Leica M9-P Handleiding

Type
Handleiding
LEICA M9 / M9-P
Notice d’utilisation/
Gebruiksaanwijzing
Illustrations a l’interieur des pages de garde
Afbeeldingen op de binnenkant van de voor- en achterflappen
Illustrations a l’interieur des pages de garde
Afbeeldingen op de binnenkant van de voor- en achterflappen
93 346 VI/11/DX/B
Leica Camera AG
I
Oskar-Barnack-Straße 11
I
35606 SOLMS
I
DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6442-208-0
I
Telefax +49 (0) 6442-208-333
I
www.leica-camera.com
LEICA M9 / M9-P
Notice d’utilisation/
Gebruiksaanwijzing
Illustrations a l’interieur des pages de garde
Afbeeldingen op de binnenkant van de voor- en achterflappen
Illustrations a l’interieur des pages de garde
Afbeeldingen op de binnenkant van de voor- en achterflappen
93 346 VI/11/DX/B
Leica Camera AG
I
Oskar-Barnack-Straße 11
I
35606 SOLMS
I
DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6442-208-0
I
Telefax +49 (0) 6442-208-333
I
www.leica-camera.com
LEICA M9 / M9-P
NOTICE D’UTILISATION
Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 90–177
VOORWOORD
Geachte klant,
Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M9 en
feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze
unieke digitale meetzoeker-camera een uitstekende
keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het foto-
graferen met uw nieuwe Leica M9.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te
kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze hand-
leiding te lezen.
Deze handleiding werd op 100% chloorvrij-gebleekt papier gedrukt,
waarvan het kostbare productieproces het oppervlaktewater ontziet
en daarmee het milieu spaart.
90 / Voorwoord
92 / Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ............................................................... 90
Waarschuwende opmerkingen ................................. 94
Juridische opmerkingen ........................................... 94
Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en
elektronische apparatuur ....................................... 94
Leveringsomvang ..................................................... 95
Benaming van de onderdelen ...................................96
De indicaties
In de zoeker ......................................................... 98
Op de monitor ...................................................... 99
De menupunten
In het hoofdmenu ..............................................102
In het opnameparameter-menu ......................... 103
Verkorte handleiding .............................................. 104
Uitvoerige handleiding
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem ......................... 106
Opladen van de batterij ...................................106
Batterij in de camera plaatsen/
uit de camera verwijderen ............................. 108
Indicaties batterijconditie ................................108
Plaatsen en verwijderen van de
geheugenkaart ...............................................109
Leica M-objectieven ......................................... 110
Plaatsen van een objectief .............................111
Verwijderen van een objectief .......................111
De belangrijkste instellingen/
bedieningselementen
In- en uitschakelen van de camera/
de hoofdschakelaar .......................................112
Kiezen van de opname- en weergavemodi .......113
Qua tijd onbegrensde weergave ....................113
Automatische weergave van telkens de
laatste opname ............................................ 113
De ontspanner .................................................114
Serieopnames ...............................................115
De tijd-instelknop ............................................116
De monitor ....................................................... 117
Instellen van de helderheid ............................117
Indicatie van basisinstellingen/
gegevens in de opnamemodus.....................117
Indicatie van de opnamegegevens in
de weergavemodus ......................................117
Het histogram ................................................ 118
Het menu .........................................................119
Hoofdmenu ................................................... 119
Opnameparameter-menu ...............................119
Instellen van de menufuncties ....................... 120
Voorinstellingen
Camera-basisinstellingen
Menutaal ..................................................... 122
Datum en tijd ............................................... 122
Automatische uitschakeling .........................123
Knopbevestigingstonen resp.
geluidssignalen .......................................... 123
Opname-basisinstellingen
In-/uitschakelen van de herkenning van
het objectieftype .......................................... 124
Resolutie ..................................................... 125
Compressiepercentage/bestandsformaat ...125
Witbalans .................................................... 126
Voor de automatische of een van
de vaste instellingen ................................ 126
Voor directe instelling van
de kleurtemperatuur ................................127
Voor de handmatige instelling door meting 127
ISO-gevoeligheid .......................................... 128
Beeldeigenschappen (contrast, scherpte
kleurverzadiging) ........................................ 129
Kleurruimte ................................................. 130
Juist vasthouden van de camera ........................ 130
De lichtkader-meetzoeker ..........................131/133
De beeldveldkiezer ..........................................132
Afstandsmeting .................................................. 134
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) ..................134
Deelbeeldmethode .......................................... 134
Inhoudsopgave / 93
Belichtingsmeting ..............................................135
In-/uitschakelen van de belichtingsmeter .......135
De belichtingsmodi .......................................... 136
Tijdautomaat ................................................. 136
Meetwaardegeheugen ................................136
Belichtingscorrecties .................................. 137
Automatische belichtingsseries ...................139
Handmatige instelling van de belichting ........140
De
B
-instelling/T-functie ...............................140
Instellen van de belichting bij gebruik van
het snapshot-profiel ..................................... 141
Het meetbereik van de belichtingsmeter .........142
Onder en boven het meetbereik .................... 142
Algemene informatie over meting en regeling
flitsbelichting ...................................................143
Geschikte flitsapparaten ..................................143
Plaatsen van het flitsapparaat..........................144
De flitsmodus...................................................144
De instellingen van de automatische flitsmodus
die door de camera wordt geregeld .............145
De controle-indicaties van de
flitsbelichting in de zoeker voor
systeemconforme flitsapparaten .................145
In de automatische flitsmodus .....................146
Bij instelling van het flitsapparaat op
computer
sturing (
A
) of
handmatige modus (
M
) ..............................146
Kiezen van de synchronisatietijd/
het synchronisatietijd-bereik .......................147
Keuze van het synchronisatietijdstip ..............148
Overige functies
Gebruikers-/programmaprofielen .................... 149
Terugzetten van alle individuele instellingen ....149
De weergavemodus ........................................... 150
Bekijken van andere opnames/
”bladeren” in het geheugen ........................... 151
Vergroten/kiezen van de uitsnede/gelijktijdig
bekijken van meerdere verkleinde opnames
.... 151
Wissen van opnames ....................................... 153
Beschermen van opnames/
opheffen van de wisbescherming ...................154
Overige functies
Mapbeheer .....................................................156
Formatteren van de geheugenkaart .................157
Fotograferen met de zelfontspanner ................ 157
Gegevensoverdracht naar een computer ...............158
USB-verbinding .................................................. 158
Met Windows
®
XP/Vista
®
/7
®
............................ 158
Met Mac
®
OS X (10.6) ........................................159
Met kaartlezers ................................................. 159
Datastructuur op de geheugenkaart ..................160
Met onbewerkte gegevens DNG werken ............... 160
Installeren van firmware-updates .......................... 161
Overige zaken
De systeemaccessoires voor de Leica M9
Wisselobjectieven ........................................... 162
Filters...............................................................162
Universele groothoekzoeker M ........................ 162
Zoeker voor 21/24/28mm objectieven .......... 162
Spiegelzoeker M ............................................. 162
Zoekerloep M 1.25x en M 1.4x .......................162
Flitsapparaten ................................................. 163
Handgreep M9 .................................................163
Correctielenzen ...............................................163
Fototassen ......................................................163
Reserveonderdelen ............................................163
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen ..................... 164
De monitor ....................................................... 165
Condensatievocht ...........................................165
Onderhoud
Voor de camera ............................................... 165
Voor objectieven .............................................. 166
Voor de batterij ................................................ 166
Voor het oplaadapparaat .................................167
Voor geheugenkaarten.....................................167
Reinigen van de sensor .................................... 168
Opbergen ........................................................170
Storingen en oplossingen ....................................... 171
Trefwoordenregister ............................................... 172
Technische gegevens en toestelbeschrijving ......... 174
Leica Akademie ..................................................... 177
Leica op internet .................................................... 177
Leica informatiedienst ........................................... 177
Leica klantenservice .............................................177
94 / Waarschuwende opmerkingen
WAARSCHUWENDE
OPMERKINGEN
Gebruik uitsluitend geadviseerde accessoires om
storing, kortsluiting of een elektrische schok te
vermijden.
Stel het toestel nooit bloot aan vocht of regen.
Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen)
te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen
door een erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE
OPMERKINGEN:
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopië
-
ren en uitgeven van opgenomen media als banden,
cd’s, of door anderen uitgegeven of gezonden mate-
riaal kan het copyright schenden.
Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
Het SD-logo is een handelsmerk.
Overige namen, firma- en productnamen, die in deze
handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk
resp. gedeponeerd handelsmerk van de betreffende
firma’s.
MILIEUVRIENDELIJK
AFVOEREN ELEK-
TRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE APPA-
RATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onder-
delen en mag daarom niet met het normale huisvuil
worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor
recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde
inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis.
Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s
bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt.
volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw
gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of
de zaak waar u het toestel hebt gekocht.
Leveringsomvang / 95
LEVERINGSOMVANG
Voordat u uw Leica M9 in gebruik neemt, controleert
u de meegeleverde accessoires op volledigheid.
A. Batterij
B. Oplaadapparaat
C. USB-verbindingssnoer
D. Draagriem
96 / Benaming van de onderdelen
BENAMING VAN DE
ONDERDELEN
Afbeeldingen op de binnenkant van de voor-
en achterflappen
Vooraanzicht
1.1 Objectief-ontgrendelingsknop
1.2 Ogen voor draagriem
1.3 Kijkvenster van de afstandsmeter
1.4 Helderheidssensor
1
1.5 Belichtingsvenster voor de lichtkaders
1.6 Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen voor
een betere herkenning van de zoekerindicaties
in een zeer lichte omgeving
1.7 Zelfontspanner-lichtdiode
1.8 Beeldveldkiezer
1.9 Borglip van de bodemkap
Vooraanzicht camerabajonet/
achteraanzicht objectiefbajonet
1.10 Sensor voor objectiefdetectie
1.11 6-bit objectiefdetectie
1
Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheids-
sensor. Informatie over de werkwijze met deze en andere objectie-
ven vindt u in de hoofdstukken ”De indicaties/In de zoeker”, pag.
98 en ”Leica M-objectieven”, pag. 110.
Bovenaanzicht
1.12 Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling,
b. scherptediepteschaal en
c. rode indexknop voor het wisselen van
objectief
1.13 Afstandsinstelring met
a. greep
1.14 Diafragma-instelring
1.15 Witte indexpunt voor diafragma-instelling
1.16 Tegenlichtkap
1.17 Tijd-instelknop met
A klikstand voor automatische regeling
van de sluitertijd
1.18 Hoofdschakelaar met klikstanden voor
OFF
(camera uitgeschakeld)
S
(afzonderlijke opnames)
C
(serieopnames)
(zelfontspanner)
1.19 Ontspanknop met
a. schroefdraad voor draadontspanner
1.20 Flitsschoen met
a. midden (ontstekings-) en
b. stuurcontacten, evenals
c. opening voor borgpen
Benaming van de onderdelen / 97
Achteraanzicht
1.21
SET
-knop voor het oproepen van het opname-
parameter-menu/voor het oproepen van het sub-
menu binnen het menu/voor het overnemen van
in de submenu’s gekozen instellingen/functies
1.22
INFO
-knop voor de indicatie van instellingen/
gegevens bij de opname/van de opname-
gegevens bij beeldweergave
1.23
ISO
-knop voor het oproepen van de filmgevoelig-
heidsinstelling
1.24
DELETE
-knop voor het kiezen van de wisfunctie
1.25 Afdekklep over de USB-aansluitbus
1.26
PLAY
-knop voor het inschakelen van de (perma-
nente) weergavemodus/voor terugkeer naar de
volledige weergave
1.27 Zoekeropening
1.28
MENU
-knop voor het oproepen en verlaten van
het hoofdmenu
1.29 Central setting dial for navigation in menus/
Centrale instelknop voor navigeren in het menu/
voor instellen van de gekozen menupunten/
functies/voor instellen van een belichtings-
correctie/voor bladeren in het opnamegeheu-
gen/ voor vergroten/verkleinen van bekeken
opnames
1.30 Kruisknoppen voor navigeren in de menu’s/voor
instellen van de gekozen menupunten/functies/
voor bladeren in het opnamegeheugen
1.31 Lichtdiode voor opnameregistratie/gegevens-
opslag op kaart
1.32 Monitor
Aanzicht bij geopende afdekklep
1.33
USB-bus (5-polig, voor verbinding met computers)
Onderaanzicht
(bij aangebrachte bodemkap)
1.34 Statiefschroefdraad A
1
/
4
, DIN 4503 (
1
/
4
“)
1.35 Bodemkap
1.36 Vergrendelingsknevel voor bodemkap
(bij verwijderde bodemkap)
1.37 Batterijvak
1.37 Batterij-vergrendelingsschuif
1.37 Geheugenkaartsleuf
Oplaadapparaat
1.40 Groene (
CHARGE
) lichtdiode voor de indicatie
van het oplaadproces
1.41 Gele (
80%
) lichtdiode voor de indicatie: 80%
lading bereikt
1.42 Laadsleuf voor batterij met
a. contacten
1.43 Bus voor autolaadsnoer
1.44 2-polige bus voor
1.45 Verwisselbaar netsnoer
98 / De indicaties / In de zoeker
DE INDICATIES
2. IN DE ZOEKER
2.1 Met LED’s (Light Emitting Diodes – lichtdioden)
(met automatische helderheidsregeling aange-
past aan het omgevingslicht
1
) voor:
2.1.1 Digitale indicatie in vier posities en zeven seg-
menten met onder- en bovenliggende punten
Digitale indicatie:
Indicatie van de automatisch gevormde slu-
itertijd bij tijdautomaat
A
, resp. afloop van
langere sluitertijden dan 1s
Waarschuwing voor waarden onder resp.
boven het meetbereik of het instelbereik bij
tijdautomaat
A
Indicatie van de belichtingscorrectie (kort-
stondig tijdens de instelling)
Aanduiding van (tijdelijk) vol buffergeheugen
Aanduiding van ontbrekende SD-kaart (Sd)
Aanduiding van volle SD-kaart (Full)
Bovenliggende punt:
Aanduiding (branden) van actief meetwaarde-
geheugen
Onderliggende punt:
Aanduiding (knipperen) van actieve belichting-
scorrectie
1
De automatische regeling is voor Leica M-objectieven met zoeker-
adapter niet mogelijk omdat deze de helderheidssensor 1.4 afdekt
die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden
de indicaties altijd met constante helderheid.
2.1.2 Twee driehoekige en een ronde LED:
In het snapshot-profiel: ronde LED voor de
indicatie van de correcte belichting, rechter
driehoekige LED bovendien bij dreigende
overbelichting, linker driehoekige LED boven-
dien bij dreigende bewegingsonscherpte en/
of onderbelichting
Bij handmatige instelling: gemeenschappelijk
als lichtschaal voor de belichtingsregeling
Waarschuwing voor waarde onder het meet-
bereik
2.1.3 Flitssymbool:
– Paraatstatus flits
Informatie over de flitsbelichting voor en na
de opname
2.2 Lichtkaders voor 50mm en 75mm
(voorbeeld)
2.3 Meetveld voor afstandsinstelling
2.1.1
2.1.3
2.1.2
2.3
2.2
2.1
De indicaties / Op de monitor / 99
3. OP DE MONITOR
3.1 Bij opname
(door indrukken van de INFO-knop, 1.22)
3.1.1 Batterijcapaciteit
3.1.2 Resterende geheugencapaciteit in MByte
3.1.3 Resterend aantal opnames
3.1.4 Ingestelde/aangestuurde sluitertijd
3.1.5 Objectieftype
3.2 Bij normale weergave
(beeld/en op gehele monitorveld)
3.2.1 Symbool wisbescherming (alleen indien ingesteld)
3.2.2 Sluitertijd (niet bij vergrote weergave)
3.2.3 Filmgevoeligheid (niet bij vergrote weergave)
3.2.4
Beeldnummer/totaal aantal aanwezige opnames
(niet bij vergrote weergave)
3.2.5 Vergrotingsniveau resp. plaats van de getoonde
uitsnede (schematisch, alleen bij vergrote weergave)
3.2.6 Gekozen beeld
(alleen bij verkleinde weergave van 4 resp. 9 beelden)
3.1.2
3.1.1
3.1.3
3.1.4
3.1.5
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
3.2.5
3.2.6
100 / De indicaties / Op de monitor
3. OP DE MONITOR (vervolg)
3.3 Bij weergave met extra informatie
(door indrukken van de INFO-knop, 1.22; beeld verkleind)
3.3.1 Beeld (evt. met indicatie ”Clipping”
1
)
3.3.2. Histogram
a. luminantie (helderheid)
b. rood/groen/blauw
(gescheiden weergave van de verschillende kleuren)
3.3.3 Symbool wisbescherming (alleen indien ingesteld)
3.3.4 Sluitertijd
3.3.5 Filmgevoeligheid
3.3.6 Beeldnummer/totaal aantal aanwezige
opnames
3.3.7 Beeldgegevens
a. belichtingsmodus
b. brandpuntsafstand
2
c. belichtingscorrectie
d. resolutie
e. compressie/bestandsformaat
f. witbalans
g. naam gebruikersprofiel
i. bestandsnummer
j. vergrotingsniveau resp. plaats van de
getoonde uitsnede (alleen indien ingesteld)
k. datum/tijd
1
Zie ”Het histogram”, pag. 118
2
Alleen met Leica M-objectieven van het nieuwste type met 6-bit
codering, resp. omgebouwde objectieven (zie pag. 110), resp. bij
handmatige instelling in het menu (zie pag. 124).
a
b
c
j
e
f
g
i
k
d
3.3.7
3.3.2
3.3.1
3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6
DE INDICATIES
102 / De menupunten / In het hoofdmenu
4.1 In het hoofdmenu (via MENU-knop, 1.28)
Menupunt Toelichting Vaste instelling met het
snapshot-profiel
4.1.1
Lens detection
Auto
4.1.2
Save user profile
Gebruikersspecifiek profiel (opslaan) Niet beschikbaar
4.1.3
Advance
Trillingsvrij ontspannen/
Standard
Tijdstip spannen sluiter
4.1.4
Self timer
Zelfontspanner-voorlooptijd
12s
4.1.5
AUTO ISO setup
AUTO ISO
/
Lens dependent
/
ISO 800
(max)
4.1.6
Sharpening
Beeldscherpte
Standard
4.1.7
Color saturation
Kleurverzadiging beeld/S/W Beschikbaar
4.1.8
Contrast
Beeldcontrast
Standard
4.1.9
Bracketing setup
Opname-aantal/-indeling/-volgorde Niet beschikbaar (=uit)
4.1.10
Exp. Comp. setup
Via menu/centrale instelknop Niet beschikbaar
4.1.11
Monitor brightness
Standard
4.1.12
Histogram
Grafiek voor indicatie van de helderheidsverdeling
Standard
4.1.13
Folder manag.
Naam wijzigen/aanmaken Niet beschikbaar
4.1.14
Auto review
Automatische weergave van telkens de
3s
(histogram uit)
laatste opname
4.1.15
Auto power off
Automatische uitschakeling
2 Min
4.1.16
Flash sync
1st curtain
4.1.17
Auto Slow Sync
Flits-sluitertijd
Lens dependent
4.1.18
Color manag.
Beheer kleurruimte
sRGB
4.1.19
DNG setup
Compressie onbewerkte gegevens Niet beschikbaar
4.1.20
Reset
(op de fabrieksinstellingen) Niet beschikbaar
4.1.21
Sensor cleaning
Open sluiter voor reiniging van de sensor Niet beschikbaar
4.1.22
Date
Beschikbaar
4.1.23
Time
Tijd Beschikbaar
4.1.24
Acoustic signal
Knopbevestigingstonen
Off
4.1.25
Language
Taal Beschikbaar
4.1.26
USB connection
Herkenning van de camera als ext. station
Mass storage
of volgens PTP-protocol
4.1.27
Format SD card
Formatteren van de geheugenkaart Beschikbaar
4.1.28
Firmware
Firmware-versie Niet beschikbaar
Opmerking:
Met het snapshot-profiel is er maar één menu. Dit bevat alleen de punten met een grijze achtergrond, de overige
verschijnen niet en zijn vast ingesteld of niet beschikbaar.
DE MENUPUNTEN
De menupunten / In het opnameparameter-menu / 103
4.2 In het opnameparameter-menu (via SET-knop, 1.21)
Menupunt Toelichting Vaste instelling met het
snapshot-profiel
4.2.1
White balance
Witbalans
Auto
4.2.2
Compression
Compressiepercentage/bestandsformaat
JPG fine
4.2.3
Resolution
Resolutie
18 MP
4.2.4
Exposure Comp.
Belichtingscorrecties (instellen) Niet beschikbaar
4.2.5
Bracketing
In-/uitschakelen Niet beschikbaar
4.2.6
User profile
Gebruikersspecifiek profiel/
Snapshot mode
snapshot-profiel (oproepen)
104 / Verkorte handleiding
VERKORTE
HANDLEIDING
Houd de volgende onderdelen gereed:
– Camera
– Batterij (A)
– Geheugenkaart (niet meegeleverd)
– Oplaadapparaat (B)
VOORINSTELLINGEN
1. Plaats de batterij (A) in het oplaadapparaat
(zie pag. 106)
2. Sluit het oplaadapparaat (B) op het net aan om
de batterij op te laden (zie pag. 106)
3. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
OFF
.
4. Plaats de opgeladen batterij in de camera
(zie pag. 108).
5. Plaats een geheugenkaart (zie pag. 109).
6.
Schakel de hoofdschakelaar (1.18) op S
(zie pag. 112).
7. Stel de gewenste menutaal in (zie pag. 122).
8. Formatteer de geheugenkaart (zie pag. 157)
Opmerkingen:
Dit is meestal alleen nodig bij geheugenkaarten die
niet in de fabriek zijn geformatteerd.
Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de
kaart niet onherroepelijk verloren. Alleen de direc-
tory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna
door het opslaan van nieuwe gegevens worden
overschreven, zijn echt definitief gewist.
Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames
altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedi-
um op te slaan, bijv. de harde schijf van uw compu-
ter (zie dazu pag. 157).
9. Stel datum en tijd in (zie pag. 122).
FOTOGRAFEREN
10. Plaats het gewenste objectief op de camera (zie
pag. 111).
11. Zet de tijd-instelknop (1.17) op
A
voor de automa-
tische regeling van de sluitertijd (zie pag. 116).
12. Stel, met uw oog tegen de zoeker, de scherpte in
met de afstandsinstelring van het objectief (zie
pag. 134).
13. Activeer de belichtingsmeting van de camera door
indrukken van de ontspanner (1.19) tot het eerste
drukpunt.
14. Corrigeer evt. de belichting met de diafragma-
instelring van het objectief (1.14) (zie pag. 136)
15. Druk de ontspanner voor de opname helemaal in.
Verkorte handleiding / 105
BEKIJKEN VAN DE OPNAMES
Voor automatische, kortstondige weergave van tel-
kens de laatste opname (in de opnamemodus):
De Leica M9 is in de fabriek al op deze functie – Auto
review – ingesteld. In het hoofdmenu kunnen onder
dit punt (4.1.14) verschillende functievarianten wor-
den gekozen (zie pag. 113).
Weergave voor onbeperkte tijd:
1. Stel door indrukken van de PLAY-knop (1.26) de
weergavemodus in (zie pag. 150).
2. Druk op de linker of rechter kruisknop (1.30) om
andere opnames te bekijken.
Opmerking:
Wanneer met de serieopname-functie (zie pag. 115)
is gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi voo-
ralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste
foto van de serie getoond die op de geheugenkaart
is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle
opnames van de serie door het interne buffergeheu-
gen van de camera op de kaart zijn overschreven.
VERGROTEN VAN OPNAMES OP HET
MONITORBEELD
Draai de centrale instelknop (1.29) naar rechts (recht-
som)
om de getoonde opname vergroot te bekijken
(zie pag. 151).
WISSEN VAN DE OPNAMES
Druk de wisknop (DELETE, 1.24) in en volg de aanwij-
zingen op de monitor (1.32) (zie pag. 153).
106 / Opladen van de batterij
UITVOERIGE
HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
OPLADEN VAN DE BATTERIJ
De Leica M9 wordt gevoed door een lithium-ionen
batterij (A).
Opgelet:
Er mogen uitsluitend batterijen worden gebruikt die
in deze handleiding of door Leica Camera AG wor-
den genoemd en beschreven.
Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal
daarvoor bestemde apparaten en alleen precies
zoals hierna beschreven worden opgeladen.
Als deze batterijen niet volgens de voorschriften
worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt
die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde
omstandigheden een explosie ontstaan!
Deze accu‘s mogen niet voor langere tijd aan hitte
of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of
water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze
accu‘s nooit in een magnetron of in een omgeving
onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar
voor brand of explosie!
Een veiligheidsventiel in de accu zorgt ervoor dat bij
onjuiste omgang met de accu eventuele overdruk
gecontroleerd kan ontwijken.
Er mag uitsluitend een oplaadapparaat dat in deze
handleiding wordt genoemd of het Leica oplaadap-
paraat met bestelnr. 14 463 worden gebruikt. Het
gebruik van andere, niet door Leica Camera AG
toegestane oplaadapparaten kan tot schade aan
de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot
ernstige, levensgevaarlijke verwondingen.
De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval
worden aangesloten als de acculader met het net is
verbonden.
Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend
voor het opladen van deze batterijen worden ge bruikt.
Probeer het niet voor andere doeleinden e gebruiken.
Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact vrij toegankelijk is.
Het oplaadapparaat mag niet worden geopend.
Reparaties mogen alleen door erkende werkplaats-
en worden uitgevoerd.
Opmerkingen:
Voordat de Leica M9 voor het eerst wordt gebruikt,
moet de batterij worden opgeladen.
De batterij moet een temperatuur tussen 0°–35°C
hebben om te kunnen worden opgeladen (anders
schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit).
Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhanke-
lijk van de batterijconditie worden opgeladen. Als een
batterij bij het begin van opladen slechts gedeeltelijk
is
ontladen, wordt de volledige oplading sneller bereikt.
Tijdens het oplaadproces worden de batterijen
warm. Dit is normaal en geen storing.
Wanneer de beide lichtdioden (1.40/1.41) na
het begin van opladen snel knipperen (>2Hz),
duidt dit op een oplaadfout. Haal in zo’n geval het
oplaadapparaat van de netvoeding en verwijder de
batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde
tempe
ratuurvoorwaarden wordt voldaan en start het
oplaad
proces opnieuw. Als het probleem niet wordt
opgelost, neemt u contact op uw dealer, de nationale
vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG.
Opladen van de batterij / 107
Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit
pas nadat deze 2–3 maal volledig is opladen en –
door gebruik in de camera – weer is ontladen. Dit
ontlaadproces moet telkens na ca. 25 cycli worden
herhaald.
Voor een maximale levensduur van de batterij moet
deze niet permanent aan extreem hoge of lage
temperaturen (bijv. ’s zomers resp. ’s winters in een
ge parkeerde auto) worden blootgesteld.
De levensduur van elke batterij is – zelfs onder
optimale gebruiksomstandigheden –begrensd! Na
enkele honderden oplaadcycli is dit duidelijk aan de
korter wordende gebruiksperioden te zien.
Defecte batterijen moeten volgens de betreffende
voorschriften (zie pag. 94) milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera
ingebouwde bufferbatterij die de opslag van ingevo-
erde gegevens, bijv. de datum, gedurende maximaal
3 maanden garandeert. Als de bufferbatterij uitgeput
is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare
batterij weer worden opgeladen. De volledige capa-
citeit van de bufferbatterij is – met geplaatste ver-
wisselbare batterij – na ca. 60 uur weer bereikt. De
camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven.
1. Sluit het oplaadapparaat aan, d.w.z. steek de sno-
erstekker van het netsnoer (1.45) in de overeen-
komstige bus van het oplaadapparaat (1.44) en de
netstekker in een stopcontact.
2. Plaats een batterij met de contacten naar beneden
en de met een pijl gemarkeerde zijkant naar voren
wijzend tot de aanslag in de laadsleuf (1.42.) van
het oplaadapparaat. De vorm van de laadsleuf
ga randeert daarbij de juiste positie van de batterij.
Als bevestiging van het oplaadproces begint
daarna de groene, met CHARGE gemarkeerde
LED (1.40) te knipperen.
Zodra de batterij tot minstens
4
/
5
van zijn capaci-
teit is opgeladen, brandt bovendien de gele, met
80 %
gemarkeerde LED (1.41).
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, d.w.z.
100% capaciteit heeft bereikt – (na ca. 3
1
/
2
uur)
gaat ook de groene LED permanent branden.
Opmerking:
De
80%
-LED brandt op basis van de oplaadkarak-
teristiek al na ca. 2 uur. Met deze capaciteit zijn al
ongeveer 280 opnames mogelijk.
Als dus de volledige capaciteit van ca. 350
opnames niet beslist nodig is, kan de camera altijd
in relatief zeer korte tijd weer paraat zijn.
3. Daarna moet het oplaadapparaat van het net wor-
den gehaald. Er is echter geen gevaar voor overla-
ding.
4. Verwijder de batterij door deze uit de laadsleuf te
trekken of – schuiven (hiervoor dient een uitsparing
aan de kopse kant van de sleuf).
CHARGE
80%
108 / Batterij in de camera plaatsen
BATTERIJ IN DE CAMERA PLAATSEN/
UIT DE CAMERA VERWIJDEREN
1. Zet de hoofdschakelaar (1.19) op
OFF
.
2. Verwijder de bodemkap (1.35) van de camera.
Hiervoor:
a. de knevel (1.36) van de bodemkap omhoog
klappen,
b. deze naar links draaien en
c. de bodemkap eraf halen.
3. Plaats de batterij met de contacten naar voren in
het vak. Druk deze zover in het vak (1.37) tot de
geveerde, witte vergrendelingsschuif (1.38) als
beveiliging over de batterij schuift.
4. Breng de bodemkap weer aan. Hiervoor:
a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde
bevestigen,
b. dicht klappen,
c. met de knevel door draaien naar rechts tot de
aanslag vergrendelen en
d. de knevel naar beneden klappen.
Ga voor het verwijderen van de batterij in omgekeerde
volgorde te werk. De geveerde, witte vergrendelings-
schuif in het batterijvak moet daarbij voor ontgrende-
ling van de batterij naar de zijkant worden gedrukt.
Opmerking:
De camera moet altijd uitgeschakeld zijn als de bat-
terij wordt verwijderd. Met volledig opgeladen batterij
zijn volgens de CIPA-Standard ca. 350 opnames met
telkens 4s weergavetijd mogelijk.
INDICATIES BATTERIJCONDITIE (3.1.1)
De batterijconditie wordt – in de opnamemodus – op
de monitor (1.32) door indrukken van de INFO-knop
(1.22) aangegeven.
Als de capaciteit slechts in het gebied van max. 10%
ligt, moet de batterij worden vervangen of opgeladen.
Opmerkingen:
Verwijder de batterij als u de camera langere tijd
niet gebruikt. Schakel hiervoor van tevoren de
ca mera met de hoofdschakelaar uit.
Uiterlijk 3 maanden nadat de capaciteit van een
batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook
de laatste opmerking onder ”Opladen van de batte-
rij”, pag. 106), moeten alle individuele instellingen
opnieuw worden ingevoerd.
Plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart
/ 109
PLAATSEN EN VERWIJDEREN VAN DE
GEHEUGENKAART
De Leica M9 slaat de opnamegegevens op een zeer
compacte SD- (Secure Digital) resp. SDHC (-High Capa-
city) kaart op.
SD/SDHC-geheugenkaarten zijn kleine, lichte en
uitwisselbare externe geheugenmedia. SD/SDHC-
geheugenkaarten, vooral die met een grote capaciteit
en hoge schrijf-/leessnelheid, maken een aanzienlijk
snellere registratie en weergave van gegevens mogelijk.
Ze hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waar-
mee tegen onopzettelijk opslaan en wissen kan worden
be schermd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-
afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt
ge gevens op de kaart in zijn onderste stand die met
LOCK is gemarkeerd.
SD/SDHC-geheugenkaarten worden door verschillende
producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/
leessnelheid aangeboden.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
OFF.
2. Verwijder de bodemkap (1.35) van de camera.
Hiervoor:
a. de knevel (1.36) van de bodemkap omhoog
klappen,
b. deze tot de aanslag naar links draaien en
c. de bodemkap eraf halen.
3. Plaats de geheugenkaart met de contacten naar
achteren – en met de afgeschuinde hoek naar
beneden wijzend in de sleuf (1.42). Schuif deze
tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen
tot deze hoorbaar inklikt.
4. Breng de bodemkap weer aan. Hiervoor:
a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde
bevestigen,
b. dicht klappen,
c. met de knevel door draaien naar rechts tot de
aanslag vergrendelen en
d. de knevel naar beneden klappen.
Voor het verwijderen van de geheugenkaart de came-
ra uitschakelen en in de omgekeerde volgorde te werk
gaan. Voor ontgrendeling moet de kaart – zoals aan-
gegeven op de onderkant van de camera – eerst nog
iets verder naar binnen worden geschoven.
Opmerkingen:
Het aanbod van SD/SDHC-kaarten is zo groot
dat Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet
volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan contro-
leren. Daarom adviseren wij bijv. de ”Extreme III”
of ”Professional” – kaarten van de toonaangevende
fabrikanten ”SanDisk” resp. ”Lexar”.
Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging
van camera of kaart weliswaar niet te verwachten,
maar omdat vooral zogenoemde ”No-Name”-
kaarten ten dele niet aan de SD en SDHC tandards
voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden
voor een goede werking.
Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, contro-
leert u de juiste uitlijning.
Wanneer u de bodemkap of de geheugenkaart ver-
wijdert, verschijnen op de monitor de betreffende
waarschuwingen in plaats van de indicaties:
– Attention Bottom cover removed
– Attention No memory card
110 / Leica M-objectieven
Open de bodemkap niet en verwijder de geheugen-
kaart of batterij niet zolang als teken van opnamere-
gistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode
LED (1.32) rechtsonder naast de monitor (1.33)
knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgesla-
gen opnamegegevens verloren gaan.
Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische
lading evenals defecten aan de camera en kaart
tot beschadiging of verlies van gegevens op de
geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de
gegevens naar een computer te kopiëren en daar
op te slaan (zie pag. 158).
Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in
principe in een antistatisch foedraal te bewaren.
LEICA M-OBJECTIEVEN
In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven kun-
nen op de Leica M9 worden gebruikt. Bijzonderheden
over de enkele uitzonderingen en beperkingen worden
in de volgende opmerkingen toegelicht.
Het gebruik is onafhankelijk van de objectiefuitrusting
met of zonder 6-bit codering in de bajonet (nieuwste
versie).
Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. bij het
ge bruik
van Leica M-objectieven zonder kenmerk zal
de Leica M9 in de meeste gevallen goede opnames
maken.
Om in zulke gevallen een optimale beeldkwaliteit
mo gelijk te maken, wordt geadviseerd het objectief-
type in te voeren (zie ”In-/uitschakelen van de her-
kenning van het objectieftype”, pag. 124).
Belangrijk:
 
– Hologon 1:8/15mm,
Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling,
Elmar 1:4/90mm met verzinkbare tubus (produc-
tieperiode 1954-1968))
Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/
35mm (niet asferisch, productieperiode 1961–
1995,
Made in Canada) kunnen niet op de
Leica M9 worden gezet resp. niet tot oneindig
focusseren. Leica Customer Service kan deze
objectieven zo modificeren dat ze ook op de
Leica M9 kunnen worden gebruikt.
 
van de camera resp. het objectief
Objectieven met verzinkare tubus kunnen uits-
lui
tend met uitgetrokken tubus worden gebruikt,
d.w.z.
hun tubus mag op de Leica M9 in geen geval
worden verzonken. Dit geldt niet voor de huidige
Macro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de tubus zelf
in verzonken toestand niet in de camera steekt en
daarom onbeperkt kan worden gebruikt.
 
Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzo-
eker van de Leica M9 kan precies focusseren met
135mm-objectieven bij open diafragma op basis
van de zeer geringe scherptediepte niet worden
gegarandeerd. Daarom wordt diafragmeren met
min. 2 trappen geadviseerd.
 -
gsmeting
Super-Angulon-M 1:4/21mm
Super-Angulon-M 1:3,4/21mm
Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder
2 314 921.
Opmerking:
Leica Customer Service kan vele Leica M-objectieven
achteraf van de 6-bit codering voorzien. Informeer
voor het individuele geval (adres, zie pag. 177).
Plaatsen/Verwijderen van een objectief / 111
PLAATSEN VAN EEN OBJECTIEF
1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen,
2. de rode indexknop (1.12c) van het objectief tegen-
over de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabo-
dy plaatsen en dan
3. het objectief in deze stand recht plaatsen.
4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief
hoor- en voelbaar vergrendeld.
VERWIJDEREN VAN EEN OBJECTIEF
1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen,
2. de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody
indrukken,
3. het objectief naar links draaien tot de rode index-
knop ervan (1.12c) tegenover de ontgrendelings-
knop staat en
4. dan recht verwijderen.
Opmerkingen:
In principe geldt: op de Leica M9 moet als bescher-
ming tegen het binnendringen van stof enz. in het
binnenwerk van de camera altijd een objectief of de
kap van de body zijn geplaatst.
Om dezelfde reden moet het verwisselen van een
objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaats-
vinden.
Camera- of objectiefkappen moeten niet in een
broekzak worden bewaard omdat ze daar stof aan-
trekken dat bij plaatsing in het binnenwerk van de
camera kan komen.
112 /
In- en uitschakelen van de camera
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN/
BEDIENINGSELEMENTEN
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE CAMERA/
DE HOOFDSCHAKELAAR
De Leica M9 wordt met de hoofdschakelaar (1.18)
in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ont-
spanner (1.19) en is als hendel met vier klikstanden
uitgevoerd:
a.
OFF
camera uitgeschakeld
In deze ruststand is de camera uitgeschakeld.
b.
S
afzonderlijke opname
Met het bedienen van de ontspanner (zie hierna)
wordt telkens één opname gemaakt, of deze nu
ingedrukt wordt gehouden of niet.
Voor zeer discreet werken kan in het menu (zie
pag. 102/119) de functie Discreet worden geac-
tiveerd (zie pag. 115).
c.
C
serieopnames
Als de ontspanner (zie hierna) ingedrukt wordt
ge houden, vinden ≤ 8 opnames achterelkaar plaats
zolang de capaciteit van de gebruikte geheugen-
kaart en het interne tussengeheugen voldoende
is (zie ”Plaatsen en verwijderen van de geheugen-
kaart”, pag. 109).
d.
zelfontspanner
Het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start
de ingestelde voorlooptijd (zie pag. 157), daarna
vindt de opname plaats.
Inschakelen
Na het instellen, d.w.z. na het instellen van een van
de drie functies S, C of licht de LED (1.31) even op
en de indicaties in de zoeker (2.1.1) verschijnen (zie
pag. 98).
Opmerking:
De paraatstand wordt bij het inschakelen na ca. 1s
bereikt.
Uitschakelen
Ook als de hoofdschakelaar niet op
OFF
is gezet,
wordt de camera automatisch uitgeschakeld als via
het menu een automatische uitschakeltijd is ingesteld
(Auto power off,
4.1.15
, zie pag. 119/123), en binnen
deze tijd geen bediening plaatsvindt.
Opmerking:
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt
of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met
de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor
wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de
stand-by modus na het automatisch uitschakelen
van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de
indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnames
worden hiermee ook verhinderd.
1.181.19
Kiezen van de opname- en weergavemodi / 113
KIEZEN VAN DE OPNAME- EN WEERGAVEMODI
Na het inschakelen is de Leica M9 in principe paraat
voor opnames, d.w.z. de monitor (1.32) blijft – na het
bereiken van de paraatstand (zie pag. 112) – donker.
Voor de weergave van opnames kan uit twee modi
worden gekozen:
1. PLAY qua tijd onbegrensde weergave
2. Auto review
kortstondige weergave na de opname
QUA TIJD ONBEGRENSDE WEERGAVE – PLAY
Door het bedienen van de PLAY-knop (1.26) kan de
weergavemodus worden ingeschakeld.
Op de monitor verschijnt het laatste opgenomen
beeld evenals de betreffende indicaties (zie pag. 99).
Wanneer echter geen beeldbestand op de geplaats-
te geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na
om schakeling op weergave de melding: Attention
No valid image to play
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN TELKENS DE
LAATSTE OPNAME
In de modus Auto review-wordt elk beeld direct na de
opname op de monitor (1.32) getoond. Op deze wijze
kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of
de foto gelukt is of herhaald moet worden.
Met deze functie kan
1. de weergaveduur van het beeld worden gekozen en
2. d
e weergave van de opnamegegevens met of zonder
histogram worden gekozen (zie hiervoor pag. 118).
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto
review (4.1.14),
2. in het bijbehorende submenu eerst het punt
Duration en
3. in het daarna verschijnende submenu de gewenste
functie, resp. duur: (Off, 1s, 3s, 5s, Hold).
4. Voor de weergave met of zonder histogram (zie
hiervoor ook pag. 118) opnieuw het eerste submenu
oproepen en
5. Histogram kiezen
6. en hier de gewenste variant (On, Off) kiezen.
In de modus Auto review-kan altijd naar de normale,
d.w.z. qua tijd onbegrensde, PLAY-weergave modus
(zie hiervoor) worden omgeschakeld.
Opmerking:
Wanneer met de serieopname-functie (zie pag. 115)
is gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi voo-
ralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste
foto van de serie getoond die op de geheugenkaart
is op geslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle
opnames van de serie door het interne buffergeheu-
gen van de camera op de kaart zijn overschreven.
In het hoofdstuk ”De weergave”, vanaf pag. 150 is
beschreven hoe de andere opnames van de serie kun-
nen worden ge kozen en welke mogelijkheden er bij de
weergave nog meer zijn.
114 / De ontspanner
DE ONTSPANNER
De ontspanner (1.19) heeft drie drukniveaus:
1.
Kort aantippen tot het 1. drukpunt activeert de
belichtingsmeting en zoekerindicatie en start een evt.
ingestelde zelfontspanner-voorlooptijd (zie pag.
157).
Na het loslaten van de ontspanner blijven het
meetsysteem en de indicatie nog ca. 12s ingescha-
keld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk ”De
belichtingsmeting” vanaf pag. 135).
Als de ontspanner op dit drukniveau wordt vastge-
houden, blijft de indicatie gehandhaafd, resp. als
vooraf de weergavemodus was ingesteld (zie pag.
150), schakelt de camera terug naar de opname-
modus. Als de camera vooraf stand-by was (zie
pag. 112), wordt deze weer geactiveerd en de indi-
catie ingeschakeld.
Terwijl de ontspanner in deze stand wordt
gehouden, kan met de instelknop zeer snel en een-
voudig een belichtingscorrectie worden uitgevoerd
(meer hierover staat in het hoofdstuk ”Belichtings-
correcties” op pag. 137).
