Documenttranscriptie
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 INLEIDING .............................................................. 6
1.1 ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................... 6
1.2 BASISFUNCTIES (MODI) ............................................................................................ 6
1.2.1 Functies van achtergrondverlichting .............................................................. 7
1.2.2 Waterdichtheid .............................................................................................. 7
1.3 FUNCTIES VAN DE KNOPPEN ................................................................................... 7
1.3.1 De knop [Mode] ............................................................................................. 7
1.3.2 De knop [+] .................................................................................................... 8
1.3.3 De knop [-] ..................................................................................................... 8
1.3.4 De knop [Select] ............................................................................................ 8
1.4 LCD-SCHERM ............................................................................................................. 9
1.5 METINGEN EN MAATEENHEDEN ............................................................................ 10
1.5.1 Maateenheden selecteren ........................................................................... 10
1.6 KALIBRATIE VAN DRUKSENSOR .............................................................................. 11
1.7 ONDERHOUD ............................................................................................................ 11
1.7.1 Batterij vervangen ........................................................................................ 12
HOOFDSTUK 2 TIJDMODUS ......................................................... 13
2.1 DE TIJD INSTELLEN .................................................................................................
2.2 SUBMODUS VOOR DAGALARM ..............................................................................
2.2.1 Dagalarmen instellen ..................................................................................
2.3 SUBMODUS VOOR STOPWATCH ...........................................................................
2.3.1 De stopwatch gebruiken ..............................................................................
2.4 SUBMODUS VOOR COUNTDOWN-TIMER .............................................................
2
13
15
15
16
16
18
2.4.1 De countdown-timer instellen ......................................................................
2.4.2 De countdown-timer starten ........................................................................
2.5 SUBMODUS VOOR TWEEDE TIJD (ALTIMAX EN S-LANDER) ...............................
2.5.1 Tweede tijd instellen ....................................................................................
18
18
19
19
HOOFDSTUK 3 MODUS VOOR HOOGTEMETER ............................ 20
3.1 DE HOOGTEMETER INSTELLEN ............................................................................
3.2 SUBMODUS VOOR METING VAN HOOGTEVERSCHIL ..........................................
3.2.1 Meting van het hoogteverschil starten .........................................................
3.3 SUBMODUS VOOR 24-UURS GEHEUGEN .............................................................
3.4 SUBMODUS VOOR LOGBOEK ................................................................................
3.4.1 Een logboek starten en stoppen ..................................................................
3.4.2 Knop voor snel totaal ...................................................................................
3.5 SUBMODUS VOOR LOGBOEKHISTORIE ................................................................
3.5.1 De logboekhistorie wissen ..........................................................................
HOOFDSTUK 4 MODUS VOOR BAROMETER ..............................................................
4.1 SUBMODUS VOOR METING VAN DRUKVERSCHIL ................................................
4.2.1 Meting van het drukverschil starten .............................................................
4.2 SUBMODUS VOOR 4-DAGEN GEHEUGEN .............................................................
4.3 MODUS VOOR DRUK OP ZEENIVEAU ....................................................................
4.3.1 De druk op zeeniveau instellen ....................................................................
4.4 BAROMETRISCHE TRENDINDICATOR ...................................................................
21
23
23
24
24
26
27
27
28
29
30
31
31
32
32
33
HOOFDSTUK 5 KOMPASMODUS (VECTOR EN X-LANDER) .......... 33
5.1 SUBMODUS VOOR HET VOLGEN VAN DE KOERS ................................................ 35
5.2 SUBMODUS VOOR DECLINATIECORRECTIE ........................................................ 35
5.2.1 De lokale declinatie instellen ....................................................................... 36
3
5.3 HET KOMPAS KALIBREREN ..................................................................................... 36
HOOFDSTUK 6 VEELGESTELDE VRAGEN .................................... 37
6.1 ALGEMEEN ............................................................................................................... 37
6.1.1 Is de wristopcomputer waterdicht? .............................................................. 37
6.1.2 Wat is de levensduur van de batterij? ......................................................... 38
6.1.3 Wat betekenen de segmenten op de buitenring? ........................................ 38
6.1.4 Waarom gaan de segmenten op de buitenring naar links? ......................... 38
6.1.5 Waarom staan er twee symbolen op de modusindicatiebalk en wat is de
betekenis van deze symbolen? ................................................................... 39
6.2 TIJD ........................................................................................................................... 39
6.2.1 Waarom worden er in de tijdmodus steeds meer of minder segmenten
weergegeven op de buitenring? .................................................................. 39
6.2.2 Wat is de maximale tijdsduur waarop ik de timer kan instellen? ................. 39
6.3 HOOGTEMETER ....................................................................................................... 39
6.3.1 Hoe wis ik het logboek? ............................................................................... 39
6.3.2 Hoe wordt het logboek automatisch gewist? ............................................... 39
6.3.3 Hoeveel logboeken kan ik registreren? ....................................................... 40
6.3.4 Wat is de duurweergave? ............................................................................ 40
6.3.5 Wat is de maximale capaciteit van de totale stijging of daling in voet/meter in
de logboekhistorie? ..................................................................................... 40
6.3.6 Wat voor gegevens worden vastgelegd door de Vector wanneer ik tijdens een
trektocht daal van 5.000 voet tot 3.000 voet en vervolgens opnieuw stijg tot
8.000 voet? ................................................................................................. 41
6.3.7 Waarom worden er verschillende metingen voor de stijging/daling
weergegeven terwijl ik in dezelfde ruimte blijf? ........................................... 42
6.4 BAROMETER ............................................................................................................ 42
4
6.4.1 Wat is het vakje geheel linksboven op het scherm? .................................... 42
6.4.2 Geeft de wristopcomputer toekomstige trends in de weersomstandigheden
aan? ............................................................................................................ 42
6.4.3 Wat betekenen absolute druk en relatieve druk? ......................................... 42
6.4.4 Wat is temperatuurcompensatie? ............................................................... 43
6.5 KOMPAS .................................................................................................................... 43
6.5.1 WAT IS DOEL VAN DE DRAAIENDE BUITENRING? ............................................. 43
6.5.2 Waar kan ik de juiste declinatie voor mijn omgeving vinden zodat ik de
wristopcomputer kan instellen? .................................................................. 43
6.6 EFFECT VAN DE LUCHTTEMPERATUUR OP DE HOOGTEMETING ..................... 43
HOOFDSTUK 7 RESERVEONDERDELEN ....................................... 46
HOOFDSTUK 8 AFKORTINGEN ..................................................... 46
HOOFDSTUK 9 COPYRIGHT EN HANDELSMERKEN .................... 47
HOOFDSTUK 10 CE-KEURMERK .................................................. 48
HOOFDSTUK 11 GARANTIEBEPERKINGEN EN ISO 9001-EISEN . 48
HOOFDSTUK 12 VERWIJDEREN VAN HET APPARAAT ................ 48
5
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 ALGEMENE INFORMATIE
De wristopcomputer is een betrouwbaar hoogwaardig elektronisch apparaat voor recreatief gebruik. De recreant
die graag sporten beoefent zoals skiën, kajakken, bergbeklimmen, trektochten en fietstochten kan vertrouwen
op de nauwkeurigheid van de wristopcomputer.
De ergonomisch ontworpen wristopcomputer weegt slechts 55 gram en beschikt over een groot LCD-scherm
waarop de cijfers onder bijna alle omstandigheden goed zichtbaar zijn.
Opmerking: met de wristopcomputer mogen geen metingen worden verricht die professionele of industriële
precisie vereisen en de wristopcomputer dient niet te worden gebruikt om metingen te verkrijgen tijdens
parachutespringen, hanggliding, paragliding, gyrocopter riding of het besturen van een klein vliegtuig.
BELANGRIJKE OPMERKING: OP EEN LOS EIGENSCHAPPENBLAD IN DE OMSLAG AAN DE VOORZIJDE
VAN DEZE HANDLEIDING WORDEN DE EIGENSCHAPPEN VAN DE WRISTOPCOMPUTER EN HET LCDSCHERM VERMELD EN GEÏLLUSTREERD. DIT BLAD IS BEDOELD OM GEBRUIKERS INZICHT TE GEVEN
IN DEZE FUNCTIES EN PROCESSEN EN OM UITLEG TE BIEDEN OVER DE WIJZE WAAROP DEZE
WORDEN INGESTELD.
1.2 BASISFUNCTIES
De gebruikershandleiding heeft betrekking op alle modellen van de wristopcomputer. De functies en de
verschillen in de werking van de modellen worden weergegeven in de volgende tabel.
Functies
Modellen van wristopcomputer
Altimax
S-Lander
Vector
X-Lander
Tijd
JA
JA
JA
JA
Hoogtemeter
JA
JA
JA
JA
Barometer
JA
JA
JA
JA
Kompas
JA
JA
Al deze functies beschikken over submodi waarmee de functionaliteit wordt uitgebreid voor de gebruiker.
6
Alle belangrijke functies en submodi worden uitgebreid beschreven na deze paragraaf.
Opmerking: de modellen Vector en X-Lander van de wristopcomputer beschikken over dezelfde functies als
de Altimax en de S-Lander. Het verschil is echter dat de Vector en Altimax een stevige kunststofbehuizing
hebben terwijl de X-Lander en S-Lander zijn uitgevoerd in geborsteld aluminium.
1.2.1 Functies van achtergrondverlichting
De wristopcomputer beschikt over een elektrische achtergrondverlichting. U zet de achtergrondverlichting aan
door de knop [Mode] twee seconden ingedrukt te houden. De achtergrondverlichting blijft vervolgens vijf
seconden branden. Als u tijdens deze periode opnieuw op de knop [Mode] drukt, wordt een nieuwe periode
van vijf seconden gestart en blijft de achtergrondverlichting branden.
1.2.2 Waterdichtheid
Dit product is waterdicht. De waterdichtheid is getest tot 30 meter in overeenstemming met de ISO 2281-norm
(www.iso.ch).
Opmerking: de wristopcomputer is geen duikinstrument.
1.3 FUNCTIES VAN DE KNOPPEN
De wristopcomputer wordt bediend met vier knoppen: [Mode], [+] (ON/OFF), [-] (Fast Bearing) en [Select].
1.3.1 De knop [Mode]
Deze knop bevindt zich rechtsboven op de wristopcomputer.
•
•
•
•
Als de gebruiker op het niveau van een hoofdmodus op de knop [Mode] drukt, kan deze een modus of
functie selecteren of bladeren tussen modi en functies (TIME, ALTI, BARO, COMP).
Als de gebruiker op het niveau van de submodi op de knop [Mode] drukt, gaat deze terug naar de hoofdmodus.
Als de gebruiker op de knop [Mode] drukt tijdens het opgeven van instellingen, worden de wijzigingen of
voorkeuren geaccepteerd. Als de gebruiker vervolgens opnieuw op de knop drukt, gaat deze terug naar de
hoofdmodus.
Als de knop twee seconden lang wordt ingedrukt, wordt de achtergrondverlichting ingeschakeld.
7
1.3.2 De knop [+]
Deze knop bevindt zich rechtsonder op de wristopcomputer.
•
•
Als de gebruiker op de knop [+] drukt tijdens het opgeven van instellingen, wordt waarde gewijzigd in
opwaartse richting.
In de stopwatch- en logboekfuncties, kan deze knop fungeren als start/stop-knop (of aan/uit-knop).
1.3.3 De knop [-]
Deze knop bevindt zich linksonder op de wristopcomputer.
•
Als de gebruiker op de knop [+] drukt tijdens het opgeven van instellingen, wordt waarde gewijzigd in
neerwaartse richting.
• Op de modellen Vector en X-Lander is dit ook de knop voor de functie “Fast Bearing” (Snel koers bepalen).
Als u op de knop [-] drukt in een van de hoofdmodi, wordt de kompasmodus snel weergegeven met de
gewone kompasfunctie of de koersfunctie (afhankelijk van het scherm waarin de kompasmodus wordt
gekozen).
• Op de modellen Altimax en S-Lander is dit ook de knop voor de functie “Fast Cumulative” (Snel totaal). Als
u op de knop [-] drukt in een van de hoofdmodi, worden de cumulatieve gegevens van de huidige
logboekregistratie snel weergegeven.
Opmerking: zie pagina 27 van deze handleiding voor meer informatie over deze functie.
1.3.4 De knop [Select]
Deze knop bevindt zich linksboven op de wristopcomputer.
•
•
•
Als de gebruiker op het niveau van een hoofdmodus op de knop [Select] drukt, kan deze naar een van de
submodi van de functie gaan of teruggaan naar de hoofdmodus.
Als de gebruiker in een hoofdmodus of submodus de knop [Select] langer dan twee seconden ingedrukt
houdt, kan deze instellingen opgeven.
Tijdens het opgeven van instellingen kan de gebruiker met de knop [Select] bladeren tussen instelbare
eenheden of waarden en voorkeuren opgeven.
8
1.4 LCD-SCHERM
Het scherm is ontworpen om de gebruiker een optimale helderheid en veel gebruiksgemak te bieden.
Het scherm is verdeeld in verschillende gedeelten.
•
•
•
•
•
•
De displayrand omvat de buitengrens van het LCD-scherm. De buitenste segmenten bevinden zich op de
displayrand.
Een barometrische trendindicator biedt snel informatie over de verwachte weersomstandigheden.
In veld 1 worden getallen of tekst weergegeven afhankelijk van de modus of submodus waarin de gebruiker
zich bevindt.
In veld 2 worden grote getallen en/of de bijbehorende maateenheid voor de functie weergegeven.
Een indicatiebalk voor de modi
geeft de hoofdmodi (functies)
van de wristopcomputer aan
Indicator van
(een driehoekje juist onder de
barometertrend
Waterpass
balk geeft aan welke modus
actief is).
In veld 3 worden getallen en/of
SELECT knop
MODE knop
tekst weergegeven.
Veld 1
Veld 2
Modusbalk
Displayrand
Veld 3
- knop
+ knop
9
1.5 METINGEN EN MAATEENHEDEN
De wristopcomputer biedt ondersteuning voor twee soorten maateenheden: metrisch of Engels.
Metrische maateenheid
m
m/min
°C
mbar
Engelse maateenheid
ft
ft/min
°F
inHg
1.5.1 Maateenheden selecteren
U kunt de weergegeven maateenheid als volgt wijzigen:
1. Controleer de modusindicator. Als de moduspijl niet onder TIME staat, drukt u op de knop [Mode] totdat de
pijl juist onder TIME staat op de modusindicatiebalk.
2. Houd de knoppen [Mode] en [Select] tegelijkertijd ingedrukt gedurende drie seconden. In veld 1 wordt
gedurende korte tijd “SET” weergegeven en vervolgens wordt “UNI” weergegeven (afb. 43).
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
WAARSCHUWING: als de gebruiker op de knop [Select] drukt (en deze niet twee seconden ingedrukt houdt)
terwijl de instellingsmodus “UNI” actief is, wordt de kalibratie voor de druksensor geopend. Raadpleeg de
volgende paragraaf voor meer informatie.
3. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. Rechts in veld 2 begint “m” of “ft” te knipperen.
4. Druk op de knop [+] om te schakelen tussen “m” en “ft”.
5. Wanneer de gewenste maateenheid wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
maateenheid te gaan. Onder “m” of “ft” in veld 2 begint “mbar” of “inHg” te knipperen.
6. Druk op de knop [+] om te schakelen tussen “mbar” en “inHg”.
7. Wanneer de gewenste maateenheid wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
maateenheid te gaan. Boven in veld 1 (juist boven de bel) begint °C of °F te knipperen.
8. Druk op de knop [+] om te schakelen tussen °C en °F.
10
9. Wanneer de gewenste maateenheid wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
maateenheid te gaan. Bovenaan in het midden van veld 1 begint “m/min” of “ft/min” te knipperen.
10.Druk op de knop [+] om te schakelen tussen “m/min” en “ft/min”.
11.Wanneer de gewenste maateenheid is geselecteerd, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te
accepteren. Druk opnieuw op de knop [Mode] om terug te gaan naar de hoofdmodus voor de tijdsweergave.
Het selecteren van de maateenheden is voltooid.
1.6 KALIBRATIE VAN DRUKSENSOR
Hiermee wordt een FABRIEKSINSTELLING gekalibreerd. Als u deze mode hebt geopend, wordt het ten zeerste
aanbevolen dat u deze instelling afsluit door op [Mode] te drukken. Als u deze instelling kalibreert, kan dit
NEGATIEVE GEVOLGEN hebben voor alle instellingen voor de hoogtemeter en barometer van de
wristopcomputer.
Voor deze instelling wordt “SNR” (Sensor) weergegeven in veld 1. Druk niet op de knop [+] of [-] om de druk
aan te passen. Sluit deze instelling eenvoudig af door op de knop [Select] te drukken om terug te gaan naar de
instellingsmodus “UNI” of door op de knop [Mode] te drukken om terug te gaan naar de hoofdmodus.
Neem contact op met onze afdeling voor productondersteuning als de kalibratie van de drukinstelling is gewijzigd.
1.7 ONDERHOUD
Voer alleen de gedetailleerde procedures uit die worden beschreven in deze handleiding. Voer geen ander
onderhoud uit aan de wristopcomputer en probeer niet de behuizing te openen of de knoppen op de ring te
verwijderen.
Bescherm de wristopcomputer tegen stoten, hitte en langdurige blootstelling aan direct zonlicht. Wanneer u
de wristopcomputer niet gebruikt, kunt u deze het beste bij kamertemperatuur opbergen op een schone, droge
plaats.
U kunt de wristopcomputer schoonmaken met een vochtige (warme) doek. Voor hardnekkige vlekken en
krassen kunt u een zachte zeep gebruiken.
Gebruik geen sterke chemische middelen zoals benzine, reinigingsoplosmiddelen, aceton, alcohol, zelfklevend
materiaal en verf op de wristopcomputer omdat deze stoffen de lak, de behuizing en de afwerking kunnen
aantasten.
11
Probeer nooit zelf de wristopcomputer te demonteren of te repareren. Houd de omgeving rond de sensoren
(achterzijde van het instrument) vrij van vuil en zand. Steek geen voorwerpen in de sensoropeningen van de
wristopcomputer.
1.7.1 Batterij vervangen
De wristopcomputer is voorzien van een 3-Volt lithiumbatterij van het type: CR 2430. De maximale levensduur
van dit type batterijen is twaalf tot achttien maanden.
Er wordt een waarschuwingsindicator voor de batterij weergegeven wanneer er nog vijf tot vijftien procent van
de batterijcapaciteit resteert. In dat geval wordt het aanbevolen dat u de batterij vervangt.
Bij zeer lage temperaturen wordt de waarschuwingsindicator voor de batterij ook weergegeven. Hoewel de
indicator is geactiveerd, hoeft u de batterij onder deze omstandigheden niet te vervangen. Als de
waarschuwingsindicator verschijnt bij een temperatuur boven de 10 °C, dient u de batterij te vervangen.
Opmerking: bij intensief gebruik van de achtergrondverlichting, de hoogtemeter en het kompas vermindert de
levensduur van de batterij aanzienlijk.
U vervangt de batterij als volgt:
1.
2.
3.
4.
5.
Draai de wristopcomputer om zodat de achterzijde voor u ligt.
Houd een muntje in de sleuf van het batterijvak.
Draai het muntje linksom tot de geopende positie, die is gemarkeerd aan de achterzijde van de behuizing.
Verwijder het deksel van het batterijvak.
Verwijder de oude knoopcel uit het batterijvak en controleer of de O-ring en alle oppervlakken schoon,
droog en onbeschadigd zijn. Rek de O ring niet uit.
6. Plaats de nieuwe knoopcel in het batterijvak (met het minteken naar beneden en het plusteken naar boven).
7. Zorg dat de O-ring zich op de juiste plaats bevindt, zodat de wristopcomputer waterdicht blijft. Plaats het
deksel van het batterijvak terug aan de achterzijde van de wristopcomputer.
8. Houd een muntje in de sleuf.
9. Draai het muntje rechtsom tot de gesloten positie, die is gemarkeerd aan de achterzijde van de behuizing.
Opmerking: het vervangen van de batterij dient uiterst zorgvuldig te gebeuren om zeker te zijn dat de
12
wristopcomputer waterdicht blijft. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de vereiste zorgvuldigheid
te betrachten zodat de wristopcomputer waterdicht blijft.
Na het vervangen van de batterij, moet de magnetische sensor worden gekalibreerd. Raadpleeg voor meer
informatie over deze procedure de paragraaf Kompas kalibreren van deze handleiding.
HOOFDSTUK 2 TIJDMODUS
De tijdmodus [TIME] beschikt over de volgende kenmerken:
• Een instelbare 24/12-uurs klok.
• Een kalender die is voorgeprogrammeerd tot 2089.
• Drie submodi: drie dagalarmen, stopwatch en countdown-timer.
U kunt de tijdmodus [TIME] als volgt weergeven en gebruiken:
Controleer de modusindicatiebalk. Als de moduspijl niet onder TIME staat, drukt u op de knop [Mode] totdat de
pijl juist onder TIME staat op de balk.
In de tijdmodus [TIME] (afb. 10):
• Wordt in veld 1 de dag van de week weergegeven.
• Wordt in veld 2 de huidige tijd weergegeven.
• Wordt in veld 3 de datum (maand/dag) weergegeven.
• Wordt de tijd in seconden grafisch weergegeven op de displayrand.
De tijdmodus [TIME] en alle submodi kunnen worden aangepast via het instellingenprogramma van de
wristopcomputer.
2.1 DE TIJD INSTELLEN
U stelt de tijd als volgt in:
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De seconden beginnen te knipperen in veld 3
(afb. 11).
2. Druk op de knop [+] om het aantal seconden te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal seconden
opnieuw in te stellen op nul.
13
3. Wanneer het gewenste aantal seconden wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de
volgende instelling te gaan. Rechts van veld 2 begint het aantal minuten te knipperen.
4. Druk op de knop [+] om het aantal minuten te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal minuten te
verlagen.
5. Wanneer het gewenste aantal minuten wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 2 begint het aantal uren te knipperen.
6. Druk op de knop [+] om het aantal uren te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal uren te verlagen.
7. Wanneer het gewenste aantal uren wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In veld 1 begint de instelling voor de 24- of 12-uurs klok te knipperen.
8. Druk op de knop [+] of [-] om te schakelen tussen 24 uur en 12 uur.
Opmerking: als u de 12-uurs klok selecteert, wordt AM/PM weergegeven onder de uren in veld 2.
9. Wanneer de gewenste klokinstelling wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 2 begint het jaar te knipperen (afb. 12).
10.Druk op de knop [+] om de waarde voor het jaar te verhogen of druk op de knop [-] om de waarde voor het
jaar te verlagen.
11.Wanneer het gewenste jaar wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende instelling
te gaan. In het midden van veld 3 begint de maand te knipperen.
12.Druk op de knop [+] om de waarde voor de maand te verhogen of druk op de knop [-] om de waarde voor de
maand te verlagen.
13.Wanneer de gewenste maand wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. Rechts van veld 3 begint de datum te knipperen.
14.Druk op de knop [+] om de waarde voor de datum te verhogen of druk op de knop [-] om de waarde voor de
datum te verlagen.
Opmerking: wanneer de gebruiker het jaar, de maand en de dag heeft opgegeven, wordt de dag van de week
automatisch ingevoerd in veld 1. De Amerikaanse maand/dag-weergave kan niet worden gewijzigd in een
dag/maand-weergave.
15.Wanneer de gewenste datum wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te accepteren
en terug te gaan naar de hoofdmodus.
14
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
Het instellen van de tijd is nu voltooid.
2.2 SUBMODUS VOOR DAGALARM
Met de wristopcomputer kan de gebruiker instellingen voor maximaal drie alarmen selecteren en opgeven.
Druk in de tijdmodus [TIME] eenmaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus Daily Alarm (afb. 39):
• Wordt in veld 1 “ON” of “OFF” weergegeven (de activeringsstatus van een bepaald alarm),
• Wordt in veld 2 het tijdstip van een bepaald alarm weergegeven.
• Wordt in veld 3 aangegeven welk alarm (1, 2 of 3) de gebruiker bekijkt.
Druk op de knop [+] of [-] om alarm 1, 2 of 3 te selecteren. Wijzig vervolgens de instellingen zoals wordt
beschreven in de volgende paragraaf.
2.2.1 Dagalarmen instellen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Druk op de knop [+] of [-] om het alarm te selecteren dat u wilt instellen (1, 2 of 3).
Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. In veld 1 begint “ON” of “OFF” te knipperen.
Druk op de knop [+] of [-] om te schakelen tussen "ON" en "OFF".
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 2 begint het aantal uren te knipperen.
Druk op de knop [+] om het aantal uren te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal uren te verlagen.
Wanneer het gewenste aantal uren wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. Rechts van veld 2 begint het aantal minuten te knipperen.
Druk op de knop [+] om het aantal minuten te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal minuten te
verlagen.
Wanneer het gewenste aantal minuten wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen
te accepteren en de instellingen af te sluiten. Er verschijnt een alarmbel linksonder in veld 2 om aan te
geven dat een alarm is geactiveerd.
15
Het alarm is nu ingesteld. Als u maximaal drie alarmen wilt activeren, herhaalt u stap 1 tot en met 8 voor het
geselecteerde alarm (1, 2 of 3).
Opmerking: het volume voor het alarm kan niet worden gewijzigd.
2.3 SUBMODUS VOOR STOPWATCH
Met de submodus voor de stopwatch van de wristopcomputer kunt u splittijden en twee finishtijden meten tot
maximaal 23 uur, 59 minuten en 59 seconden.
Druk in de tijdmodus [TIME] tweemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus Stopwatch (afb. 40):
•
•
•
Worden in veld 1 de seconden en tienden van seconden weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige tijd weergegeven.
Worden in veld 3 de uren en minuten en geheel rechts het woord “stopwatch” weergegeven.
2.3.1 De stopwatch gebruiken
De gebruiker kan drie timingmodi gebruiken:
• verstreken tijd meten;
• splittijd meten;
• twee finishtijden meten.
In de modus voor verstreken tijd:
1. Druk op de knop [+] om de stopwatch te starten, te stoppen en opnieuw te starten in de submodus voor de
stopwatch.
2. Druk op de knop [-] om de stopwatch opnieuw in te stellen op nul nadat de stopwatch is gestopt.
In de modus voor splittijd:
1. Druk op de knop [+] om de stopwatch te starten in de submodus voor de stopwatch.
2. Druk op de knop [-] om de stopwatch te stoppen en een splittijd weer te geven.
3. Druk opnieuw op de knop [-] om de splittijd te verwijderen en de tijd van de stopwatch opnieuw weer te
geven.
16
4. Druk op de knop [+] om de stopwatch te stoppen.
5. Druk op de knop [-] om de stopwatch opnieuw in te stellen op nul nadat de stopwatch is gestopt.
In de modus voor twee finishtijden:
1. Druk op de knop [+] om de stopwatch te starten in de submodus voor de stopwatch.
2. Druk eenmaal op de knop [-] om de stopwatch te stoppen en de finishtijd van de eerste persoon weer te
geven.
3. Druk op de knop [+] om de stopwatch te stoppen.
4. Druk opnieuw op de knop [-] om de finishtijd van de eerste persoon te verwijderen en de finishtijd van de
tweede persoon weer te geven.
5. Druk op de knop [-] om de tijden te wissen en de stopwatch opnieuw in te stellen.
Opmerking: als de stopwatchfunctie is geactiveerd, blijft de stopwatch lopen op de achtergrond wanneer de
gebruiker zich in andere modi of submodi bevindt. De gebruiker kan zien dat de stopwatch nog actief is
doordat de tekst “stopwatch” knipperend wordt weergegeven in veld 3.
Meten van verstreken
tijd
Meten van tussentijd
Tijden van 2 lopers
Starten
Starten
Starten
Stoppen
Tussentijd
Tussentijd (tijd van de eerste loper)
Herstarten
Tussentijd vrijgeven
Stoppen
Stoppen
Stoppen
Tussentijd vrijgeven
(tijd van de tweede loper)
Wissen
Wissen
Wissen
17
2.4 SUBMODUS VOOR COUNTDOWN-TIMER
Druk in de tijdmodus [TIME] driemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus Countdown timer (afb. 41):
•
•
•
Worden in veld 1 de seconden weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige tijd weergegeven.
Worden in veld 3 de uren en minuten en geheel rechts het woord “timer” weergegeven.
2.4.1 De countdown-timer instellen
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De seconden beginnen te knipperen in veld 1.
2. Druk op de knop [+] om het aantal seconden te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal seconden te
verlagen.
3. Wanneer het gewenste aantal seconden wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de
volgende instelling te gaan. Rechts van veld 3 begint het aantal minuten te knipperen.
4. Druk op de knop [+] om het aantal minuten te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal minuten te
verlagen.
5. Wanneer het gewenste aantal minuten wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 3 begint het aantal uren te knipperen.
6. Druk op de knop [+] om het aantal uren te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal uren te verlagen.
7. Wanneer het gewenste aantal uren wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te
accepteren en de instellingen af te sluiten.
8. De countdown-timer is nu voltooid.
2.4.2 De countdown-timer starten
U start de countdown-timer als volgt:
1. Druk op de knop [+] om de timer te starten, te stoppen en opnieuw te starten in de submodus voor de timer.
2. Druk op de knop [-] om de timer opnieuw in te stellen op nul nadat de timer is gestopt.
18
Opmerking: als de countdown-timer is geactiveerd, blijft de countdown-timer lopen op de achtergrond wanneer
de gebruiker zich in andere modi of submodi bevindt. De gebruiker kan zien dat de countdown-timer nog actief
is doordat de tekst “timer” knipperend wordt weergegeven in veld 3.
2.5 SUBMODUS VOOR TWEEDE TIJD (ALTIMAX EN SLANDER)
Opmerking: deze functie is alleen van toepassing op de wristopcomputers Altimax en S-Lander
Druk in de tijdmodus [TIME] viermaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de modus DUAL TIME (afb. 42):
• Wordt in veld 1 "dUA" weergegeven. Dit verwijst naar "dual time" (twee tijden).
• Wordt in veld 2 de huidige tijd weergegeven.
• Wordt in veld 3 de tweede tijd weergegeven (bijvoorbeeld de tijd in het land waar u woont).
De gebruiker kan de seconden weergeven in deze submodus door op de knop [+] te drukken. Vervolgens
worden de seconden gedurende tien seconden weergegeven in veld 3. Daarna verschijnt de tweede tijd weer.
2.5.1 Tweede tijd instellen
In de submodus DUAL TIME:
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De uren beginnen te knipperen in veld 3.
2. Druk op de knop [+] om het aantal uren te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal uren te verlagen.
3. Wanneer het gewenste aantal uren wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 3 begint het aantal minuten te knipperen rechts naast de uren.
4. Druk op de knop [+] om het aantal minuten te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal minuten te
verlagen.
5. Wanneer het gewenste aantal minuten wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen
te accepteren en de instellingen af te sluiten.
6. De tweede tijd is nu ingesteld.
19
De tweede tijd blijft gelijk wanneer u de hoofdtijd aanpast. Als u de tweede tijd bijvoorbeeld instelt op de tijd in
het land waar u woont, wordt deze tijd altijd weergegeven in deze submodus, zelfs wanneer u naar een andere
tijdzone reist en u de tijd in de hoofdmodus aanpast.
Opmerking: de functie voor de tweede tijd is volledig onafhankelijk en heeft geen invloed op alarmen of
geheugenfuncties. Deze laatste functies zijn afhankelijk van de huidige lokale tijd.
HOOFDSTUK 3 MODUS VOOR HOOGTEMETER
De altimetermodus [ALTI] beschikt over de volgende kenmerken:
•
•
•
•
•
U
Een aanpasbare maateenheid voor meter of voet: het bereik in meters varieert van -500 tot 9.000, het
bereik in voet varieert van -1.600 tot 29.500.
Een nauwkeurigheid van 5 m of 10 voet.
Een update van de stijgingen en dalingen in intervallen van één seconde voor drie minuten, vervolgens om
de tien seconden of minder.
Een automatisch 24-uurs geheugen in intervallen van één uur waarin de hoogte en de stijging/daling worden
weergegeven.
Een logboek waarin ongeveer 3.800 gegevenssets kunnen worden geregistreerd (één set = hoogte, stijging/
daling en tijd).
kunt de modus Altimeter als volgt weergeven en gebruiken:
Controleer de modusindicatiebalk. Als de moduspijl niet onder ALTI staat, drukt u op de knop [Mode] totdat de
pijl juist onder ALTI staat op de balk.
In de altimetermodus [ALTI] (afb. 1):
•
•
•
•
Wordt in veld 1 de stijging of daling weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige hoogte weergegeven in stappen van vijf meter of tien voet (afhankelijk van de
geselecteerde maateenheid).
Wordt in veld 3 de huidige tijd weergegeven.
Op de displayrand wordt de hoogte grafisch weergegeven in honderd meter of voet ten opzichte van duizend
meter of voet. Hierbij is één volledige cirkel gelijk aan duizend.
20
BELANGRIJKE OPMERKING: ALS U DE HOOGTE WILT INSTELLEN IN DE MODUS ALTIMETER, MOET DE
HOOGTE BEKEND ZIJN. U KUNT DEZE INFORMATIE VERKRIJGEN DOOR EEN TOPOGRAFISCHE KAART
TE GEBRUIKEN, WAAROP DE HUIDIGE LOCATIE EN DE BIJBEHORENDE HOOGTE WORDEN
WEERGEGEVEN. VERVOLGENS KUNT U DE INSTRUCTIES IN DE VOLGENDE PARAGRAAF UITVOEREN
OM DE HOOGTEMETER IN TE STELLEN.
RAADPLEEG PAGINA 43 VAN DE HANDLEIDING VOOR MEER INFORMATIE OVER DE INVLOED VAN DE
LUCHTTEMPERATUUR OP DE HOOGTEMETING.
ALS DE HOOGTE NIET BEKEND IS, KUNT U DE DRUK OP ZEENIVEAU INSTELLEN IN DE
BAROMETRISCHE MODUS (RAADPLEEG PAGINA 32 VOOR INFORMATIE OVER HET INSTELLEN VAN
DE DRUK OP ZEENIVEAU).
WANNEER DE DRUK OP ZEENIVEAU IS INGESTELD, WORDT DE HOOGTEMETER AANGEPAST AAN
DE HUIDIGE HOOGTE MET EEN NAUWKEURIGHEID VAN ENIGE TIENTALLEN METERS OF ONGEVEER
HONDERD VOET.
U KUNT INFORMATIE OVER DE HUIDIGE DRUK OP ZEENIVEAU VERKRIJGEN VIA KRANTEN, LOKALE
NIEUWSBERICHTEN, WEERBERICHTEN OP DE RADIO, EEN LOKALE LUCHTHAVEN OF
WEERBERICHTEN OP INTERNET.
3.1 DE HOOGTEMETER INSTELLEN
Wanneer u de hoogtemeter instelt, kunt u drie onderdelen instellen:
•
•
•
De referentiehoogte (de hoogte op de huidige locatie).
Het hoogtealarm (geeft aan wanneer een bepaalde geprogrammeerde hoogte wordt bereikt).
Het interval voor logboekregistratie (hiermee kan de gebruiker de hoogte en de stijging of daling binnen een
tijdsinterval bekijken).
Ga als volgt te werk:
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. In veld 1 staat de tekst “RE” (verwijst naar de
referentiehoogte) en in veld 2 begint de huidige hoogte te knipperen (afb. 2).
2. Druk op de knop [+] om de instelling voor de hoogte te verhogen of druk op de knop [-] om de instelling te
verlagen.
21
3. Wanneer de gewenste referentiehoogte wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen
te accepteren en terug te gaan naar de hoofdmodus of drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In veld 1 begint “ON” of “OFF” te knipperen (afb. 3).
4. Druk op de knop [+] of [-] om te schakelen tussen "ON" en "OFF" zodat het hoogtealarm wordt ingeschakeld
of uitgeschakeld.
5. Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In het midden van veld 2 begint de alarmhoogte te knipperen.
6. Druk op de knop [+] om de instelling voor de hoogte te verhogen of druk op de knop [-] om de instelling te
verlagen.
7. Wanneer de gewenste hoogte wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te
accepteren en terug te gaan naar de hoofdmodus of drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. In veld 1 staat de tekst “INT” en in veld 2 begint het tijdsinterval te knipperen (afb. 4).
8. Druk op de knop [+] of [-] om te schakelen tussen de intervallen. Er is keuze uit vier tijdsintervallen: 20
seconden, 1 minuut, 10 minuten of 60 minuten.
De aanbevolen intervallen zijn:
Interval voor activiteiten
Skiën:
20 seconden of 1 minuut
Wielrennen:
20 seconden of 1 minuut
Trektochten:
10 minuten
Bergbeklimmen:
10 minuten of 60 minuten
Opmerking: bij het selecteren van het interval kiest de gebruiker a) de periode voor het registreren van de
hoogte, de stijging/daling en de huidige tijd die worden opgeslagen in het logboek en b) de time-out of de
maximale registratietijd van een logboek. Hoe korter het interval, des te nauwkeuriger is de informatie omdat
de frequentie van de metingen toeneemt. Time-outs worden besproken op pagina 26.
9. Wanneer het gewenste interval wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te
accepteren en de instellingen af te sluiten.
Wanneer de gebruiker de referentiehoogte van de huidige locatie heeft ingesteld op de bekende hoogte,
22
wordt de druk op zeeniveau automatisch ingesteld op basis van deze gegevens, zodat de gebruiker deze
functie niet hoeft in te stellen.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
Opmerking: bij een registratie-interval van tien minuten worden om de tien minuten gegevens vastgelegd
door de wristopcomputer.
3.2 SUBMODUS VOOR METING VAN HOOGTEVERSCHIL
Druk in de altimetermodus [ALTI] eenmaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus Altitude Difference (afb. 13):
•
•
Wordt in veld 1 de stijging of daling weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige hoogte weergegeven in stappen van vijf meter of tien voet, afhankelijk van de
geselecteerde maateenheid.
• Wordt in veld 3 de looptijd weergegeven. Links naast de tijd staat de tekst "differ" (verschil).
• Op de displayrand wordt de hoogte grafisch weergegeven in honderd meter of voet ten opzichte van duizend
meter of voet. Hierbij is één volledige cirkel gelijk aan duizend.
De looptijd wordt weergegeven tot maximaal 39 uur en 59 minuten. Daarachter worden drie streepjes (-:--)
weergegeven in veld 3. Als de submodus voor de verschilmeting gedurende twaalf uur wordt weergegeven,
schakelt de wristopcomputer vervolgens automatisch over naar de hoofdmodus voor de tijdsweergave.
De verschilmeting blijft evenwel actief op de achtergrond, zodat de gebruiker naar wens andere modi kan
selecteren en vervolgens kan teruggaan naar deze submodus om de huidige status weer te geven.
Opmerking: de modus voor de verschilmeting biedt een relatieve meting. Elke wijziging aan de referentiehoogte
tijdens het meten van hoogteverschillen heeft invloed op de gemeten hoogte. Het wordt aanbevolen dat u de
referentiehoogte controleert en opnieuw instelt voordat u met een nieuwe meting begint.
3.2.1 Meting van het hoogteverschil starten
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. In veld 1 staat de tekst “SET” en in veld 2
begint een nul te knipperen (afb. 14).
23
2. Druk op de knop [Mode] om de knipperende nul te accepteren en te beginnen met het meten van het
hoogteverschil.
Als u echter niet wilt beginnen met het meten van het hoogteverschil, drukt u op de knop [+] of [-] om naar de
huidige hoogte te bladeren en drukt u vervolgens op de knop [Mode] om de instellingen af te sluiten.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
wordt de hoofdmodus opnieuw weergegeven zonder dat de hoogtemeter wordt ingesteld op nul.
3.3 SUBMODUS VOOR 24-UURS GEHEUGEN
Druk in de altimetermodus [ALTI] tweemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus voor het 24-uurs geheugen (afb. 15):
•
•
Wordt in veld 1 de stijging of daling weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige hoogte weergegeven in stappen van vijf meter of tien voet, afhankelijk van de
geselecteerde maateenheid.
• Worden in veld 3 de uren en geheel rechts de tekst “memory” (geheugen) weergegeven.
• Op de displayrand wordt de hoogte grafisch weergegeven in honderd meter of voet ten opzichte van duizend
meter of voet. Hierbij is één volledige cirkel gelijk aan duizend.
U bekijkt de gegevens in het 24-uurs geheugen als volgt:
1. Druk op de knop [-] om terug te bladeren in stappen van één uur en de stijging/daling en de hoogte voor dit
uur te bekijken.
2. Druk op de knop [+] om vooruit te bladeren.
Opmerking: de gegevens worden niet gewist wanneer u de batterij vervangt.
3.4 SUBMODUS VOOR LOGBOEK
Druk in de altimetermodus [ALTI] driemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen. De submodus
LOGBOOK beschikt over vijf weergaven. Deze worden automatisch achtereenvolgens weergegeven. De eerste
weergave staat gedurende zeven seconden op het scherm. Vervolgens worden de weergaven 2 tot en met 5
steeds na intervallen van vier seconden weergegeven.
24
In de eerste weergave (afb. 16):
•
•
•
Wordt in veld 1 het jaar weergegeven.
Wordt in veld 2 de tekst “LO” weergegeven gevolgd door een knipperend logboeknummer.
Worden in veld 3 de maand en de dag van het desbetreffende logboeknummer weergegeven . Links van de
maand/dag staat de tekst “Log Book”.
U kunt op de knop [-] drukken om logboeken te bekijken die eerder zijn geregistreerd. Vervolgens drukt u op
[+] om terug te bladeren naar het huidige logboek.
In de tweede weergave worden de stijgingsgegevens weergegeven voor het desbetreffende logboek (afb. 17).
•
•
•
In veld 1 wordt de stijging of daling tijdens de oefening weergegeven.
In veld 2 wordt de totale stijging weergegeven.
In veld 3 wordt de tekst “ASC” in combinatie met de tekst "Log Book" (Logboek) aan de linkerkant
weergegeven.
In de derde weergave worden de dalingsgegevens weergegeven voor het desbetreffende logboek (afb. 18).
•
•
•
In veld 1 wordt de gemiddelde daling tijdens de oefening weergegeven.
In veld 2 wordt de totale daling weergegeven.
In veld 3 wordt de tekst “dSC” in combinatie met de tekst "Log Book" (Logboek) aan de linkerkant
weergegeven.
In de vierde weergave worden het aantal ronden (of runs, stijgingen ofwel dalingen) weergegeven voor het
desbetreffende logboek (afb. 19).
•
•
In veld 2 wordt het totaal aantal dalingen of stijgingen weergegeven.
In veld 3 wordt de tekst “LAP” in combinatie met de tekst "Log Book" (Logboek) aan de linkerkant
weergegeven.
Opmerking: een ronde is een stijging of daling van vijftig meter of meer.
In de vijfde weergave wordt de tijdsduur van de registratiegegevens weergegeven voor het desbetreffende
logboek (afb. 20).
•
In veld 2 wordt de totale tijd van het logboek weergegeven.
25
• In veld 3 wordt de tekst “dUr” in combinatie met de tekst "Log Book" (Logboek) aan de linkerkant weergegeven.
Opmerking: als het logboek actief is, wordt maximaal een bepaalde tijdsperiode geregistreerd op basis van
het geselecteerde interval voor het logboek. Wanneer deze tijdsperiode eindigt, ontvangt de gebruiker de
melding dat de logboekregistratie wordt beëindigd (time-out). Raadpleeg de paragraaf De hoogtemeter instellen
op pagina 21 voor meer informatie over het instellen van het logboekinterval.
De time-outs zijn als volgt:
Logboekintervallen
Maximale registratietijd
20 seconden
10 uur
1 minuut
12 uur
10 minuten
7 dagen
60 minuten
10 dagen
3.4.1 Een logboek starten en stoppen
Voor de modellen Vector en X-Lander:
Druk in de hoofdmodus of in de submodus voor de hoogteverschilmeting van de hoogtemeter op de knop [+].
Er wordt een geluidssignaal weergegeven en de knipperende tekst “ Log Book” (Logboek) verschijnt in veld 3
om aan te geven dat de registratie wordt gestart.
Opmerking: voor de modellen Vector en X-Lander kan de gebruiker de gegevens die worden geregistreerd,
niet bekijken wanneer deze worden geregistreerd. De gebruiker kan deze gegevens alleen bekijken nadat de
registratiesessie is geëindigd. Eerder geregistreerde logboeken kunnen evenwel op elk moment worden
weergegeven.
De registratie kan op elk moment worden gestopt door nogmaals op [+] te drukken. Er wordt een geluidssignaal
weergegeven en de tekst “Log Book” (Logboek) wordt verwijderd uit veld 3 om aan te geven dat de registratie
is gestopt.
Opmerking: om te voorkomen dat een logboek onopzettelijk wordt gestart of gestopt, moeten de modellen
Vector of X-Lander standaard in een andere modus staan dan de modus voor de hoogtemeter. Als het logboek
is geactiveerd, wordt het vastleggen van gegevens ook voortgezet wanneer de Vector of X-Lander in een
andere modus wordt gezet.
26
Voor de modellen Altimax en S-Lander:
De logboekregistratie wordt gestart door tweemaal op de knop [+] te drukken binnen twee seconden. De
logboekregistratie wordt gestopt door opnieuw tweemaal op de knop [+] te drukken binnen twee seconden.
Opmerking: voor de modellen Altimax, S-Lander, Vector en X-Lander worden de logboeken automatisch
gewist en kunnen deze niet door de gebruiker worden gewist.
Opmerking: als u een grotere nauwkeurigheid verlangt, dient u vaker nieuwe logboeken te starten of het
registratie-interval te verlagen.
3.4.2 Knop voor snel totaal
Deze functie is beschikbaar op de modellen Altimax en S-Lander. Met deze functie kan de gebruiker snel de
cumulatieve stijging of daling (in voet of meter) controleren en bekijken hoeveel runs zijn vastgelegd tijdens
het registreren van het huidige logboek.
U kunt deze gegevens weergeven door op de knop [-] te drukken in een van de hoofdmodi. Wanneer deze
functie is geactiveerd, worden drie weergaven automatisch afwisselend weergegeven na intervallen van vier
seconden.
• In de eerste weergave wordt de cumulatieve stijging getoond sinds het begin van het huidige logboek.
• In de tweede weergave wordt de cumulatieve daling getoond sinds het begin van het huidige logboek.
• In de derde weergave wordt het aantal runs getoond dat is voltooid tijdens het huidige logboek.
Nadat de derde weergave is getoond, wordt op de Altimax en S-Lander automatisch teruggeschakeld naar de
hoofdmodus die werd weergegeven.
Opmerking: als de gebruiker tijdens dit proces op de knop [-] drukt, gaat deze verder naar de volgende weergave..
3.5 SUBMODUS VOOR LOGBOEKHISTORIE
In de logboekhistorie wordt een overzicht van alle vastgelegde logboeken weergegeven.
Druk in de altimetermodus [ALTI] viermaal op de knop [Select] om deze submodus te openen. De submodus
voor de logboekhistorie beschikt over vijf weergaven.
27
In de eerste weergave (afb. 24):
•
•
•
Wordt in veld 1 het jaar weergegeven waarin de logboekhistorie voor de laatste keer is gewist.
Wordt in veld 2 de tekst "HIS" weergegeven.
Worden in veld 3 de maand en de dag weergegeven waarop de logboekhistorie voor de laatste keer is
gewist. Links van de maand/dag staat de tekst “Log Book” (Logboek).
Druk op [+] om door de weergaven te bladeren.
In de tweede weergave (afb. 25):
•
•
Wordt in veld 1 de tekst "HI" weergegeven.
Wordt in veld 2 de hoogste hoogte weergegeven die is vastgelegd sinds het logboek voor de laatste keer is
gewist.
• Wordt in veld 3 de datum waarop deze is bereikt in combinatie met de tekst "Log Book" (Logboek) aan de
linkerkant weergegeven.
In de derde weergave (afb. 26):
•
•
Wordt in veld 1 de tekst "ASC" weergegeven.
Wordt in veld 2 en 3 een achtcijferige cumulatieve stijging weergegeven sinds het logboek voor de laatste
keer opnieuw is ingesteld. Veld 2 wordt geactiveerd wanneer de waarde voor de stijging groter is dan de
driecijferige waarde die wordt weergegeven in veld 3.
In de vierde weergave (afb. 27):
•
•
Wordt in veld 1 de tekst "dSC" weergegeven.
Wordt in veld 2 en 3 een achtcijferige cumulatieve daling weergegeven sinds het logboek voor de laatste
keer opnieuw is ingesteld. Veld 2 wordt geactiveerd wanneer de waarde voor de daling groter is dan de
driecijferige waarde die wordt weergegeven in veld 3.
3.5.1 De logboekhistorie wissen
U wist de logboekhistorie als volgt (afb. 28):
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden in een van de weergaven voor de logboekhistorie.
In veld 1 wordt de tekst “CLR” weergegeven, in veld 2 wordt "HIS" weergegeven en in veld 3 begint "nO" te
knipperen.
28
2. Druk op de knop [+] om te schakelen tussen “YES” en “NO”.
3. Druk op de knop [Mode] om de optie “YES” te accepteren.
De logboekhistorie wordt gewist en er wordt een nieuwe begindatum ingesteld voor nieuwe cumulatieve
metingen.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
Het wordt aanbevolen om de logboekhistorie te wissen voordat de logboekregistratie(s) worden gestart.
HOOFDSTUK 4 MODUS VOOR BAROMETER
De barometermodus [BARO] beschikt over de volgende kenmerken:
•
De eenheid kan worden ingesteld op mbar of inHg. Het bereik voor mbar varieert van 300 tot 1100 en het
bereik voor inHg varieert van 8,90 tot 32,40.
• Een nauwkeurigheid van 1 mbar of 0,05 inHg.
• Een meetinterval van één uur om de barometrische trend te bepalen.
• Een automatisch geheugen van vier dagen voor de atmosferische druk in intervallen van één uur voor de
laatste zes uur en daarna in intervallen van zes uur.
• Temperatuurcompensatie (de temperatuur heeft geen invloed op de druk binnen het opgegeven
temperatuurbereik).
• Een temperatuurbereik van -20O tot 60OC of -5O tot 140OF.
• Een nauwkeurigheid van 1O C of F voor de temperatuur.
Opmerking: de lichaamstemperatuur heeft invloed op de temperatuur wanneer de wristopcomputer op de pols
wordt gedragen. Voor een nauwkeurige temperatuurmeting moet wristopcomputer van de pols worden genomen
en moet de temperatuur vervolgens pas na vijftien minuten worden gemeten.
Als de barometrische modus al meer dan vijftien minuten actief is zonder stijgingen of dalingen, moet u één
uur wachten totdat de wristopcomputer is aangepast aan de temperatuur. Als u sneller de temperatuur wilt
bijwerken, drukt u viermaal op de knop [Mode] om de modus opnieuw te openen.
29
U kunt de barometermodus [BARO] als volgt weergeven en gebruiken:
Controleer de modusindicatiebalk. Als de moduspijl niet onder BARO staat, drukt u op de knop [Mode] totdat
de pijl juist onder BARO staat op de balk.
In de barometermodus [BARO] (afb. 5):
•
•
•
•
Wordt in veld 1 de huidige temperatuur weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige absolute atmosferische druk weergegeven.
Wordt in veld 3 de huidige tijd weergegeven.
Op de displayrand wordt de atmosferische druk boven 100 millibar of 1 inHg weergegeven, waarbij één
volledige cirkel overeenkomt met 100 mbar/1 inHg, afhankelijk van de geselecteerde maateenheid.
Opmerking: de absolute druk is de werkelijke druk op elke locatie op een willekeurig moment. De druk op
zeeniveau verwijst echter naar de overeenkomstige druk op zeeniveau.
4.1 SUBMODUS VOOR METING VAN DRUKVERSCHIL
In de modus voor drukverschil wordt niet verwezen naar de druk op zeeniveau maar naar de huidige
barometrische druk die wordt gemeten door het horloge.
Druk in de barometermodus [BARO] eenmaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus Pressure Difference Measurement (afb. 30):
•
•
•
•
Wordt in veld 1 de temperatuurwijziging weergegeven.
Wordt in veld 2 de wijziging van de atmosferische druk weergegeven.
Wordt in veld 3 de huidige tijd weergegeven. Links naast de tijd staat de tekst "differ" (verschil).
In de buitencirkel wordt de wijziging van de druk grafisch weergegeven. Hierbij komt één volledige cirkel
overeen met 100 mbar of 1 inHg.
De verschilmeting blijft evenwel actief op de achtergrond, zodat de gebruiker naar wens andere modi kan
selecteren en vervolgens kan teruggaan naar deze submodus om de huidige meting weer te geven.
30
4.1.1 Meting van het drukverschil starten
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. In veld 1 staat de tekst “SET” en in veld 2
begint een nul te knipperen (afb. 29).
2. Druk op de knop [Mode] om de knipperende nul te accepteren en te beginnen met de meting van de
hoogte.
Als u echter niet wilt beginnen met het meten van het hoogteverschil, drukt u op de knop [+] of [-] om naar de
huidige meting van de barometrische druk te bladeren en drukt u vervolgens op de knop [Mode] om de instellingen
af te sluiten.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
4.2 SUBMODUS VOOR 4-DAGEN GEHEUGEN
Druk in de barometermodus [BARO] tweemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen. Met deze
functie kan de gebruiker de wijzigingen in de druk volgen om veranderingen in het weer te voorspellen
(bijvoorbeeld storm).
In de submodus voor het 4-dagen geheugen (afb. 31):
•
•
•
•
Wordt in veld 1 de dag van de week weergegeven die de gebruiker raadpleegt.
Wordt in veld 2 de atmosferische druk weergegeven.
Worden in veld 3 de tijd en geheel rechts de tekst “memory” (geheugen) weergegeven.
In de buitencirkel wordt de atmosferische druk grafisch weergegeven. Hierbij komt één volledige cirkel
overeen met 100 mbar of 1 inHg.
U bekijkt de gegevens in het 4-dagen geheugen als volgt:
Druk op de knop [-] om terug te bladeren in stappen van één uur voor de eerste zes uur en vervolgens in
stappen van zes uur.
Druk op de knop [+] om vooruit te bladeren.
Opmerking: de gegevens worden niet gewist wanneer u de batterij vervangt.
31
4.3 MODUS VOOR DRUK OP ZEENIVEAU
De druk op zeeniveau is een relatieve meting ten opzichte van het zeeniveau terwijl de druk in de hoofdweergave
voor de barometer de absolute druk op de huidige locatie is.
Druk in de barometermodus [BARO] driemaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
In de submodus voor de druk op zeeniveau (afb. 32):
•
•
•
Wordt in veld 1 de tekst "SEA" (Zee) weergegeven.
Wordt in veld 2 de huidige druk op zeeniveau weergegeven.
Wordt in veld 3 de huidige tijd weergegeven.
4.3.1 De druk op zeeniveau instellen
Door de druk op zeeniveau in te stellen kunt u de hoogtemeting instellen op de wristopcomputer als de hoogte
niet bekend is.
De druk op zeeniveau kunt u als volgt instellen:
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De huidige druk op zeeniveau begint te knipperen
in veld 2.
2. Druk op de knop [+] om de waarde voor de druk te verhogen of druk op de knop [-] om de waarde voor de
druk te verlagen.
3. Wanneer de gewenste druk wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te accepteren
en terug te gaan naar de hoofdmodus.
Wanneer de gebruiker deze procedure heeft uitgevoerd, is de meting van de hoogte op de wristopcomputer
correct binnen een bereik van enige tientallen meters of ongeveer honderd voet.
Opmerking: u kunt informatie over de huidige druk op zeeniveau verkrijgen via kranten, lokale nieuwsberichten,
weerberichten op de radio, een lokale luchthaven of via de weerberichten op internet.
Als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen, worden de
instellingen automatisch afgesloten.
32
4.4 BAROMETRISCHE TRENDINDICATOR
In de linkerbovenhoek van het LCD-scherm wordt de barometrische trendindicator weergegeven.Deze functie
wordt altijd weergegeven in alle modi zodat de gebruiker snel mogelijke weersveranderingen kan analyseren.
De barometrische trend wordt weergegeven met twee lijnen die een pijl vormen. Elke lijn vertegenwoordigt
een periode van drie uur. De rechterlijn staat voor de laatste drie uur. De linkerlijn staat voor drie uur voorafgaand
aan de laatste drie uur. De lijn kan negen verschillende patronen in de barometrische trend aangeven.
Situatie 6-3 uur geleden
Situatie laatste 3 uur
Sterk gedaald (>2 mbar/3 uur)
Daalt sterk (>2 mbar/3 uur)
Sterk gedaald (>2 mbar/3 uur)
Blijft stabiel
Sterk gedaald (>2 mbar/3 uur)
Stijgt sterk (>2 mbar/3 uur)
Stabiel gebleven
Daalt sterk (>2 mbar/3 uur)
Stabiel gebleven
Blijft stabiel
Stabiel gebleven
Stijgt sterk (>2 mbar/3 uur)
Sterk gestegen (>2 mbar/3 uur)
Stijgt sterk (>2 mbar/3 uur)
Sterk gestegen (>2 mbar/3 uur)
Blijft stabiel
Sterk gestegen (>2 mbar/3 uur)
Daalt sterk (>2 mbar/3 uur)
Opmerking: als de gebruiker op dezelfde hoogte blijft, kan deze de weersveranderingen voorspellen met de
barometrische trendindicator.
HOOFDSTUK 5 KOMPASMODUS (VECTOR EN X-LANDER)
Opmerking: deze functie is alleen van toepassing op de Vector en X-Lander.
De kompasmodus [COMP] beschikt over de volgende kenmerken:
•
•
Afkortingen van de windstreken.
Koers in graden.
33
•
•
•
•
•
•
U
Een noord/zuid-pijl.
Een koersvolgmodus waarin de gewenste richting en de werkelijke koers worden weergegeven.
Een waterpasbel voor een nauwkeurige weergave van +3 graden (alleen in de Vector).
Een draaibare ring.
Een nauwkeurigheid van 1° voor de koers, +5° voor de noord/zuid-richting.
Een declinatiecorrectiefunctie.
kunt de kompasmodus [COMP] als volgt weergeven en gebruiken:
Controleer de modusindicatiebalk. Als de moduspijl niet onder COMP staat, drukt u op de knop [Mode] totdat
de pijl juist onder COMP staat op de balk.
In de kompasmodus [COMP] (afb. 6):
•
•
•
•
Worden in veld 1 de windstreken weergegeven.
Wordt in veld 2 de koers in graden weergegeven.
Wordt in veld 3 de huidige tijd weergegeven.
Op de displayrand wordt de noord/zuid-pijl grafisch weergegeven. Hierbij verwijst één oplichtend segment
naar het noorden en verwijzen drie oplichtende segmenten naar het zuiden.
De wristopcomputer beschikt over een waterpasbel om een nauwkeurige weergave binnen +3 graden te
bieden. De gebruiker moet de koers bepalen door de wristopcomputer van de pols te nemen. De gebruiker
centreert de vloeistofbel om te zorgen dat de wristopcomputer geheel vlak ligt en voert een kompasmeting uit.
De kompasweergave is 45 seconden lang actief per keer. Vervolgens schakelt het kompas over naar de
slaapstand en verschijnt de indicator “- --°” in veld 2. Het kompas kan opnieuw worden geactiveerd door op de
knop [-] te drukken.
Opmerking: kompasmetingen moeten altijd worden uitgevoerd op afstand van objecten die kunnen fungeren
als magnetische bronnen. Vermijd grote metalen objecten, stroomkabels, luidsprekers, elektrische motoren,
enzovoort.
Voer de metingen altijd uit in de open lucht, niet in tenten, grotten of andere beschutte plaatsen.
34
5.1 SUBMODUS VOOR HET VOLGEN VAN DE KOERS
De gebruiker kan desgewenst van de modus voor windstreken overschakelen naar de functie voor het volgen
van de koers en daarbij de functie voor koersvergrendeling gebruiken (afb. 7).
Ga als volgt te werk in de hoofdmodus voor het kompas:
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De tekst "OFF" begint te knipperen in veld 1
(afb. 8).
2. Druk op de knop [+] of [-] om te schakelen tussen "ON" en "OFF".
3. Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. De huidige koers in graden begint te knipperen in veld 2 (afb. 9).
4. Draai de wristopcomputer in de gewenste richting. Vergrendel de weergegeven koers door op de knop [-] te
drukken.
5. Pas de vergrendelde koers zo nodig aan door op de knop [Select] te drukken en vervolgens de koers te
wijzigen met de knoppen [+] en [-].
6. Wanneer de gewenste koers wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te accepteren
en de instellingen af te sluiten.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
Opmerking: wanneer de koers wordt vergrendeld in de submodus Bearing Trading worden kompasmetingen
geblokkeerd.
5.2 SUBMODUS VOOR DECLINATIECORRECTIE
Met de wristopcomputer kan de gebruiker het verschil tussen het werkelijke noorden en het magnetische
noorden compenseren.
Hiervoor moet de declinatie worden gecorrigeerd, zodat de gebruiker vervolgens de juiste kompasmetingen
verkrijgt.
Druk in de kompasmodus eenmaal op de knop [Select] om deze submodus te openen.
35
In de submodus Declination Adjustment (afb. 33):
•
•
•
Wordt in veld 1 de declinatierichting weergegeven. Hierbij staat OFF voor geen declinatie, staat W voor
west en staat E voor oost.
Wordt in veld 2 de declinatie in graden weergegeven.
Wordt in veld 3 de tekst "dEC" weergegeven.
5.2.1 De lokale declinatie instellen
1. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De tekst "OFF" begint te knipperen in veld 1.
2. Druk op de knop [+] of [-] om de declinatierichting te wijzigen in veld 1.
3. Wanneer de gewenste richting wordt weergegeven, drukt u op de knop [Select] om naar de volgende
instelling te gaan. De graden beginnen te knipperen in veld 2.
4. Druk op de knop [+] om het aantal graden te verhogen of druk op de knop [-] om het aantal graden te
verlagen.
5. Wanneer het gewenste aantal graden wordt weergegeven, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te
accepteren en de instellingen af te sluiten.
Opmerking: als de gebruiker gedurende één minuut geen knop indrukt tijdens het opgeven van instellingen,
worden de instellingen automatisch afgesloten.
De lokale declinatie is nu ingesteld.
5.3 HET KOMPAS KALIBREREN
Het kompas moet alleen worden gekalibreerd wanneer de wristopcomputer zich nabij magnetische bronnen
bevindt of wordt blootgesteld aan zeer lage temperaturen, wanneer de batterij wordt vervangen en wanneer
het vermoeden bestaat dat de kompasmetingen worden beïnvloed door andere omstandigheden.
Opmerking: het wordt ook aanbevolen om het kompas te kalibreren voordat het voor de eerste keer wordt
gebruikt en voorafgaand aan elke trektocht waarop het kompas zal worden gebruikt.
U kalibreert het kompas als volgt:
1. Druk tweemaal op de knop [Select] in de hoofdmodus van het kompas [COMP]. In veld 1 wordt de tekst
"CMP" weergegeven. In veld 3 wordt de tekst "CAL" weergegeven (afb. 34).
36
2. Houd de knop [Select] ingedrukt gedurende twee seconden. De tekst "PUSH" begint te knipperen in veld 2
(afb. 35).
3. Druk op de knop [-] om te beginnen met kalibreren.
4. In veld 2 wordt 360° weergegeven en op de displayrand lichten alle segmenten op (afb. 36). Wanneer dit
gebeurt, houdt u de wristopcomputer vlak en draait u het apparaat langzaam in een volledig cirkel terwijl u
het vlak houdt. De draairichting is onbelangrijk. Tijdens het draaien worden de verlichte segmenten
uitgeschakeld. Wanneer de cirkel is voltooid, wordt “dOnE” (Gereed) weergegeven in veld 2 (afb. 37) als de
kalibratie is geslaagd of worden “PUSH” en “-” weergegeven in veld 2 als de procedure moet worden
herhaald.
Opmerking: mogelijk moet het kompas meer dan tweemaal volledig worden gedraaid om de kalibratie uit te
voeren.
Opmerking: tijdens het kalibreren is het niet vereist dat alle randsegmenten oplichten of worden uitgeschakeld.
Opmerking: als de tekst “FAIL” (Mislukt) wordt weergegeven in veld 2 (afb. 38), moet de batterij worden verwijderd
en terug worden geplaatst voordat de kalibratieprocedure wordt voortgezet. Door de batterij te verwijderen,
wordt het apparaat opnieuw ingesteld.
5. Wanneer de kalibratie is geslaagd, drukt u op de knop [Mode] om de wijzigingen te accepteren en de
kalibratiemodus af te sluiten.
Opmerking: het is belangrijk de wristopcomputer vlak te houden tijdens de kalibratieprocedure om een
nauwkeurig resultaat te verkrijgen.
Het kompas is nu gekalibreerd.
HOOFDSTUK 6 VEELGESTELDE VRAGEN
6.1 ALGEMEEN
6.1.1 Is de wristopcomputer waterdicht?
Ja, het apparaat is waterdicht tot een diepte van 30 meter (100 ft). Regen en elke andere normale blootstelling
aan water zullen de werking van het apparaat niet nadelig beïnvloeden. U kunt ook zwemmen met de
wristopcomputer. De wristopcomputer is evenwel GEEN duikapparaat.
37
6.1.2 Wat is de levensduur van de batterij?
Alle gebruikers gaan op een andere manier om met het product. De levensduur van de batterij is voornamelijk
afhankelijk van het gebruik van de achtergrondverlichting, het kompas en het logboek. Het waarschuwingsteken
voor een bijna lege batterij verschijnt op het scherm wanneer er nog vijf tot vijftien procent van de batterijcapaciteit
resteert. Hierdoor heeft de gebruiker voldoende tijd om de batterij te vervangen.
6.1.3 Wat betekenen de segmenten op de displayrand?
In de modus Altimeter staat één volledige cirkel voor duizend meter of voet. De segmenten op de rand bieden
vervolgens een grafische weergave van de hoogte boven duizend meter of voet. Wanneer de verschilmeting
van de hoogtemeter wordt gebruikt, geven de segmenten het hoogteverschil boven de duizend meter of voet
aan. Dit verschil wordt aan de rechterkant weergegeven tijdens het stijgen en aan de linkerkant tijdens het
dalen.
In de modus Barometer komt één volledige cirkel overeen met 100 mbar of 1 inHg en geven de segmenten de
druk boven honderd mbar of één inHg aan. Wanneer de verschilmeting van de barometer wordt gebruikt,
geven de segmenten de wijziging van de atmosferische druk aan. Deze wordt aan de rechterkant weergegeven
als de druk is gestegen en aan de linkerkant als de druk is gedaald.
In de hoofdmodus van het kompas geven de segment het noorden aan. Het ene segment wijst naar het
noorden en de drie segmenten wijzen naar het zuiden. Als u het kompas hebt ingesteld om een koers te
volgen, geven de segmenten op de ring het verschil aan tussen de richting waarin u wilt gaan en de werkelijke
koers.
6.1.4 Waarom gaan de segmenten op de displayrand naar links?
Normaal gaan deze altijd naar rechts vanuit de beginpositie.
Mogelijk is de modus voor de verschilmeting actief en wordt een afnemende waarde weergegeven. In de
normale modus worden de toenamen rechtsom weergegeven, maar als u een modus gebruikt waarin verschillen
worden weergegeven (bijvoorbeeld stijging/daling), worden alle afnemende waarden linksom vanaf de
middenpositie weergegeven en alle stijgende waarden rechtsom. De linkerkant is dus de minzijde en de
rechterkant is de pluszijde.
38
6.1.5 Waarom staan er twee symbolen op de modusindicatiebalk
en wat is de betekenis van deze symbolen?
Het symbool aan de linkerkant geeft aan dat het hoogtealarm is geactiveerd en het symbool aan de rechterkant
geeft aan er een, twee of drie alarmen zijn geactiveerd.
6.2 TIJD
6.2.1 Waarom worden er in de tijdmodus steeds meer of minder
segmenten weergegeven op de displayrand?
De segmenten zijn voornamelijk belangrijk in de kompasmodus waarin er 36 segmenten nodig zijn om de
schaal van het kompas met 360 graden weer te geven. In de tijdmodus geven de segmenten het verstrijken
van de seconden aan. Omdat het aantal seconden niet overeenkomt met het aantal graden, kunnen de
segmenten niet achtereenvolgens oplichten. Ze lichten op of worden uitgeschakeld om het verstrijken van de
seconden aan te geven.
6.2.2 Wat is de maximale tijdsduur waarop ik de timer kan
instellen?
De maximale tijdsduur van de countdown-timer is 23 uur, 59 minuten en 59 seconden.
6.3 HOOGTEMETER
6.3.1 Hoe wis ik het logboek?
Het logboek wordt automatisch gewist en kan niet worden gewist door de gebruiker.
6.3.2 Hoe wordt het logboek automatisch gewist?
Het logboek is gebaseerd op een cyclus en wordt automatisch gewist wanneer het geheugen vol is. Het
geheugen biedt ruimte aan ongeveer 3.800 items, die allemaal de hoogte en de stijging/daling op dat moment
kunnen bevatten (in overeenstemming met het geselecteerde interval van 20 seconden, 1 minuut, 10 of 60
minuten).
39
Als het geheugen vol is, worden nieuwe gegevens opgeslagen op de plaats waar de oudste gegevens zijn
geregistreerd.
Dit is de betekenis van het feit dat het logboek "automatisch wordt gewist".
U kunt de historie van het logboek wissen. Hiermee wist u de gegevens over de afkomst van de cumulatieve
stijgingen en dalingen op basis van de registraties in het logboek.
6.3.1 Hoeveel logboeken kan ik registreren?
Het aantal logboeken dat u kunt registreren met deze functie, is afhankelijk van het gekozen interval en de
lengte van elk logboek.
Als het interval bijvoorbeeld 1 minuut is, kunt u in totaal 3.800 minuten aan logboeken opslaan. Dit komt
overeen met 2,4 dagen als er continu gegevens worden geregistreerd (24 uur = 1.440 minuten en 3.800/
1.440=2,64).
Om te voorkomen dat de batterijen leeg raken, worden de gegevens niet continu geregistreerd. De
registratiefuncties beschikken over bepaalde time-outs (de registratie wordt automatisch uitgeschakeld na
een bepaalde tijd). De time-outs zijn korter voor het kortere interval en langer voor het langere interval.
6.3.4 Wat is de duurweergave?
De duurweergave geeft aan hoeveel uren en/of minuten de oefening heeft geduurd volgens de registratie in
het logboek. Als u een trektocht houdt van 13:00 tot 18:00 en het logboek voortdurend actief is, wordt een duur
van 05:00 uur weergegeven door de duurweergave.
6.3.5 Wat is de maximale capaciteit van de totale stijging of
daling in voet/meter in de logboekhistorie?
De grootste waarde die kan worden weergegeven op het scherm is 29.999,999 voet of meter, afhankelijk van
de ingestelde maateenheid. Dit is voldoende voor de meeste gebruikers: 29.999,999 meter is ongeveer drie
kwart van een reis om de wereld.
40
6.3.6 Hoe worden de gegevens vastgelegd door de Vector
wanneer ik tijdens een trektocht daal van 5.000 voet tot 3.000
voet en vervolgens opnieuw stijg tot 8.000 voet?
Afhankelijk van de situatie bestaan er verschillende antwoorden op deze vraag.
Als u zich afvraagt of de wristopcomputer nauwkeurige hoogtegegevens biedt wanneer u opnieuw bent gestegen
tot 8.000 voet nadat u eerst vanaf 5.000 voet bent afgedaald tot 3.000 voet, is het antwoord ja als de
barometrische druk niet is beïnvloed door weersveranderingen. Omdat de hoogtemeting is gebaseerd op de
meting van de atmosferische druk, wordt deze beïnvloed door wijzigingen in de druk. Als de omstandigheden
evenwel gelijk zijn en de referentiehoogte is ingesteld, worden er accurate hoogtemetingen weergegeven.
Als u zich afvraagt hoe de gegevens worden berekend die worden weergegeven in het logboek, luidt het
antwoord als volgt: voor de totale stijging tijdens de logboekregistratie (de logboekregistratie vanaf het moment
dat deze is geactiveerd door de gebruiker) wordt de stijging van 3.000 tot 8.000 voet berekend, wat neerkomt
op een totale stijging van 5.000 voet. Voor de daling wordt de daling van 5.000 tot 3.000 voet berekend, wat
neerkomt op een daling van 2.000 voet.
Als u zich afvraagt hoe de functie voor de verschilmeting werkt in de voorbeeldsituatie, geldt dat het absolute
verschil tussen 5.000 en 8.000 voet (verschil tussen begin en einde) wordt weergegeven op de wristopcomputer.
Het feit dat u tussendoor bent gedaald tot 3000 voet heeft geen invloed op het absolute hoogteverschil tussen
het begin- en eindpunt.
Ten slotte kan nog worden vermeld dat de gegevens als volgt worden weergegeven in het 24-uurs geheugen:
stel dat u om 12:00 uur begint op 5.000 voet en dat het u 2 uur kost om 3.000 voet te bereiken en het
vervolgens 5 uur kost om 8.000 voet te bereiken. In het 24-uurs geheugen wordt weergegeven dat u om 12:00
uur op 5.000 voet was, bijvoorbeeld om 13:00 uur op 4.000 voet, om 14:00 uur op 3.000 voet, bijvoorbeeld om
15:00 uur op 4.000 voet, om 16:00 uur op 5.000 voet, om 17:00 uur op 6.000 voet, om 18:00 uur op 7.000 voet
en om 19:00 uur op 8.000 voet.
Dit zijn de verschillende situaties waarin de metingen op de wristopcomputer worden beïnvloed door de
voorbeeldsituatie.
Het belangrijkste is dat u ALTIJD de referentiehoogte instelt op de wristopcomputer. Dit is de enige manier om
nauwkeurige hoogtemetingen te verkrijgen.
41
6.3.7 Waarom worden er verschillende metingen voor de stijging/
daling weergegeven terwijl ik in dezelfde ruimte blijf?
De nauwkeurigheid van de stijging/daling is 1 m/1 ft terwijl de nauwkeurigheid van de hoogteweergave 5 m/10
ft is. Dit betekent dat de weergave van de stijging/daling ook kan veranderen terwijl u op dezelfde hoogte blijft.
Dit komt door wijzigingen in de druk of verticale bewegingen binnen de nauwkeurigheid van 5 m/ 10 ft.
Binnenshuis kunnen zelfs onmerkbare luchtstromen veranderingen in de druk veroorzaken. Als u bijvoorbeeld
een raam aan de andere kant van het huis hebt geopend, kan de luchtstroom invloed hebben die u niet kunt
opmerken maar wel wordt geregistreerd door de sensoren van de wristopcomputer. Omdat stijgingen en
dalingen worden gemeten op basis van veranderingen in de luchtdruk, wordt deze veranderingen geïnterpreteerd
als verticale bewegingen.
6.4 BAROMETER
6.4.1 Wat is het vakje geheel linksboven op het scherm?
Dit is de barometrische trendindicator die de algemene trend van de weersveranderingen aangeeft. Deze
weergave is gebaseerd op barometergegevens die gedurende de laatste zes uur zijn geregistreerd.
6.4.2 Geeft de wristopcomputer toekomstige trends in de
weersomstandigheden aan?
Nee, er worden gegevens over de barometerdruk tijdens een periode van drie tot zes uur verzameld en op
basis van deze verzamelde gegevens worden de algemene barometrische trends van het weer getoond.
6.4.3 Wat betekenen absolute druk en relatieve druk?
De absolute druk is de werkelijke druk op elke locatie op een willekeurig moment. De relatieve druk is evenwel
gelijk aan de overeenkomstige druk op zeeniveau voor een bepaalde hoogte waarop u zich bevindt. Als u zich
op een hoogte van 1.000 m/3.300 ft bevindt, is de absolute druk doorgaans rond de 900 mbar/26,60 inHg. De
relatieve druk op zeeniveau is in dat geval 1.013 mbar/29,90 inHg.
42
6.4.4 Wat is temperatuurcompensatie?
Wanneer de temperatuur van het apparaat wordt gecompenseerd, wordt de hoogtemeting niet beïnvloed door
de temperatuur van de wristopcomputer. U kunt de wristopcomputer aan de pols dragen of op een tafel
plaatsen. In beide gevallen verkrijgt u een nauwkeurige hoogtemeting als de weersomstandigheden niet zijn
veranderd. Alle wristopcomputers van Suunto beschikken over temperatuurcompensatie tussen –5 tot 140 ° F
/ - 20 tot +60 ° C.
6.5 KOMPAS
6.5.1 Wat is doel van de draaiende buitenring?
Met behulp van de draaiende ring kan het apparaat desgewenst worden gebruikt als een echt plaatkompas.
De ring kan bijvoorbeeld worden gebruikt om het noorden aan te geven in de modus voor het volgen van de
koers of om de kompasweergave te sluiten en een andere modus te openen.
Met de buitenring kunt u bovendien de verticale voortgang volgen door de beginhoogte (ofwel een nulpunt) op
de ring te markeren met de noordindicator. U kunt ook een bepaalde hoogte markeren, die grafisch wordt
weergegeven door de segmenten op de omtrek, om een tussentijdse verschilmeting te verkrijgen. De ring
heeft evenwel voornamelijk betrekking op de kompasfunctie.
6.5.2 Waar kan ik de juiste declinatie voor mijn omgeving vinden
zodat ik de wristopcomputer kan instellen?
De lokale declinatie, E of W, wordt doorgaans op kaarten aangegeven met een nauwkeurigheid van één graad
of een halve graad.
6.6 EFFECT VAN DE LUCHTTEMPERATUUR OP DE
HOOGTEMETING
De atmosferische druk is het gewicht van de luchtmassa boven de waarnemer: op grotere hoogten is er
minder lucht dan in lagere gebieden. Een hoogtemeter is gebaseerd op het principe om het luchtdrukverschil
tussen verschillende hoogten te meten.
43
Het gewicht van de lucht wordt beïnvloed door de buitentemperatuur. Daardoor is het luchtdrukverschil tussen
twee hoogten ook afhankelijk van de temperatuur.
De hoogteberekening van de wristopcomputer is gebaseerd op de luchtdruk bij bepaalde normale temperaturen.
Voor elke hoogte is een normale temperatuur gedefinieerd. De normale temperaturen op elke hoogte worden
weergegeven in tabel 1.
Hoogte (m) boven zeeniveau
Hoogte (ft) boven zeeniveau
Temperatuur (C)
0
0
15,0
Temperatuur (F)
59,0
200
656
13,7
56,7
400
1312
12,4
54,3
600
1969
11,1
52,0
800
2625
9,8
49,6
1000
3281
8,5
47,3
1200
3937
7,2
45,0
1400
4593
5,9
42,6
1600
5250
4,6
40,3
1800
5906
3,3
37,9
2000
6562
2,0
35,6
2400
7874
-0,6
30,9
2800
9187
-3,2
26,2
3000
9843
-4,5
23,9
3400
11155
-7,1
19,2
3800
12468
-9,7
14,5
4000
13124
-11,0
12,2
44
4500
14765
-14,3
5000
16405
-17,5
6,4
0,5
5500
18046
-20,8
-5,4
6000
19686
-24,0
-11,2
Tabel 1. Normale temperaturen op verschillende hoogten
De afwijking van hoogtemetingen als gevolg van een abnormale temperatuur kan vervolgens als volgt worden
berekend. Als de som van de temperatuurafwijkingen ten opzichte van de normale temperaturen die zijn
vastgesteld op twee verschillende hoogten 1 ºC is, heeft het hoogteverschil dat wordt berekend door de
wristopcomputer een afwijking van 0,2% ten opzichte van het werkelijke hoogteverschil. (Wanneer Engelse
eenheden worden gebruikt, is de afwijking 0,11% per 1 ºF). Dit komt doordat de werkelijke temperaturen niet
altijd gelijk zijn aan de normale temperaturen. Bij een hogere temperatuur dan de normale temperatuur is het
berekende hoogteverschil kleiner dan het werkelijke hoogteverschil (u bent in werkelijkheid meer gestegen).
Bij een lagere temperatuur dan de normale temperatuur is het berekende hoogteverschil dientengevolge
groter dan het werkelijke hoogteverschil (u bent in werkelijkheid minder gestegen dan wordt weergegeven).
In tabel 2 wordt een voorbeeld weergegeven waarin de temperatuurafwijkingen positief zijn. In dit voorbeeld is
de referentiehoogte ingesteld op 1000 m. Op 3000 m is het hoogteverschil 2000 m maar er wordt 80 m te
weinig weergegeven op de wristopcomputer (20 ºC * 2000 m * 0,002/ºC = 80 m). De werkelijke hoogte is dus
3080 m.
Ingestelde referentiehoogte (werkelijke hoogte)
Weergegeven hoogte
Werkelijke buitentemperatuur
Normale temperatuur (volgens tabel)
Temperatuurafwijking (= werkelijk - normaal)
Som van temperatuurafwijkingen
Tabel 2. Voorbeeld in meters en graden Celsius.
Laagste punt
1000 m
+17,5 ºC
+8,5 ºC
+9 ºC
+9 ºC + +11 ºC = 20 ºC
45
Hoogste punt:
3000 m
+6,5 ºC
-4,5 ºC
+11 ºC
In tabel 3 wordt een voorbeeld weergegeven waarin de temperatuurafwijkingen negatief zijn en er Engelse
eenheden worden gebruikt.
De referentiehoogte is ingesteld op 3280 voet. Op 9840 voet is het hoogteverschil 6560 voet maar er wordt 100
voet te veel weergegeven op de wristopcomputer (-14 ºF * 6560 ft * 0,0011/ºC = -100 ft). De werkelijke hoogte
is dus 9740 ft.
Ingestelde referentiehoogte (werkelijke hoogte)
Weergegeven hoogte
Werkelijke buitentemperatuur
Normale temperatuur (volgens tabel)
Temperatuurafwijking (= werkelijk - normaal)
Som van temperatuurafwijkingen
Tabel 3. Voorbeeld in voet en graden Fahrenheit.
Laagste punt
3280 ft
Hoogste punt:
9840 ft
+36,3 ºF
+18,9 ºF
+47,3 ºF
+23,9 ºF
-9 ºF
-5 ºF
-9 ºF + -5 ºF = -14 ºF
HOOFDSTUK 7 RESERVEONDERDELEN
Batterijvervangingsset (batterij, batterijkapje en O-ring)
Horlogebanden van kunststof (Vector/Altimax) of leer, klittenband en geweven stof (S-Lander/X-Lander)
Verlengband van kunststof
Ring (alleen verkrijgbaar bij Suunto Oy tijdens onderhoud)
Suunto Oy levert scherp geprijsde diensten voor wristopcomputers aan haar klanten.
Batterijen zijn doorgaans verkrijgbaar in onder meer sport- en horlogewinkels.
HOOFDSTUK 8 AFKORTINGEN
dEF – standaardinstelling van druksensor, komt overeen met de standaardluchtdruk op zeeniveau (1013
mbar of 29,90 inHg)
46
SNR –
RE –
CLR –
ASC –
dSC –
bEG –
HIS –
dUA –
dUR –
CMP –
CAL –
bEA –
sensor (wordt gebruikt bij kalibratie van sensor)
referentiehoogte
wissen
stijging
daling
begin
historie
dual time (tweede tijd)
duur
kompas
kalibratie
koers volgen
HOOFDSTUK 9 COPYRIGHT EN HANDELSMERKEN
Deze publicatie en de inhoud ervan zijn het eigendom van Suunto Oy en zijn uitsluitend bestemd voor gebruik
door zijn klanten voor het verkrijgen van kennis en belangrijke informatie betreffende de bediening van de
Suunto Altimax/Vector/X-Lander/S-Lander.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gecopieerd, vertaald of opgeslagen op welke medium dan
ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Suunto.
Suunto, Wristop Computer, Altimax, Vector, X-Lander, S-Lander en de bijbehorende logos zijn geregistreerde
handelsmerken van Suunto Oy.
Alle rechten zijn voorbehouden.
Ondanks de grote zorgvuldigheid die we hebben betracht bij de samenstelling van deze handleiding, kunnen
aan deze handleiding geen rechten worden ontleend.
47
HOOFDSTUK 10 CE-KEURMERK
Alle Suunto Wristops zijn conform de richtlijnen 89/336/TEC van de Europese Unie EMC.
HOOFDSTUK 11 GARANTIEBEPERKINGEN EN
ISO 9001-EISEN
Wanneer dit product een defect vertoont dat te wijten is aanmateriaal- en/of fabricatiefouten, zal
Suunto Oy uitsluitend na goedkeuring, dit zonder kosten repareren of vervangen, tot (2) twee jaar vanaf de
datum van de aankoop. Deze garantie betreft alleen de oorspronkelijke afnemer en dekt alleen gebreken die
te wijten zijn aan materiaal en fabricage fouten die zich voordoen bij normaal gebruik in de garantieperiode.
Het dekt niet de schade of de afwijkingen als gevolg van een ongeval, misbruik, slordigheid, verkeerd gebruik,
verandering of wijziging aan het product, of elk gebruik van het product buiten het gebied van de gepubliceerde
specificaties, of elke oorzaak die niet door deze garantie wordt gedekt.
Er bestaan geen speciale garantiegevallen in aanvulling op bovengenoemde lijst.
Suunto Oy, Suunto Europe en Suunto USA/Canada kunnen in geen enkel geval aansprakelijk worden gesteld
voor directe of indirecte scha schade, veroorzaakt door het gebruik of een verkeerd gebruik van het product.
Suunto Oy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies of schadeclaims door derden, die mogelijk als gevolg
van het gebruik van dit instrument zouden kunnen ontstaan.
Het kwaliteitssysteem van Suunto is gecertificeerd door dt Norske Veritas die voldoen aan de ISO 9001 norm
in alle activiteiten van SUUNTO Oy (Quality Certificate No. 96-HEL-AQ-220).
HOOFDSTUK 12 VERWIJDEREN VAN HET
APPARAAT
Verwijder het apparaat volgens de geldende voorschriften voor het verwijderen van
elektronische apparatuur en bied het niet bij het gewone huisvuil aan. Eventueel
kunt u het apparaat inleveren bij de dichtstbijzijnde Suunto-dealer.
48