Mavic 2 Enterprise-serie Gebruikershandleiding
25
©
2020 DJI Alle rechten voorbehouden.
Zorg dat de sensoren te allen tijde schoon zijn. Probeer de sensoren NIET aan te passen.
Blokkeer het infraroodsensorsysteem niet.
Het zichtsysteem detecteert patronen op de grond mogelijk niet bij weinig licht (minder dan
100 lux).
Als de drone sneller dan 50 km/u vliegt, heeft het zichtsysteem niet genoeg tijd om de drone te
remmen en op een veilige afstand van een obstakel te stoppen.
Als de drone een botsing heeft gemaakt, moeten de camera's gekalibreerd worden. Kalibreer de
voorste camera's als DJI Pilot u vraagt dit te doen.
Vlieg niet op dagen die regenachtig zijn, als er smog hangt of als er geen duidelijk zicht is.
Controleer het volgende vóór elke start:
a. Zorg ervoor dat er geen stickers of andere obstakels op het glas van het
infraroodsensorsysteem en het zichtsysteem zitten.
b. Als er vuil, stof of water op het glas van het infraroodsensorsysteem of het zichtsysteem
zit, maak het dan schoon met een zachte doek. Gebruik geen alcoholhoudende
reinigingsmiddelen.
c. Neem contact op met de DJI Support als het glas van de sensor het infraroodsysteem of het
zichtsysteem beschadigd is.
Het opwaartse infraroodsensorsysteem detecteert alleen afstanden in rechte lijn direct boven
de sensor en niet de gehele drone. Bovendien kunnen grote obstakels, zoals daken, worden
gedetecteerd, maar kleine obstakels, zoals bladeren of elektrische draden, niet. Vlieg voorzichtig
en vertrouw niet alleen op het opwaartse infraroodsensorsysteem om obstakels boven de drone
te detecteren.
Blokkeer het neerwaartse zichtsysteem en het neerwaartse infraroodsensorsysteem niet voor het
opstijgen. Anders kan de drone na de landing niet meer opstijgen en moet deze opnieuw worden
opgestart.
Geavanceerde pilootassistentiesystemen
(Alleen Mavic 2 Enterprise
wordt ondersteund)
De functie Advanced Pilot Assistance Systems (APAS, Geavanceerde pilootassistentiesystemen) is
beschikbaar in de P-stand. Wanneer APAS is ingeschakeld, blijft de drone reageren op opdrachten
en plant hij zijn route zowel op basis van de joystick-opdrachten als de vliegomgeving. APAS maakt
het gemakkelijker om obstakels te vermijden, vloeiendere beelden te krijgen, en biedt een betere
vliegbeleving.
Wanneer APAS is ingeschakeld en u op de afstandsbediening op de vliegpauzeknop drukt, komt de
drone tot stilstand. De drone blijft drie seconden stilhangen en wacht op opdrachten van de piloot.
Als u APAS wilt inschakelen, tikt u op
APAS
in DJI Pilot.
De APAS-functie is alleen beschikbaar als u de drone vooruit of achteruit laat vliegen. Als de
drone naar links of rechts vliegt, is APAS uitgeschakeld.
De drone hangt stil op zijn plaats als er een obstakel is dat niet kan worden vermeden. De drone
kan obstakels die eronder liggen niet detecteren en vermijden.
Zorg dat u het Advanced Pilot Assistance System (APAS, Geavanceerd pilootassistentiesysteem)
gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Verzeker u ervan dat er zich geen mensen,
dieren, objecten met een klein of fijn oppervlak (bijv. boomtakken) of transparante objecten (bijv.
glas of water) bevinden langs de gewenste vliegroute.
APAS werkt mogelijk niet goed als de drone boven water of een met sneeuw bedekt gebied
vliegt.
Wees extra voorzichtig tijdens het vliegen in zeer donkere (< 300 lux) of lichte (> 10.000 lux)
omgevingen.
APAS werkt mogelijk niet goed als de drone in de buurt van zijn vlieglimieten of in GEO-zones
vliegt.
Houd de statusbalk in DJI Pilot in de gaten en zorg dat de drone normaal werkt in de APAS-
stand.