Documenttranscriptie
1. Inleiding
Geachte klant,
hartelijk dank voor de aankoop van dit Voltcraft® product. U heeft hiermee een goede keuze gemaakt.
U hebt een kwaliteitsproduct aangeschaft dat ver boven het gemiddelde uitsteekt. Een product uit een merkfamilie
die zich op het gebied van meet-, laad-, en voedingstechniek met name onderscheidt door specifieke vakkundigheid
en permanente innovatie.
Met Voltcraft® worden gecompliceerde taken voor u als kieskeurige doe-het-zelver of als professionele gebruiker al
gauw kinderspel. Voltcraft® biedt u betrouwbare technologie met een buitengewoon gunstige verhouding van prijs
en prestaties.
Wij zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft is tegelijkertijd het begin van een langdurige en prettige samenwerking.
Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
75
2. Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding................................................................................................................................................................. 75
2. Inhoudsopgave...................................................................................................................................................... 76
3. Leveringsomvang.................................................................................................................................................. 77
4. Voorgeschreven gebruik....................................................................................................................................... 77
5. Omschrijving van de onderdelen........................................................................................................................... 78
6. Veiligheidsvoorschriften......................................................................................................................................... 79
7. Productbeschrijving............................................................................................................................................... 81
8. Ingebruikname...................................................................................................................................................... 82
a) Systeeminstellingen.......................................................................................................................................... 82
b) Tijdinstelling...................................................................................................................................................... 83
c) Datuminstelling.................................................................................................................................................. 83
d) Schermverlichting instellen............................................................................................................................... 84
e) Geluidssignaal instellen.................................................................................................................................... 84
f) Schermcontrast instellen.................................................................................................................................... 84
g) Tijd voor de automatische uitschakeling instellen............................................................................................. 84
h) Gegevensoverdracht voor interface instellen.................................................................................................... 85
9. Meetbedrijf............................................................................................................................................................ 85
a) IR-meting........................................................................................................................................................... 85
b) Contactmeting................................................................................................................................................... 86
c) Bijkomende functies.......................................................................................................................................... 87
10. Onderhoud en reiniging......................................................................................................................................... 94
a) Algemeen.......................................................................................................................................................... 94
b) Lens reinigen.................................................................................................................................................... 94
c) Behuizing reinigen............................................................................................................................................. 94
d) Batterij plaatsen en vervangen.......................................................................................................................... 94
11. Afvoer.................................................................................................................................................................... 95
12. Verhelpen van storingen....................................................................................................................................... 96
13. Technische gegevens............................................................................................................................................ 97
a) Meettoleranties................................................................................................................................................. 97
b) Emissiegraad van verschillende oppervlakken................................................................................................. 98
76
3. Leveringsomvang
• IR-thermometer IR 1200-50D
• Batterij
• Temperatuursensor thermo-elementen type K (meetbereik -20 tot +250 °C)
• Tafelstatief
• USB-kabel (mini-USB ->USB)
• Software cd
• Transportkoffer
• Gebruiksaanwijzing
4. Voorgeschreven gebruik
De infrarood thermometer maakt het mogelijk om oppervlaktetemperaturen contactloos te meten. Hij bepaalt de
temperatuur aan de hand van de uitgestraalde infraroodenergie die door elk voorwerp wordt afgegeven. Door de
contactloze meting is het ideaal voor gevaarlijke, moeilijk toegankelijke, bewegende of onder elektrische spanning
staande voorwerpen. Hij kan niet door transparante media, zoals vb. glas, kunststof, water, etc.
meten. Hij zal daarentegen altijd de oppervlaktetemperatuur meten. Het temperatuurmeetbereik gaat van
-50 tot +1200 °C. Een dubbele laser doelinrichting vergemakkelijkt het bepalen van het meetbereik.
Bovendien is een contactmeting met een thermo-elementsensor van het type K en in het meetbereik -50 tot
+1370 °C, naargelang de gebruikte sensor mogelijk.
De IR-thermometer zelf mag niet rechtstreeks met de gemeten temperatuur in contact komen. Er moet voldoende
veiligheidsafstand worden aangehouden en de toegelaten omgevingsomstandigheden moeten worden nageleefd.
Diagnostische toepassingen in de geneeskunde is niet toegestaan.
De emissiegraad kan aan de aanwezige oppervlaktetoestand van het meetobject worden aangepast. Een tabel met
frequente materialen is geïntegreerd.
De IR-thermometer beschikt bovendien over een intern meetgeheugen voor max. 30 meetwaarden. Deze waarden
kunnen op het grafisch scherm van het meettoestel of via de ingebouwde USB-interface worden afgelezen.
Voor de voeding is een blokbatterij van 9 V vereist. Een andere stroomvoorziening dan is aangegeven, mag niet
worden gebruikt.
Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften. Omwille van veiligheids- en toelatingsredenen (CE) mag het product niet worden gewijzigd of omgebouwd en de behuizing niet worden geopend, met
uitzondering van het vervangen van de batterij.
Als u het product voor een ander doel gebruikt dan hierboven beschreven, kan het product worden beschadigd of
bestaat er verwondingsgevaar.
Lees de gebruiksaanwijzing nauwkeurig en bewaar deze. Geef het product uitsluitend samen met de gebruiksaanwijzing aan derden door.
Volg de veiligheidsaanwijzingen in deze bedieningshandleiding op.
77
5. Omschrijving van de onderdelen
Zie uitklappagina
1
Afgedekte aansluiting voor type K-thermo-elementsensor en USB-bus
2
Statief aansluitbus
3
Uitklapbaar batterijvakdeksel
4
Batterijvak
5
Meetknop
6
Bedienknoppenveld met knop F1, F2, F3 en MODE
7
Scherm
A Functieweergaven voor knoppen F1, F2 en F3
B Hoofdscherm
C Weergave van de emissiegraad
D Bedrijfsindicatie: „SCAN“ = meting, „HOLD“ = stand-by
E Lasersymbool voor geactiveerde doellaser
F Tijdsaanduiding
G Batterijstandaanduiding
H USB-weergave voor actieve interface
I Weergave van de meeteenheid °Celsius/°Fahrenheit
K Balkengrafiek voor referentiewaardeweergave: Actuele meetwaarde voor min en max
8
Doellaser uitlaatopening
9
Meetopening
10 Ontgrendelingsknop voor matterijvakdeksel
78
6. Veiligheidsvoorschriften
Lees de volledige gebruiksaanwijzing vóór de ingebruikname goed door, deze bevat belangrijke
aanwijzingen voor een correcte werking.
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op
garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële schade of persoonlijk letsel, veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid! In zulke gevallen
vervalt de garantie.
a) Personen / product
Het toestel heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten.
Volg de instructies en waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing op om deze status van het toestel te handhaven en
een veilige werking te garanderen.
Let op de volgende symbolen:
E
en uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke instructies in deze gebruiksaanwijzing die absoluut
moeten worden opgevolgd.
Het „pijl“-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening van het product.
Dit toestel is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken nationale en internationale richtlijnen.
Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het toestel niet
toegestaan.
Raadpleeg een vakman wanneer u twijfelt over de werking, veiligheid of aansluiting van het toestel.
Meetapparatuur en accessoires buiten het bereik van kinderen houden. Wees dus extra voorzichtig als kinderen in
de buurt zijn.
Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, hevige trillingen, hoge vochtigheid, water,
brandbare gassen, dampen en oplosmiddelen.
Gebruik het meettoestel niet in ruimten of onder ongunstige omstandigheden waarin/waarbij brandbare gassen,
dampen of stoffen aanwezig zijn of kunnen zijn.
Vermijd een gebruik van het toestel in de onmiddellijke buurt van sterke magnetische of elektromagnetische velden,
zendantennes of HF-generatoren. Daardoor kan de meetwaarde worden vervalst.
Waterdamp, stof, rook en/of dampen kunnen de lens beïnvloeden en tot een foutief meetresultaat leiden!
Bij gebruik van de laser dient er altijd op te worden gelet dat de laserstraal zo wordt geleid dat niemand zich in het
projectiebereik bevindt en dat onbedoeld gereflecteerde stralen (bijv. door reflecterende voorwerpen) niet in ruimten
komen, waarin zich personen bevinden.
Laserstraling kan gevaarlijk zijn als de laserstraal of een reflectie onbeschermd in uw ogen komt. Stelt u zich
daarom op de hoogte van de wettelijke bepalingen en voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een dergelijk
laserapparaat, voordat u de laser in gebruik neemt.
79
Kijkt u nooit in de laserstraal en richt u deze nooit op personen of dieren. Laserstralen kunnen oogletsel veroorzaken.
Als een laserstraal u in de ogen treft, moeten de ogen bewust worden gesloten en het hoofd onmiddellijk uit de
straal worden bewogen.
Als uw ogen door laserstralen geïrriteerd werden, voert u in geen geval nog veiligheidsrelevante activiteiten uit,
zoals vb. werken met machines, op grote hoogte of in de buurt van hoogspanningsleidingen. Bestuur ook geen
voertuigen meer tot de irritatie is verdwenen.
Richt de laserstraal nooit op spiegels of andere reflecterende oppervlakken. De lichtstraal kan hierdoor afgebogen
worden en personen of dieren raken.
Het toestel mag nooit worden geopend. Instel- of onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door erkende vaklui worden uitgevoerd die op de hoogte zijn van de hieraan verbonden risico’s. Ondeskundig uitgevoerd instelwerk
kan gevaarlijke laserstraling tot gevolg hebben.
Het product is voorzien van een laser van laserklasse 2. Bij de levering bevinden zich laserwaarschuwingsbordjes in verschillende
talen. Zou het bordje op de laser niet in uw landstaal zijn, bevestig
dan het juiste bordje op het toestel.
OPGELET
LASERSTRALING
NIET IN DE STRAAL KIJKEN
LICHTEMITTERENDE DIODE
Golflengte: 630 - 670 Nm
Max. uitgangsvermogen: < 1 mW
LASERKLASSE 2
EN 60 825-1:2007
Voorzichtig - Als er andere dan de in deze handleiding vermelde bedieningsinrichtingen worden gebruikt of andere
methoden worden uitgevoerd, kan dit leiden tot gevaarlijke blootstelling aan straling.
Als er geen veilig bedrijf meer mogelijk is, neemt u het product buiten bedrijf en beschermt u het tegen ongewenst
gebruik. Het veilig bedrijf is niet langer gewaarborgd, als het product:
- zichtbare schade vertoont,
- niet meer correct functioneert,
- gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of
- aan hoge transportbelasting werd blootgesteld.
In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrische
installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen.
In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende toezicht
worden gehouden op de bediening van meetapparaten.
Ga voorzichtig met het product om. Door stoten, slagen of vallen kan het al vanop geringe hoogte beschadigd
worden.
Schakel het meettoestel nooit onmiddellijk in, nadat het van een koude naar een warme ruimte is gebracht. Door
het condenswater dat wordt gevormd, kan het toestel onder bepaalde omstandigheden beschadigd raken. Laat het
toestel uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
Neem ook de veiligheidsvoorschriften in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.
80
b) Batterijen / Accu´s
Verwijder de batterij/accu als u het toestel langere tijd niet gebruikt, om schade door uitlopen te vermijden. Uitlopende of beschadigde batterijen/accu‘s kunnen bij contact met de huid leiden tot brandwonden door zuren. Bij de
omgang met beschadigde batterijen/accu‘s moet u bijgevolg handschoenen dragen.
U moet batterijen/accu‘s ook buiten het bereik van kinderen opbergen. U mag batterijen/accu‘s niet achteloos laten
rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren ze inslikken.
Open batterijen/accu‘s niet, sluit ze nooit kort en gooi ze nooit in het vuur. Probeer nooit batterijen op te laden. Er
bestaat explosiegevaar.
7. Productbeschrijving
a) Werkwijze
Infrarood thermometers (IR-thermometers) meten de oppervlaktetemperatuur van een object. De sensor van het
product registreert de uitgestraalde, gereflecteerde en doorgelaten warmtestraling van het object en zet deze
informatie om in een temperatuurwaarde.
De emissiefactor is een waarde die de karakteristiek van de energiestraling van een materiaal uitdrukt. Hoe hoger
deze waarde, des te hoger is de capaciteit van het materiaal om stralingen uit te zenden. Veel organische materialen en oppervlakken hebben een emissiefactor van ca. 0,95. metalen oppervlakken of glanzende materialen hebben
een lagere emissiefactor. Dat leidt tot een onnauwkeurige meting. Omwille van deze reden dient bij metaalgelakte
oppervlakken een matzwarte verflaag of matte kleefband te worden aangebracht.
b) IR-meetlens - verhouding meetafstand-meetoppervlak
(D:S = meetafstand:meetoppervlak )
Om precieze meetresultaten te verkrijgen moet het meetobject groter zijn dan de IR-meetvlek van de infrarood thermometer. De geregistreerde temperatuur is de gemiddelde temperatuur van het gemeten oppervlak. Hoe kleiner het
meetobject, des te korter moet de afstand t.o.v. de infrarood thermometer zijn. De precieze meetvlekgrootte staat in
het volgende diagram. Dit is tevens op het toestel vermeld. Voor precieze metingen moet het meetobject ten minste
dubbel zo groot dan de meetvlek zijn.
De kleinste meetdiameter wordt voor de meetopening tot een afstand van 90 cm bereikt. Deze bedraagt 18 mm
diameter. Houd echter voldoende afstand om een verkeerde meting door opwarming van de IR-thermometer te
vermijden. Daarna verbreedt de meetkegel, zoals getoond in de schets.
Voorbeeld: Bij een afstand van 2 m bedraagt de meetdiameter 40 mm.
81
c) Doellaser
De doellaster is actief naargelang de voorinstelling bij de meting. Op het scherm verschijnt bij een actieve laser een
waarschuwingssymbool (7E). Kijk tijdens het meten nooit in de laser- en meetopening (8 en 9).
De doellaser is dubbel uitgevoerd en markeert het binnenste randbereik bij benadering van het meetoppervlak (ca.
90%).
Als beide laserpunten elkaar ontmoeten is het kleinste
meetoppervlak bereikt. Deze bedraagt 18 mm
diameter.
Bij grotere afstanden gaan beide laserpunten analoog
t.o.v. het meetoppervlak uit elkaar.
8. Ingebruikname
Voordat u het meettoestel kunt gebruiken, moet eerst de meegeleverde batterij worden geplaatst.
Plaats de batterij zoals beschreven in het hoofdstuk „Onderhoud en reiniging“.
De IR-thermometer maakt individuele systeeminstellingen mogelijk voor de meetmodus die u na de eerste
ingebruikname moet instellen.
a) Systeeminstellingen
Om in de instellingsmodus „SET“ te komen, drukt u kort op de meetknop (5). Het
meettoestel schakelt zich in. In het onderste schermdeel wordt het hoofdmenu voor
de drie functieknoppen „F1“, „F2“ en „F3“ weergegeven. Met de knop „MODE“ wordt
naar het volgende hoofdmenu omgeschakeld, resp. een geselecteerde functie stopgezet en naar het hoofdmenu teruggeschakeld.
Druk driemaal op de knop „MODE“ tot de functieweergave „SET“ verschijnt.
Druk op de knop „F2“ om de fucntie „SET“ te selecteren.
82
De volgende menupunten kunnen na elkaar worden geselecteerd:
Het instelmenu kan op elk moment worden beëindigd door op de meetknop (5) te drukken. Cijferinstellingen
kunnen worden versneld door de koppen „F1“ en „F3“ ingedrukt te houden.
b) Tijdinstelling
Selecteer met de functietoesten „F1“ of „F3“ de functie „Tijd“. De geselecteerde functie wordt met een balk gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgende menu kan de tijd in het tijdsformaat „hh:mm“
worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ kan de uuraanduiding worden gewijzigd.
Knop „F2“ schakelt naar de minuteninstelling om. De instelling gebeurt opnieuw met de knoppen „F1“ en „F3“. Na
een geslaagde instelling bevestigt u de correcte tijd met de knop „F2“ (OK). Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
c) Datuminstelling
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „datum“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgende menu kan de datum in het formaat „JJJJ:MM:TT“
worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ kan de jaaraanduiding worden gewijzigd. Knop „F2“ schakelt naar
het volgende instelpunt om. Herhaal de instelstappen voor maand en dag. Na een geslaagde instelling bevestigt u
de correcte datum met de knop „F2“ (OK). Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
83
d) Schermverlichting instellen
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „Backlight“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgende menu kan de schermverlichting in
7 stappen worden ingesteld. De stap wordt via een balkenaanduiding weergegeven. Met de knoppen „F1“ en „F3“
kan de helderheid worden gewijzigd.