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd
als het interne buffergeheugen (tijdelijk) vol is, bijv.
na een serie van 8 opnames of
als de geplaatste geheugenkaart en het interne buf-
fergeheugen (tijdelijk) vol zijn.
2. Bij indrukken tot het 2. drukpunt wordt bij tijdau-
tomaat de gemeten belichtingswaarde opgeslagen,
d.w.z. de door de camera bepaalde sluitertijd (meer
hierover staat in het hoofdstuk ”Het meetwaarde-
geheugen” op pag. 136). Na het loslaten van de
ontspanner kan een nieuwe meting plaatsvinden.
3. Als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt
opname plaats. De gegevens worden daarna op de
geheugenkaart opgeslagen.
De ontspanknop heeft genormeerde schroefdraad
voor draadontspanners.
Opmerkingen:
Het tweede drukpunt is bij het gebruik van draa-
dontspanners niet voelbaar.
Ook als vooraf de weergavemodus (zie ”Kiezen van
de opname- en weergavemodi”, pag. 113) of het
menu (zie pag. 119) geactiveerd was, wordt door
aantippen van de ontspanner direct naar de opna-
memodus geschakeld.
Via het menu kunnen knopbevestigingstonen
(terugmelding) worden geselecteerd, resp. ingesteld
(zie pag. 123).
De ontspanner moet om bewegingsonscherpte te
voorkomen voorzichtig – niet met een ruk – worden
ingedrukt totdat de sluiter met licht klikken gaat
lopen.
1.19a1.19
Serieopnames / 115
SERIEOPNAMES
Met de Leica M9 kunnen niet alleen afzonderlijke
op names worden gemaakt – hoofdschakelaar 1.18
op (S [single]), maar ook opnameseries – hoofdscha-
kelaar op (C [continuous]), bijv. om een bewegingspro-
ces in meerdere stappen vast te leggen.
Afgezien van de bediening van de ontspanner (1.19)
vinden serieopnames op dezelfde wijze plaats als
af zonderlijke opnames: zolang de ontspanner hele-
maal ingedrukt wordt gehouden (en de capaciteit van
de geheugenkaart voldoende is) vinden serieopnames
plaats. Als de ontspanner echter kort wordt ingedrukt
worden afzonderlijke opnames gemaakt.
Er kunnen maximaal ca. 2 foto’s per seconde en 8
achterelkaar worden gemaakt.
Opmerkingen:
De genoemde beeldsnelheid en het aantal
opnames is gebaseerd op een standaardinstelling
van ISO 160 en het gecomprimeerde DNG-formaat.
Bij andere instellingen kan de beeldsnelheid langz-
amer en het aantal opnames kleiner zijn.
Onafhankelijk van het aantal opnames in een serie,
wordt in beide weergavemodi (zie pag. 113) voo-
ralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste
foto van de serie getoond die op de geheugenkaart
is op geslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle
opnames van de serie door het interne buffergeheu-
gen van de camera op de kaart zijn overschreven.
DISCREET/TRILLINGSVRIJ ONTSPANNEN
In situaties waarin de grootst mogelijke discretie is
gevraagd, kan het zinvol zijn het geluid van het span-
nen van de sluiter in ieder geval tijdelijk te onderdruk-
ken. Er zijn ook situaties waarin het zinvol is de came-
ra bij het ontspannen zo rustig mogelijk te houden.
Hiervoor kan de werking van de ontspanner via het
menu worden gewijzigd.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Advance
(4.1.3) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste werking,
Standard, Soft, Discreet of Discreet & Soft.
Met de functies Soft wordt de sluiter al bij het 2.
drukpunt ontspannen, d.w.z. zonder dat de anders
noodzakelijke weerstand moet worden overwonnen.
Hierdoor kan ook op het moment van ontspannen de
camera rustig worden gehouden – een voorwaarde
voor scherpe opnames met langere sluitertijden.
Met de functies Discreet vindt het spannen van de
sluiter – in plaats van direct na de opname – pas plaats
nadat de ontspanner weer is losgelaten. De – willekeu-
rig lange – vertragingstijd kunt u bijvoorbeeld gebruiken
om de camera in een geluiddempende omgeving
te
spannen (onder een kledingstuk of iets dergelijks) of
een geschikt tijdstip af te wachten.
Terwijl de functies Soft zowel bij afzonderlijke
opnames als serieopnames beschikbaar zijn, kunnen
de functies Discreet alleen in de modus voor afzon-
derlijke opnames (hoofdschakelaar 1.18 op stand S)
worden gebruikt.
116 / De tijd-instelknop
DE TIJD-INSTELKNOP
Grootte en plaatsing van de tijd-instelknop (1.17) van
de Leica M9 zijn ergonomisch optimaal: enerzijds is
deze – ook met de camera voor het oog – uitstekend
te bedienen. Anderzijds is deze toch goed beschermd
tegen ongewild verstellen.
Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die
van de diafragma-instelring van de objectieven) bij
handmatige instelling overeen met de belichtingsme-
ter-indicaties in de zoeker (2.1.3): Wanneer bijvoorbe-
eld de linker, driehoekige LED oplicht, leidt draaiing in
pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste langere
sluitertijd.
Met de tijd-instelknop van de Leica M9 worden de
beide belichtingsmodi geselecteerd,
tijdautomaat door instelling op de rood gemar-
keerde
A
-stand (zie pag. 136),
handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen
1
/
4000
s en 8s, (tussenwaarden, in
1
/
2
trappen klik-
kend, zijn ook beschikbaar, zie pag. 140)
evenals
de met het -symbool gemarkeerde, kortst moge-
lijke synchronisatietijd
1
/
180
s voor de flitsmodus (zie
pag. 144) en
B
voor lange belichtingstijden (zie pag. 140).
De tijd-instelknop van de Leica M9 heeft geen aans-
lag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in willekeurige
richting kan worden gedraaid. Deze klikt bij alle gegra-
veerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden
buiten de klikstanden mogen niet worden gebruikt.
Opmerkingen:
Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pag. 128
beschreven, is bij de toepassing van grote filmgevoe-
ligheid en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken meer
of minder beeldruis merkbaar. Ter vermindering van
dit storende verschijnsel maakt de Leica M9
auto-
matisch na opnames met langere sluitertijden een
tweede ”zwartopname” (op de gesloten sluiter).
De bij deze parallelopname gemeten ruis wordt
dan rekenkundig van de eigenlijke opnamerecord
”afgetrokken”.
Deze verdubbeling van de ”belichtings”-tijd moet bij
langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De
camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
Bij sluitertijden vanaf 2 s verschijnt als waarschuw-
ing de melding Noise reduction in progress 12s
1
op de monitor.
Als de
B
-functie in combinatie met de zelfont-
spanner (zie pag. 157) wordt gebruikt, moet de
ontspanner niet ingedrukt worden gehouden; de
sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een
tweede keer wordt ingedrukt (overeenkomend met
een T-functie).
Meer informatie over de instelling van de juiste belich-
ting staat in het hoofdstuk: ”De belichtingsmeting”
vanaf pag. 135.
1
Tijdindicatie is een voorbeeld
1.17
De monitor / 117
DE MONITOR
De Leica M9 heeft een grote 2,5“ vloeistofkristal-kleu-
renmonitor (1.32). Deze dient voor het bekijken van
de opnames op de geheugenkaart en toont het gehele
beeldveld evenals de gekozen gegevens en informatie
(zie ”De weergaven/Op de monitor”, pag. 99/100 en
de volgende hoofdstukken.
De monitor van modelvariant M9-P is beschermd door
een buitengewoon hard en daardoor krasvast saffier-
afdekglas.
Opmerking:
Een monitorbeeld is alleen beschikbaar in de weerga-
vemodus (zie pag. 150) en moet met de
PLAY
-knop
(1.26) worden ingeschakeld resp. wordt bij geac-
tiveerde functie Auto review (zie pag. 113) automa-
tisch getoond.
In de standaardinstelling wordt alleen de volgende
in formatie getoond (d.w.z. als de extra informatie met
de
INFO
-knop (1.22, zie pag. 99) niet werd opgeroepen):
1. In de kopregel alleen de sluitertijd (3.2.2), ISO-
filmgevoeligheid (3.2.3) en het beeldnummer/het
totale aantal van de aanwezige opnames (3.2.4),
2. bij opnames die tegen wissen zijn beschermd (zie
pag. 154) als waarschuwing het teken (3.2.1, ),
3. bij vergrote resp. extra uit het midden verschoven
weergave bovendien rechtsonder als waarschuwing
een symbool (3.2.5, ) dat ongeveer qua positie
en grootte de getoonde uitsnede toont,
4. bij verkleinde weergave van 4 of 9 opnames een
rood kader dat het gekozen beeld markeert (3.2.6).
Instellen van de helderheid
De helderheid van het monitorbeeld kan via het menu
op vijf niveaus worden ingesteld zodat optimaal op de
betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtom-
standigheden kan worden aangepast.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Monitor
brightness (4.1.11) en
2.
in het submenu een van de vijf niveaus (low, medium
high, standard, medium high, high).
INDICATIE VAN BASISINSTELLINGEN/
GEGEVENS IN DE OPNAMEMODUS
Als de camera zich in de opnamemodus bevindt,
kunnen met de
INFO
-knop (1.22) de capaciteit van
batterij en geheugenkaart evenals enkele opname-
basis instellingen (zie pag. 99) worden getoond.
INDICATIE VAN DE OPNAMEGEGEVENS IN DE
WEERGAVEMODUS
Als de camera zich in de weergavemodus bevindt,
kunnen met de
INFO
-knop (1.22) een hele reeks aan-
vullende opname-gegevens (zie pag. 100) samen met
een verkleind beeld worden getoond.
Via het menu (Histogram, 5.1.9, zie pag. 102/119)
kunnen bovendien verschillende histogramvarianten
worden gekozen (zie volgende hoofdstuk).
118 / Het histogram
HET HISTOGRAM
Het histogram (3.3.2) geeft de helderheidsverdeling
van de opname weer. Daarbij komt de horizontale as
overeen met de tinten die van zwart (links) via grijs
naar wit (rechts) lopen. De verticale as komt overeen
met de hoeveelheid pixels van de helderheid. Deze
grafische weergave maakt – naast de beeldindruk zelf
– een extra snelle en eenvoudige beoordeling van de
belichtingsinstelling van de opname mogelijk.
Op de Leica M9 kan uit vier varianten van het histo-
gram worden gekozen: gebaseerd op de totale helder-
heid of gebaseerd op de 3 basiskleuren rood/groen/
blauw en telkens naar keuze met of zonder aanduiding
(rood) van de gebieden die in het beeld geen tekening
meer vertonen, d.w.z. te licht zijn (clipping).
Opmerking:
De histogramweergave heeft altijd betrekking op de
actueel getoonde uitsnede van de opname.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Histo-
gram (4.1.12) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie
Standard , RGB of Clipping setup.
Overige instellingen voor de Clipping-indicaties
3. Kies in het submenu Clipping setup of u deze indi-
catie wilt uitschakelen of dat slechts overbelichtin-
gen (rood) of over- en onderbelichtingen (rood en
blauw) getoond moeten worden.
Opmerking:
Het histogram is bij de gelijktijdige weergave van
meerdere verkleinde opnames (zie pag. 151) niet
beschikbaar.
A: Overwegend donkere pixels,
slechts weinig lichte: onder-
belichting
B: Het merendeel van de pixels
vertoont een gemiddelde
helderheid: juiste belichting
C: Overwegend lichte pixels,
slechts weinig donkere:
overbelichting
A B
C
Het menu / 119
HET MENU
Vele instellingen worden op de Leica M9 via menu’s
(zie pag. 102/103) uitgevoerd.
Bij de tijdautomaat en handmatige instelling van de
belichting zijn twee van elkaar onafhankelijke menu’s
beschikbaar. Het hoofdmenu bestaat uit 28 punten
(4.1.1–.28), bovendien is er een opnameparameter-
menu. Door de groepering en scheiding kunnen de
menupunten die in de praktijk het meest worden
ge bruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen
en ingesteld.
Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag. 102/141)
is er maar één menu – het hoofdmenu – met slechts 5
punten. Het gaat meestal slechts om basisinstellingen
(4.1.7/.22/.23/.25/.27) die toch maar eenmaal wor-
den aangebracht, terwijl alle overige relevante para-
meters voor het gebruiksgemak zijn gedefinieerd.
Opmerking:
Met het snapshot-profiel worden de opties van de
meeste menupunten door vaste, d.w.z. niet door de
gebruiker te veranderen instellingen vervangen (zie
hiervoor de opsomming in het hoofdstuk ”De menu-
punten”, pagina 102/103).
HOOFDMENU
In het hoofdmenu zijn bij tijdautomaat en handmatige
instelling van de belichting behalve de basisinstel-
lingen van de camera ook de opgeslagen gebruiker-
sprofielen evenals nevenfuncties samengevat.
OPNAMEPARAMETER-MENU
In het opnameparameter-menu, dat uit 6 punten
bestaat (4.2.1–.6, zie pag. 103), worden de basisin-
stellingen voor de opname evenals de keuze van de
opgeslagen gebruikersprofielen uitgevoerd.
De betreffende instellingen resp. instellingsstappen
van deze functies worden bij ingeschakelde camera
overzichtelijk en stap voor stap op de monitor (1.32)
getoond.
In beide menu’s vinden de instellingen in principe op
dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten
is verschillend.
120 / Instellen van de menufuncties
INSTELLEN VAN DE MENUFUNCTIES
1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de
MENU
-
knop (1.28), het opnameparameter-menu met de
SET
-knop (1.21).
Daarna verschijnen in het hoofdmenu de eerste
7 menupunten (resp. alle 5 punten van het
snapshot-profiel) en in het opnameparameter-
menu alle punten.
Opmerkingen:
Het opnameparameter-menu is
uitsluitend in de opnamemodus (zie pag. 113)
toegankelijk en
alleen bij gebruik van de belichtingsmodi tijdau-
tomaat (zie pag. 136) en handmatige instelling
(zie pag. 140) beschikbaar, maar niet met het
snapshot-profiel.
Het hoofdmenu is niet tijdens de functie
DELETE
of de wisbescherming (zie pag. 153/154) toegan-
kelijk.
2. Het gewenste menupunt kan door draaien van de
instelknop (1.29) of met de bovenste/onderste
kruisknop (1.30) worden gekozen.
Instellen van de menufuncties / 121
3. Voor het instellen van de betreffende functie eerst
– resp. in het opnameparameter-menu opnieuw –
de
SET
-knop indrukken.
Rechts naast het menupunt verschijnt het rood
omrande, bijbehorende submenu in meerdere
regels. Het telkens gekozen punt is als markering
licht geaccentueerd.
4.
De gewenste functievariant kan dan weer door
draaien van de instelknop of met de bovenste/
onderste kruisknop worden gekozen.
5. Met het opnieuw bedienen van de
SET
-knop wordt
de instelling opgeslagen.
Rechts op de menuregel staat dan de ingestelde
functievariant.
6. U kunt de menu‘s verlaten door op de volgende
knoppen te drukken:
Ontspanner
(1.19)
PLAY
(1.26)
MENU
(1.28)
Hoofdmenu De camera
schakelt
over op de
opname-
modus
De camera
schakelt
over op de
weergave-
modus
Geen
verdere
functie-
overscha-
kelingen
Opname-
parameter-
menu
- -
Opmerkingen:
In het hoofdmenu kunnen de submenu’s altijd door
indrukken van de
MENU
-knop worden verlaten
zonder de daar evt. aangebrachte instellingen over
te nemen.
Menupunten zoals Date (4.1.22) en Time (4.1.23)
evenals de functie Witbalans (White balance, 4.2.1)
vereisen meer instellingen. De toelichtingen en
andere bijzonderheden over de andere menufunc-
ties staan in de betreffende hoofdstukken.
122 / Camera-basisinstellingen
VOORINSTELLINGEN
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
Menutaal
De fabrieksinstelling van de menutaal is Engels, d.w.z.
dat alle menupunten aanvankelijk met hun Engelse
be namingen verschijnen. Als alternatieve menutaal
kan ook Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Japans, Rus-
sisch of traditioneel resp. vereenvoudigd Chinees
worden gekozen.
Instellen van de functie
1.
Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Language
(4.1.25) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal.
Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen,
korte begrippen) worden alle gegevens in de taal
gewijzigd.
DATUM EN TIJD
Datum en tijd worden via eigen menupunten inge-
steld.
DATUM
Er zijn 3 varianten voor de volgorde van weergave
beschikbaar.
Instellen
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Date
(4.1.22) en
2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 2 punten
Setting en Sequence.
3. Kies Setting.
Er verschijnt een volgend submenu met cijfer-
groepen voor de jaar-, maand- en dagaandui-
dingen, waarbij de telkens geactiveerde, d.w.z.
instelbare groep door een zwarte achtergrond en
rode rand wordt gemarkeerd.
4. Met de instelknop (1.29) of de bovenste en
onderste kruisknop (1.30) worden de getallen inge-
steld, met de linker en rechter kruisknop worden
de groepen gekozen.
Opmerkingen:
Het gebruik van de instelknop is niet alleen gemak-
kelijker, maar ook aanzienlijk sneller.
Door bedienen van de
MENU
-knop (1.28) kan altijd
worden teruggekeerd naar het hoofdmenu – zon-
der de tot dan toe aangebrachte wijzigingen in de
submenu’s over te nemen.
5. Na de instelling van alle 3 waarden door bedienen
van de
SET
-knop (1.21) bevestigen en opslaan.
De lijst met de menupunten verschijnt weer.
6. Voor de wijziging van de weergave in het submenu
nu het punt Sequence kiezen.
Er verschijnen de 3 mogelijke volgordes
Day/
Month/Year, Month/Day/Year en Year/Month/
Day.
7. De instelling en bevestiging vinden in principe op
dezelfde wijze plaats als onder de punten 3 en 4.
Opmerking:
Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is,
blijft de instelling van datum en tijd door een inge-
bouwde bufferbatterij gedurende circa 3 maanden
behouden (zie hiervoor ook ”Indicaties batterijcondi-
tie”, pag. 108). Daarna moeten datum en tijd echter
weer zoals hiervoor beschreven opnieuw worden
ingesteld.
Camera-basisinstellingen / 123
TIJD
De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat
worden aangegeven.
Instellen
De instelling van zowel de beide cijfergroepen als de
weergave vinden onder het menupunt Time (5.1.19)
via de subpunten Setting en Time format plaats en
in principe precies zoals bij Date in het voorgaande
hoofdstuk is beschreven.
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING
Deze functie schakelt de Leica M9 automatisch na
een vooraf ingestelde tijd uit. Deze situatie komt ove-
reen met de stand
OFF
van de hoofdschakelaar (1.18,
zie pag. 112).
Er kan gekozen worden
a. of deze functie moet worden geactiveerd en zo ja,
b. na welke tijd de camera wordt uitgeschakeld.
Zo kunt u deze functie optimaal aan uw persoonlijke
werkwijze aanpassen en evt. de gebruiksduur van de
batterij aanzienlijk verlengen.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto
power off (4.1.15) en
2. daar de gewenste functie.
Opmerking:
Ok als de camera zich in de paraatstand bevindt,
d.w.z. de indicaties na 12s zijn verdwenen of de
geactiveerde functie Auto power off-deze heeft
uitgeschakeld, kan de camera te allen tijde door
in drukken van de ontspanner (1.19) weer in gebru-
ik worden genomen.
KNOPBEVESTIGINGSTONEN RESP. GELUIDSSIGNALEN
Met de Leica M9 kunt u bepalen of uw instellingen en
het verloop van enkele functies en waarschuwingen
door akoestische signalen – er zijn twee volumes –
bevestigd moeten worden of dat de werking van de
camera voornamelijk geruisloos moet zijn.
Als terugmelding gelden een klik- resp. een pieptoon
die telkens voor de bevestiging van de knopbediening
en als signaal voor een volle geheugenkaart kunnen
worden geactiveerd.
Opmerking:
In de fabrieksinstelling zijn de geluidssignalen uit-
geschakeld.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Acoustic
Signal (4.1.24) en
2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 3 punten
Volume, Key Click en SD card full.
3. Kies Volume en
er verschijnt een volgend submenu met de 3
al ternatieven Off (in principe geen geluid), Low
en High.
4. Kies in dit submenu de gewenste functie.
Na de bevestiging verschijnt weer het oorspron-
kelijke monitorbeeld.
5. Kies in de beide andere submenu’s of u de geluiden
voor de beoogde functies wilt activeren of niet.
124 / Opname-basisinstellingen
OPNAME-BASISINSTELLINGEN
IN-/UITSCHAKELEN VAN DE HERKENNING VAN
HET OBJECTIEFTYPE
De 6-bit codering in de bajonet (1.11) van de huidige
Leica M-objectieven stelt de Leica M9 in staat – met
de sensor in de bajonet (1.10), het geplaatste objec-
tieftype te herkennen.
Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren
van de beeldgegevens gebruikt. Zo wordt de rand-
verduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en
grote diafragma-openingen bijzonder opvallend kan
zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd.
Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsre-
flector gebruikt de objectiefgegevens (zie ”Geschi-
kte flitsapparaten”, pag. 143).
Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit code-
ring
levert naar het EXIF-bestand van de opnames
ge schreven. Bij de beeldgegevens van de INFO-
weergave (zie ”De monitor”, pag. 117) is bovendien
de objectief-brandpuntsafstand (3.3.7 b, zie pag. 100)
aangegeven.
Opmerking:
Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit code-
ring moet de herkenningsfunctie ter vermijding van
foutieve functies worden uitgeschakeld of moet het
gebruikte objectieftype handmatig worden opgegeven
(zie pag. 124).
INSTELLEN VAN DE FUNCTIE
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Lens
Detection (4.1.1) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
Off of
Auto als een gecodeerd objectief is geplaatst of
Manual als een niet-gecodeerd objectief is
geplaatst.
HANDMATIG OPGEVEN VAN HET OBJECTIEFTYPE/
DE BRANDPUNTSAFSTAND
Oudere Leica M-objectieven worden wegens het
ontbreken van de codering niet door de camerabody
herkend, maar de ”identificatie” kan via het menu
plaatsvinden.
3. Selecteer in de lijst van het submenu Manual het
gebruikte objectief.
Op de monitor (1.32) verschijnt een objectieflijst
die voor een ondubbelzinnige identificatie ook de
betreffende artikelnummers vermeldt
Opmerkingen:
Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de
andere kant van de scherptediepteschaal gegra-
veerd.
De lijst vermeldt objectieven die zonder codering
verkrijgbaar waren (vóór ca. juni 2006). Objectieven
van een latere introductiedatum zijn uitsluitend
ge codeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet
handmatig worden geselecteerd.
Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-
21mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsaf-
stand niet aan de camerabody overgedragen en
daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de
opnames vermeld. U kunt de brandpuntsafstand
echter naar wens handmatig opgeven.
De Leica Tri-Elmar-M 1:4/28-35-50 mm ASPH.
bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de
geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke
mechanische overbrenging van de ingestelde brand-
puntsafstand naar de camera, die door de elektro-
nica van de camera wordt afgetast en voor de cor-
rectie van deze brandpuntsafstand wordt gebruikt.
Wegens plaatsgebrek is in het menu slechts één
artikelnummer vermeld – 11 625. Natuurlijk kunnen
ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894
worden gebruikt en vanzelfsprekend gelden voor
deze ook de instellingen in het menu.
Opname-basisinstellingen / 125
RESOLUTIE
De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-
formaat met vijf verschillende aantallen pixels, d.w.z.
resoluties mogelijk. Dit maakt een precieze afstem-
ming op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit
van de aanwezige geheugenkaart mogelijk.
Met de grootste resolutie (overeenkomend met
de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de
hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken wilt kiezen,
kunnen na tuurlijk aanzienlijk minder opnames op
een kaart worden opgeslagen dan bij de kleinste
resolutie, die bijv. voor verzending per e-mail of voor
internetpagina’s ruim voldoende is.
Opmerking:
De onbewerkte gegevensopslag (DNG, zie het vol-
gende hoofdstuk) vindt uitsluitend met de hoogste
reso lutie plaats.
Instellen van de functie
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119)
Resolution (4.2.3) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste reso-
lutie.
COMPRESSIEPERCENTAGE/BESTANDSFORMAAT
De registratie van de beelden vindt naar keuzeplaats
a. met telkens een van twee verschillende compres-
siepercentages – JPG fine/JPG basic, of
b. met het bestandsformaat DNG, Uncompressed of
Compressed of
c.
met combinaties van telkens een van de twee
JPG-compressiepercentages en het ingestelde
DNG-formaat, d.w.z. er ontstaan per opname altijd
twee bestanden. Daarbij wordt altijd voor het JPG-
bestand de voor de gekozen variant ingestelde
resolutie gebruikt.
Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de
beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik
van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart
mo gelijk, maar anderzijds ook op de benodigde zeker-
heid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand.
Instellen van de functie
A. Keuze van het DNG-formaat
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) DNG
setup (4.1.19) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste vari-
ant Uncompressed of Compressed.
B. Keuze van de JPEG-compressie resp. de
formaatcombinatie
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119) Kompression (4.2.2) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste com-
pressie/combinatie.
Opmerkingen:
Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte
opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde
formaat DNG (Digital Negative) gebruikt.
Het formaat Compressed staat voor een lichte
compressie die
een nauwelijks zichtbare vermindering van de
kwaliteit veroorzaakt
de bewerking van beeldgegevens achteraf volle-
dig ondersteunt
– een snelle opslag mogelijk maakt
– minder geheugen vereist.
Bij de gegevensopslag (DNG) wordt de resolutie
automatisch en onafhankelijk van de bestaande
instelling (voor het betreffende JPEG-formaat) op
(18MP) overgezet, (zie vorige hoofdstuk).
Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als
DNG en JPG wordt voor het JPEG-formaat de
be staande instelling van de resolutie gebruikt,
d.w.z. de beide bestanden kunnen verschillende
resoluties hebben.
Door een hoog compressiepercentage zoals bij JPG
basic kunnen fijne structuren in het motief verloren
gaan, resp. verkeerd worden weergegeven (artef-
acten; bijv. ”trapvorming” op schuine delen).
Het op de monitor getoonde, resterende aantal
opnames verandert niet noodzakelijkerwijs na elke
opname. Dit hangt van het motief af; zeer fijne
structuren
resulteren bij JPEG-bestanden in een
grotere datahoeveelheid, homogene in een kleinere
hoeveelheid.
126 / Opname-basisinstellingen
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een
neutrale kleurweergave bij elk licht. De kleur die als
wit moet worden weergegeven, wordt vooraf voor de
Leica M9 ingesteld.
Bij de Leica M9 kunt u hiervoor uit tien verschillende
instellingen kiezen:
Auto – voor de automatische regeling, die in de
meeste situaties neutrale resultaten oplevert,
zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorko-
mende lichtbronnen,
, bijv. voor binnenopnames met (voorna-
melijk) licht van gloeilampen
1, bijv. voor binnenopnames met (voorna-
melijk) licht van TL-balken, bijv voor
woonruimten met warm licht van ca.
2700K dat op het licht van gloeilampen
lijkt
2, bijv. voor binnenopnames met (voorna-
melijk) licht van TL-balken, bijv. voor
werkruimten en buitenverlichting met
koel licht van ca. 4000K
, bijv. voor buitenopnames in de zon,
, bijv voor opnames met (voornamelijk)
elektronenflits-belichting,
, bijv. voor buitenopnames bij bewolkte
hemel,
, bijv. voor buitenopnames met het hoofd-
motief in de schaduw,
voor de handmatige instelling door meting en
Kelvin setting
1
– voor een direct instelbare kleur-
temperatuur.
Opmerking:
Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de
technische mogelijkheden van een System-Camera-
Adaption (SCA) van het systeem 3000 en over de
adapter SCA-3502 (vanaf versie 4) beschikken, of een
overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans
voor een juiste kleurweergave op Auto worden gezet.
Wanneer echter andere, niet speciaal op de Leica M9
afgestemde flitsapparaten worden gebruikt die de wit-
balans van de camera niet automatisch omschakelen,
moet de instelling worden gebruikt.
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
Instellen van de functie
Voor de automatische of een van de vaste
instellingen
1.
Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119)
White balance (4.2.1) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Opname-basisinstellingen / 127
Voor directe instelling van de kleurtemperatuur
U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K
1
) direct
instellen (van 2000 tot 5000K in stappen van 100,
van 5000 tot 8000K in stappen van 200 en van 8000
tot 13100K in stappen van 300). Daarmee is een zeer
groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de praktijk
voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen
u de kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwe-
zige lichtkleur en/of uw persoonlijke voorkeur kunt
afstemmen.
1.
Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119)
White balance (4.2.1) en
2. in het bijbehorende submenu de variant Farbtemp..
3. Kies met de instelknop (1.29) of de bovenste/
onderste kruisknop (1.30) de gewenste waarde en
4. bevestig de instelling door opnieuw bedienen van
de
SET
-knop.
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
Voor de handmatige instelling door meting
1.
Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119) White balance (4.2.1) en
2. in het bijbehorende submenu de variant .
3. Druk op de
SET
-knop (1.21)
Op de monitor verschijnt de melding
Attention
Point camera at white surface and release shutter
.
4. De eigenlijke instelling vindt plaats met een aanslu-
itende opname, waarbij op een wit of neutraal grijs
vlak in het midden van het beeld moet worden
gericht.
Op de monitor verschijnt het zojuist opgenomen
beeld in plaats van de menulijst met de melding
WB is set
.
Wanneer de belichting echter als onjuist of het
vlak waarop wordt gericht als niet neutraal
wordt beoordeeld, verschijnt als aanduiding
vervolgens
Attention
Bad Exposure
WB not set
. Herhaal in zo’n geval stap 2
met
gecorrigeerde belichtingsinstelling resp. met een
neutraler vlak.
Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang
opgeslagen, d.w.z. wordt voor alle volgende opnames
gebruikt, tot een nieuwe meting of een andere instel-
ling van de witbalans wordt gebruikt.
Opmerking:
Een reeds opgeslagen waarde van de witbalans die
door meting is ingesteld, kan ook na tussentijds
omschakelen op een andere instelling van de wit-
balans door opnieuw uitvoeren van de stappen 1–3
en (in plaats van stap 4) nogmaals bedienen van de
SET
-knop weer worden opgeroepen.
128 / Opname-basisinstellingen
ISO-GEVOELIGHEID
In de gebruikelijke fotografie wordt met de keuze van
de ISO-waarde de lichtgevoeligheid van de gebruikte
film in acht genomen. Gevoelige films staan – bij
gelijke helderheid – kortere sluitertijden en/of kleine-
re diafragma’s toe en omgekeerd.
De ISO-instelling van de Leica M9 heeft een bereik
van ISO 160–2500. Optimale weergavekwailteit wordt
met de instelling ISO 160 bereikt. De hogere gevoelig-
heden hebben een toenemende ”beeldruis” tot gevolg.
Dit effect kan met de ”korrelstructuur” van zeer gevo-
elige films worden vergeleken.
De instelling Pull 80 komt qua helderheid overeen
met een ISO-gevoeligheid van ISO 80. Opnames met
deze instelling hebben echter een lager contrast. Bij
toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist op
worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet
worden overbelicht.
De instelling vindt plaats op
1
/
3
ISO-niveaus en reali-
seert zo een nauwkeurige, handmatige en benodigde
aanpassing van sluitertijd/diafragma aan de betref-
fende situaties.
Behalve de vaste instellingen heeft de Leica M9 ook
een functie AUTO ISO, waarbij de camera de gevoe-
ligheid automatisch aan het omgevingslicht aanpast.
Samen met de tijdautomaat
1
(zie hiervoor pag. 136)
vergroot dit het bereik van de automatische belichtin-
gsregeling aanzienlijk – namelijk precies met max. 4
diafragmatrappen. Met de functie is het echter ook
mogelijk prioriteiten vast te leggen, bijv. om reden
van beeldvorming
2
. U kunt zowel het bereik van de
ge bruikte gevoeligheid begrenzen – bijv. wegens de
hiervoor beschreven ruis, alsook de minimale sluiter-
tijd bepalen waarbij de automatische verhoging van
de gevoeligheid wordt toegepast – bijv. om bewogen
opnames veilig te vermijden.
Instellen van de functie
1. Houd de
ISO
-knop (1.23) ingedrukt.
Op de monitor (1.32) verschijnen in een raster de
mogelijke instellingen.
2. Kies terwijl u de
ISO
-knop ingedrukt houdt met de
instelknop (1.29, voor en terug) of de kruisknoppen
(1.30, regel of kolom) de gewenste gevoeligheid
resp. de automatische instelling.
1
Bij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flits-
apparaten (altijd met
1
/
180
s) is de functie niet beschikbaar.
Met het snapshot-profiel (zie pag. 141) is deze functie in principe
actief.
2
Deze varianten zijn in het snapshot-profiel niet beschikbaar.
Opmerking:
De lijst blijft na het loslaten van de
ISO
-knop nog ca.
2s zichtbaar. Als de lijst verdwijnt, wordt de ingestel-
de waarde overgenomen.
Als AUTO ISO is ingesteld, kunt u de functie aan uw
werkwijze resp. uw wensen met betrekking tot beeld-
vorming aanpassen
2
.
3. Kies hiervoor in het hoofdmenu (zie pag. 102/119)
AUTO ISO setup (4.1.5) en
4. in het bijbehorende submenu Max ISO en/of
Slowest speed.
5. Kies daarna in het submenu Max ISO
het bereik waarin de automaat moet werken door
de hoogste te gebruiken gevoeligheid vast te leg-
gen, en/of
in het submenu Slowest speed – dat u het aan
de camera wilt overlaten om sluitertijden zonder
onscherpte te garanderen – met
Lens dependent
3
,
of
dat uzelf een bepaalde, langere sluitertijd in een
bereik van 1/125s tot 1/8 s (in hele trappen) wilt
instellen.
Bij Lens dependent schakelt de camera pas
over op een hogere filmgevoeligheid als wegens
geringere helderheid de sluitertijd onder de
1
/
brandpuntsafstand-
drempel zou dalen, dus bijv. bij lange-
re sluitertijden dan
1
/
30
s met een 35mm-objectief.
3
Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven
(zie pag. 110).
Opname-basisinstellingen / 129
Opmerking:
Bij het gebruik van de automatische belichtings-
serie (zie pag. 139) zijn alle AUTO ISO-instellingen
vastgelegd:
De gevoeligheid die door de camera automatisch
voor de eerste opname is bepaald, wordt ook
voor alle andere opnames van een serie gebruikt,
d.w.z. deze ISO-waarde wordt tijdens een serie
niet veranderd.
De instellingen in de submenu’s AUTO ISO zijn
niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de came-
ra zijn volledig beschikbaar.

KLEURVERZADIGING
Een van de vele voordelen van digitale fotografie is
de zeer eenvoudige wijziging van belangrijke beeldei-
genschappen. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s
dit – na de opname en op de computer – in grote
mate toestaan, kunt u bij de Leica M9 drie van de
belangrijkste beeldeigenschappen al voor de opnames
beïnvloeden:
Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en
donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder ”mat”
of ”briljant” overkomt. Daarom kan het contrast
door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z.
door de heldere weergave van lichte en donkere
partijen worden beïnvloed.
Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsin-
stelling – tenminste van het hoofdmotief – is een
voorwaarde voor een gelukte opname. De scherpe
indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald
door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein
het overgangsgebied van licht naar donker aan de
zijkanten van het beeld is. Door het vergroten of
verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van
scherpte worden gewijzigd.
De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het
beeld meer ”flets” en pastelkleurig of ”knallend” en
bont overkomen. Terwijl lichtomstandigheden en
weersgesteldheid (nevelig/helder) voor de opname
gegeven zijn, kan de weergave hier goed worden
beïnvloed.
Alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk
van elkaar - via het menu op vijf niveaus worden inge-
steld, zodat optimaal aan de betreffende situatie, d.w.z.
aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden
aangepast. Bij Color Saturation zijn nog twee overige
varianten beschikbaar, Black+White en Vintage B&W.
Opmerking:
Deze instellingen betreffen alleen opnames met een
van de JPEG-formaten. Als een van de beide DNG
bestandsformaten is gekozen, hebben deze instel-
lingen geen effect, omdat de beelden in dit geval in
principe in de oorspronkelijke vorm worden opgesla-
gen (wijzigingen moeten later op de computer worden
aangebracht).
Instellen van de functies
1.
Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119)
Sharpening
(4.1.6) resp. Color Saturation (4.1.7)
resp. Contrast (4.1.8), en
2. in het submenu het gewenste niveau (
Low, Medium
low, Standard,
Medium high, High).
130 / Opname-basisinstellingen / Juist vasthouden van de camera
KLEURRUIMTE
Voor de verschillende doeleinden van digitale beeld-
bestanden zijn de eisen die aan de kleurweergave
worden gesteld zeer uiteenlopend. Daarom zijn ver-
schillende kleurruimtes ontwikkeld, zoals bijv. Stan-
dard-RGB (Rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige
af drukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking
met programma’s, bijv. voor kleurcorrecties, heeft in
deze branche Adobe
©
RGB bekendheid gekregen.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119)
Color management (4.1.18) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Opmerkingen:
Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolabora-
torium, een minilab of via internet laat maken, moet
u in ieder geval de instelling sRGB kiezen.
De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor
professionele beeldbewerking in een werkomgeving
met geijkte kleuren.
JUIST VASTHOUDEN VAN DE CAMERA
Voor scherpe, onbewogen opnames moet de camera
zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden vastgehouden.
U krijgt een geschikte, stabiele ”driepuntsondersteu-
ning” van de Leica M9 als u deze met de rechterhand
vasthoudt, waarbij de wijsvinger op de ontspanknop
ligt en de duim stabiliserend daarachter op de achter-
kant van de body rust. Daarbij ondersteunt de linker-
hand tevens aan de onderkant nog het objectief om
snel te focusseren of omsluit deze de camera. U krijgt
extra steun als u de camera tegen voorhoofd en wang
gedrukt houdt. Voor rechtop staande foto’s wordt
de Leica M9 naar links gedraaid. De handen kunnen
daarbij in dezelfde positie als bij opnames in liggend
formaat blijven.
De camera kan echter ook naar rechts worden
ge draaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim
op de ontspanknop te drukken.
Opmerkingen:
Als praktisch accessoire wordt de Handgreep M9
voor bijzonder stabiel vasthouden en met één hand
dragen van de Leica M9 geadviseerd (bestelnr.
14 486 zwart, 14 490 staalgrijs).
De Leica M9 is van een geïntegreerde sensor voor-
zien die de stand van de camera – horizontaal of ver-
ticaal (beide richtingen) – bij elke opname registreert.
Deze informatie maakt het mogelijk dat opnames
bij
aansluitende weergave met programma’s op een
computer (niet op de monitor van de camera!) steeds
automatisch rechtop worden getoond.
De lichtkader-meetzoeker / 131
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van de Leica M9 is niet
al leen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante
en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief
gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. Deze heeft
een vergrotingsfactor van 0,68x.
De grootte van de lichtkaders is op het uitgangsformaat
van de Leica M9 afgestemd en komt daarmee ongeveer
overeen met de sensorgrootte van 24 x 36mm
1
bij een
afstandsinstelling van 1m. De lichtkaders zijn zodanig
met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax
– de offset tussen de objectief- en zoekeras – auto-
matisch wordt gecompenseerd. Lichtkaderbeeld en
opnamebeeld dekken elkaar over het totale afstand-
instelgebied van 0,7m tot ∞ verregaand. Verregaand
wil zeggen dat de sensor bij afstanden van minder dan
1m iets minder registreert dan de binnenkanten van
de lichtkaders, bij grotere afstanden iets meer (zie
grafieken hiernaast). Deze geringe afwijkingen zijn in
de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en
worden door het principe bepaald:
lichtkaders van een zoekercamera moeten op de
beeld
hoek van de betreffende objectief-brandpuntsaf-
standen worden afgestemd. De nominale beeldhoek
verandert echter iets bij het focusseren – bepaald
door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door
de afstand van het optische systeem van het sensorv-
lak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig
(en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt
ook
de
werkelijke beeldhoek kleiner – het objectief
registreert
minder van het motief. Bovendien zijn de
verschillen van de beeldhoek bij langere brandpunt-
safstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook
groter.
Alle opnames en lichtkader-posities gelden voor een brandpunts-
afstand van 50mm
A Lichtkader
B Werkelijke beeldveld
Instelling op 0.7m: De sensor registreert ca. één kader-
breedte minder.
Instelling op 1m: De sensor registreert precies het beeld-
veld dat door de binnenkanten van het
lichtkader wordt getoond.
Instelling op oneindig: De sensor registreert ca.1 (verticaal)/
4 (horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
1
Het precieze formaat bedraagt 23,9 x 35,8mm en komt daarmee
overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen.
A
B
132 / De lichtkader-meetzoeker
Wanneer objectieven met de brandpuntsafstanden
28 mm (Elmarit vanaf fabricagenummer 2 411 001),
35, 50, 75, 90 en 135mm worden gebruikt, worden
automatisch de bijbehorende lichtkaders in de
combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm
ingespiegeld.
In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige
afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende
beeldveld. Alle objectieven met een brandpuntsaf-
stand van 16 tot 135mm worden bij plaatsing op de
Leica M9 aan de afstandsmeter gekoppeld.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, ver-
schijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de
be lichtingsmeter, resp. het LED-flitssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals
de flitsmodus staat in de betreffende hoofdstukken op
pagina 134/135/143.
DE BEELDVELDKIEZER
De beeldveldkiezer (1.8) vergroot de mogelijkheden
van de zoeker bij de Leica M9. Met deze ingebouwde
universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders
in beeld brengen die niet tot het op dat moment
ge bruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het
voor
de beeldvorming gunstiger is het motief met een
andere
brandpuntsafstand op te nemen.
Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief
wordt weg gezwenkt, verschijnen de beeldbegren-
zingen voor 35 en 135mm brandpuntsafstand.
Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt
gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor
50 en 75mm brandpuntsafstand.
Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief
wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen
voor 28 en 90mm brandpuntsafstand.
De lichtkader-meetzoeker / 133
3 Bilder (Nr. 46-48) wie M8.2, S. 43
28 mm + 90 mm
50 mm + 75 mm
35mm + 135 mm
134 / Afstandsmeting
AFSTANDSMETING
Met de afstandsmeter van de Leica M9 kan vanwege
zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden
gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik van grootho-
ekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte
gunstig te zijn.
Het meetveld van de afstandsmeter is in het mid-
den van de zoeker als lichte, scherp afgebakende
rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (1.6)
van de zoeker dicht houdt, blijven slechts het in beeld
gespiegelde lichtkader en dit meetveld zichtbaar. De
scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldme-
thode worden ingesteld:
MENGBEELDMETHODE (DUBBELBEELD)
Richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstands-
meter op het oog en draai net zo lang aan de afstands
-
instelring van het objectief totdat de contouren in het
meetveld samenvallen. Daarna de uitsnede van het
motief vastleggen.
DEELBEELDMETHODE
Richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld
van de afstandsmeter op de verticale of een andere
duidelijk afgebakende verticale lijn en draai met de
af standsinstelring van het objectief net zo lang totdat
de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen
van het meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna de
uitsnede van het motief vastleggen.
Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes
komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen
heel goed in combinatie worden gebruikt.
Dubbele contour = onscherp
Onderbroken lijn = onscherp
Samenvallen van contouren = scherp
Doorlopende lijn = scherp
Mechanische meetbasis
x Zoeker- = Effectieve
(afstand van de optische vergroting meetbasis
assen van het zoekervenster
en het kijkvenster van de
afstandsmeter)
69,25mm x 0,68
= ca.
47,1mm
Afstandsmeting / 135
BELICHTINGSMETING
Bij de Leica M9 wordt de belichtingsmeting van het
aanwezige omgevingslicht via het objectief bij het
ingestelde diafragma en met nadruk op het midden
uitgevoerd. Daarbij wordt het door de lichte sluiter-
lamellen van het eerste sluitergordijn gereflecteerde
licht door een fotodiode opgevangen en gemeten.
Deze silicium-fotodiode met ervoor geplaatste conver-
gerende lens is in het midden van de camerabodem
geplaatst.
De voor een juiste belichting geschikte tijd-/diafrag-
ma-combinaties worden door de zoeker- resp. monito-
rindicaties aangegeven of hiermee bepaald.
Bij de tijdautomaat wordt het diafragma met de hand
gekozen, de bijbehorende geschikte sluitertijd kiest
de camera echter zelf. In deze modus informeert een
di gitale LED-indicatie over de ontstane sluitertijd (bijv.
1000)
Bij handmatige instelling van beide waarden dient
voor de afstemming van de belichting een uit drie
rode LED’s bestaande lichtschaal ( ). Als de instel-
ling goed is, licht alleen de mid-
delste, ronde LED op.
IN-/UITSCHAKELEN VAN DE BELICHTINGSMETER
De belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de
ontspanner (1.19) tot het 1. drukpunt ingeschakeld,
mits de camera met de hoofdschakelaar is (1.18)
ingeschakeld en de tijd-instelknop (1.17) niet op
B
staat.
Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om
te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker
voortdurend:
bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie van
de sluitertijd,
bij handmatige instelling door een van de beide
driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste,
ronde LED.
Als de ontspanner weer wordt losgelaten, zonder de
sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca.
12s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de LED(’s)
zolang branden.
Wanneer de tijd-instelknop op
B
staat, is de belichtin-
gsmeter uitgeschakeld.
Opmerkingen:
Als de indicaties verdwenen zijn, bevindt de camera
zich in de stand ”stand-by”.
Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het grens-
gebied van de belichtingsmeter, kan het ca. 0,2s
duren voordat de LED’s oplichten.
Als een juiste belichting met de beschikbare sluiter-
tijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als
waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer hierover
vindt u in het hoofdstuk ”De tijdautomaat” op pag.
136).
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht
het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt
ge haald, knippert als waarschuwing de linker drie-
hoekige LED. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd
aan
gegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de
langst
mogelijke tijd van 32s overschrijdt, knippert
ook deze indicatie.
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt
of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd
met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld.
Hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen
dat ook in de stand-by modus na het automatisch
uitschakelen van de belichtingsmeter en het verd-
wijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. Onbe-
doelde opnames worden hiermee ook verhinderd.
136 / De belichtingsmodi / Tijdautomaat / Meetwaardegeheugen
DE BELICHTINGSMODI
De Leica M9 kent twee belichtingsmodi: tijdautomaat
of handmatige instelling. Afhankelijk van motief, situa-
tie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen
worden uit
de gebruikelijke ”half-automaat” of
de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Als de tijd-instelknop (1.17) zich in de stand
A
bevindt, vormt de elektronica van de camera de
geschikte sluitertijd automatisch en traploos in een
bereik van
1
/
4000
s tot 32s, en wel volgens ingestelde
filmgevoeligheid, gemeten helderheid en het handma-
tig gekozen diafragma.
In de zoeker van de camera wordt de bepaalde slu-
itertijd digitaal, en voor een beter overzicht in halve
trappen getoond.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspan-
nen in de weergave de resterende belichtingstijd in
seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en
traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de
indicatie in halve trappen afwijken: Als bijv. vóór het
ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de
indicatie is te zien en de bepaalde belichtingstijd toch
langer is, kan het terugtellen na ontspannen ook met
19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtings-
meting bij de interpretatie van alle parameters sluiter-
tijden geven die buiten het werkgebied liggen, d.w.z.
dat er belichtingstijden korter dan
1
/
4000
s of langer
dan 32s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden
toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden
gebruikt en als waarschuwing knipperen deze waar-
den in de zoeker.
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende
redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze
motieven lichter of donkerder dan normaal. De sterk
in het midden geaccentueerde meting van de Leica M9
registreert echter vooral een ge
bied in het midden van
het beeld en is op een gemiddelde
grijswaarde geijkt.
Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met
de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaarde-
geheugen worden verwerkt.
Hiertoe wordt:
1. Het midden van de zoeker door zwenken van de
camera eerst op het belangrijke deel van het motief
gericht en daarna op een ander detail van gemiddel-
de
helderheid gericht,
2. en door indrukken van de ontspanner (1.19) tot het
tweede drukpunt gemeten en opgeslagen. Zolang
het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als
bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de
regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook
bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop
wordt de camera daarna op de definitieve beeldu-
itsnede gezwenkt
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belich-
ting worden ontspannen.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de
meetwaarde succesvol is opgeslagen, heeft geen
aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een
foutieve belichting leiden.
Het geheugen wordt gewist als de vinger het drukpunt
van de ontspanner loslaat.
Opmerking:
Het meetwaardegeheugen is niet beschikbaar als de
ontspanfunctie Soft is ingesteld (zie pag. 115).
Belichtingscorrecties
/ 137
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde
grijswaarde (18% reflectie), die overeenkomt met de
helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld foto-
grafisch motief. Wanneer het gemeten detail van het
motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een
belichtingscorrectie worden uitgevoerd.
Vooral bij meerdere opnames achter elkaar, bijv. als
om bepaalde redenen voor een serie opnames bewust
een iets krappere of ruimere belichting gewenst is,
kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie
zijn. Eenmaal ingesteld, blijft deze in tegenstelling tot
het meetwaardegeheugen effectief tot (bewust) weer
wordt teruggesteld (meer over het meetwaardegeheu-
gen staat in het hoofdstuk op pag. 136).
Op de Leica M9 kunnen belichtingscorrecties in een
bereik van ±3 EV in stappen van
1
/
3
EV worden inge-
steld (EV: Exposure Value = belichtingswaarde).
Instellen van de functie
Bij de Leica M9 zijn twee varianten voor de instelling
van een belichtingscorrectie beschikbaar: ze zijn per-
manente instellingen, d.w.z. ze blijven gehandhaafd
tot ze worden gewijzigd of teruggezet.
Daarmee kiest u gelijktijdig of u de instelling via het
menu of met de instelknop wilt uitvoeren.
De instelling via het menu wordt geadvisserd als u
bijv. al weet dat u een krappere/ruimere belichting
van uw motieven wilt hebben. De bijzonder snelle
variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht
optredende situaties en maakt het mogelijk uw motief
ononderbroken in de zoeker te volgen.
A. Via het menu
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119) Exposure comp. (4.2.4) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste correc-
tiewaarde.
B. Met de instelknop
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Exp.
comp. setup (4.1.10) en
2. in het bijbehorende submenu Setting ring.
3. Door draaien van de instelknop (1.29) kunnen de
belichtingscorrecties worden ingesteld – rechtsom
voor positieve waarden, linksom voor negatieve.
C. Met ontspan- en instelknop
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Exp.
comp. setup (4.1.10) en
2. in het bijbehorende submenu Set. ring & rel. but..
3. Als de ontspanner (1.19) op het eerste drukpunt
wordt gehouden
1
, kan door draaien aan de instel-
knop (1.29) een belichtingscorrectie voor de
daarop volgende opname worden ingesteld.
Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van
de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd:
- ze blijven continu actief totdat ze handmatig op 0
worden teruggezet;
- ze kunnen zowel via het menu alsook met de instel-
knop worden teruggezet;
- ze worden in het opnameparameter-menu in de vorm
van EV-waarden, en in de zoeker in de vorm van
gewijzigde sluitertijden weergegeven.
1
Meer over de functie van de ontspanner staat in het hoofdstuk
vanaf pag. 114
138 /
Belichtingscorrecties
Opmerking:
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie
be ïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige
licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een cor-
rectie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – par-
allel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het
flitsapparaat) instellen! Zie hiervoor ook de hoofdstuk-
ken over de flitsmodus vanaf pag. 143.
VOORBEELD VAN EEN CORRECTIE NAAR PLUS
Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal de
belichtingsmeter door de grote helderheid een rela-
tief korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw wordt
daardoor
in een gemiddelde grijswaarde weergegeven
en aanwezige personen zijn te donker: onderbelich-
ting! Om dit te voorkomen moet de belichtingstijd
verlengd of het diafragma geopend worden, d.w.z. op
bijv. +1
1
/
3
EV worden ingesteld.
VOORBEELD VAN EEN CORRECTIE NAAR MIN
Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht
reflecte
ren, zal de belichtingsmeter een te lange
belichtings tijd
aangeven. Een zwarte auto wordt een
grijze auto:
overbelichting! De belichtingstijd moet ver-
kort worden, d.w.z. op bijv. –1EV worden ingesteld.
Automatische belichtingsseries
/ 139
AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIES
Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en
hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebie-
den. Afhankelijk van het deel waarop u uw belichting
afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke
gevallen kunnen met de Leica M9 – bij tijdautomaat
– met de automatische belichtingsserie meerdere
alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met
verschillende sluitertijden worden gemaakt. Daarna
kan de geschiktste opname voor gebruik worden
geselecteerd of met bewerkingssoftware een opname
met zeer veel contrast worden gemaakt (trefwoord
HDR).
Beschikbaar zijn:
– 4 niveaus: 0,5EV, 1EV, 1,5EV en 2EV
– 3 aantallen opnames: 3, 5 of 7
2 volgordes: juiste belichting, overbelichting/en,
onderbelichting/en of onderbelichting/en, juiste
belichting, overbelichting/en.
Opmerkingen:
Bij het gebruik van de automatische belichtings-
serie zijn alle AUTO ISO-instellingen (zie pag. 128)
vastgelegd:
De gevoeligheid die door de camera automatisch
voor de eerste opname is bepaald, wordt ook
voor alle andere opnames van een serie gebruikt,
d.w.z. deze ISO-waarde wordt tijdens een serie
niet veranderd.
De instellingen in de submenu’s AUTO ISO zijn
niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de came-
ra zijn volledig beschikbaar.
Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluiter-
tijd/diafragma kan het werkgebied van de automa-
tische belichtingsserie beperkt zijn. Voorbeelden
(altijd bij vastgelegde diafragma-instelling):
Gemeten sluitertijd
1
/
1000
s
, belichtingsserie van
5 opnames/2EV: beperkte functie omdat de
–2EV-opname
1
/
16000
s
zou vereisen.
Gemeten sluitertijd
1
/
125
s
, belichtingsserie van
5 opnames/2EV: onbeperkte functie omdat de
–2EV-opname
1
/
2000
s
mogelijk is.
Gemeten sluitertijd
1
/
1000
s
, belichtingsserie van
7 opnames/1EV: beperkte functie omdat de
–3EV-opname
1
/
8000
s
zou vereisen.
Gemeten sluitertijd
1
/
500
s
, belichtingsserie van
7 opnames/1EV: onbeperkte functie omdat de
–3EV-opname
1
/
4000
s
mogelijk is.
Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde
aantal opnames gemaakt en zijn daarom evt. meer-
dere opnames van een serie hetzelfde belicht.
Voor series van 7 opnames zijn alleen de niveaus
0,5EV en 1EV beschikbaar.
Automatische belichtingsseries zijn in combinatie
met de flitsmodus niet mogelijk. Als een geplaatst
flitsapparaat wordt ingeschakeld, vindt geen opna-
me plaats.
De functie blijft actief tot deze weer in het menu
wordt uitgeschakeld. Als deze niet wordt uitgescha-
keld, vindt bij elke bediening van de ontspanner een
volgende belichtingsserie plaats.
Instellen van de functie
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119) Bracketing (4.2.5)
2. of u de functie wilt in- of uitschakelen.
3. Kies daarna in het hoofdmenu (zie pag. 102/119)
Bracketing setup (4.1.9),
4. in het bijbehorende submenu No. of exposures
resp. Sequence resp. EV increments en
5.
in de submenu’s de gewenste waarden of varianten.
140 /
Handmatige instelling van de belichting
/ De B-instelling/T-functie
HANDMATIGE INSTELLING VAN DE BELICHTING
Wanneer de instelling van de belichting volledig
handmatig moet plaatsvinden, moet de tijd-instelknop
(1.17) op een van de gegraveerde sluitertijden of tus-
senwaarden zijn vergrendeld.
Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door draaien van de tijd-instelknop en/of diafrag-
ma-instelring (1.14) van het objectief – telkens in
de richting van de oplichtende driehoekige LED –
alleen de ronde LED laten branden.
Behalve de voor een goede belichting benodigde draai
-
richting van tijd-instelknop en diafragma-instelring
geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende
wijze onder- en overbelichting evenals de juiste
belichting aan:
Onderbelichting van minstens één diafragma-
trap; draaien naar rechts nodig
Onderbelichting van
1
/
2
diafragmatrap; draaien
naar rechts nodig
Juiste belichting
Overbelichting van
1
/
2
diafragmatrap; draaien
naar links nodig
Overbelichting van minstens één diafragmatrap;
draaien naar links nodig
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspan-
nen in de weergave de resterende belichtingstijd in
seconden teruggeteld.
DE B-INSTELLING/T-FUNCTIE
Met de
B
-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend
blijft als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden
(tot maximaal 240s).
In combinatie met de zelfontspanner is tevens een
T-functie beschikbaar: is zowel
B
ingesteld en ook
de zelfontspanner door aantippen van de ontspanner
ge activeerd (zie hiervoor ook pagina. 157), opent
de slui
ter na de gekozen voorlooptijd automatisch.
Deze blijft
dan – zonder dat de ontspanner hoeft te
worden vastgehouden – zolang geopend tot de ont-
spanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan
de bewegingsonscherpte die door bediening van de
ontspanner evt. ontstaat ook bij langdurige opnames
verregaand worden vermeden.
De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgescha-
keld, na de ontspanning telt de digitale cijferindi-
catie in de zoeker echter ter oriëntatie de verlopen
belichtingstijd in seconden mee.
Opmerkingen:
Bij lange belichtingstijden kan zeer sterke beeldruis
ontstaan.
Ter vermindering van dit storende verschijnsel
maakt de Leica M9 automatisch na opnames met
langere sluitertijden (ca. vanaf
1
/
30
s, afhankelijk van
andere menu-instellingen) een tweede ”zwartopna-
me” (op de gesloten sluiter). De bij deze parallelop-
name gemeten ruis wordt dan rekenkundig van de
eigenlijke opnamerecord ”afgetrokken”.
Deze verdubbeling van de ”belichtings”-tijd moet bij
langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De
camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
Bij sluitertijden vanaf 2 s verschijnt als waarschuw-
ing de melding Noise reduction in progress 12s
1
op de monitor.
1
Tijdindicatie is een voorbeeld
Instellen van de belichting bij gebruik van het snapshot-profiel
/ 141
INSTELLEN VAN DE BELICHTING BIJ GEBRUIK VAN
HET SNAPSHOT-PROFIEL
Aanvullend op de profielen die individueel instelbaar
zijn en kunnen worden opgeslagen biedt de Leica M9
een snapshot-profiel. Bij dit profiel gelden in de meeste
menupunten vaste instellingen die voor de meeste
motieven een optimale weergave garanderen. Enkele
menupunten, die alleen voor doelbewuste ingrepen
nodig zijn, evenals andere speciale functies kunnen
helemaal niet worden gekozen (zie pag. 102).
Instellen van de modus
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag.
103/119) User profile (4.2.6) en
2. in het bijbehorende submenu Snapshot profile.
Bovendien is er een vereenvoudigde zoekerindicatie
voor de belichtingsinstelling, waarbij de camera
waarschuwt als opnames door beweging onscherp
dreigen te worden. U hoeft slechts op de indicatie in
de zoeker te letten:
brandt alleen de ronde rode LED in het midden ( ),
is alles in orde.
knippert rechts daarvan ook een rode driehoek ( ),
dreigt overbelichting. U hebt echter in de meeste
gevallen ook dan nog de mogelijkheid een juiste
belichting te garanderen.
bij gebruik van de tijdautomaat (zie pagina. 136):
Stel een lagere diafragmawaarde in. Draai de
diafragmaring (1.14) in de richting die door de
knipperende driehoek wordt aangegeven – naar
links.
Bij handmatige belichtingsregeling (zie pag. 140)
kan naar keuze ook een kortere sluitertijd worden
ingesteld.
Knippert links daarvan bovendien een rode drieho-
ek ( ), dreigt een bewogen opname (zie hierna:
”Toelichting”). U hebt echter in de meeste ge vallen
ook dan nog de mogelijkheid een scherpe, onbewo-
gen opname te garanderen.
bij gebruik van de tijdautomaat (zie pagina. 136):
Stel een hogere diafragmawaarde in. Draai de
diafragmaring (1.14) in de richting die door de
knipperende driehoek wordt aangegeven – naar
rechts.
Bij handmatige belichtingsregeling (zie pag. 140)
kan naar keuze ook een langere sluitertijd worden
ingesteld.
UITSCHAKELEN VAN HET SNAPSHOT-PROFIEL
Het geactiveerde snapshot-profiel kan altijd door
be dienen van de
SET
-knop (1.21) worden verlaten.
Toelichting
Als vuistregel geldt: bewegingsonscherpte dreigt vanaf
sluitertijden onder de drempel van
1
/
brandpuntsafstand
dus
bijv. bij langere tijden dan
1
/
60
s met een 50mm-
objectief.
Opmerkingen:
Om met het snapshot-profiel in een bijzonder groot
helderheidsgebied te kunnen fotograferen wordt
– wanneer geringe helderheid dit vereist – automa-
tisch de gevoeligheid op hogere waarden ingesteld
(zie voor meer bijzonderheden ”ISO-filmgevoelig-
heid”, pag. 128).
Fotograferen met flitsapparaten is ook met het
snapshot-profiel mogelijk. Meer hierover staat in
de betreffende hoofdstukken vanaf pag. 143.
142 /
Het meetbereik van de belichtingsmeter
/Onder en boven het meetbereik
HET MEETBEREIK VAN DE BELICHTINGSMETER
Het meetbereik is bij kamertemperatuur, normale
luchtvochtigheid en ISO 160/23 EV 0 tot 20 resp.
diaf. 1,0 en 1,2s tot diaf. 32 en
1
/
1000
s.
ONDER EN BOVEN HET MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het
meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald,
knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED
en bij te veel licht de rechter. Bij tijdautomaat wordt
de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde slu-
itertijd langer wordt dan de langst mogelijke van 32s,
resp. korter wordt dan de kortst mogelijke van
1
/
4000
s,
knipperen ook deze indicaties.
Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde
diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door
diafragmeren van het objectief ontstaan.
De belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik
niet wordt gehaald – nog ca. 12s na het loslaten van
de ontspanknop ingeschakeld. Als in deze periode
(bijv. door wijziging van de motiefuitsnede of door
openen van het diafragma) de lichtomstandigheden
verbeteren, gaat de LED-indicatie over van knipperen
naar constant branden en geeft daarmee de meting
vrij.
Algemene informatie over meting en regeling flitsbelichting
/
Geschikte flitsapparaten
/ 143
ALGEMENE INFORMATIE OVER METING EN
REGELING FLITSBELICHTING
De Leica M9 bepaalt het benodigde flitsvermogen door
het afgeven van een of meer meetflitsen in onder
delen
van seconden voor de eigenlijke opname. Direct daar-
na, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits
afgegeven.
Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv.
opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling)
worden automatisch gerespecteerd.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten op de Leica M9 zijn
ge schikt voor alle functies die in deze handleiding zijn
beschreven:
Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr.
14 488). Met een maximaal richtgetal van 58 (bij
105mm-instelling), een automatisch (bij gecode-
erde Leica M-objectieven, zie pag. 110) aangestu-
urde zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare
tweede reflector evenals vele overige functies is dit
ap paraat zowel krachtig als veelzijdig. Dankzij een
vast ingebouwde flitsvoet met extra regel – en sign-
aalcontacten, die voor de automatische overdracht
van een hele reeks gegevens en instellingen zijn, is
het zeer eenvoudig te bedienen.
Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr.
14 444). Met zijn compacte afmetingen en zijn
op de camera afgestemde design is het bijzonder
ge schikt. Het bezit evenals de Leica SF 58 een vast
ingebouwde flitsvoet met alle contacten en onder-
scheidt zich door de eenvoudige bediening.
Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden
van een System-Camera-Adaption (SCA) van het
systeem 3000 voldoen, met de adapter SCA-3502/
3501 zijn
1
uitgerust en het richtgetal kunnen rege-
len.
1
Bij het gebruik van de adapter SCA-3502 (vanaf versie 4) kan de
witbalans (zie pag. 126) voor een correcte kleurweergave op
Auto
worden gezet, dit vindt met het snapshot-profiel automatisch
plaats.
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke opzet-flits-
apparaten met gestandaardiseerde flitsvoet
2, 3
en ont-
steking via het positieve middencontact (X-contact,
1.20a) worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van
thyristor-geregelde elektronenflitsers.
2
Wanneer echter andere, niet speciaal op de Leica M9 afgestemde
flitsapparaten worden gebruikt die de witbalans van de camera
niet automatisch omschakelen, moet de instelling
worden
gebruikt (zie pag. 126). Om de juiste kleurweergave te garande-
ren moet in zulke gevallen niet met het snapshot-profiel worden
gewerkt.
3
Het geopende diafragma van het objectief moet handmatig op het
flitsapparaat worden ingesteld.
Flits meetcels
1.20a
144 /
Plaatsen van het flitsapparaat
/ De flitsmodus
PLAATSEN VAN HET FLITSAPPARAAT
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet erop wor-
den gelet dat de voet helemaal in de flitsschoen (1.20)
van de Leica M9 wordt geschoven en indien aanwezig
met de klemmoer tegen ongewild eruit vallen worden
beschermd. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra
regel- en signaalcontacten belangrijk omdat wijziging
van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten
onderbreekt en daardoor foutieve functies kunnen
ontstaan.
Opmerking:
Voor het plaatsen moeten camera en flitsapparaat
worden uitgeschakeld.
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde
flitsmodus is bij de Leica M9 met de hiervoor geno-
emde
systeemcompatibele flitsapparaten en in beide
be lichtingsmodi, tijdautomaat
A
en handmatige instel-
ling evenals in het snapshot-profiel beschikbaar.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een auto-
matische invul-flitsregeling actief. Om steeds een
uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omge-
vingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij
toenemende helderheid evt. met max. 1
2
/
3
EV vermin-
derd.
Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de
kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van
1
/
180
s, al
overbelichting tot gevolg heeft, wordt de flits bij tijd-
automaat niet geactiveerd. In zulke gevallen wordt de
sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld
en in de zoeker aangegeven.
Bovendien kan met de Leica M9 met tijdautomaat
A
en handmatige instelling, echter niet met het
snapshot-profiel, gebruik worden gemaakt van inte-
ressante vormgevende flitstechnieken zoals flitssyn-
chronisatie op het 2. in plaats van het gebruikelijke
1. sluitergordijn en het flitsen met lange sluitertijden
zoals de synchronisatietijd
1
/
180
s. Deze functies wor-
den op de ca mera via het menu ingesteld (meer hiero-
ver in de volgende hoofdstukken).
De Leica M9 geeft de ingestelde gevoeligheid ook
door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsap-
paraat, voorzover het deze indicaties bezit en voorzo-
ver het op het objectief gekozen diafragma ook op het
flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch
aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan niet door
het flitsapparaat worden beïnvloed.
De flitsmodus / 145
Opmerkingen:
De instellingen en functies die in de volgende hoof d-
stukken zijn beschreven hebben alleen betrekking
op de Leica M9 en systeemcompatibele flitsappa-
raten.
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie
(zie pag. 137) beïnvloedt uitsluitend de meting van
het aanwezige licht! Wanneer u in de flitsmodus
ge lijktijdig een correctie van de TTL-flitsbelichtin-
gsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u
deze bovendien (op het flitsapparaat) instellen!
Meer informatie over de flitsmodus, vooral in com-
binatie met andere, niet speciaal op de Leica M9
afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende
modi van de flitsapparaten, staat in de betreffende
handleiding.
DE INSTELLINGEN VAN DE AUTOMATISCHE FLITS-
MODUS DIE DOOR DE CAMERA WORDT GEREGELD
Nadat het flitsapparaat is ingeschakeld en in de
mo dus voor regeling van het richtgetal (bijv. GNC =
Guide
Number Control) is gezet, moet hiervoor op de
Leica M9:
1. Voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting
door licht indrukken van de ontspanner worden
in geschakeld, d.w.z. de weergave in de zoeker
moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden of de
lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer vol-
ledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd,
zal het flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd.
2. De tijd-instelknop op
A
, op de flitssynchronisatie-
tijd (
1
/
180
s) of – voor speciale effecten kan een
langere sluitertijd (ook
B
) worden ingesteld. In de
mo dus tijdautomaat schakelt de camera automa-
tisch over op de via het menu ingestelde flitssyn-
chronisatietijd, resp. het tijdbereik (zie ”Kiezen
van de synchronisatietijd/het synchronisatietijd-
bereik”, pag. 147).
3. De gewenste, resp. het voor de betreffende afstand
van het motief benodigde diafragma worden inge-
steld.
Opmerking:
Als de automatisch geregelde (zie ”De flitsmodus”,
pag. 144) of de handmatig ingestelde sluitertijd korter
is dan
1
/
180
s wordt de flits niet geactiveerd.
DE CONTROLE-INDICATIES VAN DE FLITSBELICH-
TING IN DE ZOEKER VOOR SYSTEEMCONFORME
FLITSAPPARATEN
In de zoeker van de Leica M9 dient een flitsvormige
LED (2.1.3) voor terugmelding en indicatie van ver-
schillende situaties. Deze LED verschijnt samen met
de beschreven indicaties voor de belichtingsmeting
van het aanwezige licht.
146 / In de automatische flitsmodus /
Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige modus (M)
IN DE AUTOMATISCHE FLITSMODUS
(flitsapparaat op regeling richtgetal ingesteld)
 verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flits-
apparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd
dan
1
/
180
s ingesteld. In zulke gevallen activeert de
Leica M9 ook een ingeschakeld en paraat flitsap-
paraat niet.
 knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat
 brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
 blijft na het ontspannen ononderbroken branden,
de overige indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft
paraat.
 knippert na het ontspannen snel (4Hz), de overi-
ge indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, maar het flitsappa-
raat is nog niet paraat.
 gaat na het ontspannen samen met de overige
indicaties uit:
onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen
diafragma voor het motief. Als op het flitsapparaat
een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis
van het geringere opgeroepen vermogen ondanks
de verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat
zijn.
BIJ INSTELLING VAN HET FLITSAPPARAAT
OP COMPUTERSTURING (A) OF HANDMATIGE
MODUS (M)
 verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flits-
apparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd
dan
1
/
180
s ingesteld. In zulke gevallen activeert de
Leica M9 ook een ingeschakeld en paraat flitsap-
paraat niet.
 knippert voor de opname langzaam (2 Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat.
 brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
Kiezen van de synchronisatietijd/het synchronisatietijd-bereik
/ 147
KIEZEN VAN DE SYNCHRONISATIETIJD/
HET SYNCHRONISATIETIJD-BEREIK
Terwijl de gebruikte sluitertijd op de regeling van de
flitsbelichting geen invloed heeft (door de toch al veel
kortere duur van de flits), wordt de weergave van
het aanwezige licht sterk door de sluitertijd – en het
dia
fragma – bepaald. Bij vaste instelling van de kortst
mo gelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatie-
tijd, leidt dit in vele situaties tot een onnodige, meer
of
minder sterke onderbelichting van alle motiefdelen die
door het flitslicht niet goed worden belicht.
Met de Leica M9 kunt u in de flitsmodus in combinatie
met de tijdautomaat de sluitertijd nauwkeurig aan de
voorwaarden voor het motief resp. aan uw wensen
met betrekking tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor
kunt u uit vijf instellingen kiezen:
1. Lens dependent
Automatische regeling van de sluitertijd afhankelijk
van de gebruikte brandpuntsafstand (volgens de
vuistregel voor onbewogen opnames uit de hand
=
1
/
brandpuntsafstand
, bijv.
1
/
60
s
met de Summicron-M
1:2/50mm) tot de synchronisatietijd
1
/
180
s.
1
2. OFF (1/180s)
Vaste instelling op de kortst mogelijke sluitertijd
1
/
180
s, bijv. voor de scherpe afbeelding van bewe-
gende motieven en het invulflitsen.
1
Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in
de bajonet en inschakeling van de objectiefdetectie in het menu
(zie hiervoor pag. 102/124/119)
3.
down to 1/30s
, 4.
down to 1/8s
en 5.
down to 32s
Automatische regeling van alle sluitertijden van de
genoemde waarde tot de synchronisatietijd
1
/
180
s.
Opmerkingen:
Bij handmatige regeling van de belichting kunnen
eveneens alle sluitertijden tot de synchronisatietijd
1
/
180
s worden ingesteld.
Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag.
102/141)
is met gecodeerde objectieven (zie pag.
110) de regeling gerelateerd aan het objectief vast
ingesteld, met niet-gecodeerde
1
/
180
s.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto
Slow Sync (4.1.17) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
148 /
Keuze van het synchronisatietijdstip
KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnames vindt plaats met twee
lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De
uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte
mo tiefdelen worden daarbij door de uitzonderlijk korte
lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling)
ge stoken scherp weergegeven. Daarentegen wor-
den alle andere motiefdelen – namelijk de delen die
voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp.
zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende
scherpte afgebeeld.
Of deze motiefdelen scherp of ”vaag” worden weer-
gegeven, resp. hoe groot de ”vaagheid” is, wordt door
twee van elkaar afhankelijke factoren bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze
motiefdelen op de sensor ”inwerken” en
2. hoe snel deze motiefdelen – of ook de camera zelf
– tijdens de opname bewegen.
Hoe langer de sluitertijd resp. hoe sneller de bewe-
ging is, hoe duidelijker beide elkaar overlappende
beeldfragmenten verschillen.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot
het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat
het 1. sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft
geopend, kan dit zelfs tot schijnbare tegenstellingen
leiden, zoals bij de opname van de motorfiets (links)
die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De Leica M9 stelt u in staat tussen dit gebruikelijke
flits-ontstekingstijdstip en synchronisatie aan het
einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk
voordat het 2. sluitergordijn begint met het sluiten
van het beeldvenster. Het scherpe beeld bevindt zich
in dit geval aan het einde van de beweging. Deze
flitstechniek verleent de foto (rechts) een meer natu-
urlijke indruk van beweging en dynamiek.
De functie is bij alle instellingen van camera en flitsap-
paraat beschikbaar, bij tijdautomaat evenals bij hand-
matige sluitertijden, in de verschillende automatische
flitsmodi – alsook in de handmatige flitsmodus, de
in dicaties zijn in beide gevallen identiek.
Opmerking:
Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag. 102/141)
is de synchronisatie op het 1. sluitergordijn vast
ingesteld.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Flash
sync (4.1.16) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
1st curtain of 2nd curtain.
Overige functies / Profiels / 149
OVERIGE FUNCTIES
GEBRUIKERS-/PROGRAMMAPROFIELEN
Met de Leica M9 kunnen willekeurige combinaties van
alle instellingen in het hoofdmenu en opnameparame-
ter-menu permanent worden opgeslagen, bijv. om ze
steeds bij terugkerende situaties/motieven snel en
eenvoudig te kunnen oproepen. Er zijn in totaal vier
geheugenplaatsen voor zulke combinaties beschikbaar.
De namen van deze profielen bestaan in principe uit
tien plaatsen. In de fabrieksinstelling wordt de eerste
map Profile__1_
1
genoemd, de tweede Profile__2_
1
enz. De namen die de camera geeft, kunnen echter ook
worden gewijzigd en op hun toepassing worden geba-
seerd. Zo kunnen ze beter en sneller worden herkend
en opgeroepen.
Voor de vereenvoudiging van voorinstellingen is
boven
dien het snapshot-profiel beschikbaar (zie
pag. 102/141).
1
De underscore ”_” staat hier voor joker, op de monitor blijven
”onbezette” plaatsen leeg.
Instellingen overnemen/profiel maken
1. Stel de gewenste functies in het hoofdmenu en
opnameparameter-menu in.
2. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Save
user profile (4.1.2) en
3. in het bijbehorende submenu de gewenste geheu-
genplaats.
De profielnaam verschijnt. De eerste plaats is
gemarkeerd als gereed voor bewerking.
4. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30)
resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u
de tekens, met de linker en rechter kruisknoppen
selecteert u de andere plaatsen.
Als tekens zijn de hoofdletters ”A” tot en met
Z”, de kleine letters ”a” tot en met ”z” en de
cijfers ”0” tot en met ”9” beschikbaar; ze zijn in
deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt.
5. Sla de instellingen op door indrukken van de
SET
-
knop (1.21).
Kiezen van een van de opgeslagen profielen resp.
van het snapshot-profiel
1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/
119) Benutzerprofil (4.2.6) en
2. in het bijbehorende submenu het gewenste profiel.
Opmerkingen:
Wanneer u een van de instellingen van het zojuist
gebruikte profiel wijzigt, verdwijnt het betreffende
cijfer.
Het geactiveerde snapshot-profiel kan altijd door
bedienen van de
SET
-knop (1.21) worden verlaten.
TERUGZETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE
INSTELLINGEN
Met deze functie kunnen alle eigen instellingen in het
hoofdmenu en in het opnameparameter-menu in één
keer op de fabrieks-instellingen worden teruggezet.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Reset
(4.1.20) en
2. roep met de
SET
-knop (1.21) het bijbehorende
submenu op.
3. Kies daarna met de linker/rechter kruisknop (1.30)
de gewenste functie en
4. bevestig de instelling door opnieuw bedienen van
de
SET
-knop.
Opmerking:
Dit terugzetten geldt ook voor de evt. met Save user
profile (4.1.2, zie hiervoor) vastgelegde en opgesla-
gen, individuele profielen.
150 / De weergavemodus
DE WEERGAVEMODUS
Zoals al in de hoofdstukken ”Kiezen van de opname-
en weergavemodi” en ”Automatische weergave van
telkens de laatste opname” (pag. 113) is beschreven,
kunt u de beelden na de opname op de monitor (1.32)
van de Leica M9 bekijken. De weergave vindt auto-
matisch direct daarna kortstondig plaats in de Auto
review-modus of altijd en qua tijd onbegrensd in de
PLAY
-modus. In beide gevallen zijn ondertussen meer-
dere opties mogelijk.
Opmerkingen:
De weergavefuncties gelden altijd voor de actieve
map van de gebruikte geheugenkaart. Wanneer u
opnames van andere mappen wilt bekijken, moet u
de betreffende map activeren (zie pag. 68).
Als geen opnames op de kaart zijn opgeslagen, ver-
schijnt na indrukken van de PLAY-knop op de monitor
de melding:
Attention
No valid image data to play
Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft
het indrukken van de
PLAY
-knop verschillende
gevolgen:
1
PLAY-knop moet in dat geval twee keer worden ingedrukt
De Leica M9 slaat de opnames volgens de DCF-
Standards (Design Rule for Camera File System) op.
Met de Leica M9 kunnen alleen de met camera’s
opgenomen beelden van dit type worden getoond.
Uitgangssituatie Na indrukken van de
PLAY
-knop
a. Volledige weergave van Opnamemodus,
een opname monitor uit
b. Weergave van een vergrote Volledige weergave
uitsnede / meerdere verkleinde
van de opname
opnamen (zie p. 151)
1
c.
INFO
-indicatie met
INFO
-indicatie met -
willekeurige vergroting volledige weergave
(zie p. 100/151)
d. Een van de menuopties Volledige weergave van
(zie p. 181), of de
laatste getoonde
DELETE of wisbeveiliging
1
opname
(zie p. 153/154) geactiveerd
De weergavemodus / 151
OVERIGE OPTIES TIJDENS HET BEKIJKEN
A. BEKIJKEN VAN ANDERE OPNAMES/
”BLADEREN” IN HET GEHEUGEN
Met de linker en rechter kruisknop (1.30) kunt u de
overige opgeslagen opnames oproepen. Door op de
linkerknop te drukken worden opnames met lagere
nummers getoond en door op de rechterknop te
drukken de hogere. Door langer in te drukken (ca.
2s) passeren de beelden sneller. Na het hoogste en
laagste nummer beginnen de in een oneindige lus
geschakelde opnames weer van voren af aan, zodat u
alle opnames in beide richtingen kunt bereiken.
Op de monitor verandert overeenkomstig het beeld-
en bestandsnummer.
B. VERGROTEN/KIEZEN VAN DE UITSNEDE/
GELIJKTIJDIG BEKIJKEN VAN MEERDERE
VERKLEINDE OPNAMES
Met de Leica M9 is het mogelijk om voor een betere
beoordeling op de monitor een vergrote uitsnede op
te roepen en de uitsnede daarbij vrij te kiezen. Omge-
keerd kunt u ook maximaal 9 beelden tegelijk op de
monitor bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of
om een opname sneller te vinden.
Opmerkingen:
Hoe sterker de opname wordt vergroot, hoe minder
– door de naar verhouding kleinere resolutie – de
weergavekwaliteit op de monitor wordt.
Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn
de kruisknoppen niet voor het oproepen van ande-
re opnames beschikbaar, maar dienen voor de
”navigatie” in het beeld (uitzondering: zie volgende
op merking).
Door de instelknop (1.29) naar rechts te draaien (met
de klokwijzers mee) wordt een uitsnede vanuit het
midden vergroot. Hoe verder u draait, hoe sterker de
vergroting en hoe kleiner de uitsnede. Vergrotingen
zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van de monitor
1 pixel van de opname weergeeft.
Met de vier kruisknoppen (1.30) kunt u bij vergrote
afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede wil-
lekeurig kiezen. Hiervoor wordt de knop (meermaals)
in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt
verschuiven.
De rechthoek binnen het kader (3.2.5/3.3.7j) in
de rechterbenedenhoek van de monitor symbolise-
ert – bovendien als vergroting – de locatie van de
getoonde uitsnede.
152 / De weergavemodus
Opmerking:
U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een
andere opname gaan die dan in dezelfde vegroting
wordt getoond. Hiervoor dienen weer de linker of
rechter kruisknop – echter met ingedrukt gehouden
PLAY
-knop (1.26).
Door de instelknop naar links te draaien (tegen de
klokwijzers in, uitgaande van de normale grootte),
kunt u gelijktijdig 4 –, resp. door verder te draaien 9
opnames op de monitor bekijken.
Op de monitor (1.32) worden maximaal 9 verkleinde
afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in norma-
le grootte bekeken opname die door een rode rand
is gemarkeerd.
Met de vier kruisknoppen kunt u vrij tussen de ver-
kleinde afbeeldingen navigeren, het betreffende beeld
wordt gemarkeerd. Dit beeld kunt u door de instel-
knop naar rechts te draaien weer op normale grootte
brengen.
Opmerking:
Bij de weergave van 9 beelden wordt door de instel-
knop verder naar links te draaien het rode kader om
alle beelden geplaatst, zodat vervolgens ”per blok”
snel kan worden ”gebladerd”.
De weergavemodus / 153
C. WISSEN VAN OPNAMES
Zolang een opname op de monitor wordt getoond, kan
deze eventueel ook op dat moment worden gewist.
Dit kan nuttig zijn als de opnames bijv. op andere
media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn
of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is.
De Leica M9 biedt de mogelijkheid naar behoefte
af zonderlijke of gelijktijdig alle opnames te wissen.
Opmerkingen:
Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk,
maar onafhankelijk van de weergave in normale
grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (niet
echter als bij de 9-voudige weergave het rode kader
het gehele blok omsluit, zie pag. 151).
Bij beveiligde opnames moet de wisbescherming
eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden
gewist (zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk).
Belangrijk:
Het wissen van de opnames is definitief. Ze kunnen
daarna niet meer worden opgeroepen.
Procedure
1. Druk op de
DELETE
-knop (1.24)
Op de monitor (1.32) verschijnt het submenu in
beeld.
Opmerkingen:
Het wissen kan altijd door opnieuw bedienen van de
DELETE
-knop worden afgebroken.
De volgende opties en bijbehorende functies zijn
tijdens de complete wisprocedure niet beschikbaar:
de INFO-knop (1.22) en de wisbeveiliging.
2. In eerste instantie bepaalt u
of u afzonderlijke
Delete
Single
,
of
gelijktijdig alle opnames wilt wissen
Delete
All
.
3. De overige bediening vindt plaats via het menu,
d.w.z. in principe precies zo als in het hoofdstuk
”Het menu” is beschreven (zie pag. 119). Dus na
het kiezen van het vereiste menu en met behulp
van de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30)
en de
SET
-knop (1.21).
Opmerkingen:
Als de getoonde opname is beschermd (zie pag.
154), kan in het submenu de functievariant
Single
niet worden gekozen.
Bij het wissen van alle opnames moet u – als
bescherming tegen onbedoeld wissen – in een
tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk
alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen.
154 / De weergavemodus
DE INDICATIES NA HET WISSEN
WISSEN VAN AFZONDERLIJKE OPNAMES
Na het wissen verschijnt de voorgaande opname.
Wanneer echter geen opnames meer op de kaart zijn
opgeslagen, verschijnt de melding:
Attention
No valid image data to play
.
Wissen van alle opnames op de geheugenkaart
Na het wissen verschijnt de melding:
Attention
No valid image data to play
.
Als echter een of meerdere opnames tegen wissen
zijn beschermd, verschijnt deze, resp. de eerste van
deze opnames.
Opmerking:
Door het wissen van een opname worden de volgende
opnames op het beeldtelwerk (3.2.4/3.3.6) volgens
het volgende voorbeeld opnieuw genummerd: wist u
bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen
nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr.
5 was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor de
be standsnummering op de geheugenkaart (in de INFO-
weergave, zie pag. 100) van de resterende beeldbe-
standen in de map (3.3.7i), die in principe onveran-
derd blijft.
D. BESCHERMEN VAN OPNAMES/
OPHEFFEN VAN DE WISBESCHERMING
De op de geheugenkaart geregistreerde opnames
kunnen tegen onbedoeld wissen worden beschermd.
Deze wisbescherming kan altijd weer worden opge-
heven.
Opmerkingen:
Het beschermen van opnames resp. het opheffen van
de wisbescherming is alleen in de weergavemodus
mogelijk, maar onafhankelijk van de weergave in nor-
male grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen
(niet echter als bij de 9-voudige weergave het rode
kader het gehele blok omsluit, zie pag. 151).
Zie het vorige hoofdstuk voor de handelingen/
ge volgen bij het wissen van beschermde opnames.
Wanneer u toch wilt wissen, heft u de bescherming
zoals hierna beschreven op.
De wisbescherming is alleen in de Leica M9 effec-
tief.
Ook beschermde opnames worden bij het formatte-
ren van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook
het volgende hoofdstuk).
Bij SD-/SDHC-geheugenkaarten kunt u onbedoeld
wissen verhinderen door de schakelaar voor schrijf-
beveiliging van de kaart (zie pag. 109) in de met
LOCK
gemarkeerde stand te schuiven.
Procedure
1. Druk op de
SET
-knop (1.21).
Op de monitor (1.32) verschijnt het submenu in
beeld.
Opmerkingen:
De instelprocedure kan altijd worden afgebroken
door bediening van de
PLAY
-knop (1.26) – om naar
de normale weergavemodus terug te keren,
of door aantippen van de ontspanner (1.19) – om in
de opnamemodus te komen.
Tijdens de gehele instelprocedure zijn de volgende
bedieningselementen, resp. hun functies niet
beschikbaar: de
MENU
- (1.28),
DELETE
- (1.24) en
INFO
- (1.22) knop
De overige bediening vindt plaats via het menu, d.w.z.
in principe precies zo als in het hoofdstuk ”Het menu”
is beschreven (zie pag. 119). Dus na het kiezen van
het menu en met behulp van de instelknop (1.29), de
kruisknoppen (1.30) en de SET-knop (1.21).
De weergavemodus / 155
2. In eerste instantie bepaalt u
of u afzonderlijke
Protect
Single
,
of
gelijktijdig alle opnames wilt beschermen
Protect
All
,
resp.
of u een evt. aanwezige wisbescherming voor
een afzonderlijke opname
Clear protection
Single
,
of
voor alle opnames wilt opheffen
Clear protection
All
.
Opmerking:
Bij de volgende onmogelijke functies verschijnt de
menutekst als aanduiding hiervoor in het wit in plaats
van zwart:
Beschermen van een reeds beschermde opname
resp. als alle opnames al zijn beschermd.
Opheffen van de wisbescherming bij een opname
die niet is beschermd resp. als geen opnames zijn
beschermd.
De indicaties na het beschermen/
opheffen van de wisbescherming
Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspron-
kelijke monitorbeeld weer; bij beschermde opnames
met de indicatie
(3.2.1/3.3.3).
Opmerking:
De indicatie verschijnt ook als een reeds
be schermde opname wordt opgeroepen.
156 / Overige functies
OVERIGE FUNCTIES
MAPBEHEER
De beelden worden op de kaart in mappen opgeslagen
die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen
bestaan in principe uit acht plaatsen, drie cijfers en vijf
letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map
”100LEICA” genoemd, de tweede ”101LEICA” enz. Daa-
rom kan de camera maximaal 999 mappen aanmaken.
Deze telling kan altijd weer worden teruggezet
.
Met de Leica M9 kunt u bovendien zelf nieuwe map-
pen aanmaken en de namen hiervan vastleggen, d.w.z.
– mapnummers terugzetten
– mappen aanmaken/namen zelf vastleggen
MAPNUMMERS TERUGZETTEN
Opmerking:
Deze functie kan alleen met een geheugenkaart wor-
den uitgevoerd waarop geen beelden of lege mappen
aanwezig zijn, dus nog ongebruikte/nieuwe kaarten of
kaarten die vooraf zijn geformatteerd.
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder
managem. (4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu Reset folder no..
De interne maptelling van de camera wordt terug-
gezet, d.w.z. bij het aanmaken van een nieuwe map
wordt altijd het laagste nog niet toegekende num-
mer gebruikt.
Opmerking:
Dit kan ertoe leiden dat in bepaalde gevallen één
of meer nummers niet worden gebruikt: wanneer
de camera bijv. als laatste nummer 102 heeft
toegekend, dan een kaart wordt geplaatst die als
hoogste mapnummer 105 aangeeft, krijgen de vol-
gende nieuwe mappen nummers vanaf 106.
MAP KIEZEN
De weergavefuncties (zie pag. 113/150) en de gege-
vensoverdracht volgens PTP-standaard (zie pag. 158)
gelden altijd voor de actieve map van de gebruikte
geheugenkaart. Wanneer u opnames van andere map-
pen wilt bekijken of naar een extern geheugenmedium
wilt kopiëren, moet u de betreffende map activeren.
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder
managem. (4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu Select folder.
Op de monitor (1.32) verschijnt een lijst van alle
aanwezige mappen. Als op de kaart veel gege-
vens staan, duurt het even voordat deze weerga-
ve volgt en verschijnt in plaats daarvan tijdelijk
de melding
Folders are being read Please wait
.
3. Kies de gewenste map.
MAPPEN AANMAKEN/NAMEN ZELF VASTLEGGEN
Met de Leica M9 hebt u de mogelijkheid nieuwe map-
pen op de geheugenkaart aan te maken en hier zelf
namen aan toe te kennen.
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder
managem. (4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu Create new folder.
De mapnaam verschijnt (eerst altijd ”Leica”). De
eerste van vijf letters is gemarkeerd als gereed
voor bewerking.
Opmerking:
Als mapnummer wordt in principe het eerste vrije
nummer aangemaakt.
3. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30)
resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u de
eerste vijf plaatsen, met de linker en rechter kruis-
knoppen selecteert u de andere plaatsen.
Als tekens zijn de hoofdletters A tot en met Z, de
kleine letters a tot en met z en de cijfers 0 tot en
met 9 beschikbaar; ze zijn in deze volgorde in een
eindeloze lus gerangschikt.
Overige functies / Formatteren van de geheugenkaart / Fotograferen met de zelfontspanner / 157
FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Gewoonlijk is het niet nodig de geheugenkaart te for-
matteren (te initialiseren). Wanneer echter een onge-
formatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst,
moet deze worden geformatteerd. Daarom verschijnt
in zulke gevallen automatisch het submenu Format
SD card.
Met de Leica M9 hebt u de keuze of u de geheu-
genkaart alleen wilt formatteren of dat u wilt over-
schrijven, bijv. als beveiliging tegen misbruik waarbij
alle aanwezige gegevens op de kaart volledig worden
gewist.
Opmerkingen:
Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de
kaart niet onherroepelijk verloren. Alleen de direc-
tory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt.
Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van
nieuwe gegevens worden overschreven, zijn echt
definitief gewist.
Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames
altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium
op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer.
Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval
samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd.
Afhankelijk van het type geheugenkaart dat wordt
gebruikt, kan het formatteren 3 minuten duren.
Procedure
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Format
SD card (4.1.27) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie,
Yes, No of Overwrite.
3. Wanneer u de geheugenkaart werkelijk wilt over-
schrijven, moet u dit daarna – als beveiliging tegen
onbedoelde instellingen in het bijbehorende subme-
nu bevestigen.
Opmerkingen:
Schakel de Leica M9 niet uit terwijl de geheugen-
kaart wordt geformatteerd/overschreven.
Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv.
een computer is geformatteerd, moet u deze in de
Leica M9 opnieuw formatteren.
Als de geheugenkaart niet kan worden geformat-
teerd, vraagt u uw dealer of de Leica informatie-
dienst (adres, zie pag. 177) om advies.
Bij het formatteren worden zelfs beschermde
opnames (zie vorige hoofdstuk) gewist.
Afhankelijk van de capaciteit en lees-/schrijfsnel-
heid van de kaart kan het overschrijven max. 60
minuten in beslag nemen, controleer daarom eerst
de conditie van de batterij (zie pag. 108). Als de
capaciteit van de batterij tijdens het overschrijven
onvoldoende is, verschijnt op de monitor een mel-
ding.
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een
vertraging van eventueel 2 of 12s maken. Dit is han-
dig als u bijv. onscherpte door bewegen bij het afdruk-
ken wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf
ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt
geadviseerd de camera op een statief te plaatsen.
Instellen en gebruiken van de functie
1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op .
2. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Self timer
(5.1.3) en
3. selecteer dan de gewenste vertraging of selecteer
Off in het submenu.
4. Voor het starten van de voorlooptijd de ontspanner
(1.19) aantippen (tot het 1. drukniveau, zie pag.
114).
Aan de voorkant van de camera geeft de – gedu-
rende de eerste 10s bij 12s voorlooptijd – knip-
perende, anders permanent brandende lichtdiode
(1.7) het aflopen van de voorlooptijd aan en op
de monitor wordt deze gelijktijdig teruggeteld.
Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de
functie altijd door indrukken van de
SET
-knop (1.21)
worden afgebroken – de instelling blijft behouden of
wordt door opnieuw aantippen van de ontspanner
weer gestart.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belich-
ting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner,
maar pas direct voor de opname.
158 /
Gegevensoverdracht naar een computer
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
De Leica M9 is compatibel met de volgende bestu-
ringssystemen:
Microsoft
®
: Windows
®
XP/Vista
®
/7
®
Apple
®
Macintosh
®
: Mac
®
OS X (10.6)
Voor het kopiëren van gegevens naar een computer
is de Leica M9 voorzien van een USB-poort 2.0. Dit
maakt de snelle gegevensoverdracht naar computers
met een gelijksoortige interface mogelijk. De gebru-
ikte computer moet een USB-aansluiting (voor de
directe aansluiting van de Leica M9) hebben of met
een kaartlezer voor SD-/SDHC-kaarten zijn uitgerust.
Opmerking:
Bij het gebruik van een USB-verbinding moet op het
volgende worden gelet: bij aansluiting van twee of
meer apparaten op een computer, resp. door middel
van een verdeler (”hub”) of verlengsnoeren, kunnen
functiestoringen ontstaan.
USB-VERBINDING
De Leica M9 maakt met twee verschillende normen
de gegevensoverdracht via USB-snoeren mogelijk.
Daarmee wordt er rekening mee gehouden dat som-
mige programma’s voor de overdracht van gegevens
een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen.
Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera
als een extern station (”massageheugen”) te gebru-
iken.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) USB
connection (4.1.26) en
2.
in het bijbehorende submenu PTP of Mass storage.
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
VOLGENS PTP-PROTOCOL
Als de Leica M9 op PTP is ingesteld en door de aan-
gesloten computer wordt herkend, gaat u als volgt te
werk:
Opmerking:
De gegevensoverdracht volgens PTP-standaard geldt
altijd voor de actieve map van de gebruikte geheu-
genkaart. Wanneer u opnames van andere mappen
wilt bekijken of naar een extern geheugenmedium wilt
kopiëren, moet u de betreffende map activeren (zie
pag. 152).
MET WINDOWS
®
XP/VISTA
®
/7
®
1. Maak met het meegeleverde USB-snoer (C) ver-
binding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica M9
en een USB-bus van de computer. Daarvoor moet
eerst het klepje (1.25) over de bus van de camera
naar beneden worden geopend.
MET WINDOWS
®
XP
Na succesvolle aansluiting verschijnt op de desktop
een melding dat de Leica M9 – als nieuwe hard ware
werd herkend (alleen bij de eerste aansluiting!).
2. Dubbelklik op de melding (na de eerste aansluiting
niet meer nodig).
Er wordt een pull-down menu ”M9 Digital Camera”
geopend voor de gegevensoverdracht-assistent.
3.
Klik op ”OK” en volg de aanwijzingen van de assistent
om van daar de beelden zoals gebruikelijk naar een
map van uw keuze te kopiëren en te openen.
MET WINDOWS
®
VISTA
®
/7
®
Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de
taakbalk de melding over de installatie van de dri-
versoftware voor het toestel.
Gelijktijdig verschijnt op de display van de camera
USB connected.
De succesvolle installatie wordt met nog een dia-
loogvenster bevestigd.
Het menu Automatic Review met verschillende
toestelopties verschijnt.
2. U kunt – zoals gebruikelijk – met behulp van de
Windows-assistent kiezen uit ”Beelden importeren”
of ”Het apparaat voor weergave van de bestanden
openen” om
3. met Windows Verkenner de directory-structuur van
de kaart te openen.
Gegevensoverdracht naar een computer
/ 159
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT MET
MAC
®
OS X (10.6)
1. Maak met het meegeleverde USB-snoer (C) verbin-
ding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica M9 en
een USB-bus van de computer. Daarvoor moet eerst
het klepje (1.25) over de bus van de camera naar
beneden worden geopend.
Bij succesvolle verbinding tussen camera en com
-
puter verschijnt op de display van de camera
USB connection.
2. Open nu op de computer de ”Finder”.
3. In het linker venstergedeelte in de categorie ”Loca-
ties” op ”Programma’s” klikken.
4. Nu in het rechter venstergedeelte het programma
”Digital Images” selecteren.
Het programma wordt geopend en op de pro-
gramma-titelbalk verschijnt de naam ”M9 Digital
Camera”.
5. Nu kunnen de beelden met de knop ”Load” op de
computer worden opgeslagen.
Aansluiting en gegevensoverdracht met de
camera als extern station (Mass storage)
MET WINDOWS-BESTURINGSSYSTEMEN:
Als de Leica M9 via een USB-snoer met de computer
is verbonden, wordt deze als extern station door het
besturingssysteem herkend en wordt een stationslet-
ter toegewezen. Gebruik Windows Verkenner voor het
kopiëren/opslaan van de beelden op uw computer.
MET MAC-BESTURINGSSYSTEMEN:
Als de Leica M9 via een USB-snoer met de computer
is verbonden, verschijnt de geplaatste geheugenkaart
als geheugenmedium op de desktop. Gebruik de Fin-
der voor het kopiëren/opslaan van de beelden op uw
computer.
Belangrijk:
Gebruik uitsluitend het meegeleverde USB-snoer
(C).
Zolang de gegevens van de Leica M9 naar de com-
puter worden gekopieerd, mag de verbinding in geen
geval worden onderbroken door het USB-snoer eruit
te trekken, omdat anders de computer en/of de
Leica M9 kan crashen, evt. kan zelfs de geheugen-
kaart onherstelbaar worden beschadigd.
Zolang gegevens van de Leica M9 naar de computer
worden gekopieerd, mag de camera niet worden
uitgeschakeld of zichzelf door onvoldoende batterij-
spanning uitschakelen, omdat de computer anders
kan‘ crashen. Om dezelfde reden mag de batterij
bij geactiveerde verbinding in geen geval worden
verwijderd. Als de capaciteit van de batterij tijdens
de gegevensoverdracht ten einde loopt. Beëindig de
gegevensoverdracht, schakel de Leica M9
uit (zie
pag. 112) en laadt de batterij op (zie pag. 106).
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
MET KAARTLEZERS
Met een gebruikelijke kaartlezer voor SD-/SDHC-ge-
heugenkaarten kunnen de beeldbestanden ook naar
andere computers worden gekopieerd. Voor compu-
ters met een USB–poort zijn kaartlezers met een USB-
poort verkrijgbaar. Wanneer uw computer van een
PCMCIA-slot is voorzien (vaak bij draagbare model-
len), zijn als alternatief hiervoor kaarten met een
PCMCIA-aansluiting verkrijgbaar. Deze accessoires en
meer informatie vindt u in een computerspeciaalzaak.
Opmerking:
De Leica M9 is van een geïntegreerde sensor voorzien
die de stand van de camera – horizontaal of verticaal
(beide richtingen) – bij elke opname registreert. Deze
informatie maakt het mogelijk dat opnames bij aans-
luitende weergave met programma’s op een computer
(niet op de monitor van de camera!) steeds au to-
matisch rechtop worden getoond.
160 /
Datastructuur op de geheugenkaart
/
Met onbewerkte gegevens DNG werken
DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART
Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar
een computer worden gekopieerd, worden in de vol-
gende map opgeslagen:
In de 100LEICA-, 101LEICA-mappen (enz.) kunnen
maximaal 9999 opnames worden opgeslagen.
MET ONBEWERKTE GEGEVENS DNG WERKEN
Wanneer het gestandaardiseerde en moderne DNG
(Digital Negativ)-formaat is gekozen, is zeer geavan-
ceerde software nodig om de opgeslagen onbewerkte
gegevenste converteren, bijvoorbeeld de professione-
le converter voor onbewerkte gegevens Photoshop
®
Lightroom
®
van de firma Adobe
®
. Deze biedt kwali-
tatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale
kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis
en een verbazingwekkende beeldresolutie mogelijk
maken.
Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf
pa rameters als witbalans, ruisvermindering, gradatie,
scherpte enz. in te stellen en op deze wijze een maxi-
male beeldkwaliteit te realiseren.
Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
kan gratis worden
ge download als u uw Leica M9 op de homepage van
Leica Camera AG registreert. Meer bijzonderheden
staan in het bijlageblad in de verpakking van de
camera.
Installeren van firmware-updates / 161
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling
en optimalisering van zijn producten. Omdat bij digi-
tale camera’s zeer veel functies uitsluitend elektro-
nisch worden gestuurd, kunnen enkele van deze ver-
beteringen en uitbreidingen van functies naderhand in
de camera worden geïnstalleerd.
Hiervoor biedt Leica op onregelmatige tijden zogeno-
emde firmware-updates aan, die u zelf op eenvou dige
wijze van onze homepage naar uw camera kunt down-
loaden, d.w.z. kunt kopiëren:
1. Formatteer een geheugenkaart in uw Leica M9.
2. Schakel de camera uit en plaats de kaart in een
– geïntegreerde of met uw computer verbonden
– SD/SDHC-kaartlezer. (Een lezer is voor firmware-
updates noodzakelijk).
3.
Download het firmware-bestand bijvoorbeeld van de
Leica M9-pagina onder de linknaam ”UPDATES”.
4. Sla het bestand m9-X_xxx.upd in het bovenste
niveau van de mapstructuur van de kaarten op.
X_xxx staat voor de betreffende versie.
5. Verwijder de kaart volgens de regels uit uw kaart-
lezer, plaats de kaart in de camera en sluit de
bo demkap. Schakel de camera in met de hoof-
dschakelaar.
6. Bevestig de vraag die op de monitor verschijnt of
de firmware van de camera naar de versie X_xxx
moet worden bijgewerkt.
Het update-proces duurt ca. 180s. Daarna verschijnt
het verzoek de camera via de hoofdschakelaar
op nieuw te starten.
7. Schakel de camera uit en weer in.
Opmerking:
Wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u
een overeenkomstige waarschuwing.
162 / De systeemaccessoires voor de LEICA M9
OVERIGE ZAKEN
DE SYSTEEMACCESSOIRES VOOR DE LEICA M9
WISSELOBJECTIEVEN
Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aan
-
passing aan snel en onopvallend fotograferen. Het
assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstan-
den van 16 tot 135mm en lichtsterkten tot 1:0,95.
FILTERS
Voor de huidige Leica M-objectieven, die van gestand-
aardiseerde filterschroefdraad zijn voorzien, zijn UVa-
filters en universele polfilters beschikbaar.
OPMERKING:
Leica UV/IR filters, die speciaal voor gebruik op de
Leica M8 en M8.2 werden ontwikkeld, moeten op de
Leica M9 niet worden gebruikt, omdat vooral bij groot
-
hoekobjectieven kleurverschuiving aan de beeldran-
den kan ontstaan.
UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M
De universele groothoekzoeker M van Leica is een uit-
gesproken praktisch accessoire. Deze kan onbeperkt
op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden
gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker van de
camera – met ingespiegelde lichtkaders na bepaling
van de beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstan-
den 16, 18, 21, 24 en 28mm.
De zoeker is voorzien van parallax-compensatie eve-
nals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale
uitlijning van de camera (bestelnr. 12 011).
ZOEKER VOOR 21/24/28MM
De Leica zoeker voor 21/24/28mm-objectieven kan
op alle Leica M-modellen worden gebruikt en toont
met zijn verstelbare optiek naar keuze de beelduits-
nede van de favoriete groothoek-brandpuntsafstanden
21mm, 24mm en 28mm. De kostbare optische opbouw
garandeert een hoge weergavekwaliteit op het niveau
van de zoeker van de Leica M. De vergroting maakt
in combinatie met de pupillenafstand van 15mm, die
geschikt is voor brildragers, een goede herkenbaar-
heid van details en ook een gemakkelijke beoordeling
van het gehele beeldveld mogelijk (bestelnr. 12 013).
SPIEGELZOEKER M
Voor 18-, 21- en 24mm-objectieven zijn spiegel-
zoekers beschikbaar. Ze onderscheiden zich door hun
zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld.
Om de beelduitsnede te bepalen zijn er lichtkaders
zoals in de camerazoeker (bestelnr. 18mm: 12 022
zwart,
12 023 zilver/21mm: 12 024 zwart, 12 025 zilver/
24mm: 12 026 zwart, 12 027 zilver).
ZOEKERLOEP M 1.25X EN M 1.4X
De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x ver-
eenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van
brandpuntsafstanden vanaf 35mm aanzienlijk. Ze
kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en
vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld:
de 0,68x-zoeker van de Leica M9 krijgt met de loep
1.25x een 0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4x
een 0,95-voudige vergroting.
Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidsket-
tinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevesti-
gingsring van de draagriem kan worden gehangen.
De zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. Een
lus aan het foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep
paraat en veilig aan de draagriem van de camera te
houden (bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x).
De systeemaccessoires voor de LEICA M9 / Reserveonderdelen / 163
FLITSAPPARATEN
Het systeem-flitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14
488)
is met een maximaal richtgetal van 58 (bij
105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde
Leica M-objectieven, zie pag. 110) aangestuurde
zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare, twee-
de reflector evenals vele overige functies zowel een
krachtig als veelzijdig apparaat. Dankzij een vast
ingebouwde flitsvoet met extra regel – en signaal-
contacten, die voor de automatische overdracht van
een hele reeks gegevens en instellingen zijn, is het
zeer eenvoudig te bedienen.
Het systeem-flitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr.
14 444) is met zijn compacte afmetingen en op de
ca mera afgestemd design bijzonder geschikt. Het
bezit evenals de Leica SF 58 een vast ingebouwde
flitsvoet met alle contacten en onderscheidt zich door
de eenvoudige bediening.
HANDGREEP M9
Als praktisch accessoire wordt de handgreep M9 voor
een goede hantering en met één hand dragen van de
Leica M8 geadviseerd. Deze wordt in plaats van de
standaard bodemkap aangebracht. (Bestelnr. 14.486
zwart, 14 490 staalgrijs).
CORRECTIELENZEN
Voor optimale aanpassing van het oog aan de
zoeker van de camera bieden wij correctielenzen
aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch):
±0,5/1/1,5/2/3.
FOTOTASSEN
Voor de Leica M9 zijn er twee neopreen-paraattassen
met verschillende voorvakken voor objectieven van
verschillende lengte, een klassieke paraattas van leer
en een protector, die op de gebruikelijke paraattas lijkt.
Deze protector garandeert ook bij het fotograferen de
bescherming van de camerabody (bestelnr. 14 867
kort, 14 868 lang, 14 872 leer, 14 869 protector).
Bovendien zijn er voor omvangrijke camera-uitrustingen
de klassieke Billingham combinatietassen van water-
dicht textiel. Deze biedt plaats aan twee body’s met
twee objectieven of één body met drie objectieven.
Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde hand-
greep M9 is voldoende plaats. Een vak met ritssluiting
biedt tevens plaats aan een flitser Leica SF 24D evenals
overige accessoires (bestelnr. 14 854 zwart, 14 855
kaki).
RESERVEONDERDELEN Bestelnr.
Camera-bajonetdeksel ..................................... 14 195
Draagriem ........................................................ 14 312
Lithium-ionen batterij ....................................... 14 464
Compact oplaadapparaat, (met EU/USA
netsnoeren, autolaadsnoer) ............................. 14 470
Netsnoer voor AUS en UK .................. 14 422/14 421
USB-snoer, (2 m, 4- op 6-polig) ....... 420-200.023-000
164 / Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN ONDERHOUD Algemene voorzorgsmaatregelen
Gebruik de Leica M9 niet in de onmiddellijke
nabijheid van apparatuur met sterke magneetvelden
en
elektrostatische of elektromagnetische velden
(zoals
inductie-ovens, magnetrons, monitoren van
tv of computer, videospelletjes, mobiele telefoons,
zendapparatuur).
Wanneer u de Leica M9 op een televisie plaatst
of in de onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het
magneetveld beeldregistraties verstoren.
Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van
mobiele telefoons.
Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of
grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gege-
vens beschadigen, resp. de opnames verstoren.
Gebruik de Leica M9 niet in de onmiddellijke
nabijheid van radiozenders of hoogspanningslei-
dingen. Hun elektromagnetische velden kunnen de
beeldregistraties eveneens verstoren.
Als de Leica M9 door het effect van elektromagne-
tische velden niet goed functioneert, deze uitscha-
kelen, de batterij verwijderen en daarna de batterij
weer plaatsen en de camera weer inschakelen.
Bescherm de Leica M9 tegen contact met insecten-
spray en andere agressieve chemicaliën. Benzine,
verdunner en alcohol mogen ook niet voor reiniging
worden gebruikt.
Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de
bo dy van de Leica M9 resp. de coating bescha-
digen.
Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemi-
caliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de
Leica M9 in contact blijven.
Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M9 kan
binnendringen, bijv. aan het strand. Zand en stof
kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen.
Let hier vooral op bij het vervangen van objectieven
en kaarten.
Zorg ervoor dat geen water in de Leica M9 kan
binnendringen, bijv. bij sneeuw, regen of aan het
strand. Vocht kan tot verkeerde functies leiden en
zelfs onherstelbare schade aan de Leica M9 en de
geheugenkaart veroorzaken.
Als er spetters zout water op de Leica M9 zijn
ge komen, een zachte doek eerst met leidingwater
be vochtigen, deze stevig uitwringen en hiermee de
ca mera afwissen. Daarna met een droge doek goed
nawrijven.
Onderhoud / 165
MONITOR
De productie van de monitor vindt plaats in een zeer
nauwkeurig proces. Zo wordt gegarandeerd dat van de
in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995%
correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd
helder is. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de
beeldweergave niet nadelig.
Wanneer de Leica M9 aan grote temperatuurscho-
mmelingen wordt blootgesteld, kan zich condens op
de monitor vormen. Wis deze voorzichtig met een
zachte, droge doek af.
Als de Leica M9 bij het inschakelen zeer koud is,
kan de monitor aanvankelijk enigszins donkerder
zijn dan normaal. Zodra deze warmer wordt, bereikt
de monitor weer zijn normale helderheid.
SENSOR
Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten
veroorzaken.
CONDENSATIEVOCHT
Als zich condens op of in de Leica M9 heeft
ge vormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer 1
uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer-
en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de
condens vanzelf.
ONDERHOUD
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem
voor micro-organismen vormt, moet de uitrusting
zorgvuldig worden schoongehouden.
VOOR DE CAMERA
Reinig de Leica M9 uitsluitend met een zachte,
droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met een
sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd – en
vervolgens met een droge doek worden afgeveegd.
Camera en objectief worden voor het verwijderen
van vlekken en vingerafdrukken met een schone,
pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegan-
kelijke hoeken van de camerabody kan met een
klein penseel worden verwijderd. Daarbij mogen de
sluiterlamellen niet worden beschadigd, bijv. met de
schacht van het penseel.
Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica M9 zijn gesmeerd. Denk eraan als
u de camera langere tijd niet gebruikt: de came-
ra ongeveer elke drie maanden meerdere keren
ontspannen om verharsen van de smeerpunten
te voor
komen. Ook is het raadzaam alle overige
bedienings
elementen, zoals bijv. de beeldveldkiezer,
regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook de
afstandsinstelring en diafragma-instelring van de
objectieven moet regelmatig worden bewogen.
Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering
(1.10) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan.
Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de
bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog!
166 / Onderhoud
VOOR OBJECTIEVEN
Op de buitenlenzen van het objectief moet het
verwijderen van stof met het zachte haarpenseel
normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling
kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd
smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen
van binnen naar buiten voorzichtig worden gereini-
gd. Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar
in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende
verpakking worden bewaard en bij temperaturen
tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit
strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met
chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen
niet worden gebruikt omdat ze het objectiefglas
kunnen beschadigen.
Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering
(1.11) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan.
Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de
bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog!
Optimale bescherming van frontlenzen bij
ongunsti
ge opnameomstandigheden (bijv. zand,
spetters
zout water!) verkrijgt u met kleurloze
UVa-filters. Er moet echter rekening mee worden
gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties
en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste
reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd geadvi-
seerde gebruik van een tegenlichtkap biedt extra
bescherming tegen ongewenste vingerafdrukken
en regen.
VOOR DE BATTERIJ
De oplaadbare lithium-ionen batterijen genereren
stroom door interne chemische reacties. Deze
re acties worden ook door de buitentemperatuur en
luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage tempe-
raturen verkorten de verblijftijd en levensduur van de
batterijen.
Verwijder in principe de batterij als u de Leica M9
langere tijd niet gebruikt. Anders kan de batterij
na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de
spanning daalt sterk, omdat de Leica M9, zelfs
wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe rust-
stroom verbruikt (voor de opslag van de datum).
Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk
opgeladen toestand worden bewaard, d.w.z. niet
volledig ontladen of volledig opgeladen volgens de
indicatie op de monitor (1.32). Bij zeer langdurige
opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar
gedurende ca. 15 minuten worden opgeladen om
diepe ontlading te vermijden.
Houd de batterijcontacten steeds schoon en vrij.
Lithium-ionen batterijen zijn weliswaar tegen korts-
luiting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet
in aanraking laten komen met metalen voorwerpen
als paperclips of sieraden. Een kortgesloten batterij
kan zeer heet worden en ernstige brandwonden
veroorzaken.
Als een batterij valt, controleert u daarna de body
en contacten op eventuele schade. Het plaatsen
van een beschadigde batterij kan de Leica M9
beschadigen.
Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, over-
verhitting of lekkages van vloeistof optreden, moet
onmiddellijk de accu uit de camera of acculader
worden verwijderd en moet deze worden vervan-
gen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er anders
een reëel risiko voor oververhitting met brand- en/
of explosiegevaar!
Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de
accu uit de buurt van warmtebronnen te houden.
De lekkende vloeistof kan gaan branden!
Een veiligheidsventiel in de accu zorgt ervoor dat bij
onjuiste omgang met de accu eventuele overdruk
gecontroleerd kan ontwijken.
Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur.
Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamel-
punt voor correcte recycling.
Deze accu‘s mogen niet voor langere tijd aan hitte
of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of
water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze
accu‘s nooit in een magnetron of in een omgeving
onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar
voor brand of explosie!
Onderhoud / 167
VOOR HET OPLAADAPPARAAT
Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-
ontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst wor-
den verstoord, zorg voor een afstand van minimaal
1m tussen de apparaten.
Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit
geluid (”zoemen”) veroorzaken – dit is normaal en
geen storing.
Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als
dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batte-
rij (zeer weinig) stroom verbruikt.
Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds
schoon en maak nooit kortsluiting.
Zorg ervoor dat de acculader wordt opgeslagen bij
temperaturen tussen de -40 en +70°C.
VOOR GEHEUGENKAARTEN
Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheu-
genkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden
verwijderd, de Leica M9 mag niet worden uitge
scha-
keld en niet aan schokken worden blootgesteld.
Geheugenkaarten moeten als bescherming in prin-
cipe uitsluitend in het meegeleverde antistatische
foedraal worden bewaard.
Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze
aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneet-
velden of statische ontlading worden blootgesteld.
Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet,
omdat deze anders beschadigd kan worden en de
opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan.
Verwijder in principe de geheugenkaart als u de
Leica M9 langere tijd niet gebruikt.
Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de
ge heugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof
en vocht.
Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te
formatteren, omdat voor de fragmentering bij het
wissen enige geheugencapaciteit nodig kan zijn.
Opmerkingen:
Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de
kaart niet onherroepelijk verloren. Alleen de direc-
tory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna
door het opslaan van nieuwe gegevens worden
overschreven, zijn echt definitief gewist.
Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames
altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugen-
medium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw
computer. Dit geldt vooral als de camera bij een
service geval samen met de geheugenkaart wordt
opgestuurd.
Afhankelijk van het type geheugenkaart dat wordt
gebruikt, kan het formatteren 3 minuten duren.
168 / Reinigen van de sensor
REINIGEN VAN DE SENSOR
Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas
hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, door
donkere punten of vlekken op de opnames zichtbaar
worden.
De Leica M9 kan tegen kosten voor reiniging van de
sensor naar de Customer Service van Leica Camera AG
(adres: zie pag. 177) worden gestuurd, deze reiniging
valt niet onder de garantie.
U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen, hiervoor
dient de menufunctie Sensor-Reinigung. Toegang tot
de sensor vindt plaats via de opengehouden sluiter.
Opmerkingen:
In principe geldt: op de Leica M9 moet als bescher-
ming tegen het binnendringen van stof enz. in het
binnenwerk van de camera altijd een objectief of de
kap van de body zijn geplaatst.
Om dezelfde reden moet het verwisselen van een
objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaats-
vinden.
Omdat onderdelen van kunststof enigszins statisch
worden opgeladen en dan in toenemende mate stof
aantrekken, moeten kappen van de objectieven en
body slechts kort in de zakken van kleding worden
bewaard.
Instellen van de functie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Sensor
cleaning (4.1.21).
• Het betreffende submenu verschijnt.
2. Bevestig – bij voldoende capaciteit van de batterij,
d.w.z. bij minstens 60% - in het submenu de functie.
• Een volgend submenu verschijnt.
Opmerking:
Wanneer de batterijcapaciteit echter minder is, ver-
schijnt in plaats daarvan de waarschuwing
Attention
Battery too low for sensor clea
ning
als melding dat de
functie niet beschikbaar is, d.w.z. ja niet kan wor-
den gekozen
3. Druk de ontspanner (1.19) in. De sluiter opent en
blijft vervolgens open.
4. Voer de reiniging uit. Neem daarbij beslist de vol-
gende aanwijzingen in acht:
Opmerkingen:
Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten
in spectie en reiniging van de sensor zo mogelijk in
een stofvrije ruimte plaatsvinden.
Bij de inspectie voor en na de reiniging is een loep
met 8-voudige of 10-voudige vergroting zeer behul-
pzaam.
Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt. geïo-
niseerd gas zoals lucht of stikstof van het sensor-af-
dekglas worden geblazen. Hiervoor kan een (rubber-)
blaasbalg zonder penseel worden gebruikt. Ook
speciale, drukloze reinigingsspray’s zoals ”Tetenal
Antidust Professional” kunnen volgens de gebruik-
saanwijzing worden gebruikt.
Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze
niet zijn te verwijderen, kunt u contact opnemen
met de Leica informatiedienst (adres: zie pag. 177).
Als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter terug-
loopt tot minder dan 40%, verschijnt op de monitor de
waarschuwing
Attention
Battery low Switch off camera
.
Gelijktijdig volgt een aanhoudende pieptoon die
alleen door uitschakelen van de camera kan worden
beëindigd. Door het uitschakelen wordt ook de slui-
ter weer gesloten.
Let er beslist op het sluitvenster in zo’n geval vrij te
houden, d.w.z. om schade te voorkomen geen voor-
werp het sluiten van de sluiter verhindert!
Reinigen van de sensor / 169
Belangrijk:
Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade
die door de gebruiker bij het reinigen van de sensor
wordt veroorzaakt.
Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het
sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes
speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken
veroorzaken.
Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet
worden gebruikt omdat deze ook schade kunnen
veroorzaken.
Voorkom zorgvuldig dat het sensoroppervlak bij
inspectie en reiniging met een of ander hard voor-
werp in aanraking komt.
170 / Opbergen
OPBERGEN
Wanneer u de Leica M9 langere tijd niet gebruikt,
wordt geadviseerd
a. deze uit te schakelen (zie pag. 112),
b. de geheugenkaart te verwijderen (zie pag. 109)
en
c. de batterij te verwijderen (zie pag. 122), (na
uiter lijk 3 maanden gaan de ingevoerde tijd en
datum verloren, zie pag. 108).
Een objectief werkt als een brandglas als het volle
zonlicht frontaal op de camera staat. De camera
moet daarom in geen geval zonder bescherming
tegen de felle zon worden weggelegd. Het plaatsen
van een objectiekap, het opbergen van de camera
in de schaduw (of gelijk in de tas) kan ertoe bijdra-
gen interne schade aan de camera te voorkomen.
Bewaar de Leica M9 bij voorkeur in een gesloten en
gestoffeerde houder, zodat er niets tegenaan kan
schuren en stof op afstand wordt gehouden.
Bewaar de Leica M9 op een droge, voldoende
ge
ventileerde plaats die bescherming biedt tegen
hoge
temperatuur en vochtigheid. De Leica M9
moet bij gebruik in een vochtige omgeving voor de
opslag beslist vrij zijn van alle vocht.
Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moe-
ten worden leeggemaakt om beschadiging van uw
uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende
restanten leerlooimiddel uit te sluiten.
Ter berscherming tegen schimmelvorming (fungus)
bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat
moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan de
zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in
afgesloten koffers of tassen is slechts aan te beve-
len als bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel,
wordt gebruikt.
Bewaar de Leica M9 ter vermijding van schimmel-
vorming ook niet langere tijd in een leren tas.
Noteer het fabricagenummer van uw Leica M9 (op
de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven,
omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk
zijn.
Storingen en oplossingen / 171
STORINGEN EN OPLOSSINGEN
1.
De Leica M9 reageert niet op het inschakelen.
1.1 Is de batterij goed geplaatst?
1.2 Is de batterijconditie voldoende?
Gebruik een opgeladen batterij.
1.3 Is de bodemkap goed geplaatst?
2. Onmiddellijk na het inschakelen schakelt de
Leica M9 zichzelf weer uit.
2.1 Is de batterijconditie voldoende voor werking van
Leica M9?
Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij.
2.2 Is er sprake van condens? Dit komt voor als de
Leica M9 van een koude naar een warme plaats
wordt gebracht.
Wacht tot de condens is verdampt.
3. De Leica M9 laat zich niet ontspannen.
3.1 Er worden net beeldgegevens naar de geheugen-
kaart gekopieerd en het buffergeheugen is vol.
3.2 De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldo-
ende en het buffergeheugen is vol. Wis niet meer
benodigde opnames voordat u nieuwe maakt.
3.3 Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffer-
geheugen is vol.
4. De opname kan niet worden opgeslagen.
4.1 Is een geheugenkaart geplaatst?
4.2
De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende.
Wis niet meer benodigde opnames voordat u
nieuwe maakt.
5. De monitor is te licht of te donker.
5.1 De kwaliteit van het monitorbeeld wordt onder
een grote hoek in principe minder.
Als u loodrecht op de monitor kijkt en het beeld
is te donker of te licht: past u de helderheid aan
1
.
6. De zojuist gemaakte opname wordt niet op de
monitor getoond.
6.1 Is (bij instelling van de Leica M9 in de opname-
modus) de functie Auto review-functie ingescha-
keld?
2
7. De opname kan niet worden getoond.
7.1 Is een geheugenkaart geplaatst?
7.2 Er zijn geen gegevens op de geheugenkaart.
8. Ondanks aansluiting op een computer zijn de
gegevens niet te kopiëren.
8.1 Controleer of computer en camera goed met
elkaar zijn verbonden.
9. De tijd en datum zijn onjuist resp. niet meer
aanwezig.
9.1 De Leica M9 werd langere tijd niet gebruikt; voo-
ral bij verwijderde batterij.
1. Plaats een volledig opgeladen batterij.
2. Stel datum en tijd in.
1
Met het snapshot-profiel niet mogelijk
2
Met het snapshot-profiel in principe ingeschakeld
172 / Trefwoordenregister
TREFWOORDENREGISTER Pagina
Accessoires ............................................................ 162
Correctielenzen ................................................. 163
Filters ................................................................ 162
Flitsapparaten .................................................... 163
Fototassen ......................................................... 163
Handgreep M9 ................................................... 163
Spiegelzoeker M ................................................ 162
Universele groothoekzoeker M .......................... 162
Wisselobjectieven .............................................. 162
Zoekerloep M 1.25x/M 1.4x .............................162
Afstandsinstelling ................................................... 134
Afstandsmeter ................................................... 134
Deelbeeldmethode.............................................134
Instelring .............................................................. 96
Meetveld ............................................................ 134
Mengbeeldmethode ........................................... 134
Batterij
Indicaties batterijconditie .................................. 108
Opladen ............................................................. 106
Plaatsen/verwijderen ........................................ 108
Beeldeigenschappen (contrast, scherpte,
kleurverzadiging) .................................................. 129
Beeldfrequentie ...................................................... 115
Beeldveldkiezer ...................................................... 132
Bekijken van de opname (in de opnamemodus,
direct na de opname) ........................................... 113
Met de Auto review-functie
(automatische weergave) .................................113
Met de PLAY-functie .................................113/150
Pagina
Belichting/belichtingsmeter ..................................135
Belichtingscorrecties ......................................... 137
Filmgevoeligheid ................................................ 142
Handmatige instelling ........................................ 140
Inschakelen ....................................................... 135
Meetbereik ........................................................ 142
Onder en boven het meetbereik ......................142
Snapshot-profiel ...............................100/141/149
Tijdautomaat ...................................................... 136
Uitschakelen ...................................................... 135
Benaming van de onderdelen ................................... 96
Beschermen van opnames/opheffen van de
wisbescherming ................................................... 154
Compressiepercentage .......................................... 125
Contrast, zie beeldeigenschappen
Correctielenzen ...................................................... 163
Datastructuur op de geheugenkaart .....................160
Diafragma-instelring ................................................. 96
Draagriem .............................................................. 106
Filters ..................................................................... 162
Firmware-downloads .............................................. 161
Flitsapparaten ................................................141/163
Flitsmodus ............................................................. 143
Synchronisatie ...........................................147/148
Formatteren van de geheugenkaart ....................... 157
Fototassen ............................................................. 163
Trefwoordenregister / 173
Pagina
Gegevensoverdracht naar een computer ...............158
Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ............... 109
Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding)
.....123
Gevoeligheid ..................................................128/142
Instellen ............................................................. 128
Histogram .............................................................. 118
Hoofdschakelaar .................................................... 112
In-/uitschakelen .................................................... 112
Indicaties
In de zoeker ......................................................... 98
Op de monitor ...................................................... 99
Informatiedienst, Leica...........................................177
Internet/Leica homepage ...................................... 177
ISO-filmgevoeligheid .............................................. 128
Kleurverzadiging, zie beeldeigenschappen
Leveringsomvang ..................................................... 95
Lichtkader-meetzoeker ..................................131/133
Menu ...................................................................... 119
Menupunten ...................................................102/103
Menutaal ................................................................ 122
Monitor .................................................................. 117
Helderheid instellen ........................................... 117
Opbergen van de Leica M9 ....................................170
Opname- en weergavemodi ....................................113
Onderdelen, benaming van de.................................. 96
Pagina
Ontspanner, zie ook sluiter en technische
gegevens ......................................................114/176
Objectieven, Leica M..............................................110
Plaatsen en verwijderen .....................................111
Opbouw ............................................................... 96
Gebruik van aanwezige objectieven ...................110
Onderhoud ............................................................ 165
Onbewerkte gegevens....................................125/160
Uitschakeling, automatische .................................. 123
Resolutie ................................................................ 125
Reserveonderdelen ................................................ 163
Ruisvermindering .................................................. 128
Reparatie/Leica Customer-Service ........................177
Scherpte, zie beeldeigenschappen
Scherptediepteschaal .............................................. 96
Serieopnames ........................................................ 115
Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens
Snapshot-profiel .................................... 100/141/149
Storingen en oplossingen ....................................... 171
Technische gegevens ............................................. 174
Tijd en datum ......................................................... 122
Tijdautomaat .......................................................... 136
Tijd/diafragma-combinatie, zie belichtingsinstelling
Tijd-instelknop ....................................................... 116
Terugzetten van alle individuele
menu-instellingen ................................................. 149
Pagina
Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus .....150/151
USB-verbinding ...................................................... 158
Vasthouden van de camera, juist ........................... 130
Vergroten, zie weergavemodus en bekijken
van opname
Volume, instellen van de knopbevestigingstonen
(terugmelding) ...................................................... 123
Voorzorgsmaatregelen ........................................... 164
Waarschuwingen ...................................................... 94
Weergavemodus .................................................... 150
Afzonderlijke opnames ...................................... 150
Gelijktijdig vier/negen afzonderlijke opnames ..151
Uitsnede, keuze van ........................................... 151
Vergroten ........................................................... 151
Wisselobjectieven ..........................................110/162
Wissen van de opname .......................................... 153
Alle opnames op de geheugenkaart ...................153
Afzonderlijke opnames ...................................... 153
Witbalans ............................................................... 126
Zelfontspanner ....................................................... 157
Zoeker ............................................................131/133
Indicaties ............................................................. 98
Lichtkader ......................................... 131/132/133
Opzetbare zoeker
Spiegelzoeker M .............................................. 162
Universele groothoekzoeker M ........................ 162
Zoekerloep M 1.25x/M 1.4x ...........................162
174 / Technische gegevens
TECHNISCHE
GEGEVENS EN
TOESTELBESCHRIJVING
Cameratype Compacte digitale meetzoeker-
systeemcamera.
Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra sen-
sor voor 6-bit codering.
Objectiefsysteem Leica M-objectieven van
16–135mm.
Opnameformaat/beeldsensor 5270 x 3516 pixel
(18,5 Mpixel) CCD-chip, actief opp. ca. 23,9 x 35,8mm/
5212 x 3472 pixel (18Mpixel) (komt overeen met het
bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen).
Resolutie Naar keuze, DNG™: 5212 x 3472 pixels
(18MP), JPEG: 5212 x 3472 (18MP), 3840 x 2592
(10MP), 2592 x 1728 (4,5MP), 1728 x 1152 (2MP),
1280 x 846 pixels (1MP).
Dataformaten DNG™ (onbewerkte gegevens), naar
keuze ongecomprimeerd of licht gecomprimeerd (door
niet-lineaire reductie van de kleurintensiteit), 2 JPEG-
compressieniveaus.
Bestandsgrootte DNG™: gecomprimeerd 18MB,
ongecomprimeerd 36MB, JPEG: circa 2–10MB.
Kleurruimten Adobe
®
RGB, sRGB.
Witbalans Automatisch, handmatig, 7 voorinstel-
lingen, instelling kleurtemperatuur.
Geheugenmedium SD-kaarten tot 2GB/SDHC-
kaarten tot 32GB.
Menutalen Duits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans,
Japans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees,
Russisch.
Compatibiliteit Windows
®
XP/Vista
®
/7
®
;
Mac
®
OS X (10.6)
Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het ob jectief
(TTL), in het midden geaccentueerd voor het actuele
diafragma. In het midden geaccentueerde TTL-meting
voor flitsbelichting met systeemconforme SCA 3000/2
Standard flitsapparaten.
Meetprincipe Gemeten wordt het door lichte lamel-
len van het 1. sluitergordijn gereflecteerde licht.
Meetbereik (bij ISO 160/23°) Komt bij kamertempe-
ratuur en normale luchtvochtigheid overeen met EV
0 tot 20 resp. diaf. 1,0 en 1,2s tot diaf. 32 en
1
/
1000
s.
Knipperen van de linker, driehoekige LED in de zoeker
geeft een waarde onder het meetbereik aan.
Meetcel voor aanwezige licht (permanent licht
me tingen) Silicium-fotodiode met convergerende lens
in het midden op de camerabodem.
Gevoeligheidsbereik ISO 80/19° tot ISO 2500/35°,
in
1
/
3
ISO-trappen instelbaar, met tijdautomaat A
en handmatige belichtingsinstelling naar keuze
automatische regeling of handmatige instelling, met
snapshot-profiel automatische regeling.
Belichtingsmodus Naar keuze automatische rege-
ling van de sluitertijd bij handmatige keuze diafragma
– tijdautomaat
A
– met digitale indicatie of handma-
tige instelling van sluitertijd en diafragma en verge-
lijking met LED-lichtschaal met indicatie van de juiste
belichting resp. tendens tot overbelichting/bewegings-
onscherpte (alleen met snapshot-profiel).
Technische gegevens / 175
Flits-belichtingsregeling
Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen
met midden- en stuurcontacten.
Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede
sluitergordijn.
Flitssynchronisatietijd =
1
/
180
s; langere sluiter-
tijden mogelijk.
Flits-belichtingsmeting (met SCA-3501/3502 adap-
ter resp. SCA-3000 standaard flitsapparaat, bijv. Leica
SF 24D/Leica SF 58) Regeling met meting van in het
midden geaccentueerde TTL-voorflits.
Flits-meetcel 2 silicium-fotodiodes met convergeren-
de lens op de camerabodem.
Flits-belichtingscorrectie ±3
1
/
3
EV in
1
/
3
EV-
stappen op de SCA-3501/3502-adapter instelbaar.
Op de Leica SF 24D zijn bij computerregeling ±3EV in
1
/
3
EV-stappen resp. van 0 tot –3EV in 1EV-stappen/
op de Leica SF 58 in alle modi ±3EV in
1
/
3
EV-stappen
instelbaar.
Indicaties in flitsmodus Paraatstatus: door voort-
durend branden van de LED als flitssymbool in de
zoeker, voortgangscontrole: door het blijven branden
of tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname
en indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan
van de LED.
Zoeker
Zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoe-
ker met parallax-compensatie.
Oculair Afgestemd op –0,5 dptr. Correctielenzen
verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing Door inspiegeling van telkens
twee lichtkaders: Voor 35 en 135mm of voor 28 en
90mm of voor 50 en 75mm. Automatisch inspiegelen
bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de
beeldveldkiezer kan elk gewenst kaderpaar worden
ingespiegeld.
Parallax-compensatie Het horizontale en verticale
verschil tussen zoeker en objectief wordt overeen-
komstig de betreffende afstandsinstelling automatisch
gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker
komt automatisch overeen met de door het objectief
geregistreerde uitsnede.
Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijke
beeld De grootte van het lichtkader komt bij een
instelafstand van 1 meter exact overeen met de sen-
sorgrootte van ca. 23,9 x 35,8mm. Bij instelling op
oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand
ca. 7,3% (28mm) tot 18% (135mm) meer door de
sensor geregistreerd dan het lichtkader toont, omge-
keerd bij kortere instelafstanden dan 1m iets minder.
Vergroting (bij alle objectieven) 0,68-voudig.
Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbe-
eldafstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld
als helder vlak gemarkeerd.
Effectieve meetbasis 47,1mm (mechanische meet-
basis 69,25mm x zoekervergroting 0,68x).
Indicaties
In de zoeker (onderste rand) LED-symbool voor
flitsstatus. LED als digitale indicatie in vier posities en
zeven segmenten met boven- en onderliggende pun-
ten, indicatiehelderheid van het omgevingslicht aange-
past voor: waarschuwing bij belichtingscorrecties van
de automatisch gevormde sluitertijd bij tijdautomaat,
aanduiding voor gebruik van het meetwaardegeheu-
gen, waarschuwing voor waarden boven en onder het
meetbereik bij tijdautomaat en verloop van sluiter-
tijden langer dan 2s.
LED-lichtschaal met twee driehoekige LED’s en een
ronde LED in het midden bij handmatige instelling van
de belichting. Driehoekige LED’s geven de noodza-
kelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring
als de instelknop van de sluitertijden. Ook voor waar-
schuwing bij waarden boven of onder het meetbereik.
Op achterwand 2,5“ monitor (kleuren-TFT-LCD) met
230.000 pixels, indicaties zie pag. 98.
176 / Technische gegevens
Sluiter en ontspanning
Sluiter Door microprocessor gestuurde, bijzonder
zachte spleetsluiter van metalen lamellen met verti-
caal verloop.
Sluitertijden Voor tijdautomaat (A) continuaanpas-
baar van 32s t/m
1
/
4000
s. Voor handmatige instelling
van 8s t/m
1
/
4000
s in halve stappen,
B
voor lange
belichting (≤ 240s, in verbinding met de zelfontspan-
ner T, d.w.z. 1e keer ontspannen = sluiter opent, 2e
keer ontspannen = sluiter sluit),
(
1
/
180
s) snelste slu-
itertijd voor flitssynchronisatie.
Spannen van de sluiter Door geïntegreerde, gelu-
idsarme motor, naar keuze pas na loslaten van de
ontspanner.
Serieopname ca. 2 beelden/s, ≤ 8 beelden in serie.
Ontspanner Drietraps: activering van de belichtin-
gsmeting – meetwaardegeheugen (bij tijdautomaat)
– ontspanning. Standaard schroefdraad voor draa-
dontspanner is geïntegreerd.
Zelfontspanner Voorlooptijd naar keuze 2 (bij tijdau-
tomaat en handmatige instelling van de belichting) of
12s (via menu instelbaar), indicatie door knipperende
lichtdiode (LED) aan de voorzijde van de camera eve-
nals indicatie op de monitor.
In-/uitschakelen van de camera Met de hoofdscha-
kelaar op de afdekkap van de camera naar keuze
automatisch uitschakelen van de camera-elektronica
na ca. 2/5/10 min., opnieuw activeren door aantip-
pen van de ontspanner.
Voeding 1 lithium-ionen batterij, nom. spanning
3,7V,
capaciteit 1900mAh. Indicatie van de capaciteit op de
monitor, bij geopend gehouden sluiter (voor reiniging
sensor) bovendien akoestische waarschuwing bij
onvoldoende capaciteit.
Oplaadapparaat Ingangen: wisselspanning 100–240V,
50/60Hz, automatische omschakeling of gelijkspan-
ning 12/24V; uitgang: gelijkspanning 4,2V, 800mA.
Camerabody
Materiaal Volledig metalen body van gegoten magne-
sium met elektro-kathodische dompellak, overtrek van
kunstleer. Afdekkap en bodemkap van messing, zwart
of staalgrijs gelakt.
Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide licht-
kaders steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor
het vergelijken van uitsneden).
Statiefschroefdraad
1
/
4
(
1
/
4
¼“) DIN van edelstaal
in bodemkap.
Gebruiksomstandigheden 0 tot +40°C
Aansluiting 5-polige mini USB-bus 2.0 High-Speed
voor snelle gegevensoverdracht.
Afmetingen (breedte x diepte x hoogte)
ca. 139 x 37 x 80mm
Gewicht ca. 585g (met batterij)
Leveringsomvang Oplaadapparaat 100–240V met
2 netsnoeren (Euro, USA, op enkele exportmarkten
afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithium-ionen batterij,
USB-snoer, draagriem.
Wijziging in constructie, uitvoering en aanbod voor-
behouden.
Service / 177
LEICA ACADEMIE
Naast hoogwaardige producten uit de topklasse voor
observatie tot en met weergave bieden wij reeds vele
jaren als bijzondere service in de Leica Akademie
praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. Hier
kunnen zowel beginners als gevorderde foto-enthou-
siastelingen kennis vergaren over fotografie, projectie
en vergroting.
De inhoud van de cursussen – die in modern uitge-
ruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in het
nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd
door een hoog opgeleid team van vakdocenten –
varieert van algemene fotografie tot interessante
specialisaties en omvat een overvloed van suggesties,
informatie en adviezen voor de praktijk.
Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma
zijn verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack-Str. 11
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-421
Fax: +49 (0) 6442-208-425
LEICA OP INTERNET
Actuele informatie over producten, wetenswaardig-
heden, evenementen en de onderneming Leica krijgt
u op onze homepage op internet onder:
http://www.leica-camera.com
LEICA INFORMATIEDIENST
Technische vragen over toepassingen met Leica-pro-
ducten, ook over de meegeleverde software, worden
schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door
de Leica gebruikersdienst:
Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen
is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens
d.m.v. het contactformulier op de website van Leica
Camera AG (zie hieronder) aan ons richten.
Leica Camera AG
Gebruikersservice/Software-support
Postfach 1180
D-35599 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108
Fax: +49 (0) 6442-208-490
LEICA KLANTENDIENST
Voor het onderhoud van uw Leica uitrusting alsmede
in geval van schade kunt u gebruik maken van de
Customer Service van Leica Camera AG of de repara-
tieservice van een nationale vertegenwoordiging van
Leica (voor adressenlijst zie Garantiebewijs). Wend u
tot een erkende Leica-speciaalzaak.
Leica Camera AG
Customer Service
Solmser Gewerbepark 8
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-189
Fax: +49 (0) 6442-208-339

Documenttranscriptie

LEICA M9 / M9-P Notice d’utilisation/ Gebruiksaanwijzing Illustrations a l’interieur des pages de garde Afbeeldingen op de binnenkant van de voor- en achterflappen LEICA M9 / M9-P NotICE d’utILIsAtIoN Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 90–177 Voorwoord Geachte klant, Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M9 en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoeker-camera een uitstekende keuze gemaakt. wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica M9. om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. deze handleiding werd op 100 % chloorvrij-gebleekt papier gedrukt, waarvan het kostbare productieproces het oppervlaktewater ontziet en daarmee het milieu spaart. 90 / Voorwoord InhoUdsopGaVe Voorwoord ............................................................... 90 waarschuwende opmerkingen ................................. 94 Juridische opmerkingen ........................................... 94 Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur ....................................... 94 Leveringsomvang ..................................................... 95 Benaming van de onderdelen ................................... 96 de indicaties In de zoeker ......................................................... 98 op de monitor...................................................... 99 de menupunten In het hoofdmenu .............................................. 102 In het opnameparameter-menu ......................... 103 Verkorte handleiding .............................................. 104 Uitvoerige handleiding Voorbereidingen aanbrengen van de draagriem ......................... 106 opladen van de batterij ................................... 106 Batterij in de camera plaatsen/ uit de camera verwijderen ............................. 108 Indicaties batterijconditie ................................ 108 plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart ............................................... 109 Leica M-objectieven ......................................... 110 plaatsen van een objectief ............................. 111 Verwijderen van een objectief ....................... 111 92 / Inhoudsopgave de belangrijkste instellingen/ bedieningselementen In- en uitschakelen van de camera/ de hoofdschakelaar ....................................... 112 Kiezen van de opname- en weergavemodi ....... 113 Qua tijd onbegrensde weergave .................... 113 automatische weergave van telkens de laatste opname ............................................ 113 de ontspanner ................................................. 114 serieopnames ............................................... 115 de tijd-instelknop ............................................ 116 de monitor....................................................... 117 Instellen van de helderheid ............................ 117 Indicatie van basisinstellingen/ gegevens in de opnamemodus..................... 117 Indicatie van de opnamegegevens in de weergavemodus ...................................... 117 het histogram ................................................ 118 het menu ......................................................... 119 hoofdmenu ................................................... 119 opnameparameter-menu ............................... 119 Instellen van de menufuncties ....................... 120 Voorinstellingen Camera-basisinstellingen Menutaal ..................................................... 122 datum en tijd ............................................... 122 automatische uitschakeling ......................... 123 Knopbevestigingstonen resp. geluidssignalen .......................................... 123 opname-basisinstellingen In-/uitschakelen van de herkenning van het objectieftype .......................................... 124 resolutie ..................................................... 125 Compressiepercentage/bestandsformaat ... 125 witbalans .................................................... 126 Voor de automatische of een van de vaste instellingen ................................ 126 Voor directe instelling van de kleurtemperatuur ................................ 127 Voor de handmatige instelling door meting 127 Iso-gevoeligheid .......................................... 128 Beeldeigenschappen (contrast, scherpte kleurverzadiging) ........................................ 129 Kleurruimte ................................................. 130 Juist vasthouden van de camera ........................ 130 de lichtkader-meetzoeker..........................131/133 de beeldveldkiezer .......................................... 132 afstandsmeting.................................................. 134 Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) .................. 134 deelbeeldmethode .......................................... 134 Belichtingsmeting .............................................. 135 In-/uitschakelen van de belichtingsmeter ....... 135 de belichtingsmodi .......................................... 136 Tijdautomaat ................................................. 136 Meetwaardegeheugen ................................ 136 Belichtingscorrecties .................................. 137 automatische belichtingsseries ................... 139 handmatige instelling van de belichting ........ 140 de B-instelling/T-functie ............................... 140 Instellen van de belichting bij gebruik van het snapshot-profiel ..................................... 141 het meetbereik van de belichtingsmeter ......... 142 onder en boven het meetbereik .................... 142 algemene informatie over meting en regeling flitsbelichting ................................................... 143 Geschikte flitsapparaten .................................. 143 plaatsen van het flitsapparaat.......................... 144 de flitsmodus................................................... 144 de instellingen van de automatische flitsmodus die door de camera wordt geregeld ............. 145 de controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker voor systeemconforme flitsapparaten ................. 145 In de automatische flitsmodus ..................... 146 Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige modus (M) .............................. 146 Kiezen van de synchronisatietijd/ het synchronisatietijd-bereik ....................... 147 Keuze van het synchronisatietijdstip.............. 148 overige functies Gebruikers-/programmaprofielen .................... 149 Terugzetten van alle individuele instellingen .... 149 de weergavemodus ........................................... 150 Bekijken van andere opnames/ ”bladeren” in het geheugen ........................... 151 Vergroten/kiezen van de uitsnede/gelijktijdig bekijken van meerdere verkleinde opnames .... 151 wissen van opnames ....................................... 153 Beschermen van opnames/ opheffen van de wisbescherming................... 154 overige functies Mapbeheer ..................................................... 156 Formatteren van de geheugenkaart ................. 157 Fotograferen met de zelfontspanner ................ 157 Gegevensoverdracht naar een computer ............... 158 UsB-verbinding .................................................. 158 Met windows®Xp/Vista®/7® ............................ 158 Met Mac®os X (10.6) ........................................ 159 Met kaartlezers ................................................. 159 datastructuur op de geheugenkaart .................. 160 Met onbewerkte gegevens dnG werken ............... 160 Installeren van firmware-updates .......................... 161 overige zaken de systeemaccessoires voor de Leica M9 wisselobjectieven ........................................... 162 Filters............................................................... 162 Universele groothoekzoeker M ........................ 162 Zoeker voor 21/24/28 mm objectieven .......... 162 spiegelzoeker M ............................................. 162 Zoekerloep M 1.25 x en M 1.4 x ....................... 162 Flitsapparaten ................................................. 163 handgreep M9 ................................................. 163 Correctielenzen ............................................... 163 Fototassen ...................................................... 163 reserveonderdelen ............................................ 163 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud algemene voorzorgsmaatregelen ..................... 164 de monitor....................................................... 165 Condensatievocht ........................................... 165 onderhoud Voor de camera ............................................... 165 Voor objectieven.............................................. 166 Voor de batterij ................................................ 166 Voor het oplaadapparaat ................................. 167 Voor geheugenkaarten..................................... 167 reinigen van de sensor .................................... 168 opbergen ........................................................ 170 storingen en oplossingen....................................... 171 Trefwoordenregister ............................................... 172 Technische gegevens en toestelbeschrijving ......... 174 Leica akademie ..................................................... 177 Leica op internet .................................................... 177 Leica informatiedienst ........................................... 177 Leica klantenservice ............................................. 177 Inhoudsopgave / 93 waarsChUwende opMerKInGen JUrIdIsChe opMerKInGen: • Gebruik uitsluitend geadviseerde accessoires om storing, kortsluiting of een elektrische schok te vermijden. • neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. het kopiëren en uitgeven van opgenomen media als banden, cd’s, of door anderen uitgegeven of gezonden materiaal kan het copyright schenden. • Stel het toestel nooit bloot aan vocht of regen. • Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen) te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt worden uitgevoerd. 94 / Waarschuwende opmerkingen • Dit geldt ook voor alle meegeleverde software. • Het SD-logo is een handelsmerk. • overige namen, firma- en productnamen, die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk resp. gedeponeerd handelsmerk van de betreffende firma’s. MILIeUVrIendeLIJK aFVoeren eLeKTrIsChe en eLeKTronIsChe apparaTUUr (geldt voor de eU en overige europese landen met gescheiden inzameling) dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en mag daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. dit is voor u gratis. als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd. Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel hebt gekocht. LeVerInGsoMVanG Voordat u uw Leica M9 in gebruik neemt, controleert u de meegeleverde accessoires op volledigheid. a. Batterij B. oplaadapparaat C. UsB-verbindingssnoer d. draagriem Leveringsomvang / 95 BenaMInG Van de onderdeLen Vooraanzicht Bovenaanzicht 1.1 objectief-ontgrendelingsknop 1.12 Vaststaande ring met a. index voor afstandsinstelling, b. scherptediepteschaal en c. rode indexknop voor het wisselen van objectief 1.2 ogen voor draagriem 1.3 Kijkvenster van de afstandsmeter 1.4 helderheidssensor1 1.5 Belichtingsvenster voor de lichtkaders 1.6 Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen voor een betere herkenning van de zoekerindicaties in een zeer lichte omgeving 1.7 Zelfontspanner-lichtdiode 1.8 Beeldveldkiezer 1.9 Borglip van de bodemkap Vooraanzicht camerabajonet/ achteraanzicht objectiefbajonet 1.10 sensor voor objectiefdetectie 1.11 6-bit objectiefdetectie 1.13 afstandsinstelring met a. greep 1.14 diafragma-instelring 1.15 witte indexpunt voor diafragma-instelling 1.16 Tegenlichtkap 1.17 Tijd-instelknop met – A klikstand voor automatische regeling van de sluitertijd 1.18 hoofdschakelaar met klikstanden voor – OFF (camera uitgeschakeld) – S (afzonderlijke opnames) – C (serieopnames) – (zelfontspanner) 1.19 ontspanknop met a. schroefdraad voor draadontspanner 1.20 Flitsschoen met a. midden (ontstekings-) en b. stuurcontacten, evenals c. opening voor borgpen 1 afbeeldingen op de binnenkant van de vooren achterflappen 96 / Benaming van de onderdelen Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken ”de indicaties/In de zoeker”, pag. 98 en ”Leica M-objectieven”, pag. 110. Achteraanzicht 1.21 SET-knop voor het oproepen van het opnameparameter-menu/voor het oproepen van het submenu binnen het menu/voor het overnemen van in de submenu’s gekozen instellingen/functies 1.22 INFO-knop voor de indicatie van instellingen/ gegevens bij de opname/van de opnamegegevens bij beeldweergave Aanzicht bij geopende afdekklep 1.33 UsB-bus (5-polig, voor verbinding met computers) Onderaanzicht (bij aangebrachte bodemkap) 1.34 statiefschroefdraad a1/4, dIn 4503 (1/4“) 1.35 Bodemkap 1.36 Vergrendelingsknevel voor bodemkap 1.23 ISO-knop voor het oproepen van de filmgevoeligheidsinstelling (bij verwijderde bodemkap) 1.24 DELETE-knop voor het kiezen van de wisfunctie 1.37 Batterij-vergrendelingsschuif 1.25 afdekklep over de UsB-aansluitbus 1.37 Geheugenkaartsleuf  LAY-knop voor het inschakelen van de (perma1.26 P nente) weergavemodus/voor terugkeer naar de volledige weergave Oplaadapparaat 1.37 Batterijvak 1.27 Zoekeropening 1.40 Groene (CHARGE) lichtdiode voor de indicatie van het oplaadproces  ENU-knop voor het oproepen en verlaten van 1.28 M het hoofdmenu 1.41 Gele (80%) lichtdiode voor de indicatie: 80 % lading bereikt 1.29 Central setting dial for navigation in menus/ Centrale instelknop voor navigeren in het menu/ voor instellen van de gekozen menupunten/ functies/voor instellen van een belichtingscorrectie/voor bladeren in het opnamegeheugen/ voor vergroten/verkleinen van bekeken opnames 1.42 Laadsleuf voor batterij met a. contacten 1.43 Bus voor autolaadsnoer 1.44 2-polige bus voor 1.45 Verwisselbaar netsnoer 1.30 Kruisknoppen voor navigeren in de menu’s/voor instellen van de gekozen menupunten/functies/ voor bladeren in het opnamegeheugen 1.31 Lichtdiode voor opnameregistratie/gegevensopslag op kaart 1.32 Monitor Benaming van de onderdelen / 97 de IndICaTIes 2. In De zOeker 2.1 Met LeD’s (Light emitting diodes – lichtdioden) (met automatische helderheidsregeling aangepast aan het omgevingslicht1) voor: 2.1.1 2.1.2 2.1.1 digitale indicatie in vier posities en zeven segmenten met onder- en bovenliggende punten digitale indicatie: – Indicatie van de automatisch gevormde sluitertijd bij tijdautomaat A, resp. afloop van langere sluitertijden dan 1 s 2.1.3 – waarschuwing voor waarden onder resp. boven het meetbereik of het instelbereik bij tijdautomaat A 2.2 – Indicatie van de belichtingscorrectie (kortstondig tijdens de instelling) 2.3 2.1.2 Twee driehoekige en een ronde Led: – In het snapshot-profiel: ronde Led voor de indicatie van de correcte belichting, rechter driehoekige Led bovendien bij dreigende overbelichting, linker driehoekige Led bovendien bij dreigende bewegingsonscherpte en/ of onderbelichting – Bij handmatige instelling: gemeenschappelijk als lichtschaal voor de belichtingsregeling – waarschuwing voor waarde onder het meetbereik 2.1.3 Flitssymbool: – paraatstatus flits – Informatie over de flitsbelichting voor en na de opname – aanduiding van (tijdelijk) vol buffergeheugen – aanduiding van ontbrekende sd-kaart (Sd) 2.2 Lichtkaders voor 50 mm en 75 mm (voorbeeld) 2.3 Meetveld voor afstandsinstelling – aanduiding van volle sd-kaart (Full) Bovenliggende punt: – aanduiding (branden) van actief meetwaardegeheugen 2.1 onderliggende punt: – aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie 1 98 / De indicaties / In de zoeker de automatische regeling is voor Leica M-objectieven met zoekeradapter niet mogelijk omdat deze de helderheidssensor 1.4 afdekt die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden de indicaties altijd met constante helderheid. 3. 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2.1 3.2.2 3.2.3 Op De MOnItOr Bij opname (door indrukken van de INFO-knop, 1.22) 3.1.1 Batterijcapaciteit 3.1.2 resterende geheugencapaciteit in MByte 3.1.3 resterend aantal opnames 3.1.4 Ingestelde/aangestuurde sluitertijd 3.1.5 objectieftype 3.2.4 3.2 Bij normale weergave (beeld/en op gehele monitorveld) 3.2.1 symbool wisbescherming (alleen indien ingesteld) 3.2.2 sluitertijd (niet bij vergrote weergave) 3.2.3 Filmgevoeligheid (niet bij vergrote weergave) 3.2.4 Beeldnummer/totaal aantal aanwezige opnames 3.2.5 3.2.6 (niet bij vergrote weergave) 3.2.5 Vergrotingsniveau resp. plaats van de getoonde uitsnede (schematisch, alleen bij vergrote weergave) 3.2.6 Gekozen beeld (alleen bij verkleinde weergave van 4 resp. 9 beelden) De indicaties / op de monitor / 99 de IndICaTIes 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3. 3.3.6 3.3.2 3.3.1 ■ 3.3.7 a b c d e f g i j k 3.3 Op De MOnItOr (vervolg) Bij weergave met extra informatie (door indrukken van de INFO-knop, 1.22; beeld verkleind) 3.3.1 Beeld (evt. met indicatie ”Clipping”1) 3.3.2. histogram a. luminantie (helderheid) b. rood/groen/blauw (gescheiden weergave van de verschillende kleuren) 3.3.3 symbool wisbescherming (alleen indien ingesteld) 3.3.4 sluitertijd 3.3.5 Filmgevoeligheid 3.3.6 Beeldnummer/totaal aantal aanwezige opnames 3.3.7 Beeldgegevens a. belichtingsmodus b. brandpuntsafstand2 c. belichtingscorrectie d. resolutie e. compressie/bestandsformaat f. witbalans g. naam gebruikersprofiel i. bestandsnummer j. vergrotingsniveau resp. plaats van de getoonde uitsnede (alleen indien ingesteld) k. datum/tijd 1 2 100 / De indicaties / op de monitor Zie ”het histogram”, pag. 118 alleen met Leica M-objectieven van het nieuwste type met 6-bit codering, resp. omgebouwde objectieven (zie pag. 110), resp. bij handmatige instelling in het menu (zie pag. 124). de MenUpUnTen 4.1 In het hoofdmenu (via MenU-knop, 1.28) Menupunt toelichting Vaste instelling met het snapshot-profiel 4.1.1 4.1.2 4.1.3 Lens detection Save user profile Advance Auto niet beschikbaar Standard 4.1.4 4.1.5 Self timer AUTO ISO setup – Gebruikersspecifiek profiel (opslaan) Trillingsvrij ontspannen/ Tijdstip spannen sluiter Zelfontspanner-voorlooptijd – 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.1.9 4.1.10 4.1.11 4.1.12 4.1.13 4.1.14 Sharpening Color saturation Contrast Bracketing setup Exp. Comp. setup Monitor brightness Histogram Folder manag. Auto review 4.1.15 4.1.16 4.1.17 4.1.18 4.1.19 4.1.20 4.1.21 4.1.22 4.1.23 4.1.24 4.1.25 4.1.26 Auto power off Flash sync Auto Slow Sync Color manag. DNG setup Reset Sensor cleaning Date Time Acoustic signal Language USB connection 4.1.27 Format SD card 4.1.28 Firmware Beeldscherpte Kleurverzadiging beeld/s/w Beeldcontrast opname-aantal/-indeling/-volgorde Via menu/centrale instelknop – Grafiek voor indicatie van de helderheidsverdeling naam wijzigen/aanmaken automatische weergave van telkens de laatste opname automatische uitschakeling – Flits-sluitertijd Beheer kleurruimte Compressie onbewerkte gegevens (op de fabrieksinstellingen) open sluiter voor reiniging van de sensor – Tijd Knopbevestigingstonen Taal herkenning van de camera als ext. station of volgens pTp-protocol Formatteren van de geheugenkaart Firmware-versie 12s AUTO ISO/Lens dependent/ ISO 800 (max) Standard Beschikbaar Standard niet beschikbaar (=uit) niet beschikbaar Standard Standard niet beschikbaar 3s (histogram uit) 2 Min 1st curtain Lens dependent sRGB niet beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Off Beschikbaar Mass storage Beschikbaar niet beschikbaar Opmerking: Met het snapshot-profiel is er maar één menu. dit bevat alleen de punten met een grijze achtergrond, de overige verschijnen niet en zijn vast ingesteld of niet beschikbaar. 102 / De menupunten / In het hoofdmenu 4.2 In het opnameparameter-menu (via Set-knop, 1.21) Menupunt toelichting Vaste instelling met het snapshot-profiel 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 White balance Compression Resolution Exposure Comp. Bracketing User profile Auto JPG fine 18 MP niet beschikbaar niet beschikbaar Snapshot mode   witbalans Compressiepercentage/bestandsformaat resolutie Belichtingscorrecties (instellen) In-/uitschakelen Gebruikersspecifiek profiel/ snapshot-profiel (oproepen) De menupunten / In het opnameparameter-menu / 103 VerKorTe handLeIdInG houd de volgende onderdelen gereed: – Camera – Batterij (a) – Geheugenkaart (niet meegeleverd) – oplaadapparaat (B) VOOrInSteLLIngen 1. plaats de batterij (a) in het oplaadapparaat (zie pag. 106) 2. sluit het oplaadapparaat (B) op het net aan om de batterij op te laden (zie pag. 106) 3. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op OFF. 4. plaats de opgeladen batterij in de camera (zie pag. 108). 5. plaats een geheugenkaart (zie pag. 109). 6. schakel de hoofdschakelaar (1.18) op S (zie pag. 112). 7. stel de gewenste menutaal in (zie pag. 122). 8. Formatteer de geheugenkaart (zie pag. 157) 11. Zet de tijd-instelknop (1.17) op A voor de automatische regeling van de sluitertijd (zie pag. 116). Opmerkingen: • Dit is meestal alleen nodig bij geheugenkaarten die niet in de fabriek zijn geformatteerd. 12. stel, met uw oog tegen de zoeker, de scherpte in met de afstandsinstelring van het objectief (zie pag. 134). • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart niet onherroepelijk verloren. alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn echt definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer (zie dazu pag. 157). 13. activeer de belichtingsmeting van de camera door indrukken van de ontspanner (1.19) tot het eerste drukpunt. 9. stel datum en tijd in (zie pag. 122). 104 / Verkorte handleiding FOtOgrAFeren 10. plaats het gewenste objectief op de camera (zie pag. 111). 14. Corrigeer evt. de belichting met de diafragmainstelring van het objectief (1.14) (zie pag. 136) 15. druk de ontspanner voor de opname helemaal in. BekIjken VAn De OpnAMeS Voor automatische, kortstondige weergave van telkens de laatste opname (in de opnamemodus): de Leica M9 is in de fabriek al op deze functie – Auto review – ingesteld. In het hoofdmenu kunnen onder dit punt (4.1.14) verschillende functievarianten worden gekozen (zie pag. 113). weergave voor onbeperkte tijd: 1. stel door indrukken van de PLAY-knop (1.26) de weergavemodus in (zie pag. 150). VergrOten VAn OpnAMeS Op het MOnItOrBeeLD draai de centrale instelknop (1.29) naar rechts (rechtsom) om de getoonde opname vergroot te bekijken (zie pag. 151). WISSen VAn De OpnAMeS druk de wisknop (DELETE, 1.24) in en volg de aanwijzingen op de monitor (1.32) (zie pag. 153). 2. druk op de linker of rechter kruisknop (1.30) om andere opnames te bekijken. Opmerking: wanneer met de serieopname-functie (zie pag. 115) is gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnames van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. Verkorte handleiding / 105 UITVoerIGe handLeIdInG VOOrBereIDIngen AAnBrengen VAn De DrAAgrIeM OpLADen VAn De BAtterIj de Leica M9 wordt gevoed door een lithium-ionen batterij (a). Opgelet: • Er mogen uitsluitend batterijen worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera aG worden genoemd en beschreven. • Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden opgeladen. • Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan! • Deze accu‘s mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze accu‘s nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! • Een veiligheidsventiel in de accu zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de accu eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Er mag uitsluitend een oplaadapparaat dat in deze handleiding wordt genoemd of het Leica oplaadapparaat met bestelnr. 14 463 worden gebruikt. het gebruik van andere, niet door Leica Camera aG toegestane oplaadapparaten kan tot schade aan de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen. 106 / Opladen van de batterij • De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de acculader met het net is verbonden. • Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt. probeer het niet voor andere doeleinden e gebruiken. • Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact vrij toegankelijk is. • Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd. Opmerkingen: • Voordat de Leica M9 voor het eerst wordt gebruikt, moet de batterij worden opgeladen. • De batterij moet een temperatuur tussen 0°–35°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit). • Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie worden opgeladen. als een batterij bij het begin van opladen slechts gedeeltelijk is ontladen, wordt de volledige oplading sneller bereikt. • Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. dit is normaal en geen storing. • Wanneer de beide lichtdioden (1.40/1.41) na het begin van opladen snel knipperen (>2 hz), duidt dit op een oplaadfout. haal in zo’n geval het oplaadapparaat van de netvoeding en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces opnieuw. als het probleem niet wordt opgelost, neemt u contact op uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera aG. • Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas nadat deze 2–3 maal volledig is opladen en – door gebruik in de camera – weer is ontladen. dit ontlaadproces moet telkens na ca. 25 cycli worden herhaald. • Voor een maximale levensduur van de batterij moet deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv. ’s zomers resp. ’s winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld. 1. sluit het oplaadapparaat aan, d.w.z. steek de snoerstekker van het netsnoer (1.45) in de overeenkomstige bus van het oplaadapparaat (1.44) en de netstekker in een stopcontact. 2. plaats een batterij met de contacten naar beneden en de met een pijl gemarkeerde zijkant naar voren wijzend tot de aanslag in de laadsleuf (1.42.) van het oplaadapparaat. de vorm van de laadsleuf garandeert daarbij de juiste positie van de batterij. • De levensduur van elke batterij is – zelfs onder optimale gebruiksomstandigheden –begrensd! na enkele honderden oplaadcycli is dit duidelijk aan de korter wordende gebruiksperioden te zien. • de verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van ingevoerde gegevens, bijv. de datum, gedurende maximaal 3 maanden garandeert. als de bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare batterij weer worden opgeladen. de volledige capaciteit van de bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare batterij – na ca. 60 uur weer bereikt. de camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven. 3. daarna moet het oplaadapparaat van het net worden gehaald. er is echter geen gevaar voor overlading. CHARGE 4. Verwijder de batterij door deze uit de laadsleuf te trekken of – schuiven (hiervoor dient een uitsparing aan de kopse kant van de sleuf). 80% • Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften (zie pag. 94) milieuvriendelijk worden afgevoerd. Opmerking: de 80%-Led brandt op basis van de oplaadkarakteristiek al na ca. 2 uur. Met deze capaciteit zijn al ongeveer 280 opnames mogelijk. als dus de volledige capaciteit van ca. 350 opnames niet beslist nodig is, kan de camera altijd in relatief zeer korte tijd weer paraat zijn. • Als bevestiging van het oplaadproces begint daarna de groene, met CharGe gemarkeerde Led (1.40) te knipperen. Zodra de batterij tot minstens 4/5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien de gele, met 80% gemarkeerde Led (1.41). wanneer de batterij volledig is opgeladen, d.w.z. 100 % capaciteit heeft bereikt – (na ca. 31/2 uur) gaat ook de groene Led permanent branden. Opladen van de batterij / 107 Opmerking: de camera moet altijd uitgeschakeld zijn als de batterij wordt verwijderd. Met volledig opgeladen batterij zijn volgens de CIpa-standard ca. 350 opnames met telkens 4 s weergavetijd mogelijk. BAtterIj In De cAMerA pLAAtSen/ UIt De cAMerA VerWIjDeren 1. Zet de hoofdschakelaar (1.19) op OFF. 2. Verwijder de bodemkap (1.35) van de camera. hiervoor: a. de knevel (1.36) van de bodemkap omhoog klappen, b. deze naar links draaien en c. de bodemkap eraf halen. 3. plaats de batterij met de contacten naar voren in het vak. druk deze zover in het vak (1.37) tot de geveerde, witte vergrendelingsschuif (1.38) als beveiliging over de batterij schuift. 4. Breng de bodemkap weer aan. hiervoor: a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde bevestigen, b. dicht klappen, c. met de knevel door draaien naar rechts tot de aanslag vergrendelen en d. de knevel naar beneden klappen. Ga voor het verwijderen van de batterij in omgekeerde volgorde te werk. de geveerde, witte vergrendelingsschuif in het batterijvak moet daarbij voor ontgrendeling van de batterij naar de zijkant worden gedrukt. 108 / Batterij in de camera plaatsen InDIcAtIeS BAtterIjcOnDItIe (3.1.1) de batterijconditie wordt – in de opnamemodus – op de monitor (1.32) door indrukken van de INFO-knop (1.22) aangegeven. als de capaciteit slechts in het gebied van max. 10 % ligt, moet de batterij worden vervangen of opgeladen. Opmerkingen: • Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. schakel hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit. • Uiterlijk 3 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder ”opladen van de batterij”, pag. 106), moeten alle individuele instellingen opnieuw worden ingevoerd. pLAAtSen en VerWIjDeren VAn De geheUgenkAArt de Leica M9 slaat de opnamegegevens op een zeer compacte sd- (secure digital) resp. sdhC (-high Capacity) kaart op. sd/sdhC-geheugenkaarten zijn kleine, lichte en uitwisselbare externe geheugenmedia. sd/sdhCgeheugenkaarten, vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/leessnelheid, maken een aanzienlijk snellere registratie en weergave van gegevens mogelijk. Ze hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee tegen onopzettelijk opslaan en wissen kan worden beschermd. deze schakelaar is als schuif op de nietafgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met LoCK is gemarkeerd. sd/sdhC-geheugenkaarten worden door verschillende producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/ leessnelheid aangeboden. Opmerking: raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. 1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op OFF. 2. Verwijder de bodemkap (1.35) van de camera. hiervoor: a. de knevel (1.36) van de bodemkap omhoog klappen, b. deze tot de aanslag naar links draaien en c. de bodemkap eraf halen. Voor het verwijderen van de geheugenkaart de camera uitschakelen en in de omgekeerde volgorde te werk gaan. Voor ontgrendeling moet de kaart – zoals aangegeven op de onderkant van de camera – eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven. 3. plaats de geheugenkaart met de contacten naar achteren – en met de afgeschuinde hoek naar beneden wijzend in de sleuf (1.42). schuif deze tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen tot deze hoorbaar inklikt. 4. Breng de bodemkap weer aan. hiervoor: a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde bevestigen, b. dicht klappen, c. met de knevel door draaien naar rechts tot de aanslag vergrendelen en d. de knevel naar beneden klappen. Opmerkingen: • Het aanbod van SD/SDHC-kaarten is zo groot dat Leica Camera aG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren. daarom adviseren wij bijv. de ”extreme III” of ”professional” – kaarten van de toonaangevende fabrikanten ”sandisk” resp. ”Lexar”. • Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging van camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zogenoemde ”no-name”kaarten ten dele niet aan de sd en sdhC tandards voldoen, kan Leica Camera aG geen garantie bieden voor een goede werking. • Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste uitlijning. • Wanneer u de bodemkap of de geheugenkaart verwijdert, verschijnen op de monitor de betreffende waarschuwingen in plaats van de indicaties: – Attention Bottom cover removed – Attention No memory card plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart / 109 • open de bodemkap niet en verwijder de geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode Led (1.32) rechtsonder naast de monitor (1.33) knippert. anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan. • Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals defecten aan de camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie pag. 158). • Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een antistatisch foedraal te bewaren. LeIcA M-OBjectIeVen In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven kunnen op de Leica M9 worden gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht. het gebruik is onafhankelijk van de objectiefuitrusting – met of zonder 6-bit codering in de bajonet (nieuwste versie). ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. bij het gebruik van Leica M-objectieven zonder kenmerk zal de Leica M9 in de meeste gevallen goede opnames maken. om in zulke gevallen een optimale beeldkwaliteit mogelijk te maken, wordt geadviseerd het objectieftype in te voeren (zie ”In-/uitschakelen van de herkenning van het objectieftype”, pag. 124). Belangrijk: • Niet geschikt: – hologon 1:8/15 mm, – summicron 1:2/50 mm met dichtbij-instelling, – elmar 1:4/90 mm met verzinkbare tubus (productieperiode 1954-1968)) – sommige exemplaren van de summilux-M 1.4/ 35mm (niet asferisch, productieperiode 1961– 1995, Made in Canada) kunnen niet op de Leica M9 worden gezet resp. niet tot oneindig focusseren. Leica Customer service kan deze objectieven zo modificeren dat ze ook op de Leica M9 kunnen worden gebruikt. 110 / Leica M-objectieven • Geschikt, maar met het risico van beschadiging van de camera resp. het objectief objectieven met verzinkare tubus kunnen uitsluitend met uitgetrokken tubus worden gebruikt, d.w.z. hun tubus mag op de Leica M9 in geen geval worden verzonken. dit geldt niet voor de huidige Macro-elmar-M 1:4/90 mm, waarvan de tubus zelf in verzonken toestand niet in de camera steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt. • Beperkt te gebruiken ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de Leica M9 kan precies focusseren met 135 mm-objectieven bij open diafragma op basis van de zeer geringe scherptediepte niet worden gegarandeerd. daarom wordt diafragmeren met min. 2 trappen geadviseerd. • Geschikt, maar dit geldt niet voor de belichtingsmeting super-angulon-M 1:4/21 mm super-angulon-M 1:3,4/21 mm elmarit-M 1:2,8/28 mm met fabr.nr. onder 2 314 921. Opmerking: Leica Customer service kan vele Leica M-objectieven achteraf van de 6-bit codering voorzien. Informeer voor het individuele geval (adres, zie pag. 177). pLAAtSen VAn een OBjectIeF VerWIjDeren VAn een OBjectIeF 1. het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen, 1. het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen, 2. de rode indexknop (1.12c) van het objectief tegenover de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody plaatsen en dan 2. de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody indrukken, 3. het objectief in deze stand recht plaatsen. 4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 3. het objectief naar links draaien tot de rode indexknop ervan (1.12c) tegenover de ontgrendelingsknop staat en 4. dan recht verwijderen. Opmerkingen: • In principe geldt: op de Leica M9 moet als bescherming tegen het binnendringen van stof enz. in het binnenwerk van de camera altijd een objectief of de kap van de body zijn geplaatst. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Camera- of objectiefkappen moeten niet in een broekzak worden bewaard omdat ze daar stof aantrekken dat bij plaatsing in het binnenwerk van de camera kan komen. plaatsen/ Verwijderen van een objectief / 111 De BeLAngrIjkSte InSteLLIngen/ BeDIenIngSeLeMenten In- en UItSchAkeLen VAn De cAMerA/ De hOOFDSchAkeLAAr 1.19 1.18  – serieopnames c. C als de ontspanner (zie hierna) ingedrukt wordt gehouden, vinden ≤ 8 opnames achterelkaar plaats – zolang de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart en het interne tussengeheugen voldoende is (zie ”plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart”, pag. 109). d.  – zelfontspanner het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start de ingestelde voorlooptijd (zie pag. 157), daarna vindt de opname plaats. de Leica M9 wordt met de hoofdschakelaar (1.18) in- en uitgeschakeld. deze bevindt zich onder de ontspanner (1.19) en is als hendel met vier klikstanden uitgevoerd: a. O  FF – camera uitgeschakeld In deze ruststand is de camera uitgeschakeld. afzonderlijke opname b. S – Met het bedienen van de ontspanner (zie hierna) wordt telkens één opname gemaakt, of deze nu ingedrukt wordt gehouden of niet. Voor zeer discreet werken kan in het menu (zie pag. 102/119) de functie Discreet worden geactiveerd (zie pag. 115). 112 / In- en uitschakelen van de camera Inschakelen na het instellen, d.w.z. na het instellen van een van de drie functies s, C of licht de Led (1.31) even op en de indicaties in de zoeker (2.1.1) verschijnen (zie pag. 98). Opmerking: de paraatstand wordt bij het inschakelen na ca. 1 s bereikt. Uitschakelen ook als de hoofdschakelaar niet op OFF is gezet, wordt de camera automatisch uitgeschakeld als via het menu een automatische uitschakeltijd is ingesteld (Auto power off, 4.1.15, zie pag. 119/123), en binnen deze tijd geen bediening plaatsvindt. Opmerking: wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. onbedoelde opnames worden hiermee ook verhinderd. kIezen VAn De OpnAMe- en WeergAVeMODI na het inschakelen is de Leica M9 in principe paraat voor opnames, d.w.z. de monitor (1.32) blijft – na het bereiken van de paraatstand (zie pag. 112) – donker. Voor de weergave van opnames kan uit twee modi worden gekozen: 1. PLAY qua tijd onbegrensde weergave 2. Auto review kortstondige weergave na de opname QUA tIjD OnBegrenSDe WeergAVe – PLAY door het bedienen van de PLAY-knop (1.26) kan de weergavemodus worden ingeschakeld. • op de monitor verschijnt het laatste opgenomen beeld evenals de betreffende indicaties (zie pag. 99). wanneer echter geen beeldbestand op de geplaatste geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op weergave de melding: Attention No valid image to play AUtOMAtISche WeergAVe VAn teLkenS De LAAtSte OpnAMe In de modus Auto review-wordt elk beeld direct na de opname op de monitor (1.32) getoond. op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of de foto gelukt is of herhaald moet worden. Met deze functie kan 1. de weergaveduur van het beeld worden gekozen en 2. de weergave van de opnamegegevens met of zonder histogram worden gekozen (zie hiervoor pag. 118). Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto review (4.1.14), 2. in het bijbehorende submenu eerst het punt Duration en In de modus Auto review-kan altijd naar de normale, d.w.z. qua tijd onbegrensde, PLAY-weergavemodus (zie hiervoor) worden omgeschakeld. Opmerking: wanneer met de serieopname-functie (zie pag. 115) is gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnames van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. In het hoofdstuk ”de weergave”, vanaf pag. 150 is beschreven hoe de andere opnames van de serie kunnen worden gekozen en welke mogelijkheden er bij de weergave nog meer zijn. 3. in het daarna verschijnende submenu de gewenste functie, resp. duur: (Off, 1s, 3s, 5s, Hold). 4. Voor de weergave met of zonder histogram (zie hiervoor ook pag. 118) opnieuw het eerste submenu oproepen en 5. Histogram kiezen 6. en hier de gewenste variant (On, Off) kiezen. kiezen van de opname- en weergavemodi / 113 De OntSpAnner 1.19 1.19a Terwijl de ontspanner in deze stand wordt gehouden, kan met de instelknop zeer snel en eenvoudig een belichtingscorrectie worden uitgevoerd (meer hierover staat in het hoofdstuk ”Belichtingscorrecties” op pag. 137). Opmerking: de ontspanner blijft geblokkeerd – als het interne buffergeheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥ 8 opnames of – als de geplaatste geheugenkaart en het interne buffergeheugen (tijdelijk) vol zijn. de ontspanner (1.19) heeft drie drukniveaus: 1. Kort aantippen tot het 1. drukpunt activeert de belichtingsmeting en zoekerindicatie en start een evt. ingestelde zelfontspanner-voorlooptijd (zie pag. 157). na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de indicatie nog ca. 12s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk ”de belichtingsmeting” vanaf pag. 135). als de ontspanner op dit drukniveau wordt vastgehouden, blijft de indicatie gehandhaafd, resp. als vooraf de weergavemodus was ingesteld (zie pag. 150), schakelt de camera terug naar de opnamemodus. als de camera vooraf stand-by was (zie pag. 112), wordt deze weer geactiveerd en de indicatie ingeschakeld. 114 / De ontspanner 2. Bij indrukken tot het 2. drukpunt wordt bij tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde opgeslagen, d.w.z. de door de camera bepaalde sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk ”het meetwaardegeheugen” op pag. 136). na het loslaten van de ontspanner kan een nieuwe meting plaatsvinden. 3. als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt opname plaats. de gegevens worden daarna op de geheugenkaart opgeslagen. de ontspanknop heeft genormeerde schroefdraad voor draadontspanners. Opmerkingen: • Het tweede drukpunt is bij het gebruik van draadontspanners niet voelbaar. • Ook als vooraf de weergavemodus (zie ”Kiezen van de opname- en weergavemodi”, pag. 113) of het menu (zie pag. 119) geactiveerd was, wordt door aantippen van de ontspanner direct naar de opnamemodus geschakeld. • Via het menu kunnen knopbevestigingstonen (terugmelding) worden geselecteerd, resp. ingesteld (zie pag. 123). • De ontspanner moet om bewegingsonscherpte te voorkomen voorzichtig – niet met een ruk – worden ingedrukt totdat de sluiter met licht klikken gaat lopen. SerIeOpnAMeS Met de Leica M9 kunnen niet alleen afzonderlijke opnames worden gemaakt – hoofdschakelaar 1.18 op (S [single]), maar ook opnameseries – hoofdschakelaar op (C [continuous]), bijv. om een bewegingsproces in meerdere stappen vast te leggen. afgezien van de bediening van de ontspanner (1.19) vinden serieopnames op dezelfde wijze plaats als afzonderlijke opnames: zolang de ontspanner helemaal ingedrukt wordt gehouden (en de capaciteit van de geheugenkaart voldoende is) vinden serieopnames plaats. als de ontspanner echter kort wordt ingedrukt worden afzonderlijke opnames gemaakt. er kunnen maximaal ca. 2 foto’s per seconde en ≤ 8 achterelkaar worden gemaakt. Opmerkingen: • De genoemde beeldsnelheid en het aantal opnames is gebaseerd op een standaardinstelling van ISO 160 en het gecomprimeerde DNG-formaat. Bij andere instellingen kan de beeldsnelheid langzamer en het aantal opnames kleiner zijn. DIScreet/trILLIngSVrIj OntSpAnnen In situaties waarin de grootst mogelijke discretie is gevraagd, kan het zinvol zijn het geluid van het spannen van de sluiter in ieder geval tijdelijk te onderdrukken. er zijn ook situaties waarin het zinvol is de camera bij het ontspannen zo rustig mogelijk te houden. hiervoor kan de werking van de ontspanner via het menu worden gewijzigd. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Advance (4.1.3) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste werking, Standard, Soft, Discreet of Discreet & Soft. Met de functies Soft wordt de sluiter al bij het 2. drukpunt ontspannen, d.w.z. zonder dat de anders noodzakelijke weerstand moet worden overwonnen. hierdoor kan ook op het moment van ontspannen de camera rustig worden gehouden – een voorwaarde voor scherpe opnames met langere sluitertijden. Met de functies Discreet vindt het spannen van de sluiter – in plaats van direct na de opname – pas plaats nadat de ontspanner weer is losgelaten. de – willekeurig lange – vertragingstijd kunt u bijvoorbeeld gebruiken om de camera in een geluiddempende omgeving te spannen (onder een kledingstuk of iets dergelijks) of een geschikt tijdstip af te wachten. Terwijl de functies Soft zowel bij afzonderlijke opnames als serieopnames beschikbaar zijn, kunnen de functies Discreet alleen in de modus voor afzonderlijke opnames (hoofdschakelaar 1.18 op stand S) worden gebruikt. • Onafhankelijk van het aantal opnames in een serie, wordt in beide weergavemodi (zie pag. 113) vooralsnog de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnames van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. Serieopnames / 115 De tIjD-InSteLknOp 1.17 Met de tijd-instelknop van de Leica M9 worden de beide belichtingsmodi geselecteerd, – tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde A-stand (zie pag. 136), – handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen 1 /4000 s en 8 s, (tussenwaarden, in 1/2trappen klikkend, zijn ook beschikbaar, zie pag. 140) evenals – de met het -symbool gemarkeerde, kortst mogelijke synchronisatietijd 1/180 s voor de flitsmodus (zie pag. 144) en – B voor lange belichtingstijden (zie pag. 140). Grootte en plaatsing van de tijd-instelknop (1.17) van de Leica M9 zijn ergonomisch optimaal: enerzijds is deze – ook met de camera voor het oog – uitstekend te bedienen. anderzijds is deze toch goed beschermd tegen ongewild verstellen. Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die van de diafragma-instelring van de objectieven) bij handmatige instelling overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker (2.1.3): wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige Led oplicht, leidt draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste langere sluitertijd. de tijd-instelknop van de Leica M9 heeft geen aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in willekeurige richting kan worden gedraaid. deze klikt bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden buiten de klikstanden mogen niet worden gebruikt. Opmerkingen: • Zoals in combinatie met de Iso-instelling op pag. 128 beschreven, is bij de toepassing van grote filmgevoeligheid en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken meer of minder beeldruis merkbaar. Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M9 automatisch na opnames met langere sluitertijden een tweede ”zwartopname” (op de gesloten sluiter). de bij deze parallelopname gemeten ruis wordt dan rekenkundig van de eigenlijke opnamerecord ”afgetrokken”. • Deze verdubbeling van de ”belichtings”-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. de camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Bij sluitertijden vanaf 2 s verschijnt als waarschuwing de melding Noise reduction in progress 12 s1 op de monitor. • Als de B-functie in combinatie met de zelfontspanner (zie pag. 157) wordt gebruikt, moet de ontspanner niet ingedrukt worden gehouden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een tweede keer wordt ingedrukt (overeenkomend met een T-functie). Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk: ”de belichtingsmeting” vanaf pag. 135. 1 116 / De tijd-instelknop Tijdindicatie is een voorbeeld De MOnItOr de Leica M9 heeft een grote 2,5“ vloeistofkristal-kleurenmonitor (1.32). deze dient voor het bekijken van de opnames op de geheugenkaart en toont het gehele beeldveld evenals de gekozen gegevens en informatie (zie ”de weergaven/op de monitor”, pag. 99/100 en de volgende hoofdstukken. de monitor van modelvariant M9-p is beschermd door een buitengewoon hard en daardoor krasvast saffierafdekglas. Opmerking: een monitorbeeld is alleen beschikbaar in de weergavemodus (zie pag. 150) en moet met de PLAY-knop (1.26) worden ingeschakeld resp. wordt bij geactiveerde functie Auto review (zie pag. 113) automatisch getoond. Instellen van de helderheid de helderheid van het monitorbeeld kan via het menu op vijf niveaus worden ingesteld zodat optimaal op de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden aangepast. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Monitor brightness (4.1.11) en 2. in het submenu een van de vijf niveaus (low, medium high, standard, medium high, high). InDIcAtIe VAn BASISInSteLLIngen/ gegeVenS In De OpnAMeMODUS als de camera zich in de opnamemodus bevindt, kunnen met de INFO-knop (1.22) de capaciteit van batterij en geheugenkaart evenals enkele opnamebasisinstellingen (zie pag. 99) worden getoond. InDIcAtIe VAn De OpnAMegegeVenS In De WeergAVeMODUS als de camera zich in de weergavemodus bevindt, kunnen met de INFO-knop (1.22) een hele reeks aanvullende opname-gegevens (zie pag. 100) samen met een verkleind beeld worden getoond. Via het menu (Histogram, 5.1.9, zie pag. 102/119) kunnen bovendien verschillende histogramvarianten worden gekozen (zie volgende hoofdstuk). In de standaardinstelling wordt alleen de volgende informatie getoond (d.w.z. als de extra informatie met de INFO-knop (1.22, zie pag. 99) niet werd opgeroepen): 1. In de kopregel alleen de sluitertijd (3.2.2), Isofilmgevoeligheid (3.2.3) en het beeldnummer/het totale aantal van de aanwezige opnames (3.2.4), 2. bij opnames die tegen wissen zijn beschermd (zie pag. 154) als waarschuwing het teken (3.2.1, ), 3. bij vergrote resp. extra uit het midden verschoven weergave bovendien rechtsonder als waarschuwing een symbool (3.2.5, ) dat ongeveer qua positie en grootte de getoonde uitsnede toont, 4. bij verkleinde weergave van 4 of 9 opnames een rood kader dat het gekozen beeld markeert (3.2.6). De monitor / 117 het hIStOgrAM het histogram (3.3.2) geeft de helderheidsverdeling van de opname weer. daarbij komt de horizontale as overeen met de tinten die van zwart (links) via grijs naar wit (rechts) lopen. de verticale as komt overeen met de hoeveelheid pixels van de helderheid. deze grafische weergave maakt – naast de beeldindruk zelf – een extra snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling van de opname mogelijk. op de Leica M9 kan uit vier varianten van het histogram worden gekozen: gebaseerd op de totale helderheid of gebaseerd op de 3 basiskleuren rood/groen/ blauw en telkens naar keuze met of zonder aanduiding (rood) van de gebieden die in het beeld geen tekening meer vertonen, d.w.z. te licht zijn (clipping). Opmerking: de histogramweergave heeft altijd betrekking op de actueel getoonde uitsnede van de opname. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Histogram (4.1.12) en A 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie Standard , RGB of Clipping setup. Overige instellingen voor de clipping-indicaties 3. Kies in het submenu Clipping setup of u deze indicatie wilt uitschakelen of dat slechts overbelichtingen (rood) of over- en onderbelichtingen (rood en blauw) getoond moeten worden. A: overwegend donkere pixels, slechts weinig lichte: onderbelichting B: het merendeel van de pixels vertoont een gemiddelde helderheid: juiste belichting c: overwegend lichte pixels, slechts weinig donkere: overbelichting 118 / het histogram B c Opmerking: het histogram is bij de gelijktijdige weergave van meerdere verkleinde opnames (zie pag. 151) niet beschikbaar. het MenU Vele instellingen worden op de Leica M9 via menu’s (zie pag. 102/103) uitgevoerd. Bij de tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting zijn twee van elkaar onafhankelijke menu’s beschikbaar. het hoofdmenu bestaat uit 28 punten (4.1.1–.28), bovendien is er een opnameparametermenu. door de groepering en scheiding kunnen de menupunten die in de praktijk het meest worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en ingesteld. Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag. 102/141) is er maar één menu – het hoofdmenu – met slechts 5 punten. het gaat meestal slechts om basisinstellingen (4.1.7/.22/.23/.25/.27) die toch maar eenmaal worden aangebracht, terwijl alle overige relevante parameters voor het gebruiksgemak zijn gedefinieerd. Opmerking: Met het snapshot-profiel worden de opties van de meeste menupunten door vaste, d.w.z. niet door de gebruiker te veranderen instellingen vervangen (zie hiervoor de opsomming in het hoofdstuk ”de menupunten”, pagina 102/103). hOOFDMenU In het hoofdmenu zijn bij tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting behalve de basisinstellingen van de camera ook de opgeslagen gebruikersprofielen evenals nevenfuncties samengevat. OpnAMepArAMeter-MenU In het opnameparameter-menu, dat uit 6 punten bestaat (4.2.1–.6, zie pag. 103), worden de basisinstellingen voor de opname evenals de keuze van de opgeslagen gebruikersprofielen uitgevoerd. de betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze functies worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en stap voor stap op de monitor (1.32) getoond. In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend. het menu / 119 InSteLLen VAn De MenUFUnctIeS 1. het hoofdmenu wordt opgeroepen met de MENUknop (1.28), het opnameparameter-menu met de SET-knop (1.21). • Daarna verschijnen in het hoofdmenu de eerste 7 menupunten (resp. alle 5 punten van het snapshot-profiel) en in het opnameparametermenu alle punten. Opmerkingen: • Het opnameparameter-menu is – uitsluitend in de opnamemodus (zie pag. 113) toegankelijk en – alleen bij gebruik van de belichtingsmodi tijdautomaat (zie pag. 136) en handmatige instelling (zie pag. 140) beschikbaar, maar niet met het snapshot-profiel. • Het hoofdmenu is niet tijdens de functie DELETE of de wisbescherming (zie pag. 153/154) toegankelijk. 120 / Instellen van de menufuncties 2. het gewenste menupunt kan door draaien van de instelknop (1.29) of met de bovenste/onderste kruisknop (1.30) worden gekozen. 6. U kunt de menu‘s verlaten door op de volgende knoppen te drukken: hoofdmenu 3. Voor het instellen van de betreffende functie eerst – resp. in het opnameparameter-menu opnieuw – de SET-knop indrukken. • Rechts naast het menupunt verschijnt het rood omrande, bijbehorende submenu in meerdere regels. het telkens gekozen punt is als markering licht geaccentueerd. opnameparametermenu ontspanner (1.19) PLAY (1.26) MENU (1.28) de camera schakelt over op de opnamemodus de camera schakelt over op de weergavemodus Geen verdere functieoverschakelingen - Opmerkingen: • In het hoofdmenu kunnen de submenu’s altijd door indrukken van de MENU-knop worden verlaten zonder de daar evt. aangebrachte instellingen over te nemen. • Menupunten zoals Date (4.1.22) en Time (4.1.23) evenals de functie witbalans (White balance, 4.2.1) vereisen meer instellingen. de toelichtingen en andere bijzonderheden over de andere menufuncties staan in de betreffende hoofdstukken. - 4. de gewenste functievariant kan dan weer door draaien van de instelknop of met de bovenste/ onderste kruisknop worden gekozen. 5. Met het opnieuw bedienen van de SET-knop wordt de instelling opgeslagen. • Rechts op de menuregel staat dan de ingestelde functievariant. Instellen van de menufuncties / 121 VOOrInSteLLIngen cAMerA-BASISInSteLLIngen Menutaal de fabrieksinstelling van de menutaal is engels, d.w.z. dat alle menupunten aanvankelijk met hun engelse benamingen verschijnen. als alternatieve menutaal kan ook duits, Frans, spaans, Italiaans, Japans, russisch of traditioneel resp. vereenvoudigd Chinees worden gekozen. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Language (4.1.25) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal. • Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte begrippen) worden alle gegevens in de taal gewijzigd. DAtUM en tIjD datum en tijd worden via eigen menupunten ingesteld. Opmerkingen: • Het gebruik van de instelknop is niet alleen gemakkelijker, maar ook aanzienlijk sneller. DAtUM er zijn 3 varianten voor de volgorde van weergave beschikbaar. • Door bedienen van de MENU-knop (1.28) kan altijd worden teruggekeerd naar het hoofdmenu – zonder de tot dan toe aangebrachte wijzigingen in de submenu’s over te nemen. Instellen 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Date (4.1.22) en 5. na de instelling van alle 3 waarden door bedienen van de SET-knop (1.21) bevestigen en opslaan. • De lijst met de menupunten verschijnt weer. 2. roep het submenu op. het bestaat uit de 2 punten Setting en Sequence. 6. Voor de wijziging van de weergave in het submenu nu het punt Sequence kiezen. • er verschijnen de 3 mogelijke volgordes Day/ Month/Year, Month/Day/Year en Year/Month/ Day. 3. Kies Setting. • Er verschijnt een volgend submenu met cijfergroepen voor de jaar-, maand- en dagaanduidingen, waarbij de telkens geactiveerde, d.w.z. instelbare groep door een zwarte achtergrond en rode rand wordt gemarkeerd. 4. Met de instelknop (1.29) of de bovenste en onderste kruisknop (1.30) worden de getallen ingesteld, met de linker en rechter kruisknop worden de groepen gekozen. 122 / camera-basisinstellingen 7. de instelling en bevestiging vinden in principe op dezelfde wijze plaats als onder de punten 3 en 4. Opmerking: Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is, blijft de instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij gedurende circa 3 maanden behouden (zie hiervoor ook ”Indicaties batterijconditie”, pag. 108). daarna moeten datum en tijd echter weer zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld. tIjD de tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden aangegeven. Instellen de instelling van zowel de beide cijfergroepen als de weergave vinden onder het menupunt Time (5.1.19) via de subpunten Setting en Time format plaats en in principe precies zoals bij Date in het voorgaande hoofdstuk is beschreven. AUtOMAtISche UItSchAkeLIng deze functie schakelt de Leica M9 automatisch na een vooraf ingestelde tijd uit. deze situatie komt overeen met de stand OFF van de hoofdschakelaar (1.18, zie pag. 112). er kan gekozen worden a. of deze functie moet worden geactiveerd en zo ja, b. na welke tijd de camera wordt uitgeschakeld. Zo kunt u deze functie optimaal aan uw persoonlijke werkwijze aanpassen en evt. de gebruiksduur van de batterij aanzienlijk verlengen. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto power off (4.1.15) en 2. daar de gewenste functie. Opmerking: ok als de camera zich in de paraatstand bevindt, d.w.z. de indicaties na 12s zijn verdwenen of de geactiveerde functie Auto power off-deze heeft uitgeschakeld, kan de camera te allen tijde door indrukken van de ontspanner (1.19) weer in gebruik worden genomen. knOpBeVeStIgIngStOnen reSp. geLUIDSSIgnALen Met de Leica M9 kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop van enkele functies en waarschuwingen door akoestische signalen – er zijn twee volumes – bevestigd moeten worden of dat de werking van de camera voornamelijk geruisloos moet zijn. als terugmelding gelden een klik- resp. een pieptoon die telkens voor de bevestiging van de knopbediening en als signaal voor een volle geheugenkaart kunnen worden geactiveerd. Opmerking: In de fabrieksinstelling zijn de geluidssignalen uitgeschakeld. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Acoustic Signal (4.1.24) en 2. roep het submenu op. het bestaat uit de 3 punten Volume, Key Click en SD card full. 3. Kies Volume en • er verschijnt een volgend submenu met de 3 alternatieven Off (in principe geen geluid), Low en High. 4. Kies in dit submenu de gewenste functie. • Na de bevestiging verschijnt weer het oorspronkelijke monitorbeeld. 5. Kies in de beide andere submenu’s of u de geluiden voor de beoogde functies wilt activeren of niet. camera-basisinstellingen / 123 OpnAMe-BASISInSteLLIngen In-/UItSchAkeLen VAn De herkennIng VAn het OBjectIeFtype de 6-bit codering in de bajonet (1.11) van de huidige Leica M-objectieven stelt de Leica M9 in staat – met de sensor in de bajonet (1.10), het geplaatste objectieftype te herkennen. – deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de beeldgegevens gebruikt. Zo wordt de randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en grote diafragma-openingen bijzonder opvallend kan zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd. – ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector gebruikt de objectiefgegevens (zie ”Geschikte flitsapparaten”, pag. 143). – Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering levert naar het eXIF-bestand van de opnames geschreven. Bij de beeldgegevens van de INFOweergave (zie ”de monitor”, pag. 117) is bovendien de objectief-brandpuntsafstand (3.3.7 b, zie pag. 100) aangegeven. Opmerking: Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de herkenningsfunctie ter vermijding van foutieve functies worden uitgeschakeld of moet het gebruikte objectieftype handmatig worden opgegeven (zie pag. 124). 124 / Opname-basisinstellingen InSteLLen VAn De FUnctIe 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Lens Detection (4.1.1) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: – Off of – Auto als een gecodeerd objectief is geplaatst of – Manual als een niet-gecodeerd objectief is geplaatst. hAnDMAtIg OpgeVen VAn het OBjectIeFtype/ De BrAnDpUntSAFStAnD oudere Leica M-objectieven worden wegens het ontbreken van de codering niet door de camerabody herkend, maar de ”identificatie” kan via het menu plaatsvinden. 3. selecteer in de lijst van het submenu Manual het gebruikte objectief. • Op de monitor (1.32) verschijnt een objectieflijst die voor een ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende artikelnummers vermeldt Opmerkingen: • Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van de scherptediepteschaal gegraveerd. • De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar waren (vóór ca. juni 2006). objectieven van een latere introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet handmatig worden geselecteerd. • Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-1821 mm asph. wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody overgedragen en daarom ook niet in de eXIF-gegevensrecord van de opnames vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar wens handmatig opgeven. • De Leica Tri-Elmar-M 1:4/28-35-50 mm ASPH. bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde brandpuntsafstand naar de camera, die door de elektronica van de camera wordt afgetast en voor de correctie van deze brandpuntsafstand wordt gebruikt. wegens plaatsgebrek is in het menu slechts één artikelnummer vermeld – 11 625. natuurlijk kunnen ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894 – worden gebruikt en vanzelfsprekend gelden voor deze ook de instellingen in het menu. reSOLUtIe de registratie van de beeldgegevens is in het JpeGformaat met vijf verschillende aantallen pixels, d.w.z. resoluties mogelijk. dit maakt een precieze afstemming op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit van de aanwezige geheugenkaart mogelijk. Met de grootste resolutie (overeenkomend met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken wilt kiezen, kunnen natuurlijk aanzienlijk minder opnames op een kaart worden opgeslagen dan bij de kleinste resolutie, die bijv. voor verzending per e-mail of voor internetpagina’s ruim voldoende is. Opmerking: de onbewerkte gegevensopslag (dnG, zie het volgende hoofdstuk) vindt uitsluitend met de hoogste resolutie plaats. Instellen van de functie 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) Resolution (4.2.3) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie. cOMpreSSIepercentAge/BeStAnDSFOrMAAt de registratie van de beelden vindt naar keuzeplaats a. met telkens een van twee verschillende compressiepercentages – JPG fine/JPG basic, of Opmerkingen: • Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat dnG (digital negative) gebruikt. b. met het bestandsformaat DNG, Uncompressed of Compressed of • Het formaat Compressed staat voor een lichte compressie die – een nauwelijks zichtbare vermindering van de kwaliteit veroorzaakt – de bewerking van beeldgegevens achteraf volledig ondersteunt – een snelle opslag mogelijk maakt – minder geheugen vereist. c. met combinaties van telkens een van de twee JpG-compressiepercentages en het ingestelde DNG-formaat, d.w.z. er ontstaan per opname altijd twee bestanden. daarbij wordt altijd voor het JPGbestand de voor de gekozen variant ingestelde resolutie gebruikt. dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op de benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand. Instellen van de functie A. keuze van het Dng-formaat 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) DNG setup (4.1.19) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant Uncompressed of Compressed. B. keuze van de jpeg-compressie resp. de formaatcombinatie 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) Kompression (4.2.2) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste compressie/combinatie. • Bij de gegevensopslag (DNG) wordt de resolutie automatisch en onafhankelijk van de bestaande instelling (voor het betreffende JpeG-formaat) op (18 MP) overgezet, (zie vorige hoofdstuk). • Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPG wordt voor het JpeG-formaat de bestaande instelling van de resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen verschillende resoluties hebben. • Door een hoog compressiepercentage zoals bij JPG basic kunnen fijne structuren in het motief verloren gaan, resp. verkeerd worden weergegeven (artefacten; bijv. ”trapvorming” op schuine delen). • het op de monitor getoonde, resterende aantal opnames verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. dit hangt van het motief af; zeer fijne structuren resulteren bij JpeG-bestanden in een grotere datahoeveelheid, homogene in een kleinere hoeveelheid. Opname-basisinstellingen / 125 WItBALAnS In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale kleurweergave bij elk licht. de kleur die als wit moet worden weergegeven, wordt vooraf voor de Leica M9 ingesteld. Bij de Leica M9 kunt u hiervoor uit tien verschillende instellingen kiezen: – Auto – voor de automatische regeling, die in de meeste situaties neutrale resultaten oplevert, – zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorkomende lichtbronnen, – , bijv. voor binnenopnames met (voornamelijk) licht van gloeilampen – 1, bijv. voor binnenopnames met (voornamelijk) licht van TL-balken, bijv voor woonruimten met warm licht van ca. 2700 K dat op het licht van gloeilampen lijkt – 2, bijv. voor binnenopnames met (voornamelijk) licht van TL-balken, bijv. voor werkruimten en buitenverlichting met koel licht van ca. 4000 K – , bijv. voor buitenopnames in de zon, – , – , – , – voor de handmatige instelling door meting en – Kelvin setting1 – voor een direct instelbare kleurtemperatuur. Opmerking: Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de technische mogelijkheden van een system-Cameraadaption (sCa) van het systeem 3000 en over de adapter sCa-3502 (vanaf versie 4) beschikken, of een overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans voor een juiste kleurweergave op Auto worden gezet. wanneer echter andere, niet speciaal op de Leica M9 afgestemde flitsapparaten worden gebruikt die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, worden gebruikt. moet de instelling bijv voor opnames met (voornamelijk) elektronenflits-belichting, bijv. voor buitenopnames bij bewolkte hemel, bijv. voor buitenopnames met het hoofdmotief in de schaduw, 1 126 / Opname-basisinstellingen Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven. Instellen van de functie Voor de automatische of een van de vaste instellingen 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) White balance (4.2.1) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie. Voor directe instelling van de kleurtemperatuur U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K1) direct instellen (van 2000 tot 5000 K in stappen van 100, van 5000 tot 8000 K in stappen van 200 en van 8000 tot 13100 K in stappen van 300). daarmee is een zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de praktijk voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en/of uw persoonlijke voorkeur kunt afstemmen. 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) White balance (4.2.1) en 2. in het bijbehorende submenu de variant Farbtemp.. 3. Kies met de instelknop (1.29) of de bovenste/ onderste kruisknop (1.30) de gewenste waarde en 4. bevestig de instelling door opnieuw bedienen van deSET-knop. Voor de handmatige instelling door meting 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) White balance (4.2.1) en 2. in het bijbehorende submenu de variant . 3. druk op deSET-knop (1.21) • Op de monitor verschijnt de melding Attention Point camera at white surface and release shutter . Opmerking: een reeds opgeslagen waarde van de witbalans die door meting is ingesteld, kan ook na tussentijds omschakelen op een andere instelling van de witbalans door opnieuw uitvoeren van de stappen 1–3 en (in plaats van stap 4) nogmaals bedienen van de SET-knop weer worden opgeroepen. 4. de eigenlijke instelling vindt plaats met een aansluitende opname, waarbij op een wit of neutraal grijs vlak in het midden van het beeld moet worden gericht. • Op de monitor verschijnt het zojuist opgenomen beeld in plaats van de menulijst met de melding WB is set . wanneer de belichting echter als onjuist of het vlak waarop wordt gericht als niet neutraal wordt beoordeeld, verschijnt als aanduiding vervolgens Attention Bad Exposure WB not set . herhaal in zo’n geval stap 2 met gecorrigeerde belichtingsinstelling resp. met een neutraler vlak. een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang opgeslagen, d.w.z. wordt voor alle volgende opnames gebruikt, tot een nieuwe meting of een andere instelling van de witbalans wordt gebruikt. 1 Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven. Opname-basisinstellingen / 127 ISO-geVOeLIgheID In de gebruikelijke fotografie wordt met de keuze van de Iso-waarde de lichtgevoeligheid van de gebruikte film in acht genomen. Gevoelige films staan – bij gelijke helderheid – kortere sluitertijden en/of kleinere diafragma’s toe en omgekeerd. de Iso-instelling van de Leica M9 heeft een bereik van Iso 160–2500. optimale weergavekwailteit wordt met de instelling ISO 160 bereikt. de hogere gevoeligheden hebben een toenemende ”beeldruis” tot gevolg. dit effect kan met de ”korrelstructuur” van zeer gevoelige films worden vergeleken. de instelling pull 80 komt qua helderheid overeen met een Iso-gevoeligheid van Iso 80. opnames met deze instelling hebben echter een lager contrast. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet worden overbelicht. de instelling vindt plaats op 1/3 Iso-niveaus en realiseert zo een nauwkeurige, handmatige en benodigde aanpassing van sluitertijd/diafragma aan de betreffende situaties. Behalve de vaste instellingen heeft de Leica M9 ook een functie AUTO ISO, waarbij de camera de gevoeligheid automatisch aan het omgevingslicht aanpast. samen met de tijdautomaat1 (zie hiervoor pag. 136) vergroot dit het bereik van de automatische belichtingsregeling aanzienlijk – namelijk precies met max. 4 diafragmatrappen. Met de functie is het echter ook mogelijk prioriteiten vast te leggen, bijv. om reden van beeldvorming2. U kunt zowel het bereik van de gebruikte gevoeligheid begrenzen – bijv. wegens de hiervoor beschreven ruis, alsook de minimale sluitertijd bepalen waarbij de automatische verhoging van de gevoeligheid wordt toegepast – bijv. om bewogen opnames veilig te vermijden. Instellen van de functie 1. houd de ISO-knop (1.23) ingedrukt. • Op de monitor (1.32) verschijnen in een raster de mogelijke instellingen. Opmerking: de lijst blijft na het loslaten van de ISO-knop nog ca. 2 s zichtbaar. als de lijst verdwijnt, wordt de ingestelde waarde overgenomen. als AUTO ISO is ingesteld, kunt u de functie aan uw werkwijze resp. uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen2. 3. Kies hiervoor in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) AUTO ISO setup (4.1.5) en 4. in het bijbehorende submenu Max ISO en/of Slowest speed. 5. Kies daarna in het submenu Max ISO – het bereik waarin de automaat moet werken door de hoogste te gebruiken gevoeligheid vast te leggen, en/of – in het submenu Slowest speed – dat u het aan de camera wilt overlaten om sluitertijden zonder onscherpte te garanderen – met Lens dependent3, of – dat uzelf een bepaalde, langere sluitertijd in een bereik van 1/125 s tot 1/8 s (in hele trappen) wilt instellen. 2. Kies terwijl u de ISO-knop ingedrukt houdt met de instelknop (1.29, voor en terug) of de kruisknoppen (1.30, regel of kolom) de gewenste gevoeligheid resp. de automatische instelling. Bij Lens dependent schakelt de camera pas over op een hogere filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid de sluitertijd onder de 1/ brandpuntsafstand-drempel zou dalen, dus bijv. bij langere sluitertijden dan 1/30 s met een 35 mm-objectief. 1 Bij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flitsapparaten (altijd met 1/180s) is de functie niet beschikbaar. Met het snapshot-profiel (zie pag. 141) is deze functie in principe actief. 2 deze varianten zijn in het snapshot-profiel niet beschikbaar. 128 / Opname-basisinstellingen 3 deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven (zie pag. 110). Opmerking: • Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie (zie pag. 139) zijn alle AUTO ISO-instellingen vastgelegd: – de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de eerste opname is bepaald, wordt ook voor alle andere opnames van een serie gebruikt, d.w.z. deze Iso-waarde wordt tijdens een serie niet veranderd. – de instellingen in de submenu’s AUTO ISO zijn niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn volledig beschikbaar. BeeldeiGeNschappeN/coNtrast, scherpte, kLeUrVerzADIgIng een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer eenvoudige wijziging van belangrijke beeldeigenschappen. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s dit – na de opname en op de computer – in grote mate toestaan, kunt u bij de Leica M9 drie van de belangrijkste beeldeigenschappen al voor de opnames beïnvloeden: • Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder ”mat” of ”briljant” overkomt. daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z. door de heldere weergave van lichte en donkere partijen worden beïnvloed. • Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling – tenminste van het hoofdmotief – is een voorwaarde voor een gelukte opname. de scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied van licht naar donker aan de zijkanten van het beeld is. door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van scherpte worden gewijzigd. alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar - via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat optimaal aan de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden aangepast. Bij Color Saturation zijn nog twee overige varianten beschikbaar, Black+White en Vintage B&W. Opmerking: deze instellingen betreffen alleen opnames met een van de JpeG-formaten. als een van de beide DNG bestandsformaten is gekozen, hebben deze instellingen geen effect, omdat de beelden in dit geval in principe in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen (wijzigingen moeten later op de computer worden aangebracht). Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Sharpening (4.1.6) resp. Color Saturation (4.1.7) resp. Contrast (4.1.8), en 2. in het submenu het gewenste niveau (Low, Medium low, Standard, Medium high, High). • De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer ”flets” en pastelkleurig of ”knallend” en bont overkomen. Terwijl lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig/helder) voor de opname gegeven zijn, kan de weergave hier goed worden beïnvloed. Opname-basisinstellingen / 129 kLeUrrUIMte Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn de eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer uiteenlopend. daarom zijn verschillende kleurruimtes ontwikkeld, zoals bijv. standard-rGB (rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige afdrukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met programma’s, bijv. voor kleurcorrecties, heeft in deze branche adobe© rGB bekendheid gekregen. jUISt VASthOUDen VAn De cAMerA Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Color management (4.1.18) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie. Opmerkingen: • Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een minilab of via internet laat maken, moet u in ieder geval de instelling sRGB kiezen. • De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor professionele beeldbewerking in een werkomgeving met geijkte kleuren. Voor scherpe, onbewogen opnames moet de camera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele ”driepuntsondersteuning” van de Leica M9 als u deze met de rechterhand vasthoudt, waarbij de wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim stabiliserend daarachter op de achterkant van de body rust. daarbij ondersteunt de linkerhand tevens aan de onderkant nog het objectief om snel te focusseren of omsluit deze de camera. U krijgt extra steun als u de camera tegen voorhoofd en wang gedrukt houdt. Voor rechtop staande foto’s wordt de Leica M9 naar links gedraaid. de handen kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opnames in liggend formaat blijven. de camera kan echter ook naar rechts worden gedraaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim op de ontspanknop te drukken. 130 / Opname-basisinstellingen / juist vasthouden van de camera Opmerkingen: • Als praktisch accessoire wordt de Handgreep M9 voor bijzonder stabiel vasthouden en met één hand dragen van de Leica M9 geadviseerd (bestelnr. 14 486 zwart, 14 490 staalgrijs). • De Leica M9 is van een geïntegreerde sensor voorzien die de stand van de camera – horizontaal of verticaal (beide richtingen) – bij elke opname registreert. deze informatie maakt het mogelijk dat opnames bij aansluitende weergave met programma’s op een computer (niet op de monitor van de camera!) steeds automatisch rechtop worden getoond. De LIchtkADer-MeetzOeker de lichtkader-meetzoeker van de Leica M9 is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. deze heeft een vergrotingsfactor van 0,68 x. de grootte van de lichtkaders is op het uitgangsformaat van de Leica M9 afgestemd en komt daarmee ongeveer overeen met de sensorgrootte van 24 x 36mm1 bij een afstandsinstelling van 1 m. de lichtkaders zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd. Lichtkaderbeeld en opnamebeeld dekken elkaar over het totale afstandinstelgebied van 0,7 m tot ∞ verregaand. Verregaand wil zeggen dat de sensor bij afstanden van minder dan 1m iets minder registreert dan de binnenkanten van de lichtkaders, bij grotere afstanden iets meer (zie grafieken hiernaast). deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden door het principe bepaald: 1 lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de betreffende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. de nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren – bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de afstand van het optische systeem van het sensorvlak. als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het objectief registreert minder van het motief. Bovendien zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook groter. B a alle opnames en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50 mm a Lichtkader B werkelijke beeldveld Instelling op 0.7 m: Instelling op 1 m: Instelling op oneindig: de sensor registreert ca. één kaderbreedte minder. de sensor registreert precies het beeldveld dat door de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond. de sensor registreert ca. 1 (verticaal)/ 4 (horizontaal) kaderbreedte(n) meer. het precieze formaat bedraagt 23,9 x 35,8 mm en komt daarmee overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen. De lichtkader-meetzoeker / 131 wanneer objectieven met de brandpuntsafstanden 28 mm (elmarit vanaf fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm worden gebruikt, worden automatisch de bijbehorende lichtkaders in de combinaties 28 + 90 mm, 35 +135 mm, 50 +75 mm ingespiegeld. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld. alle objectieven met een brandpuntsafstand van 16 tot 135 mm worden bij plaatsing op de Leica M9 aan de afstandsmeter gekoppeld. wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de Led’s van de belichtingsmeter, resp. het Led-flitssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsmodus staat in de betreffende hoofdstukken op pagina 134/135/143. 132 / De lichtkader-meetzoeker De BeeLDVeLDkIezer de beeldveldkiezer (1.8) vergroot de mogelijkheden van de zoeker bij de Leica M9. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het motief met een andere brandpuntsafstand op te nemen. als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief wordt weg gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 35 en 135 mm brandpuntsafstand. als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand. als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 28 en 90 mm brandpuntsafstand. 3 Bilder (nr. 46-48) wie M8.2, s. 43 35 mm + 135 mm 50 mm + 75 mm 28 mm + 90 mm De lichtkader-meetzoeker / 133 AFStAnDSMetIng Met de afstandsmeter van de Leica M9 kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. dit blijkt vooral bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte gunstig te zijn. Mechanische meetbasis (afstand van de optische assen van het zoekervenster en het kijkvenster van de afstandsmeter) x zoekervergroting = effectieve meetbasis 69,25mm x 0,68 = ca. 47,1mm dubbele contour = onscherp samenvallen van contouren = scherp onderbroken lijn = onscherp doorlopende lijn = scherp het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. als u het grote kijkvenster (1.6) van de zoeker dicht houdt, blijven slechts het in beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld zichtbaar. de scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld: MengBeeLDMethODe (DUBBeLBeeLD) richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief totdat de contouren in het meetveld samenvallen. daarna de uitsnede van het motief vastleggen. 134 / Afstandsmeting DeeLBeeLDMethODe richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang totdat de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset zijn te zien. daarna de uitsnede van het motief vastleggen. een duidelijke scheiding van beide instelmethodes komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt. BeLIchtIngSMetIng Bij de Leica M9 wordt de belichtingsmeting van het aanwezige omgevingslicht via het objectief bij het ingestelde diafragma en met nadruk op het midden uitgevoerd. daarbij wordt het door de lichte sluiterlamellen van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode opgevangen en gemeten. deze silicium-fotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens is in het midden van de camerabodem geplaatst. de voor een juiste belichting geschikte tijd-/diafragma-combinaties worden door de zoeker- resp. monitorindicaties aangegeven of hiermee bepaald. Bij de tijdautomaat wordt het diafragma met de hand gekozen, de bijbehorende geschikte sluitertijd kiest de camera echter zelf. In deze modus informeert een digitale Led-indicatie over de ontstane sluitertijd (bijv. 1000) Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor de afstemming van de belichting een uit drie rode Led’s bestaande lichtschaal ( • ). als de instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde Led op. In-/UItSchAkeLen VAn De BeLIchtIngSMeter de belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de ontspanner (1.19) tot het 1. drukpunt ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar is (1.18) ingeschakeld en de tijd-instelknop (1.17) niet op B staat. als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker voortdurend: – bij tijdautomaat door de digitale Led-indicatie van de sluitertijd, – bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige Led’s, evt. samen met de middelste, ronde Led. als de ontspanner weer wordt losgelaten, zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 12 s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de Led(’s) zolang branden. wanneer de tijd-instelknop op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld. Opmerkingen: • Als de indicaties verdwenen zijn, bevindt de camera zich in de stand ”stand-by”. • Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het grensgebied van de belichtingsmeter, kan het ca. 0,2 s duren voordat de Led’s oplichten. • Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer hierover vindt u in het hoofdstuk ”de tijdautomaat” op pag. 136). • Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige Led. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert ook deze indicatie. • Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. onbedoelde opnames worden hiermee ook verhinderd. Afstandsmeting / 135 De BeLIchtIngSMODI de Leica M9 kent twee belichtingsmodi: tijdautomaat of handmatige instelling. afhankelijk van motief, situatie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit – de gebruikelijke ”half-automaat” of – de vaste instelling van sluitertijd en diafragma. tIjDAUtOMAAt als de tijd-instelknop (1.17) zich in de stand A bevindt, vormt de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos in een bereik van 1/4000 s tot 32 s, en wel volgens ingestelde filmgevoeligheid, gemeten helderheid en het handmatig gekozen diafragma. In de zoeker van de camera wordt de bepaalde sluitertijd digitaal, en voor een beter overzicht in halve trappen getoond. Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. de werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de indicatie in halve trappen afwijken: als bijv. vóór het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie is te zien en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen na ontspannen ook met 19 beginnen. Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de interpretatie van alle parameters sluitertijden geven die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan 1/4000 s of langer dan 32 s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt en als waarschuwing knipperen deze waarden in de zoeker. MeetWAArDegeheUgen Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. de sterk in het midden geaccentueerde meting van de Leica M9 registreert echter vooral een gebied in het midden van het beeld en is op een gemiddelde grijswaarde geijkt. Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt. 136 / De belichtingsmodi / Tijdautomaat / Meetwaardegeheugen hiertoe wordt: 1. het midden van de zoeker door zwenken van de camera eerst op het belangrijke deel van het motief gericht en daarna op een ander detail van gemiddelde helderheid gericht, 2. en door indrukken van de ontspanner (1.19) tot het tweede drukpunt gemeten en opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer. 3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera daarna op de definitieve beelduitsnede gezwenkt 4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting worden ontspannen. een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde succesvol is opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve belichting leiden. het geheugen wordt gewist als de vinger het drukpunt van de ontspanner loslaat. Opmerking: het meetwaardegeheugen is niet beschikbaar als de ontspanfunctie Soft is ingesteld (zie pag. 115). BeLIchtIngScOrrectIeS Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde (18 % reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch motief. wanneer het gemeten detail van het motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnames achter elkaar, bijv. als om bepaalde redenen voor een serie opnames bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn. eenmaal ingesteld, blijft deze in tegenstelling tot het meetwaardegeheugen effectief tot (bewust) weer wordt teruggesteld (meer over het meetwaardegeheugen staat in het hoofdstuk op pag. 136). op de Leica M9 kunnen belichtingscorrecties in een bereik van ± 3 eV in stappen van 1/3 eV worden ingesteld (eV: exposure Value = belichtingswaarde). Instellen van de functie Bij de Leica M9 zijn twee varianten voor de instelling van een belichtingscorrectie beschikbaar: ze zijn permanente instellingen, d.w.z. ze blijven gehandhaafd tot ze worden gewijzigd of teruggezet. daarmee kiest u gelijktijdig of u de instelling via het menu of met de instelknop wilt uitvoeren. de instelling via het menu wordt geadvisserd als u bijv. al weet dat u een krappere/ruimere belichting van uw motieven wilt hebben. de bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht optredende situaties en maakt het mogelijk uw motief ononderbroken in de zoeker te volgen. A. Via het menu 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) Exposure comp. (4.2.4) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste correctiewaarde. B. Met de instelknop 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Exp. comp. setup (4.1.10) en 2. in het bijbehorende submenu Setting ring. 3. door draaien van de instelknop (1.29) kunnen de belichtingscorrecties worden ingesteld – rechtsom voor positieve waarden, linksom voor negatieve. c. Met ontspan- en instelknop 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Exp. comp. setup (4.1.10) en 2. in het bijbehorende submenu Set. ring & rel. but.. 3. als de ontspanner (1.19) op het eerste drukpunt wordt gehouden1, kan door draaien aan de instelknop (1.29) een belichtingscorrectie voor de daarop volgende opname worden ingesteld. Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd: - ze blijven continu actief totdat ze handmatig op 0 worden teruggezet; - ze kunnen zowel via het menu alsook met de instelknop worden teruggezet; - ze worden in het opnameparameter-menu in de vorm van eV-waarden, en in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden weergegeven. 1 Meer over de functie van de ontspanner staat in het hoofdstuk vanaf pag. 114 Belichtingscorrecties / 137 Opmerking: een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het flitsapparaat) instellen! Zie hiervoor ook de hoofdstukken over de flitsmodus vanaf pag. 143. 138 / Belichtingscorrecties VOOrBeeLD VAn een cOrrectIe nAAr pLUS VOOrBeeLD VAn een cOrrectIe nAAr MIn Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal de belichtingsmeter door de grote helderheid een relatief korte belichtingstijd aangeven. de sneeuw wordt daardoor in een gemiddelde grijswaarde weergegeven en aanwezige personen zijn te donker: onderbelichting! om dit te voorkomen moet de belichtingstijd verlengd of het diafragma geopend worden, d.w.z. op bijv. +1 1/3 eV worden ingesteld. Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht reflecteren, zal de belichtingsmeter een te lange belichtingstijd aangeven. een zwarte auto wordt een grijze auto: overbelichting! de belichtingstijd moet verkort worden, d.w.z. op bijv. –1eV worden ingesteld. AUtOMAtISche BeLIchtIngSSerIeS Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. afhankelijk van het deel waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke gevallen kunnen met de Leica M9 – bij tijdautomaat – met de automatische belichtingsserie meerdere alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende sluitertijden worden gemaakt. daarna kan de geschiktste opname voor gebruik worden geselecteerd of met bewerkingssoftware een opname met zeer veel contrast worden gemaakt (trefwoord hdr). Beschikbaar zijn: – 4 niveaus: 0,5 eV, 1 eV, 1,5 eV en 2 eV – 3 aantallen opnames: 3, 5 of 7 – 2 volgordes: juiste belichting, overbelichting/en, onderbelichting/en of onderbelichting/en, juiste belichting, overbelichting/en. Opmerkingen: • Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie zijn alle AUTO ISO-instellingen (zie pag. 128) vastgelegd: – de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de eerste opname is bepaald, wordt ook voor alle andere opnames van een serie gebruikt, d.w.z. deze Iso-waarde wordt tijdens een serie niet veranderd. – de instellingen in de submenu’s AUTO ISO zijn niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn volledig beschikbaar. • Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn. Voorbeelden (altijd bij vastgelegde diafragma-instelling): – Gemeten sluitertijd 1/1000 s, belichtingsserie van 5 opnames/2 eV: beperkte functie omdat de –2 eV-opname 1/16000 s zou vereisen. – Gemeten sluitertijd 1/125 s, belichtingsserie van 5 opnames/2 eV: onbeperkte functie omdat de –2 eV-opname 1/2000 s mogelijk is. – Gemeten sluitertijd 1/1000 s, belichtingsserie van 7 opnames/1 eV: beperkte functie omdat de –3 eV-opname 1/8000 s zou vereisen. – Gemeten sluitertijd 1/500 s, belichtingsserie van 7 opnames/1 eV: onbeperkte functie omdat de –3 eV-opname 1/4000 s mogelijk is. • Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal opnames gemaakt en zijn daarom evt. meerdere opnames van een serie hetzelfde belicht. • Voor series van 7 opnames zijn alleen de niveaus 0,5 eV en 1 eV beschikbaar. • Automatische belichtingsseries zijn in combinatie met de flitsmodus niet mogelijk. als een geplaatst flitsapparaat wordt ingeschakeld, vindt geen opname plaats. • De functie blijft actief tot deze weer in het menu wordt uitgeschakeld. als deze niet wordt uitgeschakeld, vindt bij elke bediening van de ontspanner een volgende belichtingsserie plaats. Instellen van de functie 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) Bracketing (4.2.5) 2. of u de functie wilt in- of uitschakelen. 3. Kies daarna in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Bracketing setup (4.1.9), 4. in het bijbehorende submenu No. of exposures resp. Sequence resp. EV increments en 5. in de submenu’s de gewenste waarden of varianten. Automatische belichtingsseries / 139 hAnDMAtIge InSteLLIng VAn De BeLIchtIng wanneer de instelling van de belichting volledig handmatig moet plaatsvinden, moet de tijd-instelknop (1.17) op een van de gegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn vergrendeld. Vervolgens 1. de belichtingsmeter inschakelen en 2. door draaien van de tijd-instelknop en/of diafragma-instelring (1.14) van het objectief – telkens in de richting van de oplichtende driehoekige Led – alleen de ronde Led laten branden. Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van tijd-instelknop en diafragma-instelring geven de drie Led’s van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de juiste belichting aan: onderbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien naar rechts nodig • onderbelichting van 1/2 diafragmatrap; draaien naar rechts nodig • Juiste belichting • overbelichting van 1/2 diafragmatrap; draaien naar links nodig • overbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien naar links nodig De B-InSteLLIng/t-FUnctIe Met de B-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 240 s). In combinatie met de zelfontspanner is tevens een T-functie beschikbaar: is zowel B ingesteld en ook de zelfontspanner door aantippen van de ontspanner geactiveerd (zie hiervoor ook pagina. 157), opent de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch. deze blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden vastgehouden – zolang geopend tot de ontspanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan de bewegingsonscherpte die door bediening van de ontspanner evt. ontstaat ook bij langdurige opnames verregaand worden vermeden. de belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, na de ontspanning telt de digitale cijferindicatie in de zoeker echter ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee. Opmerkingen: • Bij lange belichtingstijden kan zeer sterke beeldruis ontstaan. • Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M9 automatisch na opnames met langere sluitertijden (ca. vanaf 1/30 s, afhankelijk van andere menu-instellingen) een tweede ”zwartopname” (op de gesloten sluiter). de bij deze parallelopname gemeten ruis wordt dan rekenkundig van de eigenlijke opnamerecord ”afgetrokken”. • Deze verdubbeling van de ”belichtings”-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. de camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Bij sluitertijden vanaf 2 s verschijnt als waarschuwing de melding Noise reduction in progress 12 s1 op de monitor. Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. 1 140 / handmatige instelling van de belichting / de B-instelling/T-functie Tijdindicatie is een voorbeeld InSteLLen VAn De BeLIchtIng BIj geBrUIk VAn het SnApShOt-prOFIeL aanvullend op de profielen die individueel instelbaar zijn en kunnen worden opgeslagen biedt de Leica M9 een snapshot-profiel. Bij dit profiel gelden in de meeste menupunten vaste instellingen die voor de meeste motieven een optimale weergave garanderen. enkele menupunten, die alleen voor doelbewuste ingrepen nodig zijn, evenals andere speciale functies kunnen helemaal niet worden gekozen (zie pag. 102). Instellen van de modus 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/119) User profile (4.2.6) en 2. in het bijbehorende submenu Snapshot profile. Bovendien is er een vereenvoudigde zoekerindicatie voor de belichtingsinstelling, waarbij de camera waarschuwt als opnames door beweging onscherp dreigen te worden. U hoeft slechts op de indicatie in de zoeker te letten: – brandt alleen de ronde rode Led in het midden ( • ), is alles in orde. – knippert rechts daarvan ook een rode driehoek ( • ), dreigt overbelichting. U hebt echter in de meeste gevallen ook dan nog de mogelijkheid een juiste belichting te garanderen. – bij gebruik van de tijdautomaat (zie pagina. 136): stel een lagere diafragmawaarde in. draai de diafragmaring (1.14) in de richting die door de knipperende driehoek wordt aangegeven – naar links. – Bij handmatige belichtingsregeling (zie pag. 140) kan naar keuze ook een kortere sluitertijd worden ingesteld. – Knippert links daarvan bovendien een rode driehoek ( • ), dreigt een bewogen opname (zie hierna: ”Toelichting”). U hebt echter in de meeste gevallen ook dan nog de mogelijkheid een scherpe, onbewogen opname te garanderen. – bij gebruik van de tijdautomaat (zie pagina. 136): stel een hogere diafragmawaarde in. draai de diafragmaring (1.14) in de richting die door de knipperende driehoek wordt aangegeven – naar rechts. UItSchAkeLen VAn het SnApShOt-prOFIeL het geactiveerde snapshot-profiel kan altijd door bedienen van de SET-knop (1.21) worden verlaten. toelichting als vuistregel geldt: bewegingsonscherpte dreigt vanaf sluitertijden onder de drempel van 1/brandpuntsafstand dus bijv. bij langere tijden dan 1/60 s met een 50 mmobjectief. Opmerkingen: • Om met het snapshot-profiel in een bijzonder groot helderheidsgebied te kunnen fotograferen wordt – wanneer geringe helderheid dit vereist – automatisch de gevoeligheid op hogere waarden ingesteld (zie voor meer bijzonderheden ”Iso-filmgevoeligheid”, pag. 128). • Fotograferen met flitsapparaten is ook met het snapshot-profiel mogelijk. Meer hierover staat in de betreffende hoofdstukken vanaf pag. 143. – Bij handmatige belichtingsregeling (zie pag. 140) kan naar keuze ook een langere sluitertijd worden ingesteld. Instellen van de belichting bij gebruik van het snapshot-profiel / 141 het MeetBereIk VAn De BeLIchtIngSMeter het meetbereik is bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en Iso 160/23 eV 0 tot 20 resp. diaf. 1,0 en 1,2 s tot diaf. 32 en 1/1000 s. OnDer en BOVen het MeetBereIk als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige Led en bij te veel licht de rechter. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. wanneer de benodigde sluitertijd langer wordt dan de langst mogelijke van 32 s, resp. korter wordt dan de kortst mogelijke van 1/4000 s, knipperen ook deze indicaties. omdat de belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. de belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik niet wordt gehaald – nog ca. 12 s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. als in deze periode (bijv. door wijziging van de motiefuitsnede of door openen van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de Led-indicatie over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij. 142 / het meetbereik van de belichtingsmeter/ Onder en boven het meetbereik ALgeMene InFOrMAtIe OVer MetIng en regeLIng FLItSBeLIchtIng Flits meetcels de Leica M9 bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van een of meer meetflitsen in onderdelen van seconden voor de eigenlijke opname. direct daarna, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits afgegeven. alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch gerespecteerd. geSchIkte FLItSAppArAten de volgende flitsapparaten op de Leica M9 zijn geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven: • Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14 488). Met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105 mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 110) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare tweede reflector evenals vele overige functies is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig. dankzij een vast ingebouwde flitsvoet met extra regel – en signaalcontacten, die voor de automatische overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen zijn, is het zeer eenvoudig te bedienen. • Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444). Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is het bijzonder geschikt. het bezit evenals de Leica sF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige bediening. • Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een system-Camera-adaption (sCa) van het systeem 3000 voldoen, met de adapter sCa-3502/ 3501 zijn1 uitgerust en het richtgetal kunnen regelen. 1 Bij het gebruik van de adapter sCa-3502 (vanaf versie 4) kan de witbalans (zie pag. 126) voor een correcte kleurweergave op Auto worden gezet, dit vindt met het snapshot-profiel automatisch plaats. 1.20a er kunnen echter ook andere, gebruikelijke opzet-flitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet2, 3 en ontsteking via het positieve middencontact (X-contact, 1.20a) worden gebruikt. wij adviseren het gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers. 2 wanneer echter andere, niet speciaal op de Leica M9 afgestemde flitsapparaten worden gebruikt die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de instelling worden gebruikt (zie pag. 126). om de juiste kleurweergave te garanderen moet in zulke gevallen niet met het snapshot-profiel worden gewerkt. 3 het geopende diafragma van het objectief moet handmatig op het flitsapparaat worden ingesteld. Algemene informatie over meting en regeling flitsbelichting / geschikte flitsapparaten / 143 pLAAtSen VAn het FLItSAppArAAt Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet erop worden gelet dat de voet helemaal in de flitsschoen (1.20) van de Leica M9 wordt geschoven en indien aanwezig met de klemmoer tegen ongewild eruit vallen worden beschermd. dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten onderbreekt en daardoor foutieve functies kunnen ontstaan. De FLItSMODUS de volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is bij de Leica M9 met de hiervoor genoemde systeemcompatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat A en handmatige instelling evenals in het snapshot-profiel beschikbaar. Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invul-flitsregeling actief. om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij toenemende helderheid evt. met max. 1 2/3 eV verminderd. wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van 1/180 s, al overbelichting tot gevolg heeft, wordt de flits bij tijdautomaat niet geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven. Opmerking: Voor het plaatsen moeten camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld. 144 / plaatsen van het flitsapparaat / De flitsmodus Bovendien kan met de Leica M9 met tijdautomaat A en handmatige instelling, echter niet met het snapshot-profiel, gebruik worden gemaakt van interessante vormgevende flitstechnieken zoals flitssynchronisatie op het 2. in plaats van het gebruikelijke 1. sluitergordijn en het flitsen met lange sluitertijden zoals de synchronisatietijd 1/180 s. deze functies worden op de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende hoofdstukken). de Leica M9 geeft de ingestelde gevoeligheid ook door aan het flitsapparaat. daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch aangeven. de gevoeligheidsinstelling kan niet door het flitsapparaat worden beïnvloed. Opmerkingen: • de instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn beschreven hebben alleen betrekking op de Leica M9 en systeemcompatibele flitsapparaten. • Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pag. 137) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het flitsapparaat) instellen! • Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere, niet speciaal op de Leica M9 afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, staat in de betreffende handleiding. De InSteLLIngen VAn De AUtOMAtISche FLItSMODUS DIe DOOr De cAMerA WOrDt geregeLD nadat het flitsapparaat is ingeschakeld en in de modus voor regeling van het richtgetal (bijv. GnC = Guide number Control) is gezet, moet hiervoor op de Leica M9: 1. Voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken van de ontspanner worden ingeschakeld, d.w.z. de weergave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden of de lichtschaal. als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd. Opmerking: als de automatisch geregelde (zie ”de flitsmodus”, pag. 144) of de handmatig ingestelde sluitertijd korter is dan 1/180 s wordt de flits niet geactiveerd. De cOntrOLe-InDIcAtIeS VAn De FLItSBeLIchtIng In De zOeker VOOr SySteeMcOnFOrMe FLItSAppArAten In de zoeker van de Leica M9 dient een flitsvormige Led (2.1.3) voor terugmelding en indicatie van verschillende situaties. deze Led verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht. 2. de tijd-instelknop op A, op de flitssynchronisatietijd (1/180 s) of – voor speciale effecten kan een langere sluitertijd (ook B) worden ingesteld. In de modus tijdautomaat schakelt de camera automatisch over op de via het menu ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. het tijdbereik (zie ”Kiezen van de synchronisatietijd/het synchronisatietijdbereik”, pag. 147). 3. de gewenste, resp. het voor de betreffende afstand van het motief benodigde diafragma worden ingesteld. De flitsmodus / 145 In De AUtOMAtISche FLItSMODUS (flitsapparaat op regeling richtgetal ingesteld) • verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180 s ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M9 ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. BIj InSteLLIng VAn het FLItSAppArAAt Op cOMpUterStUrIng (A) OF hAnDMAtIge MODUS (M) • verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180 s ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M9 ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • knippert voor de opname langzaam (2 hz): het flitsapparaat is nog niet paraat • • brandt voor de opname: het flitsapparaat is paraat. knippert voor de opname langzaam (2 hz): het flitsapparaat is nog niet paraat. • • blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft paraat. brandt voor de opname: het flitsapparaat is paraat. • knippert na het ontspannen snel (4 hz), de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, maar het flitsapparaat is nog niet paraat. • gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit: onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor het motief. als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de verdwenen flits-Led het apparaat toch paraat zijn. 146 / In de automatische flitsmodus / Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige modus (M) kIezen VAn De SynchrOnISAtIetIjD/ het SynchrOnISAtIetIjD-BereIk Terwijl de gebruikte sluitertijd op de regeling van de flitsbelichting geen invloed heeft (door de toch al veel kortere duur van de flits), wordt de weergave van het aanwezige licht sterk door de sluitertijd – en het diafragma – bepaald. Bij vaste instelling van de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit in vele situaties tot een onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van alle motiefdelen die door het flitslicht niet goed worden belicht. Met de Leica M9 kunt u in de flitsmodus in combinatie met de tijdautomaat de sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden voor het motief resp. aan uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen. hiervoor kunt u uit vijf instellingen kiezen: 1. Lens dependent automatische regeling van de sluitertijd afhankelijk van de gebruikte brandpuntsafstand (volgens de vuistregel voor onbewogen opnames uit de hand = 1/brandpuntsafstand, bijv. 1/60 s met de summicron-M 1:2/50 mm) tot de synchronisatietijd 1/180 s.1 2. OFF (1/180 s) Vaste instelling op de kortst mogelijke sluitertijd 1 /180 s, bijv. voor de scherpe afbeelding van bewegende motieven en het invulflitsen. 3. down to 1/30s, 4. down to 1/8s en 5. down to 32s automatische regeling van alle sluitertijden van de genoemde waarde tot de synchronisatietijd 1/180 s. Opmerkingen: • Bij handmatige regeling van de belichting kunnen eveneens alle sluitertijden tot de synchronisatietijd 1/ 180 s worden ingesteld. • Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag. 102/141) is met gecodeerde objectieven (zie pag. 110) de regeling gerelateerd aan het objectief vast ingesteld, met niet-gecodeerde 1/180 s. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Auto Slow Sync (4.1.17) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant. 1 alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en inschakeling van de objectiefdetectie in het menu (zie hiervoor pag. 102/124/119) kiezen van de synchronisatietijd/het synchronisatietijd-bereik / 147 keUze VAn het SynchrOnISAtIetIjDStIp de belichting van flitsopnames vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. de uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte motiefdelen worden daarbij door de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling) gestoken scherp weergegeven. daarentegen worden alle andere motiefdelen – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. of deze motiefdelen scherp of ”vaag” worden weergegeven, resp. hoe groot de ”vaagheid” is, wordt door twee van elkaar afhankelijke factoren bepaald: 1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze motiefdelen op de sensor ”inwerken” en 2. hoe snel deze motiefdelen – of ook de camera zelf – tijdens de opname bewegen. hoe langer de sluitertijd resp. hoe sneller de beweging is, hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten verschillen. 148 / keuze van het synchronisatietijdstip Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1. sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend, kan dit zelfs tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals bij de opname van de motorfiets (links) die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. de Leica M9 stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flits-ontstekingstijdstip en synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2. sluitergordijn begint met het sluiten van het beeldvenster. het scherpe beeld bevindt zich in dit geval aan het einde van de beweging. deze flitstechniek verleent de foto (rechts) een meer natuurlijke indruk van beweging en dynamiek. de functie is bij alle instellingen van camera en flitsapparaat beschikbaar, bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijden, in de verschillende automatische flitsmodi – alsook in de handmatige flitsmodus, de indicaties zijn in beide gevallen identiek. Opmerking: Bij gebruik van het snapshot-profiel (zie pag. 102/141) is de synchronisatie op het 1. sluitergordijn vast ingesteld. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Flash sync (4.1.16) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: 1st curtain of 2nd curtain. OVerIge FUnctIeS geBrUIkerS-/prOgrAMMAprOFIeLen Met de Leica M9 kunnen willekeurige combinaties van alle instellingen in het hoofdmenu en opnameparameter-menu permanent worden opgeslagen, bijv. om ze steeds bij terugkerende situaties/motieven snel en eenvoudig te kunnen oproepen. er zijn in totaal vier geheugenplaatsen voor zulke combinaties beschikbaar. de namen van deze profielen bestaan in principe uit tien plaatsen. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map Profile__1_1 genoemd, de tweede Profile__2_1 enz. de namen die de camera geeft, kunnen echter ook worden gewijzigd en op hun toepassing worden gebaseerd. Zo kunnen ze beter en sneller worden herkend en opgeroepen. Voor de vereenvoudiging van voorinstellingen is bovendien het snapshot-profiel beschikbaar (zie pag. 102/141). Instellingen overnemen/profiel maken 1. stel de gewenste functies in het hoofdmenu en opnameparameter-menu in. 2. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Save user profile (4.1.2) en 3. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats. • De profielnaam verschijnt. De eerste plaats is gemarkeerd als gereed voor bewerking. 4. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30) resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u de tekens, met de linker en rechter kruisknoppen selecteert u de andere plaatsen. • als tekens zijn de hoofdletters ”A” tot en met ”Z”, de kleine letters ”a” tot en met ”z” en de cijfers ”0” tot en met ”9” beschikbaar; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 5. sla de instellingen op door indrukken van de SETknop (1.21). kiezen van een van de opgeslagen profielen resp. van het snapshot-profiel 1. Kies in het opnameparameter-menu (zie pag. 103/ 119) Benutzerprofil (4.2.6) en 2. in het bijbehorende submenu het gewenste profiel. 1 Opmerkingen: • Wanneer u een van de instellingen van het zojuist gebruikte profiel wijzigt, verdwijnt het betreffende cijfer. • Het geactiveerde snapshot-profiel kan altijd door bedienen van de SET-knop (1.21) worden verlaten. terUgzetten VAn ALLe InDIVIDUeLe InSteLLIngen Met deze functie kunnen alle eigen instellingen in het hoofdmenu en in het opnameparameter-menu in één keer op de fabrieks-instellingen worden teruggezet. Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Reset (4.1.20) en 2. roep met de SET-knop (1.21) het bijbehorende submenu op. 3. Kies daarna met de linker/rechter kruisknop (1.30) de gewenste functie en 4. bevestig de instelling door opnieuw bedienen van de SET-knop. Opmerking: dit terugzetten geldt ook voor de evt. met Save user profile (4.1.2, zie hiervoor) vastgelegde en opgeslagen, individuele profielen. de underscore ”_” staat hier voor joker, op de monitor blijven ”onbezette” plaatsen leeg. Overige functies / profiels / 149 De WeergAVeMODUS Zoals al in de hoofdstukken ”Kiezen van de opnameen weergavemodi” en ”automatische weergave van telkens de laatste opname” (pag. 113) is beschreven, kunt u de beelden na de opname op de monitor (1.32) van de Leica M9 bekijken. de weergave vindt automatisch direct daarna kortstondig plaats in de Auto review-modus of altijd en qua tijd onbegrensd in de PLAY-modus. In beide gevallen zijn ondertussen meerdere opties mogelijk. Opmerkingen: • De weergavefuncties gelden altijd voor de actieve map van de gebruikte geheugenkaart. wanneer u opnames van andere mappen wilt bekijken, moet u de betreffende map activeren (zie pag. 68). • als geen opnames op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt na indrukken van de PLAY-knop op de monitor de melding: Attention No valid image data to play • Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft het indrukken van de PLAY-knop verschillende gevolgen: Uitgangssituatie a. b. c. d. 1 150 / De weergavemodus Volledige weergave van een opname weergave van een vergrote uitsnede / meerdere verkleinde opnamen (zie p. 151)1 INFO-indicatie met willekeurige vergroting (zie p. 100/151) een van de menuopties (zie p. 181), of de DELETE of wisbeveiliging1 (zie p. 153/154) geactiveerd na indrukken van de PLAY-knop opnamemodus, monitor uit Volledige weergave van de opname INFO-indicatie met volledige weergave Volledige weergave van laatste getoonde opname PLAY-knop moet in dat geval twee keer worden ingedrukt • De Leica M9 slaat de opnames volgens de DCFstandards (design rule for Camera File system) op. • Met de Leica M9 kunnen alleen de met camera’s opgenomen beelden van dit type worden getoond. OVerIge OptIeS tIjDenS het BekIjken A. BekIjken VAn AnDere OpnAMeS/ ”BLADeren” In het geheUgen Met de linker en rechter kruisknop (1.30) kunt u de overige opgeslagen opnames oproepen. door op de linkerknop te drukken worden opnames met lagere nummers getoond en door op de rechterknop te drukken de hogere. door langer in te drukken (ca. 2 s) passeren de beelden sneller. na het hoogste en laagste nummer beginnen de in een oneindige lus geschakelde opnames weer van voren af aan, zodat u alle opnames in beide richtingen kunt bereiken. • Op de monitor verandert overeenkomstig het beelden bestandsnummer. B. VergrOten/kIezen VAn De UItSneDe/ geLIjktIjDIg BekIjken VAn MeerDere VerkLeInDe OpnAMeS Met de Leica M9 is het mogelijk om voor een betere beoordeling op de monitor een vergrote uitsnede op te roepen en de uitsnede daarbij vrij te kiezen. omgekeerd kunt u ook maximaal 9 beelden tegelijk op de monitor bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of om een opname sneller te vinden. • De rechthoek binnen het kader (3.2.5/3.3.7j) in de rechterbenedenhoek van de monitor symboliseert – bovendien als vergroting – de locatie van de getoonde uitsnede. Opmerkingen: • Hoe sterker de opname wordt vergroot, hoe minder – door de naar verhouding kleinere resolutie – de weergavekwaliteit op de monitor wordt. • Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de kruisknoppen niet voor het oproepen van andere opnames beschikbaar, maar dienen voor de ”navigatie” in het beeld (uitzondering: zie volgende opmerking). door de instelknop (1.29) naar rechts te draaien (met de klokwijzers mee) wordt een uitsnede vanuit het midden vergroot. hoe verder u draait, hoe sterker de vergroting en hoe kleiner de uitsnede. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van de monitor 1 pixel van de opname weergeeft. Met de vier kruisknoppen (1.30) kunt u bij vergrote afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen. hiervoor wordt de knop (meermaals) in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven. De weergavemodus / 151 Opmerking: U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname gaan die dan in dezelfde vegroting wordt getoond. hiervoor dienen weer de linker of rechter kruisknop – echter met ingedrukt gehouden PLAY-knop (1.26). door de instelknop naar links te draaien (tegen de klokwijzers in, uitgaande van de normale grootte), kunt u gelijktijdig 4 –, resp. door verder te draaien 9 opnames op de monitor bekijken. • Op de monitor (1.32) worden maximaal 9 verkleinde afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in normale grootte bekeken opname die door een rode rand is gemarkeerd. Met de vier kruisknoppen kunt u vrij tussen de verkleinde afbeeldingen navigeren, het betreffende beeld wordt gemarkeerd. dit beeld kunt u door de instelknop naar rechts te draaien weer op normale grootte brengen. 152 / De weergavemodus Opmerking: Bij de weergave van 9 beelden wordt door de instelknop verder naar links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst, zodat vervolgens ”per blok” snel kan worden ”gebladerd”. c. WISSen VAn OpnAMeS Zolang een opname op de monitor wordt getoond, kan deze eventueel ook op dat moment worden gewist. dit kan nuttig zijn als de opnames bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is. de Leica M9 biedt de mogelijkheid naar behoefte afzonderlijke of gelijktijdig alle opnames te wissen. Opmerkingen: • Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (niet echter als bij de 9-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 151). • Bij beveiligde opnames moet de wisbescherming eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk). Belangrijk: het wissen van de opnames is definitief. Ze kunnen daarna niet meer worden opgeroepen. 2. In eerste instantie bepaalt u • of u afzonderlijke Delete Single , of • gelijktijdig alle opnames wilt wissen Delete procedure 1. druk op de DELETE-knop (1.24) • Op de monitor (1.32) verschijnt het submenu in beeld. Opmerkingen: • Het wissen kan altijd door opnieuw bedienen van de DELETE-knop worden afgebroken. • De volgende opties en bijbehorende functies zijn tijdens de complete wisprocedure niet beschikbaar: de INFO-knop (1.22) en de wisbeveiliging. All . 3. de overige bediening vindt plaats via het menu, d.w.z. in principe precies zo als in het hoofdstuk ”het menu” is beschreven (zie pag. 119). dus na het kiezen van het vereiste menu en met behulp van de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30) en de SET-knop (1.21). Opmerkingen: • Als de getoonde opname is beschermd (zie pag. 154), kan in het submenu de functievariant Single niet worden gekozen. • Bij het wissen van alle opnames moet u – als bescherming tegen onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen. De weergavemodus / 153 De InDIcAtIeS nA het WISSen WISSen VAn AFzOnDerLIjke OpnAMeS na het wissen verschijnt de voorgaande opname. wanneer echter geen opnames meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de melding: Attention No valid image data to play . Opmerkingen: • het beschermen van opnames resp. het opheffen van de wisbescherming is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (niet echter als bij de 9-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 151). Wissen van alle opnames op de geheugenkaart na het wissen verschijnt de melding: Attention No valid image data to play . als echter een of meerdere opnames tegen wissen zijn beschermd, verschijnt deze, resp. de eerste van deze opnames. • Zie het vorige hoofdstuk voor de handelingen/ gevolgen bij het wissen van beschermde opnames. Opmerking: door het wissen van een opname worden de volgende opnames op het beeldtelwerk (3.2.4/3.3.6) volgens het volgende voorbeeld opnieuw genummerd: wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5 was, wordt nr. 4, enz. dit geldt echter niet voor de bestandsnummering op de geheugenkaart (in de INFOweergave, zie pag. 100) van de resterende beeldbestanden in de map (3.3.7i), die in principe onveranderd blijft. • Ook beschermde opnames worden bij het formatteren van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk). D. BeScherMen VAn OpnAMeS/ OpheFFen VAn De WISBeScherMIng de op de geheugenkaart geregistreerde opnames kunnen tegen onbedoeld wissen worden beschermd. deze wisbescherming kan altijd weer worden opgeheven. 154 / De weergavemodus • Wanneer u toch wilt wissen, heft u de bescherming zoals hierna beschreven op. • De wisbescherming is alleen in de Leica M9 effectief. • Bij SD-/SDHC-geheugenkaarten kunt u onbedoeld wissen verhinderen door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie pag. 109) in de met LOCK gemarkeerde stand te schuiven. procedure 1. druk op de SET-knop (1.21). • Op de monitor (1.32) verschijnt het submenu in beeld. Opmerkingen: • De instelprocedure kan altijd worden afgebroken door bediening van de PLAY-knop (1.26) – om naar de normale weergavemodus terug te keren, • of door aantippen van de ontspanner (1.19) – om in de opnamemodus te komen. Tijdens de gehele instelprocedure zijn de volgende bedieningselementen, resp. hun functies niet beschikbaar: de MENU- (1.28), DELETE- (1.24) en INFO- (1.22) knop de overige bediening vindt plaats via het menu, d.w.z. in principe precies zo als in het hoofdstuk ”het menu” is beschreven (zie pag. 119). dus na het kiezen van het menu en met behulp van de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30) en de seT-knop (1.21). Protect Single , of • gelijktijdig alle opnames wilt beschermen De indicaties na het beschermen/ opheffen van de wisbescherming na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke monitorbeeld weer; bij beschermde opnames (3.2.1/3.3.3). met de indicatie Protect All , resp. • of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een afzonderlijke opname Opmerking: de indicatie verschijnt ook als een reeds beschermde opname wordt opgeroepen. 2. In eerste instantie bepaalt u • of u afzonderlijke Clear protection Single , of • voor alle opnames wilt opheffen Clear protection All . Opmerking: Bij de volgende onmogelijke functies verschijnt de menutekst als aanduiding hiervoor in het wit in plaats van zwart: – Beschermen van een reeds beschermde opname resp. als alle opnames al zijn beschermd. – opheffen van de wisbescherming bij een opname die niet is beschermd resp. als geen opnames zijn beschermd. De weergavemodus / 155 OVerIge FUnctIeS MApBeheer de beelden worden op de kaart in mappen opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. deze mapnamen bestaan in principe uit acht plaatsen, drie cijfers en vijf letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map ”100LeICa” genoemd, de tweede ”101LeICa” enz. daarom kan de camera maximaal 999 mappen aanmaken. deze telling kan altijd weer worden teruggezet. Met de Leica M9 kunt u bovendien zelf nieuwe mappen aanmaken en de namen hiervan vastleggen, d.w.z. – mapnummers terugzetten – mappen aanmaken/namen zelf vastleggen MApnUMMerS terUgzetten Opmerking: deze functie kan alleen met een geheugenkaart worden uitgevoerd waarop geen beelden of lege mappen aanwezig zijn, dus nog ongebruikte/nieuwe kaarten of kaarten die vooraf zijn geformatteerd. 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Reset folder no.. de interne maptelling van de camera wordt teruggezet, d.w.z. bij het aanmaken van een nieuwe map wordt altijd het laagste nog niet toegekende nummer gebruikt. 156 / Overige functies Opmerking: dit kan ertoe leiden dat in bepaalde gevallen één of meer nummers niet worden gebruikt: wanneer de camera bijv. als laatste nummer 102 heeft toegekend, dan een kaart wordt geplaatst die als hoogste mapnummer 105 aangeeft, krijgen de volgende nieuwe mappen nummers vanaf 106. MAp kIezen de weergavefuncties (zie pag. 113/150) en de gegevensoverdracht volgens pTp-standaard (zie pag. 158) gelden altijd voor de actieve map van de gebruikte geheugenkaart. wanneer u opnames van andere mappen wilt bekijken of naar een extern geheugenmedium wilt kopiëren, moet u de betreffende map activeren. 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Select folder. • Op de monitor (1.32) verschijnt een lijst van alle aanwezige mappen. als op de kaart veel gegevens staan, duurt het even voordat deze weergave volgt en verschijnt in plaats daarvan tijdelijk de melding Folders are being read Please wait . 3. Kies de gewenste map. MAppen AAnMAken/nAMen zeLF VAStLeggen Met de Leica M9 hebt u de mogelijkheid nieuwe mappen op de geheugenkaart aan te maken en hier zelf namen aan toe te kennen. 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Create new folder. • De mapnaam verschijnt (eerst altijd ”Leica”). De eerste van vijf letters is gemarkeerd als gereed voor bewerking. Opmerking: als mapnummer wordt in principe het eerste vrije nummer aangemaakt. 3. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30) resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u de eerste vijf plaatsen, met de linker en rechter kruisknoppen selecteert u de andere plaatsen. als tekens zijn de hoofdletters A tot en met Z, de kleine letters a tot en met z en de cijfers 0 tot en met 9 beschikbaar; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. FOrMAtteren VAn De geheUgenkAArt Gewoonlijk is het niet nodig de geheugenkaart te formatteren (te initialiseren). wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd. daarom verschijnt in zulke gevallen automatisch het submenu Format SD card. Met de Leica M9 hebt u de keuze of u de geheugenkaart alleen wilt formatteren of dat u wilt overschrijven, bijv. als beveiliging tegen misbruik waarbij alle aanwezige gegevens op de kaart volledig worden gewist. Opmerkingen: • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart niet onherroepelijk verloren. alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn echt definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. • afhankelijk van het type geheugenkaart dat wordt gebruikt, kan het formatteren 3 minuten duren. procedure 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Format SD card (4.1.27) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie, Yes, No of Overwrite. 3. wanneer u de geheugenkaart werkelijk wilt overschrijven, moet u dit daarna – als beveiliging tegen onbedoelde instellingen in het bijbehorende submenu bevestigen. Opmerkingen: • Schakel de Leica M9 niet uit terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd/overschreven. • Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u deze in de Leica M9 opnieuw formatteren. • Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd, vraagt u uw dealer of de Leica informatiedienst (adres, zie pag. 177) om advies. • Bij het formatteren worden zelfs beschermde opnames (zie vorige hoofdstuk) gewist. • Afhankelijk van de capaciteit en lees-/schrijfsnelheid van de kaart kan het overschrijven max. 60 minuten in beslag nemen, controleer daarom eerst de conditie van de batterij (zie pag. 108). als de capaciteit van de batterij tijdens het overschrijven onvoldoende is, verschijnt op de monitor een melding. FOtOgrAFeren Met De zeLFOntSpAnner Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van eventueel 2 of 12 s maken. dit is handig als u bijv. onscherpte door bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen. Instellen en gebruiken van de functie 1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op . 2. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Self timer (5.1.3) en 3. selecteer dan de gewenste vertraging of selecteer Off in het submenu. 4. Voor het starten van de voorlooptijd de ontspanner (1.19) aantippen (tot het 1. drukniveau, zie pag. 114). • Aan de voorkant van de camera geeft de – gedurende de eerste 10 s bij 12 s voorlooptijd – knipperende, anders permanent brandende lichtdiode (1.7) het aflopen van de voorlooptijd aan en op de monitor wordt deze gelijktijdig teruggeteld. Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie altijd door indrukken van de SET-knop (1.21) worden afgebroken – de instelling blijft behouden of wordt door opnieuw aantippen van de ontspanner weer gestart. Belangrijk: Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de opname. Overige functies / Formatteren van de geheugenkaart / Fotograferen met de zelfontspanner / 157 gegeVenSOVerDrAcht nAAr een cOMpUter de Leica M9 is compatibel met de volgende besturingssystemen: Microsoft®: windows®Xp/Vista®/7® apple®Macintosh®: Mac®os X (10.6) Voor het kopiëren van gegevens naar een computer is de Leica M9 voorzien van een UsB-poort 2.0. dit maakt de snelle gegevensoverdracht naar computers met een gelijksoortige interface mogelijk. de gebruikte computer moet een UsB-aansluiting (voor de directe aansluiting van de Leica M9) hebben of met een kaartlezer voor sd-/sdhC-kaarten zijn uitgerust. Opmerking: Bij het gebruik van een UsB-verbinding moet op het volgende worden gelet: bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer, resp. door middel van een verdeler (”hub”) of verlengsnoeren, kunnen functiestoringen ontstaan. USB-VerBInDIng de Leica M9 maakt met twee verschillende normen de gegevensoverdracht via UsB-snoeren mogelijk. daarmee wordt er rekening mee gehouden dat sommige programma’s voor de overdracht van gegevens een verbinding volgens het pTp-protocol vereisen. Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern station (”massageheugen”) te gebruiken. 158 / gegevensoverdracht naar een computer Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) USB connection (4.1.26) en 2. in het bijbehorende submenu PTP of Mass storage. AAnSLUItIng en gegeVenSOVerDrAcht VOLgenS ptp-prOtOcOL als de Leica M9 op pTp is ingesteld en door de aangesloten computer wordt herkend, gaat u als volgt te werk: Opmerking: de gegevensoverdracht volgens pTp-standaard geldt altijd voor de actieve map van de gebruikte geheugenkaart. wanneer u opnames van andere mappen wilt bekijken of naar een extern geheugenmedium wilt kopiëren, moet u de betreffende map activeren (zie pag. 152). Met WInDOWS®Xp/VIStA®/7® 1. Maak met het meegeleverde UsB-snoer (C) verbinding tussen de UsB-bus (1.33) van de Leica M9 en een UsB-bus van de computer. daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus van de camera naar beneden worden geopend. Met WInDOWS®Xp • Na succesvolle aansluiting verschijnt op de desktop een melding dat de Leica M9 – als nieuwe hardware werd herkend (alleen bij de eerste aansluiting!). 2. dubbelklik op de melding (na de eerste aansluiting niet meer nodig). • er wordt een pull-down menu ”M9 digital Camera” geopend voor de gegevensoverdracht-assistent. 3. Klik op ”oK” en volg de aanwijzingen van de assistent om van daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze te kopiëren en te openen. Met WInDOWS®VIStA®/7® • Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de melding over de installatie van de driversoftware voor het toestel. Gelijktijdig verschijnt op de display van de camera USB connected. de succesvolle installatie wordt met nog een dialoogvenster bevestigd. het menu Automatic Review met verschillende toestelopties verschijnt. 2. U kunt – zoals gebruikelijk – met behulp van de windows-assistent kiezen uit ”Beelden importeren” of ”het apparaat voor weergave van de bestanden openen” om 3. met windows Verkenner de directory-structuur van de kaart te openen. AAnSLUItIng en gegeVenSOVerDrAcht Met MAc®OS X (10.6) 1. Maak met het meegeleverde UsB-snoer (C) verbinding tussen de UsB-bus (1.33) van de Leica M9 en een UsB-bus van de computer. daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus van de camera naar beneden worden geopend. • Bij succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt op de display van de camera USB connection. Met MAc-BeStUrIngSSySteMen: als de Leica M9 via een UsB-snoer met de computer is verbonden, verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op de desktop. Gebruik de Finder voor het kopiëren/opslaan van de beelden op uw computer. 2. open nu op de computer de ”Finder”. • Zolang de gegevens van de Leica M9 naar de computer worden gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden onderbroken door het UsB-snoer eruit te trekken, omdat anders de computer en/of de Leica M9 kan crashen, evt. kan zelfs de geheugenkaart onherstelbaar worden beschadigd. 3. In het linker venstergedeelte in de categorie ”Locaties” op ”programma’s” klikken. 4. nu in het rechter venstergedeelte het programma ”digital Images” selecteren. • het programma wordt geopend en op de programma-titelbalk verschijnt de naam ”M9 digital Camera”. 5. nu kunnen de beelden met de knop ”Load” op de computer worden opgeslagen. Aansluiting en gegevensoverdracht met de camera als extern station (Mass storage) Met WInDOWS-BeStUrIngSSySteMen: als de Leica M9 via een UsB-snoer met de computer is verbonden, wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend en wordt een stationsletter toegewezen. Gebruik windows Verkenner voor het kopiëren/opslaan van de beelden op uw computer. Belangrijk: • Gebruik uitsluitend het meegeleverde USB-snoer (C). • Zolang gegevens van de Leica M9 naar de computer worden gekopieerd, mag de camera niet worden uitgeschakeld of zichzelf door onvoldoende batterijspanning uitschakelen, omdat de computer anders kan‘ crashen. Om dezelfde reden mag de batterij bij geactiveerde verbinding in geen geval worden verwijderd. als de capaciteit van de batterij tijdens de gegevensoverdracht ten einde loopt. Beëindig de gegevensoverdracht, schakel de Leica M9 uit (zie pag. 112) en laadt de batterij op (zie pag. 106). AAnSLUItIng en gegeVenSOVerDrAcht Met kAArtLezerS Met een gebruikelijke kaartlezer voor sd-/sdhC-geheugenkaarten kunnen de beeldbestanden ook naar andere computers worden gekopieerd. Voor computers met een UsB–poort zijn kaartlezers met een UsBpoort verkrijgbaar. wanneer uw computer van een pCMCIa-slot is voorzien (vaak bij draagbare modellen), zijn als alternatief hiervoor kaarten met een pCMCIa-aansluiting verkrijgbaar. deze accessoires en meer informatie vindt u in een computerspeciaalzaak. Opmerking: de Leica M9 is van een geïntegreerde sensor voorzien die de stand van de camera – horizontaal of verticaal (beide richtingen) – bij elke opname registreert. deze informatie maakt het mogelijk dat opnames bij aansluitende weergave met programma’s op een computer (niet op de monitor van de camera!) steeds automatisch rechtop worden getoond. gegevensoverdracht naar een computer / 159 DAtAStrUctUUr Op De geheUgenkAArt Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen: In de 100 LeICa-, 101 LeICa-mappen (enz.) kunnen maximaal 9999 opnames worden opgeslagen. Met OnBeWerkte gegeVenS Dng Werken wanneer het gestandaardiseerde en moderne dnG (digital negativ)-formaat is gekozen, is zeer geavanceerde software nodig om de opgeslagen onbewerkte gegevenste converteren, bijvoorbeeld de professionele converter voor onbewerkte gegevens photoshop® Lightroom®van de firma adobe®. deze biedt kwalitatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende beeldresolutie mogelijk maken. Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters als witbalans, ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en op deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren. adobe®photoshop®Lightroom®kan gratis worden gedownload als u uw Leica M9 op de homepage van Leica Camera aG registreert. Meer bijzonderheden staan in het bijlageblad in de verpakking van de camera. 160 / Datastructuur op de geheugenkaart / Met onbewerkte gegevens Dng werken InStALLeren VAn FIrMWAre-UpDAteS Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van zijn producten. omdat bij digitale camera’s zeer veel functies uitsluitend elektronisch worden gestuurd, kunnen enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van functies naderhand in de camera worden geïnstalleerd. hiervoor biedt Leica op onregelmatige tijden zogenoemde firmware-updates aan, die u zelf op eenvoudige wijze van onze homepage naar uw camera kunt downloaden, d.w.z. kunt kopiëren: 5. Verwijder de kaart volgens de regels uit uw kaartlezer, plaats de kaart in de camera en sluit de bodemkap. schakel de camera in met de hoofdschakelaar. 1. Formatteer een geheugenkaart in uw Leica M9. 7. schakel de camera uit en weer in. 2. schakel de camera uit en plaats de kaart in een – geïntegreerde of met uw computer verbonden – sd/sdhC-kaartlezer. (een lezer is voor firmwareupdates noodzakelijk). Opmerking: wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u een overeenkomstige waarschuwing. 6. Bevestig de vraag die op de monitor verschijnt of de firmware van de camera naar de versie X_xxx moet worden bijgewerkt. het update-proces duurt ca. 180 s. daarna verschijnt het verzoek de camera via de hoofdschakelaar opnieuw te starten. 3. download het firmware-bestand bijvoorbeeld van de Leica M9-pagina onder de linknaam ”UpdaTes”. 4. sla het bestand m9-X_xxx.upd in het bovenste niveau van de mapstructuur van de kaarten op. X_xxx staat voor de betreffende versie. Installeren van firmware-updates / 161 OVerIge zAken De SySteeMAcceSSOIreS VOOr De LeIcA M9 WISSeLOBjectIeVen het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135 mm en lichtsterkten tot 1:0,95. FILterS Voor de huidige Leica M-objectieven, die van gestandaardiseerde filterschroefdraad zijn voorzien, zijn UVafilters en universele polfilters beschikbaar. OpMerkIng: Leica UV/Ir filters, die speciaal voor gebruik op de Leica M8 en M8.2 werden ontwikkeld, moeten op de Leica M9 niet worden gebruikt, omdat vooral bij groothoekobjectieven kleurverschuiving aan de beeldranden kan ontstaan. 162 / De systeemaccessoires voor de LeIcA M9 UnIVerSeLe grOOthOekzOeker M de universele groothoekzoeker M van Leica is een uitgesproken praktisch accessoire. deze kan onbeperkt op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker van de camera – met ingespiegelde lichtkaders na bepaling van de beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en 28 mm. de zoeker is voorzien van parallax-compensatie evenals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale uitlijning van de camera (bestelnr. 12 011). zOeker VOOr 21/24/28 MM de Leica zoeker voor 21/24/28 mm-objectieven kan op alle Leica M-modellen worden gebruikt en toont met zijn verstelbare optiek naar keuze de beelduitsnede van de favoriete groothoek-brandpuntsafstanden 21mm, 24mm en 28 mm. de kostbare optische opbouw garandeert een hoge weergavekwaliteit op het niveau van de zoeker van de Leica M. de vergroting maakt in combinatie met de pupillenafstand van 15 mm, die geschikt is voor brildragers, een goede herkenbaarheid van details en ook een gemakkelijke beoordeling van het gehele beeldveld mogelijk (bestelnr. 12 013). SpIegeLzOeker M Voor 18-, 21- en 24 mm-objectieven zijn spiegelzoekers beschikbaar. Ze onderscheiden zich door hun zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld. om de beelduitsnede te bepalen zijn er lichtkaders zoals in de camerazoeker (bestelnr. 18 mm: 12 022 zwart, 12 023 zilver/21 mm: 12 024 zwart, 12 025 zilver/ 24 mm: 12 026 zwart, 12 027 zilver). zOekerLOep M 1.25 X en M 1.4 X de Leica zoekerloepen M 1.25 x en M 1.4 x vereenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35mm aanzienlijk. Ze kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de 0,68 x-zoeker van de Leica M9 krijgt met de loep 1.25 x een 0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4 x een 0,95-voudige vergroting. als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. de zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. een lus aan het foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep paraat en veilig aan de draagriem van de camera te houden (bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x). FLItSAppArAten het systeem-flitsapparaat Leica sF 58 (bestelnr. 14 488) is met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105 mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 110) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare, tweede reflector evenals vele overige functies zowel een krachtig als veelzijdig apparaat. dankzij een vast ingebouwde flitsvoet met extra regel – en signaalcontacten, die voor de automatische overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen zijn, is het zeer eenvoudig te bedienen. het systeem-flitsapparaat Leica sF 24d (bestelnr. 14 444) is met zijn compacte afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder geschikt. het bezit evenals de Leica sF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige bediening. hAnDgreep M9 als praktisch accessoire wordt de handgreep M9 voor een goede hantering en met één hand dragen van de Leica M8 geadviseerd. deze wordt in plaats van de standaard bodemkap aangebracht. (Bestelnr. 14.486 zwart, 14 490 staalgrijs). cOrrectIeLenzen Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch): ±0,5/1/1,5/2/3. FOtOtASSen Voor de Leica M9 zijn er twee neopreen-paraattassen met verschillende voorvakken voor objectieven van verschillende lengte, een klassieke paraattas van leer en een protector, die op de gebruikelijke paraattas lijkt. deze protector garandeert ook bij het fotograferen de bescherming van de camerabody (bestelnr. 14 867 kort, 14 868 lang, 14 872 leer, 14 869 protector). Bovendien zijn er voor omvangrijke camera-uitrustingen de klassieke Billingham combinatietassen van waterdicht textiel. deze biedt plaats aan twee body’s met twee objectieven of één body met drie objectieven. Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep M9 is voldoende plaats. een vak met ritssluiting biedt tevens plaats aan een flitser Leica sF 24d evenals overige accessoires (bestelnr. 14 854 zwart, 14 855 kaki). reSerVeOnDerDeLen Bestelnr. Camera-bajonetdeksel ..................................... 14 195 draagriem ........................................................ 14 312 Lithium-ionen batterij ....................................... 14 464 Compact oplaadapparaat, (met eU/Usa netsnoeren, autolaadsnoer) ............................. 14 470 netsnoer voor aUs en UK .................. 14 422/14 421 UsB-snoer, (2 m, 4- op 6-polig) ....... 420-200.023-000 De systeemaccessoires voor de LeIcA M9 / reserveonderdelen / 163 VeILIgheIDSMAAtregeLen en OnDerhOUD Algemene voorzorgsmaatregelen • Gebruik de Leica M9 niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of elektromagnetische velden (zoals inductie-ovens, magnetrons, monitoren van tv of computer, videospelletjes, mobiele telefoons, zendapparatuur). • Wanneer u de Leica M9 op een televisie plaatst of in de onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het magneetveld beeldregistraties verstoren. • Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van mobiele telefoons. • Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen, resp. de opnames verstoren. • Gebruik de Leica M9 niet in de onmiddellijke nabijheid van radiozenders of hoogspanningsleidingen. hun elektromagnetische velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren. • Als de Leica M9 door het effect van elektromagnetische velden niet goed functioneert, deze uitschakelen, de batterij verwijderen en daarna de batterij weer plaatsen en de camera weer inschakelen. • Bescherm de Leica M9 tegen contact met insectenspray en andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen ook niet voor reiniging worden gebruikt. 164 / Veiligheidsmaatregelen en onderhoud • Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de body van de Leica M9 resp. de coating beschadigen. • Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de Leica M9 in contact blijven. • Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M9 kan binnendringen, bijv. aan het strand. Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen van objectieven en kaarten. • Zorg ervoor dat geen water in de Leica M9 kan binnendringen, bijv. bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot verkeerde functies leiden en zelfs onherstelbare schade aan de Leica M9 en de geheugenkaart veroorzaken. • Als er spetters zout water op de Leica M9 zijn gekomen, een zachte doek eerst met leidingwater bevochtigen, deze stevig uitwringen en hiermee de camera afwissen. daarna met een droge doek goed nawrijven. MOnItOr de productie van de monitor vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces. Zo wordt gegarandeerd dat van de in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995 % correct werkt en slechts 0,005 % donker blijft of altijd helder is. dit is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig. • Wanneer de Leica M9 aan grote temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan zich condens op de monitor vormen. wis deze voorzichtig met een zachte, droge doek af. • Als de Leica M9 bij het inschakelen zeer koud is, kan de monitor aanvankelijk enigszins donkerder zijn dan normaal. Zodra deze warmer wordt, bereikt de monitor weer zijn normale helderheid. SenSOr • Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken. cOnDenSAtIeVOcht • Als zich condens op of in de Leica M9 heeft gevormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. als kameren cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens vanzelf. OnDerhOUD • Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. VOOr De cAMerA • Reinig de Leica M9 uitsluitend met een zachte, droge doek. hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd. • Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabody kan met een klein penseel worden verwijderd. daarbij mogen de sluiterlamellen niet worden beschadigd, bijv. met de schacht van het penseel. • Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica M9 zijn gesmeerd. denk eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten te voorkomen. ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen, zoals bijv. de beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te gebruiken. ook de afstandsinstelring en diafragma-instelring van de objectieven moet regelmatig worden bewogen. • Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering (1.10) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. reinig dit onderdeel uitsluitend droog! Onderhoud / 165 VOOr OBjectIeVen • Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende verpakking worden bewaard en bij temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen. • Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering (1.11) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. reinig dit onderdeel uitsluitend droog! • Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water!) verkrijgt u met kleurloze UVa-filters. er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen veroorzaken. het altijd geadviseerde gebruik van een tegenlichtkap biedt extra bescherming tegen ongewenste vingerafdrukken en regen. 166 / Onderhoud VOOr De BAtterIj de oplaadbare lithium-ionen batterijen genereren stroom door interne chemische reacties. deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de verblijftijd en levensduur van de batterijen. • Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de accu uit de camera of acculader worden verwijderd en moet deze worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er anders een reëel risiko voor oververhitting met brand- en/ of explosiegevaar! • Verwijder in principe de batterij als u de Leica M9 langere tijd niet gebruikt. anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de Leica M9, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe ruststroom verbruikt (voor de opslag van de datum). • Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de accu uit de buurt van warmtebronnen te houden. de lekkende vloeistof kan gaan branden! • Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toestand worden bewaard, d.w.z. niet volledig ontladen of volledig opgeladen volgens de indicatie op de monitor (1.32). Bij zeer langdurige opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar gedurende ca. 15 minuten worden opgeladen om diepe ontlading te vermijden. • Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. • Houd de batterijcontacten steeds schoon en vrij. Lithium-ionen batterijen zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen voorwerpen als paperclips of sieraden. een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken. • Als een batterij valt, controleert u daarna de body en contacten op eventuele schade. het plaatsen van een beschadigde batterij kan de Leica M9 beschadigen. • Een veiligheidsventiel in de accu zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de accu eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor correcte recycling. • Deze accu‘s mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze accu‘s nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! VOOr het OpLAADAppArAAt • Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radioontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord, zorg voor een afstand van minimaal 1 m tussen de apparaten. VOOr geheUgenkAArten • Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd, de Leica M9 mag niet worden uitgeschakeld en niet aan schokken worden blootgesteld. • Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit geluid (”zoemen”) veroorzaken – dit is normaal en geen storing. • Geheugenkaarten moeten als bescherming in principe uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard. • Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig) stroom verbruikt. • Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading worden blootgesteld. • Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds schoon en maak nooit kortsluiting. • Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan. • Zorg ervoor dat de acculader wordt opgeslagen bij temperaturen tussen de -40 en +70°C. • Verwijder in principe de geheugenkaart als u de Leica M9 langere tijd niet gebruikt. Opmerkingen: • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart niet onherroepelijk verloren. alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn echt definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnames altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. • Afhankelijk van het type geheugenkaart dat wordt gebruikt, kan het formatteren 3 minuten duren. • Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht. • Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat voor de fragmentering bij het wissen enige geheugencapaciteit nodig kan zijn. Onderhoud / 167 reInIgen VAn De SenSOr als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, door donkere punten of vlekken op de opnames zichtbaar worden. de Leica M9 kan tegen kosten voor reiniging van de sensor naar de Customer service van Leica Camera aG (adres: zie pag. 177) worden gestuurd, deze reiniging valt niet onder de garantie. U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen, hiervoor dient de menufunctie sensor-reinigung. Toegang tot de sensor vindt plaats via de opengehouden sluiter. Opmerkingen: • In principe geldt: op de Leica M9 moet als bescherming tegen het binnendringen van stof enz. in het binnenwerk van de camera altijd een objectief of de kap van de body zijn geplaatst. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Omdat onderdelen van kunststof enigszins statisch worden opgeladen en dan in toenemende mate stof aantrekken, moeten kappen van de objectieven en body slechts kort in de zakken van kleding worden bewaard. 168 / reinigen van de sensor Instellen van de functie 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 102/119) Sensor cleaning (4.1.21). • Het betreffende submenu verschijnt. Opmerkingen: • Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten inspectie en reiniging van de sensor zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. 2. Bevestig – bij voldoende capaciteit van de batterij, d.w.z. bij minstens 60% - in het submenu de functie. • Een volgend submenu verschijnt. • Bij de inspectie voor en na de reiniging is een loep met 8-voudige of 10-voudige vergroting zeer behulpzaam. Opmerking: wanneer de batterijcapaciteit echter minder is, verschijnt in plaats daarvan de waarschuwing Attention Battery too low for sensor cleaning als melding dat de functie niet beschikbaar is, d.w.z. ja niet kan worden gekozen 3. druk de ontspanner (1.19) in. de sluiter opent en blijft vervolgens open. 4. Voer de reiniging uit. neem daarbij beslist de volgende aanwijzingen in acht: • Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt. geïoniseerd gas zoals lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen. hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder penseel worden gebruikt. ook speciale, drukloze reinigingsspray’s zoals ”Tetenal antidust professional” kunnen volgens de gebruiksaanwijzing worden gebruikt. • Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze niet zijn te verwijderen, kunt u contact opnemen met de Leica informatiedienst (adres: zie pag. 177). • als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter terugloopt tot minder dan 40%, verschijnt op de monitor de waarschuwing Attention Battery low Switch off camera . Gelijktijdig volgt een aanhoudende pieptoon die alleen door uitschakelen van de camera kan worden beëindigd. door het uitschakelen wordt ook de sluiter weer gesloten. Let er beslist op het sluitvenster in zo’n geval vrij te houden, d.w.z. om schade te voorkomen geen voorwerp het sluiten van de sluiter verhindert! Belangrijk: • Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt. • Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken veroorzaken. • Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet worden gebruikt omdat deze ook schade kunnen veroorzaken. • Voorkom zorgvuldig dat het sensoroppervlak bij inspectie en reiniging met een of ander hard voorwerp in aanraking komt. reinigen van de sensor / 169 OpBergen • Wanneer u de Leica M9 langere tijd niet gebruikt, wordt geadviseerd a. deze uit te schakelen (zie pag. 112), b. de geheugenkaart te verwijderen (zie pag. 109) en c. de batterij te verwijderen (zie pag. 122), (na uiterlijk 3 maanden gaan de ingevoerde tijd en datum verloren, zie pag. 108). • Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. • Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. de camera moet daarom in geen geval zonder bescherming tegen de felle zon worden weggelegd. het plaatsen van een objectiekap, het opbergen van de camera in de schaduw (of gelijk in de tas) kan ertoe bijdragen interne schade aan de camera te voorkomen. • Ter berscherming tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan de zon en lucht worden blootgesteld. het bewaren in afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. • Bewaar de Leica M9 bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerde houder, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden. • Bewaar de Leica M9 ter vermijding van schimmelvorming ook niet langere tijd in een leren tas. 170 / Opbergen • Bewaar de Leica M9 op een droge, voldoende geventileerde plaats die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. de Leica M9 moet bij gebruik in een vochtige omgeving voor de opslag beslist vrij zijn van alle vocht. • Noteer het fabricagenummer van uw Leica M9 (op de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. StOrIngen en OpLOSSIngen 1. De Leica M9 reageert niet op het inschakelen. 1.1 Is de batterij goed geplaatst? 1.2 Is de batterijconditie voldoende? Gebruik een opgeladen batterij. 1.3 Is de bodemkap goed geplaatst? 5. De monitor is te licht of te donker. 5.1 de kwaliteit van het monitorbeeld wordt onder een grote hoek in principe minder. als u loodrecht op de monitor kijkt en het beeld is te donker of te licht: past u de helderheid aan1. Onmiddellijk na het inschakelen schakelt de Leica M9 zichzelf weer uit. 2.1 Is de batterijconditie voldoende voor werking van Leica M9? Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij. 2.2 Is er sprake van condens? dit komt voor als de Leica M9 van een koude naar een warme plaats wordt gebracht. wacht tot de condens is verdampt. 6. 2. 3. De Leica M9 laat zich niet ontspannen. 3.1 er worden net beeldgegevens naar de geheugenkaart gekopieerd en het buffergeheugen is vol. 3.2 de capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het buffergeheugen is vol. wis niet meer benodigde opnames voordat u nieuwe maakt. 3.3 er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffergeheugen is vol. 4. De opname kan niet worden opgeslagen. 4.1 Is een geheugenkaart geplaatst? 4.2 de capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende. wis niet meer benodigde opnames voordat u nieuwe maakt. De zojuist gemaakte opname wordt niet op de monitor getoond. 6.1 Is (bij instelling van de Leica M9 in de opnamemodus) de functie Auto review-functie ingeschakeld?2 7. De opname kan niet worden getoond. 7.1 Is een geheugenkaart geplaatst? 7.2 er zijn geen gegevens op de geheugenkaart. Ondanks aansluiting op een computer zijn de gegevens niet te kopiëren. 8.1 Controleer of computer en camera goed met elkaar zijn verbonden. 8. De tijd en datum zijn onjuist resp. niet meer aanwezig. 9.1 de Leica M9 werd langere tijd niet gebruikt; vooral bij verwijderde batterij. 1. plaats een volledig opgeladen batterij. 2. stel datum en tijd in. 9. 1 2 Met het snapshot-profiel niet mogelijk Met het snapshot-profiel in principe ingeschakeld Storingen en oplossingen / 171 treFWOOrDenregISter 172 / trefwoordenregister pagina accessoires............................................................ 162 Correctielenzen ................................................. 163 Filters ................................................................ 162 Flitsapparaten .................................................... 163 Fototassen ......................................................... 163 handgreep M9 ................................................... 163 spiegelzoeker M ................................................ 162 Universele groothoekzoeker M .......................... 162 wisselobjectieven .............................................. 162 Zoekerloep M 1.25 x/M 1.4 x ............................. 162 afstandsinstelling................................................... 134 afstandsmeter ................................................... 134 deelbeeldmethode............................................. 134 Instelring.............................................................. 96 Meetveld ............................................................ 134 Mengbeeldmethode ........................................... 134 Batterij Indicaties batterijconditie .................................. 108 opladen ............................................................. 106 plaatsen/verwijderen ........................................ 108 Beeldeigenschappen (contrast, scherpte, kleurverzadiging) .................................................. 129 Beeldfrequentie...................................................... 115 Beeldveldkiezer ...................................................... 132 Bekijken van de opname (in de opnamemodus, direct na de opname) ........................................... 113 Met de Auto review-functie (automatische weergave) ................................. 113 Met de PLAY-functie .................................113/150 pagina Belichting/belichtingsmeter .................................. 135 Belichtingscorrecties ......................................... 137 Filmgevoeligheid ................................................ 142 handmatige instelling ........................................ 140 Inschakelen ....................................................... 135 Meetbereik ........................................................ 142 onder en boven het meetbereik ...................... 142 snapshot-profiel ............................... 100/141/149 Tijdautomaat...................................................... 136 Uitschakelen ...................................................... 135 Benaming van de onderdelen ................................... 96 Beschermen van opnames/opheffen van de wisbescherming ................................................... 154 Compressiepercentage .......................................... 125 Contrast, zie beeldeigenschappen Correctielenzen ...................................................... 163 datastructuur op de geheugenkaart ..................... 160 diafragma-instelring ................................................. 96 draagriem .............................................................. 106 Filters ..................................................................... 162 Firmware-downloads .............................................. 161 Flitsapparaten ................................................141/163 Flitsmodus ............................................................. 143 synchronisatie ...........................................147/148 Formatteren van de geheugenkaart ....................... 157 Fototassen ............................................................. 163 pagina Gegevensoverdracht naar een computer ............... 158 Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ............... 109 Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding)..... 123 Gevoeligheid ..................................................128/142 Instellen ............................................................. 128 histogram .............................................................. 118 hoofdschakelaar .................................................... 112 In-/uitschakelen .................................................... 112 Indicaties In de zoeker ......................................................... 98 op de monitor...................................................... 99 Informatiedienst, Leica........................................... 177 Internet/Leica homepage ...................................... 177 Iso-filmgevoeligheid .............................................. 128 Kleurverzadiging, zie beeldeigenschappen Leveringsomvang ..................................................... 95 Lichtkader-meetzoeker ..................................131/133 Menu ...................................................................... 119 Menupunten ...................................................102/103 Menutaal ................................................................ 122 Monitor .................................................................. 117 helderheid instellen ........................................... 117 opbergen van de Leica M9 .................................... 170 opname- en weergavemodi.................................... 113 onderdelen, benaming van de.................................. 96 pagina ontspanner, zie ook sluiter en technische gegevens ......................................................114/176 objectieven, Leica M.............................................. 110 plaatsen en verwijderen..................................... 111 opbouw ............................................................... 96 Gebruik van aanwezige objectieven ................... 110 onderhoud ............................................................ 165 onbewerkte gegevens....................................125/160 Uitschakeling, automatische .................................. 123 resolutie ................................................................ 125 reserveonderdelen ................................................ 163 ruisvermindering .................................................. 128 reparatie/Leica Customer-service ........................ 177 scherpte, zie beeldeigenschappen scherptediepteschaal .............................................. 96 serieopnames ........................................................ 115 sluiter, zie ontspanner en technische gegevens snapshot-profiel.................................... 100/141/149 storingen en oplossingen....................................... 171 Technische gegevens ............................................. 174 Tijd en datum ......................................................... 122 Tijdautomaat .......................................................... 136 Tijd/diafragma-combinatie, zie belichtingsinstelling Tijd-instelknop ....................................................... 116 Terugzetten van alle individuele menu-instellingen ................................................. 149 pagina Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus .....150/151 UsB-verbinding ...................................................... 158 Vasthouden van de camera, juist ........................... 130 Vergroten, zie weergavemodus en bekijken van opname Volume, instellen van de knopbevestigingstonen (terugmelding)...................................................... 123 Voorzorgsmaatregelen ........................................... 164 waarschuwingen ...................................................... 94 weergavemodus .................................................... 150 afzonderlijke opnames ...................................... 150 Gelijktijdig vier/negen afzonderlijke opnames .. 151 Uitsnede, keuze van........................................... 151 Vergroten........................................................... 151 wisselobjectieven ..........................................110/162 wissen van de opname .......................................... 153 alle opnames op de geheugenkaart ................... 153 afzonderlijke opnames ...................................... 153 witbalans ............................................................... 126 Zelfontspanner ....................................................... 157 Zoeker ............................................................131/133 Indicaties ............................................................. 98 Lichtkader......................................... 131/132/133 opzetbare zoeker spiegelzoeker M .............................................. 162 Universele groothoekzoeker M ........................ 162 Zoekerloep M 1.25 x/M 1.4 x ........................... 162 trefwoordenregister / 173 TeChnIsChe GeGeVens en ToesTeLBesChrIJVInG cameratype Compacte digitale meetzoekersysteemcamera. Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering. Objectiefsysteem Leica M-objectieven van 16–135 mm. Opnameformaat/beeldsensor 5270 x 3516 pixel (18,5 Mpixel) CCd-chip, actief opp. ca. 23,9 x 35,8mm/ 5212 x 3472 pixel (18Mpixel) (komt overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen). resolutie naar keuze, dnG™: 5212 x 3472 pixels (18 Mp), JpeG: 5212 x 3472 (18 Mp), 3840 x 2592 (10 Mp), 2592 x 1728 (4,5 Mp), 1728 x 1152 (2 Mp), 1280 x 846 pixels (1 Mp). Dataformaten dnG™ (onbewerkte gegevens), naar keuze ongecomprimeerd of licht gecomprimeerd (door niet-lineaire reductie van de kleurintensiteit), 2 JpeGcompressieniveaus. Bestandsgrootte dnG™: gecomprimeerd 18 MB, ongecomprimeerd 36MB, JpeG: circa 2–10 MB. kleurruimten adobe®rGB, srGB. Witbalans automatisch, handmatig, 7 voorinstellingen, instelling kleurtemperatuur. geheugenmedium sd-kaarten tot 2 GB/sdhCkaarten tot 32 GB. Menutalen duits, engels, Frans, spaans, Italiaans, Japans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, russisch. compatibiliteit windows®Xp/Vista®/7®; Mac®os X (10.6) 174 / technische gegevens Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief (TTL), in het midden geaccentueerd voor het actuele diafragma. In het midden geaccentueerde TTL-meting voor flitsbelichting met systeemconforme sCa 3000/2 standard flitsapparaten. Meetprincipe Gemeten wordt het door lichte lamellen van het 1. sluitergordijn gereflecteerde licht. Meetbereik (bij ISO 160/23°) Komt bij kamertemperatuur en normale luchtvochtigheid overeen met eV 0 tot 20 resp. diaf. 1,0 en 1,2 s tot diaf. 32 en 1/1000 s. Knipperen van de linker, driehoekige Led in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan. Meetcel voor aanwezige licht (permanent licht metingen) silicium-fotodiode met convergerende lens in het midden op de camerabodem. gevoeligheidsbereik ISO 80/19° tot ISO 2500/35°, in 1/3 Iso-trappen instelbaar, met tijdautomaat a en handmatige belichtingsinstelling naar keuze automatische regeling of handmatige instelling, met snapshot-profiel automatische regeling. Belichtingsmodus naar keuze automatische regeling van de sluitertijd bij handmatige keuze diafragma – tijdautomaat A – met digitale indicatie of handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en vergelijking met Led-lichtschaal met indicatie van de juiste belichting resp. tendens tot overbelichting/bewegingsonscherpte (alleen met snapshot-profiel). Flits-belichtingsregeling zoeker Indicaties Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen met midden- en stuurcontacten. zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met parallax-compensatie. Synchronisatie naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn. Oculair afgestemd op –0,5 dptr. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën. In de zoeker (onderste rand) Led-symbool voor flitsstatus. Led als digitale indicatie in vier posities en zeven segmenten met boven- en onderliggende punten, indicatiehelderheid van het omgevingslicht aangepast voor: waarschuwing bij belichtingscorrecties van de automatisch gevormde sluitertijd bij tijdautomaat, aanduiding voor gebruik van het meetwaardegeheugen, waarschuwing voor waarden boven en onder het meetbereik bij tijdautomaat en verloop van sluitertijden langer dan 2 s. Led-lichtschaal met twee driehoekige Led’s en een ronde Led in het midden bij handmatige instelling van de belichting. driehoekige Led’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop van de sluitertijden. ook voor waarschuwing bij waarden boven of onder het meetbereik. Flitssynchronisatietijd tijden mogelijk. = 1/180 s; langere sluiter- Flits-belichtingsmeting (met sCa-3501/3502 adapter resp. sCa-3000 standaard flitsapparaat, bijv. Leica sF 24d/Leica sF 58) regeling met meting van in het midden geaccentueerde TTL-voorflits. Flits-meetcel 2 silicium-fotodiodes met convergerende lens op de camerabodem. Flits-belichtingscorrectie ± 31/3 eV in 1/3 eVstappen op de sCa-3501/3502-adapter instelbaar. op de Leica sF 24d zijn bij computerregeling ± 3 eV in 1/ eV-stappen resp. van 0 tot –3 eV in 1 eV-stappen/ 3 op de Leica sF 58 in alle modi ±3eV in 1/3 eV-stappen instelbaar. Indicaties in flitsmodus paraatstatus: door voortdurend branden van de Led als flitssymbool in de zoeker, voortgangscontrole: door het blijven branden of tijdelijk snel knipperen van de Led na de opname en indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan van de Led. Beeldveldbegrenzing door inspiegeling van telkens twee lichtkaders: Voor 35 en 135 mm of voor 28 en 90 mm of voor 50 en 75 mm. automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elk gewenst kaderpaar worden ingespiegeld. parallax-compensatie het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betreffende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met de door het objectief geregistreerde uitsnede. Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijke beeld de grootte van het lichtkader komt bij een instelafstand van 1 meter exact overeen met de sensorgrootte van ca. 23,9 x 35,8 mm. Bij instelling op oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand ca. 7,3 % (28 mm) tot 18 % (135 mm) meer door de sensor geregistreerd dan het lichtkader toont, omgekeerd bij kortere instelafstanden dan 1 m iets minder. Op achterwand 2,5“ monitor (kleuren-TFT-LCd) met 230.000 pixels, indicaties zie pag. 98. Vergroting (bij alle objectieven) 0,68-voudig. grootbasis-afstandsmeter deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld als helder vlak gemarkeerd. effectieve meetbasis 47,1 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,68 x). technische gegevens / 175 Sluiter en ontspanning Sluiter door microprocessor gestuurde, bijzonder zachte spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop. Sluitertijden Voor tijdautomaat (A) continuaanpasbaar van 32s t/m 1/4000 s. Voor handmatige instelling van 8s t/m 1/4000 s in halve stappen, B voor lange belichting (≤ 240s, in verbinding met de zelfontspanner T, d.w.z. 1e keer ontspannen = sluiter opent, 2e keer ontspannen = sluiter sluit), (1/180 s) snelste sluitertijd voor flitssynchronisatie. Spannen van de sluiter door geïntegreerde, geluidsarme motor, naar keuze pas na loslaten van de ontspanner. In-/uitschakelen van de camera Met de hoofdschakelaar op de afdekkap van de camera naar keuze automatisch uitschakelen van de camera-elektronica na ca. 2/5/10 min., opnieuw activeren door aantippen van de ontspanner. Leveringsomvang oplaadapparaat 100–240 V met 2 netsnoeren (euro, Usa, op enkele exportmarkten afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithium-ionen batterij, UsB-snoer, draagriem. Voeding 1 lithium-ionen batterij, nom. spanning 3,7 V, capaciteit 1900 mah. Indicatie van de capaciteit op de monitor, bij geopend gehouden sluiter (voor reiniging sensor) bovendien akoestische waarschuwing bij onvoldoende capaciteit. Oplaadapparaat Ingangen: wisselspanning 100–240V, 50/60 hz, automatische omschakeling of gelijkspanning 12/24 V; uitgang: gelijkspanning 4,2 V, 800 ma. Serieopname ca. 2 beelden/s, ≤ 8 beelden in serie. camerabody Ontspanner drietraps: activering van de belichtingsmeting – meetwaardegeheugen (bij tijdautomaat) – ontspanning. standaard schroefdraad voor draadontspanner is geïntegreerd. Materiaal Volledig metalen body van gegoten magnesium met elektro-kathodische dompellak, overtrek van kunstleer. afdekkap en bodemkap van messing, zwart of staalgrijs gelakt. zelfontspanner Voorlooptijd naar keuze 2 (bij tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting) of 12 s (via menu instelbaar), indicatie door knipperende lichtdiode (Led) aan de voorzijde van de camera evenals indicatie op de monitor. Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide lichtkaders steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken van uitsneden). Statiefschroefdraad a¼1/4 (1/4¼“) dIn van edelstaal in bodemkap. gebruiksomstandigheden 0 tot +40°C Aansluiting 5-polige mini UsB-bus 2.0 high-speed voor snelle gegevensoverdracht. Afmetingen (breedte x diepte x hoogte) ca. 139 x 37 x 80 mm gewicht ca. 585 g (met batterij) 176 / technische gegevens wijziging in constructie, uitvoering en aanbod voorbehouden. LeIcA AcADeMIe naast hoogwaardige producten uit de topklasse voor observatie tot en met weergave bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica akademie praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. hier kunnen zowel beginners als gevorderde foto-enthousiastelingen kennis vergaren over fotografie, projectie en vergroting. de inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in solms en in het nabijgelegen landgoed altenberg worden verzorgd door een hoog opgeleid team van vakdocenten – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed van suggesties, informatie en adviezen voor de praktijk. nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma zijn verkrijgbaar bij: Leica Camera aG Leica akademie oskar-Barnack-str. 11 d-35606 solms Tel.: +49 (0) 64 42-208-421 Fax: +49 (0) 64 42-208-425 [email protected] LeIcA Op Internet actuele informatie over producten, wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming Leica krijgt u op onze homepage op internet onder: http://www.leica-camera.com LeIcA InFOrMAtIeDIenSt Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica gebruikersdienst: ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website van Leica Camera aG (zie hieronder) aan ons richten. LeIcA kLAntenDIenSt Voor het onderhoud van uw Leica uitrusting alsmede in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer service van Leica Camera aG of de reparatieservice van een nationale vertegenwoordiging van Leica (voor adressenlijst zie Garantiebewijs). wend u tot een erkende Leica-speciaalzaak. Leica Camera aG Customer service solmser Gewerbepark 8 d-35606 solms Tel.: +49 (0) 64 42-208-189 Fax: +49 (0) 64 42-208-339 [email protected] Leica Camera aG Gebruikersservice/software-support postfach 1180 d-35599 solms Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108 Fax: +49 (0) 6442-208-490 [email protected] / [email protected] Service / 177
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185

Leica M9-P Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen