Marantec RS 301 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding
Montage- en gebruiksaanwzing
Uitgave: 02.2023
NL
www.marantec.com
RS 301 / Rev. A 1.03
Besturing voor laadbruggen
RS 301
2 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Inhoudsopgave
1. Veiligheidsinformatie .................................3
1.1 Bedoeld gebruik ................................3
1.2 Doelgroepen ....................................3
1.3 Algemene veiligheidsinstructies ..................3
2. Productinformatie ................................... 4
2.1 Beschrving ....................................4
2.2 Varianten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
2.3 Functietabellen .................................4
2.4 Overzicht behuizing .............................5
2.5 Overzicht printplaat .............................6
2.6 Technische gegevens RS 301 .....................6
3. Montage .............................................7
3.1 Veiligheidsinstructies voor montage ..............7
3.2 Netaansluiting ..................................7
3.3 24 V DC voor externe apparaten ...................8
3.4 Aansluiting Noodstop-inrichting ..................8
3.5 Aansluiting ventielen ............................9
3.6 Aansluiting klepschakelaar .......................9
3.7 Aansluiting signaallampen .......................9
3.8 Aansluiting eindschakelaar overlaadbrug .........10
3.9 Aansluiting naderingssensor ....................10
3.10 Aansluiting wielkeg ............................. 11
3.11 Aansluiting buismotor/luchtcompressor (shelter-
functie) ....................................... 11
3.12 Aansluiting claxon/laadlamp / Aansluiting
luchtcompressor (shelter-functie) ...............12
3.13 Koppeling van de deursturing ....................13
3.14 Aansluiting vre ingang .........................14
4. Beschrvingvandewerking ..........................15
4.1 Bediening van de overlaadbrug ..................15
4.2 Autoreturn (AR) ................................15
4.3 Startvergrendeling ............................. 16
4.4 Meerfasentest / Detectie van fase-uitval .........16
4.5 Stroombewaking ..............................16
4.6 Td- en stroommeting ..........................17
5. Programmering ......................................19
5.1 Overzicht LCD-monitor .........................19
5.2 Bedrfsmodi van de LCD-monitor ................19
6. Navigator .......................................... 20
7. Functie-overzichten ................................ 22
7.1 Bedrfsmodus Automatisch .....................22
7.2 Bedrfsmodus invoer ...........................23
7.3 Functietabellen voor ventielaansturing ...........33
7.4 Modus Diagnose ...............................36
7.5 Storingsmelding op de LCD-monitor ..............37
7.6 Storingsmelding via LED 1 .......................37
8. Verzorging ......................................... 38
9. Reparatie .......................................... 38
9.1 Onderhoud ....................................38
9.2 Controle ......................................38
10. Demontage ........................................ 38
11. Recycling .......................................... 38
12. Inbouwverklaring ................................... 39
13. Blage ............................................. 40
13.1 Overzicht van de aansluitingen .................. 40
Over dit document
Originele handleiding.
Onderdeel van het product.
Absoluut lezen en bewaren.
Auteursrechtelk beschermd.
Reproductie, ook als uittreksel, alleen met onze toestemming.
Wzigingen die dienen voor de technische vooruitgang zn
voorbehouden.
Alle maataanduidingen in millimeter.
Afbeeldingen zn niet op schaal.
Veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING!
Veiligheidsinstructie b een gevaar, dat tot de dood of zwaar
letsel kan leiden.
VOORZICHTIG!
Veiligheidsinstructie b een gevaar, dat tot licht of middelmatig
letsel kan leiden.
ATTENTIE!
Veiligheidsinstructie b een gevaar, dat tot beschadiging of
vernieling van het product kan leiden.
Uitleg van symbolen
Handeling
$Controle
Lst, opsomming
%Verwzing naar andere locaties in dit document
"Verwzingen naar separate documenten die moeten worden
opgevolgd
Fabrieksinstelling
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 3
NL
1. Veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING!
Levensgevaar door het niet opvolgen van de
gebruiksaanwzing!
Deze handleiding bevat belangrke informatie voor een veilige
omgang met het product. Er wordt speciale aandacht besteed
aan mogelke gevaren.
Lees deze handleiding zorgvuldig door.
De veiligheidsinstructies in deze handleiding moeten worden
opgevolgd.
De handleiding vr toegankelk opbergen.
1.1 Bedoeldgebruik
De besturing RS 301 is uitsluitend voor de besturing van
laadbruggen met klep- of aanvoerlip bestemd. Hiermee kunnen
laadbruggen met 1, 2 of 3 kleppen worden aangestuurd.
Gebruik is uitsluitend toegestaan:
In technisch probleemloze toestand.
Na correcte montage.
In overeenstemming met de specicaties in de technische
gegevens.
%“2.6 Technische gegevens RS 301”
Elk ander gebruik geldt als niet bedoeld gebruik.
1.2 Doelgroepen
1.2.1 Exploitant
De exploitant is verantwoordelk voor het gebouw waarin het
product wordt gebruikt. De exploitant heeft de volgende taken:
Kennis en bewaren van de gebruiksaanwzing.
Instrueren van alle personen, die de installatie gebruiken.
Garanderen dat de installatie regelmatig en conform de
gegevens van de fabrikant gecontroleerd en onderhouden
wordt door gekwaliceerd personeel.
Zorgen dat controles en onderhoud in het logboek worden
gedocumenteerd.
Bewaren van het logboek.
1.2.2 Vakpersoneel
Gekwaliceerd vakpersoneel is verantwoordelk voor montage,
inbedrfstelling, onderhoud, reparatie, demontage en recycling.
Eisen aan gekwaliceerd vakpersoneel:
Kennis van de algemene en speciale veiligheids- en
ongevalpreventievoorschriften.
Kennis van de geldende elektrotechnische voorschriften.
Opleiding m.b.t. het gebruik en de verzorging van geschikte
veiligheidsuitrusting.
Kennis van de relevante normen.
Elektrotechnische werkzaamheden alleen laten uitvoeren door
gekwaliceerde elektromonteurs conform DINVDE0100.
Eisen aan gekwaliceerde elektromonteurs:
Kennis van grondbeginselen van de elektrotechniek.
Kennis van landspecieke bepalingen en normen.
Kennis van de van toepassing znde veiligheidsvoorschriften.
Kennis van deze gebruiksaanwzing.
1.2.3 Gebruiker
Geïnstrueerde gebruikers bedienen en onderhouden het product.
Eisen aan geïnstrueerde gebruikers:
Gebruikers worden door de exploitant geïnstrueerd m.b.t. hun
werkzaamheden.
Gebruikers worden geïnstrueerd m.b.t. het veilig gebruik van
het product.
Kennis van deze gebruiksaanwzing.
Voor de volgende personen gelden speciale eisen:
Kinderen van 8 jaar en ouder.
Personen met verminderde fysieke, sensorische of mentale
capaciteiten.
Personen met gebrek aan ervaring en kennis.
Deze gebruikers mogen het product alleen bedienen.
Bzondere eisen:
Gebruikers staan onder toezicht.
Gebruikers worden geïnstrueerd m.b.t. het veilig gebruik van
het product.
Gebruikers begrpen de gevaren b de omgang met het
product.
Kinderen mogen niet spelen met het product.
1.3 Algemene veiligheidsinstructies
Personen of voorwerpen mogen niet met behulp van de installatie
worden bewogen.
In de volgende gevallen accepteert de fabrikant geen
aansprakelkheid voor schade. De garantie voor het product en
accessoires vervalt b:
Het niet opvolgen van deze gebruikshandleiding.
Niet bedoeld en ondeskundig gebruik.
Inzet van niet gekwaliceerd personeel.
Ombouwwerkzaamheden of wzigingen aan het product.
Toepassing van reserveonderdelen, die niet door de fabrikant
zn geproduceerd of vrgegeven.
Het product wordt volgens de in de inbouwverklaring opgegeven
richtlnen en normen geproduceerd. Het product heeft de fabriek
in een veiligheidstechnisch probleemloze toestand verlaten.
Uitgesloten van de garantie zn batteren, accu‘s, zekeringen en
lichtmiddelen.
Meer veiligheidsinstructies staan in de betreffende paragrafen
van het document.
%“3.1 Veiligheidsinstructies voor montage”
4 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
2. Productinformatie
2.1 Beschrving
De besturing RS 301 kan aan een laadbrug met klepwig of
aanvoerlip, hydraulisch aggregaat en tot 3 magneetkleppen worden
gebruikt. De besturing is in de standaard Marantec-behuizing en
gemonteerd en beschikt in het algemeen over een geïntegreerde
hoofdschakelaar.
De functies AANVOER of KLEPWIG kunnen via de parameter
BEDRFSMOD worden geselecteerd.
2.2 Varianten
Variant van de printplaat en de behuizing
Uitvoering met lastschakelaar voor het aansturen van een 400V/3~
deurafdichting. Montage in Marantec-combinatiebehuizing.
Varianten van de bedieningsapparaten
Versie aanvoerlip (BEDRFSMOD 1)
RS 301-besturingseenheid met 3 richtingstoetsen (standaard)
Toets HEFFEN
Toets LIP IN
Toets LIP UIT
Toets AUTORETURN
RS 301-besturingseenheid met 2 richtingstoetsen
Toets HEFFEN / LIP TERUG.
Toets LIP UIT
Toets AUTORETURN
RS 301-besturingseenheid met 4 richtingstoetsen
Toets HEFFEN
Toets LIP IN
Toets LIP UIT
Toets NEERLATEN
Toets AUTORETURN
Versie klepwig (BEDRFSMOD 2)
Besturing RS 301 met 1 richtingstoets
Toets VERHOGEN
Toets AUTORETURN
Opties
LCD-monitor met tekstdisplay
Behuizing met signaallampjes groen/rood
Behuizing met Noodstop
Behuizing met keuzeschakelaar voor deurafdichting
De bedieningshandleiding beschrft de aansluitmogelkheden en
varianten van de RS301-besturingseenheid met standaardsoftware
vanaf softwareversie 1.03.
2.3 Functietabellen
Aan elke overlaadbrug kan een functietabel worden toegewezen.
Het overzicht voor de klepaansturing verschilt b de RS 301
tussen 1, 2 of 3 kleppen, afhankelk van de klepmodus en/of
bedrfsmodus. Het overzicht geeft gedetailleerd weer welke klep
wanneer en waardoor wordt geschakeld. Dit kan worden gebruikt
om te beslissen of de RS301 direct toepasbaar is of dat er een
speciale systeemoplossing nodig is. Zo nodig kunnen ook achteraf
klantspecieke systeemoplossingen worden toegevoegd.
Overzicht van bestaande en voorgeprogrammeerde
functietabellen:
%“7.3 Functietabellen voor ventielaansturing”
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 5
NL
2.4 Overzicht behuizing
Uitvoering met 2 richtingstoetsen
2.4 / 1
A
C
E
Uitvoering met 3 richtingstoetsen (Standaard)
2.4 / 2
A
B
C
E
Legenda:
A Toets HEFFEN / LIP UIT
B Toets LIP IN
C Toets LIP UIT
E Toets AUTORETURN
Uitvoering met 4 richtingstoetsen
2.4 / 3
A
BC
D
E
Uitvoering met 1 richtingstoets
2.4 / 4
A
E
Legenda:
A Toets HEFFEN / LIP UIT
B Toets LIP IN
C Toets LIP UIT
D Toets NEERLATEN
E Toets AUTORETURN
6 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
2.5 Overzicht printplaat
2.5 / 1
L1
F1
PE
A2 14 2 4 6
A1 13
X2
U1
X4
876543216543211098765432
X5
66X
X7
1
1
V+ V-
X6
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
X3
1
2
1
2
1
2
X8
2
J1
L1N
LE1
WV
31 5
X1
F2 F3
L2 L3 N
Legenda:
X1: Netaansluiting
PE: Aansluiting PE
HS1…HS6: Hoofdschakelaar
X2: Aansluiting hydraulisch aggregaat/Noodstop
X3: Aansluiting van besturingsapparaten/sensoren
X4: Aansluiting buismotor/externe signaalgevers
X5: Aansluiting ventielen en deur
X6: Aansluiting klepschakelaar
X7: Aansluiting LCD-monitor
X8: Aansluiting verkeerslichten
X99: wordt niet gebruikt
F1…F3: Zekering hydraulisch aggregaat
J1: Jumper draaistroomveld-/fasecontrole
2.6 Technische gegevens RS 301
Mechanischeenelektrischegegevens
Afmetingen behuizing 215 x 275 x 190 mm
Montage Verticaal aan de wand;
Minimale hoogte van 1.100mm
Voeding via
L1, L2, L3, N, PE :
400V/3~, 50/60Hz
230V/3~, 50/60Hz
90 – 250 V/1~, 50/60Hz
Zekering ter plaatse max. 10AK-karakteristiek
Aansluitvermogen
hydraulische aggregaat
max. 2,2kW / 8A
Fabriekszekering 6,3AT
moet worden aangepast aan het
betreffende hydraulisch aggregaat.
Eigen verbruik
besturingseenheid
max. 300mA
Stuurspanning 24 VDC, max. 2,5A;
Gezekerd door zelfresetende
zekering voor externe sensoren
Aansturingsingangen 24 V DC; Alle ingangen moeten
potentiaalvr worden aangesloten.
Minimale signaalduur voor een
ingangsstuurcommando >100 ms
Besturingsuitgangen 24VDC, max. 2,2A incl. ventielen
Ventielen 24VDC, max. 0,8A / 100%ED
LCD-monitor Alleen een originele LCD-monitor
van Marantec worden gebruikt
(Art.-nr. 91447).
Relaisuitgangen Als er inductieve belastingen
worden geschakeld (bv. verdere
relais of remmen), moeten
deze door middel van passende
piekstroommaatregelen ( bv.
vrloopdiode, varistors, RC-
schakelingen) worden uitgerust.
Arbeidscontact potentiaalvr; min.
10mA ; max. 230 V AC /4A.
Als contacten eenmaal voor
vermogensschakeling zn gebruikt,
kunnen deze geen kleine stromen
meer schakelen.
Temperatuurbereik Werking: -10°C … +55°C
Opslag: -25°C … +80°C
Luchtvochtigheid tot 80% niet condenserend
Trillingen trillingsarme montage, bv. aan
een gemetselde muur
Veiligheidsklasse IP44
Gewicht ca. 5,5kg
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 7
NL
3.2 Netaansluiting
Voorwaarden
Om de werking van de besturing te garanderen, moet aan de
volgende punten voldaan zn:
De netspanning moet overeenkomen met de informatie op het
typeplaatje.
De netspanning moet overeenkomen met de spanning van het
hydraulisch aggregaat.
B draaistroom moet een rechtsdraaiend draaiveld aanwezig
zn.
B een draaistroomaansluiting mogen alleen drievoudige
contactverbrekers (10 A) worden gebruikt.
De nulleider moet absoluut zn aangesloten.
ATTENTIE!
Functiestoringendoorondeskundigemontagevande
besturingseenheid!
Een incorrecte montage of een incorrecte bedrading kan tot
storingen in de besturing leiden.
Voordat de besturing voor de eerste keer wordt ingeschakeld,
moet na voltooiing van de bedrading worden gecontroleerd of
alle motoraansluitingen aan de kant van de besturing en van
de motor vastgedraaid zn.
Alle stuurspanningsingangen zn galvanisch gescheiden van
de voeding.
De aansturings- en toevoerkabels van het aangesloten
hydraulisch aggregaat moeten over het gehele traject dubbel
geïsoleerd zn.
3. Montage
3.1 Veiligheidsinstructies voor montage
WAARSCHUWING!
Gevaardoornietopvolgenvanmontage-instructie!
Dit hoofdstuk bevat belangrke informatie over veilige montage
van het product.
Lees dit hoofdstuk voor de montage zorgvuldig door.
De veiligheidsinstructies opvolgen.
De montage uitvoeren zoals is beschreven.
Montage uitsluitend door gekwaliceerd vakpersoneel.
%“1.2.2 Vakpersoneel”
Voor bedradingswerkzaamheden, moet de installatie absoluut
van de stroomvoorziening worden ontkoppeld.
Zorg ervoor dat de stroomvoorziening tdens de
werkzaamheden afgesloten blft.
De exploitant van de installatie of de plaatsvervanger hiervan moet
na de installatie over de bediening worden geïnstrueerd.
Kinderen mogen niet met de besturing of commando-
apparaten spelen.
Er mogen geen personen of objecten aanwezig zn in de
gevarenzone van de laadbrug.
Alle bestaande noodstopvoorzieningen moeten worden
gecontroleerd.
Houd rekening met mogelke knel- en schaarpunten van de
installatie.
Nooit in een actieve laadbrug of bewegende delen grpen.
De soorten leidingen en doorsneden moeten conform de
geldende voorschriften worden geselecteerd.
B een vaste aansluiting moet een alpolige hoofdschakelaar
worden gebruikt.
Om een probleemloze werking te garanderen, moet aan de
volgende punten voldaan zn:
De overlaadbrug is gemonteerd en werkend.
De besturings- en veiligheidsapparatuur is gemonteerd en
bedrfsklaar.
De besturingsbehuizing met de besturingseenheid RS 300 is
gemonteerd.
"Voor de montage van de overlaadbrug, het hydraulisch
aggregaat en de besturings- en veiligheidsapparatuur moeten
de handleidingen van de betreffende fabrikanten worden
opgevolgd.
8 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Netaansluiting en hydraulisch aggregaat
3.2 / 1
U
V
W
L1
M
M1
3
P E
X2 X1
B1
B2
L2 L3 N
400V / 50Hz / 3 / N / PE
230V / 50Hz / 3 / N / PE
Legenda:
M1: Motor (hydraulisch aggregaat)
X1: Contactstrip netaansluiting
X2: Contactstrip hydraulisch aggregaat
F1-3: Zekering hydraulisch aggregaat (max. 8 A)
ATTENTIE!
Storingendoorondeskundigezekeringvanhethydraulische
aggregaat!
Zekeringen met een maximale belastbaarheid van 6,3A worden
af fabriek gebruikt voor de interne zekering van het hydraulisch
aggregaat. Deze moeten evt. ter plaatse aan het aggregaat
worden aangepast. De bovengrens is hier 8 A en mag niet worden
overschreden.
OPMERKING:
De RS301 heeft een geïntegreerde draaiveldtest en fase-
uitvaldetectie. Deze bewakingsfuncties kunnen via jumper J1
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Voor activering moet een rechtsdraaiend veld aanwezig zn (alleen
voor voeding met 400V/3~ en geplaatste jumper J1). Anders brandt
led-1 niet en kan het systeem niet in gebruik worden genomen.
B een 230V/3~ voeding kunnen geen draaiveldtests en fase-
uitvaldetectie worden gebruikt en moet jumper J1 worden
verwderd. Als jumper J1 blft zitten, kan het systeem niet in
gebruik worden genomen.
%“4.4 Meerfasentest / Detectie van fase-uitval”
Aansluitinghoofdschakelaar
3.2 / 2
B1
B2
U
V
W
X2
X1
P E
X6
X3
LE D 1
X5
X7
X4
X8
X9
230 400
J1
X10
L2'
L2
S3
S4
S1
S2
L1 L1'
S5
S6
L3'
L3
3.3 24 V DC voor externe apparaten
Contactstrip X5
3.3 / 1
12
+24 V DC
11 10 9 8
GND
X5max. 250 mA
3.4 Aansluiting Noodstop-inrichting
Contactstrip X2
3.4 / 1
U
V
W
X2
B1
B2
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 9
NL
3.5 Aansluiting ventielen
Er kunnen maximaal 3 ventielen (24 V DC) worden aangesloten en
direct worden aangestuurd (max. 800 mA per ventiel).
De stroomvoorziening loopt via de aansluitcontacten.
De functie wordt gedenieerd via de parameter VENTIELVERSIE.
De aanvoer- of klepwigfunctie wordt via BEDRFSMOD 1 of
BEDRFSMOD 2 geselecteerd.
Contactstrip X5
3.5 / 1
101112 9 8 7 6 5 4
X5
GND
+24 V DC
Y3 GND
+24 V DC
GND
+24 V DC
Y2
Y1
3.6 Aansluitingklepschakelaar
Contactstrip X6
3.6 / 1
678 5 4 3 2 1
X6
GND24V
Legenda:
2: Knop LIP UIT
3: Knop LIP IN
4: Knop HEFFEN
5: Knop AUTORETOUR (AR)
6: Knop NEERLATEN
7: LED
OPMERKING:
De led is optioneel en in de standaarduitvoering een indicator voor
de voedingsspanning van de besturing.
B klantspecieke speciale software kan de led echter ook andere
functies tonen.
3.7 Aansluiting signaallampen
Er kunnen maximaal 4 signaallampen worden aangesloten.
De stroomvoorziening loopt via de aansluitcontacten en is naar
keuze 24 V DC of 230 V AC. De functies volgen de instellingen van
de parameters:
- VERKEERSLICHT MOD
- WIELKEG
- TRUCKSENSOR
- SHELTER
- SHELTER-TD
- BRUG VR
- VR AAN
Uitvoering 24 V DC
Contactstrip X5 en X8
3.7 / 1
101112 9 8 7
X5
4
56 3 2 1
X8
GND
+24 V DC
COM
10 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Uitvoering 230 V AC
Contactstrip X4 en X8
3.7 / 2
4
56 3 22 11
X8
X4
COM
COM
L1
N
Legenda:
Binnenlamp GROEN: Contact 2
Binnenlamp ROOD: Contact 3
Buitenlamp GROEN: Contact 4
Buitenlamp rood: Contact 5
3.8 Aansluitingeindschakelaaroverlaadbrug
De aansluiting kan optioneel worden gebruikt.
Uitvoering als NO-contact.
Actief wanneer de uitschuifbare lip helemaal is ingetrokken.
Vrgave voor neerlaten in ruststand (Home).
Het aggregaat wordt uitgeschakeld.
De groene buitenlamp (indien aanwezig) gaat aan.
De vrachtwagen mag wegrden.
Standaard:
Procedure alleen via tdinstellingen.
Contactstrip X3
3.8 / 1
45 6 7321
X3
A
24 V
A: NO-contact
3.9 Aansluiting naderingssensor
Optische en akoestische botsbeveiliging via een naderingssensor.
Een voertuig rdt voor de deur.
De naderingssensor activeert.
Er klinkt een waarschuwingssignaal.
De rode buitenlamp gaat aan.
Het ‚verkeerslicht‘ binnen knippert rood.
De bediening van de laadbrug is geactiveerd.
Optioneel kan een deurvergrendeling worden ingeschakeld.
De functie moet in de invoer van parameter TRUCKSENSOR worden
ingeschakeld.
De sensor kan uitgevoerd zn als NO-contact of als PNP open
collector.
NO-contact
Contactstrip X3
3.9 / 1
11 121098
X3
A
24 V
PNP open collector
Contactstrip X3
3.9 / 2
11 121098
X3 24 V
GND
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 11
NL
3.11 Aansluiting buismotor/luchtcompressor
(shelter-functie)
De ruimte tussen het vrachtwagenruim en de hal kan worden
afgedicht. Dit kan een opblaasbare afdichting (luchtcompressor) of
een oprolbare afdichting (buismotor) zn.
De uitgang voor de buismotor is over het algemeen in bedrf als de
shelter-functie is ingeschakeld (parameter SHELTER).
Buismotor
Contactstrip X4
3.11 / 1
8
4
567 3 2 1
X4
M
N
1
Luchtcompressormetextramagneetschakelaar
(optioneel)
Wordt alleen gebruikt als uitgang b X4 /6-7 wordt gebruikt
voor een claxon of een laadlamp en de deurafdichting ook door
een compressor moet worden aangestuurd. Anders wordt de
luchtcompressor aangesloten op de X4/6-7.
%“3.12 Aansluiting claxon/laadlamp / Aansluiting
luchtcompressor (shelter-functie)”
Contactstrip X4
3.11 / 2
8
4
567 3 2 1
X4
A
M
L1 L2 L3
N
L
3
B
A: Extra magneetschakelaar voor het aansturen van de
luchtcompressor.
Niet standaard meegeleverd.
B: De motor (luchtcompressor) kan eenfasig of driefasig zn.
3.10 Aansluitingwielkeg
De wielkeg dient om het voertuig tdens het laden vast te zetten.
De functie moet in de invoer van parameter WIELKEG worden
ingeschakeld.
De wielkeg kan uitgevoerd zn als NO-contact of als PNP open
collector.
NO-contact
Contactstrip X3
3.10 / 1
45321
X3
24 V
PNP open Collector
Contactstrip X3
3.10 / 2
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
X3
12 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
3.12 Aansluiting claxon/laadlamp / Aansluiting
luchtcompressor (shelter-functie)
Om het laadproces te beveiligen, kan een claxon of een laadlamp
worden aangesloten.
Een opblaasbare afdichting (luchtcompressor) kan worden
aangesloten om de ruimte tussen het laadruim en het gebouw af te
dichten.
De functie moet in de invoer van parameter HU/LI/SH worden
uitgeschakeld.
Claxon
Contactstrip X4
3.12 / 1
8
567
X4
N
L1
Laadlamp
Contactstrip X4
3.12 / 2
8
567
X4
N
L1
Luchtcompressor
Contactstrip X4
3.12 / 3
8
4
567 3
2 1
X4
A
M
L1 L2 L3
N
L1
3
B
Als deze uitgang wordt gebruikt voor een claxon of een laadlamp,
wordt de luchtcompressor via X4/3+5 aangestuurd.
%“3.11 Aansluiting buismotor/luchtcompressor (shelter-functie)”
A: Extra magneetschakelaar voor het aansturen van de
luchtcompressor. Niet standaard meegeleverd.
B: De motor (luchtcompressor) kan eenfasig of driefasig zn.
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 13
NL
3.13 Koppeling van de deursturing
De RS301 kan gekoppeld worden aan een deursturing om de
overlaadbrug en de deursturing onderling te vergrendelen of aan te
sturen.
Brugvrgave
De aansturing van de laadbrug kan worden geblokkeerd via een
potentiaalvr contact van het deursysteem of via een sensor.
De aansturing kan als NO- of NC-contact worden uitgevoerd en kan
via de parameter ACTIVEREN +/- worden ingesteld.
De polariteit van het signaal is instelbaar.
De laadbrug kan pas weer worden bediend nadat het deursysteem
is vrgegeven. Als de blokkering tdens de bediening van de
overlaadbrug wordt opgeheven, schakelen beide verkeerslichten
op rood en klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal (alleen
b aangesloten claxon).
NC-contact
Contactstrip X3
3.13 / 1
24 V
45321
X3
NO-contact
Contactstrip X4
3.13 / 2
24 V
45321
X3
OPMERKING:
Als er geen aansluiting op een deursturing is, moeten contacten
3+4 worden gebrugd ofwel de parameter ACTIVEREN +/- op MOD2
worden ingesteld.
PNP open collector
Contactstrip X3
3.13 / 3
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
X3
Deurvrgave
Potentiaalvr contact voor blokkering van het deursysteem. Het
contact wordt geopend zodra de laadbrug niet in de ruststand
staat. Het deursysteem is daarna geblokkeerd.
Contactstrip X5
3.13 / 4
12345
6 7 8 9 10 11 12
X5
A
A Veiligheidscircuit deursysteem
14 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Commando deur sluiten
Het deursysteem kan na het laden automatisch worden gesloten
via een potentiaalvr contact (NO) van de overlaadbrugsturing.
De functie is afhankelk van de SHELTER-parameterinstelling.
ParameterSHELTER=MOD4
Het contact is alleen gesloten als de laadbrug in ruststand (HOME)
staat en gaat als een puls (1 sec.) naar de deursturing (X3/9-10) om
direct sluiten te activeren.
ParameterSHELTER=MOD5
Het contact wordt na aoop van de shelter-td continu gesloten en
zorgt voor openhouden van de deur via ingang 1 van de deursturing
(X4/9-10 - MOD4). Na het laden wordt het contact weer geopend en
sluit de deur na aoop van de ingestelde openingstd.
Contactstrip X5
3.13 / 5
1234
5 6 7 8 9 10 11 12
X5
A
A DICHT-commando deursysteem
%“7.2 Bedrfsmodus invoer”
3.14 Aansluitingvreingang
De vre ingang kan individueel worden gecongureerd. De functie
en wat er moet schakelen kan in de invoer van parameter VR 1
worden geselecteerd.
Contactstrip X3
3.14 / 1
11 12109876
X3
24 V
A
A: naar keuze
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 15
NL
4. Beschrvingvandewerking
4.1 Bediening van de overlaadbrug
4.1.1 Versiemetaanvoerlip(BEDRFSMOD1)
Met de klepschakelaar Heffen wordt de overlaadbrug in
dodemansbedrf opgetild. De laadbrug moet daarvoor tenminste
een eerste keer worden opgetild.
Nadat de optimale positie is bereikt, kan de knop worden
losgelaten, de laadbrug blft 5 seconden in de positie AFSTELLING.
Gedurende deze td moet de lip worden gepositioneerd. Als er geen
knop wordt bediend, daalt de overlaadbrug weer naar ruststand.
De lip kan via de knoppen Lip IN/UIT in dodemansbedrf worden
gezet. De lip moet tenminste gedurende MIN LIP UIT worden
uitgeschoven. Als de td MAX LIP UIT wordt bereikt, stopt de lip
automatisch. Nadat de knop is losgelaten, daalt de laadbrug naar
de laadpositie (zweefstand).
Als de positie van de lip tdens het laden moet worden
gecorrigeerd, kan dit direct worden gedaan via de knoppen Lip IN/
UIT. De laadbrug heft automatisch 1 seconde voordat de lip wordt
uitgeschoven of ingetrokken.
Afhankelk van de instelling van parameter NEERLATEN daalt de
brug automatisch of na het indrukken van de neerlaten-knop weer
naar de zweefstand.
4.1.2 Versiemetklepwig(BEDRFSMOD2)
Met de dekseltoets VERHOGEN wordt de laadbrug in het
dodemansbedrf verhoogd. In de bovenste eindpositie klapt de lip
automatisch uit. Zodra de lip volledig is uitgeklapt, kan de toets
worden losgelaten. De laadbrug zakt vervolgens zelfstandig in de
laadpositie (zweefstand).
B geactiveerde stroomherkenning wordt de bovenste positie
van de laadbrug (uitklappen van de lip) b het verhogen uit de
rustpositie herkend. Als de bovenste eindpositie niet voor min.
2 seconden wordt benaderd, gaat de besturing ervan uit dat de
lip niet volledig is uitgeklapt en zakt de brug weer terug in de
rustpositie. Als deze positie langer dan 2 positie is benaderd, zakt
de brug in de zweefstand terug.
4.2 Autoreturn (AR)
4.2.1 Versie met aanvoerlip
Nadat het laden beëindigd is, wordt de laadbrug met de knop
AR weer naar de ruststand gebracht. De procedure verloopt
automatisch.
AR–uitvoering1:(ParameterAUTORETURNMOD2)
De laadbrug wordt gedurende de td AR-heffen1 opgetild.
De lip wordt ingeschoven tot de waarde MIN LIP UIT.
De laadbrug wordt gedurende de td AR-heffen 2 verder
opgetild
De lip is volledig ingeschoven.
De laadbrug daalt naar de rustpositie.
AR–uitvoering2:(ParameterAUTORETURNMOD4)
De laadbrug wordt gedurende de tdsduur van AR-heffen1of
AR-heffen 2 opgetild (de langste tdsduur wordt gebruikt).
De lip is volledig ingeschoven.
De laadbrug daalt naar de rustpositie.
4.2.2 Versiemetklepwig
Na het beëindigen van het verladen wordt de laadbrug door het
indrukken van de toets AR in de rustpositie teruggezet.
De AR-functie loopt na het indrukken van de toets automatisch af.
AR-functie stroomgestuurd (standaard)
De laadbrug wordt tot de bovenste eindpositie verhoogd (deze
positie wordt via de stroomherkenning gedetecteerd) OF voor
de td ARVerhogen1.
Als de stroomherkenning gebruikt moet worden, moet de td
ARVerhogen1lang genoeg worden ingesteld.
De laadbrug zakt voor de td ARZakken1.
De laadbrug wordt opnieuw voor de td ARVerhogen2
verhoogd.
De laadbrug zakt naar de rustpositie.
Na aoop van de td ARZakken2 wordt met het programma
verder gegaan.
AR-functietdgestuurd:
De laadbrug wordt voor de td ARVerhogen1verhoogd.
De laadbrug zakt voor de td ARZakken1.
De laadbrug wordt opnieuw voor de td ARVerhogen2
verhoogd.
De laadbrug zakt naar de rustpositie.
Na aoop van de td ARZakken2 wordt met het programma
verder gegaan.
16 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
4.3 Startvergrendeling
De RS301-besturingseenheid beschikt over een geïntegreerde
startblokkering.
Deze veiligheidsfunctie schakelt het stopventiel uit en vergrendelt
daarmee de laadbrug.
Wordt tdens het gebruik van de laadbrug
een Noodstop geactiveerd, dan toont het display NOODSTOP.
De foutmelding kan worden gereset via de knop HEFFEN of AR.
Vervolgens verschnt AFSTELLING in het display.
als de stroomtoevoer werd onderbroken, verschnt
AFSTELLING in het display zodra de stroom weer is
ingeschakeld.
Pas nu kan de laadbrug met behulp van de richtingsknoppen weer
worden verplaatst en, zo nodig, weer in zweefstand worden gezet.
4.4 Meerfasentest / Detectie van fase-uitval
De RS301-besturingseenheid heeft een geïntegreerd
draaiveldbewakingssysteem. B het inschakelen van de
besturingseenheid wordt gecontroleerd of er een rechtsdraaiend
draaiveld aanwezig is. Als dit niet het geval is, schakelt de
magneetschakelaar niet in.
Het circuit is ook beveiligd tegen fase-uitval. Dit wordt ook
gecontroleerd zodra de besturingseenheid wordt ingeschakeld.
Beide fouten worden aangegeven met LED 1.
De LCD-monitor toont FOUT DRAAIVELD.
Beide functies kunnen via jumper 1 worden gedeactiveerd.
4.4 / 1
A B
A : Draaiveld-/fase-uitvalbewaking niet actief
(Jumper ingestoken)
B : Draaiveld-/fase-uitvalbewaking actief
(Jumper niet ingestoken)
OPMERKING:
De draaiveldtest en fase-uitvaldetectie werken alleen met 400V/3~
voeding. Voor 230V/3~ voeding moet jumper J1 worden verwderd,
anders kan het systeem niet in gebruik worden genomen.
4.5 Stroombewaking
Het RS301-regelsysteem heeft een geïntegreerde stroombewaking
voor de motor van de hydraulische eenheid.
Afhankelk van de hoogte en de opbouw van de laadruimte van de
vrachtwagen en/of de instelling van de div. procestden kan de
laadbrug in verschillende verplaatsingsrichtingen de mechanische
eindstop bereiken, zelfs als de vooringestelde tdsduur nog niet
helemaal is verstreken. De reden voor overmatige mechanische
weerstand kan ook een pallet zn die nog op de brug staat of het
directe contact van de lip met de vrachtwagen.
Om te voorkomen dat het hydraulische aggregaat onnodig
doorwerkt, zorgt de stroombewaking ervoor dat het aggregaat
wordt uitgeschakeld en de laadbrug in zweefstand wordt
neergelaten..
4.5.1 Versiemetaanvoerlip(BEDRFSMOD1)
Voor een goede werking van de actuele bewaking moet vooraf de
parameter STROMABSCH aan de betreffende hydraulische eenheid
worden aangepast.
Hier wordt de maximaal toelaatbare afwking van de motorstroom
van de nominale waarde in % ingesteld.
De bewaking is alleen actief als
als de lip wordt uitgeschoven voor het laadproces
b het heffen tdens het automatisch terugzetten in ruststand
(Autoretour)
Deze grenswaarde kan alleen worden bepaald door de parameter
MAX LIP UIT in te stellen op een tdsduur die langer is dan de td
die nodig is om de lip volledig uit te schuiven.
De lip loopt dan tegen de mechanische eindstop aan b het
uitschuiven en de motorstroom van het hydraulische aggregaat
stgt.
De parameter STROMABSCH (in %) moet nu zover worden verlaagd
dat de stroombewaking reageert wanneer de lip de mechanische
eindstop raakt, het hydraulische aggregaat uitschakelt en de
laadbrug direct in zweefstand wordt neergelaten.
Daarna moet de parameterwaarde MAX LIP UIT zo laag worden
ingesteld dat de lip de mechanische aanslag niet kan raken.
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 17
NL
4.5.2 Versiemetklepwig(BEDRFSMOD2)
Herkennenvandebovenstepositie(uitklappenvandelip)bhet
verhogen uit de rustpositie
B geactiveerde stroomherkenning wordt de bovenste positie
van de laadbrug (uitklappen van de lip) b het verhogen uit de
rustpositie herkend. Als de bovenste eindpositie niet voor min.
2 seconden wordt benaderd, gaat de besturing ervan uit dat de
lip niet volledig is uitgeklapt en zakt de brug weer terug in de
rustpositie. Als deze positie langer dan 2 positie is benaderd, zakt
de brug in de zweefstand terug.
HerkennenvandebovenstepositietdensAutoreturn
B AR VERHOGEN 1 wordt de bovenste eindpositie door de
stroomherkenning OF de ingestelde td herkend. Na het herkennen
van de bovenste eindpositie zakt de brug automatisch in
rustpositie.
4.6 Td-enstroommeting
In de bedrfsmodi ONDERHOUD en AUTOMATISCH worden
verschillende tden en stroomwaarden weergegeven op basis van
interne metingen van de aansturing.
Deze waarden dienen in de eerste plaats als informatie voor
onderhoudsmonteurs tdens de inbedrfstelling of kunnen helpen
b de diagnose tdens een storing.
Modus ONDERHOUD
4.6 / 1
ONDERHOUD 31
UITSCHUIVEN 465
AC
B
A: Toont de functie die momenteel actief is.
UITSCHUIVEN (voorbeeld)
INSCHUIVEN
HEFFEN
B: Toont alleen de tdsduur van de betreffende functie (voorbeeld
31 = 3,1 seconden).
C: Toont de stroom alleen voor de tdsduur van de betreffende
functie.
Het display toont een abstracte waarde die gerelateerd is aan het
stroomverbruik van het hydraulisch aggregaat. Deze waarde is
niet de werkelke motorstroom in A, maar maakt het mogelk om
conclusies te trekken over de karakteristiek van de stroomcurve.
Als bvoorbeeld de motorstroom verdubbelt, verdubbelt de
getoonde waarde ook.
Hieruit kan de onderhoudsmonteur vaststellen of
er motorstroom loopt,
of de karakteristiek van de stroomcurve grotere sprongen
toont tdens een verplaatsing (dit zou duiden op een
mechanisch probleem),
of de waarden overeenkomen met andere laadbruggen van
hetzelfde type.
18 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
BedrfsmodusAUTOMATISCH
4.6 / 2
AUTOMATISCH
UITSCHUIVEN 465
AB
A: Toont de functie die momenteel actief is.
UITSCHUIVEN (voorbeeld)
AUTORETOUR
B: Toont de stroom alleen voor de tdsduur van de betreffende
functie. B AUTORETOUR wordt de stroommeting alleen
uitgevoerd tdens de functie HEFFEN.
Het display toont een abstracte waarde die gerelateerd is aan het
stroomverbruik van het hydraulisch aggregaat. Deze waarde is
niet de werkelke motorstroom in A, maar maakt het mogelk om
conclusies te trekken over de karakteristiek van de stroomcurve.
Als bvoorbeeld de motorstroom verdubbelt, verdubbelt de
getoonde waarde ook.
Hieruit kan de onderhoudsmonteur vaststellen of
er motorstroom loopt,
of de karakteristiek van de stroomcurve grotere sprongen
toont tdens een verplaatsing (dit zou duiden op een
mechanisch probleem),
of de waarden overeenkomen met andere laadbruggen van
hetzelfde type.
Als de laadbrug in zweefstand staat, worden de tdens HEFFEN
en UITSCHUIVEN gemeten tdwaarden getoond (alleen
BEDRFSMOD1).
4.6 / 3
AUTOMATISCH 22
ZWEEFSTAND 43 B
A
A: Toont de tdsduur alleen tdens het heffen
(Voorbeeld 22 = 2,2 seconden).
B: Toont de tdsduur alleen tdens het uitschuiven
(Voorbeeld 43 = 4,3 seconden).
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 19
NL
5. Programmering
5.1 Overzicht LCD-monitor
ATTENTIE!
Materiëleschadedoorondeskundigemontage!
Door een incorrecte montage kunnen de LCD-monitor of de
besturing beschadigd raken.
Het display moet in spanningsvre toestand worden
ingestoken.
Er mag alleen een display van Marantec (artikelnummer91447)
worden gebruikt.
5.1 / 1
AUTOMATISCH O
RUSTSTAND
A
B
C D E
F
G
H
Toelichting:
A: Bedrfsmodus/Diagnose-info
B: Parameter/Diagnose-info
C: Knop (+)
D: Knop (–)
E: Knop (P)
F: Waarde/Status
G: Waarde/Status
H: Jumper
Wanneer jumper H eruit wordt getrokken, hebben de knoppen (+),
(–) en (P) geen functie.
De displayweergave blft functioneren.
5.2 BedrfsmodivandeLCD-monitor
De besturing beschikt met de LCD-monitor over vier bedrfsmodi:
1. AUTOMATISCH
2. INVOER
3. DIAGNOSE
4. ONDERHOUD
De besturing blft net zo lang in de geselecteerde bedrfsmodus,
totdat via de toets (P) een andere bedrfsmodus wordt
geselecteerd. Automatisch terugspringen naar een andere
bedrfsmodus gebeurt niet.
Bedrfsmodus1:AUTOMATISCH
In bedrfsmodus AUTOMATISCH wordt de overlaadbrug
aangestuurd.
Display:
Weergave van de uitgevoerde functie.
Weergave van eventuele storingen.
Toont de stroombewaking (gefactoriseerd) terwl de lip
uitschuift.
Toont de tdsduur van het uitschuiven en heffen.
Bedrfsmodus2:INVOE
In bedrfsmodus INVOER kunnen de waarden van verschillende
parameters worden gewzigd.
Display:
Weergave van de geselecteerde parameter.
Weergave van de ingestelde waarde/status.
Bedrfsmodus3:DIAGNOSE
In bedrfsmodus DIAGNOSE kunnen systeemspecieke controles
worden opgevraagd.
Display:
Weergave van de controle.
Weergave van de controlestatus.
Bedrfsmodus4:ONDERHOUD
In bedrfsmodus ONDERHOUD kan de overlaadbrug via de
geïntegreerde behuizingsknoppen worden bediend. Bedrfsmodus
ONDERHOUD is alleen voor ingebruikname. Er is geen
zweefstand. Alle veiligheidsvoorzieningen (behalve Noodstop)
worden genegeerd. De overlaadbrug kan met de AR-knop in
dodemansmodus worden neergelaten.
Display:
Weergave van de uitgevoerde functies.
Toont de stroombewaking (gefactoriseerd) tdens in-/
uitschuiven en heffen.
Toont de tdsduur van het in-/uitschuiven en heffen.
20 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
6. Navigator
AUTOMATISCH
RUSTSTAND
P
>1 sec.
INVOER
en
> 2 sec. INVOER
NEDERLANDS Menu omhoog bladeren:
+
>2 sec.
Menu omlaag bladeren:
-
> 2 sec.
Waarde selecteren:
P
> 1 sec.
Waarde verhogen:
+
Waarde verlagen:
Waarde opslaan:
Terug naar modus INVOER:
+
en
> 1 sec.
INVOER
KLEP VER. MOD 1
INVOER
OMLAAG MOD 1
INVOER
1. OMHOOG 3,0
INVOER
AR OMHOOG 1 1,0
P
>1 sec.
INVOER
AR OMHOOG 2 0,0
INVOER
AR OMLAAG 2,0
INVOER
MIN.LIP UIT 1,0
INVOER
MAX.LIP UIT 15,0
INVOER
TD HYDR. 60
INVOER
VERK. LICHT MOD 3
INVOER
HO/LI/VENT MOD 1
INVOER
AUTORETURN MOD 2
INVOER
WIELBLOK MOD 1
INVOER
Voertuig Sn MOD 1
INVOER
SHELTER MOD 1
INVOER
SHELTERTIME 5,0
INVOER
TT-TD 0,0
INVOER
VRGAVE +/- MOD 1
INVOER
VR. MOD 1
INVOER
VR AAN MOD 1
INVOER
STROOM MET. 20%
INVOER
TDBASIS 0%
INVOER
BEDRFSMOD MOD 1
DIAGNOSE
Menu omhoog bladeren:
+
>2 sec.
Menu omlaag bladeren:
-
>2 sec.
Terug naar modus
AUTOMATISCH:
P
Alleen opvragen mogelk
P
>1 sec.
STOPKETTING AAN
WIELBLOK UIT
VRGAVE AAN
HOME ES UIT
KNOP OK UIT
SENSOR 1 UIT
LIP UIT UIT
LIP IN UIT
DEK OMHOOG UIT
AUTO-RETOUR UIT
DEK OMLAAG AAN
CYCLUS UIT
ONDERHOUD
+
en
-
>2 sec. Bediening van de laadbrug
DEK OP
AR OMLAAG
LIP UIT
LIP IN
P
>1 sec.
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 21
NL
AUTOMATISCH
RUSTSTAND
P
>1 sec.
INVOER
+
en
-
> 2 sec. INVOER
NEDERLANDS Menu omhoog bladeren:
+
>2 sec.
Menu omlaag bladeren:
-
> 2 sec.
Waarde selecteren:
P
> 1 sec.
Waarde verhogen:
+
Waarde verlagen:
-
Waarde opslaan:
P
Terug naar modus INVOER:
+
en
-
> 1 sec.
INVOER
KLEP VER. MOD 1
INVOER
OMLAAG MOD 1
INVOER
1. OMHOOG 3,0
INVOER
AR OMHOOG 1 1,0
P
>1 sec.
INVOER
AR OMHOOG 2 0,0
INVOER
AR OMLAAG 2,0
INVOER
MIN.LIP UIT 1,0
INVOER
MAX.LIP UIT 15,0
INVOER
TD HYDR. 60
INVOER
VERK. LICHT MOD 3
INVOER
HO/LI/VENT MOD 1
INVOER
AUTORETURN MOD 2
INVOER
WIELBLOK MOD 1
INVOER
Voertuig Sn MOD 1
INVOER
SHELTER MOD 1
INVOER
SHELTERTIME 5,0
INVOER
TT-TD 0,0
INVOER
VRGAVE +/- MOD 1
INVOER
VR. MOD 1
INVOER
VR AAN MOD 1
INVOER
STROOM MET. 20%
INVOER
TDBASIS 0%
INVOER
BEDRFSMOD MOD 1
DIAGNOSE
Menu omhoog bladeren:
+
>2 sec.
Menu omlaag bladeren:
-
>2 sec.
Terug naar modus
AUTOMATISCH:
P
Alleen opvragen mogelk
P
>1 sec.
STOPKETTING AAN
WIELBLOK UIT
VRGAVE AAN
HOME ES UIT
KNOP OK UIT
SENSOR 1 UIT
LIP UIT UIT
LIP IN UIT
DEK OMHOOG UIT
AUTO-RETOUR UIT
DEK OMLAAG AAN
CYCLUS UIT
ONDERHOUD
+
en
-
>2 sec. Bediening van de laadbrug
DEK OP
AR OMLAAG
LIP UIT
LIP IN
P
>1 sec.
22 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
7. Functie-overzichten
7.1 BedrfsmodusAutomatisch
Weergave Beschrving
AUTOMATISCH
RUSTSTAND De laadbrug staat in ruststand.
AUTOMATISCH
ZWEEFSTAND De laadbrug staat in laadstand.
AUTOMATISCH
NOODSTOP
De laadbrug staat in NOODSTOP-stand. Om naar zweef- of ruststand terug te keren,
moet eerst de foutmelding worden gereset door op de knop HEFFEN of AUTORETOUR
te drukken. Op het display verschnt AFSTELLING en de laadbrug kan weer met de
richtingstoetsen worden verplaatst.
AUTOMATISCH
AFSTELLING
B laadbruggen met uitschuifbare lip kan de lip in deze modus worden in- of
uitgeschoven.
AUTOMATISCH
1. OMHOOG De laadbrug wordt vanuit ruststand (home-stand) opgetild.
AUTOMATISCH
DEK OP De laadbrug wordt opgetild. Verschnt nadat td 1.HEFFEN is overschreden.
AUTOMATISCH
LIP UIT De uitschuifbare lip wordt uitgeschoven.
AUTOMATISCH
LIP IN De uitschuifbare lip wordt ingeschoven.
AUTOMATISCH
AUTORETURN Autoreturn cyclus wordt doorlopen. Automatische reset naar ruststand (home-stand).
AUTOMATISCH
SHELTER <–> De shelter-td loopt (opblazen of leeglopen).
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 23
NL
7.2 Bedrfsmodusinvoer
7.2.1 Versiemetaanvoerlip(BEDRFSMOD1)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
NEDERLANDS Selectie van de menutaal. DEUTSCH
ENGLISH
NEDERLANDS
FRANCAIS
ESPANOL
ITALIANO
DEUTSCH
KLEP VER. Selectie van voorgedenieerde ventielfuncties.
MOD1: 3 ventielen standaard
MOD 2: 3 ventielen speciaal
MOD 3: 2 ventielen standaard
MOD 4: 2 ventielen Hafa
MOD 5: 3 ventielen Zuccaro
MOD 6: 3 ventielen Laweco
MOD 7: 3 ventielen Cobelux
MOD 8: 2 ventielen speciaal
%“7.3 Functietabellen voor ventielaansturing”
MOD1 – MOD8 MOD1
OMLAAG Instellen hoe de overlaadbrug in zweefstand moet worden neergelaten.
MOD 1: Automatisch neerlaten
MOD 2: Geforceerd neerlaten via knop NEERLATEN (alleen met
4richtingstoetsen).
De overlaadbrug wordt door een impulscommando
automatisch in zweefstand neergelaten.
MOD 3: Geforceerd neerlaten via knop LIP IN (alleen met
3richtingstoetsen).
De lip wordt door een impulscommando kort ingetrokken en
vervolgens automatisch in zweefstand neergelaten.
MOD 4: Geforceerd neerlaten via knop NEERLATEN (alleen met
4richtingstoetsen).
Via een continucommando van de knop Neerlaten daalt
de overlaadbrug handmatig totdat de sensor in de brug de
laadvloer van de vrachtwagen detecteert.
(Sensor NEERLATEN -> Vre ingang X3/7-8)
MOD1 – MOD4 MOD1 – MOD4
1. OMHOOG Vanuit ruststand moet de laadbrug op dat moment voor eerste keer
worden opgetild voordat de lip kan worden uitgeschoven.
Deze functie dient ter bescherming van het mechanisme.
0,5 – 5 sec. 3 sec.
AR OMHOOG 1 Td voor de eerste keer heffen vanuit laadpositie (zweefstand) tdens
de AUTORETURN-procedure. Dit zorgt ervoor dat de uitschuifbare lip
vr is.
0,5 – 25 sec. 1 sec.
AR OMHOOG 2 Tdsduur voor het verder heffen van de laadbrug tdens de
AUTORETURN-procedure.
0 – 20 sec. 0 sec.
24 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
AR-OMLAAG Td voor het neerlaten naar de ruststand tdens het AUTORETURN-
proces. De td is van invloed op het schakelen van het verkeerslicht en
de deurvrgave.
0 – 16 sec. 2 sec.
MIN.LIP UIT Td waarvoor de uitschuifbare lip tenminste moet worden
uitgeschoven.
Deze functie dient ter bescherming van het mechanisme.
0,5 – 5 sec. 1 sec.
MAX.LIP UIT De td die nodig is om de uitschuifbare lip volledig uit te schuiven.
Na het verstrken van de td stopt de aansturing en daalt de
overlaadbrug.
De exacte td die de uitschuifbare lip nodig heeft, moet vooraf worden
bepaald (stopwatch).
Dit kan worden gedaan in AUTOMATISCHE modus via een chronometer
of in ONDERHOUD-modus via aezen van de monitorweergave.
%“4.6 Td- en stroommeting”
1 – 60 sec. 15 sec.
TD HYDR Maximale looptd van de hydraulische eenheid. De looptdbewaking
van een enkele beweging dient ter voorkoming van overbelasting in
geval van vastzittende knoppen of defecte eindschakelaars.
0 – 254sec. 60sec.
VERK. LICHT Functie van de buitenlampen na het laden. De overlaadbrug staat weer
in de ruststand (HOME-stand).
MOD1: Altd uitgeschakeld.
MOD2: in ruststand in.
MOD3: in ruststand na 5 minuten uit.
MOD4: In rustpositie aan, zonder eindpositieverzoek voor deur.
Voor oprplaten zonder deurverbinding.
MOD5 In rustpositie na 5 minuten uit,
zonder eindpositieverzoek voor deur.
MOD1 – MOD5 MOD3
HO/LI/VENT Aansturing van het waarschuwingssignaal, luchtcompressor (shelter-
functie) en laadlamp. De ingestelde MOD heeft betrekking op de
component die is aangesloten op X4/3-7.
MOD 1: Claxon
Geeft een waarschuwingssignaal als bvoorbeeld de wielkeg
tdens het laden wordt verwderd.
MOD 2: Luchtcompressor
Aansturing van een luchtcompressor voor deurafdichting
tdens het laadproces (shelter-functie). Deze MOD wordt
automatisch ingesteld als MOD2 of MOD3 is geselecteerd in
parameter SHELTER.
MOD 3: Laadlamp automatisch
Tdens het eerste heffen wordt de lamp ingeschakeld en blft
branden tot de overlaadbrug weer in de ruststand (HOME)
staat.
MOD 4: Laadlamp handmatig
De laadlamp kan handmatig worden in- en uitgeschakeld via de
NEERLATEN-knop.
Voorwaarde hiervoor is de instelling MOD1 in parameter
NEERLATEN.
MOD1 – MOD4 MOD1
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 25
NL
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
AUTO RETURN De AUTORETURN-procedure beschrft het automatisch resetten van
de overlaadbrug naar ruststand (HOME) na het laden.
Het proces wordt ingeschakeld door op de AR-knop (blauw) te drukken.
MOD 1: Autoreturn-functie uitgeschakeld.
MOD 2: Autoreturn-functie ingeschakeld.
MOD 3: Autoreturn ook via de knop LIP INSCHUIVEN.
Als de knop langer dan 4 seconden wordt ingedrukt, start de
AUTORETURN-procedure ook.
MOD 4: Verkorte autoreturn-cyclus, zonder eerst inschuiven.
%“4.2 Autoreturn (AR)”
MOD1 – MOD4 MOD2
WIELBLOK MOD 1: Wielkegfunctie uitgeschakeld.
MOD 2: Wielkegfunctie ingeschakeld,
als de wielkeg tdens het laden wordt verwderd, schakelen de
lampen op rood en de claxon geeft dit aan.
MOD 3: Wielkegfunctie ingeschakeld,
als de wielkeg tdens het laden wordt verwderd, worden de
klepknoppen geblokkeerd.
MOD1 – MOD3 MOD1
VOERTUIG SN Functie van de naderingssensor (X3/9-10) wanneer een voertuig de
overlaadbrug nadert.
MOD 1: Uitgeschakeld.
MOD 2: Naderingssensor ingeschakeld. Overlaadbrug zonder
gekoppelde deursturing.
Optische en akoestische botsbeveiliging via een
naderingssensor.
Als een voertuig de deur nadert en de naderingssensor
activeert (continu signaal), klinkt een waarschuwingssignaal
en gaat het ‚verkeerslicht‘ binnen op rood. De overlaadbrug
wordt vrgegeven voor bediening.
MOD 3: Naderingssensor ingeschakeld. Overlaadbrug met gekoppelde
deursturing.
Optische en akoestische botsbeveiliging via een
naderingssensor.
Als een voertuig de deur nadert en de naderingssensor
activeert (continu signaal), klinkt een waarschuwingssignaal
en gaat het ‚verkeerslicht‘ binnen op rood. De deurfunctie
is vrgegeven en zodra de deur wordt geopend, kan de
overlaadbrug worden bediend.
MOD 4: Identiek aan MOD 2, maar de hellingbaan is na het indrukken
van AR geblokkeerd tot de volgende vrachtwagen.
MOD1 – MOD4 MOD1
26 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
SHELTER Activering van een afdichting om temperatuurschommelingen tussen
vrachtwagenruim en de hal te voorkomen. Dit kan een opblaasbare
afdichting (luchtcompressor) of een oprolbare afdichting (buismotor)
zn. De shelter-functie heeft alleen zin in combinatie met een
elektrisch aangedreven deur en een gekoppelde deursturing.
MOD 1: Uitgeschakeld.
MOD 2: De afdichtingsfunctie wordt geactiveerd via een
knopcommando op de vre ingang
(X3 / 7-8) geactiveerd.
De vre ingang wordt automatisch ingesteld op MOD4
(SHELTER-knop). De HU/LI/SH-parameter wordt automatisch
ingesteld op MOD2 (luchtcompressor). De uitgang voor de
buismotor is ook actief tdens shelter-td. De deur kan nu
worden geopend en de overlaadbrug gepositioneerd. Nadat
het laadproces is voltooid, gaat automatisch een DICHT-
commando (X5 / 1-2) naar de deursturing. De shelter-functie
wordt uitgeschakeld zodra de deur weer is gesloten.
MOD 3: Hetzelfde als MOD2, maar uitschakeling gebeurt handmatig via
een tweede knopcommando op de vre invoer.
MOD 4: De afdichtingsfunctie wordt ingeschakeld via een
knopcommando op de vre ingang
(X3 / 7-8). De luchtcompressor wordt voor de duur van
de ingestelde shelter-td aangestuurd via een externe
magneetschakelaar aan de uitgang van de buismotor.
Uitgang HU/LI/SH kan nu voor een andere functie worden
gebruikt. De deur kan nu worden geopend en de overlaadbrug
gepositioneerd. Nadat het laadproces is voltooid, gaat
automatisch een DICHT-commando (X5 / 1-2) als impuls naar
de deursturing. De shelter-functie wordt na het sluiten van de
deur weer uitgeschakeld door de externe magneetschakelaar
voor de duur van de shelter-td.
MOD 5: Zelfde als MOD 4, maar de deur gaat automatisch open nadat
de shelter-td is verstreken.
(Voorwaarde: koppeling X5/1-2 met programmeerbare ingang 1
van de CS3x0-besturingseenheid/MOD4-instelling).
Automatisch sluiten van de deur door het instellen van de
open-td = 1 sec. (CS3x0).
MOD6: Zoals MOD 2, maar de deurvrgave komt pas, nadat de shelter is
opgeblazen.
MOD1 – MOD6 MOD1
SHELTERTIME Vertragingstd voor het vrgeven van de deur na activering van de
afdichtingsfunctie (SHELTER).
Na het verstrken van de td kan de deur worden geopend en kan het
laden beginnen.
Wanneer de afdichtingsfunctie na het laden wordt uitgeschakeld, wordt
de td opnieuw gestart en na aoop door de groene lamp getoond en
kan het voertuig wegrden van de overlaadbrug.
0 – 254 sec. 5 sec.
TT-TD Als de RZ-td wordt ingeschakeld, wordt de lip automatisch
ingeschoven na aoop van de ingestelde RZ-Td na het loslaten van de
knop LIP UIT.
B waarde 0 is de functie uitgeschakeld.
0 – 2 sec. 0 sec.
VRGAVE +/-
Selectie van het vrgavecontact. De werking van de overlaadbrug kan
via een potentiaalvr contact van de deursturing of een externe sensor
worden geblokkeerd of vrgegeven en kan dus niet worden bewogen b
een gesloten deur.
MOD 1: NC-contact
MOD 2: NO-contact
MOD1 – MOD2 MOD1
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 27
NL
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
VR. Werking wanneer de overlaadbrug tdens het laden geblokkeerd is.
MOD 1: Als tdens het laden de vrgave van de overlaadbrug wordt
opgeheven, blft de brug in zweefstand, het hydraulisch
aggregaat wordt uitgeschakeld, de klepknoppen van de
overlaadbrug worden uitgeschakeld en beide verkeerslichten
gaan op rood.
Er klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal als de claxon is
ingeschakeld.
MOD 2: Als tdens het laden de vrgave van de overlaadbrug
wordt opgeheven, blft de brug in zweefstand en beide
verkeerslichten gaan op rood.
Er klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal als de claxon is
ingeschakeld.
MOD1 – MOD2 MOD1
VR AAN Functie van de vr programmeerbare ingang (X3/7-8).
MOD 1: Uitgeschakeld
MOD 2: Verkeerslicht resetten. Aansluiting van een resetknop met NO-
contact.
De groene lamp buiten (vrgave van de vrachtwagen) gaat pas
branden als de overlaadbrug weer in ruststand staat (HOME),
de wielkeg is verwderd en de resetknop is ingedrukt.
Alleen in combinatie met een vrachtwagensensor!
MOD 3: Veiligheidshek met NC-contact.
Als het veiligheidshek gesloten is, kan de overlaadbrug niet
worden bediend.
MOD 4: Shelter-functie. Afdichting tussen vrachtwagenruim en de hal.
Aansluiting van een knop met NO-contact. B het indrukken
van de knop wordt de afdichtingsfunctie ingeschakeld (zie
parameter SHELTER/SHELTER-TD).
MOD 5: Sensor NEERLATEN. Aansluiting van een sensor met NO-
contact.
Voorwaarde: De parameter NEERLATEN is ingesteld op MOD4.
De overlaadbrug gaat pas naar zweefstand als de sensor de
laadvloer van de vrachtwagen heeft gedetecteerd.
MOD1 – MOD5 MOD1
STROOM MET. De waarde (in %) regelt de maximaal toelaatbare overschrding van
de motorstroom van de hydraulische eenheid b het raken van een
eindpositie. Als deze wordt overschreden, schakelt het aggregaat uit
en gaat de laadbrug naar zweefstand.
Deze parameter moet worden aangepast aan het betreffende
aggregaat.
Met de instelling 0% is de stroombewaking uitgeschakeld.
0% – 35% 20%
TDBASIS Met deze parameter kunnen verschillende snelheden van de
uitschuifbare lip tdens het uit- en inschuiven worden afgestemd.
Om de lip sneller in te schuiven, moet een negatieve waarde worden
geselecteerd.
- 90% – 100% 0%
BEDRFSMOD MOD1: Aanvoerfunctie
MOD2: Klepwigfunctie
MOD1 – MOD2 MOD1
28 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
7.2.2 Versiemetklepwig(BEDRFSMOD2)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
NEDERLANDS Selectie van de menutaal. DEUTSCH
ENGLISH
NEDERLANDS
FRANCAIS
ESPANOL
ITALIANO
DEUTSCH
KLEP VER. Selectie van voorgedenieerde ventielfuncties.
MOD1: 1 klep standaard
MOD2: 1 klep speciaal
MOD3: 2 klep standaard
MOD4: 2 klep speciaal
MOD5: 1 klep (oprplaat in rustpositie in verticale positie)
%“7.3 Functietabellen voor ventielaansturing”
MOD1 – MOD5 MOD1
AR OMHOOG 1 Td voor de eerste keer heffen vanuit laadpositie (zweefstand) tdens
de AUTORETURN-procedure. Dit zorgt ervoor dat de uitschuifbare lip
vr is.
0,5 – 25 sec. 1 sec.
AR-ZAKKEN 1 Td voor het verlagen van de laadbrug na de eerste verhoging tdens
het AUTO-RETURN-proces.
0 – 5 sec. 0 sec.
AR OMHOOG 2 Tdsduur voor het verder heffen van de laadbrug tdens de
AUTORETURN-procedure.
0 – 20 sec. 0 sec.
AR-ZAKKEN 2 Td voor het verlagen van de laadbrug in de rustpositie. 1 – 20sec. 2sec.
TD HYDR Maximale looptd van de hydraulische eenheid. De looptdbewaking
van een enkele beweging dient ter voorkoming van overbelasting in
geval van vastzittende knoppen of defecte eindschakelaars.
0 – 254sec. 60sec.
VERK. LICHT Functie van de buitenlampen na het laden. De overlaadbrug staat weer
in de ruststand (HOME-stand).
MOD1: Altd uitgeschakeld.
MOD2: in ruststand in.
MOD3: in ruststand na 5 minuten uit.
MOD4: In rustpositie aan, zonder eindpositieverzoek voor deur.
Voor oprplaten zonder deurverbinding.
MOD5: In rustpositie na 5 minuten uit,
zonder eindpositieverzoek voor deur.
MOD1 – MOD5 MOD3
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 29
NL
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
HO/LI/VENT Aansturing van het waarschuwingssignaal, luchtcompressor (shelter-
functie) en laadlamp. De ingestelde MOD heeft betrekking op de
component die is aangesloten op X4/3-7.
MOD 1: Claxon
Geeft een waarschuwingssignaal als bvoorbeeld de wielkeg
tdens het laden wordt verwderd.
MOD 2: Luchtcompressor
Aansturing van een luchtcompressor voor deurafdichting
tdens het laadproces (shelter-functie). Deze MOD wordt
automatisch ingesteld als MOD2 of MOD3 is geselecteerd in
parameter SHELTER.
MOD 3: Laadlamp automatisch
Tdens het eerste heffen wordt de lamp ingeschakeld en blft
branden tot de overlaadbrug weer in de ruststand (HOME)
staat.
MOD 4: Laadlamp handmatig
De laadlamp kan handmatig worden in- en uitgeschakeld via de
NEERLATEN-knop.
Voorwaarde hiervoor is de instelling MOD1 in parameter
NEERLATEN.
MOD1 – MOD4 MOD1
AUTORETURN De AUTORETURN-procedure beschrft het automatisch resetten van
de overlaadbrug naar ruststand (HOME) na het laden.
Het proces wordt ingeschakeld door op de AR-knop (blauw) te drukken.
MOD 1: Autoreturn-functie uitgeschakeld.
MOD 2: Autoreturn-functie ingeschakeld.
MOD 3: Autoreturn ook via de knop LIP INSCHUIVEN.
Als de knop langer dan 4 seconden wordt ingedrukt, start de
AUTORETURN-procedure ook.
MOD 4: Verkorte autoreturn-cyclus, zonder eerst inschuiven.
%“4.2 Autoreturn (AR)”
MOD1 – MOD4 MOD2
WIELBLOK MOD 1: Wielkegfunctie uitgeschakeld.
MOD 2: Wielkegfunctie ingeschakeld,
als de wielkeg tdens het laden wordt verwderd, schakelen de
lampen op rood en de claxon geeft dit aan.
MOD 3: Wielkegfunctie ingeschakeld,
als de wielkeg tdens het laden wordt verwderd, worden de
klepknoppen geblokkeerd.
MOD1 – MOD3 MOD1
30 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
VOERTUIG SN Functie van de naderingssensor (X3/9-10) wanneer een voertuig de
overlaadbrug nadert.
MOD 1: Uitgeschakeld.
MOD 2: Naderingssensor ingeschakeld. Overlaadbrug zonder
gekoppelde deursturing.
Optische en akoestische botsbeveiliging via een
naderingssensor.
Als een voertuig de deur nadert en de naderingssensor
activeert (continu signaal), klinkt een waarschuwingssignaal
en gaat het ‚verkeerslicht‘ binnen op rood. De overlaadbrug
wordt vrgegeven voor bediening.
MOD 3: Naderingssensor ingeschakeld. Overlaadbrug met gekoppelde
deursturing.
Optische en akoestische botsbeveiliging via een
naderingssensor.
Als een voertuig de deur nadert en de naderingssensor
activeert (continu signaal), klinkt een waarschuwingssignaal
en gaat het ‚verkeerslicht‘ binnen op rood. De deurfunctie
is vrgegeven en zodra de deur wordt geopend, kan de
overlaadbrug worden bediend.
MOD 4: Identiek aan MOD 2, maar de hellingbaan is na het indrukken
van AR geblokkeerd tot de volgende vrachtwagen.
MOD1 – MOD4 MOD1
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 31
NL
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
SHELTER Activering van een afdichting om temperatuurschommelingen tussen
vrachtwagenruim en de hal te voorkomen. Dit kan een opblaasbare
afdichting (luchtcompressor) of een oprolbare afdichting (buismotor)
zn. De shelter-functie heeft alleen zin in combinatie met een
elektrisch aangedreven deur en een gekoppelde deursturing.
MOD 1: Uitgeschakeld.
MOD 2: De afdichtingsfunctie wordt geactiveerd via een
knopcommando op de vre ingang (X3 / 7-8) geactiveerd.
De vre ingang wordt automatisch ingesteld op MOD4
(SHELTER-knop). De HU/LI/SH-parameter wordt automatisch
ingesteld op MOD2 (luchtcompressor). De uitgang voor de
buismotor is ook actief tdens shelter-td. De deur kan nu
worden geopend en de overlaadbrug gepositioneerd. Nadat
het laadproces is voltooid, gaat automatisch een DICHT-
commando (X5 / 1-2) naar de deursturing. De shelter-functie
wordt uitgeschakeld zodra de deur weer is gesloten.
MOD 3: Hetzelfde als MOD2, maar uitschakeling gebeurt handmatig via
een tweede knopcommando op de vre invoer.
MOD 4: De afdichtingsfunctie wordt ingeschakeld via een
knopcommando op de vre ingang
(X3 / 7-8). De luchtcompressor wordt voor de duur van
de ingestelde shelter-td aangestuurd via een externe
magneetschakelaar aan de uitgang van de buismotor.
Uitgang HU/LI/SH kan nu voor een andere functie worden
gebruikt. De deur kan nu worden geopend en de overlaadbrug
gepositioneerd. Nadat het laadproces is voltooid, gaat
automatisch een DICHT-commando (X5 / 1-2) als impuls naar
de deursturing. De shelter-functie wordt na het sluiten van de
deur weer uitgeschakeld door de externe magneetschakelaar
voor de duur van de shelter-td.
MOD 5: Zelfde als MOD 4, maar de deur gaat automatisch open nadat
de shelter-td is verstreken.
(Voorwaarde: koppeling X5/1-2 met programmeerbare ingang 1
van de CS3x0-besturingseenheid/MOD4-instelling).
Automatisch sluiten van de deur door het instellen van de
open-td = 1 sec. (CS3x0).
MOD6: Zoals MOD 2, maar de deurvrgave komt pas, nadat de shelter is
opgeblazen.
MOD1 – MOD6 MOD1
SHELTERTIME Vertragingstd voor het vrgeven van de deur na activering van de
afdichtingsfunctie (SHELTER).
Na het verstrken van de td kan de deur worden geopend en kan het
laden beginnen.
Wanneer de afdichtingsfunctie na het laden wordt uitgeschakeld, wordt
de td opnieuw gestart en na aoop door de groene lamp getoond en
kan het voertuig wegrden van de overlaadbrug.
0 – 254 sec. 5 sec.
VRGAVE +/-
Selectie van het vrgavecontact. De werking van de overlaadbrug kan
via een potentiaalvr contact van de deursturing of een externe sensor
worden geblokkeerd of vrgegeven en kan dus niet worden bewogen b
een gesloten deur.
MOD 1: NC-contact
MOD 2: NO-contact
MOD1 – MOD2 MOD1
32 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Functie Beschrving Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstel-
ling
VR. Werking wanneer de overlaadbrug tdens het laden geblokkeerd is.
MOD 1: Als tdens het laden de vrgave van de overlaadbrug wordt
opgeheven, blft de brug in zweefstand, het hydraulisch
aggregaat wordt uitgeschakeld, de klepknoppen van de
overlaadbrug worden uitgeschakeld en beide verkeerslichten
gaan op rood.
Er klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal als de claxon is
ingeschakeld.
MOD 2: Als tdens het laden de vrgave van de overlaadbrug
wordt opgeheven, blft de brug in zweefstand en beide
verkeerslichten gaan op rood.
Er klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal als de claxon is
ingeschakeld.
MOD1 – MOD2 MOD1
VR AAN Functie van de vr programmeerbare ingang (X3/7-8).
MOD 1: Uitgeschakeld
MOD 2: Verkeerslicht resetten. Aansluiting van een resetknop met NO-
contact.
De groene lamp buiten (vrgave van de vrachtwagen) gaat pas
branden als de overlaadbrug weer in ruststand staat (HOME),
de wielkeg is verwderd en de resetknop is ingedrukt.
Alleen in combinatie met een vrachtwagensensor!
MOD 3: Veiligheidshek met NC-contact.
Als het veiligheidshek gesloten is, kan de overlaadbrug niet
worden bediend.
MOD 4: Shelter-functie. Afdichting tussen vrachtwagenruim en de hal.
Aansluiting van een knop met NO-contact. B het indrukken
van de knop wordt de afdichtingsfunctie ingeschakeld (zie
parameter SHELTER/SHELTER-TD).
MOD 5: Sensor NEERLATEN. Aansluiting van een sensor met NO-
contact.
Voorwaarde: De parameter NEERLATEN is ingesteld op MOD4.
De overlaadbrug gaat pas naar zweefstand als de sensor de
laadvloer van de vrachtwagen heeft gedetecteerd.
MOD1 – MOD5 MOD1
STROOM MET. De waarde (in %) regelt de maximaal toelaatbare overschrding van
de motorstroom van de hydraulische eenheid b het raken van een
eindpositie. Als deze wordt overschreden, schakelt het aggregaat uit
en gaat de laadbrug naar zweefstand.
Deze parameter moet worden aangepast aan het betreffende
aggregaat.
Met de instelling 0% is de stroombewaking uitgeschakeld.
0% – 35% 20%
TDBASIS Met deze parameter kunnen verschillende snelheden van de
uitschuifbare lip tdens het uit- en inschuiven worden afgestemd.
Om de lip sneller in te schuiven, moet een negatieve waarde worden
geselecteerd.
- 90% – 100% 0%
T KLEP
(Alleen
zichtbaar, indien
klepmod=3-5)
Na de ingestelde td wordt de klep 1 (Y1) uitgeschakeld om de klepwig
uit te schuiven.
0,1 – 25 sec. 0 sec.
BEDRFSMOD MOD1: Aanvoerfunctie
MOD2: Klepwigfunctie
MOD1 – MOD2 MOD1
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 33
NL
7.3 Functietabellen voor ventielaansturing
7.3.1 Versiemetaanvoerlip(BEDRFSMOD1)
MODUS 1 3 ventielen / standaard / Stertil / Hafa / Rite Hite
Stop Lip uit Lip in
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2 Y3
Heffen 1 1 0 0
Neerlaten 0 1 0 0
Lip uit 1010
Lip in 1 0 0 1
Zweefstand 0 1 0 0
Noodstop 0000
MODUS 2 3 ventielen / speciaal
Stop Lip uit Lip in
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2 Y3
Heffen 1 1 0 0
Neerlaten 0 1 0 0
Lip uit 1010
Lip in 1 0 0 1
Zweefstand 0 1 0 0
Noodstop 0000
MODUS 3 2 ventielen / standaard
Stop Lip
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2
Heffen 1 1 0
Neerlaten 0 1 1
Lip uit 1 0 0
Lip in 101
Zweefstand 0 1 1
Noodstop 000
34 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
MODUS 4 2 ventielen / HAFA
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2
Heffen 1 0 1
Neerlaten 010
Lip uit 1 0 0
Lip in 101
Zweefstand 0 1 0
Noodstop 000
MODUS 5 3ventielen/Zuccaro
Stop Lip uit Lip in
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2 Y3
Heffen 1 1 0 0
Neerlaten 0 1 0 0
Lip uit 1010
Lip in 1 0 0 1
Zweefstand 0 1 0 0
Ruststand 0 0 0 0
Noodstop 0000
MODUS 6 3 ventielen / LAWECO
Stop Lip uit Lip in
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2 Y3
Heffen 1 1 0 0
Neerlaten 0 1 0 0
Lip uit 1010
Lip in 1 0 0 1
Zweefstand 0 1 0 1
Ruststand 0 0 0 0
Noodstop 0000
MODUS 7 3 ventielen / COBELUX
Stop Lip uit Lip in
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2 Y3
Heffen 1 0 0 0
Neerlaten 0 1 0 0
Lip uit 1010
Lip in 1 0 0 1
Zweefstand 0 1 0 0
Ruststand 0 1 0 0
Noodstop 0000
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 35
NL
MODUS 8 2 ventielen / speciaal
Stop Lip
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2
Heffen 1 1 0
Neerlaten 0 1 1
Lip uit 101
Lip in 1 0 0
Zweefstand 0 1 1
Noodstop 000
7.3.2 Versiemetklepwig(BEDRFSMOD2)
MODUS 1 1 ventielen / aansturing standaard
Stop
Functie Magneetschakelaar Y1
Heffen 1 1
Neerlaten 0 1
Zweefstand 0 1
Noodstop 0 0
MODUS 2 1 ventielen / aansturing speciaal
Stop
Functie Magneetschakelaar Y1
Heffen 1 0
Neerlaten 0 1
Zweefstand 0 1
Noodstop 0 0
MODUS 3 2 ventielen / aansturing speciaal
Functie Magneetschakelaar Y1 Y2
Heffen 1 1 0
Nadat Y1 td is afgelopen 1 0 0
Neerlaten 0 0 1
Zweefstand 0 0 1
Noodstop 000
36 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
7.4 Modus Diagnose
Weergave Betekenis Toestand
STOPKETEN Veiligheidscircuit
(X2/1+2)
AAN: gesloten
UIT: onderbroken (storing)
WIELBLOK Wielkeg
(X3/1+2)
AAN: geactiveerd (voertuig gedetecteerd)
UIT: niet geactiveerd
VR. Vrgave van de overlaadbrug via de deursturing
(X3/3+4)
AAN: actief (vrgave)
UIT: niet actief (geblokkeerd)
HOME ES Eindschakelaar overlaadbrug voor detectie van
de ruststand (X3/5+6)
AAN: geactiveerd (HOME-stand)
UIT: niet geactiveerd
VR AAN Programmeerbare ingang
(X3/7+8)
AAN: actief
UIT: Niet actief
VOERTUIG SN Naderingssensor overlaadbrug
(X3/9+10)
AAN: geactiveerd (voertuig gedetecteerd)
UIT: niet geactiveerd
UITSCHUIVEN
(alleen versie
aanvoerlip -
BEDRFSMODUS1)
Knop LIP UIT
(X6/2 klepknoppen)
AAN: geactiveerd
UIT: niet geactiveerd
INSCHUIVEN
(alleen versie
aanvoerlip -
BEDRFSMODUS 1)
Knop LIP IN
(X6/3 klepknoppen)
AAN: geactiveerd
UIT: niet geactiveerd
DEK OP Knop HEFFEN
(X6/4 klepknoppen)
AAN: geactiveerd
UIT: niet geactiveerd
AUTO-RETOUR Knop (AUTORETURN) AR
(X6/5 klepknoppen)
AAN: geactiveerd
UIT: niet geactiveerd
DEK OMLAAG Knop NEERLATEN, indien aanwezig
(X6/6 klepknoppen)
AAN: geactiveerd
UIT: niet geactiveerd
CYCLUS Cyclusteller overlaadbrug Weergave van de voltooide cycli
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 37
NL
7.5 Storingsmelding op de LCD-monitor
Storing / Storingsmelding Oorzaak Oplossing
Installatie reageert niet. Geen spanning aanwezig. Voedingsspanning controleren.
Overlaadbrug heft niet als de knop
HEFFEN wordt ingedrukt.
Geen vrgave van de laadbrug door de
deursturing of een sensor (X3 / 3+4.
Controleer de potentiaalvre uitgang van
de besturingseenheid.
Sensor controleren.
Overlaadbrug heft niet als de knop
HEFFEN wordt ingedrukt en LED 1 is
uit.
Geen rechts draaiveld in de voeding. Draaiveld controleren en evt. wzigen
(2 fasen op de netaansluiting
verwisselen).
Overlaadbrug heft niet als de knop
HEFFEN wordt ingedrukt, LED 1 brandt
en het hydraulisch aggregaat werkt.
Hydraulisch aggregaat verkeerd
aangesloten.
2 fasen op de aansluiting naar het
hydraulisch aggregaat verwisselen.
ERROR LO. TD De geprogrammeerde maximale looptd
van het hydraulisch aggregaat is
overschreden.
Controleer de knop en de bedrading.
Meet de looptd en deze zo nodig
bstellen.
ERROR DREHFELD Geen rechts draaiveld in de voeding. Draaiveld controleren en evt. wzigen
(2 fasen op de netaansluiting
verwisselen).
NOODSTOP Het veiligheidscircuit (X2/B1+B2) is
onderbroken of stroomstoring in een
ongedenieerde stand.
Controleer het veiligheidscircuit.
Druk op de knop HEFFEN en vervolgens
op de knop AR en beide toetsen
ingedrukt houden (laadbrug keert terug
naar ruststand).
VRG. ONTBR. Geen vrgave van de overlaadbrug door
de deursturing of een sensor (X3/3+4).
Positie van de deur controleren.
Controleer de potentiaalvre uitgang van
de besturingseenheid of sensor.
ERROR Schakelaar/sensor voor brugvrgave,
naderings- of wielkegbewaking staan
tdens het laden in een niet toegestane
toestand.
-> (X3/3+4 en 9+10)
Schakelaar/sensor controleren.
7.6 Storingsmelding via LED 1
Storing / Storingsmelding Oorzaak Oplossing
LED uit Geen rechts draaiveld in de voeding. Draaiveld controleren en evt. wzigen
(2 fasen op de netaansluiting
verwisselen).
38 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
8. Verzorging
WAARSCHUWING!
Levensgevaardoorelektrischeschok!
Het aanraken van spanningvoerende onderdelen kan leiden tot
een elektrische schok, verbrandingen of de dood.
Voor reinigingswerkzaamheden de besturing altd scheiden
van de stroomvoorziening.
Zorg dat de stroomverzorging tdens de
reinigingswerkzaamheden onderbroken blft.
ATTENTIE!
Gevaarvoormateriëleschadedoorincorrecteomgang!
Nooit voor de reiniging van de besturing gebruiken:
directe waterstraal, hogedrukreiniger, zuur of loog.
Gebruik een zachte, pluisvre doek voor het reinigen.
B sterke vervuilingen kan de behuizing met een mild afwasmiddel
worden gereinigd.
Reinig de behuizing uitwendig met een vochtige doek.
9. Reparatie
9.1 Onderhoud
De besturing is onderhoudsvr.
9.2 Controle
De besturing moet eenmaal per jaar worden gecontroleerd.
Controle uitsluitend door gekwaliceerd vakpersoneel.
%“1.2.2 Vakpersoneel”
WAARSCHUWING!
Levensgevaardoorelektrischeschok!
Het aanraken van spanningvoerende onderdelen kan leiden tot
een elektrische schok, verbrandingen of de dood.
Voor de controle de besturing altd scheiden van de
stroomvoorziening.
Zorg dat de stroomverzorging tdens de controle
onderbroken blft.
ATTENTIE!
Gevaar voor materiële schade door incorrecte controle van de
besturing!
Om beschadigingen aan de besturing of de laadbrug te vermden,
moeten de volgende punten worden aangehouden:
Versleten of defecte delen moeten worden vervangen.
Er mogen alleen toegelaten delen worden gemonteerd.
De controle moet worden vastgelegd.
Controleer alle elektrische leidingen en de behuizing op
beschadigingen. Een defecte kabel moet direct worden
vervangen.
Vervangen defecte delen moeten op correcte wze worden
afgevoerd.
10. Demontage
Demontage uitsluitend door gekwaliceerd vakpersoneel.
%“1.2.2 Vakpersoneel”
WAARSCHUWING!
Levensgevaardoorelektrischeschok!
Het aanraken van spanningvoerende onderdelen kan leiden tot
een elektrische schok, verbrandingen of de dood.
Voor de demontage de besturing altd scheiden van de
stroomvoorziening.
Zorg dat de stroomvoorziening tdens de demontage is
onderbroken blft.
11. Recycling
Recycling uitsluitend door gekwaliceerd vakpersoneel.
%“1.2.2 Vakpersoneel”
Afgedankte apparaten mogen niet worden
weggegooid b het huishoudelk afval!
Afgedankte apparaten via een inzamelpunt voor elektronisch
schroot of via uw vakhandelaar recyclen.
Oude batteren via een recyclingbak voor oude batteren of via
de vakhandel recyclen.
Het verpakkingsmateriaal via de verzamelbak voor karton,
papier en kunststoffen recyclen.
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 39
NL
12. Inbouwverklaring
in het kader van de richtln 2006/42/EG (machine) voor de inbouw
van een onvolledige machine volgens blage II, deel 1B.
Conformiteitsverklaring
in het kader van de richtln 2014/30/EU (EMC)
in het kader van de richtln 2011/65/EU (RoHS)
Marantec Legden GmbH & Co.KG,
Neue Mühle 4,
D - 48739 Legden
Hiermee verklaren w dat het hierna genoemde product
Productaanduiding: Besturing voor laadbruggen
Typeaanduiding: RS301K,RS301V
uitsluitend voor inbouw in een laadbruginstallatie is bedoeld en
in overeenstemming met de volgende richtlnen is ontwikkeld,
geconstrueerd en geproduceerd:
Machinerichtln 2006/42/EG
Blage 1: 1.1.2, 1.1.3, 1.1.5, 1.2.1, 1.2.2, 1.2.3, 1.2.4.2, 1.2.5, 1.2.6, 1.3.1,
1.3.2, 1.3.3, 1.3.4, 1.3.9, 1.5.1, 1.5.2, 1.5.4, 1.5.5, 1.5.6, 1.5.7,
1.5.8, 1.5.9, 1.5.10, 1.5.11, 1.5.13, 1.6.1, 1.6.2, 1.6.3, 1.6.4, 1.7.1.1,
1.7.1.2, 1.7.2, 1.7.3, 1.7.4.3.
EMC-richtln 2014/30/EU - Elektromagnetische compatibiliteit
RoHS-richtln 2011/65/EU - Gevaarlke stoffen in elektrische
apparaten
NSR-richtln 2014/35/EU - Laagspanning conform blage I deel
1.5.1 van de 2006/42/EG
Toegepaste en geraadpleegde normen:
EN 1398:2009 Laadbruggen - Veiligheidsvereisten
EN 60204-1:2019 Veiligheid van machine - Elektrische
uitrusting van machines - Deel 1:
Algemene informatie
EN IEC 61000-6-2:2019 Elektromagnetische compatibiliteit
(EMC) - Deel 6-2: Algemene normen
- Immuniteit voor industriële
omgevingen
EN IEC 61000-6-4:2020 Elektromagnetische compatibiliteit
(EMC) - Deel 6-4: Algemene normen
- Emissienormen voor industriële
omgevingen
De speciale technische documentatie is conform blage VII deel B
van de machinerichtln (2006/42/EG) opgesteld.
W verbinden ons ertoe deze op gerechtvaardigd verzoek
binnen een redelke termn in elektronische vorm aan de
toezichthoudende autoriteiten door te geven.
Gevolmachtigde voor het samenstellen van de technische
documentatie is de ondertekenaar.
Onvolledige machines in het kader van de richtln 2006/42/EG
zn alleen bedoeld voor inbouw in andere machines of andere
onvolledige machines of installaties, waarmee deze wordt
samengevoegd, om samen hiermee één machine te vormen in de
zin van de hierboven genoemde richtln. Daarom mag dit product
pas in gebruik worden genomen, als is vastgesteld dat de totale
machine / installatie, waarin deze is ingebouwd, voldoet aan de
bepalingen van de bovenstaande richtln.
B een niet met ons afgestemde wziging van het product verliest
deze verklaring haar geldigheid.
Legden, 01-11-2022
Dirk Wesseling, Directie
40 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
13. Blage
13.1 Overzicht van de aansluitingen
1
2
U
V
W
X2 X1
P E
X6
LE D
1
X5
X7
X4
X8
J1
101112 9 8 7 6 5 4
X5
GND
+24 V DC
Y3 GND
+24 V DC
GND
+24 V DC
Y2
Y1
24 V
45321
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
24 V
24 V
11 121098
45 6 7321
21345
98 7 6101112
24 V
11 121098
GND
45 6 7321 11 121098
24 V
24 V
45321
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
24 V
45321
101112
X5
4
56 3 2 1
X8
GND
+24 V DC
COM
4
56 3 22 11
X8
X4
COM
COM
L1
N
8
4
567 3 2 1
M
L1 L2 L3
N
L
3
230V~ L
230V~ N
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
M
N
1
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
N
L1
N
L1
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
U
V
W
L1
P E
B1
B2
L2 L3 N
8
4
567 3 2 1
M
L1 L2 L3
N
L
3
230V~ L
230V~ N
L1
F1
A2 14 2 4 6
A1 13
876543216543211098765432
66X
1
1
V+ V-
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1
2
1
2
1
2
L1N
31 5
F2 F3
L2 L3 N
X3
X7
Contactstrip X5
(Ventielen)
max. 800 mA per ventiel
X6
Contactstrip X8
(Signaallampen 230 V~)
Contactstrip X8
(Signaallampen 24 V=)
Contactstrip X4
(Luchtcompressor shelter)
Contactstrip X4
(Luchtcompressor shelter) facultatief
Contactstrip X4
(Buismotor shelter)
Contactstrip X4
(Claxon)
Contactstrip X4
(Laadlamp)
HS
Contactstrip X5
(Deur sluiten/Deur vrgave)
Deur sluiten
naar deursturing
Deur vrgave
naar deursturing
GND
+ 24 V DC
max. 250 mA
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 41
NL
1
2
U
V
W
X2 X1
P E
X6
LE D
1
X5
X7
X4
X8
J1
101112 9 8 7 6 5 4
X5
GND
+24 V DC
Y3 GND
+24 V DC
GND
+24 V DC
Y2
Y1
24 V
45321
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
24 V
24 V
11 121098
45 6 7321
21345
98 7 6101112
24 V
11 121098
GND
45 6 7321 11 121098
24 V
24 V
45321
24 V
11 121098
GND
45 6 7321
24 V
45321
101112
X5
4
56 3 2 1
X8
GND
+24 V DC
COM
4
56 3 22 11
X8
X4
COM
COM
L1
N
8
4
567 3 2 1
M
L1 L2 L3
N
L
3
230V~ L
230V~ N
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
M
N
1
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
N
L1
N
L1
230V~ L
230V~ N
8
4
567 3 2 1
U
V
W
L1
P E
B1
B2
L2 L3 N
8
4
567 3 2 1
M
L1 L2 L3
N
L
3
230V~ L
230V~ N
L1
F1
A2 14 2 4 6
A1 13
876543216543211098765432
66X
1
1
V+ V-
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1
2
1
2
1
2
L1N
31 5
F2 F3
L2 L3 N
X3
Hydraulisch
aggregaat
Contactstrip X3
(Naderingssensor)
Contactstrip X3
(Wielkeg)
NO-contact
NO-contact
naar keuze
NC-contact
naar keuze
naar keuze
NO-contact
PNP-open collector PNP-open collector
PNP-open collector
Contactstrip X3
(Eindschakelaar brug/vre ingang)
naar keuze
NC-contact
Contactstrip X2
(Aggregaat/Noodstop)
Contactstrip X1/PE
(Spanningsvoorziening)
Noodstop
NC
Contactstrip X3
(Brug vrgave
van deursturing of sensor)
naar keuze
42 Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL)
Montage- en gebruiksaanwzing, RS 301, Rev. A 1.03 (190156 – NL) 43
NL
#190156
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44

Marantec RS 301 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding