Cebora 298 TRI Star MIG 1636/M Synergic Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
50
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN
VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor
meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met
code 3.300.758
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn.
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden veroorzaakt door een hoge
stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pace-
makers. Personen die elektronische apparatuur (pacema-
kers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor
ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden
benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, gepro-
duceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezond-
heid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektro
deklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze,
indien mogelijk, met tape aan elkaar vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als
de aardekabel zich rechts van de operator bevindt,
moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts
zich tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator
werkzaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
51
B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden.
C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het
lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen
voorwerpen op een afstand.
1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de
kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg
voor voldoende bescherming tegen elektrische schok-
ken.
1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode
nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of
beschadigde handschoenen.
1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïso-
leerd bent.
1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcon-
tact alvorens u werkzaamheden aan de machine verri-
cht.
2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezond-
heid zijn.
2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuig-
systeem om de dampen te verwijderen.
2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen ontploffingen of brand veroorzaken.
3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de
laszone.
3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd ger-
eed is om het te gebruiken.
3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders.
4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid ver-
branden.
4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passen-
de gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag.
Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad.
Draag altijd een complete bescherming voor uw licha-
am.
5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine
gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 SPECIFICATIES
Dit lasapparaat is een stroombron die ontwikkeld is met
inverter-technologie en geschikt is voor MIG-, TIG- en
MMA-lassen.
Dit lasapparaat mag niet worden gebruikt om bevroren
leidingen te ontdooien.
2.2 VERKLARING VAN DE TECHNISCHE SPECIFI-
CATIES
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de
volgende normen: IEC 60974.1 -IEC 60974.10 Cl. A - IEC
61000-3-11 (zie opmerking 2) - IEC 61000-3-12.
N°. Serienummer. Dit nummer dient te worden
vermeld bij elk verzoek betreffende het las-
apparaat.
Driefasige statische transformator-gelijkrich-
ter-frequentieomzetter.
MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen.
MMA Geschikt voor lassen met beklede elektroden.
TIG Geschikt voor TIG-lassen.
U0. Secundaire open-kringspanning.
X. Inschakelduur:
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende welke het lasappa-
raat met een bepaalde stroom kan werken
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroom
U2. Secundaire spanning met stroom I2
U1. Nominale voedingsspanning
1~ 50/60Hz Eenfasige voeding bij een frequentie van 50
of 60 Hz.
I1 Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkom-
stige stroom I2 en spanning U2.
I1 eff Dit is de maximumwaarde van de werkelijk
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur. Deze waarde komt
gewoonlijk overeen met de capaciteit van de
te gebruiken zekering (trage type) die het
apparaat beschermt.
IP23S Beschermingsgraad van de behuizing.
Graad 3 als tweede cijfers geeft aan dat dit
apparaat opgeslagen kan worden, maar dat
het niet geschikt is voor gebruik in de regen,
tenzij het beschermd wordt.
Geschikt voor gebruik in omgevingen met
hoog risico.
OPMERKINGEN:
1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een
omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664).
2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-11,
mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van de
installatie lager of gelijk is aan 0,459 op het interfacepunt
tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet. De
installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn verant-
woordelijk voor en moeten waarborgen dat de apparatuur
aangesloten is op een stroomvoorziening met een maxi-
mum toelaatbare impedantie Zmax lager of gelijk aan
0,459. Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf.
2.3 BEVEILIGINGEN
2.3.1 Blokkeerbeveiliging
In geval van een storing kan een knipperend nummer op
het display M verschijnen met de volgende betekenis:
52 = Startknop ingedrukt tijdens het opstarten.
53 = Startknop ingedrukt tijdens het terugstellen van de
thermische beveiliging.
56 = Langdurige kortsluiting tussen de laselektrode en
het te lassen materiaal.
Zet het apparaat uit en weer aan.
Neem contact op met de technische dienst als andere
nummers op het display verschijnen.
2.3.2 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermostaat, die de
werking van het apparaat blokkeert als de toegestane
S
52
temperaturen zijn overschreden. Onder deze
omstandigheden blijft de ventilator werken en knippert
de melding “tH” op het display M.
3 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL.
Selectietoets V.
Door het telkens kortstondig indrukken van
deze toets wordt de waarde geselecteerd die kan
worden geregeld met de knop I. De waarden die kunnen
worden geselecteerd, hangen af van het gekozen las-
proces en worden weergegeven op de LED’s A/B/C/D.
Door de toets langer dan drie seconden in te drukken,
wordt het menu “service functions” (onderhoudsfunc-
ties) geopend. Door in “service functions” (onderhouds-
functies) de toets ingedrukt te houden, wordt de gese-
lecteerde functie opnieuw ingesteld op de fabrieksinstel-
ling; door kortstondig drukken worden de wijzigingen
bevestigd en keert men terug naar het lasproces.
LED A Stroom.
Geeft aan dat het display M de teruggestelde las-
stroom weergeeft. Actief in alle lasprocessen.
LED B Draadaanvoersnelheid.
Geeft aan dat het display M de draadaanvoersnel-
heid voor MIG-lassen weergeeft.
LED C Plaatdikte.
Het display M geeft de aanbevolen plaatdikte weer
op basis van de ingestelde stroom en draadaanvoer-
snelheid voor MIG-lassen.
LED D PROG.
Geselecteerd met de toets V, en met de knop I kan
het volgende worden ingesteld:
De nummers van de programma’s voor MIG-lassen en
voor TIG- en MMA-lasprocessen.
De nummers en afkortingen worden weergegeven op
het display M.
Knop I.
Regelt het volgende, afhankelijk van de geselecteerde
LED: Lasstroom, LED A, in alle lasprocessen.
draadaanvoersnelheid (LED B), plaatdikte (LED C) in
MIG-lasprocessen.
nummer van het MIG-programma of TIG- of MMA-
lasprocessen. Kies in de onderhoudsfuncties de vol-
gende afkortingen:
Voor MIG: SP, HSA, CrA PrF, PoF, Acc, bb, L, Fac.
Voor MMA: AF, tHS.
Voor TIG: SLd
Knop L.
Regelt bij MIG-lassen de lasspanning door de
booglengte te wijzigen. Activeert en/of past het display
M aan in het menu “service functions” (onderhoudsfunc-
ties), op basis van de afkorting van de functie die is
ingesteld met de knop I. Geeft in alle lasprocessen
numeriek de keuzes weer die zijn gemaakt met de toets
V en ingesteld met de knop I.
Geeft de lasstroom (LED A) weer in Ampères.
Geeft de draadaanvoersnelheid (LED B) weer in meter
per minuut.
Geeft de plaatdikte (LED C) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED D) weer.
Tijdens de servicefuncties kunt u de gekozen berichten
weergeven met behulp van de knop I.
Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die wor-
den weergegeven op het display M, zie de paragraaf
over onderhoudsfuncties.
Display N.
Geeft in alle lasprocessen de lasspanning weer; geeft in
de MMA- en TIG-modus de open-kringspanning en tij-
dens het lassen de lastspanning weer. Geeft bij MIG-las-
sen de vooraf ingestelde spanning weer in verhouding
tot de draadaanvoersnelheid; en de correctie van de
booglengte die is ingesteld met de knop L (waarde tus-
sen –9,9 en 9,9; nul is de aanbevolen waarde). Voor de
parameters in de MMA-, TIG- en MIG-onderhoudsfunc-
ties die worden weergegeven op het display N, zie de
paragraaf over onderhoudsfuncties.
E – Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
F – Connector "Start".
Hierop wordt de bedieningskabel van de MIG-lastoorts
aangesloten.
D
M
N
L
G
H
CBAV I EF
Fig. 1
53
G – Negatieve aansluiting.
Bij MMA- en MIG-lassen met gas wordt hierop de mas-
sakabel aangesloten; bij TIG- en MIG-lassen met gevul-
de draad zonder gas, wordt hierop de voedingskabel
van de toorts aangesloten.
H Positieve aansluiting
Bij MMA-lassen wordt hierop de elektrodeklem aange-
sloten; bij MIG-lassen met gas wordt hierop de voe-
dingskabel van de toorts aangesloten; bij TIG- en MIG-
lassen met gevulde draad zonder gas wordt hierop de
massakabel aangesloten.
4 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET ACHTERPA-
NEEL.
T - Gasslangtule.
U - Schakelaar.
Schakelt het apparaat in en uit
5 ONDERHOUDSFUNCTIES
Druk op de toets V en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Draai aan de
knop I om de functie te selecteren en gebruik de knop L
om het soort bewerking of de waarde te selecteren.
Druk de toets V kortstondig in en laat hem los om terug
te gaan naar het normale display.
De juiste onderhoudsfuncties voor het geselecteerde
programma worden weergegeven (LED D + knop I).
Bij MMA:
AF Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingsteld van
0 tot 100%. Stelt de intensiteit van de boog in, een
waarde die wordt geregeld met de knop L.
tHS Stelt de duur af van de ingestelde overspanning
om altijd een goede opstart te waarborgen.
U kunt ze afstellen van 0 tot 100 (100=1sec).
Bij MIG
TRG.
Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L).
2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoorts-
schakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schake-
laar wordt losgelaten.
4t: druk de lastoortsschakelaar in en laat hem los om te
beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken,
moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten.
3L: vooral geschikt voor het lassen van aluminium.
Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het las-
sen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar.
De stroom- en oploopwaarden worden als volgt inge-
steld:
SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 10 tot
200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld
met de knop L.
Slo oploop. Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de
knop L.
CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 10 tot 200% van
de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop L.
Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt
ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoorts-
schakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschake-
laar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de
lasstroom, ingesteld met de knop I, en wordt deze
gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt
blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom
CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsscha-
kelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de las-
toortsschakelaar wordt losgelaten.
HSA (automatische Hot Start).
Deze functie wordt geïnhibiteerd als de 3L functie geac-
tiveerd is.
Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop L, kan
de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start)
instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde
die wordt ingesteld met de knop L. De duur SCt van
deze stroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10
seconden. De tijd Slo voor het omschakelen van de SC-
stroom naar de lasstroom kan ook worden ingesteld van
0,1 tot 10 seconden.
CrA (definitieve kratervulling).
Deze functie kan worden gekozen met de toets I en is
actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie
met de functie HSA, indien gevraagd.
Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop L,
draait u aan de knop I om de volgende afkortingen weer
te geven:
Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervul-
stroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de las-
draadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%.
tCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
SP (proplassen). Wanneer de functie SPt (proplastijd)
wordt gekozen, kan de proplastijd worden ingesteld van
0,3 tot 5 seconden. Wanneer de functie tin (intervaltijd)
wordt ingeschakeld, kan de pauze tussen twee proplas-
sen worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden.
T
U
Fig.2
54
Prf (gasvoorstroomtijd). Actief in alle processen. Het
instelbereik is 0 tot 10 seconden.
Pof (gasnastroomtijd). Actief in alle processen. Het
instelbereik is 0 tot 25 seconden.
Acc (soft-start). Actief in alle MIG-processen. Het
instelbereik is 0 tot 100%. Dit is de aanvoersnelheid van
de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde
draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk
raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een
goede start. Fabrieksinstelling “Au ” automatisch. De
waarde kan worden gewijzigd met de knop L. Als u na
het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oor-
spronkelijke instellingen, drukt u op de toets V tot de
afkorting “Au” opnieuw verschijnt op het display N.
BB (burn-back). Actief in alle MIG-processen. Het
instelbereik is 4-250ms. Bepaalt de lengte van de las-
draad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe
hoger het nummer, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling “Au” automatisch.
L (smoorspoelregeling). Actief in alle MIG-processen.
Het instelbereik is 9.9 tot +9.9. Nul is de fabrieksinstel-
ling. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelrege-
ling en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt
de boog zachter.
Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasappa-
raat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen
van de fabrikant. Na het kiezen van de functie wordt ( - -
- ) weergegeven op het display N
Om de gewenste functie te bevestigen, drukt u gewoon
de toets V 3 seconden lang in. De afkorting die wordt
weergegeven op het display N begint te knipperen; een
geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de
instelling is opgeslagen.
SLd. (Slope Down). Uitsluitend geactiveerd in TIG
(De instelling kan variëren van 0 tot 10 sec.)
6 INSTALLATIE
Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door
bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden
gemaakt in overeenstemming met de geldende veilig-
heidsvoorschriften (CEI 26-23- IEC/TS 62081).
6.1 PLAATSING
Installeer het apparaat op een plaats waar een goede
stabiliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd is, om
het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van
slijpen) te voorkomen.
7 OPSTARTEN VOOR MIG-LASSEN MET GAS.
Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet
hierbij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met
de aardingspen. Controleer of de voedingsspanning
overeenstemt met de nominale spanning van het lasap-
paraat. Bereid u voor op de stroomsterkte van de zeke-
ringen via de technische gegevens op het identificatie-
plaatje.
Sluit de gasslang van het lasapparaat aan op de drukre-
gelaar van de cilinder.
Monteer de MIG-toorts die bij het lasapparaat wordt
geleverd op de koppeling E, en sluit de voedingsaanslui-
ting van de toorts aan op de pluspool (aansluiting H).
Sluit de 2-pens stekker van de toorts aan op de aanslui-
ting F.
Sluit de voedingsstekker van de massakabel aan op de
aansluiting G en verbind de massaklem met het werk-
stuk. Zorg ervoor dat de groef van de draadaanvoerrol-
len overeenkomt met de diameter van de gebruikte
draad. Om indien nodig te vervangen (Fig. 3):
open de zijdeur. Monteer de draadspoel en voer de
draad in de draadaanvoerunit en de binnenspiraal van
de toorts.
Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de
druk af. Schakel het apparaat in.
Verwijder het gasmondstuk en schroef de contacttip
(aan het uiteinde van de toorts) los. Druk op de toorts-
schakelaar tot de lasdraad uit de toorts komt. OPGE-
LET: houd uw gezicht weg van de contactbuis terwijl
de draad naar buiten komt. Schroef de contacttip
opnieuw vast en plaats het gasmondstuk terug.
Open het reduceerventiel van de cilinder en stel het gas-
verbruik in op 8 – 10 l/min.
7.1 LASSEN
Selecteer het PROG-nummer op basis van de te gebrui-
ken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de
gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant
van de draadaanvoerunit.
Selecteer LED D (PROG) met de toets V en draai aan de
knop I om het programmanummer in te stellen zoals
aangegeven in de instructies.
Druk kortstondig op de toets V totdat LED C (plaatdikte)
oplicht. Draai aan de knop I om de dikte van het gebruik-
te toevoegmateriaal weer te geven op het display M.
Het apparaat is klaar om te lassen.
Fig. 3
BN
55
7.2 MIG-LASSEN ZONDER GAS
De handelingen om het apparaat voor te bereiden voor
het lassen zijn dezelfde als hiervoor beschreven. Voor dit
type van lassen dient u echter als volgt te werk te gaan:
Monteer een spoel met gevulde draad voor lassen zon-
der gas.
Sluit de voedingskabel van de toorts aan op de minpool
(aansluiting G).
Sluit de massakabel aan op de pluspool (aansluiting H).
Selecteer een programma dat geschikt is voor het las-
sen met gevulde draad.
7.3 LASSEN MET BEKLEDE ELEKTRODEN.
Het wordt aanbevolen de MIG-toorts te verwijderen
voor het lassen.
Selecteer LED D (PROG) met de toets V. Draai aan de
knop I tot het display M de afkorting MMA weergeeft.
Druk kortstondig op de toets V om LED A (Ampère) te
selecteren. Het display M geeft de ingestelde stroom
weer, terwijl het display N de open-kringspanning weer-
geeft.
Schakel het lasapparaat uit.
Normaal gezien moet de elektrodeklem op de aanslui-
ting H (pluspool) en de massakabel op de minpool, aan-
sluiting G, worden aangesloten.
ZEER BELANGRIJK: Verbind de aansluiting van de
massakabel met het werkstuk. Het contact moet goed
zijn om een vlotte werking van het apparaat te garande-
ren en een spanningsval op het werkstuk te voorkomen.
Schakel het lasapparaat in.
Raak de elektrodeklem en de massaklem niet
tegelijkertijd aan.
Neem in elk geval de polariteit in acht die door de elek-
trodefabrikant is aangegeven.
Denk er steeds aan het apparaat uit te schakelen en
de elektrode te verwijderen van de klem na het las-
sen.
7.4 TIG-LASSEN
Schakel het lasapparaat uit, verwijder de MIG-toorts en
monteer een TIG-toorts van het gewenste model.
Sluit de stekker van de massakabel aan op de pluspool
(+) van het lasapparaat en verbind de klem met het
werkstuk, zo dicht mogelijk bij het laspunt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar U.
Selecteer LED D (PROG) met de toets V. Draai aan de
knop I tot het display M de afkorting Tig weergeeft.
Selecteer met de knop L het te gebruiken type TIG-pro-
cedure; het display N geeft 2t voor gebruik van de
toorts Art. 1637 in de 2-taktmodus en 4t voor gebruik
van de toorts Art. 1637 in de 4-taktmodus.
Sluit de gasslang aan op de uitgang van de drukregelaar
van een ARGON-cilinder.
Druk op de toortsschakelaar en stel het gasverbruik in.
Gebruik een voor 2% met thorium beklede wolfraam-
elektrode (rode strook), diameter 1,6 (1/16”).
Stel de lasstroom in met de knop I.
Ontsteek de boog met een krachtige, snelle slag.
Vergeet niet het apparaat uit te schakelen en de gasci-
linder dicht te draaien wanneer u klaar bent met lassen.
8 ONDERHOUD
Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming
met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
8.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar U op “O” staat en of de voe-
dingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
8.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aan-
gebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tus-
sen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg
ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met
de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens
de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen
op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de
primaire en secundaire te voorkomen als een draad
breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn. • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De las- of snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden veroorzaakt door een hoge stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pacemakers. Personen die elektronische apparatuur (pacemakers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektro deklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. 50 VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN De genummerde tekst hieronder komt overeen met de genummerde hokjes op het plaatje. B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden. C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen voorwerpen op een afstand. 1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg voor voldoende bescherming tegen elektrische schokken. 1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of beschadigde handschoenen. 1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïsoleerd bent. 1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de machine verricht. 2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezondheid zijn. 2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen. 2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuigsysteem om de dampen te verwijderen. 2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen te verwijderen. 3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen ontploffingen of brand veroorzaken. 3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de laszone. 3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd gereed is om het te gebruiken. 3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders. 4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid verbranden. 4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passende gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag. Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad. Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam. 5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht. 6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze nooit af 2 ALGEMENE BESCHRIJVING Driefasige statische transformator-gelijkrichter-frequentieomzetter. MIG Geschikt voor MIG/MAG-lassen. MMA Geschikt voor lassen met beklede elektroden. TIG Geschikt voor TIG-lassen. U0. X. Secundaire open-kringspanning. Inschakelduur: De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende welke het lasapparaat met een bepaalde stroom kan werken zonder oververhit te raken. I2. Lasstroom U2. Secundaire spanning met stroom I2 U1. Nominale voedingsspanning 1~ 50/60Hz Eenfasige voeding bij een frequentie van 50 of 60 Hz. I1 Max Max. opgenomen stroom bij de overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. I1 eff Dit is de maximumwaarde van de werkelijk opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de te gebruiken zekering (trage type) die het apparaat beschermt. IP23S Beschermingsgraad van de behuizing. Graad 3 als tweede cijfers geeft aan dat dit apparaat opgeslagen kan worden, maar dat het niet geschikt is voor gebruik in de regen, tenzij het beschermd wordt. Geschikt voor gebruik in omgevingen met S hoog risico. OPMERKINGEN: 1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664). 2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-11, mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van de installatie lager of gelijk is aan 0,459 op het interfacepunt tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet. De installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn verantwoordelijk voor en moeten waarborgen dat de apparatuur aangesloten is op een stroomvoorziening met een maximum toelaatbare impedantie Zmax lager of gelijk aan 0,459. Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf. 2.1 SPECIFICATIES 2.3 BEVEILIGINGEN Dit lasapparaat is een stroombron die ontwikkeld is met inverter-technologie en geschikt is voor MIG-, TIG- en MMA-lassen. Dit lasapparaat mag niet worden gebruikt om bevroren leidingen te ontdooien. 2.3.1 Blokkeerbeveiliging In geval van een storing kan een knipperend nummer op het display M verschijnen met de volgende betekenis: 52 = Startknop ingedrukt tijdens het opstarten. 53 = Startknop ingedrukt tijdens het terugstellen van de thermische beveiliging. 56 = Langdurige kortsluiting tussen de laselektrode en het te lassen materiaal. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de technische dienst als andere nummers op het display verschijnen. 2.2 VERKLARING VAN DE TECHNISCHE SPECIFICATIES Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de volgende normen: IEC 60974.1 -IEC 60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 (zie opmerking 2) - IEC 61000-3-12. N°. Serienummer. Dit nummer dient te worden vermeld bij elk verzoek betreffende het lasapparaat. 2.3.2 Thermische beveiliging Dit apparaat is beveiligd met een thermostaat, die de werking van het apparaat blokkeert als de toegestane 51 temperaturen zijn overschreden. Onder deze omstandigheden blijft de ventilator werken en knippert de melding “tH” op het display M. LED C Plaatdikte. Het display M geeft de aanbevolen plaatdikte weer op basis van de ingestelde stroom en draadaanvoersnelheid voor MIG-lassen. 3 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL. Selectietoets V. Door het telkens kortstondig indrukken van deze toets wordt de waarde geselecteerd die kan worden geregeld met de knop I. De waarden die kunnen worden geselecteerd, hangen af van het gekozen lasproces en worden weergegeven op de LED’s A/B/C/D. Door de toets langer dan drie seconden in te drukken, wordt het menu “service functions” (onderhoudsfuncties) geopend. Door in “service functions” (onderhoudsfuncties) de toets ingedrukt te houden, wordt de geselecteerde functie opnieuw ingesteld op de fabrieksinstelling; door kortstondig drukken worden de wijzigingen bevestigd en keert men terug naar het lasproces. LED A Stroom. Geeft aan dat het display M de teruggestelde lasstroom weergeeft. Actief in alle lasprocessen. LED B Draadaanvoersnelheid. Geeft aan dat het display M de draadaanvoersnelheid voor MIG-lassen weergeeft. D C B A V I E M N F LED D PROG. Geselecteerd met de toets V, en met de knop I kan het volgende worden ingesteld: De nummers van de programma’s voor MIG-lassen en voor TIG- en MMA-lasprocessen. De nummers en afkortingen worden weergegeven op het display M. Knop I. Regelt het volgende, afhankelijk van de geselecteerde LED: Lasstroom, LED A, in alle lasprocessen. draadaanvoersnelheid (LED B), plaatdikte (LED C) in MIG-lasprocessen. nummer van het MIG-programma of TIG- of MMAlasprocessen. Kies in de onderhoudsfuncties de volgende afkortingen: Voor MIG: SP, HSA, CrA PrF, PoF, Acc, bb, L, Fac. Voor MMA: AF, tHS. Voor TIG: SLd Knop L. Regelt bij MIG-lassen de lasspanning door de booglengte te wijzigen. Activeert en/of past het display M aan in het menu “service functions” (onderhoudsfuncties), op basis van de afkorting van de functie die is ingesteld met de knop I. Geeft in alle lasprocessen numeriek de keuzes weer die zijn gemaakt met de toets V en ingesteld met de knop I. Geeft de lasstroom (LED A) weer in Ampères. Geeft de draadaanvoersnelheid (LED B) weer in meter per minuut. Geeft de plaatdikte (LED C) weer in millimeter. Geeft het ingestelde programmanummer (LED D) weer. Tijdens de servicefuncties kunt u de gekozen berichten weergeven met behulp van de knop I. Voor de parameters in de onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display M, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. G Display N. Geeft in alle lasprocessen de lasspanning weer; geeft in de MMA- en TIG-modus de open-kringspanning en tijdens het lassen de lastspanning weer. Geeft bij MIG-lassen de vooraf ingestelde spanning weer in verhouding tot de draadaanvoersnelheid; en de correctie van de booglengte die is ingesteld met de knop L (waarde tussen –9,9 en 9,9; nul is de aanbevolen waarde). Voor de parameters in de MMA-, TIG- en MIG-onderhoudsfuncties die worden weergegeven op het display N, zie de paragraaf over onderhoudsfuncties. H E – Centraalaansluiting. Hierop wordt de lastoorts aangesloten. L Fig. 1 52 F – Connector "Start". Hierop wordt de bedieningskabel van de MIG-lastoorts aangesloten. G – Negatieve aansluiting. Bij MMA- en MIG-lassen met gas wordt hierop de massakabel aangesloten; bij TIG- en MIG-lassen met gevulde draad zonder gas, wordt hierop de voedingskabel van de toorts aangesloten. H – Positieve aansluiting Bij MMA-lassen wordt hierop de elektrodeklem aangesloten; bij MIG-lassen met gas wordt hierop de voedingskabel van de toorts aangesloten; bij TIG- en MIGlassen met gevulde draad zonder gas wordt hierop de massakabel aangesloten. 4 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET ACHTERPANEEL. T Fig.2 U T - Gasslangtule. U - Schakelaar. Schakelt het apparaat in en uit 5 ONDERHOUDSFUNCTIES Druk op de toets V en houd hem minstens 3 seconden lang ingedrukt om het submenu te openen. Draai aan de knop I om de functie te selecteren en gebruik de knop L om het soort bewerking of de waarde te selecteren. Druk de toets V kortstondig in en laat hem los om terug te gaan naar het normale display. De juiste onderhoudsfuncties voor het geselecteerde programma worden weergegeven (LED D + knop I). Bij MMA: AF Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingsteld van 0 tot 100%. Stelt de intensiteit van de boog in, een waarde die wordt geregeld met de knop L. tHS Stelt de duur af van de ingestelde overspanning om altijd een goede opstart te waarborgen. U kunt ze afstellen van 0 tot 100 (100=1sec). Bij MIG TRG. Keuze tussen 2-takt (2t) of 4-takt (4t), 3 niveaus (3L). 2t: het apparaat begint te lassen wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 4t: druk de lastoortsschakelaar in en laat hem los om te beginnen met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. 3L: vooral geschikt voor het lassen van aluminium. Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het lassen kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar. De stroom- en oploopwaarden worden als volgt ingesteld: SC startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 10 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L. Slo oploop. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de lasstroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC (kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de knop L. CrC kratervulstroom. Het instelbereik is 10 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de knop L. Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom SC. Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft; wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten, loopt de eerste stroom op tot de lasstroom, ingesteld met de knop I, en wordt deze gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar nogmaals wordt ingedrukt, loopt de lasstroom op tot de derde stroom CrC. Deze wordt gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten. HSA (automatische Hot Start). Deze functie wordt geïnhibiteerd als de 3L functie geactiveerd is. Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop L, kan de lasser het niveau van de startstroom SC (Hot Start) instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die wordt ingesteld met de knop L. De duur SCt van deze stroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden. De tijd Slo voor het omschakelen van de SCstroom naar de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden. CrA (definitieve kratervulling). Deze functie kan worden gekozen met de toets I en is actief tijdens het 2t- of 4t-lassen en ook in combinatie met de functie HSA, indien gevraagd. Nadat de functie is ingeschakeld («On») met de knop L, draait u aan de knop I om de volgende afkortingen weer te geven: Slo = tussentijd tussen de lasstroom en de kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. CrC = kratervultijd uitgedrukt als percentage van de lasdraadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 - 200%. tCr = duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden. Instelbereik 0,1 - 10 seconden. SP (proplassen). Wanneer de functie SPt (proplastijd) wordt gekozen, kan de proplastijd worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden. Wanneer de functie tin (intervaltijd) wordt ingeschakeld, kan de pauze tussen twee proplassen worden ingesteld van 0,3 tot 5 seconden. 53 Prf (gasvoorstroomtijd). Actief in alle processen. Het instelbereik is 0 tot 10 seconden. Pof (gasnastroomtijd). Actief in alle processen. Het instelbereik is 0 tot 25 seconden. Acc (soft-start). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 0 tot 100%. Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid, voordat de draad het werkstuk raakt. Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede start. Fabrieksinstelling “Au ” automatisch. De waarde kan worden gewijzigd met de knop L. Als u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets V tot de afkorting “Au” opnieuw verschijnt op het display N. paraat. Bereid u voor op de stroomsterkte van de zekeringen via de technische gegevens op het identificatieplaatje. Sluit de gasslang van het lasapparaat aan op de drukregelaar van de cilinder. Monteer de MIG-toorts die bij het lasapparaat wordt geleverd op de koppeling E, en sluit de voedingsaansluiting van de toorts aan op de pluspool (aansluiting H). Sluit de 2-pens stekker van de toorts aan op de aansluiting F. Sluit de voedingsstekker van de massakabel aan op de aansluiting G en verbind de massaklem met het werkstuk. Zorg ervoor dat de groef van de draadaanvoerrollen overeenkomt met de diameter van de gebruikte draad. Om indien nodig te vervangen (Fig. 3): Fig. 3 BB (burn-back). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 4-250ms. Bepaalt de lengte van de lasdraad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe hoger het nummer, hoe meer de draad terugbrandt. Fabrieksinstelling “Au” automatisch. L (smoorspoelregeling). Actief in alle MIG-processen. Het instelbereik is 9.9 tot +9.9. Nul is de fabrieksinstelling. Als het getal negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter. Fac. (fabriek). Deze functie heeft tot doel het lasapparaat terug te stellen op de oorspronkelijke instellingen van de fabrikant. Na het kiezen van de functie wordt ( - - ) weergegeven op het display N Om de gewenste functie te bevestigen, drukt u gewoon de toets V 3 seconden lang in. De afkorting die wordt weergegeven op het display N begint te knipperen; een geluidssignaal enkele seconden later bevestigt dat de instelling is opgeslagen. SLd. (Slope Down). Uitsluitend geactiveerd in TIG (De instelling kan variëren van 0 tot 10 sec.) 6 INSTALLATIE Het lasapparaat moet geïnstalleerd worden door bekwaam personeel. Alle aansluitingen moeten worden gemaakt in overeenstemming met de geldende veiligheidsvoorschriften (CEI 26-23- IEC/TS 62081). 6.1 PLAATSING Installeer het apparaat op een plaats waar een goede stabiliteit en een doeltreffende ventilatie verzekerd is, om het binnendringen van metaalstof (bijv. als gevolg van slijpen) te voorkomen. 7 OPSTARTEN VOOR MIG-LASSEN MET GAS. Monteer de stekker op de voedingskabel en vergeet hierbij zeker niet de geel/groene draad te verbinden met de aardingspen. Controleer of de voedingsspanning overeenstemt met de nominale spanning van het lasap- 54 BN open de zijdeur. Monteer de draadspoel en voer de draad in de draadaanvoerunit en de binnenspiraal van de toorts. Blokkeer de draaddrukrollen met de knop BN en stel de druk af. Schakel het apparaat in. Verwijder het gasmondstuk en schroef de contacttip (aan het uiteinde van de toorts) los. Druk op de toortsschakelaar tot de lasdraad uit de toorts komt. OPGELET: houd uw gezicht weg van de contactbuis terwijl de draad naar buiten komt. Schroef de contacttip opnieuw vast en plaats het gasmondstuk terug. Open het reduceerventiel van de cilinder en stel het gasverbruik in op 8 – 10 l/min. 7.1 LASSEN Selecteer het PROG-nummer op basis van de te gebruiken draaddiameter, de materiaalsoort en -kwaliteit en de gassoort. Raadpleeg de instructies aan de binnenkant van de draadaanvoerunit. Selecteer LED D (PROG) met de toets V en draai aan de knop I om het programmanummer in te stellen zoals aangegeven in de instructies. Druk kortstondig op de toets V totdat LED C (plaatdikte) oplicht. Draai aan de knop I om de dikte van het gebruikte toevoegmateriaal weer te geven op het display M. Het apparaat is klaar om te lassen. 7.2 MIG-LASSEN ZONDER GAS De handelingen om het apparaat voor te bereiden voor het lassen zijn dezelfde als hiervoor beschreven. Voor dit type van lassen dient u echter als volgt te werk te gaan: Monteer een spoel met gevulde draad voor lassen zonder gas. Sluit de voedingskabel van de toorts aan op de minpool (aansluiting G). Sluit de massakabel aan op de pluspool (aansluiting H). Selecteer een programma dat geschikt is voor het lassen met gevulde draad. 7.3 LASSEN MET BEKLEDE ELEKTRODEN. Het wordt aanbevolen de MIG-toorts te verwijderen voor het lassen. Selecteer LED D (PROG) met de toets V. Draai aan de knop I tot het display M de afkorting MMA weergeeft. Druk kortstondig op de toets V om LED A (Ampère) te selecteren. Het display M geeft de ingestelde stroom weer, terwijl het display N de open-kringspanning weergeeft. Schakel het lasapparaat uit. Normaal gezien moet de elektrodeklem op de aansluiting H (pluspool) en de massakabel op de minpool, aansluiting G, worden aangesloten. ZEER BELANGRIJK: Verbind de aansluiting van de massakabel met het werkstuk. Het contact moet goed zijn om een vlotte werking van het apparaat te garanderen en een spanningsval op het werkstuk te voorkomen. Schakel het lasapparaat in. Raak de elektrodeklem en de massaklem niet tegelijkertijd aan. Neem in elk geval de polariteit in acht die door de elektrodefabrikant is aangegeven. Denk er steeds aan het apparaat uit te schakelen en de elektrode te verwijderen van de klem na het lassen. 8 ONDERHOUD Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4). 8.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN Controleer of de schakelaar U op “O” staat en of de voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onderhoud in het apparaat moet uitvoeren. Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van perslucht. 8.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET VERRICHTEN. Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tussen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de primaire en secundaire te voorkomen als een draad breekt of losschiet. Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op de oorspronkelijke wijze 7.4 TIG-LASSEN Schakel het lasapparaat uit, verwijder de MIG-toorts en monteer een TIG-toorts van het gewenste model. Sluit de stekker van de massakabel aan op de pluspool (+) van het lasapparaat en verbind de klem met het werkstuk, zo dicht mogelijk bij het laspunt. Schakel het apparaat in met de schakelaar U. Selecteer LED D (PROG) met de toets V. Draai aan de knop I tot het display M de afkorting Tig weergeeft. Selecteer met de knop L het te gebruiken type TIG-procedure; het display N geeft 2t voor gebruik van de toorts Art. 1637 in de 2-taktmodus en 4t voor gebruik van de toorts Art. 1637 in de 4-taktmodus. Sluit de gasslang aan op de uitgang van de drukregelaar van een ARGON-cilinder. Druk op de toortsschakelaar en stel het gasverbruik in. Gebruik een voor 2% met thorium beklede wolfraamelektrode (rode strook), diameter 1,6 (1/16”). Stel de lasstroom in met de knop I. Ontsteek de boog met een krachtige, snelle slag. Vergeet niet het apparaat uit te schakelen en de gascilinder dicht te draaien wanneer u klaar bent met lassen. 55
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Cebora 298 TRI Star MIG 1636/M Synergic Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding