Agria 2101 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding nr. 998 805-A 12.07
Lees voordat u de machine in gebruik neemt eerst de handleiding.
Volg veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen nauwkeurig op!
3220
&
Eenqwielige motorhakEenqwielige motorhak
Eenqwielige motorhakEenqwielige motorhak
Eenqwielige motorhak
21002100
21002100
2100
HandleidingHandleiding
HandleidingHandleiding
Handleiding
2 Eenwielige motorhak 2100
Hier invullen:
Machine art. nr.:............................
Identificatie/machine nr.:
.......................................................
Motor type:...................................
Motor nr.:......................................
Datum aankoop:...........................
Typeplaatje: zie blz. 3/afb. B/20
Motor nr. zie blz. 3/afb. B/24.
Bij bestelling van reserveonderdelen
deze gegevens vermelden om fouten
bij levering te vermijden.
Alleen originele agria-reserveon-
derdelen gebruiken!
De technische gegevens, afbeeldin-
gen en maten in deze handleiding zijn
niet bindend. De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld. Wij be-
houden ons het recht voor verande-
ringen aan te brengen, zonder deze
handleiding te wijzigen.
Levering:
l
handleiding
l
eenwielige motorhak
grondwerktuig
stuur met spanhendel
l
gereedschapsset
Symbolen
waarschuwingsteken. Vindt u
bij passages die betrekking
hebben op uw veiligheid.
belangrijke informatie
brandstof
olie
motor-start
motor-stop
hak-frees-aandrijving
snel
langzaam
zichtcontrole
geöffnet
geschlossen
è - Serviceç
= Laat dit uitvoeren door een agria-
vakgarage
Symbolen, typeplaatje
Eenwielige motorhak 2100 3
A
B
24
Aanduiding van de onderdelen
4 Eenwielige motorhak 2100
Figure A and B
1 Brandstoftank
2 Brandstoftankdeksel
3 Stang voor versnelling
4 Stuur
5 Gereedschapsset
6 Spanhendel voor zijwaartse verstelling stuurstang
7 Zeskantschroef voor hoogteverstelling stuurstang
8 Oliebad-luchtfilter
9 Bougie
10 Koelluchtgeleideplaat
11 Meenemer frontgewicht en motorbeschermingsbeugel
12 Uitlaat
13 Aandrijfwiel
14 Deksel voor koppeling en transmissiekettinghuis
15 Freesinrichting
18 Vierkante moer voor hoogteverstelling stuurstang
19 Schakelstang voor freesaandrijving
20 Fabrieksplaatje / identificatienummer
21 Brandstofkraan
22 Carburateur
23 Vlotterdrukker aan carburateur
24 Motor-typeplaatje
25 Bougie / bougiekap
26 Spangreep voor freesbeschermingskap
27 Spanveer voor freesbeschermingskap
28 Schakeltransmissie - olievulcontroleplug
29 Startgreep
30 Freesaandrijving
31 Koelluchtzeef
32 Aandrijfwiel
33 Zeskantschroef voor aandrijfwiel
Aanduiding van de onderdelen
Eenwielige motorhak 2100 5
Omvang van de levering.......... 2
Aanduiding van de
onderdelen.......................... 3, 46
Montage .................................... 6
1. Veiligheidstechnische
aanwijzingen...................... 7 - 11
2. Technische gegevens
Afmetingen...................................... 12
Motorhak ......................................... 12
Freesaandrijving ............................. 12
Geluidsniveau ................................. 12
Trillingsniveau ................................. 12
Motor............................................... 13
Gebruik op hellingen....................... 13
3. Machine- en
bedieningselementen
Motor............................................... 14
Veiligheidsschakeling...................... 15
Koppeling ........................................ 16
Transmissie ..................................... 16
Stuurstang ...................................... 17
Freeswerktuigen ............................. 18
Aandrijfwielen ................................. 19
Frontgewicht ................................... 19
Bladafwijzers................................... 20
4. Ingebruikname en bediening
Eerste ingebruikname..................... 22
De motor starten ............................. 23
Frezen ............................................. 24
Naar een andere werkplek ............. 25
De motor afzetten ........................... 26
Oppers maken ................................ 27
5. Onderhoud en reparatie
Motor............................................... 28
Schakel-transmissie........................ 31
Freesaandrijving ............................. 32
Hendel-afstelling ............................. 34
Algemeen........................................ 36
Reiniging ......................................... 36
De machine stallen ......................... 37
Aanbevelingen
Smeerstoffen,
anti-corrosiemiddelen ..................... 38
Brandstof ........................................ 38
Onderhoud en reparatie ................. 38
6. Storingen opsporen
en verhelpen....................40 - 41
Lak, slijtageonderdelen ......... 42
Elektrisch schakelschema .... 43
Onderhoudplan ...................... 43
Onderhouds- en
inspectietabel ......................... 44
Conformiteitsverklaring ........ 47
Let op uitklappagina’s!
Afb. A en B ................................ 3
Afb. C....................................... 46
Inhoudsopgave
6 Eenwielige motorhak 2100
Aanwijzingen voor uitpakken
Deksel van de doos aan de boven-
zijde openen.
Stuurstang monteren
- Zeskantmoeren (3 + 4) losschroeven.
- Stuur (1) op de plaat leggen en houden
- let erop dat de Bowdenkabels en elektri-
sche kabels niet verdraaid of geklemd zijn.
-Spanhendel (6) met de tapbout van
onderen door de stuurscharniering en
het stuur leiden.
- Spanhendelgreep naar links zwenken
en de zeskantmoer (4) op de tapbout
schroeven tot de zeskantmoer in de drie-
hoekige uitsparing aan het stuur kan
worden ingevoegd.
- Spanhendelgreep in de middelste po-
sitie naar achteren draaien en naar be-
neden drukken (spannen). Nu moet het
stuur onwrikbaar met de onderstang ver-
bonden zijn, indien dit niet het geval is
moet de zeskantmoer (4) zover als no-
dig nog verder worden ingedraaid (zie
hiervoor ‘instelling spanhendels’, blz. 34).
- Wanneer het stuur voldoende geklemd
is: zeskantmoer (3) vastschroeven en
met zeskantmoer (4) borgen.
- Beschermdopje (2) plaatsen.
- Bowdenkabels en elektrische kabel
met de haakjes (7) aan de stuurstang
bevestigen.
Freesdrijfwerk monteren (zie blz. 17).
Freeswerktuigen en hakspoor mon-
teren (zie blz. 18).
beschermplaten monteren (zie blz.
18).
Maatregelen treffen voor de eerste
ingebruikname (zie beschrijving blz. 22).
en montage
17
18
34
18
Eenwielige motorhak 2100 7
Lees deze handleiding aandachtig door
voordat u de machine in gebruik neemt
en volg de instructies nauwkeurig op.
Waarschuwingsteken
Dit symbool treft u aan bij alle passa-
ges die betrekking hebben op uw veilig-
heid. Breng ook andere gebruikers op
de hoogte van deze veiligheidsaanwij-
zingen.
Gebruik conform de
bestemming
De eenwielige motorhak en de door de
fabrikant aangeboden aanbouwwerktui-
gen zijn bestemd voor een normaal ge-
bruik in de land- en bosbouw, tuinbouw
en weilandverzorging (gebruik conform
de bestemming).
Iedere andere toepassing geldt als niet
in overeenstemming zijnde met het doel
waarvoor de machine gebouwd is. Voor
schade die door ondoelmatig gebruik
veroorzaakt wordt, kan de fabrikant niet
aansprakelijk worden gesteld. Dit risico
is geheel en al voor de gebruiker.
De door de fabrikant voorgeschreven
gebruiksvoorschriften, alsmede de voor-
schriften met betrekking tot controle,
onderhoud en reparatie dienen in acht
te worden genomen.
De fabrikant kan niet aansprakelijk wor-
den gesteld voor schade die ontstaat
door eigenhandige wijzigingen aan de
machine.
Algemene
veiligheidsvoorschriften
Basisprincipe:
De gebruiker dient zich te houden aan
alle voorschriften ter voorkoming van
ongevallen, alsmede aan de algemeen
geldende regels wat betreft veiligheid,
arbeidsgeneeskunde en wegverkeer.
Bij gebruik van openbare wegen dienen
de geldende verkeersbepalingen in acht
te worden genomen.
Controleer voor ingebruikname van de
eenwielige motorhak altijd eerst de ver-
keers- en bedrijfsveiligheid.
De eenwielige motorhak mag slechts
gebruikt, onderhouden en gerepareerd
worden door personen die over de be-
nodigde kennis beschikken en van de
risico’s op de hoogte zijn.
Personen beneden de 16 jaar mogen
de machine niet bedienen!
Werk alleen bij goed zicht en voldoen-
de licht.
De bestuurder moet goed aansluitende
werkkleding dragen. Wijde kledingstuk-
ken dienen vermeden te worden. Draag
altijd stevige schoenen!
De waarschuwings- en instructiebordjes
op de machine geven belangrijke aan-
wijzingen voor veilig gebruik. Volg deze
aanwijzingen nauwkeurig op, in het be-
lang van uw eigen veiligheid!
Zet de motor af wanneer u de machine
transporteert van en naar de werkplek.
Blijf altijd op een veilige afstand van
draaiende werktuigen!
1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
1
8 Eenwielige motorhak 2100
Voorzichtig met nalopende werktuigen.
Wachten tot het werktuig helemaal stil
staat!
Bij werkzaamheden met elektrische
werktuigen bestaat de kans op verwon-
dingen!
Het is niet toegestaan tijdens de werk-
zaamheden mee te rijden op de machi-
ne.
Aangebouwde werktuigen en ladingen
hebben invloed op het rijdrag en het
stuur- en remvermogen van de machi-
ne. Pas uw werksnelheid aan aan de
omstandigheden.
Instelling van het motortoerental niet
veranderen. Een verhoogd toerental
vergroot de kans op ongelukken.
Arbeids- en gevarenbereik
De gebruiker is op de werkplek tegen-
over derden verantwoordelijk.
Blijf buiten het gevarenbereik van de
eenwielige motorhak.
Controleer voor het starten en wegrij-
den de omgeving van de machine. Let
vooral op kinderen en dieren!
Voordat met de werkzaamheden begon-
nen wordt, dienen obstakels uit de weg
te worden geruimd. Let ook tijdens de
werkzaamheden op obstakels en haal
ze tijdig weg.
Bij werkzaamheden op omheinde plaat-
sen dient de veiligheidsafstand tot de
omheining in acht genomen te worden,
zodat de machine niet beschadigd
wordt.
Bediening en
veiligheidsmaatregelen
Voor de werkzaamheden
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van
alle installaties en bedieningscompo-
nenten, alsmede van het functioneren
ervan. In het bijzonder dient u te weten
hoe u de motor in geval van nood snel
en veilig afzet.
Controleer of alle veiligheidsmaatrege-
len zijn getroffen en in de juiste positie
zijn gebracht.
Wanneer de aftakas niet gebruikt wordt,
dient deze met een beschermingskap
te zijn afgedekt.
Starten
Start de motor niet in afgesloten ruim-
tes. De uitlaatgassen bevatten koolmo-
noxyde dat zeer giftig is wanneer het
ingeademd wordt.
Voor het starten van de motor dienen
alle bedieningselementen in stand ‘neu-
traal’ te worden gezet.
Voor het starten van de motor niet vóór
de machine of het aanbouwwerktuig
gaan staan.
Tijdens de werkzaamheden
Tijdens de werkzaamheden mag de
stuurstang nooit worden losgelaten.
Bedieningsstang tijdens de werkzaam-
heden nooit verstellen – ongevalsrisico!
1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
1
Eenwielige motorhak 2100 9
Neem bij alle werkzaamheden met de
eenwielige motorhak die afstand van de
machine in acht, waartoe u door de
stuurstang gedwongen wordt, vooral bij
het nemen van bochten!
Het is niet toegestaan tijdens de werk-
zaamheden en het transport op de ma-
chine mee te rijden.
Wanneer het aanbouwwerktuig vast zit
moet de motor worden afgezet en dient
het aanbouwwerktuig met passend ge-
reedschap te worden schoongemaakt.
Indien de eenwielige motorhak of het
aanbouwwerktuig beschadigd is moet
de machine onmiddellijk worden gestopt
en de motor worden afgezet. Laat de
schade direct herstellen!
Bij een defect aan de stuurinrchting de
eenwielige motorhak meteen stoppen
en de motor afzetten. Laat het defect
direct repareren!
Wanneer op hellend terrein wordt ge-
werkt verdient het aanbeveling, de een-
wielige motorhak met een trekkabel of
een trekstang vast te houden, om te
voorkomen dat de machine wegschuift.
De bestuurder moet zich heuvelop-
waarts van de machine bevinden en
dient voldoende afstand te houden tot
de werktuigen!
Werk indien mogelijk dwars op de hel-
ling!
Beëindigen van de
werkzaamheden
Laat de eenwielige motorhak nooit on-
beheerd achter als de motor nog loopt.
Zet de motor af voordat u de machine
verlaat. Sluit daarna de brandstofkraan.
Tref de nodige voorzorgsmaatregelen
om gebruik door onbevoegden te ver-
hinderen. Trek de bougiekap eruit.
Aanbouwwerktuigen
Koppel de aanbouwwerktuigen uitslui-
tend aan bij afgezette motor en uitge-
schakelde aandrijving.
Gebruik passend gereedschap en draag
altijd veiligheidshandschoenen als u
aanbouwwerktuigen of onderdelen er-
van vervangt.
Breng de steunen bij het monteren en
demonteren in de juiste positie en zorg
ervoor dat het werktuig niet kan weg-
kantelen.
Eenwielige motorhak en aanbouwwerk-
tuigen tegen wegrollen beveiligen – wiel-
blokken.
Bij het aankoppelen van de werktuigen
is grote voorzichtigheid geboden.
Koppel aanbouwwerktuigen uitsluitend
aan de daarvoor bestemde inrichtingen,
volgens de voorschriften.
Indien u de werkplek verlaat, eenwieli-
ge motorhak en aanbouwwerktuig be-
veiligen tegen wegrollen. Voorkom ge-
bruik door onbevoegden. Monteer even-
tueel de transport- of beschermingsin-
richting en zet deze in de veiligheids-
stand.
Hakinrichting
De schutlatten van het hakwerktuig die-
nen zo te worden ingesteld dat alleen
het gedeelte van het werktuig dat in de
bodem komt vrij is.
Let bij het hakken op de juiste instelling
van het hakspoor.
1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
1
10 Eenwielige motorhak 2100
Onderhoud
Pleeg geen onderhouds- en reinigings-
werkzaamheden aan de machine met
lopende motor.
Bij werkzaamheden aan de motor dient
de bougiekap altijd te worden verwijderd
(alleen bij benzinemotoren).
Zijn bepaalde beschermingsinrichtingen
of werktuigen aan slijtage onderhevig,
dan moeten deze regelmatig gecontro-
leerd en eventueel vervangen worden!
Beschadigde messen moeten vervan-
gen worden!
Gebruik bij het vervangen van de mes-
sen passend gereedschap en veilig-
heidshandschoenen.
Reparatiewerkzaamheden zoals lassen,
slijpen, boren enz. mogen niet aan dra-
gende, veiligheidstechnische onderde-
len (bijv. aanhanginrichtingen) worden
uitgevoerd!
Zorg ervoor dat de eenwielige motorhak
en de aanbouwwerktuigen schoon blij-
ven, om brandgevaar te vermijden.
Moeren en schroeven regelmatig con-
troleren of ze vast zitten en eventueel
aandraaien.
Na de onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden dienen de beschermingsin-
richtingen weer te worden aangebracht
en in oorspronkelijke positie te worden
teruggebracht.
Altijd originele agria-reserveonderdelen
gebruiken. Andere reserveonderdelen
moeten kwalitatief gelijkwaardig zijn en
overeenkomen met de door de Firma
agria vastgelegde technische eisen.
Na gebruik wegzetten
Het parkeren van de eenwielige motor-
hak in ruimtes met open kachels is ver-
boden.
Parkeer de eenwielige motorhak niet in
gesloten ruimtes wanneer zich nog
brandstof in de brandstoftank bevindt.
Benzinedampen zijn gevaarlijk.
Motor, brandstof en olie
Laat de motor niet in een gesloten ruim-
te lopen vanwege verhoogde kans op
vergiftiging!
Wees voorzichtig met brandstof vanwe-
ge het brandgevaar. Vermijd open vuur
, vonken en hete motoronderdelen tij-
dens het bijvullen van brandstof. Vul
geen brandstof bij in gesloten ruimtes.
Niet roken tijdens het tanken!
Tank alleen met uitgeschakelde en af-
gekoelde motor.
Zorg ervoor dat u geen brandstof morst,
gebruik een passende trechter.
Mocht er toch brandstof zijn gemorst,
schuif dan de eenwielige motorhak aan
de kant voordat u de motor start.
Gebruik alleen brandstof van voorge-
schreven kwaliteit.
Bewaar de brandstof alleen in daarvoor
bestemde blikken.
Houd anticorrosiemiddelen en stabilisa-
toren altijd buiten het bereik van kinde-
ren. Bij misselijkheid en braakneigingen
direct een arts waarschuwen. In geval
van contact met de ogen meteen met
veel water uitspoelen. Vermijd het ina-
demen van de dampen.
1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
1
Eenwielige motorhak 2100 11
Lees de aanwijzingen op de verpakking!
Maak gebruikte spuitbussen (starthulp-
mengsel e.d.) helemaal leeg op een
vonk- en vlamvrije plaats voordat u deze
weggooit, eventueel als klein chemisch
afval behandelen.
Voorzichtig bij het aftappen van hete
olie, er bestaat verbrandingsgevaar.
Gebruik altijd olie van voorgeschreven
kwaliteit. Bewaar de olie alleen in daar-
voor bestemde kannetjes.
Olie, brandstof, vet en filters geschei-
den en volgens de voorschriften verwer-
ken.
Banden en
bandenspanning
Bij werkzaamheden aan de wielen dient
u ervoor te zorgen dat de eenwielige
motorhak veilig geparkeerd is en tegen
wegrollen beveiligd is.
Reparaties aan de wielen mogen alleen
door vakkundig personeel met passend
gereedschap worden uitgevoerd.
Controleer de bandenspanning regel-
matig. Bij een te hoge luchtdruk bestaat
explosiegevaar.
Let op de juiste bandenspanning bij
werkzaamheden met extra gewichten.
Schroeven en moeren van de wielen
dienen bij servicewerkzaamheden te
worden aangedraaid.
Elektrische installatie
Dragers van een pacemaker mogen de
stroomvoerende onderdelen van het
ontstekingssysteem niet aanraken wan-
neer de motor loopt!
Beschrijving van de
waarschuwingssymbolen
Voor reinigings-, on-
derhouds- en repara-
tiewerkzaamheden
motor afzetten en
bougiekap eruit trek-
ken.
Bij lopende motor
voldoende afstand
houden van het hak-
werktuig.
Niet zonder veilig-
heidsvoorzieningen
werken! Voor het
starten voorzienin-
gen in de juiste posi-
tie brengen.
Tast nooit in bewe-
gende machineon-
derdelen. Wacht tot-
dat ze tot stilstand
gekomen zijn!
Bij lopende motor af-
stand houden!
Beschrijving van de
gebodssymbolen
Bij werkzaamheden met de
machine moeten individuele
gehoorbeschermingen wor-
den gedragen.
Veiligheidshandschoenen ge-
bruiken.
1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
1
12 Eenwielige motorhak 2100
2. Technische gegevens
Afmetingen van de machine
a ........................................ 310 mm
b ........................................ 620 mm
c....................................... 1000 mm
d ........................................ 890 mm
h ........................... ca.700–950 mm
l........................................ 1250 mm
A ................................ 100–650 mm
(overeenkomstig de freesinrichting)
e ..................................... > 150 mm
f ............. > 500 mm bij h = 800 mm
Typeaanduiding: ....................... 2100
Banden:..............3.00-4 (akkerprofiel)
Bandenspanning: .................. 0,8 bar
Koppeling: .....................meervoudige
plaatkoppeling, in oliebad lopend
Gewicht: ............................... ca. 47 kg
Transmissie: .............. 3-versnellingen
schakeltransmissie,
en 1 transmissieketting per wielas
Olie: ....................reservoir ca. 0,6 liter
transmissieolie BP TFJD- GL4
Olie: ...................... schakeltransmissie
in motorblok ............................. 0,30 ltr
in wielaandrijving ..................... 0,15 ltr
in hakaandrijving...................... 0,30 ltr
transmissieolie BP TFJD - GL4
Rijsnelheden:
1ste versnelling..................... 1,2 km/u
2de versnelling...................... 2,6 km/u
3de versnelling...................... 4,5 km/u
Freesaftakastoerental: .......293 min
-1
bij motortoerental 4500 min
-1
Freeswerkbreedte: ............ 10–65 cm
afh. van de uitvoering van de freesin-
richting = extra toebehoor
Extra toebehoor:
freesinrichting 10–65 cm
inrichting voor het
maken van oppers ............... 2152 011
frontgewicht ......................... 2128 011
bladafwijzer .......................... 2130 031
Geluidsniveau:
geluidsniveau waargenomen
door de bestuurder ............... 90 dB(A)
geluidswaarde ..................101,5 dB(A)
(conform EN 709)
Trillingsniveau:
op stuurhendel: ............. a
hw
= 2,7 m/s
2
volgens EN 709, EN 1033 bij 85 % van
het nominale motortoerental met inge-
schakeld werktuig
2
Eenwielige motorhak 2100 13
2. Technische gegevens
Motor
Motorenfabrikant: ..................... agria
Type: ....................................66/3 of 2*
Bouwwijze: geforceerd-luchtgekoelde
eencilinder viertaktmotor (benzine)
Motorsmering:......... mengselsmering
Mengverhouding 1:30
Boring: .................................... 56 mm
Slag: ........................................ 58 mm
Cilinderinhoud: ....................150 ccm
Compressie: ................................. 6:1
Vermogen: ....... 4,8 kW bij 4500 min
-1
Bougie:........................ BOSCH M10A
elektrodenafstand 0,5…0,6 mm
Ontsteking:
elektronische magneetontsteking
contactafstand: ........... 0,35...0,45 mm
ontstekingstijdpunt:................ 2,5 voor
bovenste dode punt
radio-ontstoord volgens VDE 0879
Startinrichting: .......... repeteerstarter
Stopinrichting: ..contactonderbreking
via kortsluitingskabel
Motor-stop-schakelaar aan het stuur
Brandstof: ........ gewoon olie-benzine-
mengsel 1:30,
octaangetal minstens 90 RON
en super-2-takt motorolie
zelfmengend,
bijv.: Shell: Super T; Super TX
Esso: Exxon speciaal 2T motorolie
BP: 2T speciaal
(zie ook brandstofadvies)
Inhoud brandstoftank:.....ca. 4,5 liter
Luchtfilter: ..............oliebad luchtfilter
Motorolie hoeveelheid:............ 150 ml
Carburateur: .................zuiger-afsluit-
carburateur Bing 1/18/31 of 1/18/106
Lucht-reguleerschroef:
basisinstelling ca. ½–1½ omw enteling
open
hoofdsproeier.................................. 95
stationair toerental .......................... 45
sproeier ....................................... 1108
sproeierpositie .................................. II
Nominaal toerental: ......... 4800 min
-1
Maximaal
toerental onbelast:........... 6300 min
-1
Stationair toerental: ......... 1800 min
-1
Gebruik op hellingen:
De motor is geschikt voor werkzaamhe-
den op hellingen: langdurig gebruik op
helling tot 45° (100 %)
2
14 Eenwielige motorhak 2100
3. Machine- en bedieningselementen
De eenwielige motorhak agria type 2100
is zowel geschikt voor normaal gebruik
in de land- en bosbouw, tuinbouw en
weilandverzorging.
Als aanbouwwerktuigen zijn geschikt:
l
freesinrichting 10–65 cm
l
inrichting voor het maken van oppers
l
frontgewicht
l
bladafwijzer
l
trekhak
Motor
De tweetakt-benzinemotor wordt aange-
dreven met een gewoon olie-benzine-
mengsel 1:30.
Wanneer de tank voor de eerste keer
gevuld wordt, mengsel 1:25 gebrui-
ken.
I
Let op! Gebruik alleen zelfmen-
gende speciale-2-takt-motor-
olie (zie technische gegevens).
Zie ook blz. 38: geadviseerde brandstof.
Tijdens de eerste 20 bedrijfsuren (inrij-
periode) mag de motor niet tot het maxi-
mum worden belast.
Ook na de inrijperiode mag u als regel
niet meer gas geven dan nodig is.
I
Hoge toerentallen kunnen de
motor beschadigen en de le-
vensduur aanzienlijk beperken. Dit
geldt vooral als de motor onbelast
draait! Laat de motor nooit over z’n
toeren draaien, daardoor kan de mo-
tor direct defect raken.
Koeling
De motor wordt gekoeld met een venti-
lator. Zorg ervoor dat geen vuil of bla-
derresten in de koelluchtzeef op de re-
peteerstarter en de koelribben van de
cilinder worden aangezogen.
Stationaire toerental
Het stationaire toerental van de motor
moet juist zijn afgesteld. Wanneer de
toerentalhendel tegen de eindaanslag
in stationaire positie staat moet de mo-
tor bij laag toerental zonder problemen
blijven lopen.
Luchtfilter
Het luchtfilter reinigt de aangezogen
lucht. Een vervuild luchtfilter kan het
motorvermogen ongunstig beïnvloeden.
Ontsteking
De motor is uitgerust met een onder-
houdsvrije, contactloze, elektronische
ontsteking. Laat noodzakelijke controles
uitvoeren door een vakman.
3
Eenwielige motorhak 2100 15
3. Machine- en bedieningselementen
Toerentalhendel
Met de toerentalhendel (C/7) aan de
stuurstang kan het motortoerental van
min. = STATIONAIR tot max. = VOLGAS
traploos geregeld worden.
Motor-uit-schakelaar
Met de elektrische motor-uit-schakelaar
(C/3) wordt de ontsteking in- en uitge-
schakeld.
positie ‘I’ = in bedrijf
positie ‘0’ = motor uit
I
De motor-uit-schakelaar functio-
neert ook als noodstopschake-
laar: zet deze in de positie ‘0’ om de
motor in gevaarlijke situaties onmiddel-
lijk uit te schakelen!
Veiligheidschakeling
De eenwielige motorhak is uitgerust met
een veiligheidsschakelaar (hendel C/4).
STOP-positie: bij het loslaten van de
hendel wordt de elektronische ontsteking
uitgeschakeld (motor wordt afgezet).
Voorzichtig! motor loopt nog even door!
Startpositie: om de motor te star-
ten en voor een werkpauze koppelings-
hendel (C/5) aantrekken en met vergren-
deling (C/6) vastzetten.
Bedrijfspositie: tijdens de werkzaam-
heden met de machine de veiligheids-
hendel (C/4) naar beneden drukken.
W
Veiligheidshendel niet vast-
zetten!
I
De veiligheidshendel dient ook
als noodschakelaar. De veilig-
heidshendel moet in noodsituaties wor-
den losgelaten, deze komt dan automa-
tisch in de positie ‘STOP’!
3
max
min
C/4
C/5
C/6
16 Eenwielige motorhak 2100
Koppeling
Bij aangetrokken koppelingshendel is de motor ontkoppeld.
De koppelingshendel kan in aangetrokken toestand
met de vergrendeling (C/6) worden vastgezet.
Bij het loslaten van de koppelingshendel en verg-
rendeling openen wordt ingekoppeld (" ´´).
De hendel heeft enige speling om te voorkomen
dat de koppeling tijdens de werkzaamheden in de
ontkoppelde positie komt.
è Onderhoud en reparatie
Na het eerste bedrijfsuur moet de speling van de
koppeling gecontroleerd en eventueel bijgesteld
worden.
è Onderhoud en reparatie
I
Machine altijd met aangetrokken koppelings-
hendel ("0" - vergrendeling ingeklikt) parke-
ren, er kunnen anders problemen met de koppe-
ling ontstaan als gevolg van vervorming van de
V-snaar.
Transmissie
De eenwielige motorhak is uitgerust met een 3-versnellingen-tandwiel-schakel-
transmissie voor de wiel- en freesaandrijving.
I
Alleen schakelen in ontkoppelde toestand. Schakelhendel al-
leen met de hand schakelen!
Snelheden
De snelheden voor de wielaandrijving worden met de scha-
kelhendel (A/3) geschakeld.
I ...................... 1ste versnelling
II ..................... 2de versnelling
III .................... 3de versnelling
0 ..................... positie neutraal (stationair)
De krachtoverbrenging op de aandrijfwielas gebeurt met
een rolketting.
Freesaandrijving
De freesaandrijving wordt met de schakelhendel (A/19) in-
en uitgeschakeld. Door deze schakeling wordt het moge-
lijk de rijaandrijving bij uitgeschakelde freesaandrijving voor
wisseling van arbeidsplaats te gebruiken.
De krachtoverbrenging naar de freesas gebeurt via de
aftakas aan het transmissieblok en een kegeltransmissie
naar de freesas.
3. Machine- en bedieningselementen
C/6
C/5
A/19
A/3
34
34
3
Eenwielige motorhak 2100 17
3
Aansluiten van werktuigen
Aan de aansluiting voor werktuigen wor-
den de freestransmissie en andere werk-
tuigen die getrokken moeten worden
(bijv. cultivator), gekoppeld.
De aftakas is in de werktuigaansluiting
geïntegreerd.
Aanbouw van werktuigen:
l
Bij aftakasaangedreven werktuigen
aftakasschakeling aan het werktuig in
positie ‘0’ brengen.
l
Aftakas (3) en schakelmof van het
werktuig licht invetten.
l
Werktuig over de aansluittap (2)
schuiven.
l
Oogschroeven (1) in de inkepingen
van de boringen brengen en dopmoer
gelijkmatig aandraaien.
l
Schakelstang op bedieningshendel
monteren.
Afbouwen van werktuigen:
Gebeurt in omgekeerde volgorde.
Stuurstang
Hoogteverstelling stuurstang
l
Zeskantschroef (2) uit het vierkante
klemstuk (3) schroeven en uit de stuur-
scharniergedeelte trekken.
l
Stuur op de gewenste hoogte bren-
gen en in de passende boring van het
stuurscharniergedeelte bewegen.
l
Zeskantschroef terugplaatsen en
met het vierkante klemstuk vastschroe-
ven (let erop dat het klemstuk met de
neus in het sleufgat van de muil van het
stuurscharniergedeelte in de onderste
stang arreteert).
Zijwaartse verstelling stuurstang
l
Spanhendel (1) naar boven trekken,
stuur in de gewenste positie brengen en
in de passende vertanding bewegen.
l
Spanhendel weer naar beneden
drukken (spannen).
3. Machine- en bedieningselementen
1 dopmoer
2 aansluittap
3 aftakas
18 Eenwielige motorhak 2100
Freeswerktuig
Aanbouw
Veiligheidshandschoenen
gebruiken.
l
Freeswerktuig (1 +2) op de freesas (6)
steken. De messneden moeten in de draai-
richting (voorwaarts) wijzen. Let erop dat
bij het plaatsen van het tweede freeswerk-
tuig (links of rechts) de naar het huis wij-
zende hakmessen op regelmatige afstand,
niet parallel, van de gelijke hakmessen aan
de andere kant staan.
l
Spanschroef (3) van rechts naar links
inbrengen, getande borgring (4) plaatsen
en de freeswerktuigen met zeskantmoer
(5) vastdraaien.
Spoorinstelling
voor vaste bodem en groffe korrel:
- spoorschaarpunt naar boven zetten
voor lichte bodem en fijne korrel:
- spoorschaarpunt horizontaal zetten
voor zanderige bodem:
- spoorschaarpunt naar beneden zetten
W
Niet zonder spoor frezen!
Beschermkap
Aanbouw
l
Beschermkap met het haken in de kap-
drager leiden.
l
Spanveer in de kramplaat hangen en
spanhendel naar achteren omleggen.
W
Niet zonder beschermkap fre-
zen!
3. Machine- en bedieningselementen
1
2
3
4
5
6
3
Eenwielige motorhak 2100 19
Aandrijfwielen
De eenwielige motorhak is standaard
uitgerust met een in het midden aange-
bracht rubberen wiel.
Aanbouw
l
Aandrijfwiel (2) op het asuiteinde zet-
ten, ring (3) eroverheen plaatsen en met
de zeskantschroef (4) en de moerdop
(5) bevestigen.
I
Aandrijfwiel met de profielpun-
ten in de draairichting (voor-
waarts) monteren.
Als alternatief voor een rubber wiel kan
een ijzeren grijpwiel worden gemon-
teerd. Dit gaat op dezelfde manier als
bij het rubber wiel.
Frontgewicht
(Art.-nr. 2128 011)
W
Aanbouw alleen bij afgekoel-
de motor en geluidsdemper –
verbrandingsgevaar!
Aanbouw
Frontgewicht (1) aan de voorzijde over
de motorbeschermingsbeugel (3) heen
schuiven en met zeskantige schroef (2)
bevestigen.
3. Machine- en bedieningselementen
3
20 Eenwielige motorhak 2100
3. Machine- en bedieningselementen
Bladafwijzer
(Art.-nr. 2130 031
voor werkbreedte 16–38 cm).
Voor onderhoudswerkzaamheden in rij-
culturen kan voor het wegschuiven van
bladeren en plantenresten de bovenge-
noemde bladafwijzer worden aange-
bouwd.
Aanbouwen
l
Aan de freesbeschermkap aan bei-
de kanten met boor Ø 8,5–9 mm de be-
vestigingsgaten ‘a’ volgens meegeleverd
boorsjabloon boren.
l
Kogeltap (2) aan beide kanten van
buiten naar binnen doorsteken en met
ringen (3) en zekeringsmoeren (4) be-
vestigen.
l
Bladafwijzer (1) met de achter aan
beide zijden aangebrachte kogelkoppen
op de kogeltappen drukken totdat deze
inklikken.
l
Het meegeleverde kunststof koord (5)
met de uiteinden aan de bladafwijzer
vastmaken en de lus aan de voorkant
over de machine richting stuurstang op
grijpafstand leggen.
Afbouwen
l
Voor het afbouwen van de bladafwij-
zer de kogelkoppen met een schroeve-
draaier (of iets dergelijks) van de kogel-
tappen drukken.
l
De kogeltappen kunnen tot de vol-
gende aanbouw aan de beschermkap
gemonteerd blijven.
Werkzaamheden
Om de eenwielige motorhak met aan-
gebouwde bladafwijzer gemakkelijker te
kunnen draaien kan de bladafwijzer met
behulp van het koord (5) vóórdat ge-
draaid wordt aan de voorzijde worden
opgetild.
3
Eenwielige motorhak 2100 21
3
22 Eenwielige motorhak 2100
oliepeil
4. Ingebruikname en bediening
De levensduur en de bedrijfsveiligheid van de motor hangt grotendeels af van het
rijgedrag tijdens de inrijperiode. Laat een koude motor altijd eerst een paar minu-
ten warm draaien en belast de motor niet direct tot het maximum.
Laat de motor tijdens de eerste 20 bedrijfsuren (inrijperiode) nooit op volle toeren
draaien.
Let erop dat het filter altijd goed wordt onderhouden en zorg voor schone
brandstof. Gebruik alleen merkbenzine.
Gebruik uitsluitend verse en schone brandstof (niet ouder dan 3 maanden), de
brandstof mag alleen worden bewaard in goedgekeurde brandstofjerrycans, die
in de vakhandel verkrijgbaar zijn. Verroeste stalen en niet benzinebestendige kunst-
stof jerrycans zijn niet toegestaan.
Om startproblemen te voorkomen, moet de brandstoftank van de machine bij de
eerste ingebruikname of na een periode van langere stilstand helemaal worden
gevuld.
Wees voorzichtig met brandstof.
Benzine is makkelijk ontvlambaar en on-
der bepaalde omstandigheden explosief!
l
Tank nooit in afgesloten ruimtes.
l
Alleen tanken met afgezette en afgekoelde
motor.
l
Tank nooit in de omgeving van open vuur, von-
ken of hete motoronderdelen.
l
Niet roken tijdens het tanken!
l
Mors geen brandstof, gebruik een passende
trechter.
De brandstoftank mag niet helemaal tot de rand toe
worden volgetankt. Laat altijd ca. 5 mm onder de rand
vrij, zodat de brandstof kan uitzetten.
Voor iedere ingebruikname:
Vul motorolie bij tot aan de markering in het re-
servoir van het oliebadluchtfilter, hoeveelheid ca. 50
ml.
Transmissieolie in de schakeltransmissie contro-
leren.
(Mix 1 : 25)
Mix 1 : 30
34
4
Eenwielige motorhak 2100 23
4. Ingebruikname en bediening
Starten van de motor
W
Start de motor nooit in afgesloten ruimtes.
De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide
dat zeer giftig is wanneer het wordt inge-
ademd!
Beschermingsmaatreelin zijn getroffen?
Koppel de freeswerktuig volgens de
vorschriften?
Bougiekap plaatsen.
Luchtfilter schoon? Oliepeil o.k.?
Voldoende brandstof in de brandstoftank?
Brandstofkraan opendraaien.
koude motor: vlotterdrukker (B/23) aan de carbura-
teur naar beneden drukken tot de brandstof overloopt
warme motor: vlotterdrukker niet gebruiken.
Koppelingshendel en veiligheidshendel in start-
positie.
Motor-uit-schakelaar in bedrijfspositie "i" bren-
gen.
koude motor:
Toerentalhendel op max. (volgas) zetten
warme motor:
Toerentalhendel (op ca. ¼ gas draaien).
Motor buiten het gevarenbereik starten
Het trekkoord aan de start-handgreep (B/29) zover
uittrekken totdat de startkoppeling merkbaar gepakt
wordt, vervolgens trekkoord stevig en met kracht
aantrekken zodat de motor gestart wordt. Handgreep
na het starten voorzichtig loslaten.
l
Vermijd het aanraken van de warme motor –
kans op brandwonden!
Raak bij lopende motor de ontstekings-
leiding en de bougiekap niet aan. Deze ook
niet verwijderen.
28
4
? ok
? ok
1/4
max.
B/23
24 Eenwielige motorhak 2100
Frezen
Motor starten
W
Controleer het functioneren van de
veiligheidsschakeling - het machine enkel
in gebruik nemen wanneer de veiligheids-
schakeling werkt!
Gehoorbescherming gebruiken en draag al-
tijd stevige schoenen.
Koppeling aantrekken
l
Schakelhendel voor versnelling (A/3)
Voor groffe korrel:
– langzame positie I kiezen
Voor gemiddelde korrel:
– middelste positie II kiezen
Voor fijne korrel:
– snelle positie III kiezen
Freesaandrijving (B/19) in positie ‘frezen’ scha-
kelen
Hendel voor koppeling langzaam loslaten en te-
gelijkertijd gas geven – de eenwielige motorhak rijdt
vooruit en de freeswerktuigen draaien rond.
W
Verlaat tijdens de werkzaamheden nooit uw
plaats achter de stuurstang.
Neem bij alle werkzaamheden met de eenwieli-
ge motorhak die afstand van de machine in acht,
waartoe u door de stuurstang gedwongen wordt,
vooral bij het nemen van bochten!
Freeswerktuigen niet bij lopende motor reinigen.
Motor afzetten en bougiekap verwijderen.
Bij evt. optredende verstoppingen, motor afzet-
ten en verstopping met een geschikt hulpmid-
del (houten stok) verwijderen.
4. Ingebruikname en bediening
23
4
A/3
B/19
Eenwielige motorhak 2100 25
Naar een andere
werkplek
Koppeling aantrekken.
Freesaandrijving uitschake-
len (positie ‘0’).
Schakelhendel voor snelhe-
den in positie I of II schakelen.
Eenwielige motorhak aan
het stuur enigszins optillen zo-
dat de freeswerktuigen de bo-
dem niet aanraken, max. 10 cm.
Hendel voor koppeling lang-
zaam loslaten en tegelijkertijd
een beetje gas geven – eenwie-
lige motorhak rijdt vooruit en de
freeswerktuigen draaien niet
rond.
Beëindigen van de
freeswerkzaamheden
Toerentalhendel op statio-
nair zetten.
Koppelingshendel aantrek-
ken en vasthouden.
Schakelhendel voor versnel-
ling en freesschakeling in posi-
tie ‘0’ (stationair) schakelen.
4. Ingebruikname en bediening
4
max 10 cm
min
26 Eenwielige motorhak 2100
4. Ingebruikname en bediening
Gevarenzone
66
66
6 30 sec
min
4
Afzetten van de motor
Toerentalhendel in positie neutraal
zetten en de motor ca. 30 seconden sta-
tionair laten draaien.
Motor-uit-schakelaar in positie ‘0’
brengen.
Brandstofkraan sluiten.
Tegen gebruik door onbevoegden be-
veiligen - bougiekap verwijderen.
W
De motor laten afkoelen, alvorens
in een binnenruimte op te slaan.
I
Wanneer de motor voor lange-
re tijd wordt afgezet is het beter
niet de motor-uit-schakelaar te gebrui-
ken, maar de brandstofkranen te slui-
ten en de motor zolang te laten lopen
totdat deze vanzelf afspringt. De carbu-
rateur is dan leeg en er kan geen ver-
harsing optreden.
Gevarenzone
W
Tijdens het starten en de
werkzaamheden mogen zich
geen personen binnen de gevarenzo-
ne bevinden.
Eenwielige motorhak 2100 27
4. Ingebruikname en bediening
Oppers maken met de
aanaarder
Noodzakelijke extra werktuigen
Freeswerktuig:
naar keuze ............... 28, 32 en 38 cm.
Frontgewicht ............. Art.nr. 2128 011
Aanaarder
met beschermkap ..... Art.nr. 2152 011
Aanbouw
l
Beschermkap verwijderen.
l
Speciale beschermkap voor het ma-
ken van oppers (5) aanbouwen.
l
Aanaarder (8) met de steel in de be-
vestigingshuls aan de beschermkap lei-
den en met zeskantschroef (6) vastma-
ken.
l
Met de zeskantschroef (6) hoek van
de aanaarder vooraf instellen. De hoek
zorgt ervoor dat de aanaarder zich in
de bodem werkt. Hoe groter de hoek van
de aanaarder beneden naar achteren is,
des te groter ook de diepte van de aan-
aarder is.
l
Frontgewichten aanbouwen.
Oppers maken
l
Eenwielige motorhak in gebruik ne-
men zoals beschreven onder ‘frezen’.
l
Na de eerste meters gewenste diep-
te van de aanaarder met de hoekvers-
telling door de zeskantschroef (7) en de
in hoogte verstelbare sleepvoet (10) in-
stellen.
l
De gewenste breedte van de aanaar-
der wordt ingesteld door de strijkplaat
(11) met behulp van de klemschroef (9)
af te stellen.
1 frontgewicht
2 grijpwiel
3 freeswerktuig
4 meeneembouten voor beschermplaat
5 beschermingskap voor het maken van
oppers
6 klemschroef voor aanaarder
7 stelschroef voor hoekverstelling
8 aanaarder
9 klemschroef voor strijkplaatverstelling
10 sleepvoet
11 strijkplaat
4
28 Eenwielige motorhak 2100
5. Onderhoud en reparatie
Behalve het opvolgen van de bedienings-
voorschriften is het bovendien van groot
belang dat u aandacht besteed aan de
volgende aanwijzingen omtrent onderhoud
en reparatie.
W
Let op: voer onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden alleen
uit met een afgezette motor en wanneer
de bougiekap verwijderd is! Draag bij
werkzaamheden aan de freeswerktui-
gen altijd veiligheidshandschoenen!
Motor
De tweetakt-motor wordt gesmeerd door
de olie die in de brandstof (benzine-olie-
mengsel) zit en heeft daarom geen motor-
olievulling.
Oliebad-luchtfilter
De olie in het oliebadluchtfilter (A/8) moet
na 25 bedrijfsuren of na 3 maanden wor-
den ververst, onder zeer stoffige omstan-
digheden na kortere tijd – toestand regel-
matig controleren.
l
Luchtfilter en omgeving aan de buiten-
zijde reinigen.
l
Snelsluitingen openen en oliereservoir
uitnemen.
l
Oude olie verwijderen (verwerken vol-
gens de voorschriften) en oliereservoir rei-
nigen.
l
Oliereservoir tot aan de markering met
motorolie vullen (niet hoger) en weer in-
bouwen – let erop dat de filterafsluiting
goed afdicht.
Na verschillende keren olie verversen of
bij overmatige verontreiniging: oliereservoir
afnemen en oliebad-luchtfilter losschroe-
ven. Filter grondig schoonmaken door het
meermaals in dieselbrandstof onder te
dompelen en centrifugeren. Luchtfilter
weer vastschroeven en gereinigd oliereser-
voir met schone olie gevuld aanbouwen.
Luchtfilter nooit met benzine, water,
loog of hete vloeistoffen uitwassen.
oliebad-
luchtfilter
oliepeil
66
66
6 25 h; 3 Maanden
5
Eenwielige motorhak 2100 29
5. Onderhoud en reparatie
Reinigen van de bougie en afstellen
van de elektrodenafstand
Steeds na 50 bedrijfsuren:
l
Roetafzettingen met een staalborstel van de
elektroden van de bougie verwijderen.
l
Elektrodenafstand controleren en evt. op 0,6
mm instellen.
Na ca. 100 bedrijfsuren bougie vervangen.
Brandstofinstallatie
l
Bij iedere onderhoudsbeurt moeten de
brandstofslang, brandstoftank en carburateur
op lekkage worden gecontroleerd, evt. lek-
kage verhelpen.
l
Brandstofslangen steeds na 2 jaar ver-
vangen, lekke brandstofslangen direct ver-
vangen.
l
Brandstof altijd in de juiste mengverhou-
ding tanken.
l
Wanneer de motor teveel brandstof heeft
gekregen (verzopen): toerentalhendel op
‘max. zetten en motor met repeteerstarter
doorstarten tot de motor start, of bougie uit-
rdaaien, reinigen en drogen. Motor zonder
bougie een paar keer met de repeteerstarter
doorstarten. Bougie weer inschroeven en
motor opnieuw starten.
Cilinderkop reinigen
Na iedere 400 bedrijfsuren cilinderkop afne-
men en de koolafzettingen aan cilinderkop
en uitlaat met een staalborstel verwijderen.
Vervolgens met een zacht penseeltje schoon-
vegen. Koppakking vervangen en op de ci-
linderkop monteren. Cilinderkopschroeven af-
wisselend met 22 Nm vastdraaien.
è
- Serviceç
Staalborstel
5
0,6 mm
66
66
6 50 h; 100 h
30 Eenwielige motorhak 2100
5. Onderhoud en reparatie
Afstelling van de carbuarteur
Voor het opheffen van brandstof-, temperatuurs-, hoog-
te- en belastingsverschillen kan een kleine verstelling
van de carburateur nodig zijn. Laat de motor alleen lo-
pen met gemonteerd luchtfilter en filterresevoir!
Stationair toerental
Let erop dat het toerental van de motor juist is ingesteld.
De motor moet bij laag toerental zonder problemen
draaien als de toerentalhendel in positie neutraal aan
de aanslag staat.
De basisafstelling van de schuif-carburateur gebeurt
door het verstellen van de gasmengsel-regelschroef(3).
Daarna moet het startkoord aan de stelschroef zonder
speling worden ingesteld.
De fijne afstelling gebeurt door het verstellen van de
lucht-regulatieschroef (2). Alleen instellen bij warmge-
draaide motor. (Zie ook ‘technische gegevens’).
è - Serviceç
Uitlaat
l
Uitlaat (A/12) voortdurend controleren op maai- en
plantenresten, en eventueel reinigen.
Brandgevaar!
Voor iedere ingebruikname controleren.
l
Uitlaat na steeds 200 bedrijfsuren op olieafzetting con-
troleren en indien nodig uitlaat reinigen of uitblazen.
è - Serviceç
Reinigen van het luchtrooster
Na langer gebruik kan het koelsysteem door vuil ver-
stopt raken. Reinig het luchtrooster (B/31) regelmatig
om oververhitting en schade aan de motor te voorko-
men. Controleer het rooster voor iedere ingebruikname.
Luchtkoelsysteem
Inwendige koelribben en vlakken tenminste iedere 100
bedrijfsuren reinigen (bij sterke stofvorming en veel plan-
tenresten eerder).
1 vlotterdrukker aan
carburateur
2 lucht-reguleer-
schroef
3 stelschroef
gasmengselkraan
66
66
6 100 h
66
66
6 A
66
66
6 A
5
Eenwielige motorhak 2100 31
5. Onderhoud en reparatie
oliepeil
1 afsluitplug
2 afdichtring
5
Schakel-transmissie
Transmissie-oliepeil in schakeltrans-
missie voor de eerste inbedrijfname en
steeds na 25 bedrijfsuren controleren.
Het oliepeil moet bij horizontaal staan-
de machine door de invulopening (B/28)
zichtbaar zijn wanneer de binnen-zes-
kant-afsluitschroef (1) uitgeschroefd is.
Evt. transmissie-olie navullen.
Transmissie-olie verversen in de
schakeltransmissie na de eerste 25
bedrijfsuren en dan steeds na 50 be-
drijfsuren. Zowel olievulschroef (B/28)
als olieaftapplug en hun omgeving moe-
ten zeer schoon gehouden worden, zo-
dat er geen vuil in de transmissie komt.
Olie-hoeveelheden en -kwaliteit zie
‘Technische gegevens’.
1 Olievul-afsluitschroef
2 Afdichtring
3 Afdichtring
4 Aftapplug
3
4
66
66
6 25 h
66
66
6 J
66
66
6 (25 h) 50 h
66
66
6 J
Wielaandrijving
De wielaandrijving is gevuld met transmissieolie als constante smering, verversen
is niet nodig. Zolang aan de buitenzijde geen verlies van smeermiddel aan de hui-
zen en de afdichtingen zichtbaar is controle van de smeermiddelen eens per jaar.
Controle van de smeermiddelen
l
Deksel van het huis (A/14) openen.
l
Wiel- en freesas beide minstens 6
omwentelingen verder draaien, wanneer
de kettingen (op het eerste gezicht) met
vloeibaar vet bedekt zijn is de smering
in orde, evt. transmissieolie bijvullen.
Wielaandrijving-kettingspanning
De ketting voor de wielaandrijving mag
niet te strak, maar ook niet te slap ge-
spannen zijn.
l
De drie bevestigingsmoeren (1) en de
contramoer (3) iets losmaken.
l
Spanning van de ketting met behulp van de zeskantige schroef (2) afstellen.
l
Contramoer (3) en bevestigingsmoeren (1) weer vastdraaien.
32 Eenwielige motorhak 2100
Freesaandrijving
Transmissie-oliepeil in de freesaan-
drijving voor de eerste ingebruikname
en steeds na 25 bedrijfsuren controle-
ren.
Het oliepeil moet zichtbaar zijn in de
vulopening na verwijdering van de af-
sluitplug, wanneer de machine horizon-
taal staat. Eventueel transmissieolie bij-
vullen.
Transmissieolie verversen in de
freesaandrijving na de eerste 25 be-
drijfsuren, dan steeds na 50 bedrijfsuren.
Olievul- en aftapplug en de omgeving
uiterst schoon houden, zodat er geen
vuil in de transmissie komt.
l
Freesaandrijving demonteren.
l
Afsluitplug verwijderen.
l
Transmissie omdraaien en afgewerk-
te transmissieolie opvangen en volgens
de voorschriften verwerken.
l
Freesaandrijving weer omdraaien en
koppelen.
l
Nieuwe transmissieolie tot vulhoog-
te bijvullen (gebruik daarvoor een trech-
ter of iets dergelijks).
l
Afsluitplug terugplaatsen en vast-
draaien.
Voor hoeveelheden en kwaliteit van de
olie zie ‘technische gegevens’.
Aandrijfwiel
Controleer regelmatig de ban-
denspanning (0,8 bar) van het
wiel.
5. Onderhoud en reparatie
Ölstand
Ölstand
66
66
6 25 h
66
66
6 (25 h) 50 h
5
Eenwielige motorhak 2100 33
Veiligheidsschakeling
Controleer het functioneren voor iede-
re ingebruikname en bij iedere onder-
houds- en reparatiebeurt.
l
Bij het loslaten van de hendel (C/4)
moet de motor vanzelf tot stilstand ko-
men.
l
Conditie van de elektrische leidingen
en verbindingen controleren, eventueel
vervangen. è -Serviceç
Motor-uit-schakeling
Controleer het functioneren van de
motor-uit-schakeling bij iedere onder-
houds- en reparatiebeurt.
l
Wanneer de schakelaar in positie '0'
staat, moet de motor tot stilstand komen.
l
Conditie van de elektrische leidingen
en verbindingen controleren, eventueel
vervangen.è - Serviceç
5. Onderhoud en reparatie
5
66
66
6 A
C/3
66
66
6 A
C/4
34 Eenwielige motorhak 2100
Instellingen van de
hendels
Speling of instellingen voor iedere inge-
bruikname controleren en eventueel
corrigeren (vooral tijdens de inrijperio-
de na de eerste ingebruikname of na
het verwisselen van de koppelings- of
remvoering).
Koppeling:
X = 3 - 5 mm (koppelingsspeling)
! = Bowdenkabel in hendellager in po-
sitie boven ingevoerd.
Instelling:
Borgveer (2) verwijderen en Koord-
einde (3) met de verstelbout (4) uit de
houder in de hendel drukken.
Verstelbout (4) in- of uitdraaien, tot
afstand ‘X’ bereikt is.
Koordeinde met de verstelbout in de
houder terugbrengen en borgveer (2)
monteren.
5. Onderhoud en reparatie
66
66
6 A
-
+
1 hendel
2 vormveer
3 kabel-tapuiteinde
4 verstelbout
5
Eenwielige motorhak 2100 35
Spanhendel voor
zijwaartse verstelling
stuurstang
Bijstelling is noodzakelijk wanneer door
neergedrukte spanhendel (1) de zij-
waartse verstelling van de stuurstang
niet voldoende klemt.
Instelling
l
Afdekdop (4) verwijderen.
l
Bovenste zeskantige moer ([3] borg-
moer) ca. 2 omwentelingen losmaken.
l
Spanhendel (1) openen = naar bo-
ven zwenken en stuur tegelijkertijd op
de steunplaat drukken.
l
Spanhendel naar links verdraaien
totdat de onderste zeskantige moer (2)
uit de driehoek-uitsparing aan het stuur
vrijkomt.
l
Zeskantmoer (2) zover als nodig 1/6
tot 5/6 omwenteling met de klok mee
draaien.
l
Zeskantmoer (2) weer in de driehoek-
uitsparing brengen, spanhendel in de
middelste positie terugdraaien en span-
nen.
l
Klemming controleren, wanneer deze
nog niet voldoende is, afstelling herha-
len.
l
Bovenste zeskantmoer (3) vast-
draaien – borgen en afdekdop (4) te-
rugplaatsen.
5. Onderhoud en reparatie
5
1 spanhendel
2 zeskantmoer
3 contramoer
4 afdekdop
36 Eenwielige motorhak 2100
Algemeen
Voor iedere ingebruikname letten op
het verliezen van brandstof en olie, even-
tueel opruimen.
Schroeven en moeren regelmatig
controleren, eventueel natrekken.
Ten minste eens per jaar en na rei-
niging: Alle glijdende of beweeglijke on-
derdelen (bijv. toerentalhendel, hendel-
lager) met biologisch-afbreekbaar vet of
olie vet houden.
Reiniging
Motor
Reinig de motor alleen met een doekje.
Vermijd het spuiten met een sterke wa-
terstraal; er zou water in het ontstekings-
mechanisme of in het brandstofsysteem
kunnen komen, dit kan leiden tot man-
kementen.
Machine
Na iedere werkzaamheden moet de
freeswerktuig en beschermkap grondig
met water worden schoongemaakt.
Daarvoor dient het beschermkap te
worden gedemonteerd. Alle glijdende
delen moeten vervolgens met biologisch
afbreekbare smeerolie geolied worden,
of met biologisch afbreekbaar smeervet
worden insgesmeerd.
Na iedere reiniging met de hogedruk-
reiniger alle plaatsen die met vet zijn in-
gesmeerd, nasmeren en inoliën, en de
motorhak kort laten draaien zodat het
water eruit loopt. De lagers moeten voor-
zien van een vetkraag. Deze beschermt
de lagerstegen het binnendringen van
plantensappen, water en vuil.
5. Onderhoud en reparatie
5
èI
Eenwielige motorhak 2100 37
5. Onderhoud en reparatie
5
Stallen
Wanneer de machine gedurende lan-
gere tijd niet gebruikt wordt:
a) Reinigingsbeurt
Schoonmaken, laklaag bijwerken
b) alle onbeschermde onderdelen en
het hakwerktuig met biologisch-afbreek-
bare corrosiewerende olie inoliën.
c) Motor in conditie houden
l
Brandstof aftappen of brandstoftank
voltanken, met brandstofstabilisator
(agria-nr. 799 09) mengen - Kijk in de
gebruiksaanwijzing.
Motor ca. 1 minuut laten lopen.
ll
ll
l
Motorolie verversen.
ll
ll
l
In de bougieopening een theelepel
vol (ca. 0,03 l) motorolie gieten. Motor
langzaam doordraaien.
ll
ll
l
Zuiger met repeteerstarter op com-
pressie zetten (starthandgreep lang-
zaam aantrekken totdat weerstand voel-
baar is), hiermee zijn de kleppen geslo-
ten.
ll
ll
l
Motor om de 2–3 weken langzaam
doordraaien (bougiekap verwijderen!) en
aansluitend zuiger weer op compressie
zetten.
d) Aandrijfwiel
Plaats deze op steunblokken zodat de
banden niet op de vloer rusten. Lucht-
banden gaan snel in kwaliteit achteruit
wanneer ze zonder lucht onder belas-
ting staan.
e) Koppeling
Motorhak altijd met aangetrokken kop-
pelingshendel (ver-
grendeling inge-
klikt) parkeren, er
kunnen anders pro-
blemen met de kop-
peling ontstaan als
gevolg van corrosie-
vorming.
f) Machine stallen
om sterke corrosievorming te voorko-
men:
– beschermen tegen weersinvloeden
niet stallen in:
vochtige ruimtes
ruimtes waar
kunstmest ligt op-
geslagen
stallen of daar-
naast gelegen
ruimtes.
g) Afdekken
Dek de machine af
met een dekzeil of
iets dergelijks.
38 Eenwielige motorhak 2100
Smeermiddelen en
anticorrosiemiddelen:
Gebruik voor de motor en de transmis-
sie de voorgeschreven smeermiddelen
(zie ‘Technische gegevens’).
Voor ‘open‘ smeerpunten en smeernip-
pels adviseren wij het gebruik van bio-
logisch afbreekbare olie of smeervet
(volgens de aanwijzingen in de handlei-
ding).
Voor het onderhoud van de machines
en werktuigen adviseren wij biologisch
afbreekbare corrosiewerende olie
(niet gebruiken op gelakte uitwendige
bekledingen). Het anticorrosiemiddel
kan met een kwast of met een spuitbus
worden aangebracht.
Biologische smeermiddelen en corrosie-
werende olie zijn milieuvriendelijk om-
dat ze biologisch snel afbreekbaar zijn.
Wanneer u biologisch afbreekbare
smeermiddelen en corrosiewerende olie
gebruikt, gaat u bewust om met het mi-
lieu en levert u een positieve bijdrage
aan de gezondheid van mens, fauna en
flora.
Brandstof:
De 2-takt-motor kan worden aangedre-
ven met een gewoon olie-benzine-
mengsel (overeenkomend met de voor-
geschreven mengverhoudingen – zie
Technische gegevens). Voor het brand-
stofmengsel kan zowel loodvrije nor-
male of superbenzine, als gelode su-
perbenzine worden gebruikt, gebruik
echter alleen zelfmengende speciale 2-
takt-motorolie (zie Technische gegevens
blz. 13).
Wanneer vanwege het milieu loodvrije
benzine gebruikt wordt, moet bij machi-
nes die langer dan 30 dagen achtereen
stilstaan de brandstof helemaal worden
afgetapt, om harsvorming in de carbu-
rateur, brandstoffilter en tank te voorko-
men, of er moet aan de brandstof een
brandstofstabilisator worden toege-
voegd.
Zie ook hoofdstuk Motor in conditie hou-
den.
Onderhoud en reparatie:
Bij de agria-dealer werken gekwalificeer-
de monteurs die de machine vakkundig
onderhouden en repareren.
Voer grotere onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden alleen zelf uit wanneer
u beschikt over het juiste gereedschap
en de vereiste technische kennis van
machines en verbrandingsmotoren.
Klop nooit met harde voorwerpen of
metalen gereedschappen tegen het
vliegwiel. Het kan scheuren en tijdens
gebruik uiteen springen, zodat verwon-
dingen of materiële schade veroorzaakt
wordt. Demonteer het vliegwiel uitslui-
tend met passend gereedschap.
Aanbevelingen
Eenwielige motorhak 2100 39
40 Eenwielige motorhak 2100
6. Storingen opsporen en verhelpen
W
Let op de veiligheidsaanwijzingen! Laat grotere problemen aan de machine of de
motor altijd oplossen door de agria-vakgararage, deze beschikken over het juiste
gereedschap. Ondeskundige hulp kan grote schade veroorzaken.
storing mogelijke oorzaak oplossing pagina
Motor -Bougiekap is niet aangesloten Bougiekap aansluiten
start niet - Motor-uit-schakelaar op ‘0’ Motor-uit-schakelaat in positie ‘1’ schakelen 23
-Veiligheidsschakelaar niet Veiligheidsschakelaar in
in startpositie startpositie brengen 23
- Brandstoftank leeg of Brandstoftank vullen
slechte brandstof met schone brandstof 22
-Brandstofleiding verstopt Brandstofleiding reinigen 29
- Bougie defect Bougie schoonmaken,
afstellen of vervangen 29
- Motor teveel brandstof (verzopen) Bougie drogen, schoonmaken
en starten met volgas
-Motor-uit-leiding defect Leiding en verbindingen controleren
¬
- Valse lucht door losgelaten carburateur Bevestigingsschroeven natrekken
en aanzuigleiding
Motor - Bougiekabel is los Bougiekap stevig op de bougie steken,
hapert bougiekabelbevestiging vastklemmen
af en toe -Brandstofleiding verstopt Brandstofleiding schoonmaken,
¬
of slechte brandstof schone brandstof tanken
- Luchttoevoer in het Brandstoftankdop vervangen
brandstoftankdop verstopt
- Water of vuil in het Brandstof aftappen en
brandstofsysteem schone brandstof tanken
- Luchtfilter verontreinigd Luchtfilter schoonmaken of vervangen 28
-Carburateur verkeerd afgesteld Carburateur afstellen
¬
30
Motor - Ventilatiesysteem functioneert niet Luchtrooster schoonmaken,
wordt koelribben schoonmaken 30
te heet - Luchtfilter is verontreinigd Luchtfilter reinigen 28
-Carburateur is verkeerd afgesteld Carburateur afstellen
¬
30
Motor, - Ontsteking te krap afgesteld Bougie afstellen 29
haperingen - Stationair toerental Carburateur afstellen
¬
30
bij hoge niet correct afgesteld
toerentallen
Motor -Ontsteking te ruim afgesteld, Bougie afstellen of vervangen 29
spring bij Bougie defect
stationair -Carburateur niet correct afgesteld Carburateur afstellen
¬
30
toerental - Luchtfilter is verontreinigd Luchtfilter reinigen 28