mundoclima Series MUPR-HG Installatie gids

Type
Installatie gids

Deze handleiding is ook geschikt voor

Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecon-
troleerd te worden en bij eventuele gebre-
ken dient het transportbedrijf en de verze-
keringsmaatschappij hiervan schriftelijk op
de hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeenkom-
stig de door de gemeente vastge-
legde milieuvoorschriften afge-
voerd te worden.
Installatie binnenunit
De montageplaat op de wand bevestigen.
De schroeven licht aandraaien.
De montageplaat in het lood zetten en vervol-
gens de schroeven vast aandraaien (fig. 2).
Als ervoor gekozen wordt de leidingen aan
de achterkant uit het toestel te laten komen,
een gat met een doorsnede van Æ 50 mm
in de muur boren. Het gat dient naar de bui-
tenzijde toe iets af te lopen (fig. 3 en 7). De
doorvoer installeren.
De koelleidingen kunnen in verschillende
posities (fig. 6) geïnstalleerd worden.
Installeren van de aansluitleidingen en
elektrische aansluitingen bij montage
van de centrale montageplaat aan de
achterkant van het frame.
Hang het toestel aan de bovenzijde aan het
montagepaneel en druk dit naar voren, zo-
dat het op de centrale montageplaat ingrijpt.
Bevestig de binnenunit met de bijbehorende
schroef op de montageplaat. Buig de leiding
voorzichtig zonder dat deze geplet of de
doorgang afgesloten wordt.
Voer de leiding en de kabels van het toestel
door het gat; hang de binnenunit met de
bovenzijde aan de bovenrand van de
montageplaat. (zie fig. 2).
Let erop dat het toestel goed geplaatst is
door het eerst naar links en vervolgens naar
rechts te schuiven.
Afvoer condenswater
De afvoerbuis van het toestel is flexibel en
kan in verschillende posities geplaatst wor-
den. In de afvoerleiding dient een U-bocht
(fig. 4) opgenomen te zijn. Sluit een kunst-
stof afvoerbuis voor het condenswater met
een inwendige doorsnede van 12 mm aan.
De afvoerbuis dient op de koelleidingen met
vinyltape aangesloten te worden, zie fig. 6.
Standaard installatie (fig. 1)
In de afbeelding is de gebruikelijke installa-
tie van deze toestellen in het algemeen zien.
Breng, nadat de afvoer getest is, vinyltape,
ref. 3, aan om alle buizen te verbinden.
Elektrische aansluitingen
1. Maak het frontpaneel open.
2. Verwijder het deksel van de bekabeling.
3. Leg de aansluitkabel vanaf de binnen-
unit via de aansluitopening.
4. Sluit de netspanningkabel op de
Aansluitklem.
5. Sluit voor de modellen met warmtepomp
de regelkabels aan zoals
6. Breng het beschermdeksel voor de elek-
trische aansluitingen weer aan.
7. Breng het frontpaneel aan.
Alvorens het installeren als
beëindigd te beschouwen
Controleren of:
- De spanning altijd tussen 198 -
254 V ligt.
- De doorsnede van de net-
spanningkabels minimaal over-
eenkomt met de in de desbetref-
fende schakelschema’s aanbe-
volen doorsnede.
- De afvoer van het condenswater
optimaal werkt en er geen lek-
ken in het watercircuit zijn.
- De gebruiker aanwijzingen om-
trent de bediening heeft gekre-
gen.
- De gebruiker ingelicht is omtrent
de noodzaak van het regelma-
tig reinigen van het luchtfilter.
- De garantiekaart ingevuld is.
- Men aanwijzingen gegeven
heeft omtrent het onderhoud of
dat er een servicecontract afge-
sloten is.
NL
40
Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecon-
troleerd te worden en bij eventuele gebre-
ken dient het transportbedrijf en de verze-
keringsmaatschappij hiervan schriftelijk op
de hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeenkom-
stig de door de gemeente vastge-
legde milieuvoorschriften afgevoerd
te worden.
Veiligheid
De installatie- en onderhoudswerkzaamheden
van dit airconditioningssysteem mogen uitslui-
tend door deskundig en vakbekwaam perso-
neel uitgevoerd worden. Men dient periodieke
onderhoudswerkzaamheden uit te laten voe-
ren, zoals het reinigen van de batterijen en
luchtfilters, opdat het optimale rendement van
de toestellen gewaarborgd wordt.
Voorzorgsmaatregelen
Dit toestel dient overeenkomstig de onder-
staande richtlijnen geïnstalleerd en gebruikt
te worden:
- Laagspanningsrichtlijn.
- Veiligheidsrichtlijn voor koelag-
gregaten en -installaties.
- Richtlijn drukapparaten.
- Standaard bouwnormen.
- Technische bouwnormen.
- Gemeentelijke bepalingen.
Plaats (fig. 1 t/m 3)
Het toestel is voor plaatsing buiten bedoeld.
Het toestel op een stevige voetplaat plaat-
sen en met schroeven hierop vastzetten.
Buitenunits
De toestellen worden geleverd met een vol-
doende hoeveelheid koelmiddel voor een
Eidinglengte van 4 meter.
Bij elke unit wordt een aansluitknietje voor
de afvoer van het condensvocht bijgeleverd
(alleen bij modellen met warmtepomp). Elke
compressor is van geluidsisolatie voorzien
om het geluidsniveau tot een minimum te
beperken.
Installatie
De installatie van de unit omvat:
- Montage van het toestel.
- Aansluiten van de koelleiding.
- Aansluiten van de condensafvoer bij units
met warmtepomp.
- Elektrische installatie van de unit.
Vrije ruimten, buitenunit
Er dient een minimale vrije ruimte rondom de
toestellen aangehouden te worden voor de
luchtcirculatie en een goede bereikbaarheid
voor onderhoudswerkzaamheden zoals on-
der algemene afmetingen aangegeven is.
Onderling aansluiten van de
units
Bij het installeren van units van het type
splitsysteem dient de volledige afdichting
van het koelcircuit gecontroleerd te worden
na het beëindigen van de montage-
werkzaamheden om de afwezigheid van
lekken te garanderen.
Dit draagt bij tot een maximaal rendement
bij een minimaal verbruik en voorkomt ern-
stige storingen in de werking van de unit.
Het vormt tevens een belangrijke milieu-
maatregel.
Installeren van de aansluit-
leidingen tussen de units
De lengte van de aansluitleidingen tussen
de toestellen dient zo klein mogelijk te zijn.
De maximaal toelaatbare afstand tussen de
toestellen bij een standaard circuit en buis-
doorsnede worden hieronder apart voor de
bijbehorende binnenunits aangegeven.
Te gebruiken buizen
Voor het aansluiten van de leidingen die de
beide units met elkaar verbinden, dient men
er voor te zorgen dat de te gebruiken bui-
zen reeds voor het installeren schoon en
droog gehouden worden. Wij adviseren re-
kening te houden met de onderstaande
aanwijzingen:
- Uitsluitend koperbuis gebruiken van een
kwaliteit die geschikt is voor koelleidingen.
- Geen werkzaamheden buiten uitvoeren
wanneer het regent.
- De uiteinden van de buizen dienen afge-
sloten te blijven tijdens de duur van de
installatiewerkzaamheden.
- De droogfilters noch de compressor lan-
ger dan één of twee minuten aan de om-
geving blootstellen.
- Voor het solderen soldeerstaven gebrui-
ken met een laag smeltpunt die minimaal
5% zilver bevatten.
- Tijdens het solderen en terwijl de buis nog
warm is, dient er een droge stikstofstroom
aangehouden te worden ter voorkoming
van roestvorming en een laag bladmetaal
aan de binnenzijde die verontreinigingen
en verstoppingen kunnen veroorzaken.
- Geen afbijtmiddel voor de koper-koper
verbindingen gebruiken.
- De toestellen dienen middels optrompen
aan elkaar gekoppeld te worden.
Isoleren van de koelbuizen
Omdat de capillaire buizen in de buitenunits
geïnstalleerd zijn, bevinden zich zowel buis
met de grootste als die met de kleinste door-
snede aan de lagedrukzijde van het systeem.
Ter voorkoming van het druppelen van
condensvocht op de vloer dienen beide bui-
zen goed geïsoleerd te worden. De dikte van
het isolatiemateriaal dient minimaal 8 mm
te bedragen, zie fig. 4.
Ledigen en ontvochtigen (fig. 5)
Lucht werkt niet als koelmiddel, omdat deze
door de compressor niet vloeibaar gemaakt
kan worden. Lucht en vocht dat in het koel-
systeem achterblijft, heeft ongewenste ef-
fecten zoals hieronder aangegeven is.
Daarom dient de lucht en het vocht geheel
verwijderd te worden.
- Verhoging van de hoge druk
- Toename van het stroomverbruik
- Vermindering van het rendement van het
toestel.
- Het water in de lucht kan bevriezen en de
membranen blokkeren.
- Het water kan op sommige plaatsen van
het circuit roest veroorzaken en de
compressor beschadigen.
Werkwijze
Bij elk circuit met gesloten kleppen:
1- Een vacuümpomp en service-mano-
meters aansluiten.
2- Een vacuüm van minimaal 200 micron
trekken.
3- Lekken opsporen.
Gebruikslimieten
Verwarming DB
Nom. 230 V
VerwarmingKoeling
198 254
Bedrijfscyclus
Maximum °C
Minimum °C
19 -10
(1)
46 24 10
(1)
15 32
Maximum °C
Minimum °C
Spanningsgrenzen
Koeling
Bedrijfscyclus
Verwarming
Koeling NBMinimum
Koeling NB
Verwarming DB
Temperatuur bij luchtinlaat van buitenbatterij DT Temperatuur bij luchtinlaat van binenbatterij
Nota’s: NB = natte bol. DB = droge bol.
(1) Her toestel kan gedurende korte tijd met temperaturen werken die buiten de grenzen vallen om de ruimte te kunnen verwarmen.
23
(1)
Maximum
NL
41
Bedienings-en onderhoudsinstructies
1. Met de toets ON/OFF kan de
airconditioner in- en uitgeschakeld
worden.
2. Kiezen bedrijfsfunctie
Er zijn vijf bedrijfsfuncties:
De bedrijfsfunctie van het systeem kan met
de toets MODE ingesteld worden.
Modellen
Bedrijfsfunctie
Enkel koeling
Ventilator - Luchtontvochtiging - Koeling
Koeling/verwarming
Ventilator - Luchtontvochtiging - Verwarming
- Auto
Functie ventilator
In deze functie werkt alleen de ventilator.
De ventilatorsnelheden (laag-middel-hoog)
+ auto kunnen ingesteld worden. Tijdens het
bedrijf in koeling of verwarming, mits AUTO
gekozen is, verandert de ventilatorsnelheid
automatisch in de volgorde laag-middel-
hoog of hoog-middel-laag afhankelijk van
het verschil in de ruimtetemperatuur en de
consignatiepunten.
Functie luchtontvochtiging
In de functie DRY werkt het toestel in de
functie koeling en de ventilator in auto als
de ruimtetemperatuur boven het consigna-
tiepunt ligt. Als deze onder het consignatie-
punt ligt, wordt de in- en uitschakelperiode
van de compressor en de ventilator op een
vaste herhaalcyclus ingesteld overeenkom-
stig het verschil tussen de ruimte-
temperatuur en het consignatiepunt.
Functie koeling
In de functie COOL kan de ventilator-
snelheid laag-middel-hoog-auto ingesteld
worden.
Functie verwarming
In de functie HEAT kan de ventilatorsnelheid
laag-middel-hoog-auto ingesteld worden.
Ter voorkoming van koude lucht afkomstig
van het toestel tijdens de verwarmings-
cyclus, als de temperatuur van de batterij
te laag is, schakelt de ventilator uit. Stijgt
de temperatuur van de batterij door de wer-
king van de compressor, dan wordt de ven-
tilator opnieuw ingeschakeld. Dit gebeurt
ook bij het aanzetten van het toestel waar-
bij het inschakelen van de ventilator ver-
traagd wordt totdat de temperatuur tot de
ingestelde waarde gedaald is.
Functie auto
In de functie AUTO wordt automatisch tus-
sen de functies koeling en verwarming om-
geschakeld als de ruimtetemperatuur boven
of onder het consignatiepunt ligt. De unit
werkt in de functie koeling als de ruimte-
temperatuur boven het consignatiepunt ligt
en in verwarming als deze onder het con-
signatiepunt ligt. Dit is de aanbevolen
bedrijfsfunctie.
3. Instellen van de ruimtetemperatuur
Druk op de toets +C of -C om het consigna-
tiepunt van de ruimtetemperatuur te wijzi-
gen. Deze dient tussen 16 en 32°C inge-
steld te zijn.
- Kiezen van de ventilatorsnelheid en de
stand van het uitblaasornament:
Men kan kiezen uit drie snelheden: Laag-
Middel-Hoog. Druk op de toets FAN om de
gewenste luchtstroom in te stellen. Het sym-
bool FAN geeft de gekozen snelheid aan.
De toets SWING wordt gebruikt om de
uitblaasornamenten te regelen. Als deze
toets één keer ingedrukt wordt, staat het
uitblaasornament stil; als de toets nogmaals
ingedrukt wordt, beweegt het uitblaas-
ornament en wordt de lucht over het ver-
trek verdeeld.
4. Functies van de tijdschakelklok
De regeling is met een tijdschakelklok uit-
gerust waarmee de in- en uitschakeltijden
van de unit ingesteld zijn. De functionele
programmeringen die in de regeling opge-
slagen zijn, worden gekozen bij het inscha-
kelen van het toestel-
Voor het gebruik van de tijdschakelklok gaat
men als volgt te werk:
Tijdschakelklok in-/uitschakelen
De functie tijdschakelklok in-/uitschakelen
wordt geregeld door op de toetsen T-ON en
T-OFF te drukken. Om het toestel op een
bepaald tijdstip in te schakelen wanneer het
uit staat, drukt men herhaaldelijk op de toets
T-ON die in eenheden van een half uur ver-
springt, totdat het gewenste inschakeltijdstip
bereikt is. Het toestel schakelt in wanneer
de ingestelde tijd die in het geheugen van
het toestel opgeslagen is, verstreken is.
Op dezelfde wijze dient men om het toestel
op een bepaalde tijd te laten uitschakelen
wanneer het in bedrijf is, op dezelfde wijze
te werk te gaan en herhaaldelijk de toets T-
OFF in te drukken totdat het gewenste tijd-
stip bereikt is.
5. Nachtprogramma Sleep
Functie koeling
In de functie Sleep tijdens het bedrijf in koe-
ling werkt het toestel in de volgende opeen-
volging van stappen: 1 - 2.
Stap 1 Het toestel werkt in de functie koe-
ling totdat het consignatiepunt van
de ruimtetemperatuur bereikt wordt.
Stap 2 Nadat het consignatiepunt van de
ruimtetemperatuur bereikt is, werkt
het toestel in de functie koeling ten
einde de ruimtetemperatuur tussen
de grenzen van het consignatiepunt
+1 en +2°C tijdens 1 uur te houden.
Functie verwarming
In de nachtfunctie en tijdens het bedrijf in
Infrarood-afstandsbediening
AUTO
KOELING
ONTVOCHTIGING
VENTILATIE
VERWARMING
AUTOMATISCH BEDRIJF
SLAAPPROGRAMMA
AUTOMATISCHE VENTILATIE
VENTILATIESNELHEID
Nota: gebruik uitsluitend alkaline batterijen AAA.
NL
42
verwarming werkt het toestel in de volgende
opeenvolging van stappen: 1 - 2.
Stap 1 Het toestel werkt in de functie ver-
warming totdat het consignatiepunt
van de ruimtetemperatuur bereikt
wordt.
Stap 2 Nadat het consignatiepunt van de
ruimtetemperatuur bereikt is, werkt
het toestel in de functie verwarming
teneinde deze ruimtetemperatuur
tussen de grenzen van het consig-
natiepunt -1 en -2°C tijdens 1 uur
te houden.
Gegevens en maten aan mogelijke wijzigingen onderhevig zonder kennisgeving vooraf.
Beveiliging automatische herstart en
vriesbeveiliging
Na een onderbreking in de stroomtoevoer
wordt het toestel automatisch herstart (zo-
dra de stroomtoevoer hersteld is) en blijft in
dezelfde functie staan die ingesteld stond
op het moment dat de stroom uitviel.
Ontdooien en bescherming tegen over-
verhitting
Dit wordt gebruikt om te voorkomen dat de
verdamperunit tijdens het bedrijf in koeling
of luchtontvochtiging bevriest of in de func-
tie verwarming oververhit raakt.
Tijdens de cyclus ontdooien (defrost) en be-
scherming tegen oververhitting schakelt de
compressor uit, de led van de compressor
knippert cyclisch en het uit-blaasornament
blijft in de stand volledig geopend staan. Na
afloop van de cyclus werkt het uitblaas-
ornament weer volgens de eerder ingestelde
programmering.
Onderhoud
De toestellen zijn ontworpen om vrijwel
onderhoudsvrij een lange tijd in bedrijf te
zijn. De onderstaande handelingen dienen
echter regelmatig uitgevoerd te worden.
A. De airconditioner werkt niet.
Probleem
Component
Opsporen van storingen
1.- Misschien moeten de batterijen vervangen worden.
2.- Bij het vervangen mogen de polen van de batterijen niet verkeerd om geplaatst worden.
3.- Neem contact op met een erkende servicedienst om de voedingsspanning van uw installatie te
controleren.
1.- Misschien moeten de batterijen vervangen worden.
2.- Bij het vervangen mogen de polen van de batterijen niet verkeerd om geplaatst worden.
1.- Dit komt door een beveiligingsmechanisme van het systeem. Wacht 4 minuten totdat dit weer werkt.
1.- Condensvorming treedt op wanneer het toestel de lucht in het vertrek koelt.
1.- Een geluid als stromen water: dit is afkomstig van de koelvloeistof die door het koelcircuit circuleert.
2.- Een geluid dat op een douche lijkt: dit is afkomstig van de behandelde luchtontvochtiging in het toestel.
1.- Controleren of deze geur niet van het vocht in muren, vloerbedekking, meubels of andere stoffen in het
vertrek afkomstig is.
1.- Is het filter vuil? Zie de aanwijzingen voor het reinigen van het filter.
2.- Waarschijnlijk was de ruimte erg warm op het moment dat de airconditioner ingeschakeld werd. Wacht
even zodat het toestel voldoende tijk krijgt om de temperatuur in het vertrek te laten dalen.
3.- Is de juiste temperatuur ingesteld?
4.- Zijn de roosters voor de luchtaanvoer en -afvoer verstopt?
1.- Controleren of de zekering niet gesmolten is of dat de hoofdvermogensschakelaar niet uitgeschakeld is.
2.- Staat de hoofdschakelaar in OFF?
3.- Heeft men een fout in het programmeren gemaakt?
Mogelijke oorzaak en oplossing
H. De airconditioner reageert niet op de afstandsbediening of op de
handbedieningsorganen.
G. Het scherm van de afstandsbediening wordt zwakker of gaat uit.
F. De airconditioner werkt niet 4 vier minuten na het herstarten.
E. Het lijkt alsof het condenswater uit het toestel wegloopt.
D. De airconditioner maakt geluid.
C. Er hangt een onaangerame geur in het vertrek.
B. Het toestel koelt niet volvoende.
Ieder seizoen voordat het toestel in bedrijf genomen wordt.
Een keer per maand of, indien nodig, vaker.
Een keer per maand of, indien nodig, vaker.
Geadviseerde regelmaat
1- Reinigen en controleren of er geen verstoppingen zijn.
1- Het stof op het frontpaneel met een zachte of een in een groene zeep-
oplossing vochtig gemaakte doek verwijderen.
2- Geen benzine, alcohol of andere chemische producten gebruiken.
1- Met een stofzuiger reinigen of zachtjes uitkloppen en met lauw water (40°C)
en een zacht afwasmiddel afwassen.
2- Uitspoelen en laten drogen alvorens het filter in het toestel terug te plaatsen.
3- Geen benzine, alcohol of andere chemische producten gebruiken.
Onderhoud
Opvangbak en afvoerbuis:
Omkasting van het toestel:
Luchtfilter:
NL
43

Documenttranscriptie

Installatie-instructies Controle bij ontvangst Bij ontvangst dienen de goederen gecontroleerd te worden en bij eventuele gebreken dient het transportbedrijf en de verzekeringsmaatschappij hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld te worden. Bescherming van het milieu De verpakking dient overeenkomstig de door de gemeente vastgelegde milieuvoorschriften afgevoerd te worden. Installatie binnenunit De montageplaat op de wand bevestigen. De schroeven licht aandraaien. De montageplaat in het lood zetten en vervolgens de schroeven vast aandraaien (fig. 2). Als ervoor gekozen wordt de leidingen aan de achterkant uit het toestel te laten komen, een gat met een doorsnede van Æ 50 mm in de muur boren. Het gat dient naar de buitenzijde toe iets af te lopen (fig. 3 en 7). De doorvoer installeren. De koelleidingen kunnen in verschillende posities (fig. 6) geïnstalleerd worden. Installeren van de aansluitleidingen en elektrische aansluitingen bij montage van de centrale montageplaat aan de achterkant van het frame. Hang het toestel aan de bovenzijde aan het montagepaneel en druk dit naar voren, zodat het op de centrale montageplaat ingrijpt. Bevestig de binnenunit met de bijbehorende schroef op de montageplaat. Buig de leiding voorzichtig zonder dat deze geplet of de doorgang afgesloten wordt. Voer de leiding en de kabels van het toestel door het gat; hang de binnenunit met de bovenzijde aan de bovenrand van de montageplaat. (zie fig. 2). Let erop dat het toestel goed geplaatst is door het eerst naar links en vervolgens naar rechts te schuiven. Afvoer condenswater De afvoerbuis van het toestel is flexibel en kan in verschillende posities geplaatst worden. In de afvoerleiding dient een U-bocht (fig. 4) opgenomen te zijn. Sluit een kunststof afvoerbuis voor het condenswater met een inwendige doorsnede van 12 mm aan. De afvoerbuis dient op de koelleidingen met vinyltape aangesloten te worden, zie fig. 6. 5. Sluit voor de modellen met warmtepomp de regelkabels aan zoals 6. Breng het beschermdeksel voor de elektrische aansluitingen weer aan. 7. Breng het frontpaneel aan. Alvorens het installeren als beëindigd te beschouwen Controleren of: - De spanning altijd tussen 198 254 V ligt. - De doorsnede van de netspanningkabels minimaal overeenkomt met de in de desbetreffende schakelschema’s aanbevolen doorsnede. - De afvoer van het condenswater optimaal werkt en er geen lekken in het watercircuit zijn. Standaard installatie (fig. 1) In de afbeelding is de gebruikelijke installatie van deze toestellen in het algemeen zien. Breng, nadat de afvoer getest is, vinyltape, ref. 3, aan om alle buizen te verbinden. Elektrische aansluitingen 1. Maak het frontpaneel open. 2. Verwijder het deksel van de bekabeling. 3. Leg de aansluitkabel vanaf de binnenunit via de aansluitopening. 4. Sluit de netspanningkabel op de Aansluitklem. NL - De gebruiker aanwijzingen omtrent de bediening heeft gekregen. - De gebruiker ingelicht is omtrent de noodzaak van het regelmatig reinigen van het luchtfilter. - De garantiekaart ingevuld is. - Men aanwijzingen gegeven heeft omtrent het onderhoud of dat er een servicecontract afgesloten is. 40 Installatie-instructies beperken. Controle bij ontvangst Installatie Bij ontvangst dienen de goederen gecontroleerd te worden en bij eventuele gebreken dient het transportbedrijf en de verzekeringsmaatschappij hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld te worden. - De installatie van de unit omvat: - Montage van het toestel. - Aansluiten van de koelleiding. - Aansluiten van de condensafvoer bij units met warmtepomp. - Elektrische installatie van de unit. Bescherming van het milieu De verpakking dient overeenkomstig de door de gemeente vastgelegde milieuvoorschriften afgevoerd te worden. - - Vrije ruimten, buitenunit Er dient een minimale vrije ruimte rondom de toestellen aangehouden te worden voor de luchtcirculatie en een goede bereikbaarheid voor onderhoudswerkzaamheden zoals onder algemene afmetingen aangegeven is. Veiligheid De installatie- en onderhoudswerkzaamheden van dit airconditioningssysteem mogen uitsluitend door deskundig en vakbekwaam personeel uitgevoerd worden. Men dient periodieke onderhoudswerkzaamheden uit te laten voeren, zoals het reinigen van de batterijen en luchtfilters, opdat het optimale rendement van de toestellen gewaarborgd wordt. - sloten te blijven tijdens de duur van de installatiewerkzaamheden. De droogfilters noch de compressor langer dan één of twee minuten aan de omgeving blootstellen. Voor het solderen soldeerstaven gebruiken met een laag smeltpunt die minimaal 5% zilver bevatten. Tijdens het solderen en terwijl de buis nog warm is, dient er een droge stikstofstroom aangehouden te worden ter voorkoming van roestvorming en een laag bladmetaal aan de binnenzijde die verontreinigingen en verstoppingen kunnen veroorzaken. Geen afbijtmiddel voor de koper-koper verbindingen gebruiken. De toestellen dienen middels optrompen aan elkaar gekoppeld te worden. Onderling aansluiten van de Isoleren van de koelbuizen units Omdat de capillaire buizen in de buitenunits geïnstalleerd zijn, bevinden zich zowel buis met de grootste als die met de kleinste doorsnede aan de lagedrukzijde van het systeem. Ter voorkoming van het druppelen van condensvocht op de vloer dienen beide buizen goed geïsoleerd te worden. De dikte van het isolatiemateriaal dient minimaal 8 mm te bedragen, zie fig. 4. Bij het installeren van units van het type splitsysteem dient de volledige afdichting van het koelcircuit gecontroleerd te worden na het beëindigen van de montagewerkzaamheden om de afwezigheid van lekken te garanderen. Dit draagt bij tot een maximaal rendement bij een minimaal verbruik en voorkomt ernstige storingen in de werking van de unit. Het vormt tevens een belangrijke milieumaatregel. Voorzorgsmaatregelen Dit toestel dient overeenkomstig de onderstaande richtlijnen geïnstalleerd en gebruikt te worden: - Laagspanningsrichtlijn. - Veiligheidsrichtlijn voor koelaggregaten en -installaties. - Richtlijn drukapparaten. - Standaard bouwnormen. - Technische bouwnormen. - Gemeentelijke bepalingen. Ledigen en ontvochtigen (fig. 5) Lucht werkt niet als koelmiddel, omdat deze door de compressor niet vloeibaar gemaakt kan worden. Lucht en vocht dat in het koelsysteem achterblijft, heeft ongewenste effecten zoals hieronder aangegeven is. Daarom dient de lucht en het vocht geheel verwijderd te worden. - Verhoging van de hoge druk - Toename van het stroomverbruik - Vermindering van het rendement van het toestel. - Het water in de lucht kan bevriezen en de membranen blokkeren. - Het water kan op sommige plaatsen van het circuit roest veroorzaken en de compressor beschadigen. Installeren van de aansluitleidingen tussen de units De lengte van de aansluitleidingen tussen de toestellen dient zo klein mogelijk te zijn. De maximaal toelaatbare afstand tussen de toestellen bij een standaard circuit en buisdoorsnede worden hieronder apart voor de bijbehorende binnenunits aangegeven. Plaats (fig. 1 t/m 3) Het toestel is voor plaatsing buiten bedoeld. Het toestel op een stevige voetplaat plaatsen en met schroeven hierop vastzetten. Te gebruiken buizen Voor het aansluiten van de leidingen die de beide units met elkaar verbinden, dient men er voor te zorgen dat de te gebruiken buizen reeds voor het installeren schoon en droog gehouden worden. Wij adviseren rekening te houden met de onderstaande aanwijzingen: - Uitsluitend koperbuis gebruiken van een kwaliteit die geschikt is voor koelleidingen. - Geen werkzaamheden buiten uitvoeren wanneer het regent. - De uiteinden van de buizen dienen afge- Buitenunits De toestellen worden geleverd met een voldoende hoeveelheid koelmiddel voor een Eidinglengte van 4 meter. Bij elke unit wordt een aansluitknietje voor de afvoer van het condensvocht bijgeleverd (alleen bij modellen met warmtepomp). Elke compressor is van geluidsisolatie voorzien om het geluidsniveau tot een minimum te Werkwijze Bij elk circuit met gesloten kleppen: 1- Een vacuümpomp en service-manometers aansluiten. 2- Een vacuüm van minimaal 200 micron trekken. 3- Lekken opsporen. Gebruikslimieten Spanningsgrenzen Temperatuur bij luchtinlaat van buitenbatterij DT Temperatuur bij luchtinlaat van binenbatterij Bedrijfscyclus Bedrijfscyclus Nom. 230 V Minimum °C Minimum Maximum Koeling 198 254 19 Verwarming -10 (1) Koeling Verwarming Koeling NB 46 24 15 Nota’s: NB = natte bol. DB = droge bol. (1) Her toestel kan gedurende korte tijd met temperaturen werken die buiten de grenzen vallen om de ruimte te kunnen verwarmen. 41 NL Maximum °C Minimum °C Maximum °C Verwarming DB 10 (1) Koeling NB Verwarming DB 23 (1) 32 Bedienings-en onderhoudsinstructies Infrarood-afstandsbediening KOELING ONTVOCHTIGING VENTILATIE VERWARMING AUTOMATISCH BEDRIJF SLAAPPROGRAMMA AUTOMATISCHE VENTILATIE AUTO VENTILATIESNELHEID Nota: gebruik uitsluitend alkaline batterijen AAA. 1. Met de toets ON/OFF kan de airconditioner in- en uitgeschakeld worden. 2. Kiezen bedrijfsfunctie Er zijn vijf bedrijfsfuncties: De bedrijfsfunctie van het systeem kan met de toets MODE ingesteld worden. Modellen Bedrijfsfunctie Enkel koeling Ventilator - Luchtontvochtiging - Koeling Koeling/verwarming Ventilator - Luchtontvochtiging - Verwarming - Auto Functie ventilator In deze functie werkt alleen de ventilator. De ventilatorsnelheden (laag-middel-hoog) + auto kunnen ingesteld worden. Tijdens het bedrijf in koeling of verwarming, mits AUTO gekozen is, verandert de ventilatorsnelheid automatisch in de volgorde laag-middelhoog of hoog-middel-laag afhankelijk van het verschil in de ruimtetemperatuur en de consignatiepunten. Functie luchtontvochtiging In de functie DRY werkt het toestel in de functie koeling en de ventilator in auto als de ruimtetemperatuur boven het consignatiepunt ligt. Als deze onder het consignatiepunt ligt, wordt de in- en uitschakelperiode van de compressor en de ventilator op een vaste herhaalcyclus ingesteld overeenkomstig het verschil tussen de ruimtetemperatuur en het consignatiepunt. Functie koeling In de functie COOL kan de ventilatorsnelheid laag-middel-hoog-auto ingesteld worden. Functie verwarming In de functie HEAT kan de ventilatorsnelheid laag-middel-hoog-auto ingesteld worden. Ter voorkoming van koude lucht afkomstig van het toestel tijdens de verwarmingscyclus, als de temperatuur van de batterij te laag is, schakelt de ventilator uit. Stijgt de temperatuur van de batterij door de werking van de compressor, dan wordt de ventilator opnieuw ingeschakeld. Dit gebeurt ook bij het aanzetten van het toestel waarbij het inschakelen van de ventilator vertraagd wordt totdat de temperatuur tot de ingestelde waarde gedaald is. Functie auto In de functie AUTO wordt automatisch tussen de functies koeling en verwarming omgeschakeld als de ruimtetemperatuur boven of onder het consignatiepunt ligt. De unit werkt in de functie koeling als de ruimtetemperatuur boven het consignatiepunt ligt en in verwarming als deze onder het consignatiepunt ligt. Dit is de aanbevolen bedrijfsfunctie. 3. Instellen van de ruimtetemperatuur Druk op de toets +C of -C om het consignatiepunt van de ruimtetemperatuur te wijzigen. Deze dient tussen 16 en 32°C ingesteld te zijn. - Kiezen van de ventilatorsnelheid en de stand van het uitblaasornament: Men kan kiezen uit drie snelheden: LaagMiddel-Hoog. Druk op de toets FAN om de gewenste luchtstroom in te stellen. Het symbool FAN geeft de gekozen snelheid aan. De toets SWING wordt gebruikt om de uitblaasornamenten te regelen. Als deze toets één keer ingedrukt wordt, staat het uitblaasornament stil; als de toets nogmaals ingedrukt wordt, beweegt het uitblaasornament en wordt de lucht over het vertrek verdeeld. NL 4. Functies van de tijdschakelklok De regeling is met een tijdschakelklok uitgerust waarmee de in- en uitschakeltijden van de unit ingesteld zijn. De functionele programmeringen die in de regeling opgeslagen zijn, worden gekozen bij het inschakelen van het toestelVoor het gebruik van de tijdschakelklok gaat men als volgt te werk: Tijdschakelklok in-/uitschakelen De functie tijdschakelklok in-/uitschakelen wordt geregeld door op de toetsen T-ON en T-OFF te drukken. Om het toestel op een bepaald tijdstip in te schakelen wanneer het uit staat, drukt men herhaaldelijk op de toets T-ON die in eenheden van een half uur verspringt, totdat het gewenste inschakeltijdstip bereikt is. Het toestel schakelt in wanneer de ingestelde tijd die in het geheugen van het toestel opgeslagen is, verstreken is. Op dezelfde wijze dient men om het toestel op een bepaalde tijd te laten uitschakelen wanneer het in bedrijf is, op dezelfde wijze te werk te gaan en herhaaldelijk de toets TOFF in te drukken totdat het gewenste tijdstip bereikt is. 5. Nachtprogramma Sleep Functie koeling In de functie Sleep tijdens het bedrijf in koeling werkt het toestel in de volgende opeenvolging van stappen: 1 - 2. Stap 1 Het toestel werkt in de functie koeling totdat het consignatiepunt van de ruimtetemperatuur bereikt wordt. Stap 2 Nadat het consignatiepunt van de ruimtetemperatuur bereikt is, werkt het toestel in de functie koeling ten einde de ruimtetemperatuur tussen de grenzen van het consignatiepunt +1 en +2°C tijdens 1 uur te houden. Functie verwarming In de nachtfunctie en tijdens het bedrijf in 42 verwarming werkt het toestel in de volgende opeenvolging van stappen: 1 - 2. Beveiliging automatische herstart en vriesbeveiliging Stap 1 Het toestel werkt in de functie verwarming totdat het consignatiepunt van de ruimtetemperatuur bereikt wordt. Na een onderbreking in de stroomtoevoer wordt het toestel automatisch herstart (zodra de stroomtoevoer hersteld is) en blijft in dezelfde functie staan die ingesteld stond op het moment dat de stroom uitviel. Stap 2 Nadat het consignatiepunt van de ruimtetemperatuur bereikt is, werkt het toestel in de functie verwarming teneinde deze ruimtetemperatuur tussen de grenzen van het consignatiepunt -1 en -2°C tijdens 1 uur te houden. Ontdooien en bescherming tegen oververhitting Dit wordt gebruikt om te voorkomen dat de verdamperunit tijdens het bedrijf in koeling of luchtontvochtiging bevriest of in de functie verwarming oververhit raakt. Component Onderhoud Tijdens de cyclus ontdooien (defrost) en bescherming tegen oververhitting schakelt de compressor uit, de led van de compressor knippert cyclisch en het uit-blaasornament blijft in de stand volledig geopend staan. Na afloop van de cyclus werkt het uitblaasornament weer volgens de eerder ingestelde programmering. Onderhoud De toestellen zijn ontworpen om vrijwel onderhoudsvrij een lange tijd in bedrijf te zijn. De onderstaande handelingen dienen echter regelmatig uitgevoerd te worden. Geadviseerde regelmaat Luchtfilter: 1- Met een stofzuiger reinigen of zachtjes uitkloppen en met lauw water (40°C) en een zacht afwasmiddel afwassen. 2- Uitspoelen en laten drogen alvorens het filter in het toestel terug te plaatsen. 3- Geen benzine, alcohol of andere chemische producten gebruiken. Een keer per maand of, indien nodig, vaker. Omkasting van het toestel: 1- Het stof op het frontpaneel met een zachte of een in een groene zeepoplossing vochtig gemaakte doek verwijderen. 2- Geen benzine, alcohol of andere chemische producten gebruiken. Een keer per maand of, indien nodig, vaker. Opvangbak en afvoerbuis: 1- Reinigen en controleren of er geen verstoppingen zijn. Ieder seizoen voordat het toestel in bedrijf genomen wordt. Opsporen van storingen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing A. De airconditioner werkt niet. 1.- Controleren of de zekering niet gesmolten is of dat de hoofdvermogensschakelaar niet uitgeschakeld is. 2.- Staat de hoofdschakelaar in OFF? 3.- Heeft men een fout in het programmeren gemaakt? B. Het toestel koelt niet volvoende. 1.- Is het filter vuil? Zie de aanwijzingen voor het reinigen van het filter. 2.- Waarschijnlijk was de ruimte erg warm op het moment dat de airconditioner ingeschakeld werd. Wacht even zodat het toestel voldoende tijk krijgt om de temperatuur in het vertrek te laten dalen. 3.- Is de juiste temperatuur ingesteld? 4.- Zijn de roosters voor de luchtaanvoer en -afvoer verstopt? C. Er hangt een onaangerame geur in het vertrek. 1.- Controleren of deze geur niet van het vocht in muren, vloerbedekking, meubels of andere stoffen in het vertrek afkomstig is. D. De airconditioner maakt geluid. 1.- Een geluid als stromen water: dit is afkomstig van de koelvloeistof die door het koelcircuit circuleert. 2.- Een geluid dat op een douche lijkt: dit is afkomstig van de behandelde luchtontvochtiging in het toestel. E. Het lijkt alsof het condenswater uit het toestel wegloopt. 1.- Condensvorming treedt op wanneer het toestel de lucht in het vertrek koelt. F. De airconditioner werkt niet 4 vier minuten na het herstarten. 1.- Dit komt door een beveiligingsmechanisme van het systeem. Wacht 4 minuten totdat dit weer werkt. G. Het scherm van de afstandsbediening wordt zwakker of gaat uit. 1.- Misschien moeten de batterijen vervangen worden. 2.- Bij het vervangen mogen de polen van de batterijen niet verkeerd om geplaatst worden. H. De airconditioner reageert niet op de afstandsbediening of op de handbedieningsorganen. 1.- Misschien moeten de batterijen vervangen worden. 2.- Bij het vervangen mogen de polen van de batterijen niet verkeerd om geplaatst worden. 3.- Neem contact op met een erkende servicedienst om de voedingsspanning van uw installatie te controleren. Gegevens en maten aan mogelijke wijzigingen onderhevig zonder kennisgeving vooraf. 43 NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44

mundoclima Series MUPR-HG Installatie gids

Type
Installatie gids
Deze handleiding is ook geschikt voor