Canon EF 200-400mm f/4L IS USM Extender 1.4x Handleiding

Type
Handleiding
NLD-1
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product.
Voorzien van een 1,4x intern tussenstuk en
beeldstabilisator is de Canon EF200-400mm
f/4L IS USM Extender 1.4x een hoogwaardige
telezoomlens voor gebruik met EOS-camera’s.
“IS” is de afkorting voor beeldstabilisator.
“USM” is de afkorting voor ultrasone motor.
Kenmerken
1.
Voorzien van een intern 1,4x tussenstuk. (Met de
tussenstukschakelaarhendel kunt u de scherpstelafstand
van het objectief op 1x of 1,4x instellen.)
2. De beeldstabilisator biedt sluitertijden die tot wel
4 stops* lager liggen.
Ook een derde Beeldstabilisatorstand die
effectief is voor het vastleggen van onderwerpen
die onregelmatig bewegen.
3.
Door het gebruik van uoriet- en UD-lenselementen
ontstaat een superieur scherpstellend vermogen.
4. SWC (Subwavelength Structure Coating)
beperkt are en ghosting.
5. Met behulp van een uorcoating op de
oppervlakken van het voorste- en het achterste
objectief kan aangekoekt vuil gemakkelijker
verwijderd worden dan eerst.
6. Ultrasone motor (USM) voor snelle en stille
automatische scherpstelling.
7. Handmatige scherpstelling is mogelijk nadat op
het onderwerp is scherpgesteld in de autofocus-
modus (ONE SHOT AF).
8.
Een AF-stoptoets om de automatische
scherpstelling te onderbreken wanneer u dit wenst.
9. De krachtige scherpstelstand biedt een
gelijkmatige verandering van de scherpstelling.
10. Een scherpstelvoorkeuzefunctie waarmee u
scherpstelposities vooraf in het geheugen kunt
opslaan en onmiddellijk kunt scherpstellen.
11. Circulaire apertuur voor prachtige beelden met
soft-focus.
12. Kan worden gebruikt met tussenstukken EF1,4×
III/EF2× III.
13. Bevestigingssleuf meegeleverd voor een
draadvergrendeling, te vinden onder de
afdekking van de oriëntatievergrendelknop.
14. Bevat een duurzame stof- en vochtwerende
constructie.
15. Uiterst licht doordat bepaalde onderdelen
gemaakt zijn van een magnesiumlegering.
* Gebaseerd op [1/brandpuntsafstand] seconde.
Over het algemeen is een sluitertijd van [1/
brandpuntsafstand] seconde of sneller vereist om
bewegingsonscherpte te voorkomen.
NLD-2
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
Kijk niet door de lens of de camera naar de zon
of een andere heldere lichtbron. Dit beschadigt uw
ogen. Het is vooral gevaarlijk wanneer u rechtstreeks
door de lens naar de zon kijkt.
Richt het objectief of de camera niet naar de zon
en fotografeer haar niet. De reden is dat het objectief
de zonnestralen bundelt, zelfs wanneer de zon zich
buiten het beeldveld bevindt of bij het fotograferen met
tegenlicht, hetgeen een storing of brand kan veroorzaken.
Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon liggen,
ongeacht of het objectief wel of niet op de camera is
bevestigd. Dit om te voorkomen dat de lens de zonnestralen
samenbundelt, hetgeen zou kunnen resulteren in brand.
Houd, wanneer het objectief op een camera is gezet, de
camera ook aan het objectief vast, ook wanneer u het objectief
op een statief plaatst. Wanneer u alleen de camera vasthoudt,
kan dat leiden tot krassen op het camerahuis of het objectief
zelf. Het objectief zou ook los kunnen raken uit de vatting en
vallen, waardoor iemand zich zou kunnen bezeren.
Bevestig geen draagriem aan de camera. De bevestiging zou
kunnen afbreken waardoor het objectief van de camera zou kunnen
vallen en iemand zich zou kunnen bezeren of er zouden krassen op
de camera kunnen komen. Bevestig alleen een speciale riem op de
camera, die op de juiste manier aan de draagriembevestiging op het
objectief is vastgemaakt.
Ga niet op de objectiefkoffer staan. U zou kunnen
vallen en uzelf kunnen verwonden.
Stapel de objectiefkoffers niet op elkaar aangezien ze zouden
kunnen vallen en verwondingen zouden kunnen veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen betreffende
de behandeling
Als het objectief van een koude omgeving naar
een warme ruimte wordt gebracht, kan er condens
op de lens en de interne onderdelen ontstaan. Om
condens te voorkomen, raden wij u aan het objectief in
een luchtdichte plastic zak te doen voordat u het van
een koude omgeving naar een warme ruimte brengt.
Neem het objectief uit de zak nadat het geleidelijk is
opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te werk wanneer u
het objectief van een warme omgeving naar een koude
omgeving verplaatst.
Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het
bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon
geparkeerd staat. Hoge temperaturen kunnen
resulteren in een defect van het objectief.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
Waarschuwing om een storing of beschadiging
van het objectief of de camera te voorkomen.
Extra informatie over het gebruik van het
objectief en het maken van foto’s.
NLD-3
Benaming van de onderdelen
Zie voor verdere informatie de pagina’s die tussen haakjes zijn vermeld ( **).
Afstandsschaal (17)
Oriëntatievergrendelknop ( 20)
Beveiligingssleuf (afgedekt) ( 20)
Draagriem ( 4)
Scherpstelmodusschakelaar
( 5)
Contactpunten ( 4)
Tussenstukschakelaarvergrendeling ( 14)
Tussenstukschakelaarhendel ( 14)
Lensbevestigingsmarkering
( 4)
Drop-in lter ( 21)
Beeldstabilisatormoduskeuzeschakelaar ( 11)
Scherpstelling-presetschakelaar ( 7)
Scherpstelafstandsbereik-
keuzeschakelaar ( 5)
Statiefbevestiging ( 20)
Scherpstelling-presettoets ( 7)
Beeldstabilisatorschakelaar (→ 11)
Zoomring ( 10)
Rubber ring ( 4)
AF-stoptoets
( 6)
Zonnekapbevestiging
( 17)
Weergavering
( 9)
Scherpstelring ( 5)
NLD-4
1. Het objectief bevestigen en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera
voor informatie betreffende het bevestigen
en verwijderen van het objectief.
De lensbevestiging is van een rubber ring voorzien
voor een optimale bescherming tegen stof en
water. De rubber ring kan lichte afslijting rondom
de lensbevestiging van de camera veroorzaken,
maar dit is niets ernstigs. Als de rubber ring
versleten is, kan deze tegen betaling bij een Canon
servicecentrum worden vervangen.
De draagriem bevestigen
Steek het uiteinde van de draagriem door de
draagriembevestiging op het objectief en trek
hem vervolgens terug door de klem op de
draagriem. Trek de riem strak en controleer of er
zich geen lus gevormd heeft in de klem.
Na het verwijderen van het objectief plaatst u het
met de achterkant omhoog om te voorkomen dat het
lensoppervlak en de contactpunten beschadigd.
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren in
corrosie of een gebrekkige elektrische verbinding.
Dit kan een foutieve werking van de camera en
het objectief tot gevolg hebben.
Als de contactpunten vuil zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een zacht
doekje schoonmaken.
Plaats de stofkap op het objectief wanneer u het
verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen,
lijnt u de lensbevestigingsmarkering uit met de
-markering van de stofkap, zoals aangegeven in
de afbeelding, vervolgens draait u de stofkap naar
rechts. Volg de aanwijzingen in de omgekeerde
volgorde om de stofkap te verwijderen.
NLD-5
2.
De scherpstelmodus instellen
3.
Het afstandsbereik van de
scherpstelling wijzigen
Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT
AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de
ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring
te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling)
Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u wilt
fotograferen in de autofocus (AF) modus.
Als u de modus handmatig scherpstellen (MF) wilt
gebruiken, zet u de scherpstelmodusschakelaar op
MF. U kunt vervolgens scherpstellen door aan de
scherpstelring te draaien. De scherpstelring werkt
altijd, ongeacht de scherpstelmodus.
U kunt foto’s maken in de PF-stand (Power Focus) door
de scherpstelmodusschakelaar op PF te zetten wanneer
de scherpstelling-presetschakelaar (p. 7) op OFF staat.
Door middel van de weergavering kunt u de
scherpstelling met een vastgestelde snelheid veranderen.
Dit is een nuttige functie wanneer u lms opneemt.
U kunt het gewenste scherpstelafstandsbereik
instellen met een schakelaar. Door de juiste
instelling voor het scherpstelafstandsbereik
te kiezen, kan er sneller automatisch worden
scherpgesteld.
Bereik
1. FULL (VOLLEDIG) (2 m - ∞)
2. 2 m - 6 m
3. 6 m -
NLD-6
4. AF-stoptoets
De AF-stopfunctie werkt ook in de AI Servo
AF-modus.
Hoekpositionering van de AF-stoptoets kan door
een Canon-servicecentrum tegen vergoeding
worden aangepast.
Wanneer de EOS 630/600, RT, A2/A2E/5 of
10S/10 in de AI Servo AF-modus staat en er
continu-opnamen gemaakt worden, zal de
automatische scherpstelling niet hervat worden,
ook al laat u de AF-stoptoets weer los. Druk
de ontspanknop half in om de automatische
scherpstelling te hervatten.
Wanneer de EOS A2/A2E/5 of 10S/10 in de
Sports-modus staat, zal de automatische
scherpstelling niet hervat worden, ook al laat u
de AF-stoptoets weer los. Druk de ontspanknop
half in om de automatische scherpstelling te
hervatten.
