm (ritme) afspelen.
U kan opnemen terwijl er een ritme weerklinkt aan het tempo dat
u opgeeft.
Een ritme laten klinken
1. Druk op de [RHYTHM]-knop.
Het ritme schakelt in (opgelicht) of uit (niet opgelicht) of is klaar
om het ritme te spelen (knipperend) telkens u op de knop drukt.
Het tempo van het ritme instellen
1. Druk op de [TAP TEMPO]-knop.
Het tempo-instellingenscherm verschijnt.
2. Draai aan de [4]-regelaar terwijl het tempo-
instellingenscherm wordt weergegeven om het tempo
in te stellen.
Waarde 40.0-300.0
MEMO
Druk op en draai aan de [4]-regelaar om een waarde in
decimale punten in te stellen.
Tiktempo
U kan het tempo instellen door aan het gewenste interval op een
knop te drukken.
1. Druk meermaals op de [TAP TEMPO]-knop op maat van
het gewenste tempo.
MEMO
Als u de [TAP TEMPO]-knop lang ingedrukt houdt tot hij rood
knippert, keert het tempo terug naar de standaardwaarde.
5Het opgegeven tempo kan worden opgeslagen als een
instelling in het geheugen.
& “Een geheugen opslaan (WRITE)” (p. 13)
5U kan het volume en het ritmetype (variatie) speciceren, en
hoe het ritme speelt.
& “De ritme-instellingen bewerken (p. 16)
Input FX gebruiken
U kan input FX toepassen op het ingangsgeluid.
1. Druk op de [LOOP]-knop.
Het LOOP-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de PAGE [J]-knop om van pagina te wisselen
en druk vervolgens op de [1] (INPUT FX)-regelaar.
3. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de eecten (FX A-D)
in/uit te schakelen.
Schakelen tussen banken
4. Gebruik de PAGE [J]-knop om van pagina te wisselen
en draai vervolgens aan de [1] (BANK)-regelaar om de
bank te selecteren.
Track FX gebruiken
5. Om track FX toe te passen op een track die al is
opgenomen, gebruikt u dezelfde bewerking als bij de
input FX nadat u op de [2] (TRACK FX)-regelaar heeft
gedrukt, zoals vermeld in stap 2.
5U kan de eecten die u heeft gecongureerd als instellingen
in het geheugen opslaan.
& “Een geheugen opslaan (WRITE)” (p. 13)
5U kan schakelen tussen de eecttypen die aan de [A]-[D]-
knoppen zijn toegewezen en de manier waarop de eecten
klinken, wijzigen.
& “Bewerken van de Input FX/Track FX-instellingen (p. 17)
1313
Een geheugen opslaan
Een geheugen opslaan (WRITE)
Als u een ander geheugen selecteert of na het opnemen of
bewerken van de instellingen de stroom uitschakelt, gaan de
opgenomen inhoud of de bewerkte instellingen verloren. Als u de
gegevens wilt behouden, moet u deze opslaan.
1. Druk tegelijk op de [EXIT]-knop en de [ENTER]-knop.
Het WRITE-scherm wordt weergegeven.
2. Druk op de [1] of [2] (WRITE)-regelaar.
3. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om het geheugen te
selecteren dat u wilt opslaan.
5Dit is niet vereist als het nummer van het geheugen geschikt is
zoals het is.
5Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
4. Druk op de [ENTER]-knop.
Het geheugen is opgeslagen.
* Schakel het apparaat niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... (uitvoeren...) wordt weergegeven.
MEMO
U kan een naam toewijzen aan het geheugen. Raadpleeg de
“Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie.
Gegevens uit een geheugen wissen (CLEAR)
U kan de gegevens die in een geheugen zijn opgeslagen, wissen
en het geheugen zo terug leegmaken.
1. Druk tegelijk op de [EXIT]-knop en de [ENTER]-knop.
Het WRITE-scherm wordt weergegeven.
2. Druk op de [3] of [4] (CLEAR)-regelaar.
3. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om het geheugen te
selecteren dat u wilt wissen.
5Dit is niet vereist als het nummer van het geheugen geschikt is
zoals het is.
5Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
4. Druk op de [ENTER]-knop.
Het geheugen wordt gewist.
* Schakel het apparaat niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... (uitvoeren...) wordt weergegeven.
1414
Een geheugen bewerken
1. Druk op de [LOOP]-knop.
Het LOOP-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de PAGE [K] [J]-knoppen om naar de pagina
te gaan met het item dat u wilt bewerken.
3. Druk op de [1]–[4]-regelaars om de parameter te
selecteren om te bewerken.
4. Gebruik de PAGE [K] [J]-knoppen om naar de pagina
te gaan met de parameters die u wilt bewerken.
5. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de waarden te
bewerken.
6. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
7. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte
instellingen wilt opslaan (p. 13).
Item Beschrijving
TRACK
Congureert tracks 1–6.
Draai aan de [1]-regelaar om de te bewerken
track te selecteren.
REC Congureert de instellingen met betrekking tot
het opnemen/overdubben.
PLAY Speciceert hoe loopfrasen worden afgespeeld.
INPUT FX Congureert de input FX.
TRACK FX Congureert de track FX.
RHYTHM Congureert de ritme-instellingen.
NAME Speciceert de geheugennaam.
* Maximaal 12 tekens
De instellingen van een geheugen bewerken
Hier komt u te weten hoe u de instellingen van elk geheugen kan bewerken.
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1515
Een geheugen bewerken
De trackinstellingen bewerken
Hier leest u hoe u het volume, de afspeelmethode en andere instellingen voor tracks 1–6 congureert.
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1. Druk op de [LOOP]-knop.
Het LOOP-scherm wordt weergegeven.
2. Draai aan de [1] (TRACK)-regelaar om de track te
selecteren die u wilt bewerken en druk vervolgens op
de [1] (TRACK)-regelaar.
Het TRACK-scherm wordt weergegeven.
3. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan met de parameter die u wilt bewerken.
4. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de waarden te
bewerken.
5. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
6. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte
instellingen wilt opslaan (p. 13).
Item Beschrijving
REVERSE Speciceert of u normaal wilt afspelen of
omgekeerd.
1SHOT
Speciceert of het als one-shot of als de
gebruikelijke herhaaldelijke weergave moet
worden afgespeeld.
PAN Speciceert de stereopositie (pan) van de track.
PLAY LEVEL Wijzigt het afspeelniveau van de track.
START MODE
Speciceert of het afspelen met een fade-in of
onmiddellijk begint wanneer de track wordt
afgespeeld.
STOP MODE Bepaalt hoe de track stopt.
DUB MODE Speciceert de overdubmethode.
FX
Schakelt de eecten (input FX/track FX) in/uit.
* U kan ook op de [FX]-knop van de momenteel
geselecteerde track drukken om het eect in/
uit te schakelen.
PLAY MODE Speciceer hoe loopfrasen worden afgespeeld.
MEASURE Speciceert het aantal maten in de track.
* Dit is actief als de LOOP SYNC SW op “ON” staat.
LOOP SYNC
SW
Stelt in of loop sync wel (ON) of niet
(OFF) moet worden gebruikt.
Als loop sync wordt gebruikt, wordt het
tempo van het geheugen of het tempo
dat is gesynchroniseerd met een andere
track waarvan de LOOP SYNC SW op
“ON” staat, gebruikt voor opnemen en
afspelen.
MODE Stelt in hoe loop sync werkt (hoe de
synchronisatie wordt uitgevoerd).
TEMPO SYNC
SW
Stelt in of elke track aan zijn
oorspronkelijke tempo wordt afgespeeld
(het tempo tijdens opname - gebruik de
OFF-instelling) of aan het tempo dat is
gespeciceerd in het geheugen (gebruik
de ON-instelling).
MODE
Als TEMPO SYNC SW op “ON” staat,
stelt dit in of de toonhoogte volgens
het tempo moet worden veranderd, of
dat de toonhoogte in plaats daarvan
hetzelfde blijft.
SPEED
Stelt de afspeelsnelheid voor elke track in.
BOUNCE IN
Stelt in of het afspeelgeluid van een andere
track ook mag worden opgenomen tijdens het
opnemen of overdubben.
INPUT
Stelt in of het geluid van elke input-aansluiting/
connector en het ritme moet worden ingevoerd
naar de track (ON) of niet (OFF).
Draai aan de [1]-regelaar om de input-
aansluiting/connector of RHYTHM te selecteren
en druk op de [1]-regelaar om te schakelen
tussen ON/OFF.
* Als stereo link op “ON” staat, worden de MIC 1,
2- en L/R-kanalen weergegeven als een enkele
connector.
1616
Een geheugen bewerken
1. Druk op de [LOOP]-knop.
Het LOOP-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de PAGE [J]-knop om van pagina te wisselen
en druk vervolgens op de [3] (RHYTHM)-regelaar.
Het RHYTHM-scherm wordt weergegeven.
3. Gebruik de [K] [J]-knoppen om te schakelen tussen de
parameters die u wilt bewerken.
4. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de waarden te
bewerken.
5. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
6. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte
instellingen wilt opslaan (p. 13).
Item Beschrijving
GENRE Selecteert het genre van het ritmepatroon.
PATTERN Selecteert een ritmepatroon.
VARIATION Selecteert de variatie van een ritmepatroon.
KIT Selecteert de drumkit die wordt gebruikt om het
ritme te spelen.
BEAT Speciceert de maataanduiding van het ritme.
START TRIG Speciceert hoe het afspelen van het ritme begint.
STOP TRIG Speciceert hoe het afspelen van het ritme stopt.
INTRO REC Stelt in of u al dan niet een intro wilt toevoegen
tijdens het opnemen.
INTRO PLAY Speciceert of het ritme met of zonder intro
speelt.
ENDING Speciceert of het ritme met of zonder een einde
speelt.
FILL Speciceert of het ritme speelt met een ll-in of
zonder een ll-in.
VARI.
CHANGE
Bepaalt de timing waarop de variatie van een
ritmepatroon wordt gewijzigd.
Wijzigen hoe het ritme start en stopt
Afhankelijk van uw opnamemethode of de frase die u opneemt,
kan u de manier veranderen waarop het ritme start en stopt.
1. Ga vanuit het RHYTHM-scherm naar de pagina waarop
“START TRIG wordt weergegeven.
2. Draai aan de [2] (START TRIG)-regelaar om de
afspeelmethode van het ritme in te stellen.
3. Draai aan de [3] (STOP TRIG)-regelaar om de
stopmethode van het ritme in te stellen.
4. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
5. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte
instellingen wilt opslaan (p. 13).
Parameter Beschrijving
START TRIG
LOOP START Het ritme speelt wanneer loop opnemen of
afspelen begint.
REC END
Het ritme speelt wanneer de loopopname
gedaan is en schakelt over naar afspelen.
Dit is handig als u wilt spelen zonder een tempo
op te geven, wilt beginnen met opnemen en
dan de loop op tijd wilt spelen met het ritme
wanneer het afspelen begint.
