52 S-3
Inleiding
Dit nevelspuitpistool wordt gebruikt om vloeibare
coatingstoen onder hoge druk te vernevelen.
Het gebruik van de vergrendeling
van de trekker van het pistool
De trekker van het pistool altijd vergrendelen
wanneer u het pistool niet gebruikt.
1. Om de trekker te vergrendelen dient u de
vergrendeling naar achteren te draaien totdat
deze niet verder kan.
2. Om de trekker te ontgrendelen dient u de
vergrendeling naar voren te draaien totdat die
in verticale positie staat.
Trekker vergrendeld
(spuiten met
pistool niet mogelijk)
Trekker ontgrendeld
(spuiten met pistool
mogelijk)
In gebruik nemen
Altijd eerst het spuitsysteem drukloos
maken voordat u het pistool, de
spuitmond of de beschermkap van de
spuitmond in elkaar zet, vervangt of
reinigt. Volg de ‘procedure voor het
drukloos maken van de installatie’
zoals vermeld in de handleiding bij de
spuitinstallatie.
Altijd de beschermkap van de
spuitmond gebruiken voor extra
bescherming tegen injectie. Wees
erop bedacht dat de beschermkap op
zichzelf niet voldoende bescherming
tegen injectie biedt. Nooit de
beschermkap van de spuitmond
afsnijden. De trekker van het pistool
altijd vergrendelen wanneer u het
pistool niet gebruikt. Voordat u het
toestel een onderhoudsbeurt geeft
altijd eerst de handleiding raadplegen
en alle waarschuwingen opvolgen.
1. Ingebruikname van de spuitinstallatie. Voor
instructies betreende de ingebruikname, zie
de handleiding van de spuitinstallatie.
2. Sluit een geaarde nevelspuitslang aan op de
inlaatzijde van het pistool. Maak gebruik van
twee sleutels (een voor het pistool en een voor
de slang) om alles goed vast te maken.
3. Start de spuitinstallatie met de spuitmond en
de beschermkap van de spuitmond van het
pistool verwijderd. Spoel het spuitsysteem
door en bereid dit voor op gebruik aan de
hand van de instructies in de handleiding van
de spuitinstallatie. Controleer het spuitsysteem
om ervoor te zorgen dat alle koppelingen
vastzitten en nergens lekkage optreedt.
4. Volg de ‘procedure voor het drukloos
maken van de installatie’ zoals vermeld in de
handleiding bij de spuitinstallatie.
5. Maak gebruik van een pen of een gelijksoortig
voorwerp om de afdichtring van de spuitmond
(3) en de afdichtring (4) aan de achterkant van
de beschermkap van de spuitmond (2) aan te
brengen. Indrukken om deze op de plaats te
duwen.
6. Plaats de spuitmond (1) in het slobgat van de
beschermkap van de spuitmond.
1
2
3
7. Schroef de beschermkap van de spuitmond
op het pistool. Plaats de beschermkap van
de spuitmond in de gewenste spuitpositie en
draai deze aan.
Om te kunnen spuiten, moet de pijl
op de hendel van de spuitmond naar
voren wijzen.
Bediening
1. Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de
hendel van de spuitmond naar voren wijzen.
2. Start de spuitinstallatie. Voor instructies
betreende de ingebruikname, zie de
handleiding van de spuitinstallatie.
3. Pas de vloeistofdruk van de spuitinstallatie
aan totdat de sproeier een keurige spuitnevel
levert. Altijd op de laagst mogelijke druk
werken om het gewenste resultaat te bereiken.
i
De spuitmond bepaalt de grootte van
het spuitpatroon en de dekking. Indien
u meer dekking nodig hebt, dient u
een grotere spuitmond te gebruiken
en niet de vloeistofdruk te vergroten.
4. Het doorspuiten van een verstopte spuitmond:
a. Draai de spuitmond 180° zodat de pijl
op de hendel van de spuitmond naar de
andere kant wijst.
b. Activeer het pistool eenmaal om ervoor
te zorgen dat de druk de verstopping
eruit spuit.
De trekker nooit meer dan één keer
achterelkaar induwen wanneer de
spuitmond de andere kant op wijst.
c. Ga hiermee door totdat de verstopping
uit de spuitmond is gespoten.