U kunt de functies van de AF-stoptoets wijzigen
door middel van de aanpassingsfunctie van
de camera. Raadpleeg de handleiding van de
camera voor meer informatie.
Tijdens automatische scherpstelling kunt u op
de AF-stoptoets drukken om de automatische
scherpstelling tijdelijk te onderbreken.
Als de ontspanknop nog steeds half is ingedrukt
wanneer de AF-stoptoets wordt losgelaten, zal
de automatische scherpstelling hervat worden.
NLD-7
5. Scherpstelling-preset
Door de scherpstelafstand vooraf in te stellen, kunt u meteen op dat punt scherpstellen, zelfs
wanneer u een ander onderwerp fotografeert. Deze functie werkt in de AF-, PF- en de MF-stand.
< Instellen >
Druk op de scherpstelling-
presettoets.
De afstand waarop is
scherpgesteld wordt
vooringesteld.
Als de scherpstelling-
presetschakelaar op
stond, klinkt de pieptoon
eenmaal.
Druk de ontspanknop half
in om scherp te stellen
op de afstand die u wilt
voorinstellen.
Zet de scherpstelling-
presetschakelaar op ON of
.
NLD-8
Scherpstelling-preset
Nadat de scherpstelstand vooraf werd ingesteld,
resulteert het draaien van de weergavering
naar een andere zoompositie of het wijzigen
van de instelling van het interne tussenstuk
in een onscherpe foto. Gebruik daarom de
scherpstelvoorkeuzefunctie nadat het zoomen is
voltooid en het interne tussenstuk werd ingesteld.
De scherpstelvoorkeuzefunctie is enkele
seconden buiten werking na het instellen van
het interne tussenstuk (de tijdsduur varieert
afhankelijk van de gebruikte camera).
Druk na het instellen van het interne
tussenstuk de ontspanknop half in, voordat de
scherpstelvoorkeuze wordt ingesteld of gebruikt.
Wanneer u aan de weergavering draait, mag u
niet met uw vinger aan de ontspanknop komen.
In de One-Shot AF-modus wordt de belichting
vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt
vervolgens wordt er scherpgesteld. Dus als u de
ontspanknop half indrukt terwijl u de weergavering
ronddraait, zal de belichting mogelijk niet juist zijn.
Wanneer de scherpstelling-preset niet wordt
gebruikt, zet u de schakelaar op OFF.
De functie scherpstelling-preset werkt niet als er
een Live View-afbeelding op de camera wordt
weergegeven.*
Door de weergavering naar links of rechts te draaien,
verschuift u de scherpstelling tot aan de preset-afstand.
De scherpstelling verschuift onafhankelijk van de
AF-scherpstelling zolang u aan de weergavering draait.
Als de scherpstelling-presetschakelaar op stond,
klinkt de pieptoon tweemaal.
Het instellen van de schakelaar van de scherpstelmodus
op Power Focus (PF) wanneer het objectief wordt
gebruikt met de EOS-1D X, EOS 5D Mark III of EOS
REBEL T4i/650D, biedt de mogelijkheid de scherpstelling
op lage snelheid te veranderen tijdens het opnemen van
lms. Bovendien kunt u de snelheid van verandering van
de scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk van
de hoek waarin de weergavering wordt gedraaid.
In de volgende gevallen zal de scherpstellingafstandsschaal (p.
17) een stukje verschuiven. Dit heeft geen invloed op het beeld.
Wanneer u de scherpstelling-presettoets indrukt.
Wanneer u aan de weergavering draait.
< Scherpstellen op de vooringestelde afstand >
*
Niet van toepassing op de EOS-1D X, EOS 5D Mark III
of EOS REBEL T4i/650D
NLD-9
6. PF-stand (Power Focus)
Door middel van de weergavering kunt u de scherpstelling gelijkmatig veranderen.
Dit is een nuttige functie bij het wijzigen van de scherpstelling tijdens het opnemen van lms.
Wanneer u de weergavering in een bepaalde richting draait, wijzigt u de scherpstelling in dezelfde
richting als wanneer u de scherpstelring draait.
U kunt de snelheid van verandering van de scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk van de
hoek waarin de weergavering wordt gedraaid.
Zet de scherpstelling-presetschakelaar op OFF en de
scherpstelmodusschakelaat op PF.
Draai de weergavering als
u de scherpstelling wilt
wijzigen.
NLD-10
7.
Zoomen
Om te zoomen, draait u aan de zoomring.
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat u met
scherpstellen begint. Zoomen na het scherpstellen
kan van invloed zijn op de scherpstelling.
NLD-11
8. Beeldstabilisator
U kunt de beeldstabilisator gebruiken in de AF-, PF- of MF-stand.
Ook kan de beeldstabilisator worden gebruikt, ongeacht de instelling van het interne tussenstuk (1x of 1,4x).
Zet de STABILIZER-
schakelaar op ON.
Als u de
beeldstabilisatorfunctie niet
wilt gebruiken, zet u de
schakelaar op OFF.
Selecteren van de
beeldstabilisatormodus.
MODE 1: Corrigeert trillingen in
alle richtingen. Deze modus is
vooral effectief bij het fotograferen
van stilstaande onderwerpen.
MODE 2: Corrigeert verticale trillingen
van de camera bij opnamen waarbij
onderwerpen in een horizontale
richting worden gevolgd; en corrigeert
horizontale trillingen van de camera bij
opnamen waarbij onderwerpen in een
verticale richting worden gevolgd.
MODE 3: Corrigeert trillingen alleen
tijdens de belichting. Tijdens het pannen
van opnamen worden trillingen tijdens
de opname slechts in één richting
gecorrigeerd, gelijk aan MODE 2.
Druk eerst de ontspanknop
half in, neem vervolgens de
foto door de knop helemaal
in te drukken.
MODE 1, 2: Stabiliseer het
beeld in de zoeker en maak
stabilisatie mogelijk door
de ontspanknop half in te
drukken.
MODE 3: Start de berekening
van de stabilisatie door
de ontspanknop half in te
drukken en maak vervolgens
stabilisatie mogelijk door de
knop helemaal in te drukken.
NLD-12
9. Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
Omstandigheden met weinig licht, zoals bij
schemerlicht of binnenshuis.
Plaatsen zoals musea of toneelpodia, waar
gebruik van itslicht niet is toegestaan.
Op plaatsen waar u niet stabiel staat.
In situaties waar geen korte sluitertijden
gebruikt kunnen worden.
Als u achter elkaar opnamen maakt, terwijl u
een bewegend onderwerp volgt.
MODE 3
Omdat het bewegen van de camera alleen
wordt gestabiliseerd tijdens de belichting, zal
het volgen van een onderwerp gemakkelijker
zijn, bijvoorbeeld wanneer u bij sportfotograe
opnamen maakt van een snel en onregelmatig
bewegende speler.
MODE 1 MODE 2
OFF (UIT)
ON (AAN)
OFF (UIT)
ON (AAN)
De beeldstabilisator voor dit objectief is handig wanneer u met de hand foto’s wilt maken. Met name
in de hieronder beschreven omstandigheden.
NLD-13
Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
De beeldstabilisator kan de onscherpte die wordt
veroorzaakt door beweging van het onderwerp
niet compenseren.
Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer
u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange
belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar
op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie
fouten veroorzaken.
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed in
de volgende gevallen:
U maakt een foto terwijl u op een zeer hobbelige
weg rijdt.
U beweegt de camera zeer snel bij het maken van
een opname waarbij u het onderwerp volgt in Mode 1.
Bij gebruik van de beeldstabilisator wordt meer
stroom verbruikt dan bij normaal fotograferen,
dus u kunt minder foto’s maken.
De beeldstabilisator werkt ongeveer twee
seconden, ook wanneer u uw vinger niet op de
ontspanknop houdt. Verwijder het objectief niet
wanneer de beeldstabilisator aanstaat. Dit kan
resulteren in een storing.
Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33,
ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN
II E/50/50E, REBEL 2000/300, IX, IX Lite/IX7,
en D30 zal de beeldstabilisator niet werken
wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt.
Raadpleeg de compatibiliteitstabel van camera/
tussenstuk (p. 24) voor informatie met betrekking
tot de werking van IS bij het gebruik van externe
tussenstukken.
U kunt ook het beeld stabiliseren door een statief
te gebruiken. Afhankelijk van het soort statief en
de opname-omstandigheden is het dan soms
beter de beeldstabilisatorfunctie uit te schakelen.
De stabilisator werkt even effectief bij het maken
van opnamen uit de hand en bij het maken van
opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect
van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn,
afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Afhankelijk van de camera die u gebruikt, kan er
een trilling in het beeld ontstaan, zoals wanneer
de sluiter dichtklikt. Dit heeft echter geen invloed
op de opname.
Als u de Custom-functie van de camera
gebruikt voor het toewijzen van een andere
toets voor de bediening van de AF, zal de
beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de
nieuw toegewezen AF-toets drukt.
NLD-14
10. Interne tussenstukschakelaar
Met de tussenstukschakelaarhendel kunt u de scherpstelafstand van het objectief op 1,4x instellen.
Schuif de
tussenstukschakelaarvergrendeling
naar de voorzijde van het objectief.
Dit zorgt ervoor dat de
tussenstukschakelaarhendel
kan worden verplaatst.
Gebruik de
tussenstukschakelaarhendel
om een scherpstelafstand
van 1x of 1,4x te selecteren.
Dit zorgt ervoor dat de
scherpstelafstand van het
objectief naar 1x of 1,4x kan
worden gewijzigd.
Schuif de
tussenstukschakelaarvergrendeling
naar de achterzijde van het
objectief.
Dit zorgt ervoor dat de
tussenstukschakelaarhendel op
zijn plaats wordt vergrendeld.
De tussenstukschakelaarvergrendeling voorkomt dat de tussenstukschakelaarhendel per ongeluk wordt
verplaatst. Het zet de schakelaarhendel niet vast aan de zijkant. Gebruik de vergrendeling, zelfs wanneer de
schakelaarhendel op 1x is ingesteld, om te voorkomen dat deze per ongeluk wordt verplaatst.
NLD-15
Het interne tussenstuk dat in dit objectief is geplaatst, kan alleen onder bepaalde voorwaarden
worden gebruikt, afhankelijk van het type EOS-camera dat wordt gebruikt. Gebruik de onderstaande
informatie om te bepalen tot welke groep uw camera behoort en volg de van toepassing zijnde
instructies voor gebruik.
Groep 1 camera’s
EOS-1Ds Mark III, EOS-1Ds Mark II, EOS-1Ds, EOS-1D Mark IV, EOS-1D Mark III,
EOS-1D Mark II N, EOS-1D Mark II, EOS-1D, EOS 5D, EOS 5D Mark II, EOS 7D, EOS 60D, EOS 50D,
EOS 40D, EOS 30D, EOS REBEL T3i/600D, EOS REBEL T2i/550D,
EOS REBEL T1i/500D, EOS REBEL XSi/450D, EOS REBEL T3/1100D, EOS REBEL XS/1000D, EOS
DIGITAL REBEL XTi/400D DIGITAL, EOS-1V/HS, EOS-3
Groep 2 camera’s
Elke EOS-camera die niet in Groep 1 staat vermeld
Bij het gebruik van het objectief in Groep 1 camera’s
Bij het gebruik van het objectief in Groep 1 camera’s
De schakelaar van het interne tussenstuk kan alleen worden verplaatst bij het opnemen met de zoeker
terwijl de camera en het objectief niet in werking zijn. Anders is het mogelijk dat de camera of het objectief
onjuist werkt*. (p.16)
Bij het gebruik van het objectief in Groep 2 camera’s
De schakelaar van het interne tussenstuk kan, ongeacht de instelling van de opnamestijl (opnemen met
de zoeker, Live View-opname en lmopname), worden verplaatst door de ontspanknop half in te drukken
terwijl de camera en het objectief niet in werking zijn. Anders is het mogelijk dat de camera of het objectief
onjuist werkt*. (p.16)
* Er zijn momenten dat er een foutmelding wordt weergegeven en de opnamebewerking wordt voorkomen.
Als dit zich voordoet, zet u de camera naar OFF en vervolgens naar ON.
Hoewel opnemen mogelijk is, bestaat de mogelijkheid dat de AF-functie niet juist werkt. Ook zijn er
momenten dat beelden niet juist worden verwerkt door de interne beeldcorrectiefunctie van de camera of
door DPP-software, aangezien nauwkeurige objectienformatie niet is opgenomen.
NLD-16
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van het interne tussenstuk
Verplaats de interne tussenstukschakelaar niet in één van de volgende situaties of wanneer de
camera in werking is. Dit veroorzaakt een defect aan de camera of het objectief.
Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (niet van toepasing op Groep 2 camera’s).
Wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt helemaal naar beneden.
Wanneer het objectief of de camera in werking is (tijdens automatische scherpstelling,
beeldstabilisator*, belichting, continu-opname, gebruik van de scherpstelling-preset, krachtige
scherpstelbewerking, enz).
Wanneer de camera is ingesteld op Live view opname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s)
Wanneer de camera is ingesteld op lmopname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s)
Zet de camera naar UIT als u de interne tussenstukschakelaar in één van hieronder vermelde situaties
hebt verplaatst. Zet de schakelaar vervolgens terug in de juiste positie wanneer de zoeker is geactiveerd
en wanneer de camera en het objectief niet in werking zijn.
Wacht ongeveer twee seconden bij het verplaatsen van de interne tussenstukschakelaar voordat u naar
andere opnamestijlen overschakelt (opnemen met de zoeker, Live view opname en lmopname). Het
negeren van deze handeling kan er voor zorgen dat er een foutbericht wordt weergegeven (ERR01) en
voorkomt de opnamebewerking. Zet de camera UIT en vervolgens weer AAN om het foutbericht te wissen.
Zorg ervoor dat de tussenstukschakelaarhendel zich in de juiste positie bevindt. Het onjuist
positioneren van de hendel veroorzaakt schaduwen in afbeeldingen en zorgt ervoor dat AF, AE en
andere functies niet goed functioneren.
De lichthoeveelheid, indien ingesteld op 1,4, wordt verminderd waar de brandpuntsafstand werd verlengd (het
f-nummer wordt één stap donkerder). Pas daarom de belichting aan, na het overschakelen naar de 1,4 instelling.
Omdat de scherpstelpositie mogelijk wordt veranderd door het wijzigen van de internetussenstukinstelling,
dient u de scherpstelling aan te passen na het wijzigen van de interne tussenstukinstelling.
Wanneer de interne tussenstukinstelling wordt gewijzigd, geeft de camera een f-nummer tussen f/4
en f/5.6 (maximaal diafragma) weer. Het weergegeven f-nummer wordt echter niet gewijzigd wanneer
het objectief niet in werking is of wanneer het objectief sluit om energie te besparen. Wanneer dit zich
voordoet, kunnen de juiste f-nummers worden weergegeven door de sluiterknop half in te drukken om
het objectief opnieuw in werking te stellen.
* Nadat u uw vinger van de sluiterknop hebt getild, blijft de beeldstabilisator ongeveer twee seconden in werking.
NLD-17
12. Zonnekap
De speciale zonnekappen die bij al deze
objectieven worden meegeleverd, verhinderen
ongewenst licht en beschermen de voorkant van
het objectief tegen regen, sneeuw en stof.
Om de zonnekap te bevestigen, maakt u de
zonnekapvergrendelingsknop los door hem
linksom te draaien. Plaats de zonnekap op de
zonnekapbevestiging van het objectief en draai
de vergrendelingsknop vast om de zonnekap
op zijn plaats vast te maken. Volg dezelfde
procedure in omgekeerde volgorde om de
zonnekap te verwijderen.
11.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Voor een nauwkeurige scherpstelling in MF van
onderwerpen op oneindig, kijkt u door de zoeker of
op het lcd-scherm van de camera terwijl u aan de
scherpstelring draait.
Hiermee compenseert u voor de verschuiving
van het scherpstelpunt oneindig als gevolg van
veranderingen in de temperatuur. De positie
oneindig bij normale temperatuur is het punt
waarbij de verticale lijn van het L-merkteken
van de afstandsschaal op één lijn ligt met de
afstandsmarkering.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Afstandsmarkering
Vergrendelingsknop
NLD-18
13. De lensdop op het objectief zetten
Houd de vergrendelknop
bij de opening van de kap,
sluit de gesp met om de
kap op zijn plek vast te
zetten zoals aangegeven.
Kan ook bevestigd worden
aan de voorzijde van de
zonnekap wanneer het
objectief in gebruik is.
Til de haak en de gesp
met de lus op en plaats
de kap zodanig dat de
vergrendelknop de sleuf in
de kap inschuift.
Draai de zonnekap van het
objectief om, schuif hem
over het objectief en draai
de vergrendelknop aan om
hem op zijn plek vast te
zetten.
NLD-19
14. Objectiefkoffer
Berg de lens als volgt op.
Keer de zonnekap om, schuif deze over de
lens en bevestig de lensdop.
Draai de statiefbevesting naar u toe zoals
getoond in de afbeelding en plaats het
in de ruimte bij de scharnieren van de
objectiefkoffer.
Zo plaatsen dat de zonnekapvergrendelingsknop
naar de voorkant (handvat) van de koffer is
gericht, zoals getoond op de afbeelding.
Deksel
Hendel
Sleutelgat
Draagriem
Vergrendelingsknop
Scharnier
Ga niet op de objectiefkoffer zitten.
Plaats het objectief in de bedoelde positie.
Vouw de draagriem op en berg de riem
op in de ruimte bij de hendels van de
objectiefkoffer.
Zet de lens stevig vast met de draagriem.
Houd de deksel van bovenaf vast en sluit de
deksel, vergrendel deze door de hendel dicht te
duwen.
NLD-20
15. Gebruik van de
statiefbevestiging
16. Beveiligingssleuf
Er kan een statief of eenbeenstatief op de
statiefbevestiging op het objectief worden
bevestigd.
De statiefbevestiging afstellen
Als u de oriëntatievergrendelingsknop op de
statiefbevestiging losdraait, kunt u de camera
draaien om het beeld in te stellen voor eender
welke verticale of horizontale positie.
De statiefbevestiging vervangen
Vervanging door meegeleverde bevestiging voor
een eenbeenstatief kan tegen vergoeding door
een Canon Servicecentrum worden uitgevoerd.
Het monteren vraagt onder meer speciale
veiligheidsmaatregelen en daarom kunt u de
bevestiging beter niet zelf uitvoeren.
Er is een bevestigingssleuf meegeleverd
voor een draadvergrendeling. De sleuf
bevindt zich onder afdekking van de
oriëntatievergrendelknop.
Een draadvergrendeling is ook los verkrijgbaar.
NLD-21
17. Drop-in lters
Bij de lens wordt een drop-in gelatinelterhouder,
met glaslter, uit de A 52(WII)-serie geleverd. In
de drop-in lterhouder kan een gelatinelter (los
verkrijgbaar) worden geplaatst.
14mm
14mm
47mm
47mm
< Installeren en verwijderen >
Om het drop-in lter te verwijderen drukt u de
linkse en rechtse vergrendelknoppen in en trekt
u de lterhouder recht omhoog uit de gleuf.
Om het drop-in lter te plaatsen, drukt u de
lterhouder recht naar beneden in de gleuf tot
hij vastklikt.
De lterhouder kan voorwaarts of achterwaarts
worden geplaatst.
Een schroefhouder voor insteeklters 52(WII) en
een houder voor circulaire polarisatie-insteeklters
PL-C52(WII) zijn eveneens beschikbaar (los
verkrijgbaar).
Aangezien de optische kenmerken van het objectief
zijn ontworpen voor gebruik met een glaslter, moet
u de lterhouder altijd aanbrengen, ook wanneer u
geen gelatinelter gebruikt.
Til het sluitplaatje van de houder op.
Snijd het gelatinelter zoals getoond in de
afbeelding en plaats dit in de houder.
Plaats het sluitplaatje terug in zijn gesloten
stand.
< Gebruik van een gelatinelter >
NLD-22
18. Tussenstukken (los verkrijgbaar)
Technische gegevens van het objectief wanneer u tussenstuk EF1,4× II/III of EF2× II/III gebruikt, zijn
als volgt.
Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1x
Tussenstuk EF1,4x II/III Tussenstuk EF2x II/III
WIDE TELE WIDE TELE
Brandpuntsafstand (mm)
280 560 400 800
Diafragma
f/5,6-45 f/5,6-45 f/8-64 f/8-64
Beeldhoek
Diagonaal
8°50′ 4°25′ 6°10′ 3°05′
Verticaal
4°55′ 2°25′ 3°30′ 1°40′
Horizontaal
7°20′ 3°40′ 5°10′ 2°35′
Maximale vergrotingsfactor (×)
0,15 0,22 0,21 0,31
Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1,4x
Tussenstuk EF1,4x II/III Tussenstuk EF2x II/III
WIDE TELE WIDE TELE
Brandpuntsafstand (mm)
392 784 560 1120
Diafragma
f/8-64 f/8-64 f/11-91 f/11-91
Beeldhoek
Diagonaal
6°20′ 3°10′ 4°25′ 2°10′
Verticaal
3°30′ 1°45′ 2°25′ 1°15′
Horizontaal
5°15′ 2°40′ 3°40′ 1°50′
Maximale vergrotingsfactor (×)
0,21 0,3 0,3 0,44
NLD-23
Bevestig het tussenstuk op het objectief en bevestig het objectief op de camera. U verwijdert het tussenstuk
door in omgekeerde volgorde te werk te gaan. Er kunnen zich storingen voordoen als u het tussenstuk eerst
op de camera bevestigt.
Bij het gebruik van dit objectief tijdens het maken van foto’s met de EOS A2/A2E/5, gebruikt u
een belichtingscompensatie van -0,5 stap bij gebruik van tussenstuk EF1,4x II en gebruikt u een
belichtingscompensatie van -1 stap bij gebruik van tussenstuk EF2x II.
U kunt slechts één tussenstuk tegelijk gebruiken.
Let op het volgende bij het gebruik van een EOS-1D Mark II of een later vrijgegeven camera die in staat is
om autofocus (AF) te gebruiken op een diafragmawaarde van f/8 (maximaal diafragma).
Bij gebruik van deze lens met een 1,4x extender en het dan instellen van de interne extender tot 1,4x, zal
de diafragmawaarde f/8 zijn, wat betekent dat het frame voor AF-fotograferen het centrale AF-kader zal zijn.
Zelfs als de interne extender instelling terug naar 1x wordt gezet, zal AF-opname het centrale AF-kader
blijven gebruiken.
Om een ander AF-kader dan het centrale AF-kader te gebruiken, moet u het AF-kader handmatig
selecteren.
Wanneer een tussenstuk is bevestigd, zal de AF-snelheid lager worden om ervoor te zorgen dat een juiste
werking gehandhaafd blijft.
Tussenstukken (los verkrijgbaar)
NLD-24
19. Camera/tussenstuk compatibiliteitstabel
EF1,4x III en EF2x III tussenstukken worden aanbevolen voor gebruik met EOS digitale camera’s.
Intern tussenstuk
1x (maximaal diafragma: f/4) 1,4x (maximaal diafragma: f/5.6)
Tussenstukmodel 1,4x II 2x II 1,4x III 2x III 1,4x II 2x II 1,4x III 2x III
Werkelijk diafragma f/5,6 f/8 f/5,6 f/8 f/8 f/11 f/8 f/11
Functie AF IS AF IS AF IS AF IS AF IS AF IS AF IS AF IS
EOS-1D X, EOS 5D Mark III, EOS-1D Mark IV,
EOS-1Ds Mark III, EOS-1D Mark III
AF*
k
MF*
k
AF
k
MF*
k
MF*
k
MF
k
MF*
k
MF
k
EOS digitale camera’s
(
camera’s vermeld op de volgende pagina*
1
)
AF* AF AF* AF
EOS digitale camera’s
(niet van toepassing op 1D X, 5D Mark III, 1D
Mark IV, 1Ds Mark III, 1D Mark III of camera’s
vermeld onder
*
1
op de volgende pagina)
MF
MF
MF
MF
SLR-filmcamera (EOS-1V)
SLR-filmcamera’s
(niet van toepassing op EOS-1V of camera’s
vermeld onder
*
2
op de volgende pagina)
Kan niet worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
SLR-filmcamera’s
(camera’s vermeld op de volgende pagina
*
2
)
** ** **
AF
Autofocusing (AF) is possible when shooting
AF*
Automatisch scherpstellen is mogelijk tijdens het fotograferen. De AF-functie stelt echter mogelijk niet correct scherp.
Stel de AF nauwkeurig af bij het gebruik van een camera die is voorzien van een AF-microaanpassingsfunctie.
Gebruik handmatige scherpstelling wanneer de AF-functie niet correct wordt uitgevoerd tijdens opname met een camera die niet is
voorzien van een AF-microaanpassingsfunctie.
• Raadpleeg, voor informatie over de werking van AF en microaanpassingen, de instructiehandleiding van de camera.
MF
AF kan niet worden gebruikt. Gebruik daarom handmatige scherpstelling (MF).
MF*
AF kan niet worden gebruikt. Gebruik daarom handmatige scherpstelling (MF).
Door de rmware van de camera bij te werken kan AF wel worden gebruikt.
Controleer de Canon-website voor informatie over rmware-updates.
k
De beeldstabilisatiefunctie kan niet worden gebruikt.
**
De beeldstabilisatiefunctie kan niet worden gebruikt met de camera´s*
2
die op de volgende pagina staan vermeld.
NLD-25
20. Verlengstuk
(los verkrijgbaar)
U kunt het verlengstuk EF12 II of EF25 II aanbrengen
voor uitvergrote foto’s. De scherpstelafstand en
vergroting zijn hieronder aangegeven.
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u de
MF-stand aan.
Camera/tussenstuk compatibiliteitstabel
Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1x
Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1,4x
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II
WIDE 1350 3743 0,17 0,06
TELE 2057 12954 0,2 0,03
EF25 II
WIDE 1029 1883 0,26 0,13
TELE 1783 6182 0,26 0,07
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II
WIDE 1601 7496 0,36 0,04
TELE 1795 26536 0,26 0,02
EF25 II
WIDE 1354 3835 0,52 0,09
TELE 1634 13248 0,32 0,05
*1: EOS-1D Mark II, EOS-1Ds Mark II,
EOS-1D Mark II N, EOS-1D, EOS-1Ds,
EOS-1V/HS, EOS-3
*2: EOS650, EOS620, EOS750,
EOS750 QD, EOS850, EOS850 QD,
EOS700, EOS10S/10, EOS REBEL/1000,
EOS REBEL S/1000 F,
EOS REBEL S QD/1000 FN QD,
EOS ELAN/100, EOS630/600, EOS RT,
EOS-1, EOS REBEL II/1000 N, EOS A2/5
NLD-26
Technische gegevens
De lengte van het objectief is de afstand vanaf het bevestigingsvlak tot aan de voorkant van de
lens. Tel hier ong. 26 mm bij op voor de lensdop en de stofkap.
De opgegeven afmetingen en het gewicht zijn alleen voor het objectief, tenzij anders vermeld.
De close-uplenzen 250D en 500D kunnen niet worden bevestigd.
De diafragmainstellingen zijn aangegeven op de camera.
Alle vermelde gegevens zijn gemeten volgens de Canon-normen.
Wijzigingen in de technische gegevens en het ontwerp van het product voorbehouden, zonder
voorafgaande kennisgeving.
Wanneer het interne tussenstuk is
ingesteld op 1x
Wanneer het interne tussenstuk is
ingesteld op 1,4x
Brandpuntsafstand/diafragma 200-400mm f/4,0 280-560mm f/5,6
Objectiefconstructie 20 groepen, 25 elementen 24 groepen, 33 elementen
Minimaal diafragma f/32 f/45
Beeldhoek
Diagonaal
12°- 6° 10′ 8° 50′- 25′
Verticaal 7°- 3° 30′ 4° 55′- 25′
Horizontaal 10°- 5° 10′ 7° 20′- 40′
Kortste scherpstelafstand 2 m
Maximale vergrotingsfactor 0,15× (bij 400 mm) 0,21x (bij 560 mm)
Beeldveld
Ong. 157 x 235 mm (bij 2 m) Ong. 111 x 166 mm (bij 2 m)
Filter Alle drop-in lters uit de 52(WII)-serie
Maximale diameter en lengte 128 x 366 mm
Gewicht Ong. 3620 g
Zonnekap ET-120(WII)
Lensdop E-145C
Objectiefkoffer Objectiefkoffer 200-400

Documenttranscriptie

Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product. Voorzien van een 1,4x intern tussenstuk en beeldstabilisator is de Canon EF200-400mm f/4L IS USM Extender 1.4x een hoogwaardige telezoomlens voor gebruik met EOS-camera’s. ●● “IS” is de afkorting voor beeldstabilisator. ●● “USM” is de afkorting voor ultrasone motor. Kenmerken 1. Voorzien van een intern 1,4x tussenstuk. (Met de tussenstukschakelaarhendel kunt u de scherpstelafstand van het objectief op 1x of 1,4x instellen.) 2. De beeldstabilisator biedt sluitertijden die tot wel 4 stops* lager liggen. Ook een derde Beeldstabilisatorstand die effectief is voor het vastleggen van onderwerpen die onregelmatig bewegen. 3. Door het gebruik van fluoriet- en UD-lenselementen ontstaat een superieur scherpstellend vermogen. 4. SWC (Subwavelength Structure Coating) beperkt flare en ghosting. 5. Met behulp van een fluorcoating op de oppervlakken van het voorste- en het achterste objectief kan aangekoekt vuil gemakkelijker verwijderd worden dan eerst. 6. Ultrasone motor (USM) voor snelle en stille automatische scherpstelling. 7. Handmatige scherpstelling is mogelijk nadat op het onderwerp is scherpgesteld in de autofocusmodus (ONE SHOT AF). 8. Een AF-stoptoets om de automatische scherpstelling te onderbreken wanneer u dit wenst. 9. De krachtige scherpstelstand biedt een gelijkmatige verandering van de scherpstelling. 10. Een scherpstelvoorkeuzefunctie waarmee u scherpstelposities vooraf in het geheugen kunt opslaan en onmiddellijk kunt scherpstellen. 11. Circulaire apertuur voor prachtige beelden met soft-focus. 12. Kan worden gebruikt met tussenstukken EF1,4× III/EF2× III. 13. Bevestigingssleuf meegeleverd voor een draadvergrendeling, te vinden onder de afdekking van de oriëntatievergrendelknop. 14. Bevat een duurzame stof- en vochtwerende constructie. 15. Uiterst licht doordat bepaalde onderdelen gemaakt zijn van een magnesiumlegering. * Gebaseerd op [1/brandpuntsafstand] seconde. Over het algemeen is een sluitertijd van [1/ brandpuntsafstand] seconde of sneller vereist om bewegingsonscherpte te voorkomen. NLD-1 Veiligheidsmaatregelen Veiligheidsmaatregelen ●● Kijk niet door de lens of de camera naar de zon of een andere heldere lichtbron. Dit beschadigt uw ogen. Het is vooral gevaarlijk wanneer u rechtstreeks door de lens naar de zon kijkt. ●● Richt het objectief of de camera niet naar de zon en fotografeer haar niet. De reden is dat het objectief de zonnestralen bundelt, zelfs wanneer de zon zich buiten het beeldveld bevindt of bij het fotograferen met tegenlicht, hetgeen een storing of brand kan veroorzaken. ●● Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon liggen, ongeacht of het objectief wel of niet op de camera is bevestigd. Dit om te voorkomen dat de lens de zonnestralen samenbundelt, hetgeen zou kunnen resulteren in brand. ●● Houd, wanneer het objectief op een camera is gezet, de camera ook aan het objectief vast, ook wanneer u het objectief op een statief plaatst. Wanneer u alleen de camera vasthoudt, kan dat leiden tot krassen op het camerahuis of het objectief zelf. Het objectief zou ook los kunnen raken uit de vatting en vallen, waardoor iemand zich zou kunnen bezeren. ●● Bevestig geen draagriem aan de camera. De bevestiging zou kunnen afbreken waardoor het objectief van de camera zou kunnen vallen en iemand zich zou kunnen bezeren of er zouden krassen op de camera kunnen komen. Bevestig alleen een speciale riem op de camera, die op de juiste manier aan de draagriembevestiging op het objectief is vastgemaakt. ●● Ga niet op de objectiefkoffer staan. U zou kunnen vallen en uzelf kunnen verwonden. ●● Stapel de objectiefkoffers niet op elkaar aangezien ze zouden kunnen vallen en verwondingen zouden kunnen veroorzaken. Voorzorgsmaatregelen betreffende de behandeling ●● Als het objectief van een koude omgeving naar een warme ruimte wordt gebracht, kan er condens op de lens en de interne onderdelen ontstaan. Om condens te voorkomen, raden wij u aan het objectief in een luchtdichte plastic zak te doen voordat u het van een koude omgeving naar een warme ruimte brengt. Neem het objectief uit de zak nadat het geleidelijk is opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te werk wanneer u het objectief van een warme omgeving naar een koude omgeving verplaatst. ●● Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon geparkeerd staat. Hoge temperaturen kunnen resulteren in een defect van het objectief. Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt Waarschuwing om een storing of beschadiging van het objectief of de camera te voorkomen. Extra informatie over het gebruik van het objectief en het maken van foto’s. NLD-2 Benaming van de onderdelen Scherpstelring (→ 5) Afstandsschaal (→ 17) Zonnekapbevestiging (→ 17) Oriëntatievergrendelknop (→ 20) Beveiligingssleuf (afgedekt) (→ 20) Tussenstukschakelaarvergrendeling (→ 14) Tussenstukschakelaarhendel (→ 14) Drop-in filter (→ 21) Weergavering (→ 9) Rubber ring (→ 4) AF-stoptoets (→ 6) Lensbevestigingsmarkering (→ 4) Zoomring (→ 10) Beeldstabilisatormoduskeuzeschakelaar (→ 11) Beeldstabilisatorschakelaar (→ 11) Scherpstelling-presettoets (→ 7) Contactpunten (→ 4) Scherpstelmodusschakelaar (→ 5) Scherpstelling-presetschakelaar (→ 7) Scherpstelafstandsbereikkeuzeschakelaar (→ 5) Draagriem (→ 4) Statiefbevestiging (→ 20) ●● Zie voor verdere informatie de pagina’s die tussen haakjes zijn vermeld (→ **). NLD-3 1. Het objectief bevestigen en verwijderen Raadpleeg de handleiding van de camera voor informatie betreffende het bevestigen en verwijderen van het objectief. ●● Na het verwijderen van het objectief plaatst u het met de achterkant omhoog om te voorkomen dat het lensoppervlak en de contactpunten beschadigd. ●● Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als er vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren in corrosie of een gebrekkige elektrische verbinding. Dit kan een foutieve werking van de camera en het objectief tot gevolg hebben. ●● Als de contactpunten vuil zijn of als er vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een zacht doekje schoonmaken. ●● P  laats de stofkap op het objectief wanneer u het verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen, lijnt u de lensbevestigingsmarkering uit met de -markering van de stofkap, zoals aangegeven in de afbeelding, vervolgens draait u de stofkap naar rechts. Volg de aanwijzingen in de omgekeerde volgorde om de stofkap te verwijderen. De lensbevestiging is van een rubber ring voorzien voor een optimale bescherming tegen stof en water. De rubber ring kan lichte afslijting rondom de lensbevestiging van de camera veroorzaken, maar dit is niets ernstigs. Als de rubber ring versleten is, kan deze tegen betaling bij een Canon servicecentrum worden vervangen. De draagriem bevestigen Steek het uiteinde van de draagriem door de draagriembevestiging op het objectief en trek hem vervolgens terug door de klem op de draagriem. Trek de riem strak en controleer of er zich geen lus gevormd heeft in de klem. NLD-4 2. De scherpstelmodus instellen Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u wilt fotograferen in de autofocus (AF) modus. Als u de modus handmatig scherpstellen (MF) wilt gebruiken, zet u de scherpstelmodusschakelaar op MF. U kunt vervolgens scherpstellen door aan de scherpstelring te draaien. De scherpstelring werkt altijd, ongeacht de scherpstelmodus. U kunt foto’s maken in de PF-stand (Power Focus) door de scherpstelmodusschakelaar op PF te zetten wanneer de scherpstelling-presetschakelaar (p. 7) op OFF staat. Door middel van de weergavering kunt u de scherpstelling met een vastgestelde snelheid veranderen. Dit is een nuttige functie wanneer u films opneemt. Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling) 3. H  et afstandsbereik van de scherpstelling wijzigen U kunt het gewenste scherpstelafstandsbereik instellen met een schakelaar. Door de juiste instelling voor het scherpstelafstandsbereik te kiezen, kan er sneller automatisch worden scherpgesteld. Bereik 1. FULL (VOLLEDIG) (2 m - ∞) 2. 2 m - 6 m 3. 6 m - ∞ NLD-5 4. AF-stoptoets De AF-stopfunctie werkt ook in de AI Servo AF-modus. Hoekpositionering van de AF-stoptoets kan door een Canon-servicecentrum tegen vergoeding worden aangepast. Tijdens automatische scherpstelling kunt u op de AF-stoptoets drukken om de automatische scherpstelling tijdelijk te onderbreken. Als de ontspanknop nog steeds half is ingedrukt wanneer de AF-stoptoets wordt losgelaten, zal de automatische scherpstelling hervat worden. ●● Wanneer de EOS 630/600, RT, A2/A2E/5 of 10S/10 in de AI Servo AF-modus staat en er continu-opnamen gemaakt worden, zal de automatische scherpstelling niet hervat worden, ook al laat u de AF-stoptoets weer los. Druk de ontspanknop half in om de automatische scherpstelling te hervatten. ●● Wanneer de EOS A2/A2E/5 of 10S/10 in de Sports-modus staat, zal de automatische scherpstelling niet hervat worden, ook al laat u de AF-stoptoets weer los. Druk de ontspanknop half in om de automatische scherpstelling te hervatten. ●● U kunt de functies van de AF-stoptoets wijzigen door middel van de aanpassingsfunctie van de camera. Raadpleeg de handleiding van de camera voor meer informatie. NLD-6 5. Scherpstelling-preset Door de scherpstelafstand vooraf in te stellen, kunt u meteen op dat punt scherpstellen, zelfs wanneer u een ander onderwerp fotografeert. Deze functie werkt in de AF-, PF- en de MF-stand. < Instellen > Zet de scherpstellingpresetschakelaar op ON of . Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op de afstand die u wilt voorinstellen. Druk op de scherpstellingpresettoets. ●● De afstand waarop is scherpgesteld wordt vooringesteld. ●● Als de scherpstellingpresetschakelaar op stond, klinkt de pieptoon eenmaal. NLD-7 Scherpstelling-preset < Scherpstellen op de vooringestelde afstand > Door de weergavering naar links of rechts te draaien, verschuift u de scherpstelling tot aan de preset-afstand. De scherpstelling verschuift onafhankelijk van de AF-scherpstelling zolang u aan de weergavering draait. ●● Als de scherpstelling-presetschakelaar op klinkt de pieptoon tweemaal. stond, Het instellen van de schakelaar van de scherpstelmodus op Power Focus (PF) wanneer het objectief wordt gebruikt met de EOS-1D X, EOS 5D Mark III of EOS REBEL T4i/650D, biedt de mogelijkheid de scherpstelling op lage snelheid te veranderen tijdens het opnemen van films. Bovendien kunt u de snelheid van verandering van de scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk van de hoek waarin de weergavering wordt gedraaid. In de volgende gevallen zal de scherpstellingafstandsschaal (p. 17) een stukje verschuiven. Dit heeft geen invloed op het beeld. • Wanneer u de scherpstelling-presettoets indrukt. • Wanneer u aan de weergavering draait. ●● Nadat de scherpstelstand vooraf werd ingesteld, resulteert het draaien van de weergavering naar een andere zoompositie of het wijzigen van de instelling van het interne tussenstuk in een onscherpe foto. Gebruik daarom de scherpstelvoorkeuzefunctie nadat het zoomen is voltooid en het interne tussenstuk werd ingesteld. ●● De scherpstelvoorkeuzefunctie is enkele seconden buiten werking na het instellen van het interne tussenstuk (de tijdsduur varieert afhankelijk van de gebruikte camera). ●● Druk na het instellen van het interne tussenstuk de ontspanknop half in, voordat de scherpstelvoorkeuze wordt ingesteld of gebruikt. ●● Wanneer u aan de weergavering draait, mag u niet met uw vinger aan de ontspanknop komen. In de One-Shot AF-modus wordt de belichting vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt vervolgens wordt er scherpgesteld. Dus als u de ontspanknop half indrukt terwijl u de weergavering ronddraait, zal de belichting mogelijk niet juist zijn. ●● Wanneer de scherpstelling-preset niet wordt gebruikt, zet u de schakelaar op OFF. ●● De functie scherpstelling-preset werkt niet als er een Live View-afbeelding op de camera wordt weergegeven.* * Niet van toepassing op de EOS-1D X, EOS 5D Mark III of EOS REBEL T4i/650D NLD-8 6. PF-stand (Power Focus) Door middel van de weergavering kunt u de scherpstelling gelijkmatig veranderen. Dit is een nuttige functie bij het wijzigen van de scherpstelling tijdens het opnemen van films. Zet de scherpstelling-presetschakelaar op OFF en de scherpstelmodusschakelaat op PF. Draai de weergavering als u de scherpstelling wilt wijzigen. Wanneer u de weergavering in een bepaalde richting draait, wijzigt u de scherpstelling in dezelfde richting als wanneer u de scherpstelring draait. U kunt de snelheid van verandering van de scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk van de hoek waarin de weergavering wordt gedraaid. NLD-9 7. Zoomen Om te zoomen, draait u aan de zoomring. Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat u met scherpstellen begint. Zoomen na het scherpstellen kan van invloed zijn op de scherpstelling. NLD-10 8. Beeldstabilisator U kunt de beeldstabilisator gebruiken in de AF-, PF- of MF-stand. Ook kan de beeldstabilisator worden gebruikt, ongeacht de instelling van het interne tussenstuk (1x of 1,4x). Zet de STABILIZERschakelaar op ON. ●● Als u de beeldstabilisatorfunctie niet wilt gebruiken, zet u de schakelaar op OFF. Selecteren van de beeldstabilisatormodus. ●● MODE 1: Corrigeert trillingen in alle richtingen. Deze modus is vooral effectief bij het fotograferen van stilstaande onderwerpen. ●● MODE 2: Corrigeert verticale trillingen van de camera bij opnamen waarbij onderwerpen in een horizontale richting worden gevolgd; en corrigeert horizontale trillingen van de camera bij opnamen waarbij onderwerpen in een verticale richting worden gevolgd. ●● MODE 3: Corrigeert trillingen alleen tijdens de belichting. Tijdens het pannen van opnamen worden trillingen tijdens de opname slechts in één richting gecorrigeerd, gelijk aan MODE 2. Druk eerst de ontspanknop half in, neem vervolgens de foto door de knop helemaal in te drukken. ●● MODE 1, 2: Stabiliseer het beeld in de zoeker en maak stabilisatie mogelijk door de ontspanknop half in te drukken. ●● MODE 3: Start de berekening van de stabilisatie door de ontspanknop half in te drukken en maak vervolgens stabilisatie mogelijk door de knop helemaal in te drukken. NLD-11 9. Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator De beeldstabilisator voor dit objectief is handig wanneer u met de hand foto’s wilt maken. Met name in de hieronder beschreven omstandigheden. l MODE 1 l MODE 2 ON (AAN) ON (AAN) OFF (UIT) ●● Omstandigheden met weinig licht, zoals bij schemerlicht of binnenshuis. ●● Plaatsen zoals musea of toneelpodia, waar gebruik van flitslicht niet is toegestaan. ●● Op plaatsen waar u niet stabiel staat. ●● In situaties waar geen korte sluitertijden gebruikt kunnen worden. OFF (UIT) ●● Als u achter elkaar opnamen maakt, terwijl u een bewegend onderwerp volgt. l MODE 3 ●● Omdat het bewegen van de camera alleen wordt gestabiliseerd tijdens de belichting, zal het volgen van een onderwerp gemakkelijker zijn, bijvoorbeeld wanneer u bij sportfotografie opnamen maakt van een snel en onregelmatig bewegende speler. NLD-12 Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator ●● De beeldstabilisator kan de onscherpte die wordt veroorzaakt door beweging van het onderwerp niet compenseren. ●● Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie fouten veroorzaken. ●● De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen: • U maakt een foto terwijl u op een zeer hobbelige weg rijdt. •U  beweegt de camera zeer snel bij het maken van een opname waarbij u het onderwerp volgt in Mode 1. ●● Bij gebruik van de beeldstabilisator wordt meer stroom verbruikt dan bij normaal fotograferen, dus u kunt minder foto’s maken. ●● De beeldstabilisator werkt ongeveer twee seconden, ook wanneer u uw vinger niet op de ontspanknop houdt. Verwijder het objectief niet wanneer de beeldstabilisator aanstaat. Dit kan resulteren in een storing. ●● Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33, ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN II E/50/50E, REBEL 2000/300, IX, IX Lite/IX7, en D30 zal de beeldstabilisator niet werken wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt. ●● Raadpleeg de compatibiliteitstabel van camera/ tussenstuk (p. 24) voor informatie met betrekking tot de werking van IS bij het gebruik van externe tussenstukken. ●● U kunt ook het beeld stabiliseren door een statief te gebruiken. Afhankelijk van het soort statief en de opname-omstandigheden is het dan soms beter de beeldstabilisatorfunctie uit te schakelen. ●● De stabilisator werkt even effectief bij het maken van opnamen uit de hand en bij het maken van opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn, afhankelijk van de opname-omstandigheden. ●● Afhankelijk van de camera die u gebruikt, kan er een trilling in het beeld ontstaan, zoals wanneer de sluiter dichtklikt. Dit heeft echter geen invloed op de opname. ●● Als u de Custom-functie van de camera gebruikt voor het toewijzen van een andere toets voor de bediening van de AF, zal de beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de nieuw toegewezen AF-toets drukt. NLD-13 10. Interne tussenstukschakelaar Met de tussenstukschakelaarhendel kunt u de scherpstelafstand van het objectief op 1,4x instellen. Schuif de tussenstukschakelaarvergrendeling naar de voorzijde van het objectief. ●● Dit zorgt ervoor dat de tussenstukschakelaarhendel kan worden verplaatst. Gebruik de tussenstukschakelaarhendel om een scherpstelafstand van 1x of 1,4x te selecteren. ●● Dit zorgt ervoor dat de scherpstelafstand van het objectief naar 1x of 1,4x kan worden gewijzigd. Schuif de tussenstukschakelaarvergrendeling naar de achterzijde van het objectief. ●● Dit zorgt ervoor dat de tussenstukschakelaarhendel op zijn plaats wordt vergrendeld. De tussenstukschakelaarvergrendeling voorkomt dat de tussenstukschakelaarhendel per ongeluk wordt verplaatst. Het zet de schakelaarhendel niet vast aan de zijkant. Gebruik de vergrendeling, zelfs wanneer de schakelaarhendel op 1x is ingesteld, om te voorkomen dat deze per ongeluk wordt verplaatst. NLD-14 Het interne tussenstuk dat in dit objectief is geplaatst, kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt, afhankelijk van het type EOS-camera dat wordt gebruikt. Gebruik de onderstaande informatie om te bepalen tot welke groep uw camera behoort en volg de van toepassing zijnde instructies voor gebruik. •• Groep 1 camera’s EOS-1Ds Mark III, EOS-1Ds Mark II, EOS-1Ds, EOS-1D Mark IV, EOS-1D Mark III, EOS-1D Mark II N, EOS-1D Mark II, EOS-1D, EOS 5D, EOS 5D Mark II, EOS 7D, EOS 60D, EOS 50D, EOS 40D, EOS 30D, EOS REBEL T3i/600D, EOS REBEL T2i/550D, EOS REBEL T1i/500D, EOS REBEL XSi/450D, EOS REBEL T3/1100D, EOS REBEL XS/1000D, EOS DIGITAL REBEL XTi/400D DIGITAL, EOS-1V/HS, EOS-3 •• Groep 2 camera’s Elke EOS-camera die niet in Groep 1 staat vermeld Bij het gebruik van het objectief in Groep 1 camera’s ●● Bij het gebruik van het objectief in Groep 1 camera’s De schakelaar van het interne tussenstuk kan alleen worden verplaatst bij het opnemen met de zoeker terwijl de camera en het objectief niet in werking zijn. Anders is het mogelijk dat de camera of het objectief onjuist werkt*. (p.16) ●● Bij het gebruik van het objectief in Groep 2 camera’s De schakelaar van het interne tussenstuk kan, ongeacht de instelling van de opnamestijl (opnemen met de zoeker, Live View-opname en filmopname), worden verplaatst door de ontspanknop half in te drukken terwijl de camera en het objectief niet in werking zijn. Anders is het mogelijk dat de camera of het objectief onjuist werkt*. (p.16) * Er zijn momenten dat er een foutmelding wordt weergegeven en de opnamebewerking wordt voorkomen. Als dit zich voordoet, zet u de camera naar OFF en vervolgens naar ON. Hoewel opnemen mogelijk is, bestaat de mogelijkheid dat de AF-functie niet juist werkt. Ook zijn er momenten dat beelden niet juist worden verwerkt door de interne beeldcorrectiefunctie van de camera of door DPP-software, aangezien nauwkeurige objectiefinformatie niet is opgenomen. NLD-15 Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van het interne tussenstuk ●● Verplaats de interne tussenstukschakelaar niet in één van de volgende situaties of wanneer de camera in werking is. Dit veroorzaakt een defect aan de camera of het objectief. •• Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (niet van toepasing op Groep 2 camera’s). •• Wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt helemaal naar beneden. •• Wanneer het objectief of de camera in werking is (tijdens automatische scherpstelling, •• beeldstabilisator*, belichting, continu-opname, gebruik van de scherpstelling-preset, krachtige scherpstelbewerking, enz). •• Wanneer de camera is ingesteld op Live view opname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s) •• Wanneer de camera is ingesteld op filmopname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s) Zet de camera naar UIT als u de interne tussenstukschakelaar in één van hieronder vermelde situaties hebt verplaatst. Zet de schakelaar vervolgens terug in de juiste positie wanneer de zoeker is geactiveerd en wanneer de camera en het objectief niet in werking zijn. ●● Wacht ongeveer twee seconden bij het verplaatsen van de interne tussenstukschakelaar voordat u naar andere opnamestijlen overschakelt (opnemen met de zoeker, Live view opname en filmopname). Het negeren van deze handeling kan er voor zorgen dat er een foutbericht wordt weergegeven (ERR01) en voorkomt de opnamebewerking. Zet de camera UIT en vervolgens weer AAN om het foutbericht te wissen. ●● Zorg ervoor dat de tussenstukschakelaarhendel zich in de juiste positie bevindt. Het onjuist positioneren van de hendel veroorzaakt schaduwen in afbeeldingen en zorgt ervoor dat AF, AE en andere functies niet goed functioneren. ●● De lichthoeveelheid, indien ingesteld op 1,4, wordt verminderd waar de brandpuntsafstand werd verlengd (het f-nummer wordt één stap donkerder). Pas daarom de belichting aan, na het overschakelen naar de 1,4 instelling. ●● Omdat de scherpstelpositie mogelijk wordt veranderd door het wijzigen van de internetussenstukinstelling, dient u de scherpstelling aan te passen na het wijzigen van de interne tussenstukinstelling. ●● Wanneer de interne tussenstukinstelling wordt gewijzigd, geeft de camera een f-nummer tussen f/4 en f/5.6 (maximaal diafragma) weer. Het weergegeven f-nummer wordt echter niet gewijzigd wanneer het objectief niet in werking is of wanneer het objectief sluit om energie te besparen. Wanneer dit zich voordoet, kunnen de juiste f-nummers worden weergegeven door de sluiterknop half in te drukken om het objectief opnieuw in werking te stellen. * Nadat u uw vinger van de sluiterknop hebt getild, blijft de beeldstabilisator ongeveer twee seconden in werking. NLD-16 11. S  ymbool voor compensatie oneindige afstand 12. Zonnekap Symbool voor compensatie oneindige afstand Vergrendelingsknop Afstandsmarkering Hiermee compenseert u voor de verschuiving van het scherpstelpunt oneindig als gevolg van veranderingen in de temperatuur. De positie oneindig bij normale temperatuur is het punt waarbij de verticale lijn van het L-merkteken van de afstandsschaal op één lijn ligt met de afstandsmarkering. Voor een nauwkeurige scherpstelling in MF van onderwerpen op oneindig, kijkt u door de zoeker of op het lcd-scherm van de camera terwijl u aan de scherpstelring draait. De speciale zonnekappen die bij al deze objectieven worden meegeleverd, verhinderen ongewenst licht en beschermen de voorkant van het objectief tegen regen, sneeuw en stof. Om de zonnekap te bevestigen, maakt u de zonnekapvergrendelingsknop los door hem linksom te draaien. Plaats de zonnekap op de zonnekapbevestiging van het objectief en draai de vergrendelingsknop vast om de zonnekap op zijn plaats vast te maken. Volg dezelfde procedure in omgekeerde volgorde om de zonnekap te verwijderen. NLD-17 13. De lensdop op het objectief zetten Draai de zonnekap van het objectief om, schuif hem over het objectief en draai de vergrendelknop aan om hem op zijn plek vast te zetten. Til de haak en de gesp met de lus op en plaats de kap zodanig dat de vergrendelknop de sleuf in de kap inschuift. Houd de vergrendelknop bij de opening van de kap, sluit de gesp met om de kap op zijn plek vast te zetten zoals aangegeven. ●● Kan ook bevestigd worden aan de voorzijde van de zonnekap wanneer het objectief in gebruik is. NLD-18 14. Objectiefkoffer Vergrendelingsknop Deksel Scharnier Draagriem Hendel Sleutelgat Berg de lens als volgt op. Keer de zonnekap om, schuif deze over de lens en bevestig de lensdop. Draai de statiefbevesting naar u toe zoals getoond in de afbeelding en plaats het in de ruimte bij de scharnieren van de objectiefkoffer. Zo plaatsen dat de zonnekapvergrendelingsknop naar de voorkant (handvat) van de koffer is gericht, zoals getoond op de afbeelding. Vouw de draagriem op en berg de riem op in de ruimte bij de hendels van de objectiefkoffer. Zet de lens stevig vast met de draagriem. Houd de deksel van bovenaf vast en sluit de deksel, vergrendel deze door de hendel dicht te duwen. ●● Ga niet op de objectiefkoffer zitten. ●● Plaats het objectief in de bedoelde positie. NLD-19 15. G  ebruik van de statiefbevestiging 16. Beveiligingssleuf Er kan een statief of eenbeenstatief op de statiefbevestiging op het objectief worden bevestigd. De statiefbevestiging afstellen Als u de oriëntatievergrendelingsknop op de statiefbevestiging losdraait, kunt u de camera draaien om het beeld in te stellen voor eender welke verticale of horizontale positie. De statiefbevestiging vervangen Vervanging door meegeleverde bevestiging voor een eenbeenstatief kan tegen vergoeding door een Canon Servicecentrum worden uitgevoerd. Het monteren vraagt onder meer speciale veiligheidsmaatregelen en daarom kunt u de bevestiging beter niet zelf uitvoeren. Er is een bevestigingssleuf meegeleverd voor een draadvergrendeling. De sleuf bevindt zich onder afdekking van de oriëntatievergrendelknop. Een draadvergrendeling is ook los verkrijgbaar. NLD-20 17. Drop-in filters Bij de lens wordt een drop-in gelatinefilterhouder, met glasfilter, uit de A 52(WII)-serie geleverd. In de drop-in filterhouder kan een gelatinefilter (los verkrijgbaar) worden geplaatst. < Gebruik van een gelatinefilter > 14mm 14mm 47mm 47mm < Installeren en verwijderen > Om het drop-in filter te verwijderen drukt u de linkse en rechtse vergrendelknoppen in en trekt u de filterhouder recht omhoog uit de gleuf. Om het drop-in filter te plaatsen, drukt u de filterhouder recht naar beneden in de gleuf tot hij vastklikt. ●● De filterhouder kan voorwaarts of achterwaarts worden geplaatst. Aangezien de optische kenmerken van het objectief zijn ontworpen voor gebruik met een glasfilter, moet u de filterhouder altijd aanbrengen, ook wanneer u geen gelatinefilter gebruikt. Til het sluitplaatje van de houder op. Snijd het gelatinefilter zoals getoond in de afbeelding en plaats dit in de houder. Plaats het sluitplaatje terug in zijn gesloten stand. Een schroefhouder voor insteekfilters 52(WII) en een houder voor circulaire polarisatie-insteekfilters PL-C52(WII) zijn eveneens beschikbaar (los verkrijgbaar). NLD-21 18. Tussenstukken (los verkrijgbaar) Technische gegevens van het objectief wanneer u tussenstuk EF1,4× II/III of EF2× II/III gebruikt, zijn als volgt. Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1x Brandpuntsafstand (mm) Diafragma Diagonaal Verticaal Beeldhoek Horizontaal Maximale vergrotingsfactor (×) Tussenstuk EF1,4x II/III WIDE TELE 280 560 f/5,6-45 f/5,6-45 8°50′ 4°25′ 4°55′ 2°25′ 7°20′ 3°40′ 0,15 0,22 Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1,4x Tussenstuk EF1,4x II/III WIDE TELE Brandpuntsafstand (mm) 392 784 Diafragma f/8-64 f/8-64 Diagonaal 6°20′ 3°10′ Verticaal Beeldhoek 3°30′ 1°45′ Horizontaal 5°15′ 2°40′ Maximale vergrotingsfactor (×) 0,21 0,3 Tussenstuk EF2x II/III WIDE TELE 400 800 f/8-64 f/8-64 6°10′ 3°05′ 3°30′ 1°40′ 5°10′ 2°35′ 0,21 0,31 Tussenstuk EF2x II/III WIDE TELE 560 1120 f/11-91 f/11-91 4°25′ 2°10′ 2°25′ 1°15′ 3°40′ 1°50′ 0,3 0,44 NLD-22 Tussenstukken (los verkrijgbaar) ●● Bevestig het tussenstuk op het objectief en bevestig het objectief op de camera. U verwijdert het tussenstuk door in omgekeerde volgorde te werk te gaan. Er kunnen zich storingen voordoen als u het tussenstuk eerst op de camera bevestigt. ●● Bij het gebruik van dit objectief tijdens het maken van foto’s met de EOS A2/A2E/5, gebruikt u een belichtingscompensatie van -0,5 stap bij gebruik van tussenstuk EF1,4x II en gebruikt u een belichtingscompensatie van -1 stap bij gebruik van tussenstuk EF2x II. ●● U kunt slechts één tussenstuk tegelijk gebruiken. ●● Let op het volgende bij het gebruik van een EOS-1D Mark II of een later vrijgegeven camera die in staat is om autofocus (AF) te gebruiken op een diafragmawaarde van f/8 (maximaal diafragma). Bij gebruik van deze lens met een 1,4x extender en het dan instellen van de interne extender tot 1,4x, zal de diafragmawaarde f/8 zijn, wat betekent dat het frame voor AF-fotograferen het centrale AF-kader zal zijn. Zelfs als de interne extender instelling terug naar 1x wordt gezet, zal AF-opname het centrale AF-kader blijven gebruiken. Om een ander AF-kader dan het centrale AF-kader te gebruiken, moet u het AF-kader handmatig selecteren. Wanneer een tussenstuk is bevestigd, zal de AF-snelheid lager worden om ervoor te zorgen dat een juiste werking gehandhaafd blijft. NLD-23 19. Camera/tussenstuk compatibiliteitstabel Intern tussenstuk 1x (maximaal diafragma: f/4) Tussenstukmodel 1,4x II 2x II 1,4x III 2x III Werkelijk diafragma f/5,6 f/8 f/5,6 f/8 Functie AF IS AF IS AF IS AF IS EOS-1D X, EOS 5D Mark III, EOS-1D Mark IV, MF* MF* EOS-1Ds Mark III, EOS-1D Mark III EOS digitale camera’s AF* AF (camera’s vermeld op de volgende pagina*1) AF k k EOS digitale camera’s (niet van toepassing op 1D X, 5D Mark III, 1D k Mark IV, 1Ds Mark III, 1D Mark III of camera’s MF AF* k vermeld onder*1 op de volgende pagina) SLR-filmcamera (EOS-1V) MF SLR-filmcamera’s (niet van toepassing op EOS-1V of camera’s Kan niet worden vermeld onder*2 op de volgende pagina) gebruikt SLR-filmcamera’s ** (camera’s vermeld op de volgende pagina*2) AF AF* MF MF* k ** 1,4x (maximaal diafragma: f/5.6) 1,4x II 2x II 1,4x III 2x III f/8 f/11 f/8 f/11 AF IS AF IS AF IS AF IS MF* MF* AF* AF k k MF k MF k MF MF ** ** Kan niet worden gebruikt Autofocusing (AF) is possible when shooting Automatisch scherpstellen is mogelijk tijdens het fotograferen. De AF-functie stelt echter mogelijk niet correct scherp. Stel de AF nauwkeurig af bij het gebruik van een camera die is voorzien van een AF-microaanpassingsfunctie. Gebruik handmatige scherpstelling wanneer de AF-functie niet correct wordt uitgevoerd tijdens opname met een camera die niet is voorzien van een AF-microaanpassingsfunctie. • Raadpleeg, voor informatie over de werking van AF en microaanpassingen, de instructiehandleiding van de camera. AF kan niet worden gebruikt. Gebruik daarom handmatige scherpstelling (MF). AF kan niet worden gebruikt. Gebruik daarom handmatige scherpstelling (MF). Door de firmware van de camera bij te werken kan AF wel worden gebruikt. Controleer de Canon-website voor informatie over firmware-updates. De beeldstabilisatiefunctie kan niet worden gebruikt. De beeldstabilisatiefunctie kan niet worden gebruikt met de camera´s*2 die op de volgende pagina staan vermeld. ●● EF1,4x III en EF2x III tussenstukken worden aanbevolen voor gebruik met EOS digitale camera’s. NLD-24 Camera/tussenstuk compatibiliteitstabel *1: EOS-1D Mark II, EOS-1Ds Mark II, EOS-1D Mark II N, EOS-1D, EOS-1Ds, EOS-1V/HS, EOS-3 *2: EOS650, EOS620, EOS750, EOS750 QD, EOS850, EOS850 QD, EOS700, EOS10S/10, EOS REBEL/1000, EOS REBEL S/1000 F, EOS REBEL S QD/1000 FN QD, EOS ELAN/100, EOS630/600, EOS RT, EOS-1, EOS REBEL II/1000 N, EOS A2/5 20. V  erlengstuk (los verkrijgbaar) U kunt het verlengstuk EF12 II of EF25 II aanbrengen voor uitvergrote foto’s. De scherpstelafstand en vergroting zijn hieronder aangegeven. Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1x Scherpstelafstandsbereik (mm) Vergrotingsfactor (×) Korte afstand Lange afstand Korte afstand Lange afstand EF12 II EF25 II WIDE 1350 3743 0,17 TELE 2057 12954 0,2 0,06 0,03 WIDE 1029 1883 0,26 0,13 TELE 1783 6182 0,26 0,07 Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1,4x Scherpstelafstandsbereik (mm) Vergrotingsfactor (×) Korte afstand Lange afstand Korte afstand Lange afstand EF12 II EF25 II WIDE 1601 7496 0,36 TELE 1795 26536 0,26 0,04 0,02 WIDE 1354 3835 0,52 0,09 TELE 1634 13248 0,32 0,05 Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u de MF-stand aan. NLD-25 Technische gegevens Brandpuntsafstand/diafragma Objectiefconstructie Minimaal diafragma Diagonaal Verticaal Beeldhoek Horizontaal Kortste scherpstelafstand Maximale vergrotingsfactor Beeldveld Filter Maximale diameter en lengte Gewicht Zonnekap Lensdop Objectiefkoffer Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1x 200-400mm f/4,0 20 groepen, 25 elementen f/32 12°- 6° 10′ 7°- 3° 30′ 10°- 5° 10′ Wanneer het interne tussenstuk is ingesteld op 1,4x 280-560mm f/5,6 24 groepen, 33 elementen f/45 8° 50′- 4° 25′ 4° 55′- 2° 25′ 7° 20′- 3° 40′ 2m 0,15× (bij 400 mm) 0,21x (bij 560 mm) Ong. 157 x 235 mm (bij 2 m) Ong. 111 x 166 mm (bij 2 m) Alle drop-in filters uit de 52(WII)-serie 128 x 366 mm Ong. 3620 g ET-120(WII) E-145C Objectiefkoffer 200-400 ●● De lengte van het objectief is de afstand vanaf het bevestigingsvlak tot aan de voorkant van de lens. Tel hier ong. 26 mm bij op voor de lensdop en de stofkap. ●● De opgegeven afmetingen en het gewicht zijn alleen voor het objectief, tenzij anders vermeld. ●● De close-uplenzen 250D en 500D kunnen niet worden bevestigd. ●● De diafragmainstellingen zijn aangegeven op de camera. ●● Alle vermelde gegevens zijn gemeten volgens de Canon-normen. ●● Wijzigingen in de technische gegevens en het ontwerp van het product voorbehouden, zonder voorafgaande kennisgeving. NLD-26
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Canon EF 200-400mm f/4L IS USM Extender 1.4x Handleiding

Type
Handleiding