BEFORE LOOP
Het ritme speelt vóór het opnemen of afspelen
van de loop.
Het ritme begint te spelen wanneer u eenmaal
op de schakelaar drukt en het opnemen/
afspelen begint in de maat met het ritme
wanneer u nogmaals op de schakelaar drukt.
STOP TRIG
OFF
Het ritme blijft steeds spelen.
Als u synchroon speelt met een extern MIDI-
apparaat, kan u het ritme continu laten spelen
voor gesynchroniseerd afspelen.
LOOP STOP Het ritme stopt wanneer de loop stopt.
REC END
Het ritme stopt wanneer de loopopname
eindigt.
Dit is handig als u het ritme tijdens het
opnemen als richtlijn wilt gebruiken.
De ritme-instellingen bewerken
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer
informatie over de parameters.
1717
Een geheugen bewerken
Bewerken van de Input FX/Track FX-instellingen
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer
informatie over de parameters.
1. Selecteer het geheugen waarvan u de instellingen
voor input FX/track FX wilt bewerken.
2. Druk op de [LOOP]-knop.
Het LOOP-scherm wordt weergegeven.
3. Gebruik de PAGE [J]-knop om van pagina te wisselen
en druk vervolgens op de [1] (INPUT FX)- of [2]
(TRACK FX)-regelaar.
Het INPUT FX-scherm/TRACK FX-scherm verschijnt.
4. Selecteer de bank van het eect dat u wilt bewerken.
1. Gebruik de PAGE [J]-knop om van pagina te wisselen en
draai vervolgens aan de [1] (BANK)-regelaar om de bank te
selecteren.
2. Druk op de PAGE [K]-knop om terug te keren naar het vorige
scherm.
5. Druk op de [1]–[4]-regelaars om het eect te
selecteren om te bewerken.
6. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan met de parameter die u wilt bewerken.
* De beschikbare parameters zijn afhankelijk van het type eect
dat u selecteert.
7. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de waarden te
bewerken.
8. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
9. Voer de Write-bewerking uit als u de bewerkte
instellingen wilt opslaan (p. 13).
1818
Systeeminstellingen (MENU)
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf-bestand) voor meer informatie over de parameters.
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het MENU-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan met het item dat u wilt bewerken.
3. Druk op de [1]–[4]-regelaars om het item te selecteren
dat u wilt bewerken.
4. Als u een ander scherm ziet met items die u kan
selecteren, herhaalt u stappen 2 en 3.
5. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan met de parameter die u wilt bewerken.
6. Draai aan de [1]–[4]-regelaars om de waarde te wijzigen.
7. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
Item Parameter/Beschrijving
INPUT
SETUP
Instellingen met betrekking tot de ingangs- en
uitgangsaansluitingen, zoals fantoomvoeding aan/uit.
EQ
Instellingen voor het toepassen van een
equalizereect op het ingangsgeluid voor elke
connector/aansluiting.
DYNAMICS
Instellingen voor het toepassen van een compressor
of ruisonderdrukking op het ingangsgeluid.
OUTPUT
SETUP
Instellingen met betrekking tot de
uitgangsaansluitingen, zoals stereo link.
ROUTING
Instellingen voor het toewijzen van het
afspeelgeluid van de tracks 1–6 en het ingangs-/
ritmegeluid van elke ingangsaansluiting/-
connector naar de uitgangsaansluitingen.
EQ
Instellingen voor het toepassen van een
equalizereect op het uitgangsgeluid,
gecongureerd voor elke uitgangsaansluiting.
MASTER FX
Instellingen voor de compressor- en reverbeecten
die op het uitgangsgeluid worden toegepast.
MIXER Stelt de ingangs-/uitgangsniveaus in voor elke
aansluiting en connector (p. 8).
CTL FUNC
PANEL MODE 1-3
Instellingen voor het toewijzen van functies
aan de [REC/PLAY]-schakelaars x 3, de [STOP]-
schakelaars x 3, de [TRACK SELECT]-schakelaar,
de [UNDO/REDO]-schakelaar en de [ALL START/
STOP]-schakelaar.
CTL/EXP
Instellingen voor het toewijzen van functies aan
een voetschakelaar of expressiepedaal die is
aangesloten op de CTL 1, 2/EXP 1-aansluiting of
de CTL 3, 4/EXP 2-aansluiting.
PREFERENCE
Selecteert of de instellingen van PANEL MODE
1–3 en CTL/EXP moeten worden omgeschakeld
naar de instellingen voor elk geheugen of naar de
systeeminstellingen.
* Wanneer u naar de instellingen voor elk geheugen
overschakelt, gebruikt u de schrijfbewerking om de
instellingen in het geheugen op te slaan.
ASSIGN
ASSIGN 1–16
Instellingen voor de ASSIGN-sectie.
Door de toewijzingsinstellingen te gebruiken, kan
u andere parameters tegelijk met de opgegeven
functies bedienen die worden uitgevoerd
wanneer u de knoppen/regelaars van dit
apparaat, of een voetschakelaar/expressiepedaal
aangesloten op de CTL 1, 2/EXP 1-aansluiting of
CTL 3, 4/EXP 2-aansluiting gebruikt.
U kan dit apparaat ook congureren om te
worden bediend vanaf een extern MIDI-apparaat.
Er zijn 16 verschillende toewijzingsinstellingen.
1919
Systeeminstellingen (MENU)
Item Parameter/Beschrijving
USB
STORAGE
Instellingen voor hoe USB moet werken.
AUDIO MODE
Instellingen voor het USB-stuurprogramma
wanneer USB-audio wordt gebruikt.
AUDIO ROUTING
Instellingen voor waar de USB-audio naartoe
wordt geleid.
INPUT LEVEL
Congureert het ingangsniveau van de USB-audio.
OUTPUT LEVEL
Congureert het uitgangsniveau van de USB-audio.
MIDI
RX CH CTL
Bepaalt het ontvangstkanaal voor berichten
(besturingswijzigingen) die geheugens schakelen
of de RC-600 bedienen.
RX CH RHYTHM
Bepaalt het ontvangstkanaal voor nootberichten
die de drumgeluiden spelen.
RX CH VOICE
Speciceert het ontvangstkanaal voor
nootberichten die worden gebruikt om
harmonieën of vocodereecten te creëren.
TX CH
Speciceert het verzendkanaal voor MIDI-berichten.
SYNC CLOCK
Bepaalt de invoer waarmee de tempoklok wordt
gesynchroniseerd.
SYNC OUT
Stelt in of de MIDI-klok moet worden uitgevoerd
of niet.
SYNC START
Bepaalt wat in synchronisatie start wanneer een
MIDI-startbericht wordt ontvangen.
PC OUT
Stelt in of Program change-berichten moeten
worden verzonden of niet.
THRU MIDI IN
Speciceert de connector die wordt gebruikt om
de MIDI-berichten uit te voeren die via de MIDI
IN-connector worden ontvangen.
THRU USB IN
Speciceert de connector die wordt gebruikt om
de MIDI-berichten uit te voeren die via de USB-
poort worden ontvangen.
SETUP
CONTRAST
Regelt het displaycontrast.
DISPLAY MODE
Stelt in welk afspeelscherm wordt weergegeven
bij het opstarten.
INDICATOR
Instellingen voor wat de loopindicator moet
weergeven.
Item Parameter/Beschrijving
SETUP
FX KNOB MODE
Stelt in hoe de [INPUT FX]-regelaar/[TRACK FX]-
regelaar werkt.
AUTO OFF
Schakelt de AUTO OFF-functie in/uit.
MEMORY EXT MIN, MAX
Speciceert de omvang (ondergrens en bovengrens)
waartussen geheugens kunnen worden gewisseld.
KNOB FUNC 1–4
Speciceert de functies die zijn toegewezen aan
de [1]–[4]-regelaars.
LOOP STATUS COLOR
Stelt de kleur in die door de [REC/PLAY] 1–6-indicators
wordt gebruikt om de trackstatus aan te geven.
FACTORY
RESET
Herstelt het apparaat naar de fabrieksinstellingen
(p. 25).
2020
Aansluiten op een computer via USB
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het MENU-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan waar “USB” wordt weergegeven en druk op de [2]
(USB)-regelaar.
3. Draai aan de [1] (STORAGE)-regelaar om deze op
“PREPARING... (voorbereiden...) te zetten.
4. Gebruik een USB-kabel om de USB-poort van de
RC-600 aan te sluiten op de USB-poort van uw
computer.
Wanneer de verbinding met de computer tot stand is gebracht,
verschijnt het bericht “CONNECTING....
* USB-verbinding is niet mogelijk als het apparaat niet is gestopt
of als er een frase is die niet is opgeslagen.
5. Open het BOSS RC-600-station.
Windows
Open in “Mijn computer (of “Deze computer”) “BOSS RC-600”
(of Verwisselbare schijf).
macOS
Open het “BOSS RC-600”-pictogram op het bureaublad.
6. Maak een back-up of herstel de gegevens.
Backup
Kopieer de volledige “ROLAND”-map van het BOSS
RC-600-station naar uw computer.
Recover
* Wanneer u deze bewerking uitvoert, verdwijnt het geheugen
dat momenteel is opgeslagen in de RC-600. Maak op voorhand
een back-up.
Verwijder op het BOSS RC-600-station de “ROLAND”-map
en kopieer vervolgens de “ROLAND”-back-upmap van uw
computer naar het BOSS RC-600-station.
OPMERKING
Verwijder de mappen in het BOSS RC-600-station niet, tenzij u
de herstelbewerking uitvoert.
7. Werp het BOSS RC-600-station uit.
Windows
Klik rechts onderaan in het scherm op [ ] en klik vervolgens
op het [ ]-pictogram en klik dan op “BOSS RC-600
uitwerpen.
macOS
Sleep het “BOSS RC-600”-pictogram naar de prullenbak
(pictogram “Uitwerpen”).
Dit is wat u kan doen als u de RC-600 via USB op uw computer
aansluit.
5Een back-up maken van de gegevens van de RC-600 op uw
computer.
5De gegevens waarvan een back-up is gemaakt op uw computer
naar de RC-600 herstellen.
5BOSS TONE STUDIO gebruiken om loopfrases (audiobestanden)
te importeren of er een back-up van te maken.
5De speciale ritmeconverter gebruiken als u uw originele
ritmepatronen op de RC-600 wilt importeren en gebruiken.
BOSS TONE STUDIO en de ritmeconverter gebruiken
Ga naar de onderstaande website om BOSS TONE STUDIO of de
ritmeconverter te downloaden.
& https://www.boss.info/support/
Verbinding maken met uw computer
Gebruik een in de handel verkrijgbare USB-kabel om de USB-poort
van de RC-600 aan te sluiten op de USB-poort van uw computer.
OPMERKING
5Gebruik een USB-kabel die USB 2.0 Hi-Speed ondersteunt.
5Dit werkt mogelijk niet goed voor bepaalde
computermodellen. Raadpleeg de BOSS-website voor meer
informatie over de ondersteunde besturingssystemen.
Een back-up maken of gegevens herstellen
2121
Apparaten bedienen via MIDI
Sluit externe MIDI-apparaten aan op dit apparaat volgens uw
behoeften.
Aansluiting Beschrijving
MIDI IN Ontvangt berichten van een ander MIDI-apparaat.
MIDI OUT Verzendt berichten vanaf dit apparaat.
Aansluiten
MIDI-instellingen
As u MIDI wilt gebruiken, moeten de MIDI-kanalen overeenstemmen met de kanalen van het aangesloten apparaat. Gegevens kunnen
niet worden verzonden naar of ontvangen van een ander MIDI-apparaat als de MIDI-kanalen niet correct zijn ingesteld.
Raadpleeg de “Parameter Guide (pdf) voor meer informatie over elk van de MIDI-instellingsparameters.
Een extern MIDI-apparaat bedienen vanaf de RC-600
Overzicht Beschrijving
Verzenden van tempogegevens en gegevens om het afspelen te starten en te stoppen
De tempogegevens van de RC-600
worden verzonden naar externe
MIDI-apparaten zoals MIDI Clock.
Een extern MIDI-apparaat instellen op hetzelfde tempo als de RC-600
MIDI Clock-berichten worden op elk ogenblik verzonden vanaf de RC-600.
Stel het externe MIDI-apparaat op voorhand in zodat het gereed is om MIDI Clock-, MIDI Start- en
MIDI Stop-berichten te ontvangen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor
meer informatie.
Bewerkingen om het afspelen te
starten en te stoppen met behulp
van de schakelaars van de RC-600
kunnen worden verzonden als
MIDI Start- en MIDI Stop-berichten.
Start/Stop verzenden
Een MIDI Start-bericht wordt verzonden op het moment dat het opnemen of afspelen van een
track begint, wanneer de tracks zijn gestopt. Dit bericht wordt ook verzonden wanneer All Start
wordt uitgevoerd.
Een MIDI Stop-bericht wordt verzonden wanneer de tracks zijn gestopt. Dit bericht wordt ook
verzonden wanneer All Stop wordt uitgevoerd.
* Als u wilt dat MIDI-gesynchroniseerde uitvoering doorgaat, zelfs nadat de track is gestopt, stelt u
de RHYTHM-parameter STOP TRIG (p. 16) in op “OFF”.
* Tracks waarvan de 1SHOT-instelling (p. 15) is ingesteld op “ON” en tracks waarvan de LOOP
SYNC SW-instelling (p. 15) is ingesteld op “OFF”, verzenden geen start- en stopgegevens.
Program Change-berichten verzenden
Als een geheugen wordt
geselecteerd met de RC-600, wordt
er tegelijkertijd een Program
Change-bericht verzonden
dat overeenkomt met het
geselecteerde geheugennummer.
Program Change-berichten verzenden
Als op de RC-600 geschakeld wordt tussen geheugens, wordt een MIDI Program Change-bericht
verzonden naar het aangesloten externe MIDI-apparaat. U kan Program Change-berichten met
nummers 0 tot en met 98 verzenden die overeenstemmen met de 99 afzonderlijke geheugens
01-99.
* Stel “PC OUT (p. 19) op voorhand in op ON.
* Program Change-berichten 99-127 kunnen niet worden verzonden.
* MIDI-berichten voor het selecteren van banken (Control Change #0, #32) kunnen niet worden
verzonden.
Control Change-berichten verzenden
De besturingsinformatie voor de
schakelaars, knoppen, regelaars
van de RC-600 en een extern
expressiepedaal of voetschakelaar
wordt verzonden als Control
Change-berichten.
Control Change-berichten verzenden
Als u een Control Change selecteert als het ASSIGN”-doel (p. 18), kan u MIDI-control change-
berichten verzenden door de knoppen en regelaars op de RC-600 te bedienen, of door een
externe voetschakelaar of expressiepedaal (aangesloten op de CTL 1, 2/EXP 1-aansluiting of de
CTL 3, 4/EXP 2-aansluiting) te gebruiken.
2222
Apparaten bedienen via MIDI
De RC-600 bedienen vanaf een extern MIDI-apparaat
Overzicht Beschrijving
Ontvangen van tempogegevens en gegevens om het afspelen te starten en te stoppen
De RC-600 wordt
gesynchroniseerd met het tempo
van de MIDI Clock-gegevens van
een extern MIDI-apparaat.
De RC-600 instellen op hetzelfde tempo als een extern MIDI-apparaat
Maak instellingen op uw extern MIDI-apparaat, zodat dit MIDI Clock-, MIDI Start- en MIDI Stop-
gegevens zal verzenden. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat voor meer
informatie.
Stel SYNC CLOCK (p. 19) van de RC-600 in op AUTO.
* U kan het tempo niet verwisselen tijdens het opnemen.
Start- en stopgegevens worden
ontvangen vanaf een extern MIDI-
apparaat om de RC-600 te starten
of te stoppen.
MIDI Start ontvangen
Als MIDI Start (FA) wordt ontvangen, worden alle tracks afgespeeld (All Start).
Van geheugen wisselen
De geheugens van de RC-600
worden tegelijk met de ontvangst
van de overeenstemmende
Program Change-berichten
van externe MIDI-apparaten
verwisseld.
Van geheugen wisselen
U kan de geheugens van de RC-600 verwisselen met Program Change-berichten van externe MIDI-
berichten.
U kan Program Change-berichten met nummers 1 tot en met 99 ontvangen die overeenstemmen
met de 99 afzonderlijke geheugens 01–99.