Bevestig de instelling met de knop „F2“ (OK). Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
e) Geluidssignaal instellen
Selecteer met de functietoesten „F1“ of „F3“ de functie „Buzzer“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgend menu kan het geluidssignaal voor toetsendruk en
alarm worden ingesteld. Met de knoppen „F1‘ en „F3“ gebeurt de selectie voor toetsentoon „Button“ en alarmtoon
„Alarm“. Met knop „F2“ kan de functie worden in- en uitgeschakeld (aanduiding „On“ = aan, aanduiding „Off“ = uit.
Druk op de knop „MODE“. Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
f) Schermcontrast instellen
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „Contrast“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgend menu kan het schermcontrast van 30 tot 99%
worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ kan het contrast worden gewijzigd.
Bevestig de instelling met de knop „F2“ (OK). Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
g) Tijd voor de automatische uitschakeling instellen
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „APO Time“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgend menu kan de tijd voor automatische
uitschakeling van 7 tot 60 seconden worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ kan de tijd worden gewijzigd.
Bevestig de instelling met de knop „F2“ (OK). Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
De tijd voor de automatische uitschakeling loopt van zodra er geen enkele knop meer wordt ingedrukt (meetknop of
functieknoppen). De automatische uitschakelfunctie is uitsluitend bij continu meten gedeactiveerd.
N
a het uitschakelen gaan alle automatisch bepaalde gegevens (huidige meetwaarde/min/max/avg/
dif) verloren. De vooringestelde systeem- en alarminstellingen en de geheugenplaatsen (1 - 30) blijven
behouden.
84
h) Gegevensoverdracht voor interface instellen
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „Send Data“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgende menu kan de overdrachtmodus voor realtimegegevensoverdracht of geheugenoverdracht worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ gebeurt de selectie
voor realtime-gegevensoverdracht „Real Time“ of geheugenoverdracht van de interne geheugenplaatsen „Memory“.
Met knop „F2“ kan de functie worden in- en uitgeschakeld (aanduiding „On“ = aan, aanduiding „Off“ = uit).
De geactiveerde interface voor de realtime-gegevensoverdracht wordt door het USB-symbool (7H) in het scherm
weergegeven.
Druk op de knop „MODE“. Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
Bij de realtime-gegevensoverdracht moet het continu meten worden geactiveerd aangezien de automatische
uitschakelen in meetpauzes actief wordt
9. Meetbedrijf
O
m nauwkeurige meetwaarden te bepalen, moet de infrarood thermometer aan de omgevingstemperatuur aangepast zijn. Laat het toestel bij verandering van standplaats aan de nieuwe omgevingstemperatuur wennen.
Langere metingen van hoge temperaturen op een kleine meetafstand leiden tot het het opwarmen van de
meetapparaten en daarmee tot foutieve metingen. Om nauwkeurige meetwaarden te bereiken geldt de
vuistregel: Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de meetafstand en hoe korter de meetduur moet zijn.
Glanzende oppervlakken vervalsen bij de IR-meting het meetresultaat. Ter compensatie kan het oppervlak van
glanzende voorwerpen met kleefband of matzwarte verf afgedekt worden. Het toestel kan niet door transparante oppervlakken zoals b.v. glas meten. Het toestel zal in plaats daarvan de oppervlaktetemperatuur van het
glas meten.
a) IR-meting
Richt de meetopening (9) verticaal op het meetobject. Let op dat het meetobject niet kleiner is dan het IR-meetoppervlak van het toestel.
Druk op de meetknop (5) en houd deze ingedrukt. De meetwaarde (7B) wordt op het
display weergegeven. De weergegeven meetwaarde komt overeen met de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van het IR-meetoppervlak. Tijdens de meting wordt
„SCAN“ (7D) op het scherm weergegeven. Bij overschrijden van het temperatuurgebied wordt „----“ op het scherm weergegeven.
Na het loslaten van de meetknop (5) wordt voor een betere aflezing de laatste meetwaarde nog tot aan de automatische uitschakeling (voorinstelbaar van 7 - 60 seconden) op de installatie weergegeven. Verder verschijnt de
indicatie „HOLD“ (7D).
Het toestel schakelt na het loslaten van de meetknop (5) automatisch na de vooringestelde tijd uit.
85
Voor de vaststelling van de warmste/koudste plek van het meetobject, voert u de meetopening met ingedrukte
meetknop (5) over de gehele oppervlakte over het oppervlak van het meetobject. De meetwaarde wordt met
een meetverhouding van 150 ms geactualiseerd. Bijkomende functies maken het mogelijk om de automatische
weergave van maximale waarde „Maxx“ of jungledoorsneewaarde „Avg“ en differentiewaarde „Dif“. Deze
waarden worden boven en onder het hoofdmeetscherm weergegeven.
D
e bijkomende functies „Min“ en „Dif“ zijn niet beschikbaar als er geen contactsensor is aangesloten. Op
het scherm wordt de sensortemperatuur „TK“ (zie contactmeting).
b) Contactmeting
L et op dat de contact-temperatuurmeting alleen aan niet-draaiende en niet onder elektrische spanning
staande objecten is toegelaten. Verder moet worden opgelet dat contacttemperaturen uitsluitend tot aan
de toegelaten temperatuur van de sensor mogelijk zijn. De toegelaten temperatuur van de meegeleverde
draakgevoeliger bedraagt -20°C tot +250°C. Om het gezamelijke meetbereik van het meettoestel te
gebruiken , zijn optonele thermo-elementen van het type-K verkrijgbaar.
Naast de contatctloze IR-meting kan ook een thermo-element contactsensor van het type K worden aangesloten.
De contactmeting maakt de meting van de temperatuur onafhankelijk van het materiaal en de emisseigraad van het
object. Er kunnen, naast de meegeleverde draadtemperatuursensor, ook alle tarditionele type-K thermo-elementensensor met miniatuurstekker aan het toestel worden aangesloten.
Sensoraansluiting
Open het zijdelings deksel (1) aan het meettoestel.
Steek de thermo-elementstekker van de sensor met de polen in de juiste richting in de sensorbus.
Let daarbij op de markering „+“ op de stekker en bus. De stekker past alleen met de polen in de
juiste richting in de bus.
Van zodra een thermosensor aan het meettoestel is aangesloten, verschijnt tijdens
het meten de melding „TK“ met de temperatuur van de sensor onder de IR-meetwaarde.
Verwijder de sensor na het beëindigen van het meten en sluit het deksel om het
indringen van vuil te vermijden.
D
e bijkomende functies „Min“, „Max“, „Avg“ en „Dif“ zijn voor de contactmeting niet mogelijk. De gegevens hebben altijd betrekking op de IR-meting.
86
c) Bijkomende functies
Het meettoestel beschikt over verschillende bijkomende functies die individueel kunnen worden gebruikt en de
meetopdrachten ondersteunen. Deze bijkomende functies worden via de functieknoppen „F1“, „F2“, „F3“ geselecteerd en ingesteld.
De omschakeling van de menuregel gebeurt via de knop „MODE“. De overeenkomstige functies worden naargelang
het menu afzonderlijk voor de functieknoppen weergegeven.
De bijkomende functies „MnMx“, „Save“, „Avg“, „Mem“, „E“, „Hi“ en „Lo“ zijn voor de contactmeting niet
mogelijk. De functies hebben altijd betrekking op de IR-meting.
Min-, Max-, gemiddelde en verschilmeetfunctie „MnMx“/“Avg“
De meetwaarden voor „Min“, „Max“, „Avf“ en „Dif“ worden tijdens het meten (aanduiding „SCAN“) onafhankelijk
van de huidig weergegeven meetfunctie opgeslagen en blijven bewaard tot het meettoestel zelfstandig uitschakelt. De tijd tot de automatische uitschakeling kan van 7 tot 60 seconden worden vooringesteld om het aflezen
te vergemakkelijken.
Deze waarden kunnen tijdens de meetpauze (aanduiding „HOLD“) worden omgeschakeld en afgelezen.
Tijdens de meting is er geen omschakeling tussen de functie „MnMx“ en „Avg“ mogelijk. De keuze van een
aanduiding kan uitsluitend voor of willekeurig na de meting gebeuren.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Selecteer de gewenste aanduiding „MnMx/Avg“ via de knoppen „F1“ of „F3“ en voeren de meting uit. Na het meten
laat u de meetknop los.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „MnMx/Save/Avg“.
Voor de weergave van de minimum- en maximumwaarden
drukt u op de knop „F1“.
Voor de weergave van de gemiddelde en verschilwaarden
drukt u op de knop „F3“. De gemiddelde waarde „Avf“ wordt
via de laatste meetduur bepaald.
De gemiddelde waarde „Dif“ geeft het meetverschil tussen
minimum- en maximumwaarde weer.
Meetwaarden opslaan „Save“
Via de functie „Save“ kunnen in het meettoestel tot 30 infrarood meetwaarden worden opgeslagen. De opgeslagen
gegeven kunnen in het toestel via de functie „Mem“ worden afgelezen of via USB-interface naar een computer
worden overgegeven.
De opslag van de meetgegevens is uitsluitend mogelijk tijdens de meetpauze (aanduiding „HOLD“) voor het
meettoestel automatisch uitschakelt.
De tijd tot de automatische uitschakeling kan van 7 tot 60 seconden worden vooringesteld om het opslaan te
vergemakkelijken.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken en voer de meting uit.
Als de gewenste meetwaarde wordt weergegeven, laat u de meetknop los.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „MnMx/Save/Avg“.
87
Voor de meetwaardeopslag drukt u op de knop „F2“.
Selecteer de functie „Yes“ om de meetwaarde op te slaan.
Op het scherm worden tijdens de opslag gedurende ca. 2 sec. alle parameters, zoals geheugenplaatsnummer,
meetwaarde, tijd en datum weergegeven. Het scherm schakelt dan terug naar het startmenu. Daarna kan een
nieuwe meetwaarde worden bepaald en opgeslagen.
Om het opslaan te annuleren, kiest u de functie „Esc“. Bij een annulering keert u terug naar het startmenu.
De geheugenplaatstoewijzing gebeurt automatisch naargelang de volgorde tot alle 30
plaatsen zijn bezet. Als er geen vrije geheugenplaats meer beschikbaar is, verschijnt
een foutmelding.
Om nieuwe meetgegevens te kunnen opslaan, wist u afzonderlijke plaatsen, het
gehele geheugen of zet u de meetgegevens op een computer over.
Het lezen en wissen van de geheugenplaatsen wordt in het hoofdstuk „Meetwaardegeheugen lezen en wissen“ beschreven.
Meetwaardegeheugen „Mem“ lezen en wissen
Via de functie „Mem“ kunnen de bezette geheugenplaatsen op het scherm worden gelezen en gewist.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Unit/Mem/E“.
U raakt via de knop „F2“ naar het meetwaardegeheugen „Mem“.
88
Gegevens lezen
Om te lezen selecteert u de gewenste geheugenplaats met de knoppen „F1“ of „F3“. De gegevens worden met het
geheugenplaatsnummer en het aantal bezette geheugenplaatsen weergegeven (voorbeeldweergave: geheugenplaats 02 van 26 bezette geheugenplaatsen).
Via de knop „MODE“ keert u terug naar het instelmenu.
Gegevens wissen
U zoekt de gewenste geheugenplaats met de knoppen „F1“ of „F3“.
Om te wissen kiest u menupunt „Del“ met knop „F2“.
De afzonderlijke geheugenplaats wist u via de functie „Yes“ met knop „F1“.
Het volledige geheugen wist u via de functie „All“ met knop „F2“.
Het wismenu kan via de functie „Esc“ of de knop „MODE“ worden beëindigd.
89
Temperatuureenheid „Unit“ instellen
Via de functie „Unit“ kan de weergegeven temperatuureenheid worden ingesteld.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Unit/Mem/E“.
U raakt via de knop „F1“ naar het instelmenu „Unit“.
Kies de eenheid waarin de meetwaarde moet worden weergegeven.
°C = graden Celsius
°F = graden Fahrenheit
Via de knop „MODE“ keert u terug naar het instelmenu.
Het omzetten heeft effect op alle meetwaarden. De opgeslagen gegevens worden eveneens in de geselecteerde eenheid weergegeven en bij wijziging veranderd.
Emissiegraad „E“ instellen
Het meettoestel is uitgerust met een instelling van de emissiegraad. Zo kunnen bij verschillende materialen en
oppervlakken nauwkeurige meetwaarden worden bepaald. De emissiegraad kan afzonderlijk van 0,10 tot 1,00 via
een geïntegreerde materiaaltabel met de gangbare materiaaloppervlakken worden ingesteld.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Unit/Mem/E“.
U raakt via de knop „F3“ naar het instelmenu „E“.
Emissiegraad individueel instellen
De emissiegraad kan via de functieknoppen „F1“ en „F3“ in stappen van 0,01 in een bereik van 0,10 tot 1,00 worden
ingesteld.
Bevestig de invoer met de meetknop (5) of druk op de knop „MODE“.
90
Emissiegraad volgens tabellenvoorbeeld instellen
De emissiegraad kan via een geïntegreerde materiaaltabel voor gangbare metalen worden ingesteld.
Kies via de kop „F2“ de functie „Tab“. Een materiaaltabel wordt weergegeven.
Met de functieknoppen „F1“ en „F3“ kan het huidige materiaal worden geselecteerd. Het geselecteerde materaal
wordt met een balk gemarkeerd. De emissiegraad wijzigt overeenkomstig.
„Default“
= emissiewaarde van de meeste materialen (0,95)
„Ox aluminum“
= aluminium, geoxideerd (0,30)
„Ox Brass“
= messing, geoxideerd (0,50)
„Ox Copper“
= koper, geoxideerd (0,60)
„Paint“
= gelakkeerd oppervlak (0,93)
Bevestig uw keuze met de knop „OK“ (knop „F2“). Om de instelling te beëindigen, drukt u op de meetknop (5) of de
knop „MODE“.
Aansluitend op de technische gegevens vindt u een tabel met typische materialen en hun emissiegraden.
Veel organische materialen bezitten een emissiegraad van 0,95. Daarom bedraagt de fabrieksinstelling van de
emissiegraad afgeregeld op 0,95.
Continu meten
Het meettoestel is uitgerust met een continu meetfunctie voor metingen gedurende langere tijd.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu
Het continu meten wordt via de functietoets „F1“ in- en uitgeschakeld. Elke keer drukken schakelt de functie in of uit.
Continu meten uit
Continu meten aan
91
Bij een actieve continu meetfunctie is de meetknop (5), de knop „MODE“ en de automatische uitschakeling buiten bedrijf.
Schermverlichting snelinstelling
De schermverlichting kan ook via het rechtstreeks menu worden ingesteld.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu
De schermverlichting wordt met de knop „F2“ via de functie „Lit“ ingesteld. Elk drukken schakelt de
verlichting een niveau sterker en begint na het sterkste niveau opnieuw bij het donkerste.
Laserfunctie in- en uitschakelen
De doellaser kan worden in- en uitgeschakeld. De uitschakeling van de laser is aangewezen wanneer sterk
glanzende of reflecterende oppervlakken moeten worden gemeten om een ongecontroleerde straalafwijking te
voorkomen.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu
De doellaser wordt via de functie „Laser“ met de toets „F3“ in- en uitgeschakeld. Elke keer drukken schakelt de functie in en uit. De actieve laserfunctie wordt door het lasersymbool (7E) op het scherm gesignaleerd.
Kijk nooit in de laseruitlaatopeningen om de werking van de laser te controleren. Houd hiervoor beslist
rekening met de veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing.
Alarmfunctie „Hi/Lo“
Het meettoestel is met een optische en akoestische alarmfunctie uitgerust. Het alarm kan voor boventemperatur „Hi“
en ondertemperatuur „Lo“ afzonderlijk worden ingesteld en geactiveerd.
Bij het over- of onderschrijden van de ingestelde temperatuurwaarden volgt een alarmsignaal en het symbool van
het overeenkomstig alarmniveau begint te knipperen. Het alarm wordt geactiveerd als de onderste alarmwaarde
„Lo“ is onderschreden of de bovenste alarmwaarde „Hi“ wordt overschreden.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Hi/Set/Lo“.
Alarm instellen
Selecteer met de functieknop „F1“ de instelling voor de bovenste alarmwaarde „Hi“ of met de knop „F3“ de instelling
voor de onderste alarmwaarde „Lo“.
De instelling van de alarmwaarde gebeurt via de beide functieknoppen „F1“ en „F3“. Houd de knop ingedrukt.
Daardoor wordt na korte tijd het decimaalteken vervangen om sneller grotere waarden in te stellen.
De kleinste instelstap volgt tot 999,9 in stappen van 0,1, vanaf 1000 in stappen van 1.
De alarmfunctie wordt via knop „F2“ geactiveerd, resp. gedeactiveerd. De menufunctie voor knop „F2“ geeft telkens
de actuele toestand van deze functie weer. Elk drukken wijzigt de actuele status:
Off = gedeactiveerd
On = geactiveerd
92
Bovendien wordt de overeenkomstige alarmfunctie met het symbool „Hi“ of „Lo“ op het scherm weergegeven.
Bevestig de invoer met de knop „MODE“ of bevestig met de meetknop (5). De instellingen worden opgeslagen.
Tijdens het meten weerklinkt bij het overschrijden van het overeenkomstig alarmniveau een geluidssignaal en het
bijhorend symbool „Hi“ of „Lo“ begint op het scherm te knipperen.
De ingestelde alarmwaarden blijven na het uitschakelen behouden.
Gegevensoverdracht USB-interface
Het meettoestel is uitgerust met een USB-interface voor de overdracht en opslag van de meetwaarden op een
computer.
Om de infrarood thermometer op uw computer aan te sluiten, gaat u te werk als volgt:
Start uw computer met Windwos® besturingssysteem XP of hoger.
Plaats de meegeleverde software-cd in een cd-station, en volg de aanwijzingen op het scherm.
Als de installatie van het programma niet automatisch start, selecteert u in Explorer het cd-station en start u het
installatieprogramma „setup.exe“ manueel. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Na een geslaagde installatie van het programma, installeert u de USB-driver eveneens manueel. Selecteer daarvoor in Explorer het cd-station en open de map „USB Driver“. Start het installatieprogramma „cp210xVCPInstaller.
exe“ manueel. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Activeer op het meettoestel de USB-interface in het systeeminstelmenu „Set“ in het subpunt „Send Data“.
Activeer evt. de continu meetfunctie om de automatische uitschakeling tijdens mogelijke meetpauzes te voorkomen.
De gegevensoverdracht gebeurt uitsluitend bij ingeschakeld meettoestel.
Open het zijdelings deksel (1) aan het meettoestel. Steek de meegeleverde USB-kabel in de zijdelingse mini-USBbus en verbind het andere kabeluiteinde met een vrije USB-interface op uw computer.
De computer herkent automatisch een nieuw toestel. Na een succesvolle installatie kunt u de meetsoftware starten.
Als de dataverbinding werd aangemaakt, wordt „Connected“ op het scherm weergegeven.
93
De programma-instellingen en bediening vindt u in het helpmenu (Help) van de software. De infrarood- en contacttemperatuurmeetwaarden worden naar een computer overgezet.
Deactiveer na het beëindigen van de gegevensoverdracht de continu meetfunctie en schakel de interface in het
meettoestel uit.
10. Onderhoud en reiniging
a) Algemeen
Afgezien van een incidentele reinigingsbeurt en het vervangen van de batterij is de infrarood thermometer onderhoudsvrij.
Voordat u het toestel reinigt, dient u absoluut de volgende veiligheidsvoorschriften in acht te nemen.
b) Lens reinigen
Verwijder losse deeltjes met zuivere perslucht en wis daarna de resterende afzettingen weg met een fijne lensborstel. Reinig het oppervlak met een lensreinigingsdoekje of een zuivere, zachte en pluisvrije doek. Voor het reinigen
van vingerafdrukken en andere vetafzettingen kan het doekje bevochtigd worden met water of een lensreinigingsvloeistof. Gebruik geen zuur-, alcohol- of andere oplosmiddelen en geen ruw, pluizend doek om de lens te reinigen.
Vermijd overmatig drukken bij het reinigen.
c) Behuizing reinigen
Gebruik voor het reinigen geen schurende, chemische of agressieve reinigingsproducten zoals benzine, alcohol of
soortgelijke. Dit tast het oppervlak van het toestel aan. Bovendien zijn de dampen schadelijk voor de gezondheid en
explosief. Gebruik voor de reiniging ook geen scherp gereedschap, schroevendraaiers of staalborstels en dergelijke.
Voor de reiniging van het toestel resp. de sensor dient u een schone, pluisvrije, antistatische en licht vochtige
schoonmaakdoek te gebruiken.
d) Batterij plaatsen en vervangen
Bij de eerste ingebruikname moet eerst de meegeleverde batterij worden gebruikt. Druk om het batterijvakdeksel te
openen op de ontgrendelingsknop (10) aan de onderzijde van het toestel. Het batterijvakdeksel wordt ontgrendeld.
Klap het batterijvakdeksel (3) naar voren open. Sluit de batterij aan.
Bij het vervangen van een batterij verwijdert u de gebruikte batterij van de batterijclip en sluit een nieuwe batterij van
hetzelfde type met de juiste polariteit op de batterijclip aan. De batterijclip is zo uitgevoerd, dat de batterij alleen met
de juiste polariteit aangesloten kan worden. Gebruik bij het opsteken van de batterij geen geweld.
Sluit het batterijvak terug door het deksel van het batterijvak dicht te klappen (3). Zorg hierbij dat de kabels niet
bekneld raken en de vergrendeling vastklikt.
Vervang de batterij als het batterijsymbool (7G) op het scherm minder dan twee streepjes weergeeft.
Vol
94
Leeg
Laat geen lege batterijen in het meettoestel zitten, aangezien zelfs batterijen die tegen lekken zijn beveiligd, kunnen
corroderen, waardoor chemicaliën vrij kunnen komen die schadelijk zijn voor uw gezondheid of schade veroorzaken
aan het toestel.
Geschikte alkalinebatterijen verkrijgt u met het volgende bestelnummer: Bestelnr. 65 25 09 (1x bestellen
a.u.b.).
Gebruik uitsluitend alkalinebatterijen, omdat deze krachtig zijn en een lange gebruiksduur hebben.
11. Afvoer
Oude elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Indien het
toestel onbruikbaar is geworden, dient het in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften
te worden afgevoerd naar de gemeentelijke verzamelplaatsen. Afvoer via het huisvuil is niet toegestaan.
Verwijderen van lege batterijen
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan!
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, worden gemarkeerd door nevenstaande symbolen.
Deze symbolen duiden erop dat afvoer via het huisvuil verboden is. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. U kunt verbruikte batterijen/accu‘s gratis
bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal waar batterijen/accu‘s worden verkocht,
afgeven!
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het milieu!
95
12. Verhelpen van storingen
Met de IR-thermometer heeft u een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is ontwikkeld
en gebruiksveilig is.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele maatregelen om eventuele storingen eenvoudig zelf te verhelpen.
Neem altijd de veiligheidsvoorschriften in acht!
Fout
Mogelijke oorzaak
Het meettoestel werkt niet.
Is de batterij leeg?
Controleer de toestand.
Foutieve meetwaardeaanduiding.
Is de verkeerde emissiegraad ingesteld?
Is de lens vuil?
Wordt het meetoppervlak door glas bedekt?
Is de bedrijfstemperatuur van de omgeving over- of onderschreden?
A
ndere reparaties zoals hiervoor omschreven mogen alleen door een geautoriseerde vakman worden
uitgevoerd.
96
13. Technische gegevens
Voedingsspanning.................................9V-blokbatterij (type 6F22, 1604 of identiek)
Aanspreektijd.........................................150 ms
Spectrum...............................................8 - 14 µm
Emissiegraad.........................................0,1 tot 1,00 instelbaar
Meetbereik IR-meting............................-50 tot +1200 °C (-58 tot +2192 °F)
Meetbereik contactmeting.....................-50 tot +1370 °C (-58 tot +2498 °F)
Resolutie................................................0,1 °C/°F < 1000 °C/°F
1 °C/°F >/= 1000 °C/°F
IR-lens (D:S)..........................................50:1
Laser......................................................Vermogen < 1 mW, laserklasse 2,
Golflengte 630 - 670 nm
Bedrijfstemperatuur...............................0 tot +50 °C (+32 tot +122 °F)
Bedrijfsluchtvochtigheid.........................10 - 90% relatieve luchtvochtigheid
Opslagtemperatuur................................-10 tot +60 °C (+14 tot +140 °F)
Opslagluchtvochtigheid.........................10 - 80% relatieve luchtvochtigheid
Gewicht..................................................ca. 330 g
Afmetingen............................................220 x 52 x 138 mm
a) Meettoleranties
De nauwkeurigheid geldt 1 jaar lang bij een temperatuur van +23 °C tot +25 °C (+73 tot +77 °F), bij een rel. luchtvochtigheid van minder dan 75 %, niet condenserend.
Infrarood temperatuurmeetbereik
Meetbereik °C
Nauwkeurigheid
Reproduceerbaarheid
-50 tot +20 °C
±5 °C
±1,5 °C
+20 tot +500 °C
±1,5% of
±0,5% of
±2 °C
±0,5 °C
+500 tot +1000 °C
±2,5 %
±0,5% of
+1000 tot +1200 °C
±3,0 %
±1,0 %
±0,5 °C
97
Meetbereik °F
Nauwkeurigheid
Reproduceerbaarheid
-58 tot +68 °F
±9 °F
±2,7 °F
+68 tot +932 °F
±1,5% of
±0,5% of
+932 tot +1832 °F
±3,6 °F
±0,9 °F
±2,5 %
±0,5% of
±0,9 °F
+1832 tot +2192 °F
±3,0 %
±1,0 %
Contacttemperatuurmeting type-K
Meetbereik °C
Nauwkeurigheid
-50 tot 0 °C
±3 °C
0 tot +1370 °C
±(1% + 2 °C)
Meetbereik °F
Nauwkeurigheid
-58 tot +32 °F
±3,6 °F
+32 tot +2498 °F
±(1% + 3 °F)
b) Emissiegraad van verschillende oppervlakken
De in de tabel vermelde emissiegraden zijn benaderende waarden. Verschillende parameters zoals geometrie en
oppervlaktekwaliteit kunnen de emissiegraad van een object beïnvloeden.
Het meettoestel wordt met een vooringestelde emissiegraad van 0,95 geleverd. Deze past voor de meeste nietmetalen materialen. De IR-meetmethode is voor blanke metalen enkel beperkt geschikt en vereist een
bijzondere oppervlaktebewerking (vb. matte isoleerbnd, etc.) of de voorinstelling van de overeenkomstige emissiegraad.
Oppervlak
Emissiegraad
Oppervlak
Emissiegraad
Aluminium, blank
0,04
Koper, geoxideerd
0,60
Aluminium, geoxideerd
0,30
Messing, geoxideerd
0,50
Asfalt
0,90 - 0,98
Lak, mat
0,93 - 0,97
Beton
0,94
Levensmiddelen
0,93 - 0,98
IJs
0,96 - 0,98
Menselijke huid
0,98
IJzeroxide
0,78 - 0,82
Kunststof
0,94
Kleur
0,93
Papier
0,97
Gips
0,80 - 0,90
Zand
0,90
Glas/porselein
0,92 - 0,94
Textiel
0,90
Rubber, zwart
0,94
Water
0,92 - 0,96
Hout
0,94
Baksteen, pleisterwerk
0,93 - 0,96
98
D Impressum
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau
(www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die
Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers.
Nachdruck, auch auszugsweise, verboten.
Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung
vorbehalten.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE.
G Legal Notice
These operating instructions are a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau
(www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in
electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited.
These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment
reserved.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE.
F Information légales
Ce mode d‘emploi est une publication de la société Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau
(www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie
dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits.
Ce mode d‘emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications
techniques et de l‘équipement.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE.
O Colofon
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau
(www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de
uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting
voorbehouden.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE.
V2_1113_01/AB