Mase IS 02.5 Installatie gids

Categorie
AV-apparatuur staat
Type
Installatie gids
- 23 -
IS 2.5
GENERATORS
E
1.1 Installatieruimte ...............................................24
1.2 Montage in het schip .......................................24
1.3 Ventilatie..........................................................24
2.1. Externe koelsysteem .......................................24
2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn ....24
2.3. Voorbeeld van installatie onder de waterlijn.....24
2.4. Componenten..................................................25
2.5. Nat uitlaatsysteem ...........................................25
3.0 Brandstofsysteem............................................25
4.1. Accu ................................................................26
4.2. Bedieningspaneel ............................................26
4.3. Wisselstroom...................................................26
4.4. Hoofdschakelaar .............................................27
Wijst op een drijgende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan
hebben. Waarschuwt ook om veilig te werken.
Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt
kan de garantie in gevaar komen.
MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf worden
doorgevoerd.
DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE
INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS DE
SPECIFICATIES IN DEZE INSTALLATIE
HANDLEIDING GEBEURT.
INSTALLATIE
2
KOELSYSTEEM
1
NL
INHOUD
3 BRANDSTOFSYSTEEM
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN4
WAARSCHUWING
GEVAAR
VOORZICHTIG
INFORMATIE
GENERATORS
IS 2.5
- 24 -
NL
1.0. INSTALLATIE
1.0 Installatie
De generator moet in een voldoende geventileerde
omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de
verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere
vertrekken en geluids werend zijn uitgevoerd. De generator
moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor
normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de
zelfde ruimte staan opgesteld, mits bovenstaande
voorwaarden in aanmerking worden genomen.
1.2. Montage in het schip
Om de generator goed vast te zetten moet deze op een
frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en
trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1.
1.3 Ventilatie
De generator is uitgerust met een gesloten systeem van
geforceerde luchtkoeling en voorzien van een lucht/water
warmtewisselaar.
De verbrandingslucht wordt door openingen in de basis
van de omkapping aangezogen (fig.1). Deze moeten dus
open blijven.
2.0 KOELSYSTEEM
De generator wordt gekoeld door een open systeem van
buitenwater middels een lucht/water warmtewisselaar.
Het debiet voor het buitenwater is:
IS2.5 900 liter/uur
Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/
uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk
2).
2.1 Externe koelsysteem
Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen
voor het innemen van buitenwater (fig.3).
1 - direct open huiddoorvoer
2 - systeem met schelp
Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit systeem
voorkomt het gevaar dat water onder druk langs de
waterpomp de motor binnendringt.
Gebruik geen afscherming van de waterinlaat.
HET HUIDDOORVOERSYSTEEM VAN MASE IS
AANGEPAST OM HET BINNENDRINGEN VAN
VERVUILING TE VOORKOMEN. ALS ANDERE, OP DE
MARKT VERKRIJGBARE, SYSTEMEN GEBRUIKT
WORDEN MOETEN DEZE VAKER WORDEN
GECONTROLEERD EN SCHOONGEMAAKT.
Het systeem met schelp kan de volgende problemen
veroorzaken.
a - Gemonteerd met de sleuven in de vaarrichting.
Gedurende de vaart met de generator buiten werking
kan door de opgebouwde druk water langs de
waterpomp door de uitlaat de motor binnendringen.
b - Gemonteerd met de sleuven naar achteren gericht.
Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De
waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor
oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen
er startproblemen van de pomp optreden waardoor
de impeller kapot kan gaan.
2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn
(fig.4)
2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn
(fig.5).
INFORMATIE
- 25 -
IS 2.5
GENERATORS
NL
2.4 Componenten
1- huiddoorvoer
Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn
is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden
gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 6). Dit
voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator
niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller
van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de
zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste
opstart handmatig met water gevuld te worden.
2 - kogelafsluiter, 1/2"
3 - kogelafsluiter, 1/2"
Deze dient om het water te kunnen aftappen bij
langdurige stilstand of onderhoud aan de generator.
4 - Waterfilter met kijkglas.
Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand.
Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron)
is aanbevolen voor een goede werking.
5 - Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het
systeem niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou
water de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet
gemon teerd worden als de injectiebocht van de generator
minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit. De beluchter
dient minstens 50 cm. boven de waterlijn gemonteerd te
zijn (zie fig. 8/9).
De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf
de beluchter àf te lopen om ophoping van water bij
uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 7).
Opm.: -De beluchtingsslang naar de bilge of naar een
huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen.
Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit komen.
-De voet van de omkasting zijn reeds voorzien van twee
gaten voor de beluchter.
2.5 Nat uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van
dat van de hoofdmotor.
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan
het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2
meter. Anders kan er te veel water teruglopen het
waterslot in.
1- Waterslot (minimale inhoud 3,5 liter)
Deze dient op of onder het niveau van de voet van de
omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het
waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator
en dempt het uitlaatlawaai.
2 - Demper.
Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient minimaal 1
meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd.
3 - Aftapkraan.
3.0 BRANDSTOFSYSTEEM
De set wordt van brandstof voorzien via brandstofslangen
gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer en “Diesel return”
voor de retour naar de tank (fig. 10). Een brandstoffilter met
waterafscheider dient in de brandstoftoevoerleiding te
worden gemonteerd. Als de tank 50 cm. of meer onder de
brandstofpomp van de generator ligt dient een terugslagklep
met een openingsdruk van minder dan 50 mbar. in de
brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. De
brandstofslangen dienen een binnendiameter te hebben
van 6,3 mm. Het materiaal moet voldoen aan ISO 7840.
De generator is voorzien van een automatische
ontluchting. Als handmatig ontluchten nodig is kan
op “ON” gedrukt worden. Wacht nu 30 sec. alvorens
te starten.
Het brandstoffilter dient een verwisselbaar element
te hebben en een fijnheid van 5 tot 10 micron.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
INFORMATIE
INFORMATIE
GENERATORS
IS 2.5
- 26 -
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte accu van 12 V en met een minimum
capaciteit van 30 Ah. als startaccu. Gebruik kabels met
een doorsnede van tenminste 25 mm2 als de lengte
minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste 35 mm2
gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 11.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van
de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [-
] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het laden
van zijn eigen startaccu. (max. 10 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde
omgeving, weg van elke mogelijke warmte en
ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer
geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de
accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen
volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde
volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen.
Dit kan grote schade aan de generator en accu tot
gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan
op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s
aan boord.
4.2 Bedieningspaneel
Deze aansluiting kan gemaakt worden middels het
aansluitpaneel (1 van fig. 12). Gebruik de kabel die aan het
bedieningspaneel is bevestigd. De te gebruiken
connectoren zijn genummerd 1 tot en met 9. De
afschermingskabel dient op een aparte terminal (2 van fig.
12) met een geïsoleerde kabelschoen te worden bevestigd.
Volg de kleurcoderingen van fig. 13 en gebruik een
trekontlasting op 3 van fig. 12.
Het bedieningspaneel bevat 5 LEDS voor controle en
alarm (1 van fig. 14), een urenteller (2 van fig. 14) en start
en stop knoppen (3/4/5 van fig. 14).
Voor bevestigen zie maten van fig. 14.
Voor bediening van de generator moet het paneel
worden gebruikt. Geen andere dan bijgeleverde
onderdelen gebruiken! Maak de accukabels los als
u aan het paneel werkt.
Het bedieningspaneel is voorzien van max. 10 meter
kabel. Deze lengte mag niet zelf worden veranderd
daar anders bedieningsproblemen kunnen optreden.
4.3 Wisselstroom
De wisselstroom aansluitingen zitten op 1 van fig. 15.
De generator wordt in de volgende spanningen geleverd.
115V - 50 Hz. 230V - 50 Hz.
1 -Parallelle aansluiting.
Er zit een brug tussen P1-P2 en F1-F2. De spanning (115
V) kan afgetakt wordenvan P1 en F2. Zie fig. 16.
2 -Seriële aansluiting.
Er zit een brug tussen P2-F1. De spanning (230 V) kan
afgetakt worden van P1 en F2. Zie fig. 17.
- Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om tegelijkertijd
115 V af te takken van F1 en F2 of P1 en P2. Zie fig. 18.
-Ook is het mogelijk twee aparte lijnen van 115 V te
gebruiken. Er wordt dan geen brug gemonteerd.
Opm.: In dit geval kan slechts de helft van het maximale
vermogen per aansluiting worden afgenomen.
- Zorg dat de som van de belastingen het nominale
vermogen niet overstijgt.
- Auf den Armaturen befindet sich ein
magnetothermischer , der die Bediener und den
Wechselstromgenerator vor durch Kurzschlüsse oder
Überlastungen verursachten Schäden schützt.
- Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te
worden gebruikt volgens onderstaande tabellen.
- De bovengenoemde aansluitingen dienen gemaakt
te worden op de terminals 1 van fig. 15.
NL
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
- 27 -
IS 2.5
GENERATORS
Enkele stroomafname
NL
TAB 2
Opm.:In deze gevallen dienen twee automatische
zekeringen te worden gebruikt, zie fig. 18 en 19. Voor de
waarden zie tabel 2.
4.4 Hoofdschakelaar
Een keuzeschakelaar dient gemonteerd te worden indien
u wult kunnen overschakelen van generator- naar
walstroom (fig. 20).
IS 2.5
Hz 50
V
115/230
W 1700
A
7.4
Hz 60
V
120/240
W 1900
A
7.9
IS 2.5
TAB 1
Hz 50 60 50 60
V 115 120 230 240
W. 1700 1900 1700 1900
A 14.8 15.8 7.4 7.9
Opm.:In deze gevallen is slechts één automatische
zekering vereist.
Dubbele stroomafname

Documenttranscriptie

NL IS 2.5 GENERATORS INHOUD DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS DE SPECIFICATIES IN DEZE INSTALLATIE HANDLEIDING GEBEURT. E1 INSTALLATIE 1.1 Installatieruimte ............................................... 24 1.2 Montage in het schip ....................................... 24 1.3 Ventilatie .......................................................... 24 2 KOELSYSTEEM 2.1. 2.2 2.3. 2.4. 2.5. Externe koelsysteem ....................................... 24 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn .... 24 Voorbeeld van installatie onder de waterlijn ..... 24 Componenten ..................................................25 Nat uitlaatsysteem ........................................... 25 3 BRANDSTOFSYSTEEM 3.0 Brandstofsysteem ............................................ 25 4 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. Accu ................................................................26 Bedieningspaneel ............................................ 26 Wisselstroom ................................................... 26 Hoofdschakelaar ............................................. 27 GEVAAR Wijst op een drijgende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren. WAARSCHUWING Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. VOORZICHTIG Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. Waarschuwt ook om veilig te werken. INFORMATIE Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt kan de garantie in gevaar komen. MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf worden doorgevoerd. - 23 - GENERATORS 1.0. INSTALLATIE 1.0 Installatie De generator moet in een voldoende geventileerde omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere vertrekken en geluids werend zijn uitgevoerd. De generator moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de zelfde ruimte staan opgesteld, mits bovenstaande voorwaarden in aanmerking worden genomen. 1.2. Montage in het schip Om de generator goed vast te zetten moet deze op een frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1. 1.3 De verbrandingslucht wordt door openingen in de basis van de omkapping aangezogen (fig.1). Deze moeten dus open blijven. Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/ uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk 2). Externe koelsysteem Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen voor het innemen van buitenwater (fig.3). 1 - direct open huiddoorvoer 2 - systeem met schelp Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit systeem voorkomt het gevaar dat water onder druk langs de waterpomp de motor binnendringt. - 24 - INFORMATIE Gebruik geen afscherming van de waterinlaat. HET HUIDDOORVOERSYSTEEM VAN MASE IS AANGEPAST OM HET BINNENDRINGEN VAN VERVUILING TE VOORKOMEN. ALS ANDERE, OP DE MARKT VERKRIJGBARE, SYSTEMEN GEBRUIKT WORDEN MOETEN DEZE VAKER WORDEN GECONTROLEERD EN SCHOONGEMAAKT. Het systeem met schelp kan de volgende problemen veroorzaken. a- Gemonteerd met de sleuven in de vaarrichting. Gedurende de vaart met de generator buiten werking kan door de opgebouwde druk water langs de waterpomp door de uitlaat de motor binnendringen. b- Gemonteerd met de sleuven naar achteren gericht. Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen er startproblemen van de pomp optreden waardoor de impeller kapot kan gaan. 2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn (fig.4) 2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn (fig.5). KOELSYSTEEM De generator wordt gekoeld door een open systeem van buitenwater middels een lucht/water warmtewisselaar. Het debiet voor het buitenwater is: IS2.5 900 liter/uur 2.1 IS 2.5 Ventilatie De generator is uitgerust met een gesloten systeem van geforceerde luchtkoeling en voorzien van een lucht/water warmtewisselaar. 2.0 NL IS 2.5 2.4 Componenten 1- huiddoorvoer NL GENERATORS 2.5 WAARSCHUWING Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 6). Dit voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste opstart handmatig met water gevuld te worden. 23- kogelafsluiter, 1/2" kogelafsluiter, 1/2" Deze dient om het water te kunnen aftappen bij langdurige stilstand of onderhoud aan de generator. 4Waterfilter met kijkglas. Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand. Nat uitlaatsysteem Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van dat van de hoofdmotor. WAARSCHUWING De maximale slanglengte van het waterslot tot aan het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2 meter. Anders kan er te veel water teruglopen het waterslot in. 1Waterslot (minimale inhoud 3,5 liter) Deze dient op of onder het niveau van de voet van de omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator en dempt het uitlaatlawaai. 2Demper. Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient minimaal 1 meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd. 3- Aftapkraan. 3.0 BRANDSTOFSYSTEEM WAARSCHUWING Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron) is aanbevolen voor een goede werking. 5Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het systeem niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou water de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet gemon teerd worden als de injectiebocht van de generator minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit. De beluchter dient minstens 50 cm. boven de waterlijn gemonteerd te zijn (zie fig. 8/9). WAARSCHUWING De set wordt van brandstof voorzien via brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer en “Diesel return” voor de retour naar de tank (fig. 10). Een brandstoffilter met waterafscheider dient in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal moet voldoen aan ISO 7840. De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf de beluchter àf te lopen om ophoping van water bij uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 7). INFORMATIE Opm.: -De beluchtingsslang naar de bilge of naar een huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen. Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit komen. -De voet van de omkasting zijn reeds voorzien van twee gaten voor de beluchter. De generator is voorzien van een automatische ontluchting. Als handmatig ontluchten nodig is kan op “ON” gedrukt worden. Wacht nu 30 sec. alvorens te starten. INFORMATIE Het brandstoffilter dient een verwisselbaar element te hebben en een fijnheid van 5 tot 10 micron. - 25 - GENERATORS 4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 4.1 Accu Gebruik een aparte accu van 12 V en met een minimum capaciteit van 30 Ah. als startaccu. Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25 mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 11. - Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van de startmotor. - Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [] gemarkeerde plaats op de generator aan. - Bescherm de aansluitingen op de accu met vaseline. De generator is voorzien van een acculader voor het laden van zijn eigen startaccu. (max. 10 A bij 12 V) NL IS 2.5 Het bedieningspaneel bevat 5 LEDS voor controle en alarm (1 van fig. 14), een urenteller (2 van fig. 14) en start en stop knoppen (3/4/5 van fig. 14). Voor bevestigen zie maten van fig. 14. WAARSCHUWING Voor bediening van de generator moet het paneel worden gebruikt. Geen andere dan bijgeleverde onderdelen gebruiken! Maak de accukabels los als u aan het paneel werkt. WAARSCHUWING Het bedieningspaneel is voorzien van max. 10 meter kabel. Deze lengte mag niet zelf worden veranderd daar anders bedieningsproblemen kunnen optreden. 4.3 Wisselstroom WAARSCHUWING Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving, weg van elke mogelijke warmte en ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen. Dit kan grote schade aan de generator en accu tot gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan op deze accu. Om galvanische stromen te minimaliseren mag de generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s aan boord. 4.2 De wisselstroom aansluitingen zitten op 1 van fig. 15. De generator wordt in de volgende spanningen geleverd. 115V - 50 Hz. 230V - 50 Hz. 1 -Parallelle aansluiting. Er zit een brug tussen P1-P2 en F1-F2. De spanning (115 V) kan afgetakt wordenvan P1 en F2. Zie fig. 16. 2 -Seriële aansluiting. Er zit een brug tussen P2-F1. De spanning (230 V) kan afgetakt worden van P1 en F2. Zie fig. 17. - Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om tegelijkertijd 115 V af te takken van F1 en F2 of P1 en P2. Zie fig. 18. -Ook is het mogelijk twee aparte lijnen van 115 V te gebruiken. Er wordt dan geen brug gemonteerd. Bedieningspaneel Deze aansluiting kan gemaakt worden middels het aansluitpaneel (1 van fig. 12). Gebruik de kabel die aan het bedieningspaneel is bevestigd. De te gebruiken connectoren zijn genummerd 1 tot en met 9. De afschermingskabel dient op een aparte terminal (2 van fig. 12) met een geïsoleerde kabelschoen te worden bevestigd. Volg de kleurcoderingen van fig. 13 en gebruik een trekontlasting op 3 van fig. 12. Opm.: In dit geval kan slechts de helft van het maximale vermogen per aansluiting worden afgenomen. Zorg dat de som van de belastingen het nominale vermogen niet overstijgt. Auf den Armaturen befindet sich ein magnetothermischer , der die Bediener und den Wechselstromgenerator vor durch Kurzschlüsse oder Überlastungen verursachten Schäden schützt. Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te worden gebruikt volgens onderstaande tabellen. De bovengenoemde aansluitingen dienen gemaakt te worden op de terminals 1 van fig. 15. - 26 - IS 2.5 NL GENERATORS Enkele stroomafname TAB 1 Hz V W. A IS 2.5 60 50 120 230 1900 1700 15.8 7.4 50 115 1700 14.8 60 240 1900 7.9 Opm.:In deze gevallen is slechts één automatische zekering vereist. Dubbele stroomafname TAB 2 Hz V W A Hz V W A IS 2.5 50 115/230 1700 7.4 60 120/240 1900 7.9 Opm.:In deze gevallen dienen twee automatische zekeringen te worden gebruikt, zie fig. 18 en 19. Voor de waarden zie tabel 2. 4.4 Hoofdschakelaar Een keuzeschakelaar dient gemonteerd te worden indien u wult kunnen overschakelen van generator- naar walstroom (fig. 20). - 27 -
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Mase IS 02.5 Installatie gids

Categorie
AV-apparatuur staat
Type
Installatie gids