* Program Change-berichten 100–128 kunnen niet worden ontvangen.
* MIDI-berichten voor het selecteren van banken (Control Change #0, #32) worden genegeerd,
zelfs als deze worden ontvangen.
Control Change-berichten ontvangen
De RC-600 kan worden bediend
met Control Change-berichten van
externe MIDI-apparaten.
Control Change-berichten ontvangen
U kan Control Change-berichten van een extern MIDI-apparaat gebruiken om functies te bedienen
die moeilijk kunnen worden bediend met de eigen controllers van de RC-600.
Stel in de ASSIGN”-instelling (p. 18) de SOURCE in op “MIDI CC#1–#31, CC#64–#95” en selecteer
in TARGET de parameter die u wilt bedienen.
Twee RC-600-apparaten aansluiten
U kan twee RC-600-apparaten synchroniseren nadat u deze met elkaar hebt verbonden via een MIDI-kabel.
MIDI OUT MIDI IN
Uitvoerende apparaat Ontvangende apparaat
5Begin met opnemen op de tracks van de uitvoerende RC-600.
5Als u op de [ALL START/STOP]-knop van de uitvoerende RC-600 drukt, speelt de ontvangende RC-600 ook af.
* De ontvangende RC-600 voert een all start uit wanneer tracks worden afgespeeld op de uitvoerende RC-600.
5Tracks waarbij TEMPO SYNC SW (p. 15) op “ON” staat, worden afgespeeld op het tempo dat is ingesteld in het geheugen van het
uitvoerende apparaat.
5Tracks waarbij LOOP SYNC SW (p. 15) op “ON” staat, herhalen in de tijd mee met de eerste opgenomen frase op de uitvoerende
RC-600.
2323
Bijlage
Problemen oplossen
Probleem Te controleren items Handeling
Problemen met geluid
Geen geluid/laag
volume
Is het apparaat correct aangesloten op de andere
apparaten? Controleer de verbindingen met de andere apparaten (p. 7).
Is de stroom naar de verbonden versterker of mixer
niet ingeschakeld of staat het volume te laag? Controleer de instellingen voor de aangesloten apparaten.
Zit er kortsluiting op een van de verbindingskabels? Probeer de verbindingskabel te vervangen.
Is de [OUTPUT LEVEL]-regelaar verlaagd? Stel de regelaars in op de gewenste posities.
Is het ingangs-/uitgangsniveau correct ingesteld? Pas de ingangs-/uitgangsniveaus op het MIXER-scherm aan voor
respectievelijk de in-/uitgangsaansluitingen en -connectoren.
Zijn de niveaus voor tracks 1–6 correct ingesteld?
Controleer de “PLAY LEVEL”-instelling voor elke track (p. 15).
Controleer of een extern expressiepedaal of andere accessoires werden
gebruikt om de niveaus te regelen (p. 18).
Zijn de audio-uitvoerbestemmingen voor tracks
1–6 correct ingesteld?
Controleer de “ROUTING”-instellingen in OUTPUT op het MENU-scherm
(p. 18).
Is er iets opgenomen op de tracks?
Controleer de REC/PLAY-indicator voor elke track om te controleren of
de track is opgenomen. Als de knop van een track niet verlicht is, is er
niets op die track opgenomen.
Geen ritmegeluid
Is het ritmevolume correct ingesteld? Controleer de “RHYTHM OUT”-instelling op het MIXER-scherm.
Is de uitvoerbestemming van het ritmegeluid
correct ingesteld?
Controleer de RHYTHM-instellingen in “ROUTING”, die u kan
terugvinden in OUTPUT op het MENU-scherm (p. 18).
Het geluid van het
begin en het einde van
een opgenomen track
ontbreekt
Om ruis te voorkomen, worden een fade-in en een fade-out toegepast op het begin en het einde van een opname. In
sommige gevallen klinkt het alsof een deel van het geluid uitvalt.
Kan geen geluiden
horen van apparaten
die zijn aangesloten
op de MIC IN 1,
2-aansluitingen/INST IN
1, 2-aansluitingen
Is de audio-uitvoerbestemming correct
ingesteld?
Controleer de instellingen van MIC 1/MIC 2/INST 1/INST 2 in “ROUTING”,
die u kan terugvinden in OUTPUT op het MENU-scherm (p. 18).
Werkingsproblemen
Kan niet schakelen
tussen geheugens
Verschijnt er iets anders dan het afspeelscherm
op de display?
U kan niet schakelen tussen geheugens als een ander scherm dan het
afspeelscherm wordt weergegeven. Druk op de [EXIT]-knop om terug
te gaan naar het afspeelscherm.
Opnemen/overdubben
stopt voordat de
bewerking is voltooid
Is er voldoende vrij geheugen beschikbaar? Maak onnodige geheugens vrij (p. 13) als er niet voldoende
geheugen vrij is voordat u begint met opnemen of overdubben.
Is LOOP SYNC SW (p. 15) ingesteld op “ON” op
de track?
Als een opname wordt gemaakt wanneer LOOP SYNC SW is ingesteld
op “ON”, zal dit apparaat automatisch omschakelen naar overdubben
zodra het einde van de langste track is bereikt.
Het afspeeltempo kan
niet worden gewijzigd
Is het apparaat bezig met opnemen of
overdubben?
U kan het tempo van het geheugen niet veranderen tijdens het
opnemen of overdubben. Wijzig het tempo wanneer de tracks zijn
gestopt of worden afgespeeld.
Is TEMPO SYNC SW (p. 15) ingesteld op “ON”
op de track?
Als TEMPO SYNC SW niet is ingesteld op “ON” voor een track, wijzigt de
afspeelsnelheid niet, zelfs niet wanneer het tempo voor het geheugen
wordt gewijzigd. Stel de TEMPO SYNC SW-instelling van de track in op
“ON” om de afspeelsnelheid te laten overeenstemmen met het tempo
van het geheugen.
Het afspeeltempo kan
niet worden gewijzigd Is het apparaat gesynchroniseerd via MIDI?
Als de MIDI-klokken worden ontvangen via de MIDI IN-connector of de
USB-poort, wordt het tempo van de RC-600 gesynchroniseerd met de
MIDI-klokken.
Als u geen synchronisatie wilt uitvoeren met een extern apparaat, stelt
u SYNC in op “INTERNAL.
MIDI-berichten kunnen
niet worden verzonden/
ontvangen
Is het externe MIDI-apparaat correct aangesloten? Controleer de verbindingen met het externe MIDI-apparaat.
Is de MIDI-kabel kortgesloten? Probeer de MIDI-kabel te vervangen.
Stemmen de MIDI-kanalen overeen met de
kanalen van het externe MIDI-apparaat? Controleer of beide apparaten zijn ingesteld op dezelfde MIDI-kanalen.
Als u verzendt vanaf de RC-600, hebt u dan de
nodige instellingen voor de overdracht gemaakt?
Controleer of de TX CH-instelling (verzendkanaal) en de PC OUT-instelling
(verzending van programmawijzigingsbericht) zijn in- of uitgeschakeld.
Problemen met USB
Kan niet communiceren
met de computer
Is de USB-kabel correct aangesloten? Controleer de verbinding (p. 20).
(Als u bestanden via USB uitwisselt met uw
computer) Staat “STORAGE” op “OFF”?
Stel STORAGE volgens de procedure weergegeven in “Een back-up
maken of gegevens herstellen (p. 20) in op “PREPARING ....
Wordt er nu een geheugen bewerkt? USB-verbinding is niet mogelijk als er een niet-opgeslagen geheugen is.
Sla het geheugen op (p. 13) en probeer de USB-verbinding opnieuw.
2424
Bijlage
Overzicht van foutmeldingen
Bericht Betekenis Handeling
LOOPER
DATA DAMAGED Mogelijk zijn de gegevens beschadigd. Kies in de Factory Reset-functie (p. 25) de optie “SYS+MEM” om
de fabrieksinstellingen van de RC-600 te herstellen.
DATA READ ERR Er is een probleem opgetreden met de inhoud van het
geheugen van de RC-600.
Neem contact op met uw dealer, een Roland-servicecentrum of
een ociële Roland-dealer.
DATA WRITE ERR
DATA TOO LONG Afspelen is niet mogelijk omdat de opnametijd of het
audiobestand te lang is. De opnametijd of het audiobestand mag niet langer zijn dan 1,5 uur.
DATA TOO SHORT Afspelen is niet mogelijk omdat de opnametijd of het
audiobestand te kort is.
De opnametijd of het audiobestand moet minstens 0,1 seconde
lang zijn.
EVENT FULL Verder overdubben is niet mogelijk. Sla het geheugen op (p. 13).
MEMORY FULL
De opgenomen tijd van één track is langer dan
(ongeveer) 1,5 uur.
Verdere opname is niet mogelijk op de huidige track.
Sla het geheugen op (p. 13). Selecteer een ander geheugen als
u wilt doorgaan met opnemen.
De totale opnametijd van alle geheugens overschreed
(ongeveer) 13 uur.
Er is geen verdere opname mogelijk.
Wis onnodige geheugens (p. 13).
NOT EMPTY U probeert in een geheugen waarin reeds een frase is
opgenomen, te overschrijven of op te slaan.
Wis het momenteel geselecteerde geheugen (p. 13) of
selecteer een leeg geheugen.
TEMPO TOO FAST
De track wordt mogelijk niet correct afgespeeld omdat
hij wordt afgespeeld aan een veel hoger tempo dan
toen hij werd opgenomen. Wijzig het tempo.
TEMPO TOO SLOW
De track wordt mogelijk niet correct afgespeeld omdat
hij wordt afgespeeld aan een veel lager tempo dan toen
hij werd opgenomen.
TOO BUSY
TOO BUSY OMSG
De RC-600 kon de gegevens niet volledig verwerken.
Voor TOO BUSY OMSG”:
Aangezien u probeerde de loop FX toe te passen op een
frase die was ingesteld op een aanzienlijk langzamer
tempo dan toen deze werd opgenomen, konden de
gegevens niet snel genoeg worden verwerkt.
Verlaag het speeltempo.
In het geval van “TOO BUSY OMSG” keert u terug naar het tempo
dat tijdens de opname werd gebruikt.
Sla de huidige inhoud op naar een geheugen.
Als dit vaak voorkomt, maak dan een back-up van de gegevens
op uw computer, voer vervolgens Factory Reset “SYS+MEM” uit en
herstel vervolgens de gegevens (p. 25, p. 20).
UNDEFINED ERR Er is een fout van onbekende oorzaak opgetreden
tijdens het opnemen, afspelen of overdubben.
Neem contact op met uw dealer, een Roland-servicecentrum of
een ociële Roland-dealer.
MIDI
BUFFER FULL Er zijn te veel berichten ontvangen en deze konden niet
correct worden verwerkt.
Verminder het aantal of de grootte van de MIDI-berichten die
naar de RC-600 worden verzonden.
OFFLINE Er is een probleem opgetreden met de MIDI-
kabelverbinding.
Controleer of de kabel niet is losgekoppeld en of de kabel niet is
kortgesloten.
Overige
MEMORY FULL
Er is niet genoeg geheugen beschikbaar op dit
apparaat. Als dit bericht verschijnt, kan het opnemen of
overdubben halverwege stoppen.
Verwijder onnodige geheugens (p. 13) en probeer de opname
opnieuw.
STOP LOOPER Deze bewerking is niet mogelijk tijdens opnemen,
afspelen of overdubben. Stop voordat u de bewerking uitvoert.
STOP ALL Deze bewerking is niet mogelijk tijdens opnemen,
afspelen, overdubben of het afspelen van een ritme. Zet alles stop voordat u de bewerking uitvoert.
STOP ALL&SAVE
Deze bediening is niet mogelijk tijdens opnemen,
afspelen, overdubben of het afspelen van een ritme als
er ook niet-opgeslagen gegevens zijn.
Zet alles stop en sla vervolgens het geheugen op (p. 13).
UNSUPPORTED FILE Dit audiobestand kan niet worden afgespeeld.
Controleer de indeling van het audiobestand.
Gebruik BOSS TONE STUDIO om een audiobestand te importeren
in de RC-600.
2525
Bijlage
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
U kan ervoor kiezen om alle instellingen of bepaalde items terug
te zetten naar de fabrieksinstellingen.
* Als u “Factory Reset uitvoert, gaan de door u aangebrachte
instellingen verloren. Maak een back-up van alle belangrijke
gegevens naar uw computer.
1. Druk op de [MENU]-knop.
Het MENU-scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de [K] [J]-knoppen om naar de pagina te
gaan waarop “FACTORY RESET” wordt weergegeven en
druk op de [4] (FACTORY RESET)-regelaar.
3. Gebruik de [1]–[4]-regelaars om de instelling te
selecteren die u wilt herstellen.
Waarde Beschrijving
MEMORY Geheugen 01–99
SYSTEM Systeeminstellingen
MEMORY+SYSTEM Geheugen 01–99 en systeeminstellingen
* Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
4. Druk op de [ENTER]-knop.
Factory Reset wordt uitgevoerd.
* Schakel het apparaat niet uit wanneer het bericht
“EXECUTING... (uitvoeren...) wordt weergegeven.
Nadat Factory Reset is voltooid, keert u terug naar het
afspeelscherm.
2626
Bijlage
Belangrijkste specicaties
Samplefrequentie 44,1 kHz
AD/DA-conversie 32-bits
Processing 32-bits drijvende komma
Opnemen/afspelen
Aantal tracks: 6
Gegevensindeling: WAV (44,1 kHz, 32-bits drijvend, stereo)
Maximale opnametijd: Ca. 1,5 uur (1 track), ca. 13 uur (totaal van alle geheugens)
Ritmetype 200 types of meer
Ritmekit 16 types
Eect
INPUT FX: 49 types
TRACK FX: 53 types
MASTER FX: 2 types
Geheugen 99
Nominaal ingangsniveau MIC IN 1, 2: -40 dBu
INST IN 1, 2: -10 dBu
Maximaal ingangsniveau MIC IN 1, 2: 0 dBu
INST IN 1, 2: +7 dBu/+20 dBu (selecteerbaar)
Ingangsimpedantie MIC IN 1, 2: 3 kΩ
INST IN 1, 2: 1 MΩ/25 kΩ (selecteerbaar)
Nominaal uitgangsniveau MAIN OUTPUT: -10 dBu
SUB OUTPUT 1, 2: -10 dBu
Maximaal uitgangsniveau MAIN OUTPUT: +7 dBu
SUB OUTPUT 1, 2: +7 dBu
Uitgangsimpedantie MAIN OUTPUT: 1 kΩ
SUB OUTPUT 1, 2: 1 kΩ
Aanbevolen lastimpedantie MAIN OUTPUT: 10 kΩ of meer
SUB OUTPUT 1, 2: 10 kΩ of meer
Display Grasche lcd (128 x 64 beeldpunten, verlicht lcd)
Aansluitingen
MIC IN 1, 2-aansluitingen: XLR-aansluiting (gebalanceerd, fantoomvoeding: DC 48 V, max. 10 mA)
INST IN 1, 2-aansluitingen, MAIN OUTPUT-aansluitingen, SUB OUTPUT 1, 2-aansluitingen:
1/4”-telefoonaansluiting
PHONES-aansluiting: Stereo 1/4”-telefoonaansluiting
CTL1,2/EXP1-aansluiting, CTL3,4/EXP2-aansluiting: 1/4” TRS-telefoonaansluiting
USB-poort: USB B-type
MIDI (IN, OUT)-aansluitingen
DC IN-aansluiting
Stroomtoevoer Netstroomadapter
Stroomverbruik 1,2 A (met fantoomvoeding)
1,1 A (zonder fantoomvoeding)
Afmetingen 435 (B) x 163 (D) x 66 (H) mm
Gewicht 2,4 kg
Accessoires
Netstroomadapter
Gebruikershandleiding
Informatieblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”
Opties (apart verkrijgbaar)
Voetschakelaar: FS-5U
Dubbele voetschakelaar: FS-6, FS-7
Expressiepedaal: FV-500H, FV-500L, EV-30, Roland EV-5
* 0 dBu = 0,775 Vrms
* In dit document worden de specicaties van het product uitgelegd op het moment dat het document werd vrijgegeven. Raadpleeg de
Roland-website voor de meest recente informatie.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26

Boss RC-600 de handleiding

Type
de handleiding