20
Er geldt een contra-indicatie voor het gebruik van de SpO
2
-Sensor bij patiënten die een
allergische reactie op het drukgevoelige kleefmiddel op de strips vertonen.
Instructies voor het gebruik
De herbruikbare sensor mag op dezelfde plek worden gebruikt voor een periode van maximaal
4 uur mits de huid op de plek regelmatig wordt gecontroleerd op beschadigingen evenals de
juiste positie en fixatie van de sensorpleister. Omdat de conditie van iemands huid van invloed
is op hoe de huid reageert op het plaatsen van een sensor, moet de sensorplek bij sommige
patiënten vaker worden verplaatst.
De SpO
2
-Sensor aanbrengen:
1. Verwijder het papierstrookje op de achterkant van het sensorpleister. (1)
2. Om de pleister aan de sensor te bevestigen, duwt u de “knop” van het zwarte sensor-kussen
door het gat, zoals aangegeven. (2)
3. Verwijder de rest van het papier op de achterkant. Duw de “knop” van het witte
sensorkussen door het andere gat. (3)
4. De sensor en pleister zijn nu klaar om bij de patiënt te worden aangebracht. Kies een
geschikte plaats zoals hieronder beschreven. (4)
Opmerking: Bij het aanbrengen van de SpO
2
-Sensor op een vinger of teen moet de WITTE
sensorpad aan de KANT VAN DE NAGEL worden geplaatst.
Opmerking: De sensor dient bij voorkeur aangebracht te worden op een lichaamsdeel
waarop geen arteriële catheter, bloeddruk manchet of intraveneuze infuuslijn is
aangebracht.
Neonaat (1–3 kg): De voorkeursplaats is op een voet proximaal van de tenen, waarbij
de kabel langs de zijkant van de voet wordt geplaatst. De sensor kan ook rondom een
handpalm worden geplaatst met de kabel langs de zijkant van de hand.
Kleuter (3–15 kg): De voorkeursplaats is rondom een grote teen waarbij de kabel langs
de zijkant van de voet wordt geplaatst.
Kind (15–40 kg): De voorkeursplaats is rondom een wijsvinger waarbij de kabel langs
de mediale kant van de vinger wordt geplaatst. Andere plaatsen zijn rondom een duim,
vinger of grote teen.
Volwassene (> 40 kg): De voorkeursplaats is rondom een wijsvinger waarbij de kabel langs
de mediale kant van de vinger wordt geplaatst. Andere plaatsen zijn rondom een duim, een
dunnere vinger of grote teen.
5. Plaats de sensor zo dat de elektronische componenten zich direct tegenover elkaar bevinden
en de kabel op de juiste manier is gericht langs de voet, teen of vinger (zoals hierboven
beschreven bij 4).
6. Wikkel het overige gedeelte van de pleister rondom de sensorplaats heen, los genoeg voor
een goede circulatie.
7. Steek de sensor in het apparaat zoals beschreven in de gebruikershandleiding, en bevestig
het juist opereren ervan.