Vetus Waterlock type NLP3 Installatie gids

Type
Installatie gids
2 030429.01
Waterlock NLP3
2 Installatie
Opstelling waterlock NLP3
Stel de waterlock zoveel mogelijk horizontaal op.
De ‘IN’-aansluiting van de waterlock moet te allen tijde onder het niveau
van de uitlaatinjectiebocht blijven! Plaats de waterlock achterstevoren
naast de motor als achter de motor onvoldoende ruimte beschikbaar is.
Slangaansluitingen
Om de slangen optimaal op de waterlock te kunnen aansluiten zijn beide
slangaansluitingen 360° draaibaar.
NLP340
NLP345
NLP350
1 Nm
(0.1 kgm,
0.74 ft.lbf)
Draai de bouten los alvorens de slangaansluitingen te verdraaien!
Schroef de slangaansluitingen weer vast met een aanhaalmoment van
1Nm.
Ook de huisdelen zijn ten opzichte van elkaar draaibaar.
OUT
IN
360°
max. 2 x 30°
max. 2 x 30°
360°
IN
OUT
Voor een goede werking is het noodzakelijk dat het OUT (UIT) huisdeel
en de beide binnendelen in de getekende stand staan. Een verdraaiing
van maximaal 30˚ naar elke kant is toegestaan.
Het IN huisdeel mag in elke stand worden geplaatst.
Let er op dat tijdens het aansluiten IN en UIT niet verwisseld
worden!
1 Inleiding
De Vetus uitlaatsysteem-onderdelen zijn uitsluitend geschikt
om te worden toegepast in watergeïnjecteerde uitlaatsyste-
men.
De maximale continue gebruikstemperatuur van de kunststof
delen van de uitlaat systemen is 70˚C.
Pas een temperatuuralarm toe om een te hoge uitlaatsys-
teemtemperatuur te signaleren.
Indien om de tegendruk in het uitlaatsysteem te verlagen
de hoeveelheid geïnjecteerd koelwater wordt verminderd
dient gecontroleerd te worden dat er tijdens stationair
draaien van de motor toch voldoende water geïnjecteerd
wordt. Een te hoge temperatuur van het uitlaatsysteem
wordt hiermee voorkomen.
Ook als de menging van het koelwater met de uitlaatgas-
sen niet optimaal is kan een te hoge temperatuur in het
uitlaatsysteem het gevolg zijn.
Over het algemeen wordt een goede menging verkregen
bij een vrijwel verticaal opgestelde uitlaat injectie-bocht.
Een slechte menging komt bijvoorbeeld voor bij een sta-
tionair draaiende motor; in het bijzonder in die gevallen
waarbij de op de motor gemonteerde koelwaterinjectie-
bocht vrijwel horizontaal is opgesteld.
Tref indien noodzakelijk voorzieningen, bijvoorbeeld door
het plaatsen van een waterwervelaar of een waterverdeler
in de uitlaatleiding, om de meng ing van koelwater met
uitlaatgassen te verbeteren
Pas als uitlaatleiding bij met water geïnjecteerde uitlaatsyste-
men een geschikte kwaliteit slang toe.
Deze slang moet gewapend zijn, bestand zijn tegen uitlaatgas-
sen, een hoge temperatuur (100°C) en olieresten. Voor het ver-
werken is goede buigzaamheid een vereiste terwijl de slang bij
verhitting niet mag ‘inklappen’.
Vetus uitlaatslang voldoet aan alle hiervoor gestelde eisen.
WaarschuWing
Als tijdens stilstand van de motor water uit de waterlock in
het uitlaatsysteem van de motor terecht komt (bijvoorbeeld
onder zeil als het schip extreem rolt of stampt) zal dit onher-
roepelijk tot schade aan de motor leiden.
Teveel water in de waterlock kan starten van de scheeps-
motor belemmeren; tap dan eerst het water af. Een te grote
hoeveelheid water in de waterlock kan worden veroorzaakt
als ook na herhaaldelijke startpogingen de motor niet wil
aanslaan.
030429.01 3
Waterlock NLP3
NEDERLANDS
Handel als volgt om de huisdelen ten opzichte van elkaar te ver-
draaien:
0.3 Nm
(0.03 kgm,
0.22 ft.lbf)
1 Schroef de klemband los.
2 Draai het huisdeel in de gewenste stand.
3 Schroef de klemband voldoende stevig vast, met een aanhaalmo-
ment van 0,3 Nm.
De waterlock bevat tijdens bedrijf water. Het gewicht neemt hier-
door aanzienlijk toe, monteer daarom de waterlock met de meege-
leverde ty-raps®.
De waterlock is voorzien van sleuven. Hierin dienen de ty-raps® ge-
plaatst te worden.
Opstelling uitlaatspiegeldoorvoer
Monteer de uitlaatspiegeldoorvoer op een zodanige plaats in de
spiegel dat bij een beladen schip de spiegeldoorvoer zich nog ten-
minste 5 cm boven de waterlijn bevindt.
Uitlaatleiding
Om een goede afvoer van het in de uitlaatleiding geïnjecteerde
koelwater te verzekeren dient de uitlaatleiding, vanaf het waterin-
jectiepunt tot aan de waterlock, over de volledige lengte op afschot
te worden geïnstalleerd.
De uitlaatleiding bevat tijdens bedrijf water. Het gewicht neemt hier-
door aanzienlijk toe, ondersteun daarom de uitlaatleiding.
De uitlaatleiding van waterlock naar spiegeldoorvoer moet zo wor-
den geïnstalleerd dat:
- Het hoogste punt in de uitlaatleiding zich niet meer dan 150 cm
boven de onderzijde van de waterlock bevindt.
- De lengte van dat deel uitlaatleiding, tussen de waterlock en het
hoogste punt, niet meer dan 300 cm bedraagt.
Het monteren van de slang
Gebruik uitsluitend water en/of zeep, dus geen vet- of oliehoudende
producten, om het monteren van de slang op de slangaansluitingen
te vereenvoudigen.
Monteer elke slangverbinding met 2, roestvaststalen - 12 mm brede,
slangklemmen.
Zender voor temperatuuralarm
Een zender voor een temperatuuralarm kan in de uitlaatleiding van
de motor worden gemonteerd.
3 Installatievoorbeelden
Afgebeeld op blz. 15 zijn uitlaatsystemen met een waterlock, type
NLP3, een zwanenhals type NLPG en een uitlaatspiegeldoorvoer.
De inloop van achteropkomend water wordt vrijwel volledig voorko-
men door het extra hoogteverschil in de zwanenhals.
Na het stoppen van de motor zal het water dat zich nog in de uitlaat-
leiding bevindt (tussen hoogste punt uitlaatsysteem en waterlock)
teruglopen naar de waterlock.
Om deze hoeveelheid teruglopend water zoveel mogelijk te beper-
ken, dient de zwanenhals, indien mogelijk, direct boven de water-
lock te worden opgesteld. Zie tek. 1 en 3.
Indien de zwanenhals direct op de spiegeldoorvoer wordt gemon-
teerd, tek. 2 en 4, dient met de maximale lengte van de uitlaatlei-
ding, tussen de waterlock en het hoogste punt, rekening te worden
gehouden.
4 Voorkomen van hevelen (tekening 3
& 4)
Indien het waterinjectiepunt ‘C zich onder of minder dan 15 cm bo-
ven de waterlijn bevindt (ook als het schip onder een helling vaart)
bestaat het gevaar dat bij stilstand van de motor het koelwater door
de hevelwerking in de motor kan komen. Dit hevelen kan op twee
manieren worden voorkomen:
1
Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt ‘C’ een beluchting te maken, bijvoorbeeld door een be-
luchter met beluchtingsleiding te plaatsen.
De beluchtingsleiding kan op een eigen huiddoorvoer (H) wor-
den aangesloten of op de hiervoor bestemde aansluiting op de
zwanenhals, type NLPG (G). Raadpleeg hiervoor de handleiding
voor NLPG, nr. 030428.01.
2
Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectie-
punt ‘C’ een beluchter (met klep) aan te brengen.
5 Onderhoud
Controleer regelmatig alle slangverbindingen op gas- en water-
dichtheid.
Tap alvorens het schip in de winterberging ingaat de waterlock af. De
waterlock is voorzien van twee aftappluggen.
030429.01 15
Waterlock NLP3
Installatievoorbeeld
Installation example
Montagebeispiel
Exemple d’installation
Ejemplo de instalación
Esempio di installazione
MIN. 5 cm (2”)
L=MIN. 30 cm
(12”)
MIN. 15 cm (6”)
‘A’‘C’ ‘B’
MIN. 5 cm (2”)
MIN. 45 cm
(18”)
MAX. 150 cm
(5 ft)
NLP3
L=MAX. 300 cm (10 ft)
‘A’‘C’ ‘B’
MIN. 5 cm (2”)
L=MIN. 30 cm
(12”)
MIN. 15 cm (6”)
MIN. 5 cm (2”)
NLP3
‘A’
‘C’
‘B’
1 2
MIN. 40 cm (16”)
MIN. 5 cm (2”)
L=MIN. 30 cm
(12”)
MIN. 5 cm (2”)
MIN. 45 cm
(18”)
MAX. 150 cm
(5 ft)
‘H’
‘G’
NLP3
‘A’
‘C’
‘B’
1 2
L=MAX. 300 cm
(10ft)
MIN. 40 cm (16”)
MIN. 5 cm (2”)
L=MIN. 30 cm
(12”)
MIN. 5 cm (2”)
MIN. 45 cm
(18”)
MAX. 150 cm
(5 ft)
‘H’
‘G’
NLP3
1 & 2:
Uitlaatsystemen met waterinjectiepunt ‘C’ 15 cm of
meer boven de waterlijn
Exhaust systems with water-injection point ‘C’
15cm or more above the waterline
Auspuffsystemen mit Wasserein-spritzpunkt ‘C’
15cm oder mehr über der Wasserlinie
Système dechappement avec point d’injection
d’eau ‘C’ 15 cm ou plus audessus de la ligne de
flottaisson
Sistemas de escape con el punto de inyección de
auga ‘C’ a 15 cms o más por encima de la línea de
flotación
Sistema di scappamento con punto di iniezione
dell’acqua C 15 cm o più al di sopra della linea di
galleggiamento
3 & 4:
Uitlaatsystemen met waterinjectiepunt ‘C’ onder of
minder dan 15 cm boven de waterlijn
Exhaust systems with water-injection point ‘C’ be-
low or less than 15 cm above the waterline
Auspuffsystemen mit Wasserein-spritzpunkt ‘C’
unter oder weniger als 15 cm über der Wasserlinie
Système dechappement avec point d’injection
d’eau ‘C’ au-dessous ou inférieur à 15 cm au-dessus
de la ligne de flottaisson
Sistemas de escape con el punto de inyección de
auga ‘C’ deboja o a menos de 15 cms por encima de
la línea de flotación
Sistema di scappamento con punto di iniezione
dell’acqua C meno di 15 cm al di sopra della linea
di galleggiamento
2
3
4
1
‘A’ ‘B’ ‘C
Uitlaatspruitstuk Koelwater
Waterinjectie-
punt
Exhaust manifold Cooling water
Water-injection
point
Auspuffkrümmer Kühlwasser
Wasser-einsprit-
zstelle
Collecteur
d’echappement
Eau de refroidis-
sement
Point d’injection
d’eau
Empalme de
escape
Agua de refriger-
ación
Punto de inyec-
ción de agua
Collettore di
scappamento
Acqua di raffred-
damento
Punto di iniezi-
one dell’acqua

Documenttranscriptie

1 2 Inleiding Installatie De Vetus uitlaatsysteem-onderdelen zijn uitsluitend geschikt om te worden toegepast in watergeïnjecteerde uitlaatsystemen. Opstelling waterlock NLP3 De maximale continue gebruikstemperatuur van de kunststof delen van de uitlaat­systemen is 70˚C. De ‘IN’-aansluiting van de waterlock moet te allen tijde onder het niveau van de uitlaatinjectiebocht blijven! Plaats de waterlock ‘achterstevoren’ naast de motor als achter de motor onvoldoende ruimte beschikbaar is. • Pas een temperatuuralarm toe om een te hoge uitlaatsysteemtemperatuur te signaleren. • Indien om de tegendruk in het uitlaatsysteem te verlagen de hoeveelheid geïnjecteerd koelwater wordt verminderd dient gecontroleerd te worden dat er tijdens stationair draaien van de motor toch voldoende water geïnjecteerd wordt. Een te hoge temperatuur van het uitlaatsysteem wordt hiermee voorkomen. • Ook als de menging van het koelwater met de uitlaatgassen niet optimaal is kan een te hoge temperatuur in het uitlaatsysteem het gevolg zijn. Over het algemeen wordt een goede menging verkregen bij een vrijwel verticaal opgestelde uitlaat injectie-bocht. Een slechte menging komt bijvoorbeeld voor bij een stationair draaiende motor; in het bijzonder in die gevallen waarbij de op de motor gemonteerde koelwaterinjectiebocht vrijwel horizontaal is opgesteld. Stel de waterlock zoveel mogelijk horizontaal op. Slangaansluitingen Om de slangen optimaal op de waterlock te kunnen aansluiten zijn beide slangaansluitingen 360° draaibaar. 1 Nm (0.1 kgm, 0.74 ft.lbf ) NLP340 NLP345 NLP350 Draai de bouten los alvorens de slangaansluitingen te verdraaien! Schroef de slangaansluitingen weer vast met een aanhaalmoment van 1 Nm. Ook de huisdelen zijn ten opzichte van elkaar draaibaar. OUT max. 2 x 30° Tref indien noodzakelijk voorzieningen, bijvoorbeeld door het plaatsen van een waterwervelaar of een waterverdeler in de uitlaatleiding, om de meng­ing van koelwater met uitlaatgassen te verbeteren Pas als uitlaatleiding bij met water geïnjecteerde uitlaatsystemen een geschikte kwaliteit slang toe. Deze slang moet gewapend zijn, bestand zijn tegen uitlaatgassen, een hoge temperatuur (100°C) en olieresten. Voor het verwerken is goede buigzaamheid een vereiste terwijl de slang bij verhitting niet mag ‘inklappen’. 360° IN Vetus uitlaatslang voldoet aan alle hiervoor gestelde eisen. Waarschuwing Als tijdens stilstand van de motor water uit de waterlock in het uitlaatsysteem van de motor terecht komt (bijvoorbeeld onder zeil als het schip extreem rolt of stampt) zal dit onherroepelijk tot schade aan de motor leiden. Teveel water in de waterlock kan starten van de scheepsmotor belemmeren; tap dan eerst het water af. Een te grote hoeveelheid water in de waterlock kan worden veroorzaakt als ook na herhaaldelijke startpogingen de motor niet wil aanslaan. max. 2 x 30° OUT 360° IN Voor een goede werking is het noodzakelijk dat het OUT (UIT) huisdeel en de beide binnendelen in de getekende stand staan. Een verdraaiing van maximaal 30˚ naar elke kant is toegestaan. Het IN huisdeel mag in elke stand worden geplaatst. Let er op dat tijdens het aansluiten IN en UIT niet verwisseld worden! 2 030429.01 Waterlock NLP3 NEDERLANDS Handel als volgt om de huisdelen ten opzichte van elkaar te verdraaien: 0.3 Nm (0.03 kgm, 0.22 ft.lbf ) Het monteren van de slang Gebruik uitsluitend water en/of zeep, dus geen vet- of oliehoudende producten, om het monteren van de slang op de slangaansluitingen te vereenvoudigen. Monteer elke slangverbinding met 2, roestvaststalen - 12 mm brede, slangklemmen. Zender voor temperatuuralarm Een zender voor een temperatuuralarm kan in de uitlaatleiding van de motor worden gemonteerd. 3 Installatievoorbeelden 1 Schroef de klemband los. 2 Draai het huisdeel in de gewenste stand. Afgebeeld op blz. 15 zijn uitlaatsystemen met een waterlock, type NLP3, een zwanenhals type NLPG en een uitlaatspiegeldoorvoer. 3 Schroef de klemband voldoende stevig vast, met een aanhaalmoment van 0,3 Nm. De inloop van achteropkomend water wordt vrijwel volledig voorkomen door het extra hoogteverschil in de zwanenhals. De waterlock bevat tijdens bedrijf water. Het gewicht neemt hierdoor aanzienlijk toe, monteer daarom de waterlock met de meegeleverde ty-raps®. Na het stoppen van de motor zal het water dat zich nog in de uitlaatleiding bevindt (tussen hoogste punt uitlaatsysteem en waterlock) teruglopen naar de waterlock. Om deze hoeveelheid teruglopend water zoveel mogelijk te beperken, dient de zwanenhals, indien mogelijk, direct boven de waterlock te worden opgesteld. Zie tek. 1 en 3. Indien de zwanenhals direct op de spiegeldoorvoer wordt gemonteerd, tek. 2 en 4, dient met de maximale lengte van de uitlaatleiding, tussen de waterlock en het hoogste punt, rekening te worden gehouden. 4 De waterlock is voorzien van sleuven. Hierin dienen de ty-raps® geplaatst te worden. Opstelling uitlaatspiegeldoorvoer Monteer de uitlaatspiegeldoorvoer op een zodanige plaats in de spiegel dat bij een beladen schip de spiegeldoorvoer zich nog tenminste 5 cm boven de waterlijn bevindt. Indien het waterinjectiepunt ‘C’ zich onder of minder dan 15 cm boven de waterlijn bevindt (ook als het schip onder een helling vaart) bestaat het gevaar dat bij stilstand van de motor het koelwater door de hevelwerking in de motor kan komen. Dit hevelen kan op twee manieren worden voorkomen: 1 Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectiepunt ‘C’ een beluchting te maken, bijvoorbeeld door een beluchter met beluchtingsleiding te plaatsen. De beluchtingsleiding kan op een eigen huiddoorvoer (H) worden aangesloten of op de hiervoor bestemde aansluiting op de zwanenhals, type NLPG (G). Raadpleeg hiervoor de handleiding voor NLPG, nr. 030428.01. Uitlaatleiding Om een goede afvoer van het in de uitlaatleiding geïnjecteerde koelwater te verzekeren dient de uitlaatleiding, vanaf het waterinjectiepunt tot aan de waterlock, over de volledige lengte op afschot te worden geïnstalleerd. Voorkomen van hevelen (tekening 3 & 4) 2 Door in de koelwaterslang tussen motorblok en waterinjectiepunt ‘C’ een beluchter (met klep) aan te brengen. De uitlaatleiding bevat tijdens bedrijf water. Het gewicht neemt hierdoor aanzienlijk toe, ondersteun daarom de uitlaatleiding. 5 Onderhoud De uitlaatleiding van waterlock naar spiegeldoorvoer moet zo worden geïnstalleerd dat: Controleer regelmatig alle slangverbindingen op gas- en waterdichtheid. -- Het hoogste punt in de uitlaatleiding zich niet meer dan 150 cm boven de onderzijde van de waterlock bevindt. Tap alvorens het schip in de winterberging ingaat de waterlock af. De waterlock is voorzien van twee aftappluggen. -- De lengte van dat deel uitlaatleiding, tussen de waterlock en het hoogste punt, niet meer dan 300 cm bedraagt. Waterlock NLP3 030429.01 3 Installatievoorbeeld Montagebeispiel Ejemplo de instalación Installation example Exemple d’installation Esempio di installazione 1 & 2: MAX. 150 cm (5 ft) Auspuffsystemen mit Wasserein-spritzpunkt ‘C’ 15 cm oder mehr über der Wasserlinie MIN. 45 cm (18”) Exhaust systems with water-injection point ‘C’ 15 cm or more above the waterline 1 MIN. 5 cm (2”) Uitlaatsystemen met waterinjectiepunt ‘C’ 15 cm of meer boven de waterlijn ‘C’ ‘A’ ‘B’ L=MIN. 30 cm (12”) MIN. 5 cm (2”) NLP3 Système d’echappement avec point d’injection d’eau ‘C’ 15 cm ou plus audessus de la ligne de flottaisson Sistemas de escape con el punto de inyección de auga ‘C’ a 15 cms o más por encima de la línea de flotación 2 ‘C’ ‘A’ ‘B’ L=MIN. 30 cm (12”) MIN. 5 cm (2”) Sistema di scappamento con punto di iniezione dell’acqua ‘C’ 15 cm o più al di sopra della linea di galleggiamento MIN. 15 cm (6”) L=MAX. 300 cm (10 ft) MIN. 5 cm (2”) NLP3 Koelwater Waterinjectiepunt Exhaust manifold Cooling water Water-injection point Auspuffkrümmer Kühlwasser Wasser-einspritzstelle Collecteur d’echappement Eau de refroidissement Point d’injection d’eau Empalme de escape Agua de refrigeración Punto de inyección de agua Collettore di scappamento Acqua di raffreddamento Punto di iniezione dell’acqua ‘H’ 3 ‘G’ 1 2 MIN. 40 cm (16”) Uitlaatspruitstuk MAX. 150 cm (5 ft) ‘C’ MIN. 45 cm (18”) ‘B’ MIN. 5 cm (2”) ‘A’ MIN. 15 cm (6”) L=MIN. 30 cm (12”) ‘B’ ‘C’ MIN. 5 cm (2”) 3 & 4: ‘A’ NLP3 Uitlaatsystemen met waterinjectiepunt ‘C’ onder of minder dan 15 cm boven de waterlijn Exhaust systems with water-injection point ‘C’ below or less than 15 cm above the waterline ‘H’ 4 ‘G’ 1 Sistema di scappamento con punto di iniezione dell’acqua ‘C’ meno di 15 cm al di sopra della linea di galleggiamento Waterlock NLP3 MIN. 40 cm (16”) MAX. 150 cm (5 ft) Sistemas de escape con el punto de inyección de auga ‘C’ deboja o a menos de 15 cms por encima de la línea de flotación MIN. 45 cm (18”) Système d’echappement avec point d’injection d’eau ‘C’ au-dessous ou inférieur à 15 cm au-dessus de la ligne de flottaisson MIN. 5 cm (2”) Auspuffsystemen mit Wasserein-spritzpunkt ‘C’ unter oder weniger als 15 cm über der Wasserlinie L=MAX. 300 cm (10ft) L=MIN. 30 cm (12”) 2 ‘B’ ‘C’ MIN. 5 cm (2”) NLP3 ‘A’ 030429.01 15
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16

Vetus Waterlock type NLP3 Installatie gids

Type
Installatie gids

Andere documenten