Giant Liv Bicycle de handleiding

Type
de handleiding
KLAAR VOOR DE START, AF!
Van harte gefeliciteerd met uw nieuwe Liv fiets! Of het nu gaat om wedstrijden, woon-werkverkeer, conditie of
plezier, iedere Liv fiets is bedoeld om het fietsen aangenamer te maken. Wij streven ernaar een trouwe
metgezel te zijn op iedere weg, op ieder pad en op ieder spoor dat zich voor u uitstrekt.
UW VRIEND BIJ HET FIETSEN
Liv zet zich in voor de vrouwelijke fietser. Het is onze hoofdpassie om fietsen bereikbaarder en aantrekkelijker te
maken zodat het de hoofdsport en fitnessactiviteit kan worden voor vrouwen.
Wij bieden de enige geavanceerde productencollectie aan die specifiek is ontworpen voor vrouwelijke fietsers,
reikend van prachtige kleding tot premium fietsen.
Ongeacht het niveau of de stijl van de fietser, bidet Liv de beste producten om vrouwen nieuwe mogelijkheden te
helpen ontdekken via het fietsen.
LEER UW NIEUWE FIETS KENNEN
Lees voordat u voor de eerste keer op uw fiets stapt deze handleiding door. U leert over de verschillende
onderdelen, elementen en technologieën, waarvan er waarschijnlijk velen nieuw voor u en speciaal voor deze
fiets ontwikkeld zijn. Hoe ervaren u ook bent, neem de veiligheidsvoorschriften in acht.
Ga voor de beste service en technisch advies naar uw plaatselijke Giant / Liv dealer. Breng om deze dealer te
vinden en voor meer informatie over Liv een bezoek aan liv-cycling.com.
Hartelijk bedankt voor het kiezen van Liv. We zijn er trots op deel uit te mogen maken van uw fietsleven.
Inhoud
ALGEMENE WAARSCHUWING p. 1
Speciale opmerking voor ouders p. 2
1. Allereerst
A. Formaat fiets p. 3
B. Veiligheid voorop p. 3
C. Veiligheidscontrole van de mechaniek p. 4
D. De eerste rit p. 5
2. Veiligheid
A. Basiskennis p. 6
B. Veilig fietsen p. 6
C. Veiligheid off road p. 7
D. Rijden bij natte weersomstandigheden p. 8
E. 's Nachts rijden p. 8
F. Extreem-, stunt- of wedstrijd rijden p. 9
G. Onderdelen vervangen of accessoires plaatsen p. 10
3. Maat
A. Standover-hoogte p. 11
B. Zadelstand p. 11
C. Hoogte en hoek van het stuur p. 13
C. Afstellen positie rem- en schakelhendels p. 14
E. Bereik remhendel p. 14
4. Tech
A. Wielen p. 15
1. Snelsluiting wiel p. 16
2. Verwijderen en monteren van wielen met snelsluiting p. 16
3. Verwijderen en monteren van wielen met boutbevestiging p. 16
B. Snelsluiting zadelpen p. 19
C. Remmen p. 20
D. Schakelen p. 22
E. Pedalen p. 24
F. Fietsvering p. 25
G. Binnen- en buitenbanden p. 26
5. Service
A. Onderhoudsintervallen p. 28
B. Bij een aanrijding of valpartij p. 29
Bijlage A: Beoogd gebruik van uw fiets p. 30
Bijlage B: Levensduur van uw fiets en zijn onderdelen p. 34
Bijlage C: Terugtraprem p. 39
Bijlage D: Aanhaalmomenten p. 40
Bijlage E: Liv kantoren / distributeurs wereldwijd p. 43
6. Dealer/Garantie
A. Over uw dealer p. 44
B. Garantie-informatie p. 44
OPMERKING:
Deze handleiding is niet bedoeld als een uitgebreide handleiding voor service, reparatie of onderhoud.
Wij erzoeken u om naar uw dealer te gaan voor service, reparaties of onderhoud. Uw dealer kan u ook
doorverwijzen naar cursussen, clinics of boeken over gebruik, service, reparatie of onderhoud van uw fiets.
1
ALGEMENE WAARSCHUWING:
Net als bij elke sport, kunt u tijdens het fietsen letsel of schade oplopen. Als u gaat fietsen, neemt u de
verantwoordelijkheid voor dat risico op zich. Zorg er dus voor dat u op de hoogte bent van de regels voor
veilig en verantwoord fietsen en goed gebruik en onderhoud, en breng deze in de praktijk. Correct gebruik
en onderhoud van uw fiets vermindert de kans op letsel.
Deze handleiding bevat vele vermeldingen zoals "Waarschuwingen" en "Voorzichtig", die waarschuwen voor
de gevolgen van het niet goed onderhouden of inspecteren van uw fiets en het niet opvolgen van de richtlijnen
voor veilig fietsen.
De combinatie van het gevarenteken en het woord WAARSCHUWING geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan, die ernstige verwondingen of zelfs de dood tot gevolg kan hebben. Vermijd dus dergelijke
situaties.
De combinatie van het gevarenteken en het woordVOORZICHTIG wijst op een mogelijk gevaarlijke
situatie die kan resulteren in kleine of gemiddelde verwondingen, of is een waarschuwing voor onveilige
handelingen. Vermijd dus dergelijke situaties.
Het woord VOORZICHTIG zonder het gevarenteken wijst op een situatie, die kan leiden tot zware
beschadiging van de fiets of het vervallen van de garantie. Vermijd dus dergelijke situaties.
In veel van de meldingen Waarschuwing en Voorzichtig staat: “u kunt de controle over de fiets verliezen en
vallen”. Aangezien elke val kan resulteren in ernstige verwondingen of zelfs de dood, herhalen wij deze
waarschuwing niet elke keer.
Omdat het onmogelijk om alle situaties of omstandigheden die zich tijdens het fietsen kunnen voordoen te
voorzien, is deze handleiding niet representatief voor het veilig gebruik van de fiets onder alle mogelijke
omstandigheden. Aan het gebruik van elke fiets zijn risico's verbonden, die niet voorspeld of vermeden kunnen
worden en waarvoor alleen de fietser de verantwoordelijkheid draagt.
BELANGRIJK:
Deze handleiding bevat belangrijke informatie over de veiligheid, de prestaties en het onderhoud van uw
fiets. Lees de handleiding voordat u voor het eerst op uw nieuwe fiets gaat rijden en bewaar hem als referentie.
Er is mogelijk extra informatie beschikbaar over de veiligheid, prestaties en onderhoud van specifieke
onderdelen zoals de vering of de pedalen van uw fiets, of van accessoires zoals helmen of verlichting, die u aan
aanschaft. Zorg dat de dealer u alle literatuur van de fabrikant geeft die bij uw fiets of accessoires hoort.
Wanneer de instructies in deze handleiding afwijken van de informatie verstrekt door een onderdelenfabrikant,
volg dan altijd de instructies van de onderdelenfabrikant.
Als u vragen heeft of iets niet begrijpt, neem dan de verantwoordelijkheid voor uw eigen veiligheid en neem
contact op met uw dealer of met de fabrikant van uw fiets.
2
Een speciale opmerking voor ouders:
Als ouder of voogd bent u verantwoordelijk voor de activiteiten en de veiligheid van uw minderjarige kind.
U moet er onder anderen voor zorgen dat de fiets goed is afgesteld voor het kind, dat de fiets in goede staat
van onderhoud verkeert en veilig te bedienen is; dat u en uw kind alles weten over het veilig gebruik van de fiets.
Zorg dat u beiden de plaatselijke verkeersregels voor auto's en fietsers kent, en dat u zich hieraan houdt, en
gebruik beiden uw gezond verstand voor een veilig en verantwoord gebruik van de fiets. Ouders moeten deze
handleiding lezen en alle waarschuwingen en aanwijzingen voor het correct gebruik van de fiets aan het kind
uitleggen, alvorens hun kind op de fiets te laten rijden.
WAARSCHUWING: Zorg dat uw kind tijdens het fietsen altijd een goedgekeurde helm draagt.
Leg uw kind echter ook uit dat een fietshelm alleen voor fietsen is en dat deze na het fietsen afgedaan
moet worden. Laat het kind geen helm dragen tijdens het spelen, in een speeltuin, op een klimrek,
bij het klimmen in bomen of op andere momenten wanneer er niet gefietst wordt. Het negeren van deze
waarschuwing kan ernstige verwondingen of zelfs de dood tot gevolg hebben.
3
1. Allereerst
OPMERKING: Wij raden u met klem aan deze handleiding vóór uw eerste rit op de fiets in zijn geheel door te
lezen. Lees op zijn minst dit hele hoofdstuk door en zorg dat u alles begrijpt. Als u iets niet helemaal begrijpt,
bekijk dan de uitleg in de hoofstukken waarnaar wordt verwezen. Let op, niet alle fietsen bezitten alle
kenmerken die in deze handleiding beschreven worden. Vraag uw dealer om aan te geven welke stukken tekst
op uw fiets van toepassing zijn.
A. De juiste maat
1. Heeft uw fiets de goede maat? Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 3.A. Als uw fiets te groot of te klein voor u is,
kunt u de controle verliezen en vallen. Als uw nieuwe fiets niet de juiste maat heeft, vraag uw dealer dan om
hem te ruilen voordat u erop gaat rijden.
2. Staat het zadel op de juiste hoogte? Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 3.B. Zorg bij het instellen van de
zadelhoogte dat de zadelpen voldoende ver in de framebuis blijft zitten. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 3.B.
3. Zitten het zadel en de zadelpen goed vast? Als het zadel goed is vastgezet, kan het geen enkele kant op
bewegen. Zie hoofdstuk 3.B.
4. Staan de stuurpen en het stuur zelf op de juiste hoogte voor u? Zie anders hoofdstuk 3.C.
5. Kunt u de remmen makkelijk bedienen? Zo niet, dan kunt u waarschijnlijk de hoek en afstand tussen
remhendel en stuur verstellen. Zie hoofdstuk 3.D en 3.E.
6. Begrijpt goed hoe u uw nieuwe fiets moet gebruiken? Zo niet, vraag dan uw dealer om de functies en
kenmerken die u niet begrijpt uit te leggen, voordat u de eerste keer gaat fietsen.
B. Veiligheid boven alles
1. Draag tijdens het fietsen altijd een goedgekeurde helm en volg de aanwijzingen van de fabrikant op wat
betreft de maat, het gebruik en het onderhoud.
2. Heeft u alle andere verplichte en aanbevolen veiligheidsaccessoires? Zie hiervoor hoofdstuk 2. Het is uw
verantwoordelijkheid uzelf op de hoogte te stellen van de wetten in het gebied waar u fietst en u te houden
aan de geldende wetgeving.
3. Weet u hoe u de voor- en achterwielen moet vastzetten? Kijk dit voor alle zekerheid na in hoofdstuk 4.A.
Een wiel dat niet goed is vastgezet, kan tijdens het rijden gaan slingeren of losraken, wat ernstige
verwondingen of de dood tot gevolg kan hebben.
4. Als uw fiets toeclips en riempjes heeft of cliploze ("klik") pedalen, zorg dan dat u weet hoe deze werken
(zie hoofdstuk 4.E). Voor deze pedalen zijn speciale technieken en vaardigheden nodig. Volg de instructies
van de pedaalfabrikant voor het gebruik, de afstelling en het onderhoud.
5. Heeft u "teen-overlap"? Op fietsen met een kleiner frame kunnen uw tenen of uw toeclip contact maken met
het voorwiel, wanneer het pedaal helemaal naar voren staat en het wiel gedraaid is. Lees hoofdstuk 4.E. om
te controleren of u teen-overlap heeft.
6. Heeft uw fiets vering? Als dit het geval is, lees dan hoofdstuk 4.F. De vering kan de prestaties van een fiets
beïnvloeden. Volg de instructies van de veringfabrikant voor het gebruik, de afstelling en het onderhoud.
4
C. Mechanische veiligheidscontrole
Controleer altijd of uw fiets in orde is, vóór elke rit.
Moeren, bouten, schroeven en ander bevestigingsmateriaal: Het is niet mogelijk om in deze handleiding het
juiste aanhaalmoment (aandraaikracht) te geven voor al het bevestigingsmateriaal van uw fiets, aangezien
fabrikanten een grote verscheidenheid aan formaten en vormen van bevestigingsmateriaal produceren in
verschillende materialen, die vaak verschillen per model en onderdeel. Zorg ervoor dat de vele bevestigingen op
uw fiets met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet. Raadpleeg hiervoor de instructies van de fabrikant van de
betreffende onderdelen. Voor het correct aandraaien van een bevestiging, moet een momentsleutel gebruikt
worden. Laat de schroefbevestigingen op uw fiets door een professionele fietsmonteur met een momentsleutel
aandraaien. Als u zelf aan uw fiets wilt werken, gebruik dan een momentsleutel en houd de juiste
aanhaalmomenten aan. Vraag deze zo nodig op bij de fiets- of onderdelenfabrikant of bij uw dealer. Als u thuis
of onderweg iets moet afstellen, raden wij u aan om zeer voorzichtig te zijn en de bevestigingen waar u aan
gewerkt heeft zo snel mogelijk door uw dealer te laten nakijken.
WAARSCHUWING: Het juiste aanhaalmoment voor bevestigingen (moeren, bouten, schroeven) op
uw fiets, is belangrijk. Door een te laag aanhaalmoment zit de bevestiging wellicht niet goed vast. Door
een te hoog aanhaalmoment kan de schroefdraad van de bevestiging strippen, uitrekken, vervormen of
breken. Hoe dan ook, een onjuist aanhaalmoment kan resulteren in het defect raken van onderdelen,
waardoor u de controle kunt verliezen en kunt vallen.
Zorg dat er niets los zit. Til het voorwiel 5 - 7 cm omhoog en laat het vervolgens op de grond stuiteren.
Klinkt, voelt, of ziet het eruit alsof er iets los zit? Bekijk en betast de hele fiets. Zitten er onderdelen of
accessoires los? Zo ja, zet ze dan vast. Vraag bij twijfel iemand met ervaring om het te controleren.
Banden & wielen: Zorg dat de banden goed opgepompt zijn (zie hoofdstuk 4.G.1). Controleer dit door een hand
op het zadel te leggen, een hand op de kruising tussen het stuur en de stuurpen, en dan met uw volle gewicht op
de fiets te leunen en te kijken naar het indeuken van de band. Vergelijk wat u nu ziet met hoe het eruit ziet als u
weet dat de banden goed opgepompt zijn, en pas de bandenspanning zo nodig aan.
Verkeren de banden in goede staat? Laat elk wiel langzaam draaien en zoek naar sneetjes in het loopvlak
en de zijvlakken. Vervang beschadigde banden voordat u met de fiets gaat rijden.
Zijn de wielen goed gericht? Draai aan elk wiel en controleer op remspeling en zijwaartse beweging.
Als een wiel ook maar enigszins zijwaarts beweegt, of tegen het remblokje schuurt of stoot, moet u de fiets naar
een gekwalificeerde fietsenwinkel brengen om het wiel te laten richten.
VOORZICHTIG: Wielen moeten goed gericht zijn, anders werken de remmen niet goed. Voor het
richten van wielen moet u beschikken over speciaal gereedschap en de nodige ervaring. Probeer geen
wielen te richten, tenzij u beschikt over de benodigde kennis, ervaring en gereedschap om deze klus
goed uit te voeren.
Zijn de velgen schoon en onbeschadigd? Zorg dat de velgen schoon en onbeschadigd zijn langs de
velgrand en, als u velgremmen heeft, langs het remoppervlak. Controleer de velg om er zeker van te zijn dat
geen slijtindicatoren zichtbaar zijn.
WAARSCHUWING: Fietsvelgen kunnen slijten. Informeer hiernaar bij uw dealer. Sommige velgen zijn
voorzien van een slijtage-indicator, die zichtbaar wordt wanneer het remoppervlak op de velg slijt.
Wanneer de slijtage-indicator op de zijkant van de velg zichtbaar is, betekent dit dat de velg niet langer
bruikbaar is. Als u fietst met een versleten wiel, kan het wiel breken. Daardoor kunt u de controle
verliezen en vallen.
Remmen: Controleer of de remmen goed werken (zie hoofdstuk 4.C). Knijp in de remhendels. Zijn de
snelsluitingen van de remhoeven dicht? Zijn alle kabels goed gemonteerd en stevig vastgezet? Als u
velgremmen heeft:staan de remblokjes recht op de velg en maken ze er volledig contact mee? Raken de
5
remblokjes de velg als u de remhendel minder dan 2,5 centimeter inknijpt? Kunt u de volledige remkracht
benutten voordat de remhendels het stuur raken? Zo niet, dan moeten de remmen afgesteld worden.
Rijd niet met de fiets voordat de remmen door een professionele fietsenmaker goed zijn afgesteld.
Wielsluitingen: Zorg ervoor dat voor- en achterwiel goed zijn vastgezet. Zie hoofdstuk 4.A.
Zadelpen: Als uw zadelpen is vastgezet met een snelspanklem voor eenvoudige hoogteverstelling, controleer
dan of de snelspanner goed is afgesteld en vergrendeld. Zie hoofdstuk 4.B.
Uitlijning van stuur en zadel: Zorg dat het zadel en het stuur in lijn staan met de middenlijn van de fiets en
dat ze zo strak vastzitten dat ze niet uit de uitlijning gedraaid kunnen worden. Zie hoofdstuk 3.B en 3.C.
Stuuruiteinden: Zorg dat de handgrepen van het stuur goed vastzitten en in goede staat verkeren. Als dit niet
het geval is laat ze dan door uw dealer vervangen. Zorg dat de stuuruiteinden en eventuele verlengstukken
afgedekt zijn. Als dit niet het geval is, laat ze dan afsluiten door de dealer voordat u gaat fietsen. Als er bar-ends
aan het stuur zitten, zorg er dan voor dat deze goed vast zitten en niet gedraaid kunnen worden.
WAARSCHUWING: Als er handgrepen of bar-ends los zitten of beschadigd zijn, kunt u de controle
verliezen en vallen. Handgrepen of sluitdoppen van bar-ends die beschadigd zijn of niet in goede staat
verkeren moeten worden vervangen. Controleer bij kinderfietsen regelmatig de handgrepen, zodat u
zeker weet dat de stuuruiteinden goed beschermd zijn. Stuuruiteinden of bar-ends zonder sluitdoppen
kunnen snijwonden en andere, ernstige verwondingen veroorzaken bij een valpartij die anders slechts
lichte verwondingen zou opleveren.
ZEER BELANGRIJKE OPMERKING OVER VEILIGHEID: Bijlage B op pagina 34 bevat belangrijke
informatie over de levensduur van uw fiets. Bestudeer deze informatie goed.
D. Proefrit
Als u uw helm vastmaakt en uw eerste proefrit met uw nieuwe fiets gaat maken, zorg dan dat u een veilige
omgeving uitkiest, uit de buurt van auto's, andere fietsers, obstakels of andere gevaren. Tijdens deze proefrit
kunt u wennen aan de bedieningselementen, kenmerken en de werking van uw nieuwe fiets.
Laat uzelf wennen aan de remmen van de fiets (zie hoofdstuk 4.C). Test de remmen bij een lage snelheid,
leun iets naar achteren en knijp de remmen voorzichtig in; de achterrem eerst. Als u plotseling of te hard in de
voorrem knijpt, kunt u over de kop gaan. Als u de remmen te hard inknijpt kan het wiel blokkeren en kunt u de
controle verliezen en vallen. Als een wiel blokkeert, kunt u bijvoorbeeld gaan slippen.
Als uw fiets toeclips of klikpedalen heeft, oefen dan met het in en uit de pedalen stappen. Zie paragraaf B.4
hierboven en hoofdstuk 4.E.4.
Als uw fiets vering heeft, zorg dan dat u vertrouwd raakt met de reactie van de vering op het inknijpen van de
remmen en de verplaatsing van het gewicht van de fietser. Zie de voorgaande paragraaf B.6 en hoofdstuk 4.F.
Oefen met schakelen (zie hoofdstuk 4.D). Denk eraan dat u de shifter nooit bedient terwijl u achteruit trapt,
en dat u niet meteen achteruit trapt nadat u de shifter heeft verplaatst. Hierdoor kan de ketting vastlopen en kan
er ernstige schade aan de fiets ontstaan.
Probeer de bediening en respons van de fiets uit, en controleer of hij prettig rijdt.
Als u vragen heeft, of als u denkt dat er iets niet goed is aan de fiets, neem dan voordat u weer gaat
fietsen contact op met uw dealer.
6
2. Veiligheid
A. De basis
WAARSCHUWING: In de regio waar u fietst kunnen specifieke veiligheidsvoorschriften gelden.
U dient er zelf voor te zorgen dat u op de hoogte bent van de regelgeving in de landen en gebieden waar
u fietst. U bent zelf verantwoordelijk voor de naleving hiervan, evenals voor een goede uitrusting voor u
en uw fiets, die voldoet aan de wettelijke eisen.
Houd u aan alle plaatselijke wet- en regelgeving voor fietsers. Houd u aan richtlijnen voor
fietsverlichting, fietsvergunningen, fietsen op de stoep, wetten over het gebruik van fiets- en
offroadpaden, het dragen van een helm en het gebruik van kinderzitjes, en speciale
verkeersregels voor fietsers. Het is uw verantwoordelijkheid de wet te kennen en u
eraan te houden.
1. Draag altijd een fietshelm die voldoet aan de laatste keuringsnormen en die past bij uw
fietsgebruik. Volg altijd de instructies van de fabrikant voor de maat, het gebruik en het
onderhoud van uw helm. De zwaarste fietsverwondingen ontstaan door hoofdletsel dat voorkomen had
kunnen worden door het dragen van de juiste helm. Neem bij vragen over de juiste maat, het gebruik of het
onderhoud van de helm contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING: Fietsen zonder helm kan ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben.
2. Controleer altijd de mechanische veiligheid (hoofdstuk 1.C) voordat u op de fiets stapt.
3. Zorg dat u goed bekend bent met de bediening van uw fiets: remmen (hoofdstuk 4.C); pedalen (hoofdstuk
4.E); schakelen (hoofdstuk 4.D.)
4. Let op, houd lichaamsdelen en andere voorwerpen uit de buurt van de scherpe tanden van de tandwielen,
de bewegende ketting, de draaiende pedalen, cranks en de wielen van uw fiets.
5. Draag altijd:
Schoenen die niet loskomen van uw voeten en waarmee u grip hebt op de pedalen. Zorg dat schoenveters
niet in bewegende onderdelen kunnen komen en fiets nooit op blote voeten of met sandalen.
Opvallende, goed zichtbare kleding die niet zo los zit dat deze verstrikt kan raken in de fietsonderdelen of
kan blijven haken aan voorwerpen die zich langs de weg of het pad bevinden.
Een bril die uw ogen beschermt tegen tegen vuil, stof en insecten. Gebruik bij felle zon getinte glazen, en
heldere wanneer er geen zon is.
6. Maak geen sprongen met uw fiets. Springen met een fiets, vooral met een BMX of mountainbike, kan leuk
zijn, maar kan een zware en onvoorspelbare belasting zijn voor de fiets en de onderdelen. Fietsers die persé
willen springen met hun fiets lopen het risico hun fiets zwaar te beschadigien en zelf ernstig letsel op te lopen.
Als u ondanks dit risico van plan bent om uw fiets te gebruiken voor sprongen, stuntrijden of wedstrijden,
zorg dan dat u eerst hoofdstuk 2.F doorleest en goed begrijpt.
7. Pas uw snelheid aan aan de omstandigheden. Een hogere snelheid betekent een groter risico.
B. Veilig fietsen
1. Houd u aan de algemene en plaatselijke verkeersregels.
2. U deelt de weg of het pad met anderen: automobilisten, voetgangers en andere fietsers. Respecteer hun
rechten.
7
3. Rij defensief. Ga er altijd vanuit dat anderen u niet zien.
4. Kijk vooruit, en zorg dat u klaar bent om uit te wijken voor:
auto's die afremmen of afslaan, een weg of pad vóór u inslaan, of van achteren aan komen rijden;
portieren van geparkeerde auto's die opengaan;
voetgangers die de straat oplopen;
kinderen of huisdieren die vlakbij de weg spelen;
Gaten in de weg, rioolroosters, tramrails, werkzaamheden aan de weg of het trottoir, puin en andere
versperringen waardoor u het verkeer in moet zwenken, die in uw wiel terecht kunnen komen of waardoor
u een ongeluk kunt krijgen;
de vele andere gevaren en afleidende gebeurtenissen die voor kunnen komen tijdens het fietsen.
5. Fiets op fietsstroken of fietspaden, of zo dicht mogelijk langs de kant van de weg, in de richting van het
verkeer of zoals aangegeven wordt door de plaatselijk geldende wetten.
6. Stop bij stopborden en verkeerslichten, houd u aan alle overige verkeerssignalen en -borden; minder vaart
en kijk naar twee kanten bij kruisingen. Onthoud goed dat een fiets het altijd verliest bij een botsing met
een motorvoertuig, dus wees erop voorbereid voorrang te geven, zelfs als u zelf voorrang heeft.
7. Gebruik goedgekeurde handsignalen voor afslaan en stoppen.
8. Fiets nooit met een koptelefoon op. Hierdoor worden verkeersgeluiden en noodsirenes gemaskeerd en
wordt u afgeleid van wat er om u heen gebeurt. Bovendien kunnen de draden verstrikt raken in de
bewegende onderdelen van de fiets, waardoor u de controle verliest.
9. Neem nooit iemand achterop, tenzij het een klein kind is dat een goedgekeurde helm draagt en vastzit in een
goed gemonteerd kinderzitje of in een fietskar.
10. Neem nooit iets mee waardoor uw zicht belemmerd wordt of waardoor u niet meer de volledige controle over
de fiets heeft, of iets dat verstrikt kan raken in de bewegende onderdelen van de fiets.
11. Lift nooit mee door u aan een ander voertuig vast te houden.
12. Doe geen stunts, wheelies of sprongen. Als u wel stunts, wheelies of sprongen wilt doen of van plan bent te
gaan racen met de fiets, ondanks ons advies om dat niet te doen, lees dan nu hoofstuk 2.F, Downhill-, stunt–
of wedstrijdfietsen. Denk goed na over uw vaardigheden voordat u besluit de grote risico's te nemen met
deze vormen van fietsen met zich meebrengen.
13. Slinger niet door het verkeer en maak geen bewegingen die uw medeweggebruikers kunnen verrassen.
14. Houd u aan de voorrangsregels.
15. Fiets nooit onder invloed van alcohol of drugs.
16. Fiets zo min mogelijk bij slecht weer, verminderd zicht, bij zonsopgang, in de schemering of in het donker,
of wanneer u erg moe bent. In al deze omstandigheden neemt de kans op een ongeluk toe.
C. Off-road veiligheid
Wij raden aan kinderen niet op oneffen terrein te laten rijden, tenzij vergezeld door een volwassene.
1. De variabele omstandigheden en gevaren van het of-road rijden vereisen onverdeelde aandacht en
specifieke vaardigheden. Begin langzaam op makkelijk terrein, zodat u meer behendigheid kunt opbouwen.
Als uw fiets vering heeft, kunt u een hogere snelheid ontwikkelen. Daardoor neemt ook de kans op
8
controleverlies en vallen toe. Leer eerst hoe u veilig met uw fiets om moet gaan, voordat u grotere
snelheden of moeilijker terrein probeert.
2. Draag de veiligheidsuitrusting die aansluit bij uw manier van fietsen.
3. Fiets niet in uw eentje door verlaten gebieden. Zelfs als u met anderen gaat fietsen, moet u ervoor zorgen
dat iemand weet waar u heen gaat en wanneer u denkt terug te komen.
4. Neem altijd een identificatiebewijs mee, zodat mensen in geval van een ongeluk weten wie u bent; neem wat
kleingeld mee voor een versnapering, iets te drinken of een noodtelefoontje.
5. Geef voetgangers en dieren voorrang. Fiets op zo'n manier, dat zij niet bang worden of in gevaar komen en
geef ze genoeg ruimte zodat hun onverwachte bewegingen u niet in gevaar brengen.
6. Wees voorbereid. Als er iets mis gaat tijdens een off-road rit, kan het zijn dat er geen hulp in de buurt is.
7. Lees hoofdstuk 2.F en zorg dat u de inhoud goed begrijpt, voordat u met uw fiets gaat springen, stuntrijden
of racen, ondanks ons advies om dat niet te doen.
Respect bij off-road fietsen
Houd u aan de plaatselijke wetten die aangeven waar en hoe u off-road kunt rijden, en respecteer
privé-eigendom. Het kan zijn dat u het pad deelt met anderen: wandelaars, ruiters, andere fietsers. Respecteer
hun rechten. Blijf op het aangegeven pad. Draag niet bij aan erosie door in de modder te rijden of onnodig te
slippen. Verstoor het ecosysteem niet door uw eigen pad te kiezen of af te snijden door vegetatie en beekjes
heen. Het is uw verantwoordelijkheid om de impact van uw hobby op het milieu te minimaliseren. Laat alles
achter zoals u het aantrof en neem altijd alles wat u bij zich had weer mee.
D. Fietsen in de regen
WAARSCHUWING: Nat weer vermindert de grip op de weg, het remmen en het zicht, zowel voor
de fietser als voor andere voertuigen op de weg. De kans op een ongeluk neemt onder natte
weersomstandigheden schrikbarend toe.
Bij natte weersomstandigheden neemt de remkracht van uw remmen (en dat van de remmen van andere
voertuigen op de weg) enorm af en uw banden hebben veel minder grip. Hierdoor is het moeilijker om de
snelheid te reguleren en verliest u sneller de controle. Rij langzamer om ervoor te zorgen dat u veilig snelheid
kunt minderen en kunt stoppen en rem eerder en meer geleidelijk dan u onder normale, droge omstandigheden
zou doen. Zie ook hoofdstuk 4.C.
E. 's Nachts fietsen
Fietsen is 's nachts veel gevaarlijker dan overdag. Een fietser is voor automobilisten en voetgangers moeilijk
te zien. Kinderen zouden dan ook nooit in de schemering of 's nachts moeten fietsen. Volwassenen die ervoor
kiezen het sterk verhoogde risico van fietsen in de schemering of 's nachts te accepteren, moeten extra
voorzichtig zijn en voorzorgsmaatregelen nemen om het risico te verminderen. Informeer bij uw dealer naar
veiligheidsartikelen voor het fietsen in het donker.
WAARSCHUWING: Reflectors zijn geen vervanging voor verplichte verlichting. Fietsen in de
schemering, 's nachts of op andere momenten met slecht zicht, zonder een adequaat
fietsverlichtingssysteem en zonder reflectors is gevaarlijk en kan ernstige verwondingen of de dood tot
gevolg hebben.
Fietsreflectors zijn ontworpen om licht van auto's en lantaarnpalen op te pikken en te reflecteren, zodat u
beter zichtbaar bent en herkenbaar als een bewegende fietser.
9
VOORZICHTIG: Controleer regelmatig de reflectors en de bevestigingsbeugels om er zeker van te zijn
dat ze schoon, recht, gaaf en stevig bevestigd zijn. Laat uw dealer beschadigde reflectors vervangen en
laat verbogen of losse reflectors rechtbuigen of vastzetten.
De bevestigingsbeugels van de voor- en achterreflectors kunnen dienst doen als beveiliging als de
remdwarskabel uit zijn juk springt of breekt; ze voorkomen dat de dwarskabel valt en vast komt te zitten in het
loopvlak van de band.
WAARSCHUWING: Verwijder de voor- of achterreflectors of reflectorbeugels niet van uw fiets.
Zij vormen een wezenlijk onderdeel van het veiligheidssysteem van de fiets.
Door het verwijderen van de reflector bent u minder goed zichtbaar voor weggebruikers.
Een aanrijding met een ander voertuig kan resulteren in ernstig letsel of de dood.
De reflectorbeugels kunnen voorkomen dat een remdwarskabel wordt meegenomen door de band,
wanneer de remkabel defect raakt. Als een remdwarskabel wordt meegenomen door de band, kan het
wiel plotseling blokkeren en kunt u de controle verliezen en vallen.
Als u ervoor kiest om onder omstandigheden met slecht zicht te fietsen, controleer dan of u voldoet aan de
plaatselijke voorschriften voor fietsen in het donker. Daarnaast adviseren we u met klem de volgende extra
voorzorgsmaatregelen te nemen:
Koop een koplamp en achterlicht op batterijen of met dynamoaandrijving, die voldoen aan alle voorschriften en
zorgen voor een goede zichtbaarheid, en installeer deze.
Draag lichtgekleurde, reflecterende kleding en accessoires, zoals een reflecterend vest, reflecterende arm- en
beenbanden, reflecterende strepen op uw helm, knipperende lampjes die u op het lichaam en/of uw fiets
bevestigt. Kortom, gebruik alle mogelijke lichtjes en reflectoren om de aandacht van andere weggebruikers te
trekken.
Zorg dat uw kleding of spullen die u bij zich heeft op de fiets, de reflectors of verlichting niet bedekken.
Zorg dat uw fiets is uitgerust met correct geplaatste en goed bevestigde reflectors.
Fietsen in de schemering of in het donker:
Fiets langzaam.
Vermijd donkere gebieden of plaatsen met zwaar of snel verkeer.
Vermijd gevaarlijke wegen.
Fiets zoveel mogelijk over bekende routes.
Verkeersdeelname:
Wees voorspelbaar. Fiets zodanig dat bestuurders u kunnen zien en kunnen anticiperen op uw bewegingen.
Wees alert. Fiets defensief en wees voorbereid op het onverwachte.
Als u van plan bent om vaak in druk verkeer te fietsen kunt u uw dealer informatie vragen over opleidingen
of lectuur rond dit thema.
F. Extreem fietsen, stunt- of wedstrijdrijden
Of u het nu freeride, downhill, jumpen, stunten, racen, koersen, knallen, raggen of iets anders noemt: door
dergelijk extreem en gewaagd gebruik van uw fiets, zult u gewond raken, en loopt u vrijwillig een verhoogd risico
op letsel, al of niet dodelijk.
Niet alle fietsen zijn ontworpen voor dergelijk gebruik, en de fietsen die er wel voor ontworpen zijn, zijn niet
altijd geschikt voor alle vormen van agressief fietsen. Informeer bij uw dealer of fietsfabrikant of uw fiets geschikt
voor extreme fietssporten, voordat u daaraan begint.
Wanneer u snel bergafwaarts rijdt kunt u dezelfde snelheden bereiken als een motor, en staat u dus bloot
aan dezelfde soort gevaren en risico's. Laat uw fiets en uitrusting zorgvuldig inspecteren door een
gekwalificeerd monteur en verzeker u ervan dat de fiets in perfecte staat verkeert. Informeer bij ervaren fietsers,
terreinmedewerkers en wedstrijdleiders naar de omstandigheden en de aan te raden uitrusting voor het gebied
10
waar u wilt gaan fietsen. Draag passende veiligheidskleding, inclusief een goedgekeurde integraalhelm,
handschoenen met lange vingers en lichaamsbescherming. Uiteindelijk bent u zelf verantwoordelijk voor de
juiste uitrusting, en voor een goede kennis van het parcours en de omstandigheden.
WAARSCHUWING: Hoewel veel brochures, advertenties en artikelen over fietsen fietsers laten zien
die aan extreem fietsen doen, is deze activiteit zeer gevaarlijk; u loopt een grotere kans op al of niet
dodelijk letsel, en eventuele verwondingen zullen ernstiger van aard zijn. Onthoud dat de afgebeelde
handeling wordt uitgevoerd door professionals met vele jaren training en ervaring. Ken uw grenzen en
draag altijd een helm en/of een andere gepaste veiligheidsuitrusting. Zelfs met ultramoderne
beschermmiddelen kunt u ernstig of dodelijk letsel oplopen tijdens het springen, stuntrijden, met hoge
snelheid bergafwaarts rijden of in een wedstrijd.
VOORZICHTIG: Fietsen en fietsonderdelen hebben beperkingen wat betreft sterkte en integriteit, en
deze manier van rijden kan deze beperkingen overschrijden.
Wij raden deze manier van rijden af vanwege de verhoogde risico's, maar als u deze risico's toch wilt nemen
doe dan minimaal het volgende:
Neem eerst les van een bekwaam instructeur.
Begin met makkelijke oefeningen en ontwikkel langzaam uw vaardigheden voordat u moeilijker of gevaarlijker
vormen van fietsen uitprobeert.
Doe alleen aan stunts, springen, racen of snel bergafwaarts rijden in de daarvoor aangewezen gebieden.
Draag een integraalhelm, beschermers en andere veiligheidskleding.
Realiseer u dat de krachten die op uw fiets komen te staan door dit soort activiteiten onderdelen van de fiets
kunnen beschadigen en de garantie ongeldig kunnen maken.
Ga met uw fiets naar de dealer als er iets kapot gaat of verbuigt. Rij niet op uw fiets als er een onderdeel
beschadigd is.
Als u met hoge snelheid bergafwaarts rijdt, aan stuntrijden doet of in competitie fietst moet u de grenzen van
uw ervaring en capaciteiten kennen. Uiteindelijk is het vermijden van verwondingen uw eigen
verantwoordelijkheid.
G. Onderdelen vervangen of accessoires toevoegen
Er zijn veel onderdelen en accessoires beschikbaar om het comfort, de prestaties en het uiterlijk van uw fiets
te verbeteren. Als u echter onderdelen vervangt of accessoires toevoegt, is dit voor eigen risico. Het is immers
mogelijk dat de fietsfabrikant het onderdeel of accessoire niet kon testen op compatibiliteit, betrouwbaarheid of
veiligheid op uw fiets. Zorg dat u voor het monteren van een onderdeel of accessoire, inclusief een ander
formaat band, zeker weet dat dit compatibel is met uw fiets, door dit te na te vragen bij uw dealer. Lees de
instructies die geleverd worden bij de producten die u koopt voor uw fiets, zorg dat u ze goed begrijpt en volg ze
op. Zie ook bijlage A, p. 30 en B, p. 34.
WAARSCHUWING: Als u niet controleert of een onderdeel of accessoire compatibel is met uw fiets,
of als u het niet goed monteert, bedient of onderhoudt, kan dit ernstige verwondingen of de dood tot
gevolg hebben.
WAARSCHUWING: Bij vervanging van onderdelen op uw fiets door niet originele reserveonderdelen,
kan de veiligheid van uw fiets in gevaar komen en kan de garantie vervallen. Raadpleeg uw dealer
voordat u onderdelen op uw fiets vervangt.
11
3. Maat
OPMERKING: De juiste maat is van essentieel belang voor de veiligheid, prestaties en rijcomfort.
Het afstellen van de fiets op uw lichaam en de rijomstandigheden vergt ervaring, vaardigheid en
speciaal gereedschap. Laat uw fiets altijd aanpassen door uw dealer of, als u zelf beschikt over
voldoende ervaring, vaardigheid en gereedschap, laat uw dealer uw werk dan controleren voordat u gaat
fietsen.
WAARSCHUWING: Als uw fiets niet de juiste maat heeft, kunt u de controle verliezen en vallen.
Als uw fiets niet de juiste maat heeft, vraag uw dealer dan om hem te ruilen voordat u erop gaat rijden.
A. Standoverhoogte
1. Fietsen met een diamantframe
De standover-hoogte is de basis van de fietsmaat (zie fig. 2). Het is de afstand
van de grond tot aan het fietsframe op het punt waar uw kruis zich bevindt
wanneer u over de fiets heen staat. Om de juiste standover-hoogte te controleren,
gaat u over uw fiets staan met het soort schoenen aan waarmee u gaat fietsen, en
veert u krachtig op uw hielen. Als uw kruis het frame raakt is de fiets te groot voor
u. Fiets er zelfs niet een blokje mee om. Een fiets waarmee u alleen op verharde
wegen rijdt en nooit off-raod fietst, moet voor u een minimale
standover-hoogtespeling hebben van 5 cm. Een fiets waarmee u op onverharde
wegen gaat rijden moet minimaal 7,6 cm standover-hoogtespeling hebben.
En een fiets waarmee u off-road gaat rijden moet 10 cm of meer speling hebben.
2. Damesfietsen
De stand-overhoogte is niet van toepassing bij fietsen met een lagere instap. De maat wordt in dat geval
bepaald door de mate waarin u het zadel kunt verstellen. U moet het zadel kunnen afstellen zoals beschreven in
3.B, zonder de grenzen te overschrijden die worden bepaald door de hoogte van het punt waar de zadelpen in
het frame steekt, en de minimum- en maximummarkeringen op de zadelpen zelf.
B. Zadelstand
De juiste afstelling van het zadel is belangrijk voor een comfortabele zitpositie en optimale prestaties op uw
fiets. Als de zadelstand voor u niet comfortabel is, ga dan naar uw dealer.
Het zadel kan in drie richtingen afgesteld worden:
1. Afstelling omhoog en omlaag. Om de zadelhoogte te controleren (fig. 3):
gaat u op het zadel zitten;
plaatst u één hiel op een pedaal;
draait u de as totdat het pedaal waar uw hiel op staat helemaal onderaan
staat en de asarm parallel met de zadelbuis staat.
Als uw been niet helemaal gestrekt is, moet de hoogte van uw zadel
aangepast worden. Als uw heupen heen en weer moeten bewegen om met uw
hiel bij het pedaal te kunnen, staat het zadel te hoog. Als uw been bij de knie
gebogen is terwijl uw hiel op het pedaal staat, dan staat het zadel te laag.
Vraag uw dealer om het zadel voor u in de juiste stand te zetten, en u te laten zien
hoe u dit kunt instellen. Als u zelf de zadelhoogte wilt instellen:
maak de zadelpenklem los;
trek de zadelpen uit de zadelbuis omhoog of omlaag;
zorg ervoor dat het zadel zowel voor als achter recht staat;
zet de zadelpenklem weer vast met het aanbevolen aanhaalmoment (bijlage D, of volgens de instructies
van de fabrikant).
Wanneer het zadel op de juiste hoogte staat, controleer dan of de zadelpen vanaf het frame niet verder
12
uitsteekt dan de minimum- en maximummarkeringen op de zadelpen zelf. De zadelpen moet altijd minimaal 80
mm in het frame steken. (Zie fig. 4)
WAARSCHUWING: Een te hoog afgestelde zadelpen kan de fiets
beschadigen en kan ervoor zorgen dat u de controle verliest en valt. Zorg dat
de zadelpen minimaal 80 mm in het frame zit.
OPMERKING: Sommige fietsen hebben een kijkgaatje in de zadelbuis. Hierdoor
is gemakkelijk te zien of de zadelpen diep genoeg in de zadelbuis is gestoken,
om de veiligheid te garanderen. Als uw fiets is voorzien van zo'n kijkgaatje,
gebruik dat dan in plaats van de mininum- en maximummarkeringen. Controleer
of de zadelpen zo ver in de zadelbuis is gestoken dat hij zichtbaar is door het
kijkgaatje.
WAARSCHUWING: Als de zadelpen niet volgens de bovenstaande instructies in B.1 in de zadelbuis
is gestoken, kan de zadelpen afbreken, waardoor u de controle kunt verliezen en vallen.
2. Afstelling naar voren en naar achteren. Het zadel kan naar voren en naar achteren versteld worden om u te
helpen de optimale positie op de fiets te vinden. Vraag uw dealer om het zadel voor u in de juiste stand te
zetten, en u te laten zien hoe u dit kunt instellen. Als u de afstelling naar voren en achteren zelf wilt uitvoeren,
zorg er dan voor dat het klemmechanisme op het rechte deel van de zadelrails klemt en het gebogen deel
van de rails niet raakt, en dat u de fixatieklem(men) met het juiste aanhaalmoment vastzet (bijlage D of
volgens de instructies van de fabrikant).
3. Verstellen zadelhoek. De meeste mensen hebben het liefst een horizontaal zadel, maar sommige fietsers
willen de neus van het zadel iets omhoog of omlaag hebben. Uw dealer kan de zadelhoek afstellen en u
leren hoe u dit moet doen. Als u de zadelhoek zelf wilt verstellen en uw zadelklem is met één enkele bout op
de zadelpen vastgezet, dan is het belangrijk dat u de klembout zover losdraait, dat eventuele tanden op het
mechanisme geen contact meer maken voordat u de zadelhoek verandert, en dat de tanden weer volledig
contact maken voordat u de klembout met het aanbevolen aanhaalmoment vastzet (bijlage D of volgens de
instructies van de fabrikant).
WAARSCHUWING: Wanneer u de zadelhoek verstelt bij een zadelklem met één enkele bout,
controleer dan altijd of de tanden op de aansluitende vlakken van de klem niet versleten zijn. Als de
tanden op de klem versleten zijn, kan het zadel bewegen, waardoor u de controle kunt verliezen en kunt
vallen.
Zet de bevestigingen altijd met het juiste aanhaalmoment vast. Een bout die te strak wordt
aangetrokken kan uitrekken en vervormen. Een bout die te los zit, kan bewegen en vermoeid raken.
Beide fouten kunnen leiden tot plotseling breken van de bout, waardoor u de controle kunt verliezen en
kunt vallen.
13
Opmerking: Als uw fiets is uitgerust met een verende zadelpen, kan de vering regelmatig onderhoud
vereisen. Informeer bij uw dealer naar de aanbevolen onderhoudsfrequentie voor uw verende zadelpen.
Kleine veranderingen in de zadelstand hebben een aanzienlijk effect op de prestaties en het comfort. Om de
beste zadelpositie te vinden, moet u maar één afstelling tegelijk doen.
WAARSCHUWING: Controleer na elke zadelverstelling of de zadelverstellingsonderdelen goed zijn
vastgezet voordat u gaat fietsen. Een losse zadelklem of zadelpenbinder kan de zadelpen beschadigen
of kan ervoor zorgen dat u de controle verliest en valt. Als het zadel goed is vastgezet, kan het geen
enkele kant op bewegen. Controleer regelmatig of alle zadelverstellingsonderdelen goed zijn
vastgezet.
WAARSCHUWING: Als u de aluminium bout te hard aandraait, kan deze onder bepaalde
omstandigheden afbreken, waardoor het zadel los komt te zitten. Laat bij twijfel de bout controleren
door uw plaatselijke dealer!
Als uw zadel, ondanks nauwkeurige afstelling van de hoogte, de hoek en de voor-achter-stand, nog steeds
niet comfortabel zit, kan het zijn dat u een ander model zadel nodig heeft. Zadels kunnen, net als mensen,
verschillen qua vorm, omvang en veerkracht. Uw dealer kan u helpen een zadel uit te kiezen, dat bij juiste
afstelling voor uw lichaam en rijstijl, wel comfortabel is.
WAARSCHUWING: Sommige mensen beweren dat langdurig
rijden op een zadel dat niet goed is afgesteld of dat uw bekkengebied
niet goed ondersteunt, op de korte of lange termijn letsel kan
veroorzaken aan zenuwen en bloedvaten. Als uw zadel u pijn, stijfheid
of andere ongemakken bezorgt, luister dan naar uw lichaam en rij niet
meer totdat u bij uw dealer bent geweest voor het afstellen van uw
zadel of voor een ander zadel.
C. Hoogte en hoek van het stuur
Uw fiets is voorzien van een 'schroefdraadloze' stuurpen, die op de
buitenkant van de stuurbuis geklemd wordt, of met een traditionele 'quill'
stuurpen, die zich in de stuurbuis vastklemt door middel van een
expanderende binderbout. Als u niet helemaal zeker weet wat voor
soort pen uw fiets heeft, vraag het dan aan uw dealer.
Als uw fiets een 'schroefdraadloze' pen heeft (fig. 6), kan uw dealer
misschien de hoogte van het stuur aanpassen door door tussenringen
van onder de stuurpen naar erboven te verplaatsen of omgekeerd.
Volstaat dit niet, dan heeft u een stuurpen met een andere lengte of
hoek nodig. Raadpleeg uw dealer. Probeer dit niet zelf te doen. Er is speciale kennis voor nodig.
Als uw fiets een 'quill'-pen heeft (fig.7), kunt u uw dealer vragen de hoogte van het stuur aan te passen door
de pen meer of minder in de stuurbuis te laten zakken.
Er staat een gegraveerd of gestempeld teken op een quill-pen, dat de mininum- en maximumpositie van de
stuurpen aangeeft. Deze markering mag niet boven het balhoofdstel uitsteken.
WAARSCHUWING: De markering voor minimale inzet mag niet boven het balhoofdstel uitsteken.
Als de pen wordt uitgetrokken tot boven de markering voor minimale inzet, kan deze afbreken of de
stuurbuis van de vork beschadigen, waardoor u de controle kunt verliezen en kunt vallen.
WAARSCHUWING: Bij sommige fietsen heeft de aanpassing van de stuurpenhoogte of het wisselen
van de stuurpen een invloed op de spanning op de voorremkabel. Deze kan onder te hoge spanning
komen te staan waardoor de voorrem vast komt te zitten of juist te slap gaat hangen, zodat u de voorrem
14
niet meer doeltreffend kunt gebruiken. Als de remblokjes zich na de aanpassing van de stuurpen op
een andere afstand van de velg bevinden moet u deze correct afstellen voor u gaat fietsen.
Sommige fietsen hebben een stuurpen met verstelbare hoek. Als uw fiets een stuurpen met hoekverstelling
heeft, vraag uw dealer dan om u te laten zien hoe u deze kunt verstellen. Probeer deze instelling niet zelf te
veranderen, want wijziging van de hoek van de stuurpen kan ook aanpassingen aan de bedieningselementen
van de fiets vereisen.
WAARSCHUWING: Zet de bevestigingen altijd met het juiste aanhaalmoment vast. Een bout die te
strak wordt aangetrokken kan uitrekken en vervormen. Een bout die te los zit, kan bewegen en vermoeid
raken. Beide fouten kunnen leiden tot plotseling breken van de bout, waardoor u de controle kunt
verliezen en kunt vallen.
Uw dealer kan ook de hoek van het stuur of de bar ends verstellen.
WAARSCHUWING: Een te los aangespannen stuurpenklembout, stuurklembout of bout waarmee een
bar end wordt aangespannen kan het vlot gebruik van het stuur bemoeilijken waardoor u de controle
over de fiets kunt verliezen en ten val komen. Klem het voorwiel van de fiets tussen uw benen en
probeer het stuur te draaien. Als u de stuurpen kunt draaien ten opzichte van het voorwiel, het stuur
kunt draaien ten opzichte van de stuurpen, of de handvatten en bar ends kunt draaien ten opzichte van
het stuur, dan zijn de bouten niet voldoende aangedraaid.
D. Afstellen positie rem- en schakelhendels
De hoek van de rem- en schakelhendels en hun positie op het stuur kunnen veranderd worden. Vraag uw
dealer om de aanpassingen voor u te doen. Wanneer u de hoek van uw rem- en schakelhendels zelf afstelt,
zorg er dan voor dat u de klembevestiging met het aanbevolen aanhaalmoment vastzet (bijlage D of volgens de
instructies van de fabrikant).
E. Bereik remhendels
Veel fietsen hebben remhendels waarvan de afstand tot het stuur aangepast kan worden. Als u kleine
handen heeft of u vindt het moeilijk om de remhendels in te knijpen, dan kan uw dealer ofwel de afstand
aanpassen ofwel remhendels met een kortere afstand monteren.
WAARSCHUWING: Hoe korter de remhendelafstand, hoe belangrijker de juiste afstelling van de
remmen is, om te zorgen dat volledige remkracht gebruikt kan worden binnen de beschikbare
remhendelafstand. Wanneer de remhendelafstand onvoldoende is voor het gebruiken van volledige
remkracht kan dit resulteren in controleverlies, wat ernstige verwondingen of de dood tot gevolg kan
hebben.
15
4. Techniek
Voor uw veiligheid, prestaties en plezier is het belangrijk dat u begrijpt hoe alles op uw fiets werkt. Wij adviseren
u met klem om uw dealer te vragen hoe de richtlijnen in dit hoofdstuk opgevolgd moeten worden, voordat u zelf
aan de slag gaat. Laat de dealer uw werk controleren voordat u gaat fietsen. Als u ook maar enigszins twijfelt of
u bepaalde zaken in dit hoofdstuk van de handleiding goed heeft begrepen, overleg dan met uw dealer. Zie ook
de bijlagen A, B, C en D.
A. Wielen
Fietswielen zijn zo ontworpen dat ze kunnen worden verwijderd. Dit vereenvoudigt het vervoer van de fiets
en de reparatie van een lekke band. Meestal worden de wielassen in gleuven, de zogeheten 'uitvaleinden' in de
vork en het frame gestoken. Sommige geveerde mountainbikes maken echter gebruik van een
wielbevestigingssysteem met een zogeheten 'steekas'.
OPMERKING: Als u een mountainbike heeft die is uitgerust met voor- of achterwielen met doorlopende
steekassen, zorg dan dat u van uw dealer de instructies van de fabrikant krijgt en dat u deze opvolgt bij
het monteren of verwijderen van het wiel met steekas. Als u niet weet wat een steekas is, vraag dit dan
aan uw dealer.
Wielen kunnen op drie manieren worden vastgezet:
Een holle as, waardoor een volle as loopt met een verstelbare spanmoer aan een uiteinde en een
snelspanklem aan het andere uiteinde (snelspanner of Quick Release System). (Fig.8 a & b)
Een holle as, waardoor een staaf loopt met aan één kant een moer en aan de andere kant een passing voor
een inbussleutel, een sluithendel of ander span-instrument (doorgaande bout). (Fig 9)
Inbusmoeren of -bouten met interne of externe schroefdraad die op of in de naafas worden geschroefd
(wiel met boutbevestiging). (Fig 10)
Het voorwiel van uw fiets kan op een andere manier bevestigd zijn dan het achterwiel. Bespreek de
wielbevestigingen van uw fiets met uw dealer.
Het is erg belangrijk dat u begrijpt hoe uw wiel op uw fiets is bevestigd, dat u weet wat de juiste manier
is om de wielen goed vast te zetten, en dat u weet hoe u het wiel veilig vastzet met de juiste klemkracht.
Vraag uw dealer u te laten zien hoe u wielen veilig moet monteren en verwijderen, en vraag hem de
instructies van de fabrikant te geven, indien die beschikbaar zijn.
16
WAARSCHUWING: Een niet goed bevestigd wiel kan tijdens het rijden gaan slingeren of losraken en
dit kan ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. Het is daarom van groot belang dat u:
1. Uw dealer vraagt om u te laten zien hoe u wielen veilig moet monteren en verwijderen. De juiste
techniek voor het vastklemmen van uw wiel met snelspanner begrijpt en kunt toepassen.
2. Elke keer voordat u gaat fietsen controleert of het wiel goed vastzit.
3. Bij een correct gemonteerd wiel moet het klemmechanisme in het oppervlak van de uitvaleinden
drukken.
1. Secundaire vergrendelingen van het voorwiel
De meeste fietsen hebben voorvorken die gebruik maken van een secundair wielklemmechanisme, om de
kans te verkleinen dat het wiel losraakt van de vork als het wiel niet goed is vastgezet. Secundaire
vergrendelingen zijn geen vervanging voor het correct vastzetten van uw voorwiel.
Er zijn twee basiscategorieën voor secundaire vergrendelingen:
a. Het clip-on model is een onderdeel dat de fabrikant toevoegt aan de voorwielnaaf of de voorvork.
b. Het geïntegreerde model wordt door modelleren, gieten of machinale bewerking in de buitenkant van de
uitvaleinden van de voorvork verwerkt.
Vraag uw dealer om uitleg over de betreffende secundaire vergrendeling op uw fiets.
WAARSCHUWING: U mag de secundaire vergrendeling nooit verwijderen of uitschakelen. Zoals de
naam impliceert, dient dit als een back-up voor een essentiële afstelling. Als het wiel niet goed is
vastgezet, kan de secundaire vergrendeling de kans op het losraken van het wiel van de vork
verminderen. Ook kan het verwijderen of uitschakelen van de secundaire vergrendeling de garantie
ongeldig maken.
Secundaire vergrendelingen zijn geen vervanging voor het correct vastzetten van uw wiel. Een niet
goed vastgezet wiel kan gaan slingeren of losraken, waardoor u de controle kunt verliezen en kunt
vallen, wat ernstige verwondingen of de dood tot gevolg kan hebben.
2. Wielen met snelspanners (Quick Release)
Er zijn momenteel twee soorten snelspanners (over-center cam wielsluitingen) verkrijgbaar: het traditionele
'over-center cam' (fig. 8) en het 'cam-en-cup' systeem. Allebei gebruiken ze een hendel om het wiel op zijn
plaats te klemmen. Het is mogelijk dat uw fiets een cam-en-cup vergrendeling op het voorwiel heeft en een
traditionele snelspanner op het achterwiel.
a. De traditionele 'cam action' snelspanner instellen (Quick release mechanisme) (fig. 8)
De wielnaaf wordt op zijn plaats geklemd door de kracht van een excentrische hendel, die tegen het ene
uitvaleinde duwt en de spanmoer aan de andere kant met behulp van de volle as naar binnen trekt, tegen het
andere uitvaleinde aan. De klemkracht wordt bepaald door de spanmoer. Draai voor meer klemkracht de
spanmoer met de wijzers van de klok mee, terwijl u de hendel tegenhoudt; draai voor minder klemkracht de
moer tegen de wijzers van de klok in terwijl u de hendel tegenhoudt. Minder dan een halve slag van de
spanmoer kan het verschil maken tussen een veilige en een onveilige klemkracht.
WAARSCHUWING: U hebt de volledige hefboomkracht van de hendel nodig om het wiel veilig vast te
klemmen. De moer met één hand tegenhouden en de hendel aan de andere kant als een vleugelmoer
zo strak mogelijk aandraaien is niet voldoende niet om het wiel veilig in de uitvaleinden te vergrendelen.
Zie ook de eerste WAARSCHUWING in dit hoofdstuk, pag. 16.
b. Het cam-en-cup mechanisme instellen
Als uw fiets is voorzien van een cam-en-cup mechanisme, dan zal dit door uw dealer correct zijn afgesteld.
Vraag uw dealer om de instelling elke zes maanden te controleren. Gebruik een cam-en-cup voorwiel niet op
een andere fiets dan die waarvoor de dealer het heeft afgesteld.
3. Wielen verwijderen en monteren
17
WAARSCHUWING: Als uw fiets is uitgerust met een naafrem, zoals een terugtraprem in het
achterwiel, een trommelrem, rollerbrake of bandrem voor of achter; of als hij is voorzien van een interne
naafversnelling achter, probeer dan niet om het wiel uit de fiets te halen. Voor het demonteren en
opnieuw monteren van de meeste naafremmen en interne naafversnellingen is speciale kennis vereist.
Demontage- of montagefouten kunnen leiden tot weigeren van de remmen of de versnelling, waardoor u
de controle kunt verliezen en kunt vallen.
VOORZICHTIG: Als uw fiets een schijfrem voor heeft, wees dan zeer voorzichtig wanneer u de schijf
of de klauwen aanraakt. Remschijven hebben scherpe randen en zowel de schijven als de klauwen
kunnen tijdens het fietsen bijzonder heet worden.
a. Een voorwiel met schijf- of velgrem verwijderen
(1) Als uw fiets velgremmen heeft, maakt u het snelsluitmechanisme van de rem
los om de speling tussen de band en de remblokjes te vergroten
(zie hoofdstuk 4.C, figs. 14 t/m 17, pag. 20).
(2) Als uw fiets voorzien is van een voorwiel met snelspanner (Quick release)
brengt u de hendel van vergrendelde of GESLOTEN stand naar de OPEN
stand (fig 11a en 11b). Ga verder met stap (4).
(3) Als uw fiets is voorzien van een voorwielvergrendeling met een met doorgaande
bout of boutbevestiging (fig. 9 en 10), draai de bevestigingsbouten of -moeren
enkele slagen tegen de wijzers van de klok in met een passende sleutel, of
gebruik de hendel. Ga verder met stap (4).
(4) Als uw voorvork een clip-on secundaire vergrendeling heeft, maakt u deze los
en gaat u verder met stap (5). Als uw voorvork een geïntegreerde secundaire
vergrendeling heeft, en een traditionele snelspanner (fig. 8), draai dan de
spanmoer zover los dat het wiel uit de uitvaleinden kan worden verwijderd.
Als uw voorwiel bevestigd is met een cam-and-cup systeem, druk de cup en de
hendel dan naar elkaar toe terwijl u het wiel verwijdert. Bij het cam-and-cup
systeem hoeft u geen onderdelen te verdraaien. Ga verder met de volgende stap.
(5) Til het voorwiel van de vloer en sla met uw handpalm op de bovenkant van het van het wiel om het wiel los
te halen uit de voorvork.
b. Een voorwiel met schijf- of velgremmen monteren
VOORZICHTIG: Als het voorwiel van uw fiets is uitgerust met schijfremmen, zorg dan dat u de schijf,
de remklauw of de remblokjes niet beschadigt wanneer u de schijf terugzet in de remklauw. Knijp nooit
in de remhendel als de schijf niet goed in de remklauw gezet is. Zie ook hoofdstuk 4.C.
(1) Als het voorwiel van uw fiets is vastgezet met een (Quick Release) snelspanner, draai de hendel dan zo,
dat hij van het wiel af wijst (fig. 11b). De hendel staat nu OPEN. Als het voorwiel van uw fiets is vastgezet
met een doorgaande bout of moeren, ga dan naar de volgende stap.
(2) Zet het wiel, terwijl de stuurvork naar voren wijst, tussen de vorkbladen zodat de as stevig bovenin de
uitvaleinden komt te zitten. Een eventuele spanhendel moet voor de fietser aan de linkerkant van de fiets
zitten (fig. 8a). Als uw fiets is voorzien van een clip-on secundaire vergrendeling, zet deze dan vast.
(3) Als u een traditionele snelspanner heeft, houd dan met uw rechterhand de spanhendel in de OPEN stand
(fig. 11b), en draai met uw linkerhand de spanmoer aan totdat deze handvast tegen het uitvaleinde zit (fig.
8a). Als u een cam-and-cup systeem heeft: de moer en de cup zullen in de uitsparing van de uitvaleinden
zijn geklikt en verdere afstelling is normaal gesproken overbodig.
(4) Druk het wiel stevig omhoog in de uitsparingen van de uitvaleinden, en centreer gelijktijdig de wielvelg in de
vork:
(a) Bij een snelspanner (Quick Release), draait u de spanhendel omhoog in de GESLOTEN stand (fig.
11a). De hendel moet nu evenwijdig aan het vorkblad staan en naar het wiel gebogen zijn. Om genoeg
klemkracht uit te oefenen, moet u uw vingers om het vorkblad klemmen om kracht te zetten, en de
hendel moet een duidelijke afdruk achterlaten in uw handpalm.
18
(b) Bij een systeem met doorgaande bout of moeren, dient u deze aan te draaien met de gespecificeerde
aanhaalmomenten in bijlage D of volgens de instructies van de fabrikant van de naaf. Gebruik het juiste
formaat sleutel om de asmoeren voldoende aan te draaien, zodat het wiel op zijn plaats blijft; zet dan
op beide moeren een sleutel, en trek ze gelijktijdig zo stevig mogelijk aan.
OPMERKING: Als bij een traditionele snelspanner de hendel niet helemaal evenwijdig aan het vorkblad kan
worden gezet, draai de hendel dan weer OPEN. Draai vervolgens de spanmoer een kwartslag tegen de wijzers
van de klok in en probeer de hendel nogmaals vast te zetten. Bij een systeem met doorgaande bout of moeren,
dient u deze aan te draaien met de gespecificeerde aanhaalmomenten in bijlage D of volgens de instructies van
de fabrikant van de naaf.
WAARSCHUWING: Voor het stevig vastklemmen van het wiel met een snelspanner is aanzienlijke
kracht nodig. Als u de snelspanner helemaal kunt sluiten zonder uw vingers om het vorkblad te hoeven
wikkelen om kracht te zetten, en de hendel laat geen duidelijke afdruk achter in uw handpalm, en de
tanden op de klem maken geen afdruk in de uitvaleinden, dan is de spanning onvoldoende. Open de
hendel; draai de spanmoer een kwartslag met de klok mee; probeer het nog een keer. Zie ook de eerste
WAARSCHUWING in dit hoofdstuk, pag. 17.
(5) Als u de snelspanner van de rem in 3. a. (1) hierboven heeft losgemaakt, zet deze dan weer vast om de
juiste speling tussen het remblokje en de velg terug te krijgen.
(6) Laat het wiel ronddraaien om te controleren of het in het midden van het frame zit en of de remblokjes vrij
zijn; knijp vervolgens in de remhendel en controleer of de remmen goed werken.
c. Een achterwiel met schijf- of velgrem verwijderen
(1) Als u een fiets met versnellingen en een derailleursysteem heeft: schakel de achterste derailleur dan in de
hoogste versnelling (het kleinste, buitenste achtertandwiel). Als u een interne naafversnelling achter heeft,
neem dan contact op met uw dealer of raadpleeg de instructies van de naaffabrikant voordat u probeert om
het achterwiel te verwijderen. Als u een fiets zonder versnellingen heeft, met velg- of schijfremmen, ga dan
naar stap (4) hieronder.
(2) Als uw fiets velgremmen heeft, maakt u het snelsluitmechanisme van de rem los om de speling tussen de
velg en de remblokjes te vergroten (zie hoofdstuk 4.C, fig. 14 t/m 17, pag. 20).
(3) Bij een derailleursysteem, trekt u de derailleurbody met uw rechterhand naar achteren.
(4) Bij een snelspanner zet u de quick-release hendel OPEN (fig. 11b). Bij een systeem met doorgaande bout
of moeren, dient u deze los te draaien met een passende sleutel, sluithendel of geïntegreerde hendel (fig.
12); duw vervolgens het wiel zo ver naar voren dat u de ketting van het achterste tandwiel kunt verwijderen.
(5) Til het achterwiel op en verwijder het uit de achterste uitvaleinden.
d. Een achterwiel met schijf- of velgremmen monteren
VOORZICHTIG: Als het achterwiel van uw fiets is uitgerust met schijfremmen, zorg dan dat u de schijf,
de remklauw of de remblokjes niet beschadigt wanneer u de schijf terugzet in de remklauw. Knijp nooit
in de remhendel als de schijf niet goed in de remklauw gezet is.
(1) Bij een (Quick Release) snelspanner, zet u de spanhendel OPEN (fig. 11b).
De hendel moet aan de wielzijde tegenover de derailleur en de tandwieltjes van het
freewheel zitten.
(2) Zorg er bij een fiets met derailleur voor, dat de achterderailleur nog in de hoogste
versnelling staat (buitenste tandwiel); trek vervolgens met uw rechterhand het
derailleurbody naar achteren. Plaats de ketting op het kleinste tandwieltje van het
freewheel.
(3) Bij een fiets zonder versnellingen, verwijdert u de ketting van het voorste tandwiel, zodat de ketting veel
speling heeft. Plaats de ketting op het tandwiel van het achterwiel.
(4) Duw dan het wiel omhoog tot helemaal bovenin de uitvaleinden van het frame.
19
(5) Bij een fiets zonder versnellingen of met een interne naafversnelling, legt u de
ketting weer op de kettingring; trek het wiel terug in de uitvaleinden, zodat het
recht in het frame staat en de ketting circa 1/2 cm omhoog en omlaag kan
worden bewogen.
(6) Bij een snelspanner (Quick Release), draait u de spanhendel omhoog in de
GESLOTEN stand (fig. 11a). De hendel moet nu evenwijdig aan de
zadelsteun of kettingkast staan en moet naar het wiel toe gebogen staan (fig.
13).
Om genoeg klemkracht uit te oefenen, moet u uw vingers om het vorkblad
klemmen om kracht te zetten, en de hendel moet een duidelijke afdruk
achterlaten in uw handpalm.
(7) Bij een systeem met doorgaande bout of moeren, dient u deze aan te draaien
met de gespecificeerde aanhaalmomenten in bijlage D of volgens de
instructies van de fabrikant van de naaf. Gebruik het juiste formaat sleutel om
de asmoeren voldoende aan te draaien, zodat het wiel op zijn plaats blijft; zet
dan op beide moeren een sleutel, en trek ze gelijktijdig zo stevig mogelijk aan.
OPMERKING: Als bij een traditionele snelspanner de hendel niet helemaal evenwijdig aan de zadelsteun of
de kettingkast kan worden gezet, draai de hendel dan weer OPEN.. Draai vervolgens de spanmoer een
kwartslag tegen de wijzers van de klok in en probeer de hendel nogmaals vast te zetten.
WAARSCHUWING: Voor het stevig vastklemmen van het wiel met een snelspanner is aanzienlijke
kracht nodig. Als u de snelspanner helemaal kunt sluiten zonder uw vingers om het vorkblad te hoeven
wikkelen om kracht te zetten, en de hendel laat geen duidelijke afdruk achter in uw handpalm, en de
tanden op de klem maken geen afdruk in de uitvaleinden, dan is de spanning onvoldoende. Open de
hendel; draai de spanmoer een kwartslag met de klok mee; probeer het nog een keer. Zie ook de eerste
WAARSCHUWING in dit hoofdstuk, pag. 16.
(8) Als u de snelspanner van de rem in 3. c. (2) hierboven heeft losgemaakt, zet deze dan weer vast om de
juiste speling tussen het remblokje en de velg te herstellen.
(9) Laat het wiel ronddraaien om te controleren of het in het midden van het frame zit en of de remblokjes vrij
zijn; knijp vervolgens in de remhendel en controleer of de remmen goed werken.
B. Zadelpen met snelspanner
Sommige fietsen zijn uitgerust met een zadelpenklem met snelspanner. De zadelpenklem met snelsluiting
werkt net zoals de traditionele wielsnelspanner (hoofdstuk 4.A.2). Een zadelklem met snelspanner ziet eruit als
een lange bout met een hendel aan de ene kant en een moer aan de andere kant. De klem wordt met de
snelspanhendel stevig om de zadelpen geklemd (zie fig. 8).
WAARSCHUWING: Bij het fietsen met een niet goed vergrendelde zadelpen kan het zadel gaan
draaien of bewegen waardoor u de controle kunt verliezen en kunt vallen. Zorg dat dit niet gebeurt:
1. Vraag uw dealer hoe u uw zadelpen goed kunt vastklemmen.
2. Zorg dat u de juiste techniek voor het vastklemmen van de zadelpen begrijpt en kunt toepassen.
3. Controleer voordat u gaat fietsen of de zadelpen goed vastgeklemd zit.
Afstellen van de snelspanner van de zadelpen
De snelspanner klemt de zadelklem rond de zadelpen om deze stevig op zijn plaats te houden.
De klemkracht wordt bepaald door de spanmoer. Draai voor meer klemkracht de spanmoer met de wijzers van
de klok mee, terwijl u de hendel tegenhoudt; draai voor minder klemkracht de moer tegen de wijzers van de klok
in terwijl u de hendel tegenhoudt. Minder dan een halve slag van de spanmoer kan het verschil maken tussen
voldoende en een onvoldoende klemkracht.
WAARSCHUWING: U hebt de volledige spankracht van de hendel nodig om de zadelpen veilig vast te
klemmen. De moer met één hand tegenhouden en de hendel aan de andere kant als een vleugelmoer
20
zo strak mogelijk aandraaien is niet voldoende niet om de zadelpen goed en veilig vast te klemmen.
WAARSCHUWING: Als u de snelspanner helemaal kunt sluiten zonder uw vingers om de zadelpen of
een framebuis te hoeven wikkelen om kracht te zetten, en de hendel laat geen duidelijke afdruk achter in
uw handpalm, dan is de spanning onvoldoende. Open de hendel; draai de spanmoer een kwartslag
met de klok mee; probeer het nog een keer.
C. Remmen
Over het algemeen wordt er onderscheid gemaakt tussen drie soorten fietsremmen: velgremmen, die de
velg tussen twee remblokken klemmen; schijfremmen, waarbij een op het wiel gemonteerde schijf tussen twee
remblokken wordt gelemd; en interne naafremmen. Alledrie kunnen worden bediend met een op het stuur
gemonteerde hendel. Op sommige fietsen wordt de interne naafrem bediend door achteruit te trappen. Dit is een
zogeheten terugtraprem en deze wordt beschreven in bijlage C.
WAARSCHUWING:
1. Fietsen met slecht afgestelde remmen, versleten remblokken of met
wielen waarvan de slijtage-indicator op de velg duidelijk zichtbaar is,
is gevaarlijk en kan tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood
leiden.
2. Bij te hard of plotseling remmen kan het wiel blokkeren, en kunt u de
controle verliezen en vallen. Als u plotseling of te hard in de voorrem
knijpt, kunt u over de kop slaan. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
3. Sommige fietsremmen, zoals schijfremmen (fig. 14) en V-brakes (fig.15)
zijn buitengewoon krachtig. Gun uzelf de tijd om aan deze remmen
te wennen en wees voorzichtig als u deze remmen gebruikt.
4. Sommige fietsremmen zijn uitgerust met een remkrachtmodulator,
een klein cilindervormig apparaatje waar de remkabel doorheen loopt,
en dat ontworpen is voor een meer geleidelijke dosering van de
remkracht. Een modulator zorgt ervoor dat de remkracht geleidelijk
wordt opgebouwd tot het maximale remvermogen. Als uw fiets is
voorzien van een remkrachtmodulator, neem dan de tijd om
vertrouwd te raken met de prestatiekenmerken ervan.
5. Schijfremmen kunnen bij langdurig remmen zeer heet worden.
Raak een remschijf pas aan als deze voldoende tijd heeft gehad om
af te koelen.
6. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de werking en het
onderhoud van de remmen. Daarin staat ook wanneer de remblokken
moeten worden vervangen. Als u de instructies van de fabrikant niet
heeft, ga dan naar uw dealer of neem contact op met de fabrikant van
de rem.
7. Gebruik voor de vervanging van versleten of beschadigde onderdelen
uitsluitend originele reserveonderdelen die door de fabrikant zijn
goedgekeurd.
1. Bediening en kenmerken van remmen
Het is voor uw veiligheid zeer belangrijk om te weten welke remhendel welke rem
op uw fiets bedient. Onthoud dit goed. Normaal gesproken bedient de rechter
remhendel de achterrem, en de linker remhendel de voorrem. Om er zeker van te zijn
dat dit ook op uw fiets zo is, knijpt u in één van de remhendels en kijkt u welke remhoef
dichtgeknepen wordt. Doe hetzelfde met de andere remhendel.
OPMERKING: In sommige landen, zoals Australië, Engeland, Japan, enz. zijn
de remmen andersom gemonteerd; de rechterhendel bedient dan de voorrem en
de linkerhendel de achterrem. Controleer dus of de remmen volgens de traditionele
21
instellingen in uw land werken.
22
Zorg dat uw handen de remhendels gemakkelijk kunnen bereiken en inknijpen. Als uw handen te klein zijn
om de hendels comfortabel te bedienen, moet u contact opnemen met uw dealer voordat u gaat fietsen. Wellicht
is de hendelafstand instelbaar, of u heeft u een ander model remhendel nodig.
De meeste velgremmen beschikken over één of ander quick-releasesysteem om de remblokjes verder van
de band af te zetten, om het uitnemen en terugzetten van een wiel te vereenvoudigen. Als het
quick-releasesysteem open staat, kunt u de remmen niet gebruiken. Vraag dit na bij uw dealer om er zeker van
te zijn dat u begrijpt hoe het quick-releasesysteem op uw fiets werkt (zie fig. 14, 15, 16, 17 en 18) en controleer
altijd of beide remmen goed werken voordat u op de fiets stapt.
2. Werking van de remmen
De remwerking op een fiets ontstaat door de wrijving tussen de remoppervlakken. Om voor maximale
wrijving te zorgen, moet u de velgen en remblokjes of de remschijf en remklauw schoon houden en vrij van vuil,
smeermiddelen, was of poetsmiddelen.
Remmen zijn ontworpen om uw snelheid te regelen, niet alleen om de fiets te stoppen. De maximale
remkracht voor elk wiel ontstaat op het moment vlak voordat het wiel 'blokkeert' (stopt met draaien) en begint te
slippen. Als de band eenmaal slipt, verliest u het grootste deel van uw stopkracht en alle controle over de sturing.
U moet oefenen om gelijkmatig vaart te minderen en te stoppen zonder een wiel te laten blokkeren. Deze
techniek wordt progressieve remmodulatie genoemd. In plaats van de remhendel abrubt zover in te knijpen dat
u denkt de juiste remkracht uit te oefenen, knijpt u de hendel rustig in, zodat u de remkracht geleidelijk vergroot.
Als u voelt dat het wiel gaat blokkeren, laat u even een beetje los zodat het wiel blijft draaien, en net niet
blokkeert. Het is belangrijk dat u uiteindelijk aanvoelt hoever u de remhendel van elk wiel moet inknijpen bij
verschillende snelheden en op verschillende ondergronden. Om dit beter te begrijpen kunt u met uw fiets aan de
hand wandelen en verschillende keren met uiteenlopende handkracht in de voor- en achterrem knijpen om te
ontdekken wanneer de wielen blokkeren.
Als u één of beide remmen inknijpt, begint de fiets te vertragen terwijl uw lichaam met dezelfde snelheid
verder wil bewegen in dezelfde richting. Hierdoor wordt het gewicht verplaatst naar het voorwiel (of, bij een zeer
krachtig remmanoeuvre, naar de voornaaf, waardoor u over de kop kan slaan).
Een wiel waar meer gewicht op rust kan een grotere remdruk aan voordat het blokkeert, een wiel met minder
gewicht blokkeert bij een lagere remdruk. Dus, als u remt en uw gewicht wordt naar voren verplaatst, moet u uw
lichaam naar de achterkant van de fiets verplaatsen om het gewicht terug te brengen naar het achterwiel; en
tegelijkertijd moet u het achterremmen verminderen en het voorremmen vergroten. Bij afdalingen is dit nog veel
belangrijker, omdat een afdaling het gewicht naar voren verschuift.
Het voorkomen van wielblokkering en gewichtsverplaatsing zijn de twee sleutels tot een efficiënte
snelheidsbeheersing en veilig stoppen. De gewichtsverplaatsing is nog nadrukkelijker aanwezig bij fietsen met
een geveerde voorvork. Voorverings-'dips' tijdens het remmen vergroten de gewichtsverplaatsing (zie ook
hoofdstuk 4.F). Oefen uw rem- en gewichtsverplaatsingstechnieken op een plaats zonder verkeer of andere
gevaarlijke afleidingen.
Alles verandert als u op losse ondergrond of met nat weer rijdt. Op een losse ondergrond of met nat weer
duurt het langer voordat u tot stilstand komt. De grip van uw banden wordt minder, waardoor de wielen minder
bocht- en remtractie hebben en bij minder remkracht kunnen blokkeren. Vocht en vuil op de remblokjes
vermindert de grip ervan. Rij dus langzamer, om de controle te behouden op een losse of natte ondergrond.
D. Schakelen
Uw fiets met versnellingen is ofwel uitgerust met een externe‟ derailleur (zie 1. hieronder) of met een interne
naafversnelling (zie 2. hieronder). In sommige gevallen is een combinatie van de bovenstaande systemen mogelijk.
1. Werking van een 'externe' derailleuraandrijving
Als uw fiets een derailleuraandrijving heeft, dan heeft het schakelmechanisme:
een achtercassette of een freewheel tandwielcluster
een achterderailleur
meestal een voorderailleur
een of twee shifters
een, twee of drie voortandwielen, de zoheten kettingbladen
een ketting
23
a. Schakelen
Er bestaan verschillende types en soorten schakelbedieningen: hendels, draaigrepen, 'triggers',
gecombineerde schakel-/rembedieningen en drukknoppen. Vraag uw dealer om een uitleg en demonstratie
van het soort schakelbediening op uw fiets.
Het woordgebruik voor schakelen kan vrij verwarrend zijn. Afschakelen, is het schakelen naar een 'lagere'
of 'tragere' versnelling: een versnelling waarbij u makkelijker trapt. Opschakelen, is het schakelen naar een
'hogere' of 'snellere' versnelling, waarbij u zwaarder trapt. Het verwarrende is, dat wat er bij de voorderailleur
gebeurt het tegenovergestelde is van wat bij de achterderailleur gebeurt (lees voor details de onderstaande
instructies over schakelen van de achterderailleur en schakelen van de voorderailleur). U kunt bijvoorbeeld op
twee manieren een versnelling kiezen waarmee u makkelijker een berg op fietst (afschakelen): de ketting langs
de versnellings-'stappen' omlaag naar een kleinere versnelling aan de voorkant schakelen, of langs de
versnellings-'stappen' omhoog naar een grotere versnelling aan de achterkant schakelen. Dus bij de
versnellingscassette achter, ziet datgene wat afschakelen heet eruit als opschakelen. Om de zaken uit elkaar te
houden, moet u onthouden dat het verplaatsen van de ketting in de richting van de middenlijn van de fiets voor
versnellen en klimmen is; dit wordt afschakelen genoemd. De ketting weg van de middenlijn van de fiets
verplaatsen dient voor meer snelheid en wordt opschakelen genoemd.
Of u nu op- of afschakelt, de constructie van het fietsderailleursysteem vereist dat de aandrijfketting naar
voren beweegt en minimaal onder lichte spanning staat. Een derailleur schakelt alleen bij het vooruit trappen.
WAARSCHUWING: Denk eraan dat u de shifter nooit beweegt terwijl u achteruit trapt, en dat u niet meteen
achteruit trapt nadat u de shifter verplaatst heeft. Hierdoor kan de ketting blokkeren en kan de fiets ernstig
beschadigd raken. U kunt dan de controle verliezen en vallen.
b. Schakelen met de achterderailleur
De achterderailleur wordt bediend door de rechter shifter.
De functie van de achterderailleur is het verplaatsen van de aandrijfketting van het ene versnellingstandwiel
naar het andere. De kleinere tandwielen in de versnellingscassette geven hogere overbrengingsverhoudingen.
In de hogere versnellingen moet u harder trappen, maar legt u met elke omwenteling van de pedaalcranks een
grotere afstand af. De grotere tandwielen geven lagere overbrengingsverhoudingen. Als u deze gebruikt is er
minder trapkracht nodig, maar vervoert elke omwenteling van de pedaalcrank u over een kortere afstand. Het
verplaatsen van de ketting van een kleiner tandwiel van de tandwielcassette naar een groter tandwiel resulteert
in afschakelen. Het verplaatsen van de ketting van een groter tandwiel naar een kleiner tandwiel resulteert in
opschakelen. De derailleur kan de ketting alleen van het ene tandwiel naar het andere verplaatsen als de fietser
vooruit trapt.
c. Schakelen met de voorderailleur
De voorderailleur, die door de linker shifter wordt bediend, schakelt de ketting tussen grotere en kleinere
kettingbladen. De ketting naar een kleiner kettingblad verplaatsen maakt het trappen makkelijker
(afschakelen). De ketting naar een groter kettingblad verplaatsen maakt het trappen zwaarder (opschakelen).
d. Welke versnelling moet ik gebruiken?
Voor de steilste hellingen gebruikt u de combinatie van de grootste tandwielen
achter en de kleinste tandwielen voor (fig. 19). De kleinste achter en grootste
voor-combinatie is voor de hoogste snelheid. Het is niet nodig in volgorde te
schakelen. Zoek in plaats daarvan een 'startversnelling' die geschikt is voor uw
niveau – een versnelling die zwaar genoeg is voor vlotte versnelling maar zo licht
is, dat u vanuit stilstand kunt starten zonder te wiebelen – en experimenteer
vervolgens met op- en afschakelen om de verschillende tandwielcombinaties te
leren aanvoelen. Oefen eerst met schakelen op een plaats waar geen obstakels,
gevaren of ander verkeer is, totdat u er vertrouwd mee bent. Leer te anticiperen bij
het schakelen en schakel naar een lagere versnelling voordat de heuvel te steil
wordt. Als u problemen heeft met schakelen, dan kan dit aan een mechanische
afstelling liggen. Raadpleeg uw dealer voor hulp.
24
WAARSCHUWING: Schakel de derailleur nooit naar het grootste of kleinste tandwiel als de derailleur
niet soepel beweegt. De derailleur kan verkeerd afgesteld zijn en de ketting kan vastlopen waardoor u de
controle kunt verliezen en kunt vallen.
e. Wat als de fiets niet wil schakelen?
Als u de shifter herhaaldelijk één positie verschuift en de fiets niet soepel wil schakelen, dan is waarschijnlijk
het derailleursysteem ontregeld. Breng de fiets naar de dealer om de derailleur te laten afstellen.
2. De werking van een interne versnellingsnaaf
Als uw fiets uitgerust is met een interne versnellingsnaaf, dan zal het schakelmechanisme bestaan uit:
een in 3, 5, 7, 8, 12 of mogelijk oneindig aantal standen verstelbare interne versnellingsnaaf
een of soms twee shifters
een of twee versnellingkabels
een enkel kettingblad voor
een ketting
a. Schakelen met een interne naafversnelling
Voor het schakelen met een interne versnellingsnaaf hoeft u alleen maar
de shifter in de stand van de gewenste versnelling te zetten. Nadat u de shifter
in de versnelling van uw keuze heeft gezet, vermindert u de druk op de
pedalen eventjes, zodat de naaf de schakelbeweging kan afmaken.
b. Welke versnelling moet ik gebruiken?
De versnelling met het laagste cijfer (1) is voor de steilste hellingen.
De versnelling met het hoogste cijfer is voor de hoogste snelheid.
Schakelen van een makkelijke 'langzamere' versnelling (zoals 1) naar een
moeilijkere, 'snellere' versnelling (zoals 2 of 3) heet opschakelen. Schakelen
van een moeilijkere, 'snellere' versnelling naar een makkelijkere, 'langzamere'
versnelling heet afschakelen. Het is niet nodig in volgorde te schakelen.
Zoek in plaats daarvan een 'startversnelling' die past bij de omstandigheden
een versnelling die zwaar genoeg is voor vlotte versnelling maar zo licht is, dat
u vanuit stilstand kunt starten zonder te wiebelen – en experimenteer
vervolgens met op- en afschakelen om de verschillende tandwielcombinaties te leren aanvoelen. Oefen eerst
met schakelen op een plaats waar geen obstakels, gevaren of ander verkeer is, totdat u er vertrouwd mee bent.
Leer te anticiperen bij het schakelen en schakel naar een lagere versnelling voordat de heuvel te steil wordt.
Als u problemen heeft met schakelen, dan kan dit aan een mechanische afstelling liggen. Raadpleeg uw dealer
voor hulp.
c. Wat als de fiets niet wil schakelen?
Als u de shifter herhaaldelijk één positie verschuift en de fiets niet soepel wil schakelen, dan is waarschijnlijk
het derailleursysteem ontregeld. Breng de fiets naar de dealer om de derailleur te laten afstellen.
E. Pedalen
1. Teen-overlap ('Toe overlap‟ zeggen de Engelstaligen) is wat er gebeurt als bij een gedraaid stuur de voet die
op de voorste trapper staat tegen de voorband stoot. Dit komt vaak voor op fietsen met een klein frame en
kan vermeden worden door, bij het nemen van scherpe bochten, het pedaal aan de binnenkant omhoog te
houden en het pedaal aan de buitenkant omlaag. Deze techniek helpt op alle fietsen om te voorkomen dat
het binnenste pedaal de grond raakt in een bocht.
WAARSCHUWING: Door 'toe overlap' kunt u de controle verliezen en vallen. Vraag uw dealer om
hulp om te bepalen of de combinatie van framemaat, crankarmlengte, pedaalontwerp en schoenen die
u gebruikt tot pedaal-overlap zal leiden. Of u nu wel of geen overlap heeft, u moet het binnenste pedaal
omhoog en het buitenste pedaal omlaag houden bij het nemen van een scherpe bocht.
25
2. Sommige fietsen zijn uitgerust met pedalen die scherpe en mogelijk gevaarlijke oppervlakken hebben.
Deze oppervlakken zijn ontworpen voor de veiligheid en zorgen voor een betere grip van de schoen van de
fietser op het pedaal. Als uw fiets dit type pedalen heeft, wees dan extra voorzichtig om ernstig letsel door
de scherpe pedaaloppervlakken te voorkomen. Afhankelijk van uw rijstijl en fietstechniek is het misschien
een goed idee om minder agressief gevormde pedalen te kiezen. U kunt uiteraard ook altijd
scheenbeschermers dragen. Uw dealer kan u een aantal mogelijkheden laten zien en advies geven.
3. Toeclips met riempjes zijn bedoeld om de voeten op de juiste plaats en vast op de pedalen te houden.
De toeclip plaatst de bal van de voet op de pedaalas, waardoor maximale trapkracht bereikt wordt. Met een
aangespannen voetriempje zorgt u ervoor dat de voet tijdens de hele pedaalomwenteling in nauw contact
blijft met het pedaal. Hoewel toeclips met elke soort schoen wel wat voordelen hebben, werken zij het beste
met fietsschoenen ontworpen voor het gebruik met toeclips. Uw dealer kan uitleggen hoe toeclips met
riempjes werken. Schoenen met een diep profiel of randen die het moeilijker maken om uw voet weg te
halen, moeten niet gebruikt worden in combinatie met toeclips en riempjes.
WAARSCHUWING: Het op- en afstappen op pedalen met toeclips en riempjes vereist enige oefening.
Zolang deze techniek nog geen reflex is, vergt dit een bepaalde concentratie. Dat kan u afleiden ervoor
zorgen dat u de controle verliest en valt. Oefen met het gebruik van toeclips op een plaats zonder
obstakels, gevaren of verkeer. Laat de riempjes loszitten. Trek ze pas aan als u voldoende
zelfvertrouwen heeft en de techniek van het op- en afstappen beheerst. Rijd in het verkeer nooit met de
riempjes strak aangetrokken.
4. Cliploze pedalen (ook wel eens 'klikpedalen' genoemd) zijn een andere manier om de voeten stevig op de
juiste plaats te houden voor een maximale trapefficiëntie. Deze hebben een plaatje op de zool van de
schoen, dat in een bijpassende klembevestiging op het pedaal klikt. Ze zijn alleen los- of vast te klikken met
een zeer specifieke beweging, die geoefend moet worden totdat deze instinctief wordt. Voor cliploze pedalen
zijn schoenen en schoenplaatjes nodig die passen bij het merk en model pedaal dat gebruikt wordt.
Veel cliploze pedalen zijn zo ontworpen dat de fietser de hoeveelheid kracht die nodig is om de voet los of
vast te maken kan afstellen. Volg de instructies van de pedaalfabrikant of vraag uw dealer hoe u dit moet
afstellen. Gebruik de lichtste instelling totdat het los- en vastmaken een reflex is geworden, maar zorg altijd dat
er voldoende spanning is om onbedoeld losraken van uw voet van het pedaal te voorkomen.
WAARSCHUWING: Cliploze pedalen zijn bedoeld voor gebruik met schoenen die hier speciaal voor
ontworpen zijn, om zo de voet stevig op het pedaal te houden. Gebruik geen schoenen die niet goed op
de pedalen vastklikken.
Het veilig vast- en losklikken van de schoen vergt enige oefening. Zolang het los- en vastklikken van de
schoen nog geen reflex is, vergt dit een bepaalde concentratie. Dat kan u afleiden en ervoor zorgen dat u de
controle verliest en valt. Oefen met het los- en vastmaken van cliploze pedalen op een plaats zonder obstakels,
gevaren of verkeer; en houd u aan de installatie- en onderhoudsinstructies van de pedaalfabrikant. Als u de
instructies van de fabrikant niet heeft, ga dan naar uw dealer of neem contact op met de fabrikant.
F. Fietsvering
Veel fietsen zijn uitgerust met een veersysteem. Er bestaan zoveel verschillende soorten veersystemen dat
het onmogelijk is om in deze handleiding alle systemen individueel te bespreken. Als uw fiets een veersysteem
heeft, lees en volg dan de volgende installatie- en onderhoudsinstructies van de fabrikant van de vering. Als u
de instructies van de fabrikant niet heeft, ga dan naar uw dealer of neem contact op met de fabrikant.
WAARSCHUWING: Een gebrekkig onderhouden, gecontroleerd of afgesteld veersysteem kan er
voor zorgen dat de vering niet goed werkt waardoor u de controle over de fiets kunt verliezen en ten val
komen.
Als uw fiets vering heeft, kunt u een hogere snelheid ontwikkelen. Daardoor neemt ook de kans op
controleverlies en vallen toe. Bij het remmen veert de voorkant van de fiets bijvoorbeeld omlaag. Als u geen
26
ervaring met dit systeem heeft kunt u de controle verliezen en vallen. Leer om het veersysteem van uw fiets
veilig te gebruiken. Zie ook hoofdstuk 4.C.
WAARSCHUWING: Het veranderen van de afstelling van de vering kan de rij- en remeigenschappen
van uw fiets veranderen. Verander de instelling van de vering nooit, tenzij u zeer goed vertrouwd bent
met de aanwijzingen en adviezen van de veringfabrikant. Maak altijd een voorzichtige proefrit in een
risicoloze omgeving om na te gaan of de stuur- en remkenmerken van uw fiets zijn gewijzigd door het
opnieuw afstellen van de vering.
Vering kan de controle en het comfort vergroten doordat de wielen het terrein beter kunnen volgen. Hierdoor
kunt u sneller fietsen op slechte ondergrond, maar u moet ervoor waken dat u de verbeterde eigenschappen van
uw fiets niet verwart met uw eigen vaardigheden als fietser. Het verbeteren van uw vaardigheden kost tijd en
oefening. Ga voorzichtig te werk totdat u heeft geleerd om alle mogelijkheden van uw fiets te benutten.
WAARSCHUWING: Niet alle fietsen kunnen achteraf veilig uitgerust worden met sommige soorten
veersystemen. Voordat u achteraf een vering op een fiets monteert, moet u bij de fabrikant van de fiets
nagaan of wat u wilt mogelijk is bij uw model fiets. Als u dit niet doet, kan de montage van een
veersysteem resulteren in een framebreuk, wat kan leiden tot verlies van de controle, en ernstig of
dodelijk letsel.
G. Binnen- en buitenbanden
1. Banden
Fietsbanden zijn verkrijgbaar in allerlei soorten en maten, van banden voor
algemeen gebruik tot banden die het best functioneren onder zeer specifieke
weersomstandigheden of een bepaalde ondergrond. Als u, nadat u ervaring heeft
opgedaan met uw nieuwe fiets, denkt dat een andere band beter zou kunnen
aansluiten bij uw wensen als fietser, dan kan uw dealer u helpen om de beste band
voor u uit te zoeken.
De maat, de bandenspanning, en (op sommige banden voor zwaar gebruik) het
specifieke gebruiksadvies staan vermeld op het zijvlak van de band (zie fig. 19).
Voor u is het belangrijkste onderdeel van deze informatie de bandenspanning.
WAARSCHUWING: Overschrijd nooit de maximum toegestane
bandenspanning die op de zijkant van de band staat. Bij overschrijding van
de aanbevolen maximale bandenspanning kan de band van de velg afschieten,
waardoor de fiets beschadigd en de fietser en omstanders gewond kunnen raken.
De beste en veiligste manier om een fietsband tot de juiste spanning op te pompen is door gebruik maken
van een fietspomp met ingebouwde drukmeter.
WAARSCHUWING: Luchtpompen bij benzinestations of andere luchtcompressors vormen een
veiligheidsrisico. Zij zijn niet voor fietsbanden gemaakt. Ze verplaatsen heel snel een grote
hoeveelheid lucht, waardoor de bandenspanning zeer snel toeneemt. Hierdoor kan de binnenband
exploderen.
Bandenspanning wordt vermeld als een maximale druk of als een drukbereik. Hoe een band presteert onder
verschillende terrein- of weersomstandigheden is grotendeels afhankelijk van de bandenspanning.
Het oppompen van de band tot bijna de maximaal aanbevolen waarde, geeft de laagste rolweerstand; maar ook
de minst comfortabele rit. Een hoge bandenspanning werkt het best op een glad, droog wegdek.
Een zeer lage bandenspanning, aan de onderkant van het aanbevolen drukbereik, geeft de beste prestaties op
een glad, glibberig terrein, zoals samengeperste klei, en op diepe, losse ondergronden zoals diep, droog zand.
Een bandenspanning die te laag is voor uw gewicht en de rijomstandigheden kan een lek in de binnenband
veroorzaken doordat de band zoveel vervormt dat de binnenband klem komt te zitten tussen de velg en het
rijoppervlak.
27
VOORZICHTIG: De kleine, potloodvormige bandenspanningsmeters die vaak gebruikt worden voor
autobanden zijn niet betrouwbaar genoeg om consistente, correcte meetresultaten te geven. Gebruik
liever een meter van goede kwaliteit.
Vraag aan uw dealer wat de beste bandenspanning is voor de manier waarop u meestal fietst en laat hem
uw banden tot die spanning oppompen. Controleer daarna de spanning zoals beschreven in hoofdstuk 1C. Op
die manier weet u hoe een correct opgepompte band er uitziet en aanvoelt wanneer u niet de beschikking hebt
over een spanningsmeter. Sommige banden moeten om de twee weken op spanning worden gebracht dus is
het belangrijk dat u voor elke rit uw bandenspanning controleert.
Om de waarden in pounds-force per square inch (P.S.I.) om te zetten in kilopascal (kPa), kunt u de volgende
conversietabel gebruiken.
P.S.I.
kPa
P.S.I.
kPa
P.S.I.
kPa
1
6.9
50
344.7
110
758.4
5
34.5
60
413.7
120
827.4
10
68.9
70
482.6
130
896.3
20
137.9
80
551.6
140
965.3
30
206.8
90
620.5
150
1034.2
40
275.8
100
689.5
160
1103.2
Sommige speciale kwaliteitsbanden hebben een eenrichtingsprofiel: het profielpatroon werkt beter in de
ene richting dan in de andere. Op de zijkant van een éénrichtingsband staat altijd een pijl die de juiste
draairichting aangeeft. Als uw fiets uitgerust is met dit soort banden, moet u er voor zorgen dat de banden in
de juiste draairichting worden gemonteerd.
2. Ventielen
Er zijn grofweg drie soorten ventielen voor fietsbanden: Het Schraeder (auto) ventiel, het Presta (Frans)
ventiel en het Woods/Dunlop (Hollands) ventiel. Gebruik een fietspomp met een mondstuk dat aansluit op de
ventielen op uw fiets.
Het Schraeder ventiel (fig. 16) lijkt op het ventiel van een autoband. Om een band met een Schraeder
ventiel op te pompen verwijdert u het ventieldopje en klemt u de pompfitting op het uiteinde van het ventiel.
Om lucht uit een Schraeder ventiel te laten ontsnappen, drukt u de pin in het uiteinde van het ventiel in met een
sleutel of ander geschikt voorwerp.
Het Presta-ventiel (fig. 20b) heeft een kleinere diameter en komt alleen voor op fietsbanden. Voor het
oppompen van een Presta-ventielband met een Presta-fietspomp, verwijdert u de ventieldop; vervolgens
schroeft u de vergrendelingsmoer van het ventiel los (tegen de klok in) en duwt u de ventielsteeltje naar
beneden om het vrij te maken. Dan drukt u de pompkop op de ventielkop en pompt u de band op. Om een
Presta-ventiel op te pompen met een Schraeder-pompfitting,heeft u een Presta-hulpstuk nodig (verkrijgbaar bij
uw fietsenhandel) dat op het ventiel geschroefd kan worden nadat u
het ventiel vrij heeft gemaakt.
Het hulpstuk past op de fitting van de Schraeder-pomp. Sluit het
ventiel na het oppompen weer af. Om lucht uit een Presta-ventiel te
laten maakt u de borgmoer van het ventiel los en drukt u de
ventielsteel in.
Er bestaat een derde soort ventiel dat aan de onderkant
hetzelfde is als een Schraeder maar dat uitloopt tot het formaat
van een Presta. Dit is een Woods-ventiel, ook bekend als een
'Dunlop' of Hollands ventiel (fig. 20c). Dit kunt u oppompen met een Presta-pomp.
WAARSCHUWING: Wij raden u ten stelligste aan om op elke fietstocht een reserve binnenband mee
te nemen. Het plakken van een binnenband is een noodreparatie. Als u de plakker niet goed aanbrengt
of meerdere plakkers aanbrengt, kan de binnenband lucht blijven verliezen, waardoor u de controle kunt
verliezen en kunt vallen. Vervang een geplakte binnenband zo snel mogelijk.
Woods/Dunlop-ventiel
Presta-ventiel
Schraeder-ventie
l
28
5. Onderhoud
WAARSCHUWING: Fietsen en fietsonderdelen zijn door de technologische vooruitgang complexer
geworden en de snelheid van innovaties neemt toe. Het is onmogelijk om in deze handleiding alle
informatie te geven die nodig is voor het goed repareren en/of onderhouden van uw fiets. Om de kans
op een ongeluk en mogelijk letsel tot het minimum te beperken, is het van essentieel belang dat u elke
reparatie of onderhoud die niet specifiek in deze handleiding beschreven wordt, door uw dealer laat
uitvoeren. Net zo belangrijk is dat uw individuele onderhoudsvereisten bepaald worden door alle
omstandigheden, van uw rijstijl tot uw geografische locatie. Neem contact op met uw dealer om uw
onderhoudsvereisten te bepalen.
WAARSCHUWING: Veel onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan uw fiets vereisen speciale
kennis en gereedschap. Doe geen aanpassingen of onderhoud aan uw fiets, voordat uw dealer u heeft
uitgelegd wat de juiste manier is om deze goed uit te voeren. Een verkeerde afstelling of slecht
onderhoud kan resulteren in schade aan de fiets of een ongeluk met ernstig letstel of de dood tot
gevolg.
Als u wilt leren om groot onderhouds- of reparatiewerk aan uw fiets zelf te doen:
1. Vraag uw dealer om kopieën van de installatie- en onderhoudsinstructies van de fabrikant van de
onderdelen op uw fiets, of neem contact op met de fabrikant van de onderdelen.
2. Vraag uw dealer een boek over fietsreparaties aan te raden.
3. Vraag uw dealer of er in uw omgeving fietsreparatiecursussen worden gegeven.
Wij raden u aan om, als u iets voor het eerst doet, de dealer de kwaliteit van uw werk te laten controleren
voordat u gaat fietsen, om er zeker van te zijn dat u alles goed heeft gedaan. Aangezien dit de monteur tijd zal
kosten, kan hier een bescheiden bedrag voor worden gevraagd.
We adviseren u ook om uw dealer om advies te vragen over welke reserveonderdelen u het beste in
voorraad kunt hebben, wanneer u geleerd heeft om deze onderdelen zo nodig te vervangen.
A. Onderhoudsintervallen
Sommige onderhoudswerkzaamheden kunnen en zouden eigenlijk door de eigenaar van de fiets uitgevoerd
moeten worden, aangezien ze geen speciaal gereedschap vereisen of bijzondere kennis die buiten het bestek
van deze handleiding valt.
We geven enkele voorbeelden van het soort onderhoudstaken dat u zelf dient uit te voeren. Alle andere
service-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd in een goed geoutilleerde
werkplaats door een gekwalificeerde fietsmonteur met het juiste gereedschap en volgens de procedures
gespecificeerd door de fabrikant.
1. Inrijperiode: Uw fiets zal langer meegaan en beter functioneren als u hem inrijdt alvorens er hard mee te
gaan rijden. De kabels en spaken kunnen iets uitrekken wanneer een fiets voor het eerst gebruikt wordt en
moeten mogelijk opnieuw afgesteld worden door uw dealer. Uw Mechanische veiligheidscontrole (hoofdstuk
1.C) helpt u te identificeren wat er opnieuw afgesteld moet worden. Zelfs als u denkt dat alles goed is, kunt
u de fiets het beste naar de dealer brengen voor een controle. Dealers stellen meestal voor dat u de fiets na
30 dagen brengt voor een controle. Een andere manier om te beoordelen of het tijd is voor de eerste controle,
is de fiets naar de dealer te brengen na drie tot vijf uur van zwaar off-roadgebruik of na 10 tot 15 uur on-road
of rustiger off-roadgebruik. Maar als u denkt dat er iets niet goed is met de fiets, breng hem dan naar de
dealer voordat u er weer op gaat rijden.
2. Voor elke rit: Mechanische veiligheidscontrole (hoofdstuk 1. C)
3. Na elke lange of zware rit: als de fiets is blootgesteld aan water of vuil; of minimaal elke 160 km: maak de
fiets schoon en smeer de schakels van de ketting lichtjes met een fietskettingsmeermiddel van goede
kwaliteit. Veeg overtollig smeermiddel af met een niet pluizende doek. De noodzaak van smering is een
kwestie van klimaat. Informeer bij uw dealer naar de beste smeermiddelen en de aanbevolen
smeerfrequentie voor uw regio.
4. Na elke lange of zware rit of na elke 10 tot 20 uur fietsen:
Knijp in de voorrem en laat de fiets voor- en achterwaarts schommelen. Voelt alles nog stevig aan? Als u
gebonk hoort/voelt bij elke voorwaartse of achterwaartse beweging van de fiets, dan zit het balhoofd
waarschijnlijk los. Laat dit door uw dealer controleren.
29
Til het voorwiel van de grond en draai het stuur heen en weer. Gaat dit soepel? Als het sturen te stroef
of ongelijkmatig gaat, dan zit het balhoofd waarschijnlijk te strak vast. Laat dit door uw dealer controleren.
Pak één pedaal en beweeg het heen en weer richting het frame van de fiets; doe hetzelfde met het andere
pedaal. Lijkt er iets los te zitten? Zo ja, laat dit door uw dealer controleren.
Bekijk de remblokjes. Beginnen ze te verslijten of raken ze de velg niet loodrecht? Dan is het tijd om ze
te laten afstellen of vervangen door de dealer.
Controleer de kabels en kabelomhulsels zorgvuldig. Roest? Knikken? Rafels? Als dit het geval is, laat ze
dan door uw dealer vervangen.
Knijp elk paar aangrenzende spaken aan elke kant van elk wiel tussen uw duim en wijsvinger. Voelt de
spanning bij alle spaken ongeveer hetzelfde aan? Als er zijn die los aanvoelen, laat de dealer dan de
spanning en afstelling controleren.
Controleer de banden op overmatige slijtage, sneetjes of stootplekken. Laat ze zo nodig door de dealer
vervangen.
Controleer de velgen op overmatige slijtage, vuil, deuken en krassen. Raadpleeg uw dealer als u ziet dat
de velg beschadigd is.
Controleer of alle onderdelen en accessoires nog goed vastzitten en zet de onderdelen die niet goed
vastzitten vast.
Controleer het frame, vooral het gebied rondom de buisverbindingen; het stuur; de stuurpen; en de
zadelpen op diepe krassen, barsten of verkleuring. Dit zijn tekenen van vermoeiing, die aangeven dat een
onderdeel het eind van zijn levensduur heeft bereikt en vervangen moet worden. Zie ook bijlage B.
WAARSCHUWING: Net als alle andere mechanische apparaten, zijn fietsen en hun onderdelen
onderhevig aan slijtage en belasting. Verschillende materialen en mechanismen vertonen een ander
slijtage- of vermoeiingspatroon, vandaar dat hun levensduur sterk kan variëren. Als de levensduur van
een onderdeel verstreken is, kan dit onderdeel plotseling breken, wat ernstig letsel of zelfs de dood van
de fietser kan veroorzaken. Krassen, barsten, schilfers en verkleuring zijn tekenen van vermoeiing,
die aangeven dat een onderdeel het eind van zijn levensduur heeft bereikt en vervangen moet worden.
Hoewel de materialen en het handwerk van uw fiets of van de individuele onderdelen voor een
specifieke periode gedekt worden door de garantie van de fabrikant, garandeert dit nog niet dat het
product gedurende de termijn van de garantie ook heel blijft. De levensduur heeft vaak te maken met uw
fietsstijl en de manier waarop u uw fiets behandelt. De garantie op de fiets betekent niet dat de fiets niet
kapot kan of dat deze eeuwig meegaat. Het betekent alleen dat de fiets gedekt is volgens de
voorwaarden van de garantie. Lees bijlage A, Beoogd gebruik van uw fiets en bijlage B, Levensduur van
uw fiets en onderdelen, die begint op pagina 34.
5. Indien nodig: Als een van de remhendels de mechanische veiligheidscontrole (hoofdstuk 1.C) niet doorkomt,
rij dan niet op de fiets. Laat uw dealer de remmen controleren.
Als de ketting niet soepel en stil van versnelling naar versnelling schakelt, dan is de derailleur ontregeld.
Raadpleeg uw dealer.
6. Na elke 25 uur (zwaar off-road) tot 50 uur (on-road) rijden: Breng uw fiets naar de dealer voor een volledige
controlebeurt.
B. Bij een aanrijding of valpartij:
Controleer eerst of u zelf verwondingen heeft en verzorg deze zo goed mogelijk. Raadpleeg zo nodig een arts.
Controleer daarna uw fiets op schade.
Breng uw fiets na een val altijd naar de dealer voor een uitgebreide controle. Carbon onderdelen waaronder
frames, wielen, sturen, stuurpennen, cranksets, remmen en dergelijke, die een impact te verwerken hebben
gehad, mogen niet meer gebruikt worden voordat een erkende monteur ze heeft gedemonteerd en grondig
geïnspecteerd.
Raadpleeg ook bijlage B, Levensduur van uw fiets en onderdelen.
WAARSCHUWING: Een val of andere botsing kan de onderdelen van de fiets buitengewoon zwaar
belasten, waardoor er vroegtijdig vermoeiing optreedt. Onderdelen die onderhevig zijn aan deze
productmoeheid kunnen plots breken waardoor u de controle over de fiets kunt verliezen, met ernstig
letsel of de dood als gevolg.
HOE HEET HET
1 FRAME 21 KETTINGRINGEN
2 BOVENBUIS 22 KETTING
3 ONDERBUIS 23 PEDAAL
4 ZADELBUIS 24 FREEWHEEL/ACHTERCLUSTER/ CASSETTE
5 LIGGENDE ACHTERVORK 25 ACHTERDERAILLEUR
6 STAANDE ACHTERVORK 26 VOORDERAILLEUR
7 BALHOOFDBUIS 27 SHIFTER
8 VORK 28 SHIFTERKABEL
9 WIEL 29 BALHOOFDSTEL
10 BAND 30 STUURPEN
11 PROFIEL 31 HANDVAT
12 ZIJKANT 32 ZADELPEN
13 VENTIEL 33 ZADEL
14 BINNENBAND 34 ZADELKLEM
15 VELG 35 REMHENDEL
16 SPAKEN 36 SCHIJFREMKLAUW
17 NAAF 37 REMSCHIJF
18 SNELSLUITING 38 REMKABEL
19 BOTTOM BRACKET 39 REM
20 CRANK 40 REMBLOKJE
47
HOE HEET HET
1
2
3
4
5
6
48
1 SHIFTER
2 STUURPEN
3 HANDVAT
4 ZADELPEN
5 ZADELKLEM
6 REMHENDEL
KOPLAMP
SPATBORD
SLOT
BAGAGEDRAGER
KETTINGKAST
ACHTERLICHT
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Giant Liv Bicycle de handleiding

Type
de handleiding