Documenttranscriptie
Veiligheidsrichtlijnen
Neem altijd de veiligheidsvoor-schriften in acht! Alle lokale en
nationale verordeningen inzake ventilatie, brandpreventie en
bediening moeten in acht worden genomen.
GEVAAR: Persoonlijk letsel door injectie
Een straal onder hoge druk afkomstig uit dit apparaat is krachtig
genoeg om de huid en het onderliggende weefsel binnen te
dringen, hetgeen kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel waarbij
zelfs amputatie noodzakelijk kan blijken. Raadpleeg onmiddellijk een
arts.
BEHANDEL PERSOONLIJK LETSEL T.G.V. INJECTIE NIET ALS EEN
SIMPELE SNEE! Injectie kan tot amputatie leiden. Raadpleeg
onmiddellijk een arts. Breng uw arts op de hoogte met welk soort
coatingmateriaal of reinigingsmiddel het letsel is veroorzaakt.
De maximaal toegestane bedrijfsdruk van het spuitpistool bedraagt
11.1 MPa / 1600 PSI.
• NOOIT het pistool op enig lichaamsdeel richten.
• NOOIT een lichaamsdeel in de vloeistofstraal houden. NIET met een
lichaamsdeel een eventuele lekkage in de vloeistofslang proberen af te
dichten.
• NOOIT uw hand voor het pistool houden. Handschoenen geven geen
bescherming tegen persoonlijk letsel door injectie.
• NOOIT het spuitpistool op een persoon richten.
• ALTIJD de trekker van het pistool vergrendelen, de compressor uitschakelen
en de druk laten ontsnappen voordat u het apparaat een onderhoudsbeurt
geeft, de spuitmond of beschermkap daarvan schoonmaakt, de spuitmond
verwisselt of het apparaat onbeheerd achterlaat. Uitschakelen van de
compressormotor betekent niet automatisch dat het systeem drukloos
wordt. De PRIME/SPRAY (doorspuiten/spuiten) selectiehendel in de
stand PRIME zetten om de druk te laten ontsnappen! Voor gedetailleerde
informatie over de te volgen PROCEDURE voor het drukloos maken van het
apparaat, zie de compressorhandleiding.
• ALTIJD de beschermkap van de spuitmond tijdens het spuiten op zijn plaats
laten. De beschermkap van de spuitmond geeft enige bescherming, maar is
hoofdzakelijk een waarschuwingsmiddel.
• ALTIJD de spuitmond verwijderen alvorens het systeem door te spoelen of
te reinigen.
59
• Er kan lekkage in de verfslang ontstaan ten gevolge van slijtage, knikken
van de slang of verkeerd gebruik. Een lek kan de oorzaak zijn van het feit dat
spuitlak in de huid terechtkomt. Controleer de slang voor elk gebruik.
• NOOIT een spuitpistool gebruiken waarvan de vergrendeling van de trekker
niet werkt en de beschermkap van de trekker niet op de juiste plaats zit.
• Alle accessoires dienen minimaal geschikt te zijn voor gebruik op de
maximale toegestane bedrijfsdruk van de nevelspuitinstallatie. Dit geldt
tevens voor de spuitmonden, verlengstukken en slang.
GEVAAR: Explosiegevaar T.G.V gebruik van
ongeschikte stoffen dit heeft ernstig persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg.
• Gebruik geen stoffen die bleekmiddel of chloor bevatten.
• Gebruik geen oplosmiddelen die halogeenkoolwaterstoffen bevatten, zoals
bleek, meeldauwbestrijdingsmiddel, methylchloride en 1,1,1-trichloroethaan.
Deze zijn ongeschikt voor gebruik in combinatie met aluminium.
• Neem contact op met uw coating-fabrikant inzake de geschiktheid van
stoffen op aluminium.
GEVAAR: Algemeen dit kan ernstig persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg
hebben.
• Lees alle instructies en veiligheidsvoor-zorgsmaatregelen voordat u het
toestel bedient.
• Spuit nooit dichtbij een ontstekingsbron (zoals open vuur, sigaretten
– ook sigaren en pijpen zijn ontstekingsbronnen – vonken, hete
elektriciteitskabels en hete oppervlakten).
• Draag een beademingsuitrusting wanneer u aan het spuiten bent. Degene
die het spuitpistool bedient, dient een veiligheidsmasker te dragen.
Volg de voorschriften van de fabrikant van de stoffen, oplosmiddelen en
reinigingsmiddelen wanneer u het apparaat voorbereidt, ermee werkt of dit
reinigt, om te voorkomen dat u ziek wordt op uw werk. Veiligheidskleding,
-handschoenen en -bril en, in sommige gevallen, ook veiligheidscrème zijn
noodzakelijk om de huid te beschermen.
• Volg de waarschuwingen en instructies van de fabrikant van het
coatingmateriaal en de oplosmiddelen op.
• Afzuigapparatuur dient door de gebruiker geïnstalleerd te worden
60
overeenkomstig de ter plekke geldende voorschriften.
• De te spuiten objecten moeten geaard zijn.
• Controleer voor elk gebruik alle slangen op inkervingen, lekkage, slijtage
of uitstulping van de omhulling. Controleer op schade van of speling in
verbindingsstukken. Vervang de slang meteen indien zich een van deze
situaties voordoet. Repareer een verfslang nooit. Vervang de slang door een
andere geaarde hogedrukslang.
• Bediening van de trekker veroorzaakt een terugslag van de hand die het
spuitpistool vasthoudt.
De terugslag van het spuitpistool is bijzonder krachtig wanneer de
spuitmond is verwijderd en de nevelcompressor op een hoge spuitdruk
is ingesteld. Zet de drukregelaar op de laagst mogelijke stand alvorens de
spuitmond te verwijderen en de apparatuur te reinigen.
• Gebruik alleen onderdelen die door de fabrikant zijn goedgekeurd. De
gebruiker neemt alle risico’s en de aansprakelijkheid op zich wanneer hij
onderdelen gebruikt die niet voldoen aan de minimale specificaties en
veiligheidsrichtlijnen zoals opgesteld door de fabrikant van het spuitpistool.
EXPLOSIEBESCHERMING-MARKERING
X-markering: Het spuitpistool is in overeenstemming met EX II 2G X en
is conform richtlijn 2014/34/EU geschikt om gebruikt te worden in een
ruimte waar explosiegevaar bestaat, dat wil zeggen in zones van het type
1. Onder bepaalde omstandigheden kan het toestel zelf de oorzaak ervan
zijn dat zich de condities van een zone van het type 1 voordoen.
Alle afvoer van statische elektriciteit van het spuitpistool dient, zoals
voorgeschreven, via de geleidende hogedrukslang naar de geaarde
hogedrukcompressor te worden afgeleid.
De max. oppervlaktetemperatuur komt overeen met de toegestane
materiaal-temperatuur. Deze en de toegestane omgevingstemperatuur
zijn in het hoofdstuk „Technische gegevens“ te vinden.
Oefen geen overmatige kracht uit op de apparatuur en werk niet met
gereedschap aan de installatie in ruimtes waar explosiegevaar bestaat, om
vonkvorming te voorkomen.
61
Restrisico’s
Restrisico’s zijn risico’s, die niet uitgesloten kunnen worden, zelfs wanneer de
apparatuur gebruikt wordt voor het beoogde doel.
In dergelijke gevallen zullen de toepasselijke gebieden van de actuele
restrisico’s gesignaleerd worden door waarschuwings- en / of verbodssignalen.
Risico
Bron / Oorzaak Gevolg
Preventieve
maatregelen
Kan zich
voordoen
tijdens:
Injectieletsel
Stroom van
de verstoven
vloeistof onder
hoge druk
Ernstig letsel
of amputatie
Richt NOOIT het
pistool op een deel
van het lichaam
Installatie,
Bediening
Explosie of
brand
Statische
elektriciteit of
vonken
Ernstig letsel
Gebruik een goed
geventileerde ruimte
Aard het spuitpistool
Bediening
Gevaarlijke
dampen
Gevaarlijke
dampen
van het
spuitmateriaal
Ernstig letsel
Gebruik een goed
geventileerde ruimte
Gebruik een masker
Bediening
Technische gegevens
Maximaal toegestane bedrijfsdruk
11.1 MPa (1600 PSI)
Schroefdraad aansluiting inlaatzijde
M12 x 1.5
Schroefdraad aansluiting diffuser
7/8 - 14 UN-2A
Materiaal delen die met te verwerken Hoogwaardig roestvrij staal, aluminum,
middelen in aanraking komen
PTFE, hardmetaal
Bedrijfstemperatuurbereik
5ºC tot 40ºC (40ºF tot 104ºF)
Max. toegestane temperatuur
materiaal
43ºC (109ºF)
Max. geluidsproductie
81 dB(A)*
Gewicht
Control Pro = 408 g / Control Pro M = 500 g
* Meetplaats: een halve meter verwijderd van het te spuiten oppervlak en
een halve meter achter het spuitpistool bij een spuitdruk van 11 MPa en een
spuitmond van 0,019 cm.
62
Inleiding
Dit nevelspuitpistool wordt gebruikt om vloeibare coatingstoffen onder hoge
druk te vernevelen.
i
Het spuitpistool van Control Pro kan alleen worden gebruikt met
Control Pro sproeiers, spuitpunten en slangen, die compatibel zijn
met Control Pro. Gebruik geen non-Control Pro-accessoires met dit
systeem.
Het gebruik van de vergrendeling van de trekker
van het pistool
2
De trekker van het pistool altijd vergrendelen 1
wanneer u het pistool niet gebruikt.
1. Draai de trekkervergrendeling naar
beneden totdat deze op zijn plaats
achter de trekker stopt om de trekker te
vergrendelen.
Trekker vergrendeld Trekker ontgrendeld
(spuiten met
(spuiten metpistool
2. Draai de trekkervergrendeling naar
pistoolniet mogelijk)
mogelijk)
boven totdat deze op zijn plaats achter
de trekker vastklikt om de trekker te ontgrendelen.
Richt het spuitpistool NOOIT op uzelf.
In gebruik nemen
Altijd eerst het spuitsysteem drukloos maken voordat u het pistool,
de spuitmond of de beschermkap van de spuitmond in elkaar zet,
vervangt of reinigt. Volg de ‘procedure voor het drukloos maken van
de installatie’ zoals vermeld in de handleiding bij de spuitinstallatie.
Altijd de beschermkap van de spuitmond gebruiken voor extra
bescherming tegen injectie. Wees erop bedacht dat de beschermkap
op zichzelf niet voldoende bescherming tegen injectie biedt. Nooit
de beschermkap van de spuitmond afsnijden. De trekker van het
pistool altijd vergrendelen wanneer u het pistool niet gebruikt.
Voordat u het toestel een onderhoudsbeurt geeft altijd eerst de
handleiding raadplegen en alle waarschuwingen opvolgen.
1. Ingebruikname van de spuitinstallatie. Voor instructies betreffende de
ingebruikname, zie de handleiding van de spuitinstallatie.
63
2. Sluit een geaarde nevelspuitslang aan op de inlaatzijde van het pistool.
Maak gebruik van twee sleutels (een voor het pistool en een voor de slang)
om alles goed vast te maken.
3. Start de spuitinstallatie met de spuitmond en de beschermkap van de
spuitmond van het pistool verwijderd. Spoel het spuitsysteem door en
bereid dit voor op gebruik aan de hand van de instructies in de handleiding
van de spuitinstallatie. Controleer het spuitsysteem om ervoor te zorgen dat
alle koppelingen vastzitten en nergens lekkage optreedt.
4. Volg de ‘procedure voor het drukloos maken van
5
de installatie’ zoals vermeld in de handleiding bij
2
de spuitinstallatie.
1
5. Met de punt van de spuittip (5) of een gelijksoortig
voorwerp om de afdichtring van de spuitmond
4
(3) en de afdichtring (4) aan de achterkant van de
3
beschermkap van de spuitmond (2) aan te brengen.
Indrukken om deze op de plaats te duwen.
6. Plaats de spuitmond (1) in het slobgat van de
beschermkap van de spuitmond.
7. Schroef de beschermkap van de spuitmond op het pistool. Plaats de
beschermkap van de spuitmond in de gewenste spuitpositie en draai deze aan.
i
Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond
naar voren wijzen.
Bediening
1. Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de spuitmond naar
voren wijzen.
2. Start de spuitinstallatie. Voor instructies betreffende de ingebruikname, zie
de handleiding van de spuitinstallatie.
3. Pas de vloeistofdruk van de spuitinstallatie aan totdat de sproeier een
keurige spuitnevel levert. Altijd op de laagst mogelijke druk werken om het
gewenste resultaat te bereiken.
i
De spuitmond bepaalt de grootte van het spuitpatroon en de
dekking. Indien u meer dekking nodig hebt, dient u een grotere
spuitmond te gebruiken en niet de vloeistofdruk te vergroten.
4. Het doorspuiten van een verstopte spuitmond:
64
a. Draai de spuitmond 180° zodat de pijl op de hendel van de spuitmond naar de
andere kant wijst.
b. Activeer het pistool eenmaal om ervoor te zorgen dat de druk de verstopping
eruit spuit.
Het vervangen van een spuitmond
Spuitmonden kunnen gemakkelijk worden verwijderd en vervangen zonder
dat het pistool uit elkaar gehaald moet worden.
Altijd eerst de ‘procedure voor het drukloos maken van de installatie’
volgen voordat u de spuitmond of de beschermkap van de
spuitmond vervangt of reinigt.
1. Volg de ‘procedure voor het drukloos maken van de installatie’ zoals
vermeld in de handleiding bij de spuitinstallatie.
2. Verwijder de spuitmond uit het slobgat van de beschermkap van de spuitmond.
3. Breng de nieuwe spuitmond in het slobgat van de beschermkap van de
spuitmond in. Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de hendel van de
spuitmond naar voren wijzen.
Het verwijderen van de afdichtring en de afdichtring
van de spuitmond
1. Verwijder de punt (1) van de puntgeleiding (2).
2. Steek de handgreep van de punt door de
voorkant van de puntbeschermer.
3. Duw de puntpakking (3) en de
puntpakkinghouder (4) naar buiten door de
achterzijde van de tipbeschermer.
1
3
4
2
Spuitmond kiezen
Gebruik, om de grootte van de te gebruiken spuitmond vast te stellen, de
volgende formule. In dit voorbeeld zal een “517” spuitmond gebruikt worden.
Het eerste cijfer met twee vermenigvuldigd, geeft de grootte van het
spuitpatroon weer wanneer op een afstand van 30 cm (12 inch) van het
werkoppervlak gespoten wordt:
5 x 2 = een spuitpatroon ter grootte van 10 inch
De volgende twee cijfers geven de doorsnee van de uitstroomopening van de
spuitmond weer:
17 = een uitstroomopening van 0,017 inch
i
Versleten spuitmonden beïnvloeden het spuitpatroon nadelig
en hebben een verminderde productie, slechte afwerking en
verspilling van materiaal tot gevolg. Vervang versleten spuitmonden
onmiddellijk.
65
Reinigen
Een schoon pistool en de spuitpunt verzekert een probleemloos gebruik.
Spoel het pistool en de spuitpunt na elk gebruik uit en bewaar het op een
droge plaats. Laat het pistool of enig onderdeel daarvan nooit in water of
oplosmiddelen liggen.
i
Zie het gebruikershandboek bij het spuitpistool voor gedetailleerde
reinigingsaanwijzingen.
Indien u ontvlambare oplosmiddelen gebruikt, volg dan de
volgende speciale schoonmaakinstructies:
• Het spuitpistool bij voorkeur altijd buiten uitspoelen terwijl u
tenminste een slanglengte van de compressor verwijderd bent.
• Indien u de uitgespoelde oplosmiddelen opvangt in een metalen
3,8 liter container, dient u deze container in een lege 19 liter
container te plaatsen voordat u de oplosmiddelen uitspoelt.
• De ruimte moet vrij van ontvlambare dampen zijn.
• Volg alle overige reinigingsinstructies.
Let op
De spuitinstallatie, slang, en het pistool moeten elke dag na gebruik
grondig schoongemaakt worden. Indien u dit niet doet, kunnen
bepaalde stoffen zich ophopen en de prestatie van het toestel
ernstig belemmeren.
Altijd met de laagst mogelijke druk spuiten, als mondstuk en
mondstukbescherming verwijderd zijn. Voor het reinigen van
Airless-pistool, slang en spuitapparaat alleen water resp. een
geschikt oplosmiddel gebruiken. Indien er ontvlambare dampen
aanwezig zijn, kan opgebouwde statische elektriciteit resulteren in
brand of een explosie. Houd het pistool tijdens het uitspuiten stevig
tegen een metalen container aangedrukt.
66
ONDERHOUD
Het spuitpistool moet na elk gebruik worden gesmeerd.
1. Verwijder de spuitslang van het spuitpistool.
2. Giet een paar druppels All Guard in de opening op het pistoolhuis waar de
spuitslang is bevestigd. Een lichte olie kan worden vervangen (bijvoorbeeld
door motorolie 10W30 of plantaardige olie).
Garantie
Wagner Spray Tech, (“Wagner”) garandeert dat, op het moment van de levering aan de
oorspronkelijke aankoper die de apparatuur zal gebruiken (“Eindgebruiker”), de apparatuur vrij is van
defecten in het materiaal en de uitvoering. Met uitzondering van eventuele speciale, beperkte of
uitgebreide garanties die door Wagner zijn gepubliceerd, is de verplichting van Wagner onder deze
garantie beperkt tot het kosteloos vervangen of repareren van de onderdelen die, naar het redelijk
oordeel van Wagner, defect zijn binnen de twaalf (12) maanden na de verkoop aan de eindgebruiker.
Deze garantie is alleen van toepassing wanneer de eenheid is geïnstalleerd en wordt gebruikt in
overeenstemming met de aanbevelingen en instructies van Wagner.
De garantie is niet van toepassing wanneer schade of slijtage optreedt als gevolg van schuren, roest
of oneigenlijk gebruik, nalatigheid, een ongeval, een foute installatie, vervanging met onderdelen die
niet van Wagner zijn of geknoei met de eenheid die de normale werking belemmeren.
Defecte onderdelen moeten worden geretourneerd aan een bevoegd verkoop-/servicepunt van
Wagner. Alle transportkosten, inclusief retour naar de fabriek indien nodig, zijn ten laste van en
worden vooraf betaald door de Eindgebruiker. Gerepareerde of vervangen apparatuur wordt
geretourneerd aan de Eindgebruiker, waarbij het transport vooraf is betaald.
ER IS GEEN ANDERE UITDRUKKELIJKE GARANTIE. Wagner WIJST HIERBIJ ALLE IMPLICIETE
GARANTIES AF, INCLUSIEF, MAAR NIET BEPERKT TOT, EEN GARANTIE VOOR VERKOOPBAARHEID
EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOELEINDE, VOOR ZOVER DE WET DIT TOELAAT. DE DUUR
VAN EVENTUELE IMPLICIETE GARANTIES DIE NIET KUNNEN WORDEN AFGEWEZEN IS BEPERKT
TOT DE DUUR DIE IN DE UITDRUKKELIJKE GARANTIE IS VERMELD. DE AANSPRAKELIJKHEID
VAN Wagner ZAL IN GEEN GEVAL GROTER ZIJN DAN HET BEDRAG VAN DE AANKOOPPRIJS.
AANSPRAKELIJKHEID VOOR GEVOLGSCHADE, INCIDENTELE OF SPECIALE SCHADE IS UITGESLOTEN
ONDER ALLE GARANTIES, VOOR ZOVER DE WET DIT TOELAAT.
Wagner GEEFT GEEN GARANTIES EN WIJST ALLE IMPLICIETE GARANTIES AF VOOR DE
VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOELEINDE VAN ACCESSOIRES,
APPARATUUR, MATERIALEN OF ONDERDELEN DIE DOOR Wagner WORDEN VERKOCHT, MAAR
NIET GEPRODUCEERD. DEZE ARTIKELEN DIE DOOR Wagner WORDEN VERKOCHT, MAAR NIET
GEPRODUCEERD (ZOALS GASMOTOREN, SCHAKELAARS, SLANGEN, ENZ.) ZIJN ONDERWORPEN
AAN DE GARANTIE VAN HUN PRODUCENT. Wagner ZAL DE AANKOPER OP REDELIJKE WIJZE
BIJSTAAN BIJ HET INSTELLEN VAN ENE VORDERING BIJ EEN INBREUK OP DEZE GARANTIES.
Registreer uw product online op www.wagnerspraytech.com
67
Lijst van onderdelent • Reservedelsliste •
Beståndsdelar • LISTA DE PEÇAS
1
2
3
4
5
#
Ord. No.
Beschrijving
Beskrivelse
Beskrivning
1
0580600
Spuitpistoolassemblage,
Control Pro (bevat
items 2-5)
Sprøjtepistolmontage, Control Pro
(omfatter nummer
2-5)
Sprutpistol, Control
Pro (inkluderar
posterna 2-5)
0580601
Spuitpistoolassemblage,
Control Pro M
(bevat items 2-5)
Sprøjtepistolmontage, Control Pro
M (omfatter nummer
2-5)
Sprutpistol, Control
Pro M (inkluderar
posterna 2-5)
2
0580606
Spuitpunt, 515
Sprøjtedyse, 515
Sprutmunstycke, 515
3
0580609
Spuitbeschermerassemblage
(bevat items 4-5)
Sprøjteskærmmontage (omfatter
nummer 4-5)
Sprutskydd (inkluderar
posterna 4-5)
4
0297007
Houderzitting
Saddelsæde
Sadelsäte
5
0297045
Spuitpuntafdichting
Dysetætning
Munstycks-packning
98