Documenttranscriptie
A
ɋɟɪɬɢɮɢɤɚɬ ɡɚ ɫɴɨɬɜɟɬɫɬɜɢɟ
Conformity certificate
Declaração de conformidade
OsvČdþení o shodČ
ȆȚıIJȠʌȠȚȘIJȚțȩ ıȣȝȝȩȡijȦıȘȢ
Deklaracja zgodnoĞci
Konformitätserklärung
MegfelelĘsségi nyilatkozat
Certificat de conformitate
Overensstemmelsescertifikat
Dichiarazione di conformità
Ɂɚɹɜɥɟɧɢɟ ɨ ɫɨɨɬɜɟɬɫɬɜɢɢ
Declaración de conformidad
Atitikties deklaracija
Överensstämmelsecertifikat
Vastavussertifikaat
AtbilstƯbas deklarƗcija
Certifikát súladu
Déclaration de conformité
Konformitetssertifisering
Certifikat o ustreznosti
Yhdenmukaisuustodistus
Conformiteitsverklaring
Uyumluluk sertifikası
Ɇɨɞɟɥ / Model / Modell / Model / Modelo / Mudel / Modèle / Malli /
Model / ȂȠȞIJȑȜȠ / Modell / Modello / Modelis / Modelis / Modell / Model
/ Modelo / Model / Model / Ɇɨɞɟɥɶ / Modell / Model / Model / Model :
ROAD SWEEPER
Ɍɢɩ / Typ / Typ / Type / Tipo / Tüüp / Type / Tyyppi / Type / ȉȪʌȠȢ /
Típus / Tipo / Tipas / Tips / Type / Type / Tipo / Typ / Tip / Ɍɢɩ / Typ /
Typ / Tip / Tip :
RS 501
ɋɟɪɢɟɧ ɧɨɦɟɪ / Výrobní þíslo / Seriennummer / Serienummer / Número de serie / Seerianumber / Numéro de série / Sarjanumero / Serial number
/ ȈİȚȡȚĮțȩȢ ĮȡȚșȝȩȢ / Sorozatszám / Numero di serie / Serijos numeris / SƝrijas numurs / Serienummer / Serienummer / Número de série / Numer
seryjny / Număr de serie / ɋɟɪɢɣɧɵɣ ɧɨɦɟɪ / Serienummer / Výrobné þíslo / Serijska številka / Seri Numarası :
Ƚɨɞɢɧɚ ɧɚ ɩɪɨɢɡɜɨɞɫɬɜɨ / Rok výroby / Baujahr / Fabrikationsår / Año de fabricación / Väljalaskeaasta / Année de fabrication / Valmistusvuosi / Year
of construction / DzIJȠȢ țĮIJĮıțİȣȒȢ / Gyártási év / Anno di costruzione / Pagaminimo metai / Izgatavošanas gads / Byggeår / Bauwjaar / Ano de fabrico
/ Rok produkcji / Anul fabricaĠiei / Ƚɨɞ ɜɵɩɭɫɤɚ / Tillverkningsår / Rok výroby / Leto izdelave / Leto izdelave/ømal yılı :
Ⱦɨɥɭɩɨɞɩɢɫɚɧɢɹɬ ɩɨɬɜɴɪɠɞɚɜɚ, ɱɟ
ɝɨɪɟɫɩɨɦɟɧɚɬɢɹɬ ɦɨɞɟɥ ɟ ɩɪɨɢɡɜɟɞɟɧ ɜ
ɫɴɨɬɜɟɬɫɬɜɢɟ ɫɴɫ ɫɥɟɞɧɢɬɟ ɞɢɪɟɤɬɢɜɢ ɢ
ɫɬɚɧɞɚɪɬɢ.
The undersigned certify that the above
mentioned model is produced in
accordance with the following directives
and standards.
A presente assinatura serve para declarar
que os modelos supramencionados
são produtos em conformidade com as
seguintes directivas e normas.
Níže podepsaný stvrzuje, že výše
uvedený model byl vyroben v souladu s
následujícími smČrnicemi a normami.
ȅ țȐIJȦșȚ ȣʌȠȖİȖȡĮȝȝȑȞȠȢ ʌȚıIJȠʌȠȚİȓ ȩIJȚ Ș
ʌĮȡĮȖȦȖȒ IJȠȣ ʌȡȠĮȞĮijİȡșȑȞIJȠȢ ȝȠȞIJȑȜȠȣ
ȖȓȞİIJĮȚ ıȪȝijȦȞĮ ȝİ IJȚȢ ĮțȩȜȠȣșİȢ ȠįȘȖȓİȢ
țĮȚ ʌȡȩIJȣʌĮ.
NiĪej podpisany zaĞwiadcza, Īe
wymieniony powyĪej model produkowany
jest zgodnie z nastĊpującymi dyrektywami
i normami.
Der Unterzeichner bestätigt hiermit dass
die oben erwähnten Modelle gemäß
den folgenden Richtlinien und Normen
hergestellt wurden.
Alulírottak igazoljuk, hogy a fent említett
modellt a következĘ irányelvek és
szabványok alapján hoztuk létre.
Subsemnatul atest că modelul susmenĠionat este produs în conformitate cu
următoarele directive úi standarde.
Undertegnede attesterer herved, at
ovennævnte model er produceret i
overensstemmelse med følgende direktiver
og standarder.
Il sottoscritto dichiara che i modelli sopra
menzionati sono prodotti in accordo con le
seguenti direttive e standard.
ɇɚɫɬɨɹɳɢɦ ɭɞɨɫɬɨɜɟɪɹɟɬɫɹ, ɱɬɨ ɦɚɲɢɧɚ
ɜɵɲɟɭɤɚɡɚɧɧɨɣ ɦɨɞɟɥɢ ɢɡɝɨɬɨɜɥɟɧɚ
ɜ ɫɨɨɬɜɟɬɫɬɜɢɢ ɫɨ ɫɥɟɞɭɸɳɢɦɢ
ɞɢɪɟɤɬɢɜɚɦɢ ɢ ɫɬɚɧɞɚɪɬɚɦɢ.
El abajo firmante certifica que los modelos
arriba mencionados han sido producidos
de acuerdo con las siguientes directivas y
estandares.
Toliau pateiktu dokumentu patvirtinama,
kad minơtas modelis yra pagamintas
laikantis nurodytǐ direktyvǐ bei standartǐ.
Undertecknad intygar att ovannämnda
modell är producerad i överensstämmelse
med följande direktiv och standarder.
Allakirjutanu kinnitab, et ülalnimetatud
mudel on valmistatud kooskõlas järgmiste
direktiivide ja normidega.
Ar šo tiek apliecinƗts, ka augstƗkminƝtais
modelis ir izgatavots atbilstoši šƗdƗm
direktƯvƗm un standartiem.
Dolu podpísaný osvedþuje, že hore
uvedený model sa vyrába v súlade s
nasledujúcimi smernicami a normami.
Je soussigné certifie que les modèles cidessus sont fabriqués conformément aux
directives et normes suivantes.
Undertegnede attesterer att ovennevnte
modell är produsert i overensstemmelse
med fölgende direktiv og standarder.
Spodaj podpisani potrjujem, da je zgoraj
omenjeni model izdelan v skladu z
naslednjimi smernicami in standardi.
Allekirjoittaia vakuuttaa että yllämainittu
malli on tuotettu seuraavien direktiivien ja
standardien mukaan.
Ondergetekende verzekert dat de
bovengenoemde modellen geproduceerd
zijn in overeenstemming met de volgende
richtlijnen en standaards.
Aúa÷ıda ømzası olan kiúi, yukarıda
bahsedilen model cihazın aúa÷ıda verilen
direktiflere ve standartlara uygunlukta imal
edildi÷ini onaylar.
EC Machinery Directive 98/37/EC
EC Low Voltage Directive 73/23/EEC
EC EMC Directive 89/336/EEC
EN 12100-1, EN 12100-2, EN 294, EN 349
EN 60335-1, EN 60335-2-72
EN 61000, EN 50366, EN 13019
Manufacturer: Nilfisk-Advance S.p.a.
Authorized signatory: Franco Mazzini, General Mgr
Date:
Signature:
Address: Strada Comunale della Braglia, 18, 26862 GUARDAMIGLIO (LO) - ITALY
Tel: +39 (0)377 451124, Fax: +39 (0)377 51443
B
C
1
2
6
5
3
4
S311362
RS 501
S310810
33015501(3)2008-02 A
I
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
INLEIDING
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de machine en heeft tot doel de bediener te voorzien van alle informatie die nodig is
om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken. Er staat informatie in over technische aspecten, de veiligheid, de
werking, het stoppen, het onderhoud, de vervangingsonderdelen en de verwijdering van de machine.
De bedieners en bevoegde technici die met deze machine werken, moeten de instructies in deze handleiding zorgvuldig lezen
voordat ze met de machine aan het werk gaan. Neem bij twijfel over de juiste interpretatie van de instructies contact op met NilfiskAdvance voor meer uitleg.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de bediener van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de
machine.
De bedieners mogen geen handelingen uitvoeren die alleen door bevoegde monteurs mogen worden uitgevoerd. Nilfisk-Advance is
niet verantwoordelijk voor schade die is ontstaan uit het negeren van dit verbod.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedienershandleiding moet worden opgeborgen in de cabine van de machine. Er mogen geen vloeistoffen of andere materialen
bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft.
BEWIJS VAN CONFORMITEIT
In afbeelding A wordt de kopie van de documentatie getoond die bewijst dat de veegmachine voldoet aan de geldende bepalingen
van de wet.
OPMERKING
Er is één kopie van de oorspronkelijke conformiteitsverklaring verstrekt, samen met de machinedocumentatie.
OPMERKING
Wanneer de machine is goedgekeurd voor gebruik op de weg, wordt er een specifiek conformiteitscertificaat
meegeleverd.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en model van de machine staan op de sticker (1, Afb. C) en op het plaatje (21, Afb. E) in de cabine.
Het serienummer van de machine is tevens gedrukt op het zijpaneel (23, Afb. G).
Het serienummer en model van de dieselmotor staan op de plaatsen die in de betreffende handleiding worden aangegeven.
Bovendien is er in bepaalde landen een tweede plaatje met deze gegevens aangebracht in positie (31, Afb. G).
Deze informatie heeft u nodig bij het bestellen van vervangingsonderdelen voor de machine en de dieselmotor. Gebruik de ruimte
hieronder om de identificatiegegevens van uw machine en de dieselmotor te noteren zodat u deze gegevens altijd bij de hand
heeft.
Model MACHINE ...............................................................................
Serienummer MACHINE ...................................................................
Model MOTOR ..................................................................................
Serienummer MOTOR .......................................................................
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
Bij de veegmachine zijn ook de volgende handleidingen geleverd:
–
Handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt van deze handleiding.
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
Bij de servicecentra van Nilfisk-Advance is daarnaast de volgende handleiding beschikbaar:
–
Servicehandleiding van de veegmachine
RS 501
33015501(3)2008-02 A
3
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij servicecentra
van Nilfisk-Advance laten uitvoeren. Er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt.
Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nilfisk-Advance, zorg dan dat u het model en het
serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Nilfisk-Advance streeft naar een constante perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modificaties en
aanpassingen aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of verbeteringen door te voeren op
een eerder aangeschafte machine.
Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door NilfiskAdvance.
VEILIGHEID
De volgende symbolen worden gebruikt om mogelijk gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door
en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen.
Samenwerking met de bediener is van essentieel belang om ongelukken te voorkomen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming
van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de
machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het
niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen
ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan.
GEBRUIKTE SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijke afloop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op letsel voor personen of schade aan voorwerpen aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de
gebruiksfuncties. Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Dit symbool geeft een opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties.
ADVIES
Raadpleeg de bedienershandleiding vóór het uitvoeren van werkzaamheden.
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en specifieke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te
voorkomen.
GEVAAR!
–
Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel.
• De bestuurder moet:
• meerderjarig zijn
• in bezit zijn van het benodigde rijbewijs
• normaal psychofysisch gedrag vertonen
• niet onder invloed zijn van middelen die de reactiesnelheid kunnen verminderen (alcohol,
psychopharmaca, drugs, enz.)
–
Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd.
–
Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag
niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap.
–
Wanneer u in de buurt van bewegende onderdelen werkt, verwijder dan al uw sieraden.
–
Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine als deze niet voldoende wordt ondersteund door
veiligheidssteunen.
–
Gebruik deze machine niet in ruimten waar schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen,
vloeistoffen of dampen aanwezig zijn.
–
Let op: de brandstof is zeer licht ontvlambaar.
–
Rook niet en gebruik geen open vuur bij de vulmond of bij opslagpunten voor de brandstof.
–
De brandstof met een uitgeschakelde dieselmotor buiten of in een goed-geventileerde ruimte bijvullen.
4
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
GEVAAR!
–
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
–
Controleer na het bijvullen van de brandstof of de dop van de brandstoftank goed is gesloten.
–
Als u tijdens het vullen brandstof heeft geknoeid, maak de plek dan goed schoon en laat de dampen
verdwijnen voordat u de motor aan zet.
–
Zorg dat er geen brandstof op de huid komt en dat u de dampen niet inademt. Houd buiten bereik van
kinderen.
–
Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd, .de parkeerrem worden aangetrokken en de accu worden ontkoppeld.
–
Telkens als er werkzaamheden worden verricht onder de geopende motorkap/kleppen, moet u ervoor
zorgen dat de motorkap/kleppen niet per ongeluk kunnen dichtvallen.
–
Wanneer het nodig is om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren als de afvalcontainer omhoog staat,
moet deze worden geblokkeerd met de beide blokkeerstangen.
–
Tijdens het transport van de veegmachine mag de brandstoftank niet vol zijn.
–
De uitlaatgassen van de dieselmotor bevatten koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas. Zorg dat
u het niet inademt. Sla de motor niet op een afgesloten plaats op.
–
Zet geen voorwerpen op de motor.
–
Zet de dieselmotor altijd uit voordat u er aan gaat werken. Ontkoppel de minpool van de accu om te
voorkomen dat de motor per ongeluk wordt ingeschakeld.
–
Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel
vormt van deze handleiding.
LET OP!
De machine moet zijn voorzien van een kentekenbewijs en een kenteken om zich op de openbare weg te
–
mogen begeven.
De veegmachine niet voor andere doelen dan waarvoor de machine is ontworpen, gebruiken.
–
Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich geen mensen of voorwerpen in het werkgebied van de
–
machine bevinden.
Gebruik de machine niet als vervoermiddel.
–
Laat de machine nooit onbeheerd staan met de sleutel in het contact en zonder de parkeerrem te hebben
–
aangetrokken.
Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen.
–
Let bijzonder goed op bij het omhoog brengen en legen van de afvalcontainer.
–
Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan.
–
Lees voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig
–
door.
Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast
–
komen te zitten in de bewegende delen van de machine.
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
–
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Vermijd aanraking met het accuzuur, raak geen hete onderdelen aan.
–
Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat om schade aan de vloer te voorkomen.
–
Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik geen water.
–
Reinig de machine niet met bijtende producten.
–
Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten.
–
–
Verwijder de beschermingsdelen van de machine nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de instructies
voor normaal onderhoud.
Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant op de machine.
–
Als u afwijkingen in de werking van de machine vermoedt, controleer dan of deze niet worden veroorzaakt
–
door gebrek aan dagelijks onderhoud. Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van bevoegd personeel of
van een bevoegd servicecentrum.
–
Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE vervangingsonderdelen bij een bevoegde leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
–
Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte werking van de machine moet het onderhoud dat in
het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een
servicecentrum worden uitgevoerd.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
5
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
LET OP!
–
Laat de machine als hij wordt afgedankt niet onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke
materialen (olie, accu, kunststofmaterialen, enz.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor
bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
–
Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de machine geen gevaarlijke situaties. Het
trillingsniveau dat op het lichaam van de bediener wordt uitgeoefend is 0,38 m/s2 (ISO 2631-1) bij maximaal
bedrijfstoerental (2.200 toeren/min).
–
Tijdens de werking van de dieselmotor wordt de demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om
brandwonden of brand te voorkomen.
–
Laat de dieselmotor nooit draaien met onvoldoende olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken.
Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat.
–
Laat de dieselmotor nooit draaien zonder de luchtfilter om de motor niet te beschadigen.
–
Het vloeistofkoelsysteem van de dieselmotor staat onder druk. Het systeem pas controleren na het uitzetten
en laten afkoelen van de motor. Ook als de motor is afgekoeld, moet u de dop van de radiateur voorzichtig
openen.
–
De motor heeft een ventilator; deze niet naderen wanneer de motor warm is omdat de ventilator aan zou
kunnen gaan ook al staat de machine uit.
–
Technische werkzaamheden aan de dieselmotor moeten altijd door een bevoegde persoon worden
uitgevoerd.
–
Gebruik voor de dieselmotor alleen originele vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van
vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
–
Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel
vormt van deze handleiding.
LET OP!
Koolmonoxide (CO) kan hersenletsel of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
De interne verbrandingsmotor van deze machine stoot koolmonoxide uit.
Adem geen uitlaatgassen in.
Gebruik alleen in afgesloten ruimte wanneer er voldoende ventilatie en een tweede persoon aanwezig zijn.
VERPAKKING VERWIJDEREN/AFLEVERING
De machine wordt meestal volledig gemonteerd en werkend afgeleverd, er is geen verpakking te verwijderen en de koper hoeft
geen installatie uit te voeren.
Controleer altijd of de volgende onderdelen bij uw machine zijn geleverd:
technische documentatie:
–
• Bedienershandleiding van de veegmachine
• Handleiding van de dieselmotor
• Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging (door middel van borstelen en aanzuiging) van gladde, solide vloeren
in privé- en bedrijfsruimten, en het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde veilige omstandigheden
door een bevoegde bediener.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts en achterwaarts, vóór en achter, rechts en links in deze handleiding zijn vanuit de bediener in zijn
rijpositie op de stoel bekeken (17, Afb. E).
6
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
BESCHRIJVING
Beschrijving van het bedieningspaneel en de knoppen
(Zie Afb. D)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
Instrumenten- en bedieningspaneel
Indicatoren en controlelampjes
Beschikbare indicator
Beschikbare indicator
Temperatuur koelvloeistof dieselmotor
Controlelampje groot licht
Controlelampje achterlichten
Controlelampje laadstatus accu (tegelijk met het
controlelampje gaat er ook een geluidssignaal aan)
Controlelampje ingeschakelde parkeerrem
Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor
Display urenteller/toerenteller:
• toont de uren wanneer de contactsleutel (17, Afb.
D) één slag wordt gedraaid, vóór het starten van de
dieselmotor
• toont de toeren nadat de dieselmotor is gestart en het
controlelampje van de accu is uitgegaan
Controlelampje brandstof (tegelijk met het controlelampje
hoort u ook een geluidssignaal)
Ongebruikt lampje
Controlelampje temperatuur koelvloeistof dieselmotor
Controlelampje druk smeerolie
Controlelampje richtingaanwijzers
Contactsleutel
Schakelaar klimaatregelaar (*)
Schakelaar water installatie stofbestrijding
Schakelaar ruitenwissers
Schakelaar cabineventilatie (twee snelheden)
Schakelaar noodlichten
Controlelampje watertank installatie stofbestrijding leeg
(rood)
Zekeringenkastje B (zie het deel ‘Elektrische
beschermingen’)
Zekeringenkastje A (zie het deel ‘Elektrische
beschermingen’)
Controlelampje afvalcontainer staat omhoog (rood)
Alarmgeluidssignaal (gaat samen met controlelampjes 8,
12, 14, 15 aan)
Schakelaar voor openen/sluiten klep afvalcontainer
Zonneklep
(Zie Afb. E)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
RS 501
Lichten met de volgende posities:
• lichten uit, met markering (1b) overeenkomend met
symbool O
• positielichten aan, met markering (1b) overeenkomend
met symbool
• dimlichten aan, met markering (1b) overeenkomend
met symbool
• groot licht aan, met markering (1b) overeenkomend
met symbool
en hendel (1a) omlaag
• tijdelijk aanzetten van grootlichten, door de hendel (1a)
omhoog te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer rechts, door de hendel
(1a) naar voren te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer links, door de hendel
(1a) naar achteren te zetten
• inschakelen geluidssignaal, door de hendel (1a) in de
richting van de pijl (1c) te zetten
Stuur
Motor achterkant voorruit
Snelheidspedaal
• als deze naar voren wordt gedrukt, gaat hij in z’n
vooruit
• als deze naar achteren wordt gedrukt, gaat hij in z’n
achteruit
Servicerempedaal
Bedieningshendel voor stuurverplaatsing
Hendel parkeerrem
Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding
aanzuigmond
Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding borstels
Hendel voor het omhoog/omlaag brengen van de
afvalcontainer
Veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde (*)
Hendel voor omhoog / omlaag brengen van aanzuigmond
en borstels
Schakelaar voor openen/sluiten flap
Hendel voor opzuigen van afval
Hendel voor openen en regelen van cabineverwarming
Hendel gaspedaal dieselmotor
Bestuurdersstoel
Accu
Linkerpaneel stuurcabine
Rechterpaneel stuurcabine
Plaatje met serienummer / technische gegevens / CEmarkering
Bedieningshendel voor verplaatsing voor/achter van
bestuurdersstoel
Veiligheidsflens hendel voor het omhoog/omlaag brengen
van de afvalcontainer
Veiligheidsflens hendel voor omhoog / omlaag brengen
van aanzuigmond en borstels
Hogedruk waterspuit
Documentenvakje
Vloeistofreservoir ruitenwisser
Toerentalregelaar voor borstels (*)
Asbak
Verstuivende spuitmond voor hogedruk waterstraal
Aansteker
Opbergvak
Sticker voor veilig rijden
33015501(3)2008-02 A
7
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Beschrijving van de buitenkant
(Zie Afb. F)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
Afvalcontainer (in positie om te legen)
Stang voor kantelen afvalcontainer
Hijsinstallatie afvalcontainer
Klep afvalcontainer
Dieselmotor
Aanzuigfilter
Afzuigfilter
Blokkeerstang klepje open
Blokkeerspillen afvalcontainer omhoog
Zitting blokkeerspillen afvalcontainer omhoog
Openingen blokkeerspillen afvalcontainer omhoog
Oliefilter hydraulisch systeem bij lozing
Handpomp voor handmatig omhoog brengen van de
afvalcontainer als de dieselmotor defect is
Olietank hydraulisch systeem
Reservoir voor remolie
Radiateurolie hydraulisch systeem
Rechterwatertank installatie stofbestrijding
Vulmond en vuldop rechtertank
Bevestigingsschroef rechtertank
Steunplug voor linkerklepje
Linkerwatertank installatie stofbestrijding
Vulmond en vuldop rechtertank
Bevestigingsschroef linkertank
Brandstofreservoir
Steunplug voor rechterklepje
Luchtfilter dieselmotor
Verbindingsslang tussen aanzuigmond en afvalcontainer
Vulmond voor de brandstoftank
Hendel handbediende activering pomp voor handmatig
omhoog brengen afvalcontainer
Houder voor inschakeling blokkeerstang klepje
afvalcontainer
Pakking aanzuigslang
Sluitpakking aanzuiging klep afvalcontainer
Vuldop voor olie van hydraulisch systeem
8
33015501(3)2008-02 A
(Zie Afb. G)
33.
34.
Stuurcabine
Linkerdeur
Hendel voor opening linkerdeur
Linkerklep
Steunen linkerklep
Linkerwatertank installatie stofbestrijding
Vaste voorwielen
Borstel links
Borstel rechts
Aanzuigmond
Trekhaak voor
Afvalcontainer
Knipperlicht (altijd in werking als de contactsleutel in het
contact zit)
Rechterdeur
Hendel voor opening rechterdeur
Rechterklep
Steunen klep
Rechterwatertank installatie stofbestrijding
Sturende achterwielen
Achteras
Klep afvalcontainer
Aanzuigslang achterkant (*)
Serienummer machine
Voorflap
Elastische sluitingen aanzuigslang achterkant
Oprolslang reinigingsinstallatie met hogedruk water (*)
Snel contact voor hogedruk water
Klep afzuigfilter
Steunen klep afzuigfilter
Achterbumpers
Plaatje met serienummer/technische gegevens van de
dieselmotor (hetzelfde plaatje als op de dieselmotor zelf is
bevestigd) (*)
Manometer voor reinigingsinstallatie met water onder hoge
druk
Aftapdop rechtertank
Aftapdop linkertank
(*)
Optioneel voor sommige landen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Afmetingen en gewichten
Waarden
Lengte machine (haren van de borstels niet inbegrepen)
3.065 mm
Breedte machine (haren van de borstels niet inbegrepen)
1.315 mm
Afstand tussen voor- en achterwielen
1.475 mm
Spoorbreedte voorwielen
930 mm
Spoorbreedte achterwielen
840 mm
Hoogte machine
1.997 mm
Minimale hoogte vanaf de grond (zonder flaps)
90 mm
Oploophoek voor max. toelaatbaar
18°
Maximale hoogte vanaf de grond voor het lossen van afval
1.460 mm
Pneumatische voorbanden
R165/70 R14C 89R
Pneumatische achterbanden
R165/70 R14C 89R
Pneumatische bandenspanning
3,75 Bar
Diameter zijborstel
720 mm
Totaalgewicht van de machine, in werking (zonder bediener)
1.500 kg
Prestaties
Waarden
Maximale voorwaartse snelheid (alleen voor verplaatsing)
18 km/u
Maximale werksnelheid
12 km/u
Maximale achterwaartse snelheid
8 km/u
Maximale hellingshoek bij volledige belasting
22% (30% optioneel)
Minimale interne draaicirkel
2.460 mm
Maximale snelheid van de zijborstels
80 toeren/min.
Verzamelsysteem
Aanzuigend
Breedte reinigingsvlak
1.600 mm
Filtersysteem
Metaalgaas
Maximaal geluid op de bestuurdersstoel (geluidsniveau) (ISO/EN3744) bij maximaal
bedrijfstoerental
82 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogen (2000/14/EC) bij maximaal bedrijfstoerental
108 dB(A)
Gemeten geluidsvermogen (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental
106 dB(A)
Inhoud afvalcontainer
500 liter
Maximale belasting afvalcontainer
380 kg
Stofbestrijding
Met water
Totale capaciteit watertanks installatie voor stofbestrijding (n. 2)
240 liter
Verlichting- en signaleringssysteem
Goedgekeurd voor de weg
Aandrijving
Hydrostatische stuurbekrachtiging
Stuurinrichting
Op de achteras, met stuurbekrachtiging
Servicerem
Hydraulisch
Parkeerrem
Mechanisch
Bediening
Hydraulisch
RS 501
33015501(3)2008-02 A
9
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Gegevens dieselmotor (*)
Waarden
Merk
Lombardini
Type
LDW1603 B2
Cilinders
3
Maximaal toerental
2.600 toeren/min.
Maximaal bedrijfstoerental
2.200 toeren/min.
Maximaal vermogen bij 2.600 toeren/min
25,0 kW
Minimaal toerental
900 toeren/min.
Cilinderinhoud
1.649 cm3
Verbruik bij machine in gebruik bij 2.200 toeren/min (aanbevolen toerental)
5,0 liter/uur
Verbruik bij machine in gebruik bij 2.600 toeren/min (maximaal toerental)
5,9 liter/uur
Koelvloeistof dieselmotor
50% antivries AGIP en 50% water (**)
Motorolie
AGIP Sigma Turbo 15W/40 (***)
(*) Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met specificaties ter referentie.
EIGENSCHAPPEN
SPECIFICATIES TER REFERENTIE
Kookpunt
°C
170
CUNA NC 956-16 97
Kookpunt bij oplossing met 50% water
°C
110
FF.SS cat. 002/132
Vriespunt bij oplossing met 50% water
°C
-38
ASTM D 1384
Kleur
/
turquoise
Volumetrische massa bij 15°C
kg/l
1,13
(***) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met specificaties ter referentie.
EIGENSCHAPPEN
SPECIFICATIES TER REFERENTIE
GRADATIE SAE
/
15W40
ACEA E3-96
Viscositeit bij 100°C
mm²/s
13,7
API Service CG-4/SG
Viscositeit bij 40°C
mm²/s
100
CCMC D5, PD-2
Viscositeit bij -15°C
mm²/s
3.300
US Department of the Army MIL-L-2104 E
Viscositeitsindex
/
138
US Department of the Army MIL-L-46152 E
Ontbrandingspunt COC
°C
230
MACK EO-L
Vloeipunt
°C
-27
MAN M 3275
Volumetrische massa bij 15°C
kg/l
0,885
Mercedes Benz 228.3
VOLVO VDS2
MTU typ 2
Gegevens oliën
Waarden
Inhoud brandstoftank
30 liter
Inhoud oliereservoir hydraulisch systeem
60,6 liter
Totale olie-inhoud hydraulisch systeem
58 liter
Gegevens elektrisch systeem
Waarden
Spanning systeem
12 V
Startaccu
12 V – 80 Ah
10
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Gegevens hydraulisch systeem
Waarden
Maximale druk aandrijfsysteem
250 Bar
Maximale druk bedieningssysteem
120/200 Bar
Hydraulische olie (bij een buitentemperatuur hoger dan 10°C)
AGIP Arnica 46 (****)
OPMERKING
Wanneer de machine op plaatsen wordt gebruikt waar de temperatuur lager is dan 10°C, dan raden wij u aan de olie
te vervangen door olie met een viscositeit van 32 cSt. Bij temperaturen lager dan 0°C moet u olie met een nog lagere
viscositeit gebruiken.
(****)
Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de hydraulische olie en de tabel met specificaties ter referentie.
EIGENSCHAPPEN
SPECIFICATIES TER REFERENTIE
AGIP ARNICA
46
32
ISO-L-HV
Viscositeit bij 40°C
mm²/s
45
32
ISO 11158
Viscositeit bij 100°C
mm²/s
7,97
6,40
AFNOR NF E 48603 HV
Viscositeitsindex
/
150
157
AISE 127
Ontbrandingspunt COC
°C
215
202
ATOS Tab. P 002-0/I
Vloeipunt
°C
-36
-36
BS 4231 HSE
Volumetrische massa bij 15°C
kg/l
0,87
0,865
CETOP RP 91 H HV
COMMERCIAL HYDRAULICS
Danieli Standard 0.000.001 (AGIP ARNICA
22, 46, 68)
EATON VICKERS I-286-S3
EATON VICKERS M-2950
DIN 51524 t.3 HVLP
LAMB LANDIS-CINCINNATI P68, P69 en P70
LINDE
PARKER HANNIFIN (DENISON) HF-0
REXROTH RE 90220-1/11.02
SAUER-DANFOSS 520L0463
Gegevens klimaatregeling (optioneel)
Waarden
Type gas
Reclin 134a
Hoeveelheid gas
0,8 kg
OMGEVINGSWAARDEN
De machine mag niet werken in een omgeving met explosiegevaar, van welk type ook.
De machine mag alleen worden gebruikt in goed geventileerde ruimten om te voorkomen dat er gevaarlijke uitlaatgassen worden
ingeademd.
De machine werkt op de juiste wijze (*) binnen de volgende omgevingswaarden:
–
Temperatuur: van -10°C tot +40°C
–
Vochtigheid: van 30% tot 95%
(*)
Bij het gebruik van de veegmachine in een omgeving met een temperatuur tussen -10°C en 0°C is het niet mogelijk het water
van de installatie voor stofbestrijding te gebruiken en bovendien moeten de betreffende watertanks en het systeem zelf leeg
zijn.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
11
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
ELEKTRISCH SCHEMA
(Zie Afb. AL)
A
AA
AS
B
B1
B2
B3
B4
B5
B6
B7
B8
BX
C1
C2
C3
C4
C5
C6
D1
D2
EV1
EV2
EV3
F1A
F2A
F3A
F4A
F4A
F5A
F6A
F7A
F8A
F1B
F2B
F3B
F4B
F5B
F6B
F7B
G1
G2
I1
I2
I3
I4
I5
I6
I7
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
Dynamo
Geluidssignaal
Aansteker
Accu 12 V
Lampje temperatuur koelvloeistof motor
Lampje olie dieselmotor
Lampje van controlelampje koelvloeistof dieselmotor
Microschakelaar parkeerrem
Microschakelaar afvalcontainer omhoog
Microschakelaar remlichten
Lampje ventilator radiateur olie hydraulisch systeem
Sensor achteruit
Sensor beveiliging voor starten van de dieselmotor
Contactschakelaar
Stuurbediening
Alarmgeluidssignaal/parkeerrem ingeschakeld
Geluidssignaal achteruit
Urenteller/toerenteller/indicator watertemperatuur
Compressor klimaatregelaar
Diode
Diode
Magneetklep brandstof
Magneetklep flap
Magneetklep flap
Zekering ventilator radiateur olie hydraulisch systeem/
magneetkleppen flap (20 A)
Zekering magneetklep brandstof (10 A)
Zekering ventilator cabine/knipperlicht/ruitenwisser (15 A)
Zekering waterpomp installatie stofbestrijding (10 A)
Zekering waterpomp van installatie voor stofbestrijding/
klimaatregelaar (optioneel) (20 A)
Zekering geluidssignaal achteruit (10 A)
Zekering controlelampjes/regeleenheid bougies (10 A)
Zekering lampje elektrische krik (10 A)
Zekering elektrische krik openen/sluiten klep afvalcontainer (15
A)
Zekering noodlichten (10 A)
Zekering remlichten/geluidssignaal (10 A)
Zekering positielichten linkerkant (10 A)
Zekering positielichten rechterkant (10 A)
Zekering dimlichten (15 A)
Zekering grootlichten (15 A)
Zekering aansteker (20 A)
Indicator waterpeil installatie stofbestrijding
Indicator brandstofpeil
Bedieningsschakelaar omhoog brengen flap
Schakelaar noodlichten
Schakelaar ruitenwissers
Schakelaar waterpomp
Schakelaar ventilator cabine
Schakelaar klimaatregelaar 2 snelheden/1 snelheid
Schakelaar elektrische krik
Richtingaanwijzer linksvoor
Richtingaanwijzer rechtsachter
Richtingaanwijzer rechtsvoor
Richtingaanwijzer linksachter
Remlicht links
Remlicht rechts
Positielicht linksvoor
Positielicht rechtsachter
12
33015501(3)2008-02 A
L9
L10
L11
L12
L13
L14
L15
L16
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
P
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
RS
RX
RY
S1
S2
S3
S4
S5
S6
S7
S8
S9
S10
S11
S12
S13
S14
S15
S16
S17
TM
K
Positielicht rechtsvoor
Positielicht linksachter
Dimlicht links
Dimlicht rechts
Groot licht links
Groot licht rechts
Knipperlampje
Kentekenplaatverlichting
Startmotor
Motor ventilator radiateur olie hydraulisch systeem
Motor achterkant voorruit
Waterpomp installatie stofbestrijding normaal
Motor elektrische ventilator cabine
Motor elektroventilator klimaatregelaar
Motor ruitensproeiersysteem met tank
Motor elektrische krik openen/sluiten klep afvalcontainer
Drukschakelaar klimaatregelaar
Relais regeleenheid bougies dieselmotor
Algemene relais
Relais geluidssignaal achteruit
Relais onderbreking richtingaanwijzers
Relais waterpomp
Relais compressor klimaatregelaar (*)
Relais ventilator condensator klimaatregelaar (*)
Weerstand ventilator cabine
Relais beveiliging starten van de motor
Relais beveiliging starten van de motor
Controlelampje bougies
Controlelampje accu
Controlelampje olie dieselmotor
Controlelampje koelvloeistof dieselmotor
Controlelampje parkeerrem
Lampje afvalcontainer omhoog
Controlelampje achterlichten
Controlelampje groot licht
Controlelampje noodlichten
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje watertekort installatie voor stofbestrijding
Controlelampje ruitenwisser
Controlelampje waterpomp installatie voor stofbestrijding
Controlelampje ventilator
Controlelampje klimaatregelaar
Controlelampje reservebrandstof
Controlelampje elektrische krik openen/sluiten klep
afvalcontainer
Thermostaat klimaatregeling
Bougies
Kleurcodering
BK
BU
BN
GN
GY
OG
PK
RD
VT
WH
RS 501
Zwart
Blauw
Bruin
Groen
Grijs
Oranje
Roze
Rood
Paars
Wit
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
HYDRAULISCH SYSTEEM
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
(Zie Afb. AM)
Aan de linkerkant van het bedieningspaneel bevinden zich
twee zekeringenkastjes (24 en 25, Afb. D) met een deksel
van doorzichtig plastic, die de volgende zekeringen, ter
bescherming van de betreffende circuits, bevatten:
50.
51.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
60.
61.
62.
63.
64.
65.
66.
67.
68.
69.
70.
71.
72.
73.
74.
75.
76.
77.
78.
79.
80.
81.
Olietank hydraulisch systeem
Afzuigfilter
Aanzuigfilter
Aanzuigfilter
Pomp voor aandrijvingsysteem
Dieselmotor
Linkermotor aandrijvingsysteem (**)
Rechtermotor aandrijvingsysteem (**)
Verdeler
Cilinder flap
Cilinder omhoog brengen afvalcontainer
Handbediende pomp
Motor borstel rechts
Motor borstel links
Radiateurolie hydraulisch systeem
Vangklep
Cilinder omhoog brengen aanzuigmond en borstel
Blokkeerklep
Stuurbekrachtiging
Vloeistofomleider (voorkeurklep)
Bedieningspomp en stuurbekrachtiging
Pomp aanzuigventilator
Verdeler
Magneetklep
Motor aanzuigventilator
Cilinder stuurbekrachtiging
Servomechanisme snelheidspedaal
Oliefilter
Oliefilter pomp aandrijvingsysteem
Pomp hogedrukwatersysteem (*)
Toevoerregelaar (*)
Dop voor ontluchting/bijvullen
Zekeringenkastje B (24, Afb. D)
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
Zekering noodlichten (10 A)
Zekering remlichten/geluidssignaal (10 A)
Zekering positielichten linkerkant (10 A)
Zekering positielichten rechterkant (10 A)
Zekering dimlichten (15 A)
Zekering grootlichten (15 A)
Zekering aansteker (20 A)
Beschikbare zekeringhouder
Zekeringenkastje A (25, Afb. D)
i)
j)
k)
l)
m)
n)
o)
p)
Zekering ventilator radiateur olie hydraulisch systeem/
magneetkleppen flap (20 A)
Zekering magneetklep brandstof (10 A)
Zekering ventilator cabine/knipperlicht/ruitenwisser (15 A)
Zekering waterpomp installatie stofbestrijding (10 A)
Zekering waterpomp van installatie voor stofbestrijding/
klimaatregelaar (optioneel) (20 A)
Zekering geluidssignaal achteruit (10 A)
Zekering controlelampjes/regeleenheid bougies (10 A)
Zekering lampje elektrische krik (10 A)
Zekering elektrische krik openen/sluiten klep afvalcontainer
(15 A)
ACCESSOIRES / OPTIES
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de
machine worden uitgerust met de volgende accessoires,
volgens het gebruik van de machine:
–
borstels met hardere of zachtere haren dan de
standaardborstel
–
reinigingsinstallatie met hogedruk water (*)(**)
–
kit voor voorbereiding voor de autoradio
–
klimaatregelaar stuurcabine (*)(**)
–
aanzuigslang achterkant (*)(**)
–
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde (*)(**)
–
toerentalregelaar voor borstels (**)
(*) Optioneel voor sommige landen.
(**) Uitvoering A: 150 cc
Uitvoering B: standaard: 175 cc
Uitvoering C: 200 cc
(*) Optioneel voor sommige landen.
(**) Voor de toepassing van deze accessoires moet er een
speciale voorbereiding op de machine aanwezig zijn.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
13
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden:
–
GEVAAR
–
LET OP
–
WAARSCHUWING
–
ADVIES
Bij het lezen van deze handleiding moet de bediener de betekenis van de weergegeven symbolen goed begrijpen.
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Deze machine is ontwikkeld als veegmachine onder hoge druk met laadcapaciteit, die in kleine ruimten kan werken. De machine
heeft een zeer kleine spoorbreedte en een kleine draaicirkel.
Deze eigenschappen van de machine kunnen in bepaalde omstandigheden zorgen voor instabiliteit tijdens het gebruik van de
machine.
Deze instabiliteit kan worden veroorzaakt door de snelheid, door plotselinge manoeuvres, door het gebruik van de machine op
hellingen, door een lage bandenspanning, door het gewicht van het afval in de container of omdat de container omhoog staat.
Daarom moet de machine worden bestuurd door een gekwalificeerde bediener, die voldoende is geïnstrueerd over het juiste
gebruik van de machine en op de hoogte is van de mogelijke risico’s.
Hieronder staan de omstandigheden waarbij de machine instabiel kan worden en waarin u dus goed moet opletten:
De afvalcontainer wordt omhoog gezet terwijl de machine op een helling staat
–
De machine wordt gebruikt terwijl de afvalcontainer omhoog staat
–
Plotselinge manoeuvres
–
De machine wordt met hoge snelheid, op hellingen en/of met een volle afvalcontainer gebruikt
–
Lage bandenspanning
–
In de cabine is een waarschuwingsplaatje (33, Afb. E) aangebracht dat de bediener op de hoogte moet stellen van mogelijke
situaties waarin de machine instabiel kan worden en van activiteiten die moeten worden vermeden om te voorkomen dat de
machine instabiel wordt.
VOOR HET STARTEN
1.
Indien nodig de bovenste klep links (4, Afb. G) openen door de stoppen (5) los te halen met de meegeleverde sleutel en
brandstof bij te vullen via de vulmond (28, Afb. F).
WAARSCHUWING!
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
2.
Controleer het waterpeil van de installatie voor stofbestrijding met het controlelampje (23, Afb. D). Vul waar nodig water bij; ga
als volgt te werk:
• Stoppen loshalen (5 of 17, Afb. G) met de meegeleverde sleutel en de linker- of rechterklep openen (4 of 16).
• Vul de tanks (17 en 21, Afb. F) bij met water via de vulmond (18 of 22): het is voldoende om via één vulmond bij te vullen
wanneer de twee tanks met elkaar verbonden zijn.
• Doe het vulmondje (18 of 22, Afb. F) weer dicht.
• Sluit de klep links of rechts (4 of 16, Afb. G) door de stoppen (5 of 17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn.
3.
STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR
Starten van de dieselmotor
1.
Ga op de bestuurdersstoel (17, Afb. E) zitten, bevestig de veiligheidsgordels (standaard) en controleer of de parkeerrem (7) is
ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voor de veiligheid van de bediener moeten de veiligheidsgordels altijd worden bevestigd.
2.
3.
4.
5.
6.
De stoelpositie naar wens afstellen met de hendel (22, Afb. E).
De stuurpositie naar wens afstellen met de hendel (6, Afb. E).
Stel de buitenspiegels af voor beter zicht tijdens het manoeuvreren.
Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) op het minimale toerental en druk tegelijkertijd de hendel op de handgreep in.
Controleer of de borstels omhoog staan, houd er anders rekening mee bij het starten van de motor voor eventuele
ongemakken die de borstels zouden kunnen veroorzaken indien ze meteen beginnen te draaien.
14
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
7.
8.
NEDERLANDS
Ga op de bestuurderstoel (17, Afb. E) zitten, steek de contactsleutel (17, Afb. D) in het contact, draai de sleutel één slag
rechtsom en laat de sleutel in deze stand staan. Op dat moment gaan de volgende controlelampjes branden:
• cntrolelampje voorverwarming bougies dieselmotor (10, Afb. D)
• cntrolelampje laadstatus accu (8, Afb. D)
• controlelampje oliedruk dieselmotor (15, Afb. D)
• controlelampje parkeerrem (9, Afb. D)
Bovendien gaat het geluidssignaal ook af.
Draai als het controlelampje voor voorverwarming van de bougies (10, Afb. D) uit gaat de contactsleutel met de klok mee tot hij
niet verder kan en laat de sleutel los als de dieselmotor start.
WAARSCHUWING!
Laat de contactsleutel bij het starten van de dieselmotor niet te lang ingeschakeld (maximaal 20 seconden) om
de startmotor niet te beschadigen. Wanneer de motor niet start, wacht dan even voordat u opnieuw probeert.
Voordat u opnieuw probeert te starten, de sleutel terugdraaien, tegen de klok in, tot de beginpositie.
Als de dieselmotor na twee pogingen nog niet is gestart, moet u de hulp inroepen van degene die
verantwoordelijk is voor de machine.
WAARSCHUWING!
Wanneer u de motor met de contactsleutel (17, Afb. D) start, moet u het gaspedaal (4, Afb. E) niet indrukken. Als
u dat wel doet, zorgt het veiligheidssysteem dat de motor dan niet kan worden gestart.
9. Controleer of alle controlelampjes uit zijn als de machine in beweging is.
10. Zet het gaspedaal (16, Afb. E) halverwege en laat de motor enkele minuten draaien om op te warmen, vooral bij zeer lage
temperaturen.
Stoppen van de dieselmotor
11. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en druk tegelijkertijd de hendel op de handgreep in; laat de
hendel enkele minuten in deze stand staan om het systeem te stabiliseren.
12. Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
13. Trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
De machine mag worden gestart om te worden opgesteld:
in verplaatsingmodus
–
in werkmodus
–
Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven.
LET OP!
Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden,
vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat.
WAARSCHUWING!
Voordat u begint met het verplaatsen, moet u de bandenspanning controleren (3,75 Bar) en de banden waar
nodig oppompen.
De machine opstellen in de verplaatsingmodus
Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) is het noodzakelijk de verplaatsingmodus op te stellen door als
volgt te werk te gaan:
1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in het vorige deel.
2. Controleer of de afvalcontainer (12, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (26, Afb. D) uit is.
3. Controleer of de aanzuigventilator uit is, zie de hendel (14, Afb. E).
4. Breng de veiligheidsflens (24, Afb. E) omhoog en breng met de hendel (12) de aanzuigmond en de zijborstels omhoog.
5. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en druk tegelijkertijd de hendel op de handgreep in. Stel het
motortoerental op het display (11, Afb. D) in op 2.600 omw/min.
6. Start de verplaatsing door de machine met de handen op het stuur (2, Afb. E) te bewegen. Druk geleidelijk op het voorste deel
van het pedaal (4) om de machine voorwaarts te bewegen of op het achterste deel om de machine achterwaarts te bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
LET OP!
Vergeet niet dat de achteras wordt aangedreven. Controleer altijd in de spiegels of er voldoende ruimte is om te
manoeuvreren.
LET OP!
Voordat u over een obstakel (bijvoorbeeld trottoirs) rijdt, moet u de aanzuigmond omhoog brengen.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
15
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
De machine stoppen in de verplaatsingmodus
7.
Laat het pedaal (4, Afb. E) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (5) in.
8. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
9. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
10. Trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
De machine opstellen in de werkmodus
Ga voor het opstellen van de machine in werkmodus als volgt te werk:
11. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
12. Controleer of de afvalcontainer (12, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (26, Afb. D) uit is.
13. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren zonder de hendel op de handgreep in te drukken. De hendel
(16, Afb. E) wordt geblokkeerd in de stand die geschikt is voor de bedrijfsmodus (2.200 omw/min) die op het display wordt
weergegeven. U kunt de snelheid verhogen door de hendel op de handgreep van de hendel (16, Afb. E) in te drukken totdat
de machine het gewenste toerental, aangegeven op het display, bereikt.
14. Start de aanzuigventilator met de hendel (14, Afb. E).
15. Breng de veiligheidsflens (23, Afb. E) omhoog en breng met de hendel (12) de aanzuigmond en de zijborstels omlaag om het
draaien van de borstels te starten.
LET OP!
Laat de veegmachine niet stilstaan terwijl de mond omlaag staat en de borstels draaien.
OPMERKING
De zijborstels draaien alleen wanneer de aanzuigmond omlaag staat.
16. Open waar nodig de waterkraantjes van de installatie voor stofbestrijding (8 en 9, Afb. E) en houd u daarbij aan het volgende:
• Kraantje (8, Afb. E) van de spuitmonden van de aanzuigmond: open deze altijd, behalve wanneer de te reinigen vloer nat
is.
• Kraantje (9, Afb. E) van de spuitmonden van de zijborstels: open deze wanneer de vloer droog en stoffig is.
17. Schakel de waterpomp van de installatie voor stofbestrijding in met de schakelaar (19, Afb. D).
18. Trek de handrem met de hendel (7, Afb. E) uit.
19. Start het veegwerk door de machine met de handen op het stuur (2, Afb. E) te bewegen. Druk geleidelijk op het voorste deel
van het pedaal (4) om de machine voorwaarts te bewegen of op het achterste deel om de machine achterwaarts te bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, flessen, enz.).
OPMERKING
De aanzuigmond (10, Afb. G) en de borstels (8 en 9) kunnen ook omhoog en omlaag worden gebracht met de machine
in werking.
De borstels draaien niet als ze omhoog staan.
De machine stoppen in de werkmodus
20. Laat het pedaal (4, Afb. E) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (5) in.
21. Trek de handrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
22. Schakel de waterpomp van de installatie voor stofbestrijding met de schakelaar (19, Afb. D) uit.
23. Sluit de kraantjes voor het water van de installatie voor stofbestrijding (8 en 9, Afb. E), wanneer deze open staan.
24. Breng de veiligheidsflens (24, Afb. E) omhoog en breng met de hendel (12) de aanzuigmond en de zijborstels omhoog.
25. Stop de aanzuigventilator met de hendel (14, Afb. E).
26. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
27. Controleer of de afvalcontainer (12, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (26, Afb. D) uit is.
28. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
29. Trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
16
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
MACHINE IN BEDRIJF
1.
Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er markeringen op de
vloer achterblijven.
Verzamelen van omvangrijke stukken
2.
3.
4.
Bij het verzamelen van grote stukken moet u de voorflap (24, Afb. G) door middel van de schakelaar (13, Afb. E) omhoog
zetten.
Let op: als de voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner.
Gebruik voor het omlaag zetten van de voorflap (24, Afb. G) opnieuw de schakelaar (13, Afb. E).
Bij bijzondere werkzaamheden bij het verzamelen van omvangrijke stukken kan indien nodig zonder de voorflap (24, Afb. G)
worden gewerkt. Ga als volgt te werk om de voorflap te verwijderen:
• De borstels omhoog brengen, de machine stopzetten en de dieselmotor uitzetten.
• Verwijder de sluiting (1, Afb. H) en de trekband (2) losmaken van de flap (3).
• Verwijder de flap (3) door hem los te halen uit de scharnieren (4).
• Start de machine opnieuw en hervat de werkzaamheden.
• Monteer de flap (3) in omgekeerde volgorde ten opzichte van de demontage, nadat de machine is gestopt en de
dieselmotor is uitgeschakeld.
Stel eventueel de draaisnelheid van de borstels af met de knop (28, Afb. E) (optioneel).
OPMERKING
Als de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil verzamelen.
5.
Wanneer de werkzaamheden zijn voltooid en wanneer de afvalcontainer (12, Afb. G) vol is, moet u de afvalcontainer legen. Zie
het volgende deel voor de betreffende procedure.
DE AFVALCONTAINER LEGEN
De maximale hoogte voor het legen van de afvalcontainer is 1.460 mm.
Ga volgens de volgende punten te werk bij het legen van de afvalcontainer.
1. Schakel de waterpomp van de installatie voor stofbestrijding met de schakelaar (19, Afb. D) uit.
2. Sluit de kraantjes voor het water van de installatie voor stofbestrijding (8 en 9, Afb. E), wanneer deze open staan.
3. Breng de veiligheidsflens (24, Afb. E) omhoog en breng met de hendel (12) de aanzuigmond en de zijborstels omhoog.
4. Stop de aanzuigventilator met de hendel (14, Afb. E).
5. Zich begeven nabij de ruimte voor het legen van de afvalcontainer.
LET OP!
Los het afval op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken.
Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (12, Afb. G).
6.
Breng de veiligheidsflens (23, Afb. E) omhoog en breng voorzichtig de afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog met de hendel (10,
Afb. E).
LET OP!
Verplaats de machine niet terwijl de afvalcontainer omhoog staat!
Als het wel nodig is om met een opgeheven afvalcontainer te rijden, moet de machine stapvoets rijden om te
voorkomen dat de machine zijdelings uit balans raakt.
Open de klep (21, Afb. G) van de afvalcontainer met de schakelaar (28, Afb. D). Houd deze geactiveerd totdat hij volledig is
geopend. Los daarna het vuil uit de container. Het controlelampje van de schakelaar (28, Afb. D) gaat branden wanneer de
haak voor openen/sluiten van de klep (21, Afb. G) is geopend.
8. Nadat de container leeg is, moet de veiligheidsflens (23, Afb. E) omhoog worden gezet en moet de afvalcontainer (12, Afb. G)
volledig omlaag worden gezet met de hendel (10, Afb. E). Ga door tot het controlelampje (26, Afb. D) uitgaat, wat aangeeft dat
de container volledig omlaag staat.
9. Controleer indien nodig als volgt of de filters van de afvalcontainer niet verstopt zijn:
• Trek de parkeerrem aan en zet de dieselmotor uit.
• Zet de klep van afvalcontainer met de hand omhoog en zet deze vast met de blokkeerstang (8, Afb. F).
• Verwijder aan de hand van de aanwijzingen in het hoofdstuk Onderhoud de filters (6 en 7, Afb. F) en controleer of ze niet
zijn verstopt; reinig ze anders volgens de betreffende procedure. Installeer de filters.
• Maak de blokkeerstang (8, Afb. F) los en zet deze weer op z’n plaats.
10. Sluit de klep (21, Afb. G) van de afvalcontainer met de schakelaar (28, Afb. D). Houd deze geactiveerd totdat de klep volledig
is gesloten.
11. De machine kan weer terug naar de werkplaats.
7.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
17
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK VAN DE AANZUIGSLANG AAN DE ACHTERKANT (*)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
Ga als volgt te werk voor het opzuigen van vuil/stof met de aanzuigslang aan de achterkant (22, Afb. G), alsmede met de
aanzuigmond (10, Afb. G).
1. Ga te werk zoals uitgelegd in de paragraaf ‘De afvalcontainer legen’ en breng de afvalcontainer circa 10-15 cm omhoog en zet
de dieselmotor uit.
2. Open het rechterklepje (16, Afb. G).
3. Verwijder door middel van een geschikte ladder voorzichtig de schroef (1, Afb. I) en draai de pakking (2) op de aanzuigopening
(3) van de afvalcontainer.
4. Breng de afvalcontainer volledig omlaag zoals uitgelegd in de paragraaf ‘De afvalcontainer legen’.
5. Zet de dieselmotor uit en trek de handrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
6. Haal de elastische sluitingen (25, Afb. G) van de aanzuigslang aan de achterkant (22) los.
7. Open de klep van de aanzuigslang door de knop (1, Afb. J) zoals afgebeeld op te tillen tot deze niet meer verder kan en de
knop (1) in die positie vastzetten.
8. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
9. Controleer of de afvalcontainer (12, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (26, Afb. D) uit is.
10. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en stel het toerental op het display (11, Afb. D) als volgt in:
• minmaal, 1.800 toeren/min.
• maximaal, 2.500 toeren/min.
11. Start de aanzuigventilator met de hendel (14, Afb. E).
12. Trek de handrem met de hendel (7, Afb. E) uit.
13. Haal de elastieken banden (25, Afb. G) los en til de achterste aanzuigslang (22, Afb. G) omhoog.
14. Trek aan de stekker (1, Afb. K) en draai de handgreep (2) in de stand die in de afbeelding wordt aangegeven. Blokkeer de
handgreep in deze stand en laat de stekker (1) los. Controleer of de stekker op zijn plaats gaat.
15. Wanneer u de waterstraal voor stofbestrijding wilt gebruiken, opent u het kraantje (3, Afb. K) en zet u deze in de stand zoals in
de afbeelding.
16. Begin met behulp van een tweede bediener met het verzamelen van het afval met de aanzuigslang aan de achterkant (4, Afb.
K) door deze beet te pakken zoals afgebeeld.
• Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, flessen, enz.).
17. Voer de punten 1 tot en met 15 in omgekeerde volgorde uit om de machine weer te laten zuigen met de aanzuigmond (10, Afb.
G).
GEBRUIK VAN RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
1.
2.
Druk op de schakelaar (20, Afb. D) om de reinigingsvloeistof op de ruit te sproeien.
Gebruik de schakelaar (20, Afb. D) om de ruitenwisser achter aan te zetten en te stoppen.
GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE
1.
2.
3.
Draai naar wens tegen de klok in aan de hendel (15, Afb. E) voor het aanzetten van de verwarming van de cabine.
Eén van de twee snelheden van de ventilator aandoen met de schakelaar (21, Afb. D).
Doe de ventilator uit met de schakelaar (21, Afb. D) en draai met de klok mee tot deze niet verder kan om de verwarming uit te
zetten. (15, Fig. E).
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE (*)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
1.
Draai voor het inschakelen van de klimaatregelaar de schakelaar (18, Afb. D) één slag waardoor de ventilator in de eerste
snelheid wordt gezet.
Draai de schakelaar (18, Afb. D) naar de tweede slag om de tweede snelheid van de ventilator te activeren.
Breng de schakelaar (18, Afb. D) terug naar de beginpositie om de klimaatregelaar uit te zetten.
2.
3.
18
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
Gebruik de stuurbediening (1, Afb. E) om de verlichting en markeringen aan te zetten:
lichten uit, met markering (1b) overeenkomend met symbool O
–
positielichten aan, met markering (1b) overeenkomend met symbool
–
dimlichten aan, met markering (1b) overeenkomend met symbool
–
groot licht aan, met markering (1b) overeenkomend met symbool
en hendel (1a) omlaag
–
tijdelijk aanzetten van grootlichten, door de hendel (1a) omhoog te zetten
–
inschakeling richtingaanwijzer rechts, door de hendel (1a) naar voren te zetten
–
inschakeling richtingaanwijzer links, door de hendel (1a) naar achteren te zetten
–
inschakelen geluidssignaal, door de hendel (1a) in de richting van de pijl (1c) te zetten
–
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (22, Afb. D).
HANDMATIG OMHOOG BRENGEN VAN DE AFVALCONTAINER
Ga als volgt te werk voor het handmatig omhoog/omlaag brengen van de afvalcontainer (12, Afb. G) (bij een defect aan de
dieselmotor, enz.).
Handmatig omhoog brengen van de afvalcontainer
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Controleer of de machine op een vlakke en stevige ondergrond staat, vooral wanneer de afvalcontainer (12, Afb. G) vol is.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (17, Afb. D).
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
Verwijder de hendel (29, Afb. F) van de handbediende pomp.
Zet de hendel (1, Afb. L) op de handbediende pomp (2).
Zet de keuzehendel (3, Afb. L) voor selectie omhoog/omlaag (naar rechts voor omhoog en naar links voor omlaag) van de
afvalcontainer in de stand voor omhoog en voer waar nodig enkele proefpompbewegingen met de hendel (1).
De pomp (2, Afb. L) voorzichtig aandoen met de hendel (1) en de afvalcontainer volledig omhoog brengen.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Handmatig omlaag brengen van de afvalcontainer
10. Verwijder de twee spillen (9, Afb. F) uit de openingen (11) en in de houders (10) doen.
11. Breng de schuifschakelaar (3, Afb. L) in de omlaag-positie en doe de pomp (2) aan met de hendel (1) tot de afvalcontainer
volledig gedaald is.
12. Zet de schuifschakelaar (3, Afb. L) in de centrale positie (neutraal).
13. Verwijder de hendel (1, Afb. L) van de pomp en doe hem terug op zijn plaats (29, Afb. F).
14. Sluit de onderste klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
INVOEGEN VAN DE BLOKKEERSPILLEN VAN DE OPGEHESEN AFVALCONTAINER
Het is noodzakelijk om voor het werken in de zone van de opgehesen afvalcontainer (1, Afb. F) de blokkeerspillen (9) als volgt in te
voegen.
LET OP!
Voordat u aan het werk gaat in het gebied rond de opgeheven afvalcontainer, moet u uit
veiligheidsoverwegingen de blokkeerspillen (9, Afb. F) naar binnen steken. Dit is ook noodzakelijk wanneer
de hefcilinders van de afvalcontainer zijn voorzien van vangkleppen die voorkomen dat de afvalcontainer per
ongeluk omlaag komt door een gebroken of beschadigde slang/verbinding van het hydraulisch systeem.
Invoegen van de blokkeerspil
1.
2.
3.
De afvalcontainer (12, Afb. G) volledig omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Zet de dieselmotor uit met de startsleutel (17, Afb. D)en trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Uithalen van de blokkeerspillen
4.
5.
6.
Start indien nodig de machine volgens de aanwijzingen in de betreffende paragrafen en breng de afvalcontainer een beetje
omhoog om de blokkeerspillen los te halen.
Verwijder de twee spillen (9, Afb. F) uit de openingen (11) en in de houders (10) doen.
De afvalcontainer (12, Afb. G) volledig omlaag brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
19
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
INSTEKEN VAN DE BLOKKEERSTANG VAN DE KLEP VAN DE OPGEHEVEN AFVALCONTAINER
Voor het werken in de zone van de klep van de opgehesen afvalcontainer (4, Afb. F) de betreffende blokkeerstang (8) als volgt
invoegen.
De blokkeerstang naar binnen steken
1.
Haal de stang (8, Afb. F) los uit de houder, zet de klep zoveel als nodig omhoog en steek de stang in zijn houder (30).
De blokkeerstang verwijderen
2.
Voer de procedure van punt 1 in omgekeerde volgorde uit.
GEBRUIK VAN HOGEDRUK WATERSPUIT (*)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
De machine is voorzien van een distributiesysteem voor hogedruk water (optioneel) om te gebruiken voor de reiniging van de
machine zelf of voor andere doeleinden.
LET OP!
Activeer de hogedrukpomp niet wanneer de watertanks leeg of bijna leeg zijn (wanneer de pomp droog wordt
geactiveerd, kan er schade ontstaan).
De gebruiksprocedure worden hiernavolgend beschreven.
1. Haal uit de cabine de hogedruk waterspuit (25, Afb. E).
2. Een deel van de slang (26, Afb. G) uittrekken en de spuitmond (25, Afb. E) verbinden aan het snelle contact (27, Afb. G).
3. Til eventueel de verstuivende spuitmond (30, Afb. E) omhoog en bevestig deze op het uiteinde van de pijp (25).
4. Start de dieselmotor met een laag toerental zoals in het specifieke deel wordt beschreven.
5. Start de hogedrukpomp met de hendel (14, Afb. E).
6. Verwijder eventueel de lucht uit het systeem door de knop op de spuitmond helemaal linksom te draaien en de hendel van de
spuitmond zelf in te drukken totdat er een constante stroom uitkomt, bij een lage waterdruk.
Laat de hendel van de spuitmond los en draai de knop weer rechtsom om de hogedrukleiding weer te gebruiken.
7. Zet de motor op het gewenste toerental.
8. Controleer de druk van het water met de manometer (32, Afb. G).
9. Gebruik de spuitmond door op de hendel van de betreffende spuit te drukken.
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
LET OP!
Laat de hogedrukpomp niet langere tijd werken zonder de spuitmond te gebruiken.
10. Voer na gebruik van de spuitmond de punten 1 tot en met 5 in omgekeerde volgorde uit.
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Na de werkzaamheden en voordat u de machine achterlaat moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd.
1. Schakel de waterpomp van de installatie voor stofbestrijding met de schakelaar (19, Afb. D) uit.
2. Sluit de kraantjes voor het water van de installatie voor stofbestrijding (8 en 9, Afb. E), wanneer deze open staan.
3. Breng de veiligheidsflens (23, Afb. E) omhoog en breng met de hendel (12) de aanzuigmond en de zijborstels omhoog.
4. Stop de aanzuigventilator met de hendel (14, Afb. E).
5. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
6. Controleer of de afvalcontainer (12, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (26, Afb. D) uit is.
7. Reinig zoals beschreven in het hoofdstuk Onderhoud, de afvalcontainer, de filters en de aanzuigslang, controleer de
pakkingen en de smering van de lagers van de aanzuigventilator.
8. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
9. Trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
10. Doe als ze aan zijn, de lichten uit.
20
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
DE WATERTANKS VAN DE INSTALLATIE VOOR STOFBESTRIJDING LEGEN
Ga als volgt te werk wanneer het nodig is om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (6 en 18, Afb. G) te legen.
1. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
2. Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
3. Draai de aftapdoppen (33 en 34, Afb. G) van de rechter- en linkertanks los.
4. Laat al het water uit de tanks naar buiten lopen.
5. Draai de aftapdoppen (33 en 34, Afb. G) vast.
TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk.
1. Maak indien mogelijk de afvalcontainer (12, Afb. G) leeg. Als de hoeveelheid afval minimaal is, is het niet nodig de container te
legen.
2. Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
3. Breng de veiligheidsflens (23, Afb. E) omhoog en breng voorzichtig de afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog met de hendel (10,
Afb. E).
LET OP!
Zet de container omhoog op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken; dit
geldt vooral als de afvalcontainer aanzienlijk vol is en het niet mogelijk is om deze te legen.
Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (12, Afb. G).
LET OP!
Indien het nodig is de machine te verplaatsen wanneer de afvalcontainer omhoog staat, deze zeer langzaam
bewegen (maximum snelheid1 km/u).
4.
5.
6.
7.
8.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (6 en 18, Afb. G)
te legen.
Verwijder de schroef (19, Afb. F) en open de rechtertank (17) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9.
10.
11.
12.
Draai met ongeveer twee slagen de schroef (1, Afb. N) van de pomp van het aandrijvingsysteem los.
Voer de punten 3, 4, 5, 7 en 8 in omgekeerde volgorde uit om de machine terug te brengen in de beweegstand.
Trek de machine.
Aan het eind van de trekbeweging van de machine:
• Herhaal de punten 3, 4, 5, 7 en 8.
• Plaats de schroef (1, Afb. N).
• Voer de punten 3, 4, 5, 7 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
VERVOER/BEWEGING
Gebruik voor het vervoeren/bewegen van de machine de als volgt beschreven haken en verankeringen.
LET OP!
Het verankeren van de machine moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Beschikbare haken
1.
De machine is uitgerust met de volgende haken:
• 1 trekhaak/verankering voor (1, Afb. B)
• 1 bevestigingshaak achter (2, Afb. B)
Verankering
2.
Voer de volgende handelingen uit voor de verankering van de machine tijdens het vervoer:
• De machine opstellen in verplaatsingmodus (zie de procedure in het betreffende deel).
• Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (17, Afb. D).
• Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
• Sluit alle kleppen, schotten, enz.
• Veranker de machine met de trekhaken voor en achter (1 en 2, Afb. B).
• Bevestig de machine met twee geschikte banden (4 en 5, Afb. B) die respectievelijk in de houder (6) van de achteras en in
de voorste treeplanken rechts en links van de toegang naar de cabine (3) worden gestoken.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
21
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, raden wij u het volgende aan:
1. Leeg de watertanks van de installatie voor stofbestrijding zoals beschreven in de specifieke paragraaf.
2. Zet de machine in de ruststand; ga hierbij te werk zoals wordt beschreven in het deel Na gebruik van de machine.
3. De machine opslaan in een gesloten, droge en schone ruimte die afgeschermd is van de weersomstandigheden en die voldoet
aan de volgende omgevingswaarden:
• Temperatuur: van +1°C tot +50°C
• Vochtigheid: maximaal 95%
4. Ontkoppel de minpool van de accu (18, Afb. E).
5. Behandel de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
LET OP!
Wanneer de machine wordt vervoerd of opgeslagen in koude omgevingen (bij een temperatuur rond of lager dan 0
graden), moet u controleren of de watertanks leeg zijn en moet de houder van de waterfilter worden gedemonteerd en
afgetapt.
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste gebruiksperiode (de eerste 8 uur) moet u de volgende handelingen uitvoeren:
Controleer of alle bevestigings- en aansluitingselementen nog goed vast zitten; controleer of alle zichtbare onderdelen nog intact
zijn en geen lekkage vertonen.
Voer na de eerste 50 werkuren, de controles en de voorziene vervangingen uit volgens het vastgelegde onderhoudsschema.
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud.
Hieronder staat het verkorte onderhoudsschema. De aangegeven intervallen zijn afhankelijk van de specifieke
werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten bij een uitgeschakelde machine worden uitgevoerd (de startsleutel moet
uit het contact zijn gehaald).
Lees echter eerst aandachtig de instructies in het hoofdstuk Veiligheid door, voordat u de
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een
bevoegd servicecentrum.
In deze handleiding staan na het onderhoudsschema alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudsprocedures.
De procedures voor de onderhoudswerkzaamheden die niet in het vastgelegde onderhoudsschema staan, vindt u in de
servicehandleiding, die bij de verschillende servicecentra ligt.
ONDERHOUDSSCHEMA
Inloopperiode
(na de eerste 50
uren)
Onderhoud
Elke 10 uur
en voor het
gebruik
Controle oliepeil van dieselmotor
Reiniging luchtfilter motor
Controle reiniging ribben radiateur van de motor
Controle peil koelvloeistof van de motor
Controle niveau accuvloeistof
Controle oliepeil en efficiëntie van de afzuigfilter van de
hydraulische installatie
Controle en reiniging ribben olieradiateur van het
hydraulische systeem
Reiniging afvalcontainer, filters, aanzuigslang en controle
pakkingen
Reiniging spuitmonden en filters waterstralen
Controle remoliepeil
Controle werking van geluidssignaal achteruit
22
33015501(3)2008-02 A
RS 501
Elke
Elke
200 uur 600 uur
Elke
1.200
uur
Elke
2.400
uur
Langere
perioden
GEBRUIKSAANWIJZING
Onderhoud
Inloopperiode
(na de eerste 50
uren)
Veiligheidscontrole bij niet starten dieselmotor, met
gaspedaal ingeschakeld
Elke 10 uur
en voor het
gebruik
Elke
Elke
200 uur 600 uur
NEDERLANDS
Elke
1.200
uur
Elke
2.400
uur
Langere
perioden
(6)
Controle bandenspanning
Controle hoogte en werking van aanzuigmond en flap
Controle en registratie positie zijborstels
Verversing olie dieselmotor
(7)(8)
Reiniging waterfilter installatie stofbestrijding
Controle parkeerrem
Controle spanning ketting dynamo
(7)
Controle spanning ketting compressor klimaatregelaar
(6)
Vervanging oliefilter dieselmotor
(7)(8)
Vervanging brandstoffilter dieselmotor
Controle bevestiging moeren en schroeven; lekkage
(7)
(6)
Smering
(6)
(6)
Controle bussen van koelvloeistofsysteem dieselmotor
(7)(6)
Vervanging oliefilter pomp aandrijvingsysteem
(6)
(6)
Vervanging uitlaatfilter van olie hydraulisch systeem
(6)
(6)
Vervanging filter voor olieaanzuiging hydraulisch systeem
(6)
(6)
Vervanging ketting dynamo
(3)(6)
Vervanging luchtfilter stuurcabine
(1)
IJking en reiniging injectoren
(2)(3)(6)
Vervanging ketting compressor klimaatregelaar
(6)
Verversing koelvloeistof dieselmotor
(3)(6)
Verversing olie hydraulische systeem
(3)(6)
Controle remsysteem
(6)
Controle druk hydraulische pompen
(6)
Gedeeltelijke revisie dieselmotor
(2)(4)(6)
Algemene revisie dieselmotor
(2)(5)(6)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
of elke 6 maanden;
onderhoudswerkzaamheden die bij de servicecentra van Lombardini moeten worden uitgevoerd;
of elke 2 jaar;
na 5.000 uur;
na 10.000 uur;
zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding bij de servicecentra van Nilfisk-Advance;
bij weinig gebruik elk jaar;
wanneer u olie van een mindere kwaliteit dan aanbevolen gebruikt, moet u de olie elke 125 uur verversen.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
23
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
REINIGING AFVALCONTAINER, FILTERS, AANZUIGSLANG EN CONTROLE PAKKINGEN
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1.
2.
3.
Breng de machine na het legen van de afvalcontainer (12, Afb. G) naar een gebied dat geschikt is voor het reinigen/spoelen
en schakel de handrem (7, Afb. E) in.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen en kantelen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Steek de blokkeerstang van de klep (8, Afb. F) naar binnen.
Reiniging van de afvalcontainer (na elk gebruik)
4.
5.
De afvalcontainer (2, Afb. O) met een hogedruk waterstraal (1) reinigen.
Controleer zorgvuldig of de pakking rond de aanzuiging (3) intact is en vervang deze indien nodig.
Reiniging van de aanzuigslang (na elk gebruik)
6.
7.
De binnenkant van de aanzuigslang (27, Afb. F) over de hele lengte, tot aan de aanzuigmond, met een hogedruk waterstraal
reinigen.
Controleer zorgvuldig of de pakking van de aanzuigslang (31, Afb. F) intact is en vervang deze indien nodig.
Reiniging van het aanzuigfilter (na elk gebruik)
8. Verwijder aan de binnenkant van de afvalcontainer de sluiting (1, Afb. P) van de aanzuigfilter.
9. Verwijder de aanzuigfilter (2).
10. Reinig de toevoerband (3, Afb. P) en de ventilator (4) met een hogedrukwaterstraal. Controleer of alle delen (5) van de
ventilator schoon zijn.
11. Reinig de aanzuigfilter (2, Afb. Q) met een hogedruk waterstraal (1).
12. Installeer de aanzuigfilter (2, Afb. P) en zet deze vast met de sluiting (1).
13. Haal de blokkeerstang los van de klep (8, Afb. F) en laat de afvalcontainer (12, Afb. G) dalen. Ga te werk zoals beschreven in
de betreffende paragraaf.
14. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Reiniging van het uitlaatfilter (na elk gebruik)
15.
16.
17.
18.
19.
Haal de steunen (29, Afb. G) van de klep (28) van de afzuigfilter los met behulp van een trap en een tweede bediener.
Open de klep (1, Afb. R) en breng de veiligheidssluiting (2) aan.
Verwijder de bevestigingsschroeven (1, Afb. S) en de afzuigfilter (2).
Reinig de afzuigfilter (2, Afb. T) met een hogedruk waterstraal (1).
Installeer de afzuigfilter en de betreffende klep door de punten 15 tot en met 17 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
REINIGING VAN DE SPUITMONDEN EN DE FILTERS VAN DE INSTALLATIE VOOR
STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1.
2.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Reiniging van de spuitmond en de filter in de aanzuigslang aan de achterkant
3.
4.
5.
6.
Verwijder de schroef (1, Afb. U) samen met de spuitmond (2) en de filter (3).
Verwijder de spuitmond (2, Afb. U) uit de schroef (1) en verwijder de filter (3).
Reinig de spuitmond (1, Afb. V) en de filter (3) met een straal perslucht als deze vuil zijn. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Vervang eventueel de filter (3).
Monteer de filter, de spuitmond en de schroef in de omgekeerde volgorde van verwijdering.
Reiniging van de spuitmonden en de filters op de borstels
7.
8.
9.
Draai de bevestigingsringen los (1, Afb. V).
Verwijder eventueel aanwezig vuil op de spuitmonden (2, Afb. V) en de filters (3) met een straal perslucht. Verwijder eventuele
kalkaanslag. Vervang waar nodig de filters (3).
Monteer de filters en de spuitmonden opnieuw en zet ze vast met de bevestigingsringen. Wanneer de spuitmonden worden
gemonteerd, moeten de gaten van de spuitmonden naar onderen zijn gericht.
24
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Reiniging van de spuitmonden van de aanzuigmond
10.
11.
12.
13.
Als u werkt aan de zijkanten van de aanzuigmond (1, Afb. W), verwijder dan de schroeven (2) samen met de spuitmonden (3).
Verwijder de spuitmonden (3, Afb. W) uit de schroeven (2).
Reinig de spuitmonden (3, Afb. W) met een straal perslucht wanneer deze vuil zijn. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Monteer de spuitmonden en de schroeven in de omgekeerde volgorde van verwijdering.
REINIGING VAN DE WATERFILTER VAN DE INSTALLATIE VOOR STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
OPMERKING
Wanneer de filter wordt verwijderd, stroomt het water uit de tanks totdat het niveau van de filter wordt bereikt.
1.
2.
3.
4.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Als u onder de achteras (20, Afb. G) werkt, verwijder dan het deksel (1, Afb. M) van de waterfilter samen met de filter (2).
Scheid de filter (2, Afb. M) van het deksel en reinig deze. Vervang eventueel de filter.
Installeer het deksel (1, Afb. M) met de filter (2).
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL EN DE EFFICIËNTIE VAN DE AFZUIGFILTER VAN HET
HYDRAULISCHE SYSTEEM
WAARSCHUWING!
Uit te voeren controle met de afvalcontainer (12, Afb. G) volledig naar binnen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Start de dieselmotor zoals in het betreffende deel wordt beschreven en breng deze op 1.500 toeren/min.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
Controleer of de wijzer voor de efficiëntiemeter (1, Afb. X) van het uitlaatfilter (2) van het hydraulische systeem in het groene
gebied (3) staat; vervang anders de filter (2) (zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding).
Controleer of in het bovenste deel (4, Afb. X) van de tank met olie voor het hydraulische systeem geen oliedruppels hangen.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controleer via de indicator (6, Afb. X) of het peil van de olie in de tank tussen de markeringen MIN en MAX staat.
Verwijder eventueel de dop (5, Afb. X) en vul olie bij. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk Technische
eigenschappen.
OPMERKING
Vul bij met dezelfde olie als in de tank.
9. Draai de dop (5) vast.
10. Sluit de onderste klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
25
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE RIBBEN VAN DE RADIATEUR VOOR DE OLIE VAN DE
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Reinig de ribben van de radiateur voor de olie van het hydraulisch systeem (16, Afb. F) met een straal perslucht (maximaal 6
Bar). Richt waar nodig de straal perslucht in de tegenovergestelde richting van de koelluchtcirculatie.
Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (16, Afb. F).
Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit.
CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCU
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van de
accu.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Verwijder de schroeven en het linkerpaneel (19, Afb. E) van de cabine.
Controleer het peil van de elektrolyt in de accu (18, Afb. E) en vul indien nodig bij met gedistilleerd water.
Reinig indien nodig de accu.
Controleer of de poolaansluitingen van de accu niet verroest zijn.
Monteer het linkerpaneel (19, Afb. E) van de cabine en haal de schroeven aan.
CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL
1.
2.
3.
4.
5.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
Controleer of het oliepeil in de tank (15, Afb. F) ongeveer 1 cm van de rand van de tank staat. Vul waar nodig bij met dezelfde
olie als in het circuit.
Meestal gebruikte olie: DOT4.
Sluit de onderste klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
1.
Controleer of het geluidssignaal aangaat als de machine in z’n achteruit wordt gezet.
Stel de activeringsensor indien nodig af zoals beschreven in de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
De bandenspanning moet als volgt zijn:
3,75 Bar
• voorbanden:
3,75 Bar
• achterbanden:
LET OP!
Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers.
De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met de
bedrijfsomstandigheden van de machine.
26
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
CONTROLE VAN DE HOOGTE EN WERKING VAN DE AANZUIGMOND EN DE FLAP
Voorbereidende handelingen
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Breng de aanzuigmond (10, Afb. G) omhoog, ga te werk zoals beschreven in het specifieke deel.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controle van de wielen van de aanzuigmond
4.
Controleer of de drie wielen (1, Afb. Z) van de aanzuigmond in goede staat zijn en vrij draaien (of ze niet gevouwen/verbogen
zijn door botsingen of hoge druk, enz.). Controleer bovendien of de banddikte (2) niet minder is dan enkele millimeters.
Vervang eventueel de wielen (1) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
Controle van de sledes
5.
Controleer of de hoofdslede (3, Afb. Z) en de voorsledes (4) en (5) en achterslede (6) in goede staat zijn en of de dikte (7) niet
minder is dan 5 mm, anders moeten ze worden vervangen (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
Het is belangrijk om de sledes (3), (4), (5) en (6) te vervangen wanneer ze nog niet helemaal zijn opgebruikt om geen schade
te veroorzaken aan de betreffende bevestigingsschroeven waardoor de schroeven moeilijker zijn te verwijderen.
Het is raadzaam de sledes (3), (4), (5) en (6) tegelijk te vervangen zodat er geen onregelmatigheden optreden bij de naden (8)
door de verschillende gebruiksniveaus van de afzonderlijke sledes.
Controle van de flap en van de stand van de wielen van de mond
Controleer of de flap (9, Afb. Z) intact is en er geen grote uitrukkingen (10) of breuken (11) zijn die de normale
aanzuigcapaciteit van de mond kunnen benadelen.
Vervang eventueel de flap (9) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
7. Zet de machine op een vlakke ondergrond en laat de aanzuigmond (10, Afb. G) zakken, zie de procedure in het betreffende
deel.
8. Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
9. Controleer of de afstand (12, Afb. Z) van de flap tot de grond niet groter is dan 1 cm. Grotere afstanden kunnen de normale
aanzuigcapaciteit van de mond benadelen.
Vervang eventueel de flap (9) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
10. Controleer ook of de sledes (3, 4, 5 en 6, Afb. Z) de vloer niet raken met de wielen (1) steunend op de vloer. Vervang als dit
het geval is de wielen (1) om een extreem verbruik van de sledes te vermijden (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
11. Start de machine volgens de procedure in het betreffende deel en doe de flap (9, Afb. Z) omhoog; controleer of deze
eenvoudig omhoog gaat. Controleer of deze ook omhoog gaat bij een druk van enkele kilo’s (simulatie van het verplaatsen van
flessen of andere objecten die moeten worden opgezogen). Stel eventueel de openingskracht van de flap (9) als volgt af:
• Zet de machine uit.
• Verwijder de schroeven en het rechterpaneel (20, Afb. E) van de cabine.
• Draai de contramoer (1, Afb. Y) van de regelklep los en draai de schroeven (2) zoveel als nodig, overwegende dat:
– losschroeven vermindert de openingskracht;
– vastschroeven verhoogt de openingskracht.
• Als de afstelling is uitgevoerd, moet u de contramoer (1) weer aandraaien.
• Monteer het rechterpaneel (20, Afb. E) van de cabine en haal de schroeven aan.
12. Monteer de verwijderde onderdelen in de omgekeerde volgorde van de demontage.
6.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
27
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE POSITIE VAN DE ZIJBORSTELS CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
Controle
1.
2.
3.
Controleer of de zijborstels de juiste hoogte en kanteling vanaf de vloer hebben. Ga als volgt te werk:
• Zet de machine op een vlakke ondergrond.
• Zet de machine stil, laat de zijborstels volledig zakken en laat deze enkele seconden draaien.
• Zet de zijborstels stil en breng deze omhoog voordat u de machine verplaatst.
• Controleer of de indruk van de zijborstels in de breedte en richting als volgt is:
– de zijborstel rechts moet de vloer raken in een draaicirkel tussen 11 uur en 4 uur (1, Afb. AB)
– de zijborstel links moet de vloer raken in een draaicirkel tussen 8 uur en 1 uur (2, Afb. AB)
Stel de hoogte van borstels met een afwijkende indruk af zoals in de volgende punten wordt beschreven.
Trek de parkeerrem met de hendel (7, Afb. E) aan.
Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Afstelling van de hoogte van de borstels
4.
5.
Draai aan beide kanten van de machine aan de zelfborgende spanningsmoer (1, Afb. AA) van de veer (2), overwegende dat:
• losdraaien van de moer (1) doet de borstel zakken;
• vastdraaien van de moer (1) doet de borstel omhoog gaan.
Voer punt 1 opnieuw uit.
Afstelling van de voorwaartse hellingshoek (3, Afb. AA) van de borstels
6.
7.
Draai aan beide kanten van de machine de schroeven (5 en 6, Afb. AA) los en stel de voorwaartse hellingshoek (3) af. Als de
afstelling is uitgevoerd, moeten de schroeven (5) en (6) weer worden vastgedraaid.
Voer punt 1 opnieuw uit.
Afstelling van de zijwaartse hellingshoek (4, Afb. AA) van de borstels
8.
9.
Draai aan beide kanten van de machine de schroeven (7 en 8, Afb. AA) los en stel de zijwaartse hellingshoek (4) af. Als de
afstelling is uitgevoerd, moeten de schroeven (7) en (8) weer worden vastgedraaid.
Voer punt 1 opnieuw uit.
Afstelling van de zijwaartse positie van de borstels
10. Dit afstellen is nuttig om de zijwaartse positie van de borstels te optimaliseren ten opzichte van de aanzuigmond (10, Afb. G).
11. Schroef (10) voor de afstelling de moeren(9, Afb. AA) los, waardoor de zijwaartse positie van de borstel varieert.
OPMERKING
Als de borstels door overmatige slijtage niet meer kunnen worden afgesteld, moeten de borstels zoals in het betreffende
deel worden vervangen.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen als u de zijborstels vervangt omdat er scherpe deeltjes tussen de
haren van de borstels kunnen blijven hangen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Breng de borstels omhoog en schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Verwijder de hoofdschroef (1, Afb. AC) en de te vervangen borstel (2). Haal de spie terug.
Verwijder de schroeven (3, Afb. AC) en de flens (4) van de verwijderde borstel.
Monteer de flens (4, Afb. AC) en bevestig deze met de schroeven (3) op de nieuwe te installeren borstel.
Installeer de nieuwe borstel (2, Afb. AC) met de spie en draai de hoofdschroef (1) aan.
Controleer de hoogteafstelling van de nieuwe borstel, de procedure hiervoor wordt in het betreffende deel beschreven.
28
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
CONTROLE VAN DE PARKEERREM
1.
Trek de hendel (7, Afb. E) van de parkeerrem aan en controleer de juiste werking ervan. Controleer bovendien of de rem
hetzelfde werkt op beide voorwielen.
Stel de parkeerrem waar nodig af zoals aangegeven in de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de kleppen links en rechts (4 en 16, Afb. G) door aan de stoppen (5 en 17) te draaien met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17 en 21, Afb. F)
te legen.
Verwijder de schroef (19, Afb. F) en open de rechtertank (17) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9.
10.
11.
12.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
Vul eventueel olie bij en ga daarbij te werk zoals beschreven in de handleiding van de dieselmotor.
Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het starten om indien nodig de watertanks van de installatie voor
stofbestrijding bij te vullen.
VERVERSING VAN DE OLIE VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de kleppen rechts (16, Afb. G) en links (4) door aan de stoppen (17) en (5) te draaien met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17 en 21, Afb. F)
te legen.
Verwijder de schroef (23, Afb. F) en open de rechtertank (21) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9. Ververs de olie van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
11. Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het starten om indien nodig de watertanks van de installatie voor
stofbestrijding bij te vullen.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
29
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGING VAN DE OLIEFILTER VAN DE DIESELMOTOR
OPMERKING
Voer deze handeling uit wanneer de motorolie is verwijderd.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de kleppen links en rechts (4 en 16, Afb. G) door aan de stoppen (5 en 17) te draaien met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17 en 21, Afb. F)
te legen.
Verwijder de schroef (19, Afb. F) en open de rechtertank (17) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9. Vervang het oliefilter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
11. Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het starten om indien nodig de watertanks van de installatie voor
stofbestrijding bij te vullen.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de klep links (4, Afb. G) door de stoppen (5) los te halen met de meegeleverde sleutel.
Reiniging van de voorfilter
4.
5.
Verwijder de schroeven (1, Afb. AD) en de voorfilter (2).
Reinig de voorfilter en monteer deze opnieuw.
Reiniging van de filters
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Verwijder de schroeven (1, Afb. AE) en de kap (2).
Verwijder de buitenste filter (3, Afb. AE) en de binnenste filter (4).
Reinig de filters (3 en 4, Afb. AE) zorgvuldig met een straal perslucht (maximaal 6 Bar) en vervang ze indien nodig.
Monteer de filters (3 en 4, Afb. AE) opnieuw.
Installeer de kap (2, Afb. AE) en zet de schroeven vast (1).
Sluit de klep links (4, Afb. G) door de stoppen (5) vast te zetten met de meegeleverde sleutel.
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE RIBBEN VAN DE RADIATEUR VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de kleppen rechts (16, Afb. G) en links (4) door aan de stoppen (17) en (5) te draaien met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17 en 21, Afb. F)
te legen.
Schroef aan beide kanten van de machine de schroeven (19 en 23, Afb. F) los en open de linker- en rechtertank (17 en 21)
naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9. Controleer de reiniging van de ribben van de radiateur van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
11. Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het starten om indien nodig de watertanks van de installatie voor
stofbestrijding bij te vullen.
30
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
LET OP!
Het koelcircuit staat onder druk; voer geen controles uit voordat de motor is afgekoeld en ook in dat geval
voorzichtig de dop (1, Afb. AF) van de tank openen.
7.
Ga te werk zoals beschreven in de handleiding van de dieselmotor en controleer of het koelvloeistofpeil in de tank (2, Afb. AF)
tussen de markeringen van het minimum- en maximumniveau staat. Schroef waar nodig de dop (1) los en vul bij.
Bestanddelen van de koelvloeistof:
• 50% antivries AGIP
• 50% water
Draai de dop (1) vast na het bijvullen.
Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit.
8.
VERVANGING VAN DE BRANDSTOFFILTER VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de kleppen links en rechts (4 en 16, Afb. G) door aan de stoppen (5 en 17) te draaien met de meegeleverde sleutel.
De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.
Ga te werk zoals beschreven in het betreffende deel om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding (17 en 21, Afb. F)
te legen.
Verwijder de schroef (23, Afb. F) en open de linkertank (21) naar buiten toe.
LET OP!
Open de tanks (17 en 21, Afb. F) alleen naar buiten toe als ze zijn geleegd: elke tank bevat circa 120 kg water.
9. Vervang de brandstoffilter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3, 4, 5, 6 en 8 in omgekeerde volgorde uit.
11. Ga te werk zoals beschreven in de paragraaf Voor het starten om indien nodig de watertanks van de installatie voor
stofbestrijding bij te vullen.
VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE STUURCABINE
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Verwijder in de stuurcabine de schroeven (1, Afb. AG) en verwijder het paneel (2).
Draai de knoppen (1, Afb. AH) los en verwijder het paneel (2).
Verwijder de luchtfilter (1, Afb. AI) van de cabine.
Installeer de nieuwe filter (1, Afb. AI) zoals afgebeeld met de pijlen (2) in de richting van de luchtstroom.
Voer de punten 3 en 4 in omgekeerde volgorde uit.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
31
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DEMONTAGE/MONTAGE VAN DE WIELEN
Voorbereidende handelingen
1.
2.
3.
4.
Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Controleer of de machine ook met een opgeheven wiel niet zelf kan bewegen (de parkeerrem werkt alleen op de voorwielen).
Zet eventueel de machine vast met wielblokken die op de grond blijven staan.
Demonteer het betreffende wiel als volgt.
Demontage/montage van een voorwiel
5.
6.
7.
8.
9.
Plaats de krik (1, Afb. AJ) onder de hiervoor bestemde locatie (2) op de langsligger van de machine, voor het te demonteren
voorwiel (3).
Voordat u het wiel met de krik omhoog brengt, moet u de bevestigingsmoeren eerst iets losdraaien.
LET OP!
De krik (1, Afb. AJ) is niet meegeleverd. Gebruik een krik met de juiste kenmerken en met een minimaal
draagvermogen van 2 ton.
Schakel voorzichtig de krik (1, Afb. AJ) in en breng het te demonteren wiel (3) omhoog totdat deze iets van de ondergrond
afkomt.
Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het wiel (3, Afb. AJ).
Monteer het wiel (3, Afb. AJ) opnieuw door de punten 5 tot en met 7 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 400 Nm.
Demontage/montage van een achterwiel
10. Zet de krik voor omhoog brengen (1, Afb. AK) op de juiste positie (4) onder de achteras (2), bij het wiel dat moet worden
gedemonteerd.
11. Voordat u het wiel met de krik omhoog brengt, moet u de bevestigingsmoeren eerst iets losdraaien.
LET OP!
De krik (1, Afb. AK) is niet meegeleverd. Gebruik een krik met de juiste kenmerken en met een minimaal
draagvermogen van 2 ton.
12. Schakel voorzichtig de krik (1, Afb. AK) in en breng het te demonteren wiel (3) omhoog totdat het iets van de ondergrond
afkomt.
13. Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het wiel (3, Afb. AK).
14. Monteer het wiel (3, Afb. AK) opnieuw door de punten 9 tot en met 11 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 400 Nm.
VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
Draai de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Verwijder de doorzichtige bescherming van het zekeringenkastje (24 of 25, Afb. D) en vervang de betreffende zekering:
Zekeringenkastje B (24, Afb. D)
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
Zekering noodlichten (10 A)
Zekering remlichten/geluidssignaal (10 A)
Zekering positielichten linkerkant (10 A)
Zekering positielichten rechterkant (10 A)
Zekering dimlichten (15 A)
Zekering grootlichten (15 A)
Zekering aansteker (20 A)
Beschikbare zekeringhouder
Zekeringenkastje A (25, Afb. D)
m)
n)
o)
p)
Zekering ventilator radiateur olie hydraulisch systeem/magneetkleppen flap (20 A)
Zekering magneetklep brandstof (10 A)
Zekering ventilator cabine/knipperlicht/ruitenwisser (15 A)
Zekering waterpomp installatie stofbestrijding (10 A)
Zekering waterpomp van installatie voor stofbestrijding/klimaatregelaar (optioneel) (20 A)
Zekering geluidssignaal achteruit (10 A)
Zekering controlelampjes/regeleenheid bougies (10 A)
Zekering lampje elektrische krik (10 A)
Zekering elektrische krik openen/sluiten klep afvalcontainer (15 A)
4.
Doe de doorzichtige bescherming van het zekeringenkastje (24 of 25, Afb. D) terug.
i)
j)
k)
l)
32
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ONDERHOUD IN DE WINTER
Volg tijdens de wintermaanden zorgvuldig de onderhoudsprocedures die hier worden beschreven.
Procedures voor opslag van de veegmachine of voor veegmachines die bij temperaturen lager dan 0°C werken
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Leeg de waterleidingen en -tanks.
Leeg en reinig/vervang het waterfilter.
Voeg antivries toe aan de watertanks (controleer hoeveelheid per liter).
Activeer de waterpomp om de antivriesvloeistof in het watersysteem te laten circuleren totdat het uit de leidingen van de
borstels, uit de leiding van de aanzuigmondbuis en uit de leiding van de achterste buis (waar van toepassing) loopt (zie de
betreffende delen).
Stop de pomp wanneer de vloeistof uit de spuitmonden stroomt.
Start de dieselmotor (zie het betreffende deel).
Laat de antivriesvloeistof onder hoge druk door het watersysteem stromen totdat de vloeistof uit de spuitmond komt door de
pomp te activeren met de hendel in de cabine (zie de betreffende delen).
Stop de pomp wanneer de antivriesvloeistof naar buiten stroomt.
LET OP!
Gebruik het stofneerslagsysteem niet wanneer de omgevingstemperatuur lager dan 0°C is wanneer er ijs kan
ontstaan op de vloer.
Procedures voor de tweede opslagmaand
7.
8.
9.
10.
11.
Vervang de motorolie en het bijbehorende filter (zie de betreffende delen).
Vul de brandstoftank (zie het betreffende deel).
Smeer de machine.
Laad de accu op.
Controleer de bandenspanning (zie het betreffende deel).
Procedures voor de derde opslagmaand
12. Herhaal dezelfde procedures voor de tweede maand.
13. Sluit elke maand een acculader aan en houd de accu 12/24 uur opgeladen.
VEILIGHEIDSFUNCTIES
Op de machine zijn de volgende veiligheidsfuncties voorzien.
GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
De machine is voorzien van een sensor met overeenkomend geluidssignaal om aan te geven dat het voertuig in zijn achteruit staat.
VEILIGHEIDSFLENS VAN DE HENDEL VOOR HET OMHOOG/OMLAAG BRENGEN VAN DE
AFVALCONTAINER
De hendel voor het omhoog/omlaag brengen van de afvalcontainer doet het alleen nadat de veiligheidsflens omhoog is gebracht.
VEILIGHEIDSFLENS VAN DE HENDEL VOOR HET OMHOOG/OMLAAG BRENGEN VAN DE
AANZUIGMOND EN DE BORSTELS
De hendel voor het omhoog/omlaag brengen van de aanzuigmond en de borstels doet het alleen nadat de veiligheidsflens omhoog
is gebracht.
BEGRENZINGSSENSOR VOOR STARTEN VAN DE DIESELMOTOR BIJ GEACTIVEERD GASPEDAAL
De machine is voorzien van een sensor die zorgt dat de dieselmotor niet start wanneer het gaspedaal wordt ingedrukt.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
33
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
STORINGEN LOKALISEREN
Hierna volgen de meest gebruikelijke problemen die kunnen worden gecontroleerd tijdens het gebruik van de machine, de
waarschijnlijke oorzaken ervan en de mogelijke acties om ze te herstellen.
OPMERKING
De veegmachine is voorzien van 3 ‘minitest’-stekkers (1, 2 en 3, Afb. AN) om de hydraulische druk op het onderdeel te
meten.
LET OP!
De aangegeven herstelactie moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel, dat altijd de in de specifieke
paragrafen van deze handleiding, indien aanwezig, beschreven instructies moet opvolgen. Neem anders
voor meer informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk-Advance. Zij beschikken over de
werkplaatshandleiding.
Neem voor uitleg of informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk-Advance.
ONGEMAKKEN EN HERSTELACTIES
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
De borstels zijn niet goed afgesteld
Afstellen
Het toerental van de borstels is niet juist
Stel het toerental af
BORSTELS
De borstels reinigen niet goed
Olielekkage uit de verbindingen/slangen van de
Repareren/vervangen
hydraulische installatie
De borstels draaien niet
Hydraulische motoren defect
Vervangen
De hydraulische bedieningspomp zet geen druk Controleer de oliedruk van de hydraulische
op de olie in het circuit
installatie
AANZUIGVENTILATOR
De aanzuigventilator maakt lawaai
De aanzuigventilator draait maar zuigt niet
genoeg
De aanzuigventilator draait niet
Hydraulische motor defect
Repareren
Stoffilters zijn verstopt
Reinigen
Aanzuigslang is verstopt
Reinigen
Aanzuigslang gesneden/gescheurd
Vervangen
Pakking tussen aanzuigmond en afvalcontainer
Vervangen/positie afstellen
is kapot of niet juist geplaatst
Druktekort van de pomp voor inschakeling van
de motor van de aanzuigventilator
Stel de druk van de pomp af
Verdeler is geblokkeerd
Repareren
Motor defect
Vervangen
Pomp defect
Vervangen
De aanzuigventilator is niet ingeschakeld
Start de aanzuigventilator
Plaats van aanzuigmond niet juist
Controleer de hoogte en de werking van de
aanzuigmond en de flap
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond zuigt het vuil niet voldoende
Verdeler is geblokkeerd
Repareren
Pakkingen van de cilinders zijn versleten
Cilinder reviseren
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
De aanzuigmond gaat niet omlaag
Druktekort aan vangklep
Controleer de druk van de verdeler van de
aanzuigventilator
De flap heeft niet genoeg openingskracht
Openingsdruk van de flap is niet juist
Stel de openingsdruk af
Schakelaar is uitgeschakeld
Inschakelen
Magneetklep is doorgebrand
Vervangen
De aanzuigmond gaat niet omhoog
De flap opent/sluit niet
34
33015501(3)2008-02 A
RS 501
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
NEDERLANDS
Herstelactie
AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP
De afvalcontainer gaat niet omhoog/kantelt niet
Onvoldoende druk
Verhoog de druk
Verdeler is geblokkeerd
Repareren
De afvalcontainer keert niet terug in horizontale
Pakkingen van de cilinders zijn versleten
stand/omlaag
Reviseer de cilinders
De klep van de afvalcontainer opent/sluit niet
Vervangen
Aandrijfmechanisme defect
SPUITMONDEN INSTALLATIE STOFBESTRIJDING
Er komt geen water uit de spuitmonden
Er komt geen water naar de spuitmonden
De waterpomp stopt niet
Water op
Vul het reservoir
Pomp is niet ingeschakeld
Schakel de pomp
Waterfilter verstopt
Reinigen/vervangen
Spuitmonden verstopt
Reinigen
Relais waterpompen is doorgebrand
Vervangen
Pomp werkt niet
Repareren/vervangen
Schakelaar waterpomp niet ingeschakeld
Inschakelen
De zekering is doorgebrand
Vervangen
Relais waterpompen is doorgebrand
Vervangen
Pakking is geblokkeerd
Repareren
Het toespoor van de achteras is niet juist
Afstellen
Defect in stuurbekrachtiging
Vervangen
Voorkeurklep defect
Vervangen
Hydraulische cilinder voor de inschakeling van
de sturende wielen is defect
Vervangen
Tekort aan remolie
Controleer het oliepeil van de remmen
Remblokjes zijn versleten of smerig
Vervangen
Er zit lucht in de installatie
Ontlucht de installatie
Cilinder trommelremmen defect
Vervangen
STUURINRICHTING
De machine rijdt niet in een rechte lijn
Het sturen gaat zwaar
REMMEN
De machine remt niet genoeg
De parkeerrem remt niet genoeg
Pomp remolie is defect
Reviseren
Rem is niet goed afgesteld
Afstellen
De banden zijn niet op de juiste spanning
opgepompt
Controleer de bandenspanning
Lagers van de wielen zijn versleten
Vervangen
Snelheidspedaal is defect
Vervangen
Omloopklep is open
Controleer of de schroeven van de omloopklep
goed zijn aangehaald
Afname van vermogen van de pomp voor het
aandrijvingsysteem
Controleer de oliedruk van de hydraulische
installatie op de pomp van het
aandrijvingsysteem
De motoren van het aandrijvingsysteem zijn
versleten
Vervangen
De schroef voor uitschakeling van de
pomp voor het aandrijvingsysteem voor
vereenvoudiging van de trekbeweging van de
machine is geactiveerd
Uitschakelen
STABILITEIT
De machine in beweging heeft weinig stabiliteit
WIELEN
De achterwielen maken lawaai
AANDRIJFVERMOGEN
De machine heeft weinig aandrijfvermogen
De machine heeft geen aandrijfvermogen
Olielekkage van hydraulisch circuit
Repareren
De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot
Vervangen
De motor voor het aandrijvingsysteem is kapot
Vervangen
RS 501
33015501(3)2008-02 A
35
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
Het gaspedaal is niet goed afgesteld
Afstellen
SNELHEIDSPEDAAL
De machine beweegt ook met het
snelheidspedaal in ruststand (vrij)
VERWARMING IN DE STUURCABINE
Het kraantje of de de slang voor de toevoer van
Vervangen
warm water is kapot
Er komt geen warme lucht
De verwarming lekt water
Vervangen
Schakelaar is uitgeschakeld
Inschakelen
De zekering is doorgebrand
Vervangen
De compressor draait niet omdat de
aandrijfriem traag/kapot is
Stel riemspanning goed af/vervang de riem
Er zit een gaslek in de installatie
Herstel de oorzaak van het lek en doe er weer
gas in
KLIMAATREGELING IN DE STUURCABINE
Er komt geen koele lucht
Expansieklep defect
Vervangen
Schakelaar is uitgeschakeld
Inschakelen
De zekering is doorgebrand
Vervangen
Drukschakelaar gas is kapot
Vervangen
Relais is doorgebrand
Vervangen
Het gaspedaal is ingeschakeld
Wanneer de motor wordt gestart, mag u het
gaspedaal niet indrukken.
DIESELMOTOR
Wanneer u de contactsleutel draait, start de
dieselmotor niet
OPMERKING
Zie voor het opzoeken van storingen van de dieselmotor de betreffende handleiding.
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf worden gebracht.
Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen worden verwijderd en gescheiden en vervolgens volgens de
geldende milieunormen naar de betreffende afvalverwerkingsbedrijven worden gebracht:
Borstels
–
Motorolie
–
Olie hydraulisch systeem
–
Oliefilters hydraulisch systeem
–
Kunststof onderdelen
–
Elektrische en elektronische onderdelen
–
OPMERKING
Raadpleeg met name voor het afdanken van elektrische en elektronische onderdelen uw plaatselijke Nilfisk-Advancekantoor.
36
33015501(3)2008-02 A
RS 501