Documenttranscriptie
A
Сертификат за съответствие
Conformity certificate
Declaração de conformidade
Osvědčení o shodě
Πιστοποιητικό συμμόρφωσης
Deklaracja zgodności
Konformitätserklärung
Megfelelősségi nyilatkozat
Certificat de conformitate
Overensstemmelsescertifikat
Dichiarazione di conformità
Заявление о соответствии
Declaración de conformidad
Atitikties deklaracija
Vastavussertifikaat
Atbilstības deklarācija
Certifikát súladu
Déclaration de conformité
Konformitetssertifisering
Certifikat o ustreznosti
Yhdenmukaisuustodistus
Conformiteitsverklaring
Uyumluluk sertifikası
Överensstämmelsecertifikat
Модел / Model / Modell / Model / Modelo / Mudel / Modèle / Malli /
Model / Μοντέλο / Modell / Modello / Modelis / Modelis / Modell / Model
/ Modelo / Model / Model / Модель / Modell / Model / Model / Model :
ROAD SWEEPER
Тип / Typ / Typ / Type / Tipo / Tüüp / Type / Tyyppi / Type / Τύπος /
Típus / Tipo / Tipas / Tips / Type / Type / Tipo / Typ / Tip / Тип / Typ /
Typ / Tip / Tip :
RS 2200
Сериен номер / Výrobní číslo / Seriennummer / Serienummer / Número de serie / Seerianumber / Numéro de série / Sarjanumero / Serial number
/ Σειριακός αριθμός / Sorozatszám / Numero di serie / Serijos numeris / Sērijas numurs / Serienummer / Serienummer / Número de série / Numer
seryjny / Număr de serie / Серийный номер / Serienummer / Výrobné číslo / Serijska številka / Seri Numarası :
Година на производство / Rok výroby / Baujahr / Fabrikationsår / Año de fabricación / Väljalaskeaasta / Année de fabrication / Valmistusvuosi / Year
of construction / Έτος κατασκευής / Gyártási év / Anno di costruzione / Pagaminimo metai / Izgatavošanas gads / Byggeår / Bauwjaar / Ano de fabrico
/ Rok produkcji / Anul fabricaţiei / Год выпуска / Tillverkningsår / Rok výroby / Leto izdelave / Leto izdelave/İmal yılı :
Долуподписаният потвърждава, че
гореспоменатият модел е произведен в
съответствие със следните директиви и
стандарти.
The undersigned certify that the above
mentioned model is produced in
accordance with the following directives
and standards.
A presente assinatura serve para declarar
que os modelos supramencionados
são produtos em conformidade com as
seguintes directivas e normas.
Níže podepsaný stvrzuje, že výše
uvedený model byl vyroben v souladu s
následujícími směrnicemi a normami.
Ο κάτωθι υπογεγραμμένος πιστοποιεί ότι η
παραγωγή του προαναφερθέντος μοντέλου
γίνεται σύμφωνα με τις ακόλουθες οδηγίες
και πρότυπα.
Niżej podpisany zaświadcza, że
wymieniony powyżej model produkowany
jest zgodnie z następującymi dyrektywami
i normami.
Der Unterzeichner bestätigt hiermit dass
die oben erwähnten Modelle gemäß
den folgenden Richtlinien und Normen
hergestellt wurden.
Alulírottak igazoljuk, hogy a fent említett
modellt a következő irányelvek és
szabványok alapján hoztuk létre.
Subsemnatul atest că modelul susmenţionat este produs în conformitate cu
următoarele directive şi standarde.
Undertegnede attesterer herved, at
ovennævnte model er produceret i
overensstemmelse med følgende direktiver
og standarder.
Il sottoscritto dichiara che i modelli sopra
menzionati sono prodotti in accordo con le
seguenti direttive e standard.
Настоящим удостоверяется, что машина
вышеуказанной модели изготовлена
в соответствии со следующими
директивами и стандартами.
El abajo firmante certifica que los modelos
arriba mencionados han sido producidos
de acuerdo con las siguientes directivas y
estandares.
Toliau pateiktu dokumentu patvirtinama,
kad minėtas modelis yra pagamintas
laikantis nurodytų direktyvų bei standartų.
Undertecknad intygar att ovannämnda
modell är producerad i överensstämmelse
med följande direktiv och standarder.
Allakirjutanu kinnitab, et ülalnimetatud
mudel on valmistatud kooskõlas järgmiste
direktiivide ja normidega.
Ar šo tiek apliecināts, ka augstākminētais
modelis ir izgatavots atbilstoši šādām
direktīvām un standartiem.
Dolu podpísaný osvedčuje, že hore
uvedený model sa vyrába v súlade s
nasledujúcimi smernicami a normami.
Je soussigné certifie que les modèles cidessus sont fabriqués conformément aux
directives et normes suivantes.
Undertegnede attesterer att ovennevnte
modell är produsert i overensstemmelse
med fölgende direktiv og standarder.
Spodaj podpisani potrjujem, da je zgoraj
omenjeni model izdelan v skladu z
naslednjimi smernicami in standardi.
Allekirjoittaia vakuuttaa että yllämainittu
malli on tuotettu seuraavien direktiivien ja
standardien mukaan.
Ondergetekende verzekert dat de
bovengenoemde modellen geproduceerd
zijn in overeenstemming met de volgende
richtlijnen en standaards.
Aşağıda İmzası olan kişi, yukarıda
bahsedilen model cihazın aşağıda verilen
direktiflere ve standartlara uygunlukta imal
edildiğini onaylar.
EC Machinery
chinery Direc
Directive
e 2006/42/E
2006/42/EC
EN ISO 12100-1, EN ISO 12100-2, EN 294, EN 349, EN 982, EN 13019, EN 15429-1
EC EMC
MC Directive 2009/19/EC
200
/EC
EN 55012, EN 50366
Manufacturer: Nilfisk-Advance S.p.A.
Authorized signatory: Franco Mazzini, General Mgr
Date:
Signature:
Address: Strada Comunale della Braglia, 18, 26862 GUARDAMIGLIO (LO) - ITALY
Tel: +39 (0)377 451124, Fax: +39 (0)377 51443
Technical file compiled by the manufacturer
B
C
1
Model: RS 2200
Serial No: 09XXXXXXX
Total Weight : KG 4500
Prod. Nr: 13300146
Date code : H07
IPX3
dB(A)XXX
KW 70
Battery: 12VDC
MAX
1
28%
1
2
2
Manufactured By:
Nilfisk - Advance S.p.a.
26862 Guardamiglio (LO) - Italy
www.nilfisk-advance.com
Made in Italy
S350000
RS 2200
S350001
33019476(3)2010-02 A
I
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
INLEIDING
OPMERKING
De nummers tussen haakjes verwijzen naar de onderdelen die worden afgebeeld in het hoofdstuk Beschrijving van de
machine.
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
In deze handleiding staat alle informatie die de bediener nodig heeft om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken.
Er staat informatie in over technische aspecten, de veiligheid de werking, het stoppen, het onderhoud, de vervangingsonderdelen
en de verwijdering van de machine.
De bedieners en bevoegde technici die met deze machine werken, moeten de instructies in deze handleiding zorgvuldig lezen
voordat ze met de machine aan het werk gaan. Neem bij twijfel over de juiste interpretatie van de instructies contact op met Nilfisk
voor meer uitleg.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de bediener van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de
machine.
De bedieners mogen geen handelingen uitvoeren die alleen door bevoegde monteurs uitgevoerd mogen worden. Nilfisk is niet
verantwoordelijk voor schade die is ontstaan uit het negeren van dit verbod.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedienershandleiding moet in de juiste houder bij de machine worden opgeborgen. Er mogen geen vloeistoffen of andere
materialen bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft.
CONFORMITEITSVERKLARING
De conformiteitsverklaring (Afb. A) die bij de machine wordt geleverd, is een verklaring dat de machine voldoet aan de geldende
wetgeving.
OPMERKING
Er is één kopie van de oorspronkelijke conformiteitsverklaring verstrekt, samen met de machinedocumentatie.
OPMERKING
Wanneer de machine is goedgekeurd voor gebruik op de weg, wordt er een specifiek conformiteitscertificaat
meegeleverd.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en model van de machine staan op het identificatieplaatje (1, Afb. C).
Het productiejaar van de machine staat in de conformiteitsverklaring. Het productiejaar kan ook worden afgeleid uit de eerste twee
cijfers van het serienummer van de machine.
Deze informatie is nodig als u vervangingsonderdelen voor de machine bestelt. Gebruik de onderstaande ruimte om de
identificatiegegevens van de machine op te schrijven.
Model MACHINE ....................................................................
Model MOTOR .......................................................................
Serienummer MACHINE ........................................................
Serienummer MOTOR ............................................................
WAARSCHUWING!
Het serienummer van de machine is op het frame van de machine (25, Afb. E) gestanst.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
3
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
–
–
–
Catalogus met vervangingsonderdelen (behoort tot de uitrusting van de machine): 33019475
Werkplaatshandleiding (te raadplegen bij de servicecentra van Nilfisk): 33019477
Elektrisch schema (meegeleverd bij de machine): 33019123
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij servicecentra
van Nilfisk laten uitvoeren. Er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt.
Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nilfisk, zorg dan dat u het model en het
serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Nilfisk streeft naar een constante perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modificaties en aanpassingen
aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of verbeteringen door te voeren op een eerder
aangeschafte machine.
Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door Nilfisk.
VEILIGHEID
De volgende symbolen worden gebruikt om mogelijk gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door
en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen.
Samenwerking met de bediener is van essentieel belang om ongelukken te voorkomen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming
van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de
machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het
niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen
ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan.
GEBRUIKTE SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijke afloop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op persoonlijk letsel aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de
gebruiksfuncties.
Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Dit symbool geeft een opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties.
ADVIES
Raadpleeg de bedienershandleiding vóór het uitvoeren van werkzaamheden.
4
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en specifieke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te
voorkomen.
GEVAAR!
– Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De bestuurder
moet:
• meerderjarig zijn
• in bezit zijn van het benodigde rijbewijs
• normaal psychofysisch gedrag vertonen
• niet onder invloed zijn van middelen die de reactiesnelheid kunnen verminderen (alcohol,
psychopharmaca, drugs, enz.)
– Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd.
– Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag
niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap.
– Wanneer u in de buurt van bewegende onderdelen werkt, verwijder dan al uw sieraden.
– Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine als deze niet voldoende wordt ondersteund door
veiligheidssteunen.
– Gebruik deze machine niet in ruimten waar schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen,
vloeistoffen of dampen aanwezig zijn.
– Let op: de brandstof is zeer licht ontvlambaar.
– Rook niet en gebruik geen open vuur bij de vulmond of bij opslagpunten voor de brandstof.
– De brandstof met een uitgeschakelde dieselmotor buiten of in een goed-geventileerde ruimte bijvullen.
– Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
– Controleer na het bijvullen van de brandstof of de dop van de brandstoftank goed is gesloten.
– Als u tijdens het vullen brandstof heeft geknoeid, maak de plek dan goed schoon en laat de dampen
verdwijnen voordat u de motor aan zet.
– Zorg dat er geen brandstof op de huid komt en dat u de dampen niet inademt. Hou buiten bereik van
kinderen.
– Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd, de parkeerrem worden aangetrokken en de accu worden ontkoppeld.
– Telkens als er werkzaamheden worden verricht onder de geopende motorkap/kleppen, moet u ervoor zorgen
dat de motorkap/kleppen niet per ongeluk kunnen dichtvallen.
– Als er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd terwijl de afvalcontainer omhoog staat, dan
moet de container met de blokkeerstang worden geblokkeerd.
– Tijdens het transport van de machine mag de brandstoftank niet vol zijn.
– De uitlaatgassen van de dieselmotor bevatten koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas. Zorg dat
u het niet inademt. Bewaar de motor niet op een afgesloten plaats.
– Zet geen voorwerpen op de motor.
– Zet de dieselmotor altijd uit voordat u er aan gaat werken. Ontkoppel de minpool van de accu om te
voorkomen dat de motor per ongeluk wordt ingeschakeld.
– Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
– Tijdens het verplaatsen van de afvalcontainer (omhoog-omlaag) en van de aanzuigmond (omhoog-omlaag)
moet u vooral goed opletten dat de bediener of anderen niet worden geplet.
– Als de klep van de afvalcontainer open staat of tijdens het handmatig openen van de klep moet u goed
opletten dat de bediener en/of anderen niet worden geplet. Gebruik de veiligheidsstang.
– Als de machine rijdt of de borstels draaien, moet u goed opletten dat de haren van de borstels de bediener
en/of anderen niet kunnen raken of verwonden.
LET OP!
– De machine moet zijn voorzien van een kentekenbewijs en een kenteken om zich op de openbare weg te
mogen begeven.
– Gebruik de machine niet voor andere doelen dan waarvoor de machine is ontworpen.
– Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich geen mensen of voorwerpen in het werkgebied van de
machine bevinden.
– Laat de machine nooit onbeheerd achter terwijl de parkeerrem niet is ingeschakeld.
– Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen.
– Let bijzonder goed op bij het omhoog brengen en legen van de materiaal-/afvalcontainer.
– Leeg de materiaal-/afvalcontainer op een stevige en vlakke ondergrond.
– Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan.
– Lees voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig
door.
– Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast
komen te zitten in de bewegende delen van de machine.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
5
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
LET OP!
– Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
– Vermijd aanraking met het accuzuur, raak geen hete onderdelen aan.
– Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat om schade aan de vloer te voorkomen.
– Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik geen water.
– Reinig de machine niet met bijtende producten.
– Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten.
– Verwijder de beschermingsdelen van de machine nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de instructies
voor normaal onderhoud.
– Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant op de machine.
– Als u afwijkingen in de werking van de machine vermoedt, controleer dan of deze niet worden veroorzaakt
door gebrek aan dagelijks onderhoud. Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van bevoegd personeel of
van een bevoegd servicecentrum.
– Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE vervangingsonderdelen bij een bevoegde leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
– Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte werking van de machine moet het onderhoud dat in
het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een
servicecentrum worden uitgevoerd.
– Laat de machine als hij wordt afgedankt niet onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke
materialen (olie, accu, kunststofmaterialen, enz.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor
bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
– Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de machine geen gevaarlijke situaties (zie de paragraaf
Technische eigenschappen).
– Tijdens de werking van de dieselmotor wordt de demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om
brandwonden of brand te voorkomen.
– Laat de dieselmotor nooit draaien met onvoldoende olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken.
Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat.
– Laat de dieselmotor nooit draaien zonder de luchtfilter om de motor niet te beschadigen.
– Het vloeistofkoelsysteem van de dieselmotor staat onder druk. Het systeem pas controleren na het
uitzetten en laten afkoelen van de motor. Ook als de motor is afgekoeld, moet u de dop van het expansievat
voorzichtig openen.
– De motor heeft een ventilator; deze niet naderen wanneer de motor warm is omdat de ventilator aan zou
kunnen gaan ook al staat de machine uit.
– Technische werkzaamheden aan de dieselmotor moeten altijd door een bevoegde persoon worden
uitgevoerd.
– Gebruik voor de dieselmotor alleen originele vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van
vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
– Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
LET OP!
Koolmonoxide (CO) kan hersenletsel of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
De interne verbrandingsmotor van deze machine stoot koolmonoxide uit.
Adem geen uitlaatgassen in.
Gebruik alleen in afgesloten ruimte wanneer er voldoende ventilatie en een tweede persoon aanwezig zijn.
VERPAKKING VERWIJDEREN/AFLEVERING
Controleer bij aflevering van de machine zorgvuldig of de verpakking en de machine niet zijn beschadigd tijdens het transport.
Als u beschadigingen heeft aangetroffen, bewaart u de verpakking dan zoals u deze van de transporteur heeft ontvangen. Neem
onmiddellijk contact op met de transporteur om een verzoek tot schadevergoeding in te vullen.
Controleer of de uitrusting van de machine overeenkomt met de volgende lijst:
–
Technische documentatie:
• Bedienershandleiding van de veegmachine
• Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
• Elektrisch schema van de veegmachine
• Handleiding van de dieselmotor
6
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging (door middel van borstelen en aanzuiging) van gladde, solide vloeren
in privé- en bedrijfsruimten, en het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde veilige omstandigheden
door een bevoegde bediener.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts en achterwaarts, vóór en achter, rechts en links in deze handleiding zijn vanuit de bediener in zijn
rijpositie met de handen op het stuur (15, Afb. E) bekeken.
BESCHRIJVING
Beschrijving van het bedieningspaneel en de
standaardknoppen
Beschrijving van het bedieningspaneel en de
standaardknoppen
(Zie Afb. D)
1. Bevestigingsknop armleuning
2. Gashendel
3. Parkeerrem
4. Rempedaal
5. Gaspedaal
6. Contactsleutel
7. Voorbereiding luidsprekers
8. Kraantje voor spuitmonden stofbestrijdingssysteem
borstels links/rechts
9. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding derde
borstel
10. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding
aanzuigmond
11. Keuzehendel rijrichting
12. Aansteker
13. Ruimte autoradio (voorbereiding)
14. Binnenlicht
15. Manipulator veiligheidshendel
16. Elektrisch paneel (*)
17. Veiligheidsgordels
18. Reservoir voor remolie
19. Regelaar
20. Stuurkolom
21. Schakelaar noodlichten
22. Stuurbediening (**)
23. Keuzeschakelaar voor ventilatiestand cabine
24. Keuzeschakelaar voor inschakeling en afstelling
temperatuur klimaatregeling
25. Keuzeschakelaar verwarmingstemperatuur
26. Bestuurdersstoel
27. Neerklapbare passagiersstoel
28. Stelhendel horizontale stand stoel
29. Stelknop voor vering stoel
30. Stelhendel rugleuning
31. Schakelaar borstels omhoog/omlaag
32. Opbergnet
33. Ruimte uitrusting
34. Identificatieplaatje
35. Stelhendel hoogte stoel
36. Ventilatieopening
37. Armleuning
38. Knop voor openen flap
39. Knop voor sluiten flap
40. Knop voor beweging linkerarm derde borstel
41. Knop voor beweging rechterarm derde borstel
42. Knop voor onderarm derde borstel omlaag
43. Knop voor onderarm derde borstel omhoog
44. Knop voor grotere hellingshoek derde borstel
45. Knop voor kleinere hellingshoek derde borstel
46. Schakelaar voor selectie draairichting derde borstel
(Zie Afb. E)
1. Controlelampje richtingaanwijzers
2. Controlelampje hoge temperatuur olie hydraulisch
systeem, oliefilter hydraulisch systeem verstopt en
storingen in hydraulisch circuit
3. Controlelampje ingeschakelde parkeerrem
4. Controlelampje oliedruk van dieselmotor
5. Controlelampje verstopt luchtfilter
6. Controlelampje groot licht
7. Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor
8. Lampje afvalcontainer omhoog
9. Controlelampje accu
10. Controlelampje achterlichten
11. Controlelampje water in brandstof
12. Potentiometer voor afstelling motortoerental in
werkconfiguratie
13. Potentiometer voor afstelling toerental borstels in
werkconfiguratie
14. Zonneklep
15. Stuur
16. Schakelaar voor bedrijfsverlichting achter cabine/
bedrijfsverlichting aanzuigmond
17. Schakelaar positielichten/dimlichten
18. Dashboard
19. Noodknop
20. Hendel voor blokkering stuurhendelstand
21. Schakelaar versnellingsbak (alleen op machines met
versnellingsbak)
22. Schakelaar horizontaal kantelen/terughalen van de
afvalcontainer
23. Drukknop rijbeweging weergave op display
24. Schakelaar afvalcontainer omhoog
25. Schakelaar voor bedrijfsverlichting voor
26. Algemeen controlelampje motor [kan verschillende kleuren
hebben (rood, knipperend rood of oranje) op basis van het
soort storing].
27. Schakelaar voor hoogteregeling bladveren voor
28. Schakelaar waterpomp
29. Schakelaar voor activering aanzuigventilator, draaien
borstels, en aanzuigmond en borstels omlaag
30. Schakelaar activering aanzuigventilator
31. Schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem
32. Display (***)
RS 2200
(*) Zie verder de onderdelen van het elektrisch paneel.
(**) Zie hierna de functies van de stuurbediening.
(***) Zie hierna de functies van het display.
33019476(3)2010-02 A
7
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Functies van het elektrisch paneel:
–
–
AIA:
F3:
–
F4:
–
F6:
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
K1.1:
K1.2:
K1.3:
K1.4:
K1.5:
K1.6:
K1.7:
K2:
K3:
K4:
K41:
P7:
–
–
–
–
P8:
P10:
P11:
X10:
Functies van de stuurbediening:
–
–
–
–
–
–
–
–
Inschakeling groot licht door de hendel (1, Afb. P) omlaag
te zetten of de schakelaar (17, Afb. E) in de tweede stand
te zetten.
Tijdelijke inschakeling van groot licht door de hendel (1,
Afb. P) omhoog te houden.
Inschakeling richtingaanwijzer rechts door de hendel (1,
Afb. P) naar voren te zetten.
Inschakeling richtingaanwijzer links door de hendel (1, Afb.
P) naar achteren te zetten.
Inschakeling geluidssignaal door de knop (6, Afb. P) op het
uiteinde van de hendel (1) in te drukken.
Inschakeling ruitensproeier door de knop (2, Afb. P) op de
hendel (1) in te drukken.
Activering intervalstand ruitenwisser met de markering (3,
Afb. P) in de stand ‘I’ (4).
Activering ruitenwisser continu met de markering (3, Afb.
P) in de stand ‘II’ (5).
Functies van het display:
1.
• Hydraulische installatie ingeschakeld (21, Afb. H).
Elektronische installatie gasmechanisme
Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
Relais voeding schakelaar bedrijfsverlichting
Relais bedrijfsverlichting achter
Relais bedrijfsverlichting aanzuigmond
Relais bedrijfsverlichting voor
Relais inschakeling hydraulica
Relais rijhendel
Relais ruitenwisser
Relais voor voeding voorzieningen in cabine
Relais verwarming brandstof
Relais inschakeling hydraulisch systeem
Intervalstand ruitenwisser
Elektronische installatie voor bediening
snelkoppeling
Elektronische installatie functies/voorzieningen
Elektronische installatie motor accessoires
Elektronische installatie tractiesysteem
Relais hoofdvoeding cabine
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
ingestelde symbool
sleutel wél
, dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
•
•
•
2.
Aantal gemaakte draaiuren (14, Afb. H).
Kilometerteller (18, Afb. H).
Teller alarmmeldingen (17, Afb. H). Telt het aantal
alarmmeldingen dat zich heeft voorgedaan sinds de
laatste reset van de schakelkast. Als het aantal getelde
gebeurtenissen verschilt van nul, neem dan contact
op met een Nilfisk Servicecentrum om de storingen te
verhelpen en te nullen.
• Software-revisie ingevoerd (19, Afb. H).
• Identificatienummer van het model veegmachine
(20, Afb. H). De aanduiding ‘004’ staat voor de RS
2200 met motor VM R754 EU4.
• Veiligheidsgordels vastmaken. Als de symbolen
(22, Afb. H) knipperen, betekent dit dat de
veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt.
Weergave verplaatsingsconfiguratie
Als het paneel is ingeschakeld, wordt na enkele seconden
automatisch de verplaatsingsconfiguratie (13, Afb. H) op
het display (32, Afb. E) weergegeven in plaats van het
venster (23, Afb. H). Het venster (13, Afb. H) wordt ook na
het starten van de dieselmotor nog altijd weergegeven.
Hier worden de onderstaande parameters weergegeven.
• Snelheid van de machine: getal van 3 cijfers (1, Afb.
H) samen met het bijschrift Km/h (2).
LET OP!
De tachometersensor regelt de efficiëntie
niet, daarom interpreteert het systeem
dat de machine met een snelheid lager
dan 5 km/u rijdt, ook bij de sensor
losgekoppeld of bij kortsluiting. De
bijbehorende veiligheidssystemen zijn
dus niet actief.
•
Weergave bij ingeschakeld controlepaneel
Als de contactsleutel (6, Afb. D) in de eerste stand staat,
wordt de beginpagina (23, Afb. H) enkele seconden op
het display (32, Afb. E) weergegeven; op deze pagina
ziet u cijfers of symbolen die de status van de machine
aangeven. De te monitoren parameters worden in het
navolgende besproken.
• Geplande onderhoudsintervallen. Het symbool
MA0 (15, Afb. H) duidt op het geplande onderhoud
om de 150 uur terwijl het symbool MA1 (16) duidt op
het geplande onderhoud om de 500 uur. Als één van
de twee tijdsintervallen bijna is verstreken of reeds is
verstreken (negatief getal), dan is onderhoud voorzien
zoals in het betreffende hoofdstuk is beschreven.
33019476(3)2010-02 A
Brandstofniveau: het brandstofniveau wordt
weergegeven door de schaalverdeling (3, Afb. H). De
laatste streepjes geven de reservehoeveelheid aan en
knipperen in geval van een laag niveau. Tevens wordt
het actuele brandstofniveau in % weergegeven (5, Afb.
H).
WAARSCHUWING!
Als de niveausensor defect is, worden
er alarmmeldingen op het display
weergegeven (15 of 16, Afb. I) (zie het
deel Beschrijving van de alarmmeldingen
voor de code van het alarm zelf). Neem
contact op met een servicecentrum van
Nilfisk om de storing te repareren en de
niveausensor te verwijderen.
OPMERKING
Als één van de onderhoudsintervallen
is verstreken, dan licht het symbool (15
of 16, Afb. H) enkele seconden op op
het controlepaneel bij het starten van de
machine.
8
maar de
Het symbool (4, Afb. H) geeft aan dat de
brandstofniveauindicator actief is.
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
• Temperatuur van de motorkoelvloeistof: het
temperatuurniveau wordt weergegeven door de
schaalverdeling (6, Afb. H). De streepjes knipperen
in geval van een te hoge temperatuur. Tevens
wordt de actuele temperatuur weergegeven (8,
Afb. H). Het symbool (7, Afb. H) geeft aan dat de
temperatuursensor actief is.
3.
WAARSCHUWING!
Als er storingen in de transmissie
worden waargenomen, wordt er op
het display een foutmelding (24, Afb. I)
weergegeven.
Ga naar een servicecentrum van Nilfisk
om de storing te lokaliseren.
•
hoofdtank en secundaire tank vol
–
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
–
WAARSCHUWING!
Als er storingen in de transmissie
worden waargenomen, wordt er op
het display een foutmelding (23, Afb. I)
weergegeven.
Ga naar een servicecentrum van Nilfisk
om de storing te lokaliseren.
•
•
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze
toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en
de hogedruk-reinigingsinstallatie na ongeveer 5
seconden met werken.
–
de niveausensors zijn defect of verwisseld.
Gebruikstoestand van de machine middels de
indicator (11, Afb. H):
–
•
4.
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
maar de
sleutel wél
, dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
5.
LET OP!
Als het weergegeven pictogram niet is
zoals ingesteld
of het pictogram voor
betekent dit
een waarschuwing is,
dat er in het geheugen van de B_BOX
alarmmeldingen zijn opgeslagen.
Raadpleeg de B_BOX (zoals in het
betreffende deel wordt aangegeven) en
geef aan een servicecentrum van Nilfisk
de alarmcodes in het geheugen door
zodat de alarmmeldingen kunnen worden
gereset.
RS 2200
maar de
sleutel wél
, dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
Totaal door de machine afgelegd aantal kilometers
(10, Afb. H) samen met het betreffende symbool (9).
ingestelde symbool
–
werktoestand
Draaiuren van de motor (26, Afb. H) samen met het
betreffende symbool (27).
ingestelde symbool
verplaatsingstoestand
OPMERKING
Het pictogram ‘weg ’ blijft onveranderd
zowel bij snel rijden als bij langzaam rijden.
Gebruikstoestand van de machine middels de
indicator (24, Afb. H):
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
!
•
Weergave werkconfiguratie
Als de machine, met de dieselmotor ingeschakeld, in de
werkconfiguratie wordt gezet en de borstels dus gaan
draaien (zie de procedure in de betreffende paragraaf),
wordt op het display (32, Afb. E) de werkconfiguratie (28,
Afb. H) weergegeven met de volgende parameters. Alleen
de parameters voor de verplaatsingsconfiguratie worden
beschreven.
• Toerental motor: getal van 4 cijfers (23, Afb. H) samen
ENG
met het bijschrift rpm (25).
Niveau van de watertanks van de
stofneerslaginstallatie middels de indicator (12, Afb.
H):
–
NEDERLANDS
Weergave motoroliedruk
Als de motor is gestart en in de werkconfiguratie of
verplaatsingsconfiguratie staat, kan de huidige waarde van
de motoroliedruk worden weergegeven.
Houd de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel
ingedrukt om een weergave te zien die lijkt op de
verplaatsingsconfiguratie (13, Afb. H), maar dan met een
andere waarde (29) en een ander symbool (30). Deze
parameter wordt door het systeem in de gaten gehouden;
als de waarde kleiner wordt dan 1 bar (14,5 psi) of hoger
dan 8 bar (116 psi), dan stopt de dieselmotor automatisch.
De bedrijfsdruk onder normale omstandigheden is
ongeveer 5,5 bar (80 psi).
Weergave alarmmeldingen
Als er een storing optreedt in de machine terwijl de motor
draait, dan verschijnen er op het display (32, Afb. E)
alarmmeldingen.
Deze alarmmeldingen worden geclassificeerd als
alarmen in het instrument (18, Afb. E), aangegeven
in de afbeelding (8, Afb. I), en alarmen in de CANBUS-datatransmissiekabel, zoals in de afbeelding
(7). Raadpleeg voor een volledig overzicht van de
alarmmeldingen het hoofdstuk Beschrijving van de
alarmmeldingen.
33019476(3)2010-02 A
9
NEDERLANDS
6.
GEBRUIKSAANWIJZING
Weergave geheugen van de machine
–
WAARSCHUWING!
Voer dit aflezen en/of controle uit bij
stilstaande machine, zodat men bij het rijden
niet wordt afgeleid.
Met ingeschakeld paneel en stilstaande machine kunnen
de gegevens over de status van de machine als volgt
worden opgevraagd:
• De status van enkele signalen, waarbij het ‘MAIN
MENU’ op het display (32, Afb. E) wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) in het
onderste deel totdat het bovengenoemde display wordt
weergegeven. U bevestigt de keuze door de drukknop
(23, Afb. D) aan de bovenzijde in te drukken. De
pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’
te staan. Wanneer u herhaaldelijk op de drukknop
(23, Afb. E) in het onderste deel drukt, kunnen de
pagina’s STATUS.01 (41, Afb. J), STATUS.02 (24) en
STATUS.03 (28) worden weergegeven. STATUS.01
controleert de ingangs- en uitgangssignalen van
het AIA-circuit. Elke rechthoek geeft een ingangs-/
uitgangssignaal in het AIA-circuit aan (vol is actief, leeg
is niet actief) en staat voor:
– Ingangssignaal niet gebruikt (2, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (3, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (4, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (5, Afb. J)
– Ingangssignaal bediening werkconfiguratie (6, Afb.
J)
– Ingangssignaal bediening snel rijden (7, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (8, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (9, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (10, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (11, Afb. J)
– Ingangssignaal niet gebruikt (12, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (13, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (14, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (15, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (16, Afb. J)
– Uitgangssignaal altijd actief (17, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (18, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (19, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (20, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (21, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (22, Afb. J)
– Uitgangssignaal niet gebruikt (23, Afb. J)
• STATUS.02 (24, Afb. J) geeft de status van de stand
van de gashendel (25) aan waarbij de waarde ‘BIT’
tussen 25 en 225 bit moet liggen. De weergave (26,
Afb. J) herhaalt de weergaven (25). De weergave
(27, Afb. J) geeft de status van de potentiometer voor
afstelling van het toerental van de motor (12, Afb. E)
aan, waarbij de waarde ‘BIT’ tussen 92 en 167 moet
liggen.
STATUS.03 (28, Afb. J) geeft de status van enkele
belangrijke parameters van de dieselmotor aan:
– Temperatuur motorolie (29, Afb. J). Als de
waarde hoger is dan 125 °C, begint de fase voor
begrenzing van het vermogen van de dieselmotor.
– Luchttemperatuur in de aanzuigleiding (30, Afb.
J). Als de waarde hoger is dan 70 °C, begint de
fase voor begrenzing van het vermogen van de
dieselmotor.
– Temperatuur brandstof (31, Afb. J). Als de waarde
hoger is dan 70 °C, begint de fase voor begrenzing
van het vermogen van de dieselmotor.
10
33019476(3)2010-02 A
spanning van de startaccu (32, Afb. J).
WAARSCHUWING!
Als de gemeten spanning minder dan
12 volt is, wordt op het display (32, Afb.
E) de fout voor de acculading (28, Afb. I)
weergegeven.
•
•
RS 2200
Raadpleging van de onderhoudsintervallen, door
op het display (32, Afb. E) het ‘MAIN MENU’ weer te
geven. Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb.
E) aan de bovenzijde totdat het bovengenoemde
display wordt weergegeven. U bevestigt de keuze
door op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde
te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het
woord ‘STATUS’ te staan. Als u nog een keer op de
drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde drukt, gaat de
pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’ staan. U
bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E)
aan de bovenzijde te drukken. Op het display (32, Afb.
E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven, waar
het aantal uren (35, Afb. J) het aantal uren aangeeft
waarin MA_0 plaatsvindt (om de 150 uur), terwijl het
aantal uren (36) het aantal uren aangeeft waarin MA_1
plaatsvindt (om de 500 uur). Als u nog een keer op de
drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde drukt, wordt
de pagina ‘MAINT.02’ op het display (32) weergegeven.
Het aantal uren (37, Afb. J) geeft de levensduur van
de dieselmotor aan in uren, het aantal uren (38) geeft
het aantal draaiuren van de machine aan, het aantal
km’s (39) geeft het totaal afgelegde aantal km’s van de
machine aan, terwijl het aantal gebeurtenissen (40) het
aantal alarmmeldingen weergeeft sinds de laatste reset
van het systeem.
Raadpleging van de LIJST MET ALARMMELDINGEN
in het instrument (18, Afb. E), waarbij het ‘MAIN
MENU’ op het display (32, Afb E) wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) aan
de bovenzijde totdat het bovengenoemde display
wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door op de
drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde te drukken. De
pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’
te staan. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb.
E) in het onderste deel drukt, gaat de pijlcursor naast
het woord ‘DIAGNOSTIC’ staan. U bevestigt de keuze
door op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde te
drukken. Op het display (32, Afb. D) wordt de pagina
‘ALARM_L.01’ weergegeven. Als u nog een keer op
de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel drukt,
wordt de pagina ‘ALARM.02’ weergegeven. Op deze
twee pagina’s worden de alarmmeldingen omschreven
in de paragraaf Beschrijving van de alarmmeldingen.
Het aantal gebeurtenissen (1, 2, 3 en 5, Afb. K) geeft
het aantal malen aan dat de betreffende alarmmelding
tijdens de levensduur van de machine is opgetreden.
Het alarm (4, Afb. K) geeft aan hoe lang het probleem
met het verstopte luchtfilter zich voordoet. Als één
van deze aantallen verschillend is van nul, dan is
het mogelijk om te controleren wanneer deze storing
is opgetreden. Druk de drukknop (23, Afb. E) in het
onderste deel in totdat de pijlcursor (6, Afb. K) naast
het verdachte gegeven komt te staan. Als u nog een
keer op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste
deel drukt, wordt de pagina geopend die bij de
alarmmelding hoort. In Afb. L wordt als voorbeeld
de alarmmelding ‘oververhitting motorkoelvloeistof’
weergegeven die als eerste is opgetreden na 500
uur van de machinelevensduur en de tweede keer na
5.550 uur.
GEBRUIKSAANWIJZING
•
Raadpleging van de B_BOX (7, Afb. J), waarin alle
alarmmeldingen zijn opgeslagen die zich sinds de
laatste reset van het geheugen hebben voorgedaan.
Het alarm wordt geïdentificeerd door een cijfercode die
als volgt kan worden weergegeven: druk herhaaldelijk
op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel
totdat ‘MAIN MENU’ wordt weergegeven. U bevestigt
de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de
onderzijde te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt
naast het woord ‘STATUS’ te staan. Als u de drukknop
(23, Afb. E) aan de onderzijde nog een keer indrukt,
gaat de pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’
staan. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23,
Afb. E) aan de bovenzijde te drukken. Op het display
(32, Afb. E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven;
als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in
het bovenste deel drukt, wordt de pagina ‘MAINT.02’
weergegeven. Als u op de drukknop (23, Afb. E) in
het onderste deel drukt, gaat de cursor bij de tekst
B_BOX staan; open daarna de B_BOX door nog
een keer op de drukknop (23) in het bovenste deel
te drukken. Op deze pagina geeft de cijferreeks (33,
Afb. J) een identificatienummer van het alarm aan,
terwijl de tweede cijferreeks (34) de tijden aangeeft
waarop de opgeslagen alarmmelding zich heeft
voorgedaan. Er kunnen maximaal 16 alarmmeldingen
worden opgeslagen, verspreid over vier pagina’s; deze
kunnen worden weergegeven door herhaaldelijk op
de drukknop (23, Afb. E) te drukken. De weergegeven
alarmmeldingen zijn anders voor het instrument dan
voor die in de CAN-BUS-communicatiekabel.
WAARSCHUWING!
De B_BOX voert het opslaan achter
elkaar uit, dus als er alarmmeldingen
worden opgeslagen, moet u altijd
het tijdstrip controleren waarop de
alarmmelding zich heeft voorgedaan
voor de juiste volgorde van de
alarmmeldingen.
RS 2200
NEDERLANDS
Beschrijving van de instellingen van de machine
(Zie Afb. F)
1. Brandstofreservoir
2. Watertank rechtsvoor
3. Watertank rechtsachter
4. Cilinder stuurinrichting
5. Aangedreven wiel rechtsachter
6. Voorwiel rechts
7. Afvalcontainer
8. Aftapdop watertanks rechterkant
9. Vuldop brandstoftank
10. Luchtfilter motor
11. Pomp voor aandrijvingsysteem
12. Pomp turbine
13. Bedieningspomp
14. Hygrometer accu
15. Elektroventilator condensator
16. Onderste steun watertank rechtsvoor
17. Bovenste steun watertank rechtsvoor
18. Accu
19. Aftapdop olietank hydraulisch systeem
20. Hendel handbediende pomp
21. Compressor
22. Aftapleiding koelvloeistof
23. Filter pomp stofbestrijdingssysteem
24. Condensator klimaatregeling
25. Framenummer
26. Verbindingsslang aanzuigmond-afvalcontainer
27. Eenheid aanzuigventilator
28. Handbediende pomp
29. Hydraulische motor ventilator radiateur
30. Drukverschilsensor FAP
31. Modulatoren voor onderdruk
33019476(3)2010-02 A
11
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Beschrijving van de instellingen van de machine
(vervolg)
(Zie Afb. G)
1. Cabine
2. Hogedrukwaterspuit
3. Indicator oliepeil hydraulische systeem
4. Olietank hydraulisch systeem
5. Watertank linksvoor
6. Watertank linksachter
7. Aangedreven wiel linksachter
8. Voorwiel links
9. Aftapdop watertanks linkerkant
10. Vuldop watertank linksvoor
11. Vuldop watertank rechtsvoor
12. Vuldop watertank linksachter
13. Vuldop watertank rechtsachter
14. Vuldop tank voor olie van hydraulisch systeem
15. Gecombineerde radiateur
16. Vloeistofreservoir ruitenwisser
17. Vlotter brandstof
18. Gecombineerd filter hydraulisch systeem
19. Retourfilter hydraulisch systeem
20. Dieselmotor
21. Knipperlicht achter
22. Expansievat
23. Achterlicht
24. Achteruitrijlicht
25. Reflector
26. Knipperlicht voor
27. Motor achterkant voorruit
28. Trekhaak
29. Buitenspiegel rechts
30. Buitenspiegel links
31. Zekering FX.6
32. Kastje elektrische onderdelen
33. Zekering FX.5
34. Zekering FX.4
35. Zekering FX.3
36. Richtingaanwijzer boven
37. Schakelaar ontkoppeling accu
38. Onderste steun watertank linksvoor
39. Bovenste steun watertank linksvoor
40. Watervulslang
41. Zekering FX.2
42. Zekering FX.1
43. Derde borstel
44. Achterbumpers
45. Borstel rechts
46. Borstel links
47. Filter tanken tanks stofbestrijdingssysteem
48. Bedrijfsverlichting voor
49. Bedrijfsverlichting achter
50. Aanzuigleiding achter
51. Bovenste lampen
52. Deeltjesfilter (FAP)
53. Inspectieklep afvalcontainer
54. Mond voor recirculatie water afvalcontainer
55. Aansluiting voor hogedrukwaterspuit
56. Kentekenplaatverlichting
57. Inspectieluik rechtsboven
58. Inspectieluik linksboven
12
33019476(3)2010-02 A
Beschrijving van de cameraset (optioneel)
(Zie Afb. AO)
1. Monitor
2. AAN/UIT schakelaar
3. Blokkeerhendel controlestand
4. Voorste camera
5. Achterste camera
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Afmetingen en gewichten
Waarden
Lengte machine
5.300 mm (208,7 in)
Breedte machine (zonder buitenspiegels)
1.200 mm (47,2 in)
Afstand tussen voor- en achterwielen
2.290 mm (90,2 in)
Spoorbreedte voor-/achterwielen
930 mm (36,6 in)
Hoogte machine (zonder knipperlicht)
1.980 mm (78 in)
Hoogte machine met knipperlicht
2.200 mm (86,6 in)
Minimale hoogte vanaf de grond (zonder flaps)
190 mm (7,5 in)
Oploophoek voor max. toelaatbaar
15°
Maximale hoogte vanaf de grond voor het lossen van afval
1.600 mm (63 in)
Pneumatische voor-/achterbanden
215 - 75 - R16
Pneumatische bandenspanning
6 Bar (87 psi)
Diameter borstel links/rechts
740 mm (29,1 in)
Diameter derde borstel
800 mm (31,5 in)
Totaalgewicht van de machine, in werking (zonder bediener)
3.430 kg (7.562 lb)
Totale massa
4.500 kg (9.921 lb)
Leeggewicht machine (met derde borstel/zonder derde borstel)
3.150/3.050 kg (6.944/6.924 lb)
Prestaties
Waarden
Maximale voorwaartse snelheid (alleen voor verplaatsing)
40 km/h (13,7 mph) (*)
Maximale werksnelheid
20 km/h (7,4 mph)
Maximale achterwaartse snelheid
8 km/h (5,0 mph)
Maximale hellingshoek bij volledige belasting
22%
Draaicirkel tussen twee muren
3.690 mm (145,3 in)
Bladveren voor omhoog
70 mm
Maximale snelheid van de zijborstels
0-200 omw/min
Verzamelsysteem
Aanzuigend
Reinigingsbereik met 2/3 borstels
1.900/2.500 mm (74,8/98,4 in)
Productiviteit (theoretisch/praktisch)
30.000/21.000 m2/u (46.500.093/32.550.065 in2/u)
Filtersysteem
Metaalgaas
Trillingsniveau overgedragen op de bediener (arm/lichaam)
0,436/0,394 m/s2 (17,2/15,5 in/s2)
Maximaal geluid op de bestuurdersstoel (geluidsniveau) (ISO/EN3744) bij maximaal
bedrijfstoerental
80 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogen (2000/14/EC) bij maximaal bedrijfstoerental
110 dB(A)
Gemeten geluidsvermogen (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental
107 dB(A)
Inhoud afvalcontainer
2.200 liter (581,2 USgal)
Maximale belasting afvalcontainer (met derde borstel/zonder derde borstel)
1.350/1.450 kg (2.976/3.197 lb)
Stofbestrijding
Met water
Totale inhoud watertanks stofbestrijdingssysteem
320 liter (84,5 USgal)
Lichten voor wegsignalering
Goedgekeurd voor de weg
Aandrijving
Hydrostatische stuurbekrachtiging
Stuurinrichting
Gelede sturing met stuurbekrachtiging
Servicerem
Hydraulisch, op alle wielen
Parkeerrem
Mechanisch, op alle voorwielen
Bediening
Elektro-hydraulisch
Inzetduur (bedrijf/verplaatsing)
8,8/8,4 uur
(*)
Voor machines zonder versnellingsbak is de maximumsnelheid 25 km/h.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
13
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Gegevens dieselmotor R754 EU4 (*)
Waarden
Merk
VM MOTOREN
Type
R754EU4
Cilinders
4
Cilinderinhoud
2.970 cm3 (181,2 in3)
Maximaal geijkt toerental
2.300 omw/min
Maximaal toerental leeg
2.550 omw/min
Maximaal bedrijfstoerental
1.850 omw/min
Maximaal vermogen
70 kW (95,2 pk)
Maximaal koppel
340 N·m (251 lb·ft) @ 1.350 omw/min
Emissie
2005/78/EC EURO4 - 2004/26/EC STEP3A
Minimaal toerental
800 omw/min
Koelvloeistof dieselmotor
50% antivries AGIP en 50% water
Type antivriesvloeistof
Agip Antifreeze Extra (**)
Type motorolie
Agip Sigma Super TFE 10W40 (***)
Capaciteit oliecarter dieselmotor
6,3 kg (13,9 lb)
Verbruik rijklaar tijdens verplaatsing
10 l/h (2,8 USgal/h)
Verbruik rijklaar tijdens werk
9,5 l/h (2,6 USgal/h)
(*) Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met specificaties ter referentie.
(***) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met specificaties ter referentie.
EIGENSCHAPPEN AGIP ANTIFREEZE EXTRA
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
Kookpunt
°C/°F
170/338
CUNA NC 956-16 97
Kookpunt bij oplossing met 50% water
°C/°F
110/230
FF.SS cat. 002/132
Vriespunt bij oplossing met 50% water
°C/°F
-38/-36,4
ASTM D 1384
Kleur
/
Turquoise
Volumetrische massa bij 15 °C
kg/l
1,13
EIGENSCHAPPEN AGIP SIGMA SUPER TFE 10W40
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
GRADATIE SAE
/
10W40
Viscositeit bij 100 °C (212 °F)
mm /s
14,5
API CH-4, CF/SL
Viscositeit bij 40 °C (104 °F)
mm2/s
107
MAN M 3277 + M3277 low ash
2
ACEA E4, E5, E7, B4
Viscositeit bij -25 °C (-13 °F)
mPa/s
6.400
VW 505.00 level
Viscositeitsindex
/
138
RVI RXD
Ontbrandingspunt COC
°C/°F
220/428
CAT-TO 2
Vloeipunt
°C/°F
-27/-16,6
ALLISON C-4
Volumetrische massa bij 15 °C
kg/l
0,876
Mercedes Benz 228.5 + 229.1
VOLVO VDS2
MTU typ 3
ZF TE ML 04C
DEUTZ DQC IV 05 level
ISOTTA FRASCHINI
Gegevens oliën
Waarden
Inhoud brandstoftank
84 liter (22,2 USgal)
Inhoud oliereservoir hydraulisch systeem
80 liter (21,1 USgal)
14
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
Gegevens hydraulisch systeem
Waarden
Capaciteit olie hydraulisch systeem
101 liter (26,7 USgal)
Maximale druk aandrijfsysteem
350 Bar (5.076 psi)
Maximale druk systeem koelventilator
180 Bar (2.611 psi)
Maximale druk bedieningssysteem
170 Bar (2.466 psi)
Maximale druk turbinesysteem
110 Bar (1.595 psi)
NEDERLANDS
Maximale druk stuursysteem
120 Bar (1.740 psi)
Type olie hydraulisch systeem
AGIP ARNICA 46 (*)(**)
Type olie in pomp stofbestrijdingssysteem
Agip Sigma Super TFE 10W40 (***)
Gegevens elektrisch systeem
Waarden
Spanning systeem
12 V
Startaccu
12 V – 100 Ah
(*)
Als de machine wordt gebruikt in omgevingen met temperaturen lager dan +10 °C, raden wij u aan de olie te vervangen door
olie met een viscositeit van 32 cSt. Bij temperaturen onder 0 °C moet u olieën met een nog lagere viscositeit gebruiken.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de olie van het hydraulisch systeem en de tabel met specificaties ter referentie.
(***) Zie voor de eigenschappen de tabel voor de motorolie.
EIGENSCHAPPEN AGIP ARNICA 46/32
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
46
32
ISO-L-HV
Viscositeit bij 100 °C
mm2/s
45
32
ISO 11158
Viscositeit bij 40 °C
mm /s
7,97
6,40
AFNOR NF E 48603 HV
Viscositeitsindex
/
150
157
AISE 127
Ontbrandingspunt COC
°C
215
202
ATOS Tab. P 002-0/I
2
Vloeipunt
°C
-36
-36
BS 4231 HSE
Volumetrische massa bij 15 °C
kg/l
0,87
0,865
CETOP RP 91 H HV
COMMERCIAL HYDRAULICS
Danieli Standard 0.000.001 (AGIP ARNICA
22,46,68)
EATON VICKERS I-286-S3
EATON VICKERS M-2950
DIN 51524 t.3 HVLP
LAMB LANDIS-CINCINNATI P68, P69, P70
LINDE
PARKER HANNIFIN (DENISON) HF-0
REXROTH RE 90220-1/11.02
SAUER-DANFOSS 520L0463
Gegevens klimaatregeling
Waarden
Type gas
Reclin 134A
Hoeveelheid gas
0,8 kg
Gegevens van de cameraset (optioneel) (*)
Waarden
Merk
Continental VDO -
Type
LCD-kleurenscherm van 5"
Kleuren- en infraroodcamera
(*)
Voor andere gegevens/waardes van de kit, zie de betreffende handleidingen.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
15
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
HYDRAULISCH SYSTEEM
WATERSYSTEEM
(Zie Afb. AP)
1. Aangedreven wiel rechtsachter
2. Aangedreven wiel linksachter
3. Pomp voor aandrijvingsysteem
4. Dieselmotor
5. Motor aanzuigventilator
6. Radiateurolie hydraulisch systeem
7. Dubbele bedieningspomp
8. Verdeler aanzuigventilator
9. Gecombineerd filter hydraulisch systeem
10. Retourfilter hydraulisch systeem
11. Voorkeurklep
12. Handbediende pomp
13. Stuurbekrachtiging
14. Cilinder stuurinrichting
15. Motor koelventilator radiateur
16. Cilinder voor rechterklep omhoog
17. Cilinder voor linkerklep omhoog
18. Vergrendelcilinder rechterklep
19. Vergrendelcilinder linkerklep
20. Cilinder waterrecirculatie afvalcontainer
21. Klep koelventilator radiateur
22. Cilinder omhoog brengen afvalcontainer
23. Olietank hydraulisch systeem
24. Terugslagklep
25. Lossen olietank hydraulisch systeem
26. Vullen olietank hydraulisch systeem
27. Klep waterpomp
28. Hydraulische verdeler versnellingsbak
29. Klep voor drukregeling borstels
30. Pomp aanzuigventilator
31. Cilinder voor verbreding borstel rechts
32. Cilinder voor verbreding borstel links
33. Cilinder rechts voor aanzuigmond omhoog
34. Cilinder links voor aanzuigmond omhoog
35. Cilinder voor borstel rechts omhoog
36. Cilinder voor borstel links omhoog
37. Cilinder rechts kanteling afvalcontainer
38. Cilinder links kanteling afvalcontainer
39. Cilinder voor kanteling derde borstel
40. Cilinder voor verbreding derde borstel
41. Elektroverdeler secundair
42. Bladveer rechtsvoor
43. Bladveer linksvoor
44. Hoofdverdeler
45. Cilinder flap
46. Magneetklep derde borstel
47. 6-wegsverdeler
48. Motor borstel rechts
49. Motor borstel links
50. Motor derde borstel
51. Waterpomp
52. Cilinder omhoog brengen derde borstel
53. Kraantje blokkering derde borstel
54. Blokkeerklep
(Zie Afb. AQ)
1. Watertanks
2. Waterreservoir
3. Filter vullen
4. Filter waterpomp
5. Waterpomp
6. Hoofdkraan
7. Snelkoppeling reinigingsspuitmond
8. Reinigingsspuitmond
9. Spuitmond slang handbediening
10. 4-wegsverdeler
11. Kraantje spuitmonden borstels links/rechts
12. Kraantje spuitmond derde borstel
13. Kraantje spuitmonden aanzuigmond
14. Spuitmond zijborstel rechts
15. Spuitmond zijborstel links
16. Spuitmond derde borstel
17. Spuitmonden aanzuigmond
18. Slang
19. 6-wegsverdeler
20. Kraantje spuitmond slang handbediening
21. Terugslagklep
16
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
Zekeringenkastje ‘F4’ 16-wegs (16, Afb. D)
De machine is voorzien van drie kastjes met smeltzekeringen
(F3, F4 en F6) in de cabine en drie maxizekeringen
in het elektrokastje (32, Afb. G). Hieronder worden de
beveiligingscircuits voor de bovengenoemde zekeringen
vermeld.
–
F2:
Zekering cabine en starten motor (40 A) (33, Afb.
G)
Zekeringenkastje ‘F3’ 16-wegs (16, Afb. D)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
NEDERLANDS
F3.1: Zekering geluidssignaal en ruitenwisser (10 A)
F3.2: Zekering voeding koplampen, stuurbediening en
plafondverlichting (25 A)
F3.3: Zekering voeding onderbreking richtingaanwijzers
en autoradio (15 A)
F3.4: Zekering kentekenverlichting, positielichten
rechtsboven, positielichten rechtsonder,
positielichten linksachter en zoemer verlichting (7,5
A)
F3.5: Zekering positielichten linksboven, positielichten
linksonder, positielichten rechtsachter en
controlelampje positielichten (7,5 A)
F3.6: Zekering voeding dimlichten (10 A)
F3.7: Zekering voeding en controlelampje groot licht (10
A)
F3.8: Vrije zekering
F3.9: Vrije zekering
F3.10: Zekering voeding (+30) onderbreking
richtingaanwijzers (10 A)
F3.11: Zekering knipperlichten (10 A)
F3.12: Zekering voeding dashboard, voeding
regeleenheid stuurbediening, urenteller en voeding
microschakelaar stoel (7,5 A)
F3.13: Zekering neutraalstand pedaal (10 A)
F3.14: Zekering voeding (+30) autoradio en voeding
monitor camera en bekrachtiging controlerelais D+
(10 A)
F3.15: Vrije zekering (10 A)
F3.16: Zekering voeding sensoren afvalcontainer (10 A)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
F4.1: Vrije zekering
F4.2: Zekering voeding pedaal vooruit en bekrachtiging
relais toestemming aandrijving (5 A)
F4.3: Zekering voeding (+30) optioneel (10 A)
F4.4: Zekering remlichten (10 A)
F4.5: Zekering voeding motor ruitenwisser,
stuurbediening ruitenwisser, relais ruitenwisser (15
A)
F4.6: Zekering kraantje warm water (10 A)
F4.7: Vrije zekering
F4.8: Zekering microschakelaar remlichten, voeding
vlotter brandstof en inschakeling sensor luchtfilter
(7,5 A)
F4.9: Zekering voeding schakelaar bedrijfsverlichting (20
A)
F4.10: Zekering voeding schakelaar hoogteregeling
bladveren (10 A)
F4.11: Zekering voeding ventilator cabine en voeding
ventilator klimaatregelaar (25 A)
F4.12: Zekering schakelaar inschakeling hydraulisch
systeem (5 A)
F4.13: Zekering bedrijfsverlichting aanzuigmond (15 A)
F4.14: Zekering bedrijfsverlichting achter (15 A)
F4.15: Zekering bedrijfsverlichting voor (15 A)
F4.16: Vrije zekering
Zekeringenkastje ‘F6’ 16-wegs (16, Afb. D)
–
–
–
–
–
–
F6.1:
F6.2:
F6.3:
F6.4:
F6.5:
F6.6:
–
–
–
–
–
F6.7:
F6.8:
F6.9:
F6.10:
F6.11:
–
F6.12:
–
–
F6.13:
F6.14:
–
F6.15:
–
F6.16:
Zekering aansteker (20 A)
Zekering voeding optional (10 A)
Zekering diagnoseaansluiting (10 A) (41, Afb. F)
Vrije zekering (15 A)
Vrije zekering (7,5 A)
Zekering voeding kleppen motor, voeding schema
AIA en weerstanden controlelampjes (15 A)
Zekering voeding EDC (15 A)
Zekering voeding EDC (15 A)
Zekering compressor (15 A) (35, Afb. G)
Zekering ventilator radiateur (30 A)
Zekering sensor water in brandstof en voeding
diagnoseaansluiting (+30) (10 A)
Zekering snelheidssensor en microschakelaar
afvalcontainer (7,5 A)
Zekering voeding regelschema rijden (7,5 A)
Zekering inschakeling bedrijfsverlichting en
antistartfunctie in werkconfiguratie (10 A)
Zekering manipulator, schakelaar derde borstel en
signaal werkconfiguratie (10 A)
Zekering beweging aanzuigmond en borstels,
turbine en beweging afvalcontainer (20 A)
Zekeringenkastje ‘FX’ 6-wegs (16, Afb. D)
–
–
–
–
–
–
RS 2200
FX.1: Zekering hoofdrelais en startrelais (50 A) (42, Afb.
G)
FX.2: Zekering bougies (40 A) (41, Afb. G)
FX.3: Zekering verwarming brandstof (20 A) (35, Afb. G)
FX.4: Zekering voeding cabine (+30) (50 A) (34, Afb. G)
FX.5: Vrije zekering (30 A) (33, Afb. G)
FX.6: Zekering voeding cabine (40 A) (31, Afb. G)
33019476(3)2010-02 A
17
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHRIJVING ALARMMELDINGEN
OPMERKING
De alarmmeldingen zijn onderverdeeld in ‘in het instrument (18, Afb. E)’ en ‘in de CAN-BUS-communicatiekabel’.
LET OP!
De alarmmeldingen worden maximaal 5 seconden weergegeven. Na die tijd wordt de alarmmelding opgeslagen
in de B_BOX (zie het deel Beschrijving van de displayfuncties). Het betreffende controlelampje blijft branden.
De alarmmeldingen in het instrument worden ook in de LIJST MET ALARMMELDINGEN weergegeven (zie
ALARM.01 en ALARM.02 in het deel Beschrijving van de displayfuncties).
De alarmmeldingen in het instrument worden gekenmerkt door de algemene tekst ‘ALARM’ (9, Afb. I) en door enkele symbolen
die de oorsprong (11) en de ernst (10) van de alarmmelding aangeven. Op de tweede tekstregel wordt de omschrijving van de
alarmmelding aangegeven (12, Afb. I). Bij enkele ernstige alarmmeldingen wordt de machine automatisch uitgeschakeld, wat wordt
aangegeven door de weergave (13, Afb. I), die zich voordoet na het resetten van de urenteller (14) die in 20 seconden gaat aftellen.
Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor de instrumenten kunnen er drie symbolen voor de ernst worden weergegeven:
-
Alarmmeldingen waarbij de werking van de machine niet in gevaar komt. Controleer/vervang het onderdeel dat de storing
vertoont.
-
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
-
STOP
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
De volgende alarmen in het instrument worden op het display (32, Afb. E) waargenomen en aangegeven:
–
Sensor brandstofpeil kortsluiting (16, Afb. I)
–
Sensor brandstofpeil onderbroken (15, Afb. I)
–
Oververhitting koelvloeistof dieselmotor (18, Afb. I) (dieselmotor wordt automatisch uitgeschakeld)
WAARSCHUWING!
Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt
dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (21, Afb. I).
–
Overdruk en/of lage oliedruk van de dieselmotor (17, Afb. I) (hierdoor wordt de dieselmotor automatisch uitgeschakeld)
WAARSCHUWING!
Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt
dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (22, Afb. I).
–
Water in brandstof (20, Afb. I)
–
Oververhitting hydraulische olie (19, Afb. I)
Als de bovengenoemde alarmen zich voordoen, gaan de betreffende lampjes branden; deze lampjes werden al in het hoofdstuk
Beschrijving van het bedieningspaneel en de knoppen beschreven.
Het instrument (18, Afb. E) zorgt voor het weergeven van enkele alarmen als de communicatiekabels met gegevens van de
dieselmotor worden onderbroken. De vermelde alarmen zijn de volgende:
–
Onderbreking datatransmissie met sensor motortoerental (23, Afb. I)
–
Onderbreking datatransmissie met temperatuursensor voor motorkoelvloeistof (24, Afb. I)
–
Onderbreking datatransmissie met sensor motoroliedruk (25, Afb. I)
18
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
De alarmen in de CAN-BUS-datatransmissiekabel worden aangegeven met de algemene tekst ‘ERR’ (2, Afb. I), samen met een
cijferreeks van 4/5 cijfers (4), waarmee het huidige alarm wordt aangegeven en met enkele symbolen die de oorsprong (6) en de
ernst (3) van het alarm aangeven. De weergave op de tweede tekstregel geeft de maatregel aan die het systeem heeft genomen
(5, Afb. I) op basis van het alarm en de aard van het probleem (1).
Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor het instrument in de CAN-BUS-datakabel kunnen er vier verschillende
symbolen voor de ernst worden weergegeven:
-
Niet-ernstig alarm. Raadpleeg de handleiding voor de alarmcode.
-
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
-
STOP
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
Alarm voor het deeltjesfilter. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
De interne alarmen voor de CAN-BUS die worden waargenomen en op het display (32, Afb. E) weergegeven, kunnen complex zijn:
–
alarmen voor dieselmotor, gekenmerkt door de weergave (7, Afb. I), waarbij de code (4) het alarm zelf aangeeft; deze code
moet aan het servicecentrum van Nilfisk worden doorgegeven. Dit zijn onder meer alarmen waarbij de motor automatisch
wordt uitgeschakeld:
• 164.3
Fout in druksignaal rail
• 190.2
Fout sensor motortoerental defect
• 629.2
Fout interne communicatie ECU
• 651.3
Fout storing circuit injector cilinder 1
• 652.3
Fout storing circuit injector cilinder 2
• 653.3
Fout storing circuit injector cilinder 3
• 654.3
Fout storing circuit injector cilinder 4
• 657.3
Fout storing circuit injector rij 1
• 658.3
Fout storing circuit injector rij 2
Tussen de motoralarmen die worden waargenomen, is er ook een alarm voor verminderde werking van het deeltjesfilter (29, Afb.
I), waarbij de dieselmotor niet automatisch wordt uitgeschakeld, maar waarbij de machine meteen door de bediener moet worden
uitgeschakeld. Neem in dat geval contact op met een servicecentrum van Nilfisk.
–
alarmen bij storingen in de communicatie op de CAN-BUS-kabel, gekenmerkt door de weergave (26, Afb. I), waarbij het cijfer
(27) varieert op basis van de storing; dit cijfer moet ook bij het servicecentrum van Nilfisk worden gemeld. De alarmen zijn de
volgende:
• SYSCODE.99
AIA-circuit losgekoppeld
• SYSCODE.01
Signaal van de gashendel is hoger dan de maximale grenswaarde (lijn 1)
• SYSCODE.02
Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 1)
• SYSCODE.03
Signaal van de gashendel is hoger dan maximale grenswaarde (lijn 2)
• SYSCODE.04
Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 2)
• SYSCODE.05
Signaal van het gaspedaal is hoger dan maximale grenswaarde
• SYSCODE.06
Signaal van het gaspedaal is lager dan minimale grenswaarde
• SYSCODE.08
Signaal van de sensor voor afvalcontainer niet aanwezig bij heffen
• SYSCODE.09
Signaal van lijn 1 en signaal van lijn 2 komen niet overeen met de toegestane signalen
ACCESSOIRES / OPTIES
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de machine worden uitgerust met de volgende accessoires/optionals, op
basis van het gebruik van de machine:
–
Uitvoering veegmachine:
• Borstels met zachtere of hardere haren dan de standaarduitvoering, op basis van het te behandelen oppervlak.
• Cameraset
• Krik
• Brandblusser
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
19
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden:
– GEVAAR
– LET OP
– WAARSCHUWING
– ADVIES
LET OP!
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
VOOR HET STARTEN
1.
Vul waar nodig brandstof bij via de vuldop (9, Afb. F).
WAARSCHUWING!
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
WAARSCHUWING!
Gebruik alleen diesel en geen biodiesel.
2.
Controleer het waterpeil in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de symbolen verifieert (12, Afb. H):
•
hoofdtank en secundaire tank vol
•
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
•
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
•
! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer
dan 10 seconden laag blijft.
3.
4.
Waar nodig kunt u water bijvullen zoals aangegeven in het deel De watertanks van het stofbestrijdingssysteem vullen/legen.
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn.
20
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR
Starten van de dieselmotor
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Ga op de bestuurdersstoel (26, Afb. D) zitten en controleer of de parkeerrem (3) is geactiveerd.
Stel de positie van de stoel naar wens in met de hendels (28, 29, 30 en 35, Afb. D), zoals in het deel Afstelling van de
bestuurdersstoel wordt beschreven.
Ontgrendel de hendel (20, Afb. E) en stel eventueel de stand van het stuurwiel af.
Stel de buitenspiegels af voor beter zicht tijdens het manoeuvreren.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand ‘MIN’ (helemaal naar achteren).
Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) in de neutraalstand (midden).
Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar boven gedrukt.
OPMERKING
De machine is voorzien van een veiligheidssysteem dat voorkomt dat de dieselmotor wordt gestart als de schakelaar
(31, Afb. E) is ingedrukt.
8.
Controleer of de noodknop (20, Afb. E) niet is ingedrukt.
LET OP!
De noodknop stopt de dieselmotor en zorgt dat de motor niet kan worden gestart.
9.
Doe de veiligheidsgordels (17, Afb. D) om.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordels moeten altijd worden bevestigd voor de veiligheid van de bediener.
OPMERKING
Bij het opstarten van het paneel wordt er op de beginpagina van het display (23, Afb. H) een symbool (22) weergegeven
dat aangeeft dat de gordels moeten worden bevestigd.
10. Steek de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact, druk de sleutel in en draai de sleutel één slag rechtsom en laat hem in deze
stand staan. Op dat moment gaan de volgende controlelampjes aan:
• Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor (7, Afb. E)
• Controlelampje accu (9, Afb. E)
• Controlelampje oliedruk dieselmotor (4, Afb. E)
• Controlelampje parkeerrem ingeschakeld (3, Afb. E)
Op het display (32, Afb. E) wordt automatisch eerst de beginpagina en daarna de verplaatsingsconfiguratie weergegeven;
die laatste blijft staan, ook als de motor is gestart. Om te weten welke opties er zijn en de aanduidingen op het display wordt
verwezen naar de paragraaf Functies van het display. Als het controlelampje voor voorverwarming van de bougies (7, Afb. E)
uit gaat, draait u de contactsleutel met de klok mee tot hij niet verder kan; laat de sleutel los als de dieselmotor start.
WAARSCHUWING!
Vooral in zeer koude klimaten moet u enkele minuten (ongeveer 2 minuten) wachten voordat u de motor start,
als het controlelampje voor de voorverwarming van de bougies niet alleen het verwarmen van de bougies
aangeeft, maar ook het verwarmen van de brandstof.
WAARSCHUWING!
Vooral voor koude klimaten dienen de voorverwarmingstijden worden aangehouden om excessieve
rookvorming te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Laat de contactsleutel bij het starten van de dieselmotor niet te lang ingeschakeld (maximaal 20 seconden) om
de startmotor niet de beschadigen. Wanneer de motor niet start, wacht dan even voordat u opnieuw probeert.
Voordat u opnieuw probeert te starten, de sleutel terugdraaien, tegen de klok in, tot de beginpositie.
Als de dieselmotor na twee pogingen nog niet is gestart, moet u de hulp inroepen van degene die
verantwoordelijk is voor de machine.
11. Controleer met ingeschakelde motor of alle controlelampjes uit zijn en er geen alarmen worden aangegeven.
12. Laat de motor enkele minuten draaien zodat de motor warm wordt, vooral als de omgevingstemperatuur laag is.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
21
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Stoppen van de dieselmotor
1.
2.
3.
Laat de machine enkele minuten stilstaan bij stationair toerental zodat het systeem zich kan stabiliseren.
Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
LET OP!
Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar
boven gedrukt.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
De machine mag worden gestart om te worden opgesteld:
–
in de verplaatsingsconfiguratie
–
in de werkconfiguratie
Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven.
LET OP!
Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden,
vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat.
WAARSCHUWING!
Alvorens met het verplaatsen te beginnen, de bandendruk controleren en indien nodig op druk brengen [6 Bar
(87 psi)].
De machine op de verplaatsingsconfiguratie instellen
WAARSCHUWING!
Voordat u de machine in de verplaatsingsconfiguratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er
geen alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie paragraaf
Functies van het display).
Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) moet de verplaatsingsconfiguratie als volgt worden ingesteld:
1. Controleer of de parkeerrem (3, Afb. D) is ingeschakeld.
2. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
3. Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
OPMERKING
De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal.
WAARSCHUWING!
Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal
is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik
van de machine.
4.
Controleer mechanisch de stand van de aanzuigmond, waarbij de slag van de ketting (1, Afb. S) korter is, zodat de buitenste
ring (2) loskomt en een van de volgende ringen (3) in de haak (4) vastgrijpt.
OPMERKING
Deze functie voorkomt dat de aanzuigmond op de grond steunt bij een defect in het hydraulisch systeem.
5.
Controleer mechanisch de stand van de derde borstel door de haak van de ketting (6, Afb. U) in de verplaatsingspositie (1) op
de arm van de derde borstel (2) te bevestigen.
22
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
6.
NEDERLANDS
Kies de verplaatsingsmodus: als u één keer op het onderste deel van de schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘snelle
rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 40 km/u rijden; als u nog een keer op het onderste deel van de
schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘langzame rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 25 km/u rijden.
WAARSCHUWING!
U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste
stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil.
LET OP!
Bij de hoge rijsnelheid gaat ook de schakelaar (21, Afb. E) branden.
OPMERKING
Als u de machine start, staat deze in de langzame rijsnelheid.
OPMERKING
De eerder beschreven handelingen zijn alleen mogelijk voor machines met versnellingsbak. Als dat niet het geval is, is
de maximumsnelheid 25 km/h.
7.
Zet de gashendel (2, Afb. D) naar voren totdat op het display (32, Afb. E) 2.300 omw/min wordt aangegeven.
OPMERKING
Als de motor tijdens het rijden per ongeluk 2.350 omw/min bereikt, zorgt een beveiligingssysteem voor een te hoog
motortoerental dat de voeding naar de motor zelf wordt onderbroken, terwijl op het display het toerental (32, Afb. E)
knippert om de storing aan te geven.
8.
Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat
geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd.
9. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) uit.
10. Druk geleidelijk het gaspedaal (5, Afb. D) in.
11. Begin met de machine met de handen op het stuurwiel (15, Afb. E) te rijden.
12. De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
OPMERKING
Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine
omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt
zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken.
WAARSCHUWING!
Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat.
LET OP!
Houd er tijdens de manoeuvres rekening mee dat de machine geleed is.
LET OP!
Controleer tijdens het manoeuvreren of er geen mensen in de buurt van de gelede onderdelen van de machine
aanwezig zijn.
De machine in de verplaatsingsconfiguratie stoppen
1.
Er zijn drie mogelijkheden om de machine te stoppen:
• Laat het gaspedaal langzaam los (motorrem op alle vier wielen).
• Druk het rempedaal in (servicerem op alle vier wielen).
OPMERKING
Als u het pedaal indrukt, wordt de neutraalstand van de machine ingeschakeld.
2.
3.
• Schakel de parkeerrem in (hulprem op de voorwielen).
Zet de gashendel van de motor (2, Afb. D) in de laagste stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
LET OP!
Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de
motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen.
4.
Stop de machine na de werkzaamheden zoals aangegeven in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
23
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
De machine op de werkconfiguratie instellen en gebruiken
WAARSCHUWING!
Voordat u de machine in de werkconfiguratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er geen
alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie het deel Functies
van het display).
Ga voor het opstellen van de machine in de werkconfiguratie als volgt te werk:
1. Haal de derde borstel los door de haak van de ketting (6, Afb. U) los te halen uit de verplaatsingspositie (1) op de arm van de
derde borstel (2) en het kraantje (3) te openen door de hendel 90° te draaien [de hendel zelf moet parallel aan de hefcilinder
(4) staan].
2. Bevestig de haak in de opening (7, Afb. U) van de onderarm van de derde borstel (5).
WAARSCHUWING!
Blokkeer na de werkcyclus en tijdens de bewegingsfase de arm van de derde borstel door de haak in de
oorspronkelijke verplaatsingspositie (1) te bevestigen en het kraantje (3) te sluiten.
3.
Verwijder de beveiligingsspil (1, Afb. V) van de arm van de borstels (2) door de splitpen (3) te verwijderen zodat de arm
omlaag kan worden gezet. Voer de procedure voor de arm rechts en links uit.
WAARSCHUWING!
Na de werkcyclus en tijdens de verplaatsingsfase moet u de beveiligingsspil (1, Afb. V) in beide armen van de
borstel steken.
4.
5.
6.
Wanneer de hoek van de borstel moet worden vergroot of verkleind, draait u de trekstang (4, Afb. V) zo veel als nodig losser of
vaster.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
Kies de langzame rijsnelheid tijdens het verplaatsen door op het bovenste deel van de schakelaar (21, Afb. E) te drukken.
WAARSCHUWING!
U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste
stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil.
7.
8.
9.
10.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.
Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is.
Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de
symbolen verifieert (12, Afb. H):
•
hoofdtank en secundaire tank vol
•
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
•
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
•
! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer
dan 10 seconden laag blijft.
11. Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
12. Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
24
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
13. Start het draaien van de zijborstels en de aanzuigventilator door op de schakelaar (29, Afb. E) in het onderste deel tot de
tweede slag te drukken.
14. Stel het toerental van de zijborstels af door de potentiometer (13, Afb. E) rechtsom te draaien. Als de potentiometer helemaal
linksom wordt gedraaid, draaien de borstels niet.
15. Laat de aanzuigmond en de zijborstels zakken door het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) ingedrukt te houden.
Tijdens het zakken worden de borstels breder.
WAARSCHUWING!
Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er
markeringen op de vloer achterblijven.
16. Houd waar nodig de aanzuigmond omhoog met de ketting (1, Afb. S).
17. U kunt de hoogte afstellen door de slag van de ketting (1, Afb. S) te verkleinen, zodat de buitenste ring (2) loskomt, en een van
de volgende ringen (3) aan de haak (4) vast te maken. Kies de ring op basis van de gewenste hoogte.
18. Waar nodig kunt u de zijborstels naar binnen duwen en/of opnieuw breder maken met de schakelaar (31, Afb. D) in het
onderste of bovenste deel afhankelijk van de situatie.
19. Schakel waar nodig de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken. Doseer de
watertoevoer van de spuitmonden van de borstels met het kraantje (8, Afb. D) terwijl de toevoer van de spuitmonden van de
aanzuigmond met het kraantje (10) kan worden ingesteld.
20. Gebruik waar nodig de derde borstel; gebruik de borstel rechtsom of linksom draaiend; druk op de schakelaar (46, Afb. D) in
het bovenste of onderste deel. Als u de rechterborstel moet gebruiken, kunt u deze linksom of rechtsom laten draaien.
21. Zet de arm van de derde borstel haaks op de cabine en druk op de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator.
22. Kantel de derde borstel door op de drukknop (44, Afb. D) op de manipulator te drukken. De borstel moet in een bepaalde hoek
de grond raken, om de wrijving te verhogen als de borstel omlaag staat.
23. Laat de derde borstel op de grond steunen door op de drukknop (42, Afb. D) op de manipulator te drukken. Als de borstel
contact maakt met de grond, wordt de onderarm van de derde borstel helemaal naar rechts of links uitgeschoven, afhankelijk
van hoe de borstel draait, linksom of rechtsom. Stel de kanteling van de derde borstel af door op de drukknop (45, Afb. D) op
de manipulator te drukken.
24. Als de onderarm niet breder wordt, als de borstel niet voldoende aan de grond hecht omdat hij te glad is, dan moet u het
midden afstellen met de knop (8, Afb. U). Als u de knop (8) losdraait, wordt de onderarm breder voor gladdere oppervlakken.
25. Stel de breedte van het reinigingsvlak van de derde borstel af door de stand van de onderarm (5, Afb. U) te variëren. Als u op
de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator drukt, beweegt de borstel naar rechts, als u de drukknop (40) indrukt, beweegt de
borstel naar links.
26. Als er water naar de spuitmond moet worden toegevoegd, opent u de straal met het kraantje (9, Afb. D) en stelt u de straal af.
27. Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat
geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd.
28. Schakel de parkeerrem uit met de hendel (3, Afb. D).
29. Begin met de veegwerkzaamheden door de machine met de handen op het stuur (15, Afb. E) te draaien en voorzichtig op het
voorste deel van het pedaal (5, Afb. D) te drukken.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal (5).
Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, flessen, enz.).
OPMERKING
Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine
omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt
zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken.
WAARSCHUWING!
Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
25
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Verzamelen van omvangrijke stukken
1.
Als er groot vuil moet worden opgezogen, opent u de flap van de aanzuigmond met de drukknop (38, Afb. D) op de
manipulator.
• Let op: als de voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner.
• Druk op de drukknop (39, Afb. D) op de manipulator om de flap te sluiten.
OPMERKING
Als de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil verzamelen.
2.
Als de werkzaamheden zijn voltooid en wanneer de afvalcontainer (2, Afb. G) vol is, moet u deze legen.
Zie hiervoor het volgende deel.
De machine in de werkconfiguratie stoppen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
Laat het pedaal (5, Afb. D) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (4, Afb. D) in.
Schakel de parkeerrem in met de hendel (3, Afb. D).
Stop het draaien van de borstels en de aanzuigventilator door de schakelaar (29, Afb. E) in de tussenstand te zetten.
Zet de aanzuigmond en de zijborstels omhoog door de schakelaar (29, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden totdat
deze helemaal omhoog staan.
Sluit de onderarm van de derde borstel door de draairichting om te draaien door de schakelaar (46, Afb. D) in te drukken.
Zet de derde borstel omhoog door op de drukknop (43, Afb. D) op de manipulator te drukken.
Sluit de arm van de derde borstel door op de drukknop (40, Afb. D) op de manipulator te drukken.
Schakel de waterpompen van het stofbestrijdingssysteem uit door op het onderste deel van de schakelaar (28, Afb. E) te
drukken.
Als de kranen van het water voor het stofbestrijdingssysteem (8, 9, 10, Afb. D) zijn geopend, moet u ze sluiten.
Zet de potentiometer voor het afstellen van het motortoerental (12, Afb. E) op stationair en laat de machine zo enkele minuten
staan zodat het systeem wordt gestabiliseerd.
Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is.
Schakel het hydraulische systeem uit door op de schakelaar (31, Afb. E) in het bovenste deel te drukken.
Zet de rijhendel (11, Afb. D) in de middelste stand.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
LET OP!
Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de
motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen.
15. Doe als ze aan zijn, de lichten uit.
16. Stap van de machine en zet de veiligheidspennen van de zijborstels in de oorspronkelijke stand (ingeschakeld) en zet de
ketting voor blokkering van de derde borstel weer in de oorspronkelijke stand.
26
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
DE AFVALCONTAINER LEGEN
De maximale hoogte voor het legen van de afvalcontainer is 1.600 mm (63 in).
Ga volgens de volgende punten te werk bij het legen van de afvalcontainer.
1. Stop de machine in de werkconfiguratie zoals in het vorige deel werd beschreven.
2. Start de dieselmotor volgens de informatie in het betreffende deel en zet deze in de buurt van het gebied voor het legen van
de container.
LET OP!
Los het afval op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken.
Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (2, Afb. G).
3.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
4.
Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) voorzichtig omhoog door de drukknop (24, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden.
OPMERKING
De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal.
WAARSCHUWING!
Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal
is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik
van de machine.
5.
Als de afvalcontainer omhoog staat, kantelt u de container door de drukknop (22, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te
houden. Tijdens het kantelen gaat de klep automatisch open zodat het vuil uit de container valt.
WAARSCHUWING!
Als u tijdens het legen van de afvalcontainer merkt dat de achterste klep niet normaal open gaat, kunt u de
vergrendelingscilinders (1, Afb. W) controleren door de inspectieluiken (2) te verwijderen. Voer dezelfde
procedure aan beide kanten uit.
6.
7.
Als de container is geleegd, moet u de afvalcontainer reinigen zoals wordt aangegeven in het hoofdstuk Onderhoud.
Zet de afvalcontainer weer in de horizontale stand door de drukknop (22, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden.
OPMERKING
Het terugzetten van de afvalcontainer is essentieel, omdat de machine is voorzien van sensoren die het omlaag zetten
van de container blokkeren als deze niet in de horizontale stand staat.
8.
Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) helemaal omlaag door de drukknop (24, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden
totdat het controlelampje (3) uit is.
9. Start de aanzuigventilator enkele minuten door de schakelaar (30, Afb. E) in het onderste deel in te drukken. De achterklep
van de afvalcontainer sluit nu.
10. Schakel de ventilator uit door op de schakelaar (30, Afb. E) in het bovenste deel te drukken.
11. De machine kan weer terug naar de werkplaats.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
27
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK VAN DE AANZUIGSLANG AAN DE ACHTERKANT
Gebruik van de handmatige aanzuigslang
1.
2.
3.
4.
Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
5.
Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
6.
7.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden.
Zet de reductor voor aanzuiging (1, Afb. Q) (deze bevindt zich in de cabine) op de verbindingsslang (2) tussen de
aanzuigmond en de afvalcontainer.
8. Zet de afvalcontainer omlaag door het onderste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden.
9. Schakel de aanzuigventilator in door op het onderste deel van de schakelaar (30, Afb. E) te drukken.
10. Controleer het waterpeil in de tanks voor het stofbestrijdingssysteem en vul eventueel bij.
11. Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken.
WAARSCHUWING!
Controleer of de kraantjes van de spuitmonden van de aanzuigmond zijn gesloten.
12. Zet de slang (3, Afb. Q) omhoog uit de houder in het achterste deel van de machine en begin met reinigen.
13. Trek aan de stekker (5, Afb. Q) en draai de handgreep (6) in de stand die in de afbeelding wordt aangegeven. Blokkeer de
handgreep in deze stand en laat de stekker (5) los. Controleer of de stekker op zijn plaats gaat.
14. Open waar nodig de kogelklep (4, Afb. Q) om het water uit de spuitmond van de achterste slang te laten lopen.
GEBRUIK VAN DE RUITENWISSER
Gebruik voor het inschakelen van de ruitenwisser de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving
van de machine worden beschreven.
GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE
1.
2.
Stel de luchttemperatuur af met de keuzeschakelaar (25, Afb. D). Draai de knop rechtsom om de luchttemperatuur te
verhogen.
Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden.
LET OP!
Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet.
OPMERKING
In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig.
28
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE
1.
2.
3.
4.
U kunt de klimaatregeling inschakelen door de knop (24, Afb. D) rechtsom te draaien in de eerste stand.
Stel de temperatuur af met de keuzeschakelaar (24, Afb. D). U kunt de luchttemperatuur verlagen door deze rechtsom te
draaien.
Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden.
Wanneer u de klimaatregeling wilt uitschakelen, zet u de keuzeschakelaar (24, Afb. D) in de beginstand.
LET OP!
Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet.
OPMERKING
In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig.
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
U kunt het verlichtings- en signaleringssysteem inschakelen met de schakelaar (17, Afb. E). In de eerste stand worden de
positielichten ingeschakeld, in de tweede stand worden de dimlichten ingeschakeld. Gebruik voor het inschakelen van het grootlicht
de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving van de machine worden beschreven.
INSCHAKELING VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING
1.
2.
3.
Als u het verlichtings- en signaleringssysteem voor wilt inschakelen, moet u het hydraulische systeem inschakelen door op de
schakelaar (31, Afb. E) in het onderste deel te drukken.
Gebruik de schakelaar (25, Afb. E) om de bedrijfsverlichting voor en de bedrijfsverlichting van de aanzuigmond in
te schakelen. Als de schakelaar (25, Afb. E) in de stand ‘0’ (helemaal ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt
alle bedrijfsverlichting uitgeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘1’ (ingedrukt in de tussenstand) staat, wordt alle
bedrijfsverlichting voor ingeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘2’ (helemaal ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt
naast de bedrijfsverlichting voor alle bedrijfsverlichting voor de aanzuigmond ingeschakeld.
Gebruik de schakelaar (16, Afb. E) om de bedrijfsverlichting achter in te schakelen. Als de schakelaar (16, Afb. E) in de
stand ‘0’ (ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine uitgeschakeld. Als de
schakelaar (16, Afb. E) in de stand ‘1’ (ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine
ingeschakeld.
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (21, Afb. D).
AFSTELLING VAN DE BESTUURDERSSTOEL
1.
2.
3.
4.
De bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan horizontaal worden versteld door de hendel (28) naar de buitenkant te zetten totdat de
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
U kunt de vering van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de knop (29) te draaien. Verhoog de hoeveelheid vering door de knop
linksom te draaien, verlaag de hoeveelheid vering door de knop rechtsom te draaien (kijk op de knop).
De hellingsgraad van de bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan worden versteld door de hendel (30) omhoog te zetten totdat de
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
U kunt de hoogte van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de hendel (35) te draaien.
DE BLOKKEERSTANG VAN DE AFVALCONTAINER NAAR BINNEN STEKEN
Als er werkzaamheden onder de afvalcontainer moeten worden uitgevoerd, moet de veiligheidsstang als volgt worden geplaatst:
1. Zet de afvalcontainer helemaal omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) in te drukken.
2. Zet de veiligheidsstang in de ruststand (1, Afb. M) naar de voorkant van de machine (in de richting van de pijl) tot de eindslag.
3. Draai de veiligheidsstang in de stand naar voren (2, Afb. M) naar de grond (in de richting van de pijl).
4. Laat het uiteinde van de veiligheidsstang (3, Afb. M) op de dop van de hefcilinder (4) steunen.
5. Als de werkzaamheden zijn voltooid, zet u de veiligheidsstang terug in de ruststand (1) door de punten 2, 3 en 4 in
omgekeerde volgorde uit te voeren.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
29
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
HANDMATIG OMHOOG BRENGEN VAN DE AFVALCONTAINER
U kunt de afvalcontainer als volgt handmatig omhoog of omlaag zetten (bijvoorbeeld bij een storing in de dieselmotor of het
hydraulische systeem).
Handmatig omhoog brengen van de afvalcontainer
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
1. Als de afvalcontainer vol is, moet u deze handmatig legen.
2. Schakel de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te verwijderen.
3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
4. Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel d.8.
5. Verwijder de hendel (20, Afb. F) van de handbediende pomp (1, Afb. N).
6. Zet de hendel (2, Afb. N) in de uitsparing (3) van de handbediende pomp.
7. Schakel voorzichtig de pomp (1, Afb. N) in met de hendel (2) en breng de afvalcontainer zo ver omhoog dat de
veiligheidsstang (3, Afb. M) kan worden geplaatst.
WAARSCHUWING!
Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) is zoals in het vierkant (9) wordt aangegeven, moet u
voordat u de vorige instructie uitvoert eerst de hendel van het kraantje (6) van de stand (7) naar de stand (8)
zetten.
Handmatig omlaag brengen van de afvalcontainer
1.
2.
3.
Zet de blokkeerstang weer in de ruststand (1, Afb. M).
Laat de afvalcontainer zakken door het ontgrendelwiel (4, Afb. N) in het onderste deel van de handbediende pomp (1) los te
draaien.
Als de afvalcontainer omlaag staat, draait u het ontgrendelwiel (4) vast.
WAARSCHUWING!
Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) eruitziet zoals in het vierkant (9), dan moet de hendel
van het kraantje (6) in de oorspronkelijke stand (7) worden gezet.
GEBRUIK VAN DE REINIGINGSINSTALLATIE ONDER HOGE DRUK
De machine is voorzien van een distributiesysteem voor hogedruk water om te gebruiken voor de reiniging van de machine zelf of
voor andere doeleinden. Deze installatie wordt gevoed vanuit de tanks van het stofbestrijdingssysteem.
De gebruiksprocedure worden hiernavolgend beschreven.
1. Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de
symbolen verifieert (12, Afb. H):
•
hoofdtank en secundaire tank vol
•
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
•
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
•
! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nilfisk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpompen niet worden ingeschakeld als het niveau in de watertanks
langer dan 10 seconden laag blijft.
2.
3.
4.
Zet de machine waar mogelijk op een stevige, vlakke ondergrond.
Stop de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
Draai de hendel van klep (4, Afb. O) 90° om de watertoevoer naar de hogedrukpomp te leiden. De hendel moet verticaal staan
(haaks op de grond).
WAARSCHUWING!
Na de werkzaamheden zet u de hendel weer in de horizontale stand (parallel met de grond).
30
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
5.
6.
7.
8.
NEDERLANDS
Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
9.
Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
10. Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken.
11. Verwijder de spuitmond met slang (1, Afb. O) op de linkerzijde van de afvalcontainer (2, Afb. G).
12. Sluit de slang van de spuitmond (2, Afb. O) aan op de aansluiting op de achterkant van de machine (3).
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
13. Gebruik de spuitmond door op de hendel van de betreffende spuit (5, Afb. O) te drukken.
14. Als u de spuitmond niet meer nodig hebt, schakelt u de waterpomp uit met het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E)
en drukt u op de hendel van de spuit (5) om het systeem te legen.
15. Voer de punten 4 tot en met 13 na het legen in de omgekeerde volgorde uit.
DE WATERTANKS VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM VULLEN/LEGEN
Vul/leeg waar nodig de watertanks van het stofbestrijdingssysteem (2 en 3 Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) en ga daarbij als volgt te
werk.
1. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
2. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
3. Wanneer er een waterreservoir aanwezig is, gaat u als volgt te werk:
• Haal de slang (40, Afb. G) los uit de houder en sluit de slang aan op een kraan.
• Open de klep van het waterreservoir totdat de tanks worden gevuld.
4. Wanneer er een normale wateraansluiting is, gebruikt u een slang en vul u de tanks via de vuldoppen (10, 11, 12, 13, Afb. G).
5. Wanneer de tanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) moeten worden geleegd, gebruikt u de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9,
Afb. G).
OPMERKING
De tanks zijn onderling verbonden.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
31
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGING VAN DE BANDEN
1.
2.
3.
4.
5.
Controleer of de machine op een vlakke en stevige ondergrond staat, vooral wanneer de afvalcontainer vol is.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Controleer of de machine ook met een opgehesen wiel niet zelf kan bewegen (de parkeerrem werkt alleen op de voorwielen).
Indien nodig de machine vastzetten met wielblokken die op de grond blijven staan.
Gebruik een hydraulische krik met een minimale draagkracht van 3 ton.
Demontage/montage van een achterwiel
1.
2.
3.
4.
Plaats de krik (1, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (2), aangegeven door de sticker, onder het achterchassis
(3) zoals in de afbeelding.
Gebruik voorzichtig de krik (1, Afb. R) met de hendel (9) en breng het te demonteren wiel (4) omhoog totdat het iets van de
grond afkomt.
Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel.
Zet het wiel terug door de punten 6 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren
wiel: 200 N·m
Demontage/montage van een voorwiel
1.
2.
3.
4.
Plaats de krik (5, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (6), aangegeven door de sticker, onder het voorchassis (7)
zoals in de afbeelding.
Gebruik voorzichtig de krik (5, Afb. R) met de hendel (10) en breng het te demonteren wiel (8) omhoog totdat het iets van de
grond afkomt.
Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel.
Zet het wiel terug door de punten 10 tot en met 12 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel
bevestigingsmoeren wiel: 200 N·m.
TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk.
1. Leeg de afvalcontainer. Als de hoeveelheid materiaal minimaal is, is het niet nodig de container te legen.
2. Schakel de parkeerrem (3, Afb. B) uit.
3. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. B) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
4. Als het om een korte afstand gaat, sleep de machine dan door deze aan de trekhaak (28, Afb. F) te bevestigen, aangegeven
door de sticker.
WAARSCHUWING!
Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden.
5.
Als het om een langere afstand gaat, moet u voordat u de machine aan de trekhaak (28, Afb. F) koppelt eerst de schroef van
de by-passklep (2, Afb. T) op de pomp van het aandrijvingssysteem (1, Afb. T) losdraaien.
WAARSCHUWING!
Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden.
GEBRUIK VAN DE CAMERASET (optioneel)
Het videocamerasysteem kan handmatig of automatisch met het gaspedaal worden ingeschakeld.
1. Stel de stand van de monitor (1, Afb. AO) af door de hendel (3) te deblokkeren en deze in de optimale stand opnieuw te
blokkeren.
2. Handmatige inschakeling
• Schakel, terwijl de machine in de neutraalstand staat (gaspedaal niet ingetrapt), het videosysteem (1, Afb. AO) en de
camera’s (4 en 5) in met de schakelaar (2) terwijl de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact zit. Op de monitor wordt het
beeld van de camera voor en achter weergegeven.
3. Automatische inschakeling
• Als u met de sleutel in het contact (6, Afb. D) een rijrichting kiest door de keuzeschakelaar voor de rijrichting (11) naar
voren of naar achteren te zetten, dan worden het videosysteem (1, Afb. AO) en de camera’s (4 en 5) ingeschakeld. Op de
monitor worden de beelden van de camera’s voor of achter weergegeven, afhankelijk van of de keuzeschakelaar (11, Afb.
D) in vooruit of achteruit staat.
4. Raadpleeg de handleiding van de cameraset voor gebruik van de andere schakelaars van de monitor.
32
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Plaats de machine na gebruik als volgt:
1. Afvalcontainer omlaag (zie het deel Gebruik van de machine).
2. Motor uitgeschakeld (zie het deel Starten en stoppen van de dieselmotor).
3. Verlichting uitgeschakeld.
4. Parkeerrem ingeschakeld.
5. Contactsleutel verwijderd.
VERVOER/BEWEGING
Om de machine te vervoeren/verplaatsen moet u de machine met banden in de bevestigingspunten bevestigen, zodat de machine
stevig vastzit aan het vervoersmiddel.
LET OP!
Het verankeren van de machine moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Verankering op het laadbord
Voer de volgende handelingen uit voor de verankering van de machine tijdens het vervoer:
1. De machine in de verplaatsingsconfiguratie zetten (zie de procedure in het betreffende deel).
2. Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (6, Afb. D).
3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
4. Sluit alle kleppen, kappen, etc.
5. Bevestig de machine op het laadbord met geschikte banden (1, Afb. B) zoals in Afb. B.
6. Blokkeer de vier wielen met wielblokken (2, Afb. B).
Verplaatsing van de machine op het laadbord
U kunt de machine als volgt op het laadbord plaatsen:
1. Gebruik een vorkheftruck met een geschikt draagvermogen (35/40 ton).
2. Plaats het laadbord in de aangegeven punten op het laadbord zelf.
WAARSCHUWING!
Wanneer u niet-geschikte punten gebruikt, moet u controleren of de machine in balans is.
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, raden wij u het volgende aan:
1. Zet de machine in de ruststand; ga hierbij te werk zoals wordt beschreven in het deel Na gebruik van de machine.
2. De machine opslaan in een gesloten, droge en schone ruimte die afgeschermd is van de weersomstandigheden en die voldoet
aan de volgende omgevingswaarden:
• Temperatuur: van +1 °C tot +50 °C
• Vochtigheid: maximaal 95%
3. Ontkoppel de minpool van de accu.
4. Behandel de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste gebruiksperiode (de eerste 8 uur) moet u de volgende handelingen uitvoeren:
1. Controleer of alle bevestigings- en aansluitingselementen nog goed vast zitten; controleer of alle zichtbare onderdelen nog
intact zijn en geen lekkage vertonen.
2. Voer altijd de controles en vervangingen uit die in het schema voor normaal onderhoud worden vermeld.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
33
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud.
Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de specifieke
werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd op een uitgeschakelde machine (contactsleutel
verwijderd) en met de ontkoppelingsschakelaar voor de accu (37, Afb. G) in de stand OFF (zie Afb. X).
Lees echter eerst aandachtig de instructies in het hoofdstuk Veiligheid door, voordat u de
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
LET OP!
Onderhoudsprocedures waarbij de afvalcontainer omhoog moet worden gezet, moeten worden uitgevoerd
met de blokkeerstang (1, Afb. M) ingeschakeld. Zie voor de procedure voor het inschakelen het deel De
blokkeerstang van de afvalcontainer naar binnen steken.
WAARSCHUWING!
Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit terwijl de hefinrichting van de machine is geactiveerd (bladveren aan
het einde van de slag).
OPMERKING
Bij onderhoudswerkzaamheden moeten altijd originele vervangingsonderdelen worden gebruikt.
OPMERKING
Het display (32, Afb. E) is geprogrammeerd om een onderhoudsinterval dat is verstreken is of binnenkort verstrijkt te
signaleren en weer te geven met het symbool
(zie paragraaf Functies van het display).
. De onderhoudsintervallen worden om de 150 en 500 uur gesignaleerd
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een
bevoegd servicecentrum.
In deze handleiding staan na het onderhoudsschema alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudsprocedures.
De procedures voor de onderhoudswerkzaamheden die niet in het vastgelegde onderhoudsschema staan, vindt u in de
servicehandleiding, die bij de verschillende servicecentra ligt.
ONDERHOUDSSCHEMA
Langere
Elk
periogebruik
den
Onderhoud
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Controle oliepeil van dieselmotor
Controle remoliepeil
Controle oliepeil hydraulische systeem
Controle koelvloeistofpeil dieselmotor
Reiniging luchtfilter dieselmotor
Reiniging cycloonblok van het luchtfilter
Reiniging deeltjesfilter
Regeneratie deeltjesfilter
(9)
Vervanging luchtfilter dieselmotor
Controle ribben gecombineerde radiateur
Reiniging ribben gecombineerde radiateur
Controle koelcircuit
(6)(7)
Vergrendeling cylinderkoppen dieselmotor
34
33019476(3)2010-02 A
(2)
RS 2200
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
GEBRUIKSAANWIJZING
Onderhoud
Langere
Elk
periogebruik
den
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Controle bougies
(2)
Controle injectoren
(2)
Vervanging brandstoffilter dieselmotor
NEDERLANDS
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
(8)
Vastzetten van schroeven en brandstofverbindingen dieselmotor
Vervanging ketting dynamo
(6)
Controle spanning ketting dynamo
(6)(7)
Controle spanning ketting compressor
(6)(7)
Verversing koelvloeistof dieselmotor
(3)(6)
Reinig brandstofvoorfilter
Controle koolborstels startmotor
(2)
Verversing olie dieselmotor
(7)(8)(5)
Vervanging oliefilter dieselmotor
(7)(8)
Controle turbocompressor
(2)
Controle afdekking slang
Verversing olie remmen
(4)(6)
Vervanging oliefilter pomp aandrijvingsysteem
Vervanging oliefilters hydraulisch systeem
Verversing olie hydraulische systeem
Smering bladveerassen
Smering spil geleed frame
Smering bolvormige koppeling krik
Vervanging ketting compressor klimaatregelaar
(6)
Vervanging luchtfilter stuurcabine
Controle druk koelgas
(6)
Vervanging koelgas
(3)(9)
Vervanging gascilinder koelgas
(3)(9)
Controle verlichtingssysteem
Reiniging herwinningssysteem
Controle bandenspanning
Reiniging waterfilters
Vervanging waterfilter tanks
Vervanging waterfilter pompen
Reiniging spuitmonden
Vervanging spuitmonden
Controle oliepeil pomp stofbestrijdingssysteem
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
35
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Langere
Elk
periogebruik
den
Onderhoud
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Verversing olie pomp stofbestrijdingssysteem
Vervanging pakkingen, koppelingen,
kleppen
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
(6)
(1)(6)
Vervanging borstels
Vervanging pakkingen onderste flap
aanzuigmond
Vervanging pakkingen bovenste flap
aanzuigmond
Vervanging pakkingen aan zijkant aanzuigmond
Vervanging pakkingen flap
Vervanging pakkingen aan zijkant
Vervanging pakkingen achterklep
Vervanging pakkingen verbindingsslang
Controle accuklemmen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
Elke 1.000 uur
Onderhoudswerkzaamheden die bij de servicecentra van VM Motori moeten worden uitgevoerd
Elke 2 jaar
Elke 2.500 uur
Onder bepaalde omstandigheden, als het stoffig is en de machine met een hogere belasting werkt, moet de olie elke 150 uur
worden ververst.
Zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding bij de servicecentra van Nilfisk.
Na de eerste 50 uur
Elk jaar
Ga naar een servicecentrum van Nilfisk
GEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
DE AFVALCONTAINER REINIGEN
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Wanneer de afvalcontainer is geleegd, moet u de machine op een plaats aangewezen voor reiniging/spoelen zetten en het
volgende doen:
1. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
2. Zet de afvalcontainer omhoog en open deze volgens de aanwijzingen in het betreffende deel.
3. Breng de blokkeerstang (1, Afb. M) aan zoals in het betreffende deel wordt aangegeven.
4. Reinig de afvalcontainer met een hogedrukspuit. Wanneer u het reinigingssysteem onder hoge druk van de machine gebruikt,
moet u de aanwijzingen in het betreffende deel volgen.
5. Open het deksel (4, Afb. Z) door het omhoog te zetten.
6. Trek de blokkeerklem (5, Afb. Z) los en verwijder de filter voor bescherming van het systeem voor hergebruik (6).
7. Reinig de filter (6) met een hogedrukstraal.
8. Open de bovenste inspectieluiken (7 en 8, Afb. Z) en reinig met een hogedrukstraal het beschermrooster voor de aanzuiging
rechts (9) en het beschermrooster voor de aanzuiging links (10).
9. Controleer of het systeem voor hergebruik van het water is gereinigd. Richt met de afvalcontainer omlaag een waterstraal op
de binnenzijde van de bus (1, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine vlak bij de aanzuigmond naar buiten
lopen. Als dit niet het geval is, moet u de leidingen van het systeem voor hergebruik reinigen.
10. Richt met de afvalcontainer omhoog en in een veilige stand een waterstraal in de bus (1, Afb. Z) en laat het water uit de bus
(2) stromen. Richt een waterstraal op de binnenzijde van de bus (3, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine
vlak bij de aanzuigmond naar buiten lopen.
36
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN HET HYDRAULISCHE SYSTEEM
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
De meter (3, Afb. G) moet aangeven dat de olietank van het hydraulische systeem vol is.
Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (14, Afb. G) en vult u bij. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk
Technische eigenschappen.
OPMERKING
Vul bij met dezelfde olie als in de tank.
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE KOELRIBBEN VAN DE GECOMBINEERDE RADIATEUR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).
Reinig de ribben van de gecombineerde radiateur (15, Afb. G) met een straal perslucht (maximaal 6 bar). Indien nodig de
straal perslucht richten in de tegenovergestelde richting van de koele luchtcirculatie.
Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (15, Afb. G).
Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit.
CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCU
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van de
accu.
1.
2.
3.
4.
5.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).
Schakel de accu (18, Afb. F) uit door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme (37, Afb. G) te draaien en deze te
verwijderen (zie Afb. X).
6. Controleer de kleur van de hygrometer (1, Afb. Y); als deze groen is, is de accu nog geschikt. Als deze rood is, moet u:
• gedistilleerd water bijvullen
• de accu opladen.
Als de kleur van de hygrometer nog steeds rood is, moet de accu worden vervangen.
7. Reinig indien nodig de accu.
8. Controleer of de aansluitingen op de polen van de accu goed vastgedraaid en niet verroest zijn.
9. Schakel de accu in door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme van de accu (37, Afb. G) in de horizontale stand te
zetten.
10. Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de
machine.
CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL
1.
2.
3.
4.
5.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controleer of het oliepeil in de tank (18, Afb. D) tussen de markeringen MIN en MAX staat. Vul indien nodig bij met dezelfde
olie als in het circuit.
Meestal gebruikte olie: DOT4.
Hoeveelheid olie: 0,7 liter (0,2 USgal).
CONTROLE VAN DE WERKING VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
Controleer of het geluidssignaal wordt ingeschakeld als de machine in de achteruitversnelling wordt gezet.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
37
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
De bandenspanning moet als volgt zijn:
• Voorbanden: 6,0 Bar (87 psi)
• Achterbanden: 6,0 Bar (87 psi)
LET OP!
Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers.
De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met de
bedrijfsomstandigheden van de machine.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE PARKEERREM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) en controleer of deze goed werkt. Controleer bovendien of de rem hetzelfde werkt op beide
voorwielen. Laat waar nodig afstellingen door een servicecentrum van Nilfisk uitvoeren.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Laat de motor afkoelen.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel
d.8.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
Vul waar nodig olie van hetzelfde type bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen.
CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controleer of het peil van de koelvloeistof in het expansievat (1, Afb. G) tussen de markeringen voor MIN en MAX staat (1 en
2, Afb. AB).
Vul waar nodig koelvloeistof van hetzelfde type of koelvloeistof van dezelfde kwaliteit bij via de vuldop (3, Afb. AB). Zie het
hoofdstuk Technische eigenschappen.
SMERING VAN DE BEWEGENDE ONDERDELEN
Smeer de bewegende onderdelen met behulp van de juiste smeerinrichtingen voorzien van de betreffende stickers.
De gemiddelde hoeveelheid te injecteren vet moet zijn:
–
4 - 5 pompjes bij gebruik van een handbediende pomp.
–
Injectie van 15 - 20 seconden, bij gebruik van een luchtpomp.
De smeerpunten zijn:
–
Bladveren rechtsvoor en linksvoor (1, Afb. AA)
–
Bladveren rechtsachter en linksachter (2, Afb. AA)
–
Scharnier machine (3 en 4, Afb. AA)
–
Kop stuurcilinder (5, Afb. AA)
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL IN DE POMP VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel
d.8.
Gebruik de peilmeter (5, Afb. AD) om te controleren of de olie in de pomp van het stofbestrijdingssysteem (1) bijna bij het
maximumpeil staat.
Als de meter niet bruikbaar is, draait u de vuldop (2, Afb. AD) los en controleer of het oliepeil tussen MIN en MAX (4 en 3)
staat.
Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (2, Afb. AD) en vult u bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen voor het
type olie dat moet worden gebruikt.
38
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMOND VAN DE HANDMATIGE AANZUIGSLANG
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Draai met een inbussleutel van Ø27 de knevelschroeven (1, Afb. AC) van de koppeling (3) los.
Draai de knevelschroef (1, Afb. AC) van de koppeling (4) los en bewaar de sluitringen (6).
Draai met een inbussleutel van Ø14 de eenheid spuitmond-filter los uit de knevelschroef (1).
Draai de filter (2, Afb. AC) los uit de spuitmond (5).
Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (4, Afb. AC) en de filter (2).
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE BORSTELS
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Draai de bevestigingsring (1, Afb. AE) los.
Reinig de spuitmond (2, Afb. AE) en de filter (3) met perslucht en verwijder daarna eventuele kalkaanslag of vervang waar
nodig de filter (3) en/of de spuitmond (2).
Plaats de filter (3, Afb. AE) en de spuitmond (2) terug en bevestig ze met de bevestigingsring (1).
Voer de procedure op beide zijborstels en op de derde borstel uit.
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE AANZUIGMOND
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Laat de zuigmond zakken door het onderste deel van de schakelaar (47, Afb. D) ingedrukt te houden.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Haal het verbindingsstuk (1, Afb. AF) met de slang uit de uitsparing op de aanzuigmond (2).
Draai de spuitmond (3, Afb. AF) los uit het verbindingsstuk (1).
Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (3, Afb. AF).
BUITENGEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
VERVERSING VAN DE OLIE EN VERVANGING VAN DE FILTERS VAN HET HYDRAULISCH SYSTEEM
LET OP!
De olie van het hydraulisch systeem is zeer bijtend, draag daarom altijd rubberen handschoenen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).
Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel
d.8.
Plaats een geschikte opvangbak om olie op te vangen aan de rechterkant van de machine onder de aftapdop (19, Afb. F) van
de olietank van het hydraulisch systeem.
Draai de aftapdop (19, Afb. F) los en verwijder deze. Laat alle olie uit het hydraulisch systeem lopen.
Wanneer alle olie uit het reservoir is gedruppeld, draait u de dop (19, Afb. F) weer vast.
Verwijder de dop van de olietank (14, Afb. G).
Draai het deksel (1, Afb. AG) van de gecombineerde filter (18, Afb. G) los en bewaar de pakking (2, Afb. AG) voor het
monteren.
Verwijder de dop (3, Afb. AG) uit de houder (5) en bewaar de pakking (4) voor het monteren.
Vervang de houder (5).
Voer de punten 10 en 11 in omgekeerde volgorde uit.
Draai het deksel (6, Afb. AG) van de retourfilter (19) los en bewaar de pakking (7) voor het monteren.
Verwijder de houdereenheid (8, Afb. AG) uit de retourfilter (19, Afb. G) en bewaar de pakking (9, Afb. AG) voor het monteren.
Druk op de ribben en verwijder het omloopmechanisme (10, Afb. AG) uit de container (12).
Trek de houder (11, Afb. AG) eruit en vervang deze.
Voer de punten 14 tot en met 17 in de omgekeerde volgorde uit.
Vul de olietank van het hydraulisch systeem (4, Afb. G) via de vuldop (14). Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk
Technische eigenschappen.
LET OP!
De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
39
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGING VAN DE FLAPS VAN DE AANZUIGMOND
Wanneer de flaps zijn gescheurd of versleten, moet u ze als volgt vervangen:
1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
2. Zet de aanzuigmond omhoog door op het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) te drukken.
3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
5. Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AI) en de afdichtrubber (3). Vervang de pakking (1, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.
6. Verwijder de 2 schroeven (4, Afb. AI) en de afdichtrubber (5). Vervang de pakking (6, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.
7. Verwijder de 4 schroeven (7, Afb. AI) en de afdichtrubber (8). Vervang de pakking (9, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.
8. Verwijder de 2 moeren (10, Afb. AI) en houd daarbij de 2 schroeven (11) in de aanzuigmond vast. Verwijder de afdichtrubber
(12, Afb. AI), vervang de pakking (13) en plaats daarna de onderdelen terug.
9. Verwijder de 4 moeren (14, Afb. AI) en de afdichtrubber (15). Vervang de pakking (16, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna
terug.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
Wanneer de borstels zijn versleten, moet u ze als volgt vervangen:
1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
2. Zet de borstels omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) ingedrukt te houden.
3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
5. Verwijder de schroef (1, Afb. AK) om de borsteleenheid los te halen van de motoras (2). Verwijder om de borstel (5, Afb. AK)
los te halen de 3 moeren (3) maar houd daarbij de 3 schroeven (4) vast.
6. Vervang de borstel (5, Afb. AK).
7. Voer de procedure van punt 5 in omgekeerde volgorde uit.
ARM VAN DE DERDE BORSTEL VERVANGEN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Zet de derde borstel in de verplaatsingsstand.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Verwijder de middelste schroef (6, Afb. AK) en verwijder de te vervangen borstel (7). Haal de spie terug.
Verwijder de schroeven (8, Afb. AK) en de flens (9) uit de verwijderde borstel.
Monteer de flens (9, Afb. AK) en bevestig deze met de schroeven (8) op de nieuwe borstel die wordt gemonteerd.
Monteer de nieuwe borstel (7, Afb. AK) met de spie en draai de middelste schroef (6) aan.
VERVANGING VAN DE PAKKING VAN DE VERBINDINGSSLANG
Wanneer de pakking van de aanzuigslang gescheurd is, moet u deze als volgt vervangen:
1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
2. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
3. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.
4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
5. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).
6. Verwijder de pakking (1, Afb. AH).
7. Reinig de volledige rand van de slang (2, Afb. AH) en breng een laag lijm (siliconen) aan.
8. Breng de nieuwe pakking aan en zorg dat de lijm op beide uiteinden vasthecht.
9. Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de
machine.
VERVERSING VAN DE OLIE VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar
binnen steken.
Ververs de olie van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
OPMERKING
Gebruik hetzelfde type olie als in de motor. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen in het deel Gegevens
dieselmotor.
LET OP!
De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
WAARSCHUWING!
Als de olie van de dieselmotor moet worden ververst, moet ook de houder van het oliefilter worden vervangen.
40
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VERVANGING VAN DE OLIEFILTER VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel
d.8.
Vervang de houder van het oliefilter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
OPMERKING
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen.
LET OP!
De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
6.
Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38).
DE LUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
1.
2.
3.
4.
5.
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar
binnen steken.
6. Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (17 en 16) los te halen met een inbussleutel
d.8.
7. Verwijder de afdekking van de luchtfilter van de motor (1, Afb. AJ) door de steunen (2) los te halen.
8. Verwijder de houder van het luchtfilter (3, Afb. AJ).
9. Verwijder de veiligheidshouder van het luchtfilter (4, Afb. AJ).
10. Reinig (of vervang waar nodig) en monteer de houders.
11. Voer de punten 2 tot en met 8 in de omgekeerde volgorde uit.
REINIGING/VERVANGING VAN HET DEELTJESFILTER (FAP) VAN DE DIESELMOTOR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Laat het uitlaatsysteem van de dieselmotor enkele minuten afkoelen.
Dit is het achterste deel van de machine in het onderste gebied tussen de twee achterwielen.
Open de thermische bescherming (2, Afb. AL) van het deeltjesfilter (1), maar laat de 6 bevestigingen (9) zitten.
Verwijder de buis (3, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjesfilter (1).
Verwijder de buis (4, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjesfilter (1).
Draai de bevestigingsklem (5, Afb. AL) op de uitlaatslang (6) los.
Draai de twee klemmen (7, Afb. AL) waarmee het deeltjesfilter (1) op de steun (8) is bevestigd los.
Haal het deeltjesfilter (8) eruit en zet het op de bank.
Reiniging/vervanging filter
1.
2.
Ga voor de reiniging en eventuele vervanging van het centrale deel van de filter te werk zoals beschreven in de handleiding
van de dieselmotor.
Voer de punten 5 tot en met 10 in de omgekeerde volgorde uit.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
41
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE CABINE
1.
2.
3.
4.
5.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AM) en verwijder daarna het carter linksachter (1).
Verwijder de filter (3, Afb. AM) en vervang deze.
Voer de punten 3 en 4 in omgekeerde volgorde uit.
VERVERSING VAN DE KOELVLOEISTOF VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).
LET OP!
Het koelcircuit staat onder druk; voer geen controles uit voordat de motor is afgekoeld en open ook in dat geval
voorzichtig de dop van het expansievat (22, Afb. G).
WAARSCHUWING!
De verwijderde koelvloeistof moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming
met de geldende milieuwetgeving.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Plaats een geschikte opvangbank voor koelvloeistof onder de machine bij de aftapslang (22, Afb. F).
Verwijder de koelvloeistof uit de radiateur (15, Afb. G) door de aftapslang (22, Afb. F) los te koppelen.
Na de laatste druppels sluit u de aftapslang (22, Afb. F) aan op het aansluitstuk.
Vul het koelsysteem met de voorgeschreven vloeistof.
Bestanddelen van de koelvloeistof:
• 50% antivries AGIP (zie het hoofdstuk Technische eigenschappen onder Gegevens dieselmotor)
• 50% water
Vul het peil van de koelvloeistof in het expansievat (22, Afb. G) bij tot het tussen de markeringen voor MIN en MAX staat.
Draai na het vullen de dop van het expansievat weer vast.
Start de dieselmotor zoals in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor en controleer het peil van de koelvloeistof.
Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de
machine.
DE BRANDSTOFLUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN
1.
2.
3.
4.
5.
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel
d.8.
Vervang de houder van het brandstoffilter zoals in de handleiding van de dieselmotor wordt beschreven.
OPMERKING
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen.
LET OP!
De verwijderde filter moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming met de
geldende milieuwetgeving.
6.
Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38).
42
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
REINIGING/VERVANGING VAN DE HOUDERS VAN DE WATERFILTERS
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Verwijder de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9, Afb. G) en leeg de watertanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G).
Draai de afdekking (1, Afb. AN) van het waterfilter los en verwijder het samen met het filter.
Haal de afdekking (1, Afb. AN) en de filter (2) los, en was en reinig ze.
Indien nodig de filter vervangen.
Monteer de filter en afdekking.
De volgende waterfilters zijn op de machine gemonteerd:
• Filter tanks het stofbestrijdingssysteem (47, Afb. G)
• Filter pomp stofbestrijdingssysteem (23, Afb. F)
VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.
Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand OFF en verwijder de sleutel. Zie het hoofdstuk
Onderhoud.
Controleer de werking van de zekeringen, aan de hand van het deel Elektrische beschermingen, om de positie te bepalen van
de zekering die moet worden vervangen. De zekeringen hebben twee locaties (16, Afb. D - 32, Afb. G).
Verwijder de bescherming van het zekeringenkastje en vervang de betreffende zekering. Raadpleeg voor de waarden van de
zekeringen het deel Elektrische beschermingen.
Monteer de bescherming van het zekeringenkastje.
Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand ON. Zie het hoofdstuk Onderhoud.
Wanneer de storing aanhoudt, neem dan contact op met een bevoegd servicecentrum van Nilfisk.
ONDERHOUD IN DE WINTER
Volg tijdens de wintermaanden zorgvuldig de onderhoudsprocedures die hier worden beschreven.
Gebruik winterbrandstoffen die in de handel verkrijgbaar zijn.
Zorg dat de brandstoftank altijd zo vol mogelijk blijft.
Procedure voor opslag van machines die bij temperaturen onder 0 °C werken
1.
2.
3.
4.
5.
Leeg de watertanks.
Leeg en reinig/vervang het waterfilter.
Voeg antivries toe aan de watertanks (controleer de hoeveelheid per liter op de verpakking van de antivries).
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
Laat de antivriesvloeistof onder hoge druk door het watersysteem stromen totdat de vloeistof uit de spuitmond komt door de
pomp te activeren met de hendel in de cabine (zie de betreffende delen). Stop de pomp wanneer de antivriesvloeistof naar
buiten stroomt.
Procedures voor de tweede opslagmaand
1.
2.
3.
4.
5.
Vervang de motorolie en het bijbehorende filter (zie de betreffende delen).
Vul de brandstoftank (zie het betreffende deel).
Smeer de machine.
Laad de accu op.
Controleer de bandenspanning (zie het betreffende deel).
Procedures voor de derde opslagmaand
1.
2.
Herhaal dezelfde procedures voor de tweede maand.
Sluit elke maand een acculader aan en houd de accu 12/24 uur opgeladen.
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
43
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VEILIGHEIDSFUNCTIES
Op de machine zijn de volgende veiligheidsfuncties voorzien:
GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
De machine is voorzien van een sensor met overeenkomend geluidssignaal om aan te geven dat het voertuig in zijn achteruit staat.
BEGRENZINGSSENSOR VOOR STARTEN VAN DE DIESELMOTOR BIJ GEACTIVEERDE RIJHENDEL
De machine is voorzien van een sensor die het starten van de dieselmotor beperkt wanneer de rijhendel niet in de neutraalstand
(midden) staat.
BLOKKEERSYSTEEM VOOR STARTEN VAN DE MOTOR BIJ WERKCONFIGURATIE
De machine is voorzien van een beveiligingssysteem dat voorkomt dat de machine kan worden gestart als de motor in de
werkconfiguratie staat met de schakelaar voor inschakeling van het hydraulische systeem is ingedrukt.
GELUIDSSIGNAAL VOOR VERPLAATSING AFVALCONTAINER
De machine is voorzien van een sensor voor het geluidssignaal dat wordt geactiveerd als de afvalcontainer omhoog of omlaag
wordt gezet.
SENSOR VOOR SNELHEIDSBEGRENZING MET AFVALCONTAINER OMHOOG
De machine is voorzien van een sensor die de rijsnelheid beperkt tot 5 km/u als de afvalcontainer niet wordt ondersteund.
BEVEILIGINGSKNOP OP DE MANIPULATOR
De bedieningsknoppen op de manipulator zijn alleen actief als de beveiligingsknop (op de manipulator) is ingedrukt.
HANDMATIGE ONTKOPPELING VAN DE ACCU
De machine is voorzien van een handmatige ontkoppeling van de accu als beveiliging als er onderhoudswerkzaamheden aan het
elektrische systeem worden uitgevoerd, als de machine langere tijd wordt gestald en/of als u de machine onbeheerd moet laten
staan.
STORINGEN LOKALISEREN
Hierna volgen de meest gebruikelijke problemen die kunnen worden gecontroleerd tijdens het gebruik van de machine, de
waarschijnlijke oorzaken ervan en de mogelijke acties om ze te herstellen.
LET OP!
De aangegeven herstelactie moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel, wat altijd de in de specifieke
paragrafen van deze handleiding, indien aanwezig, beschreven instructies moet opvolgen. Neem anders voor
meer informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk. Zij beschikken over de werkplaatshandleiding.
Neem voor uitleg of informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk.
Raadpleeg de betreffende handleidingen voor het opzoeken van storingen aan de volgende optionele uitrustingen:
–
cameraset
44
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ONGEMAKKEN EN HERSTELACTIES
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
BORSTELS
De borstels reinigen niet goed
De borstels draaien niet
De borstels zijn niet goed afgesteld
Afstellen
Het toerental van de borstels is niet juist
Stel het toerental af
Borstels overmatig versleten
Vervangen
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De potentiometer voor de draaisnelheid van de
borstels staat op stationair
Stel de potentiometer voor de draaisnelheid
van de borstels in
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De potentiometer voor de draaisnelheid van de
borstels is defect
Vervangen
Het proportionele regelcircuit is beschadigd
Controleer de aansluitingen of vervang
De hydraulische bedieningspomp zet geen druk Controleer de oliedruk van de hydraulische
op de olie in het circuit
installatie
De magneetklep is geblokkeerd
Vervangen
Olielekkage uit de verbindingen/slangen van de Repareren/vervangen
hydraulische installatie
De motoren zijn defect
Vervangen
De borstels of de steunen van de borstels zijn
geblokkeerd
Demonteren en deblokkeren
De borstel of de steun van de borstel werkt niet Controleer bevestiging
synchroon met de hydraulische motor
ARM VAN DE DERDE BORSTEL
De onderarm van de derde borstel beweegt
niet zijwaarts
De arm van de derde borstel gaat niet naar
rechts/links
De arm van de derde borstel slingert
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De kalibratienok op de cilinder is verstopt
Demonteren en reinigen
Er staat geen spanning op de magneetklep
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd
Vervangen
De cilinderpakkingen zijn versleten
Cilinder reviseren
De drukknoppen zijn defect
Vervang de manipulator
De derde borstel draait niet in de goede richting Zet de schakelaar in de andere richting
De derde borstel oefent onvoldoende druk op
de grond uit
Laat de arm verder zakken
De derde borstel oefent onvoldoende druk op
de grond uit
Vergroot de hellingshoek van de derde borstel
De derde borstel is overmatig versleten
Vervangen
De spanveren zijn niet juist afgesteld of ze zijn
versleten
Afstellen/vervangen
De arm van de derde borstel gaan niet omlaag/ De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
omhoog
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De kalibratienok op de cilinder is verstopt
Demonteren en reinigen
Er staat geen spanning op de magneetklep
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd
Vervangen
De cilinderpakkingen zijn versleten
Cilinder reviseren
De drukknoppen zijn defect
Vervang de manipulator
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
45
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
AANZUIGVENTILATOR
De aanzuigventilator maakt lawaai
De aanzuigventilator draait maar zuigt niet
genoeg
De lagers van de ventilator zijn versleten
Vervang de motor
De hydraulische motor is defect
Vervang de motor
De ventilator is beschadigd
Repareren/vervangen
De aanzuigroosters zijn verstopt
Reinigen
De aanzuigslang is verstopt
Reinigen
De aanzuigslang is doorgesneden/gescheurd
Vervangen
De pakking tussen de aanzuigmond en de afVervangen/positie afstellen
valcontainer is kapot of niet juist gepositioneerd
De aanzuigventilator draait langzaam of niet
De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag
Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
De bovenste panelen van de afvalcontainer
staan open
Sluit ze
De pomp voor het activeren van de motor voor
de aanzuigventilator genereert geen druk
Stel de druk van de pomp af
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
De bediening is geblokkeerd
Repareren
De motor is defect
Vervangen
De pomp is defect
Vervangen
De positie van de aanzuigmond is niet correct
Controleer de hoogte en de werking van de
aanzuigmond en de flap
De pakkingen van de mond zijn beschadigd
Vervangen
De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag
Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond zuigt het vuil niet voldoende
De aanzuigmond gaat niet omhoog
De aanzuigslang is verstopt
Reinigen
De aanzuigslang is beschadigd/gescheurd
Vervangen
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De drukknop voor het heffen is onderbroken
Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen
46
De magneetkleppen zijn geblokkeerd
Vervangen
De cylinderpakkingen zijn versleten
Reviseer de cilinders
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
NEDERLANDS
Herstelactie
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond gaat niet omlaag
De knop voor omlaag is niet lang genoeg
ingeschakeld
Houd de knop langer ingedrukt
De veiligheidsketting is geblokkeerd
Loshalen
De drukknop voor het neerzetten is onderbroken
Vervangen
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen
De flap opent/sluit niet
De knoppen voor openen/sluiten zijn defect
Vervangen
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
De kalibratienok op de cilinder is verstopt
Demonteren en reinigen
De flap is beschadigd of zit vast
Repareren
AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP
De afvalcontainer gaat niet omhoog/kantelt niet De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
De sensoren van de afvalcontainer staan buiten positie of zijn beschadigd
Afstellen of vervangen
De afvalcontainer staat niet op de veilige
hoogte voor kantelen
Zet deze helemaal omhoog
De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect
Vervangen
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd
Vervangen
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
De afvalcontainer keert niet terug in horizontale De veiligheidsstang is nog niet teruggezet
stand/omlaag
De afvalcontainer staat niet helemaal in de
normale stand
De klep van de afvalcontainer opent/sluit niet
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
Omhoog zetten en terugplaatsen
Haal helemaal terug voordat u hem omlaag zet
De sensoren van de afvalcontainer staan buiten positie of zijn beschadigd
Afstellen of vervangen
De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect
Vervangen
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd
Vervangen
Druktekort in hydraulische installatie
Controleer de druk bij de pomp
De afvalcontainer staat niet op de veilige
hoogte voor kantelen
Zet deze helemaal omhoog
De kalibratienokken op de blokkeercilinders zijn Demonteren en reinigen
verstopt
De haken zijn geblokkeerd
Demonteren en reinigen
De klep is niet helemaal omhoog gezet voordat
de ventilator is ingeschakeld
Kantel de afvalcontainer en zet hem terug
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
47
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
SPUITMONDEN INSTALLATIE STOFBESTRIJDING
Er komt geen water uit de spuitmonden
De openingen van de spuitmonden zijn verstopt Reinigen
De filters van de spuitmonden zijn vuil
Reinigen/vervangen
Er komt geen water naar de spuitmonden
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
De watertanks zijn leeg
Vul de tanks
De schakelaar van de waterpomp is uitgeschakeld
Inschakelen
Het hogedrukkraantje is gesloten
Openen
De drijvers zijn geblokkerd
Repareren
Het waterfilter is verstopt
Reinigen/vervangen
De by-pass op de stelklep is open
Sluiten
De druk is te laag
IJk de stelklep
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
De leidingen zijn beschadigd
Repareren
De waterpomp stopt niet
De pomp werkt niet
Repareren/vervangen
De drijvers zijn geblokkerd
Repareren
De drijvers zijn omgekeerd gemonteerd
Op de juiste manier monteren
De stuurbekrachtiging is defect
Vervangen
De voorkeurklep is defect
Vervangen
De hydraulische cylinder die de sturende wielen bedient is defect
Vervangen
Onvoldoende remolie
Controleer het oliepeil van de remmen
De remblokken zijn versleten of vuil
Vervangen
Er zit lucht in de installatie
Ontlucht de installatie
STUURINRICHTING
Het sturen gaat zwaar
REMMEN
De machine remt niet genoeg
De cylinders van de trommelremmen zijn defect Vervangen
De parkeerrem remt niet genoeg
De remoliepomp is defect
Reviseren
De rem is niet goed afgesteld
Afstellen
De banden zijn niet op de juiste spanning
opgepompt
Controleer de bandenspanning
De rubberen dempers zijn beschadigd/afwezig
Vervangen
Lading niet gelijkmatig verdeeld
Verdeel de lading op de juist manier
STABILITEIT
De machine in beweging heeft weinig stabiliteit
48
33019476(3)2010-02 A
RS 2200
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
NEDERLANDS
Herstelactie
AANDRIJVINGSSYSTEEM
De machine heeft geen tractie
De microschakelaar van de bestuurdersstoel is
niet geactiveerd of is defect
Repareren/vervangen
Het rempedaal is ingeschakeld of geblokkeerd
Laat het pedaal los of deblokkeer het
De voedingszekering is onderbroken
Vervangen
Het versnellingspedaal is defect
Vervangen
De rijhendel is defect
Vervangen
De magneetkleppen van de pomp van het aandrijvingssysteem krijgen geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De schroef van de by-pass van de pomp van
het aandrijvingssysteem is losgedraaid
Vastdraaien
De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot
Vervangen
De motoren van het aandrijvingssysteem zijn
defect
Vervangen
De machine beweegt ook met het snelheidspedaal in ruststand
De pomp van het aandrijvingssysteem is niet
goed vastgedraaid
Afstellen
De machine heeft weinig aandrijfvermogen
De afvalcontainer staat omhoog
Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
Het versnellingspedaal is defect
Vervangen
De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot
Vervangen
De motoren van het aandrijvingsysteem zijn
versleten
Vervangen
VERWARMING IN DE STUURCABINE
Er komt geen warme lucht
Het kraantje of de de slang voor de toevoer van Vervangen
warm water is kapot
De verwarming lekt water
Vervangen
De schakelaar is uitgeschakeld
Inschakelen
De hoofdzekering is gesprongen
Vervangen
De compressor draait niet omdat de aandrijfriem traag/kapot is
Stel riemspanning goed af/vervang de riem
De thermostaat is uitgeschakeld
Inschakelen
Gaslek in de installatie
Herstel de oorzaak van het lek en doe er weer
gas in
De expansieklep is defect
Vervangen
KLIMAATREGELING IN DE STUURCABINE
Er komt geen koele lucht
De schakelaar is uitgeschakeld
Inschakelen
De hoofdzekering is gesprongen
Vervangen
De gasdrukregelaar is onderbroken
Vervangen
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
49
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
Herstelactie
DIESELMOTOR
Wanneer u de contactsleutel draait, start de
dieselmotor niet
De accu-ontkoppeling is niet ingeschakeld
Schakel deze in
De rijhendel is ingeschakeld
In de neutraalstand zetten
De schakelaar voor de werkmodus is ingescha- Uitschakelen
keld
De voedingszekering is onderbroken
Vervang de zekering
Het startrelais is beschadigd
Vervang het relais
Geen brandstof
Tanken
Water in het brandstoffilter
Systeem ontluchten
Zekering verlichting gesprongen
Vervangen
Schakelaar verlichting onderbroken
Vervangen
Gloeilampen kapot
Vervangen
Regeleenheid voor voeding verlichting beschadigd
Vervangen
VERLICHTINGSSYSTEEM
De dimlichten en het groot lucht gaan niet
branden
De bedrijfsverlichting kan niet worden ingeschakeld
Stuurbediening defect
Vervangen
De werkconfiguratie is niet ingeschakeld
Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar
in
Zekering verlichting gesprongen
Vervangen
Schakelaar verlichting onderbroken
Vervangen
Gloeilampen kapot
Vervangen
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf worden gebracht.
Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen worden verwijderd en gescheiden en vervolgens volgens de
geldende milieunormen naar de betreffende afvalverwerkingsbedrijven worden gebracht:
–
Borstels
–
Motorolie
–
Filter motorolie
–
Olie hydraulisch systeem
–
Oliefilters hydraulisch systeem
–
Kunststof onderdelen
–
Elektrische en elektronische onderdelen
OPMERKING
Raadpleeg met name voor het afdanken van elektrische en elektronische onderdelen uw plaatselijke Nilfisk-kantoor.
50
33019476(3)2010-02 A
RS 2200