Canon EF 300mm f/2.8L IS II USM Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

EF300mm f/2.8L IS II USM
EF400mm f/2.8L IS II USM
Handleiding
NLD
NLD-1
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product.
Canons EF300mm f/2,8L IS II USM en EF400mm
f/2,8L IS II USM zijn hoogwaardige super-
teleobjectieven voor gebruik op EOS-camera’s.
“IS” is de afkorting voor beeldstabilisator.
“USM” is de afkorting voor ultrasone motor.
Kenmerken
1. De beeldstabilisator biedt sluitertijden die tot wel 4
stops* lager liggen.
Ook een derde Beeldstabilisatorstand die effectief
is voor het vastleggen van onderwerpen die
onregelmatig bewegen.
2. Door het gebruik van fluorietlenselementen ontstaat
een superieur scheidend vermogen.
3. SWC (Subwavelength Structure Coating) beperkt
flare en ghosting.
4. Met behulp van een fluor coating op de
oppervlakken van het voorste en het achterste
objectief kan aangekoekt vuil gemakkelijk verwijderd
worden dan eerst.
5. Ultrasone motor (USM) voor snelle en stille
automatische scherpstelling.
6. Handmatige scherpstelling is mogelijk nadat op het
onderwerp is scherpgesteld in de autofocus-modus
(ONE SHOT AF).
7. Een AF-stoptoets om de automatische scherpstelling
te onderbreken wanneer u dit wenst.
8. De krachtige scherpstelstand biedt een gelijkmatige
verandering van de scherpstelling.
9. Een scherpstelvoorkeuzefunctie waarmee u
scherpstelposities vooraf in het geheugen kunt
opslaan en onmiddellijk kunt scherpstellen.
10. Circulaire apertuur voor prachtige beelden met soft-
focus.
11. Kan worden gebruikt met tussenstukken EF1,4× III/
EF2× III.
12. Bevestigingssleuf meegeleverd voor een
draadvergrendeling, te vinden onder de afdekking
van de oriëntatievergrendelknop.
13. Bevat een duurzame stof- en vochtwerende
constructie.
14. Uiterst licht doordat bepaalde onderdelen gemaakt
zijn van een magnesiumlegering.
* Gebaseerd op [1/brandpuntsafstand] seconde.
Over het algemeen is een sluitertijd van [1/
brandpuntsafstand] seconde of sneller vereist om
bewegingsonscherpte te voorkomen.
NLD-2
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
Kijk niet door de lens of de camera naar de zon
of een andere heldere lichtbron. Dit beschadigt uw
ogen. Het is vooral gevaarlijk wanneer u rechtstreeks
door de lens naar de zon kijkt.
Richt het objectief of de camera niet naar de zon
en fotografeer haar niet. De reden is dat het objectief
de zonnestralen bundelt, zelfs wanneer de zon zich
buiten het beeldveld bevindt of bij het fotograferen
met tegenlicht, hetgeen een storing of brand kan
veroorzaken.
Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon
liggen, ongeacht of het objectief wel of niet op de
camera is bevestigd. Dit om te voorkomen dat de lens
de zonnestralen samenbundelt, hetgeen zou kunnen
resulteren in brand.
Houd, wanneer het objectief op een camera is gezet,
de camera ook aan het objectief vast, ook wanneer u
het objectief op een statief plaatst. Wanneer u alleen
de camera vasthoudt, kan dat leiden tot krassen op
het camerahuis of het objectief zelf. Het objectief zou
ook los kunnen raken uit de vatting en vallen, waardoor
iemand zich zou kunnen bezeren.
Bevestig geen draagriem aan de camera. De
bevestiging zou kunnen afbreken waardoor het
objectief van de camera zou kunnen vallen en iemand
zich zou kunnen bezeren of er zouden krassen op de
camera kunnen komen. Bevestig alleen een speciale
riem op de camera, die op de juiste manier aan de
draagriembevestiging op het objectief is vastgemaakt.
Voorzorgsmaatregelen betreffende
de behandeling
Als het objectief van een koude omgeving naar
een warme ruimte wordt gebracht, kan er condens
op de lens en de interne onderdelen ontstaan. Om
condens te voorkomen, raden wij u aan het objectief in
een luchtdichte plastic zak te doen voordat u het van
een koude omgeving naar een warme ruimte brengt.
Neem het objectief uit de zak nadat het geleidelijk is
opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te werk wanneer u
het objectief van een warme omgeving naar een koude
omgeving verplaatst.
Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het
bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon
geparkeerd staat. Hoge temperaturen kunnen
resulteren in een defect van het objectief.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
Waarschuwing om een storing of beschadiging
van het objectief of de camera te voorkomen.
Extra informatie over het gebruik van het
objectief en het maken van foto’s.
Ga niet op de objectiefkoffer staan. U zou kunnen
vallen en uzelf kunnen verwonden.
Stapel de objectiefkoffers niet op elkaar aangezien
ze zouden kunnen vallen en verwondingen zouden
kunnen veroorzaken.
NLD-3
Benaming van de onderdelen
In de afbeeldingen die in de uitleg in deze handleiding worden gebruikt, is, met enkele
uitzonderingen, de EF300mm f/2,8L IS II USM te zien, maar de EF400mm f/2,8L IS II USM wordt
op dezelfde manier gebruikt.
Zie voor verdere informatie de pagina’s die tussen haakjes zijn vermeld ( **).
Afstandsschaal (13)
Oriëntatievergrendelknop ( 16)
Beveiligingssleuf (afgedekt) ( 16)
Draagriem ( 4)
Scherpstelmodusschakelaar ( 5)
Contactpunten
( 4)
Lensbevestigingsmarkering
( 4)
Drop-in filter ( 17)
Beeldstabilisatormoduskeuzeschakelaar ( 10)
Scherpstelling-presetschakelaar ( 7)
Scherpstelafstandsbereik-
keuzeschakelaar ( 5)
Statiefbevestiging ( 16)
Scherpstelling-presettoets ( 7)
Beeldstabilisatorschakelaar (→ 10)
Rubber ring ( 4)
AF-stoptoets
( 6)
Zonnekapbevestiging ( 13)
Weergavering
( 8)
Scherpstelring ( 5)
NLD-4
1. Het objectief bevestigen en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera
voor informatie betreffende het bevestigen
en verwijderen van het objectief.
De lensbevestiging is van een rubber ring voorzien
voor een optimale bescherming tegen stof en
water. De rubber ring kan lichte afslijting rondom
de lensbevestiging van de camera veroorzaken,
maar dit is niets ernstigs. Als de rubber ring
versleten is, kan deze tegen betaling bij een Canon
servicecentrum worden vervangen.
De draagriem bevestigen
Steek het uiteinde van de draagriem door de
draagriembevestiging op het objectief en trek
hem vervolgens terug door de klem op de
draagriem. Trek de riem strak en controleer of er
zich geen lus gevormd heeft in de klem.
Na het verwijderen van het objectief plaatst u het
met de achterkant omhoog om te voorkomen dat het
lensoppervlak en de contactpunten beschadigd.
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren in
corrosie of een gebrekkige elektrische verbinding.
Dit kan een foutieve werking van de camera en het
objectief tot gevolg hebben.
Als de contactpunten vuil zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een zacht
doekje schoonmaken.
Plaats de stofkap op het objectief wanneer u het
verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen,
lijnt u de lensbevestigingsmarkering uit met de
-markering van de stofkap, zoals aangegeven in
de afbeelding, vervolgens draait u de stofkap naar
rechts. Volg de aanwijzingen in de omgekeerde
volgorde om de stofkap te verwijderen.
NLD-5
2.
De scherpstelmodus instellen
3.
Het afstandsbereik van de
scherpstelling wijzigen
Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT
AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de
ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring
te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling)
Objectief Bereik
EF300mm f/2,8L IS II USM
FULL (VOLLEDIG)
2 m – 6 m
6 m
EF400mm f/2,8L IS II USM
FULL (VOLLEDIG)
2,7 m – 7 m
7 m
Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u wilt
fotograferen in de autofocus (AF) modus.
Als u de modus handmatig scherpstellen (MF) wilt
gebruiken, zet u de scherpstelmodusschakelaar op
MF. U kunt vervolgens scherpstellen door aan de
scherpstelring te draaien. De scherpstelring werkt altijd,
ongeacht de scherpstelmodus.
U kunt foto’s maken in de PF-stand (Power Focus) door
de scherpstelmodusschakelaar op PF te zetten wanneer
de scherpstelling-presetschakelaar (p. 7) op OFF staat.
Door middel van de weergavering kunt u de
scherpstelling met een vastgestelde snelheid
veranderen. Dit is een nuttige functie wanneer u films
opneemt.
U kunt het gewenste scherpstelafstandsbereik
instellen met een schakelaar. Door de juiste
instelling voor het scherpstelafstandsbereik
te kiezen, kan er sneller automatisch worden
scherpgesteld.
NLD-6
4. AF-stoptoets
De AF-stopfunctie werkt ook in de AI Servo
AF-modus.
Hoekpositionering van de AF-stoptoets kan door
een Canon-servicecentrum tegen vergoeding
worden aangepast.
Wanneer de EOS 630/600, RT, A2/A2E/5 of
10S/10 in de AI Servo AF-modus staat en er
continu-opnamen gemaakt worden, zal de
automatische scherpstelling niet hervat worden,
ook al laat u de AF-stoptoets weer los. Druk
de ontspanknop half in om de automatische
scherpstelling te hervatten.
Wanneer de EOS A2/A2E/5 of 10S/10 in de
Sports-modus staat, zal de automatische
scherpstelling niet hervat worden, ook al laat u
de AF-stoptoets weer los. Druk de ontspanknop
half in om de automatische scherpstelling te
hervatten.
U kunt de functies van de AF-stoptoets wijzigen
door middel van de aanpassingsfunctie van
de camera. Raadpleeg de handleiding van de
camera voor meer informatie.
Tijdens automatische scherpstelling kunt u op
de AF-stoptoets drukken om de automatische
scherpstelling tijdelijk te onderbreken.
Als de ontspanknop nog steeds half is ingedrukt
wanneer de AF-stoptoets wordt losgelaten, zal
de automatische scherpstelling hervat worden.
NLD-7
5. Scherpstelling-preset
Door de scherpstelafstand vooraf in te stellen, kunt u meteen op dat punt scherpstellen, zelfs
wanneer u een ander onderwerp fotografeert. Deze functie werkt in de AF-, PF- en de MF-stand.
< Instellen >
Druk op de scherpstelling-
presettoets.
De afstand waarop is
scherpgesteld wordt
vooringesteld.
Als de scherpstelling-
presetschakelaar op
stond, klinkt de pieptoon
eenmaal.
Druk de ontspanknop half
in om scherp te stellen
op de afstand die u wilt
voorinstellen.
Zet de scherpstelling-
presetschakelaar op ON of
.
NLD-8
Scherpstelling-preset
Wanneer u aan de weergavering draait, mag u
niet met uw vinger aan de ontspanknop komen.
In de One-Shot AF-modus wordt de belichting
vergrendeld wanneer u de ontspanknop half
indrukt vervolgens wordt er scherpgesteld.
Dus als u de ontspanknop half indrukt terwijl u
de weergavering ronddraait, zal de belichting
mogelijk niet juist zijn.
Wanneer de scherpstelling-preset niet wordt
gebruikt, zet u de schakelaar op OFF.
De functie scherpstelling-preset werkt niet als er
een Live View-afbeelding op de camera wordt
weergegeven.*
Door de weergavering naar links of rechts te
draaien, verschuift u de scherpstelling tot aan de
preset-afstand.
De scherpstelling verschuift onafhankelijk van de
AF-scherpstelling zolang u aan de weergavering
draait.
Als de scherpstelling-presetschakelaar op stond,
klinkt de pieptoon tweemaal.
Het instellen van de schakelaar van de
scherpstelmodus op Power Focus (PF) wanneer
het objectief wordt gebruikt met de EOS-1D X
of EOS 5D Mark III, biedt de mogelijkheid de
scherpstelling op lage snelheid te veranderen
tijdens het opnemen van films. Bovendien
kunt u de snelheid van verandering van de
In de volgende gevallen zal de
scherpstellingafstandsschaal (p. 13) een stukje
verschuiven. Dit heeft geen invloed op het beeld.
Wanneer u de scherpstelling-presettoets indrukt.
Wanneer u aan de weergavering draait.
< Scherpstellen op de vooringestelde afstand >
scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk
van de hoek waarin de weergavering wordt
gedraaid.
* Niet van toepassing op de EOS-1D X of EOS 5D Mark III
NLD-9
6. PF-stand (Power Focus)
Door middel van de weergavering kunt u de scherpstelling gelijkmatig veranderen.
Dit is een nuttige functie bij het wijzigen van de scherpstelling tijdens het opnemen van films.
Wanneer u de weergavering in een bepaalde richting draait, wijzigt u de scherpstelling in dezelfde
richting als wanneer u de scherpstelring draait.
U kunt de snelheid van verandering van de scherpstelling in 2 stappen wijzigen, afhankelijk van de
hoek waarin de weergavering wordt gedraaid.
Zet de scherpstelling-presetschakelaar op OFF en de
scherpstelmodusschakelaat op PF.
Draai de weergavering als
u de scherpstelling wilt
wijzigen.
NLD-10
7. Beeldstabilisator
U kunt de beeldstabilisator gebruiken in de AF-, PF- of MF-stand.
Zet de STABILIZER-
schakelaar op ON.
Als u de
beeldstabilisatorfunctie niet
wilt gebruiken, zet u de
schakelaar op OFF.
Selecteren van de
beeldstabilisatormodus.
MODE 1: Corrigeert trillingen in
alle richtingen. Deze modus is
vooral effectief bij het fotograferen
van stilstaande onderwerpen.
MODE 2: Corrigeert verticale
trillingen van de camera bij opnamen
waarbij onderwerpen in een
horizontale richting worden gevolgd;
en corrigeert horizontale trillingen
van de camera bij opnamen waarbij
onderwerpen in een verticale richting
worden gevolgd.
MODE 3: Corrigeert trillingen
alleen tijdens de belichting. Tijdens
het pannen van opnamen worden
trillingen tijdens de opname slechts
in één richting gecorrigeerd, gelijk
aan MODE 2.
Druk eerst de ontspanknop
half in, neem vervolgens de
foto door de knop helemaal
in te drukken.
MODE 1, 2: Stabiliseer het
beeld in de zoeker en maak
stabilisatie mogelijk door
de ontspanknop half in te
drukken.
MODE 3: Start de berekening
van de stabilisatie door
de ontspanknop half in te
drukken en maak vervolgens
stabilisatie mogelijk door de
knop helemaal in te drukken.
NLD-11
8. Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
Omstandigheden met weinig licht, zoals bij
schemerlicht of binnenshuis.
Plaatsen zoals musea of toneelpodia, waar
gebruik van flitslicht niet is toegestaan.
Op plaatsen waar u niet stabiel staat.
In situaties waar geen korte sluitertijden
gebruikt kunnen worden.
Als u achter elkaar opnamen maakt, terwijl u
een bewegend onderwerp volgt.
MODE 3
Omdat het bewegen van de camera alleen
wordt gestabiliseerd tijdens de belichting, zal
het volgen van onderwerp gemakkelijker zijn,
bijvoorbeeld wanneer u bij sportfotografie
opnamen maakt van een snel en onregelmatig
bewegende speler.
MODE 1 MODE 2
OFF (UIT)
ON (AAN)
OFF (UIT)
ON (AAN)
De beeldstabilisator voor dit objectief is handig wanneer u met de hand foto’s wilt maken. Met name
in de hieronder beschreven omstandigheden.
NLD-12
Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
De beeldstabilisator kan de onscherpte die wordt
veroorzaakt door beweging van het onderwerp
niet compenseren.
Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer
u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange
belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar
op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie
fouten veroorzaken.
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed in
de volgende gevallen:
U maakt een foto terwijl u op een zeer
hobbelige weg rijdt.
U beweegt de camera zeer snel bij het maken
van een opname waarbij u het onderwerp volgt
in Mode 1.
Bij gebruik van de beeldstabilisator wordt meer
stroom verbruikt dan bij normaal fotograferen,
dus u kunt minder foto’s maken.
De beeldstabilisator werkt ongeveer twee
seconden, ook wanneer u uw vinger niet op de
ontspanknop houdt. Verwijder het objectief niet
wanneer de beeldstabilisator aanstaat. Dit kan
resulteren in een storing.
Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33,
ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN II
E/50/50E, REBEL 2000/300, IX, IX Lite/IX7, en
D30 zal de beeldstabilisator niet werken wanneer
de zelfontspanner wordt gebruikt.
U kunt ook het beeld stabiliseren door een statief
te gebruiken. Afhankelijk van het soort statief en
de opname-omstandigheden is het dan soms
beter de beeldstabilisatorfunctie uit te schakelen.
De stabilisator werkt even effectief bij het maken
van opnamen uit de hand en bij het maken van
opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect
van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn,
afhankelijk van de opname-omstandigheden.
De Beeldstabilisator werkt ook wanneer u het
objectief gebruikt met verlengstuk EF12 II of
EF25 II of het tussenstuk EF1,4× III of EF2× III.
Afhankelijk van de camera die u gebruikt, kan er
een trilling in het beeld ontstaan, zoals wanneer
de sluiter dichtklikt. Dit heeft echter geen invloed
op de opname.
Als u de Custom-functie van de camera
gebruikt voor het toewijzen van een andere
toets voor de bediening van de AF, zal de
beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de
nieuw toegewezen AF-toets drukt.
NLD-13
10. Zonnekap
De speciale zonnekappen die bij al deze
objectieven worden meegeleverd, verhinderen
ongewenst licht en beschermen de voorkant van
het objectief tegen regen, sneeuw en stof.
Om de zonnekap te bevestigen, maakt u de
zonnekapvergrendelingsknop los door hem
linksom te draaien. Plaats de zonnekap op de
zonnekapbevestiging van het objectief en draai
de vergrendelingsknop vast om de zonnekap
op zijn plaats vast te maken. Volg dezelfde
procedure in omgekeerde volgorde om de
zonnekap te verwijderen.
9.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Voor een nauwkeurige scherpstelling in MF van
onderwerpen op oneindig, kijkt u door de zoeker
terwijl u aan de scherpstelring draait.
Hiermee compenseert u voor de verschuiving
van het scherpstelpunt oneindig als gevolg van
veranderingen in de temperatuur. De positie
oneindig bij normale temperatuur is het punt
waarbij de verticale lijn van het L-merkteken
van de afstandsschaal op één lijn ligt met de
afstandsmarkering.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Afstandsmarkering
NLD-14
11. De lensdop op het objectief zetten
Houd de vergrendelknop
bij de opening van de kap,
sluit de gesp met om de
kap op zijn plek vast te
zetten zoals aangegeven.
Kan ook bevestigd worden
aan de voorzijde van de
zonnekap wanneer het
objectief in gebruik is.
Til de haak en de gesp
met de lus op en plaats
de kap zodanig dat de
vergrendelknop de sleuf in
de kap inschuift.
Draai de zonnekap van het
objectief om, schuif hem
over het objectief en draai
de vergrendelknop aan om
hem op zijn plek vast te
zetten.
NLD-15
12. Objectiefkoffer
Berg de lens als volgt op.
Keer de zonnekap om, schuif deze over de
lens en bevestig de lensdop.
Draai de statiefbevesting naar u toe zoals
getoond in de afbeelding en plaats het
in de ruimte bij de scharnieren van de
objectiefkoffer.
Zo plaatsen dat de
zonnekapvergrendelingsknop rust in de sleuf
dicht bij u.
Deksel
Hendel
Sleutelgat
Draagriem
Sleuf
Scharnier
Ga niet op de objectiefkoffer zitten.
Plaats het objectief in de bedoelde positie.
Vouw de draagriem op en berg de riem
op in de ruimte bij de scharnieren van de
objectiefkoffer.
Zet de lens stevig vast met de draagriem.
Houd de deksel van bovenaf vast en sluit de
deksel, vergrendel deze door de hendel dicht te
duwen.
De afbeelding laat de EF400mm f/2,8L IS II USM zien.
NLD-16
13. Gebruik van de
statiefbevestiging
14. Beveiligingssleuf
Er kan een statief of eenbeenstatief op de
statiefbevestiging op het objectief worden
bevestigd.
De statiefbevestiging afstellen
Als u de oriëntatievergrendelingsknop op de
statiefbevestiging losdraait, kunt u de camera
draaien om het beeld in te stellen voor eender
welke verticale of horizontale positie.
De statiefbevestiging vervangen (alleen
EF400mm f/2,8L IS II USM)
Vervanging door meegeleverde bevestiging voor
een eenbeenstatief kan tegen vergoeding door
een Canon Servicecentrum worden uitgevoerd.
Het monteren vraagt onder meer speciale
veiligheidsmaatregelen en daarom kunt u de
bevestiging beter niet zelf uitvoeren.
Er is een bevestigingssleuf meegeleverd
voor een draadvergrendeling. De sleuf
bevindt zich onder afdekking van de
oriëntatievergrendelknop.
Een draadvergrendeling is ook los verkrijgbaar.
NLD-17
15. Drop-in filters
Bij de lens wordt een drop-in gelatinefilterhouder,
met glasfilter, uit de A 52(WII)-serie geleverd. In
de drop-in filterhouder kan een gelatinefilter (los
verkrijgbaar) worden geplaatst.
14mm
14mm
47mm
47mm
< Installeren en verwijderen >
Om het drop-in filter te verwijderen drukt u de
linkse en rechtse vergrendelknoppen in en trekt
u de filterhouder recht omhoog uit de gleuf.
Om het drop-in filter te plaatsen, drukt u de
filterhouder recht naar beneden in de gleuf tot
hij vastklikt.
De filterhouder kan voorwaarts of achterwaarts
worden geplaatst.
Een schroefhouder voor insteekfilters 52(WII) en
een houder voor circulaire polarisatie-insteekfilters
PL-C52(WII) zijn eveneens beschikbaar (los
verkrijgbaar).
Aangezien de optische kenmerken van het objectief
zijn ontworpen voor gebruik met een glasfilter, moet
u de filterhouder altijd aanbrengen, ook wanneer u
geen gelatinefilter gebruikt.
Til het sluitplaatje van de houder op.
Snijd het gelatinefilter zoals getoond in de
afbeelding en plaats dit in de houder.
Plaats het sluitplaatje terug in zijn gesloten
stand.
< Gebruik van een gelatinefilter >
NLD-18
16. Tussenstukken (los verkrijgbaar)
Technische gegevens van het objectief wanneer u tussenstuk EF1,4× II/III of EF2× II/III gebruikt, zijn
als volgt.
EF300mm f/2,8L IS II USM EF400mm f/2,8L IS II USM
EF1,4× II/III EF2× II/III EF1,4× II/III EF2× II/III
Brandpuntsafstand (mm) 420 600 560 800
Diafragma f/4 – 45 f/5,6 – 64 f/4 – 45 f/5,6 – 64
Beeldhoek
Diagonaal 5° 55’ 4° 10’ 4° 25’ 3° 5’
Verticaal 3° 15’ 2° 20’ 2° 25’ 1° 40’
Horizontaal 4° 55’ 3° 30’ 3° 40’ 2° 35’
Maximale vergrotingsfactor (×) 0,25 0,36 0,25 0,35
Bevestig het tussenstuk op het objectief en bevestig het objectief op de camera. U verwijdert het tussenstuk
door in omgekeerde volgorde te werk te gaan. Er kunnen zich storingen voordoen als u het tussenstuk eerst
op de camera bevestigt.
Bij het maken van foto’s met de EOS A2/A2E/5 voorzien van de EF300mm f/2,8L IS II USM of EF400mm
f/2,8L IS II USM, gebruikt u een belichtingscompensatie van –0,5 stap bij gebruik van tussenstuk EF1,4× II
en gebruikt u een belichtingscompensatie van –1 stap bij gebruik van tussenstuk EF2× II.
U kunt slechts één tussenstuk tegelijk gebruiken.
AF is mogelijk met tussenstukken EF1,4× II/III of EF2× II/III.
Wanneer een tussenstuk is bevestigd, zal de AF-snelheid lager worden om ervoor te zorgen dat een juiste
werking gehandhaafd blijft.
NLD-19
17. Verlengstuk
(los verkrijgbaar)
U kunt het verlengstuk EF12 II of EF25
II aanbrengen voor uitvergrote foto’s. De
scherpstelafstand en vergroting zijn hieronder
aangegeven.
EF300mm f/2,8L IS II USM
EF400mm f/2,8L IS II USM
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u de
MF-stand aan.
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II 1700 7529 0,22 0,04
EF25 II 1480 3727 0,28 0,09
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II 2375 13353 0,21 0,03
EF25 II 2113 6494 0,26 0,07
NLD-20
Technische gegevens
De lengte van het objectief is de afstand vanaf het bevestigingsvlak tot aan de voorkant van de
lens. Tel hier 26,5 mm bij op voor de lensdop en de stofkap.
De opgegeven afmetingen en het gewicht zijn alleen voor het objectief, tenzij anders vermeld.
De close-uplenzen 250D en 500D kunnen niet worden bevestigd.
De diafragmainstellingen zijn aangegeven op de camera.
Alle vermelde gegevens zijn gemeten volgens de Canon-normen.
Wijzigingen in de technische gegevens en het ontwerp van het product voorbehouden, zonder
voorafgaande kennisgeving.
EF300mm f/2,8L IS II USM EF400mm f/2,8L IS II USM
Brandpuntsafstand/diafragma 300mm f/2,8 400mm f/2,8
Objectiefconstructie 12 groepen, 16 elementen 12 groepen, 16 elementen
Minimaal diafragma f/32 f/32
Beeldhoek
Diagonaal: 8° 15’
Verticaal: 4° 35’
Horizontaal: 6° 50’
Diagonaal: 6° 10’
Verticaal: 3° 30’
Horizontaal: 5° 10’
Kortste scherpstelafstand 2 m 2,7 m
Maximale vergrotingsfactor 0,18× 0,17×
Beeldveld
Ong. 136 × 205 mm (bij 2 m) Ong. 139 × 208 mm (bij 2,7 m)
Filter Alle drop-in filters uit de 52(WII)-serie
Maximale diameter en lengte 128 × 248 mm 163 × 343 mm
Gewicht Ong. 2350 g Ong. 3850 g
Zonnekap ET-120(WII) ET-155(WII)
Lensdop E-145C E-180D
Objectiefkoffer Objectiefkoffer 300B Objectiefkoffer 400C
CT1-8570-004 1208SZ © CANON INC. 2011
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22

Canon EF 300mm f/2.8L IS II USM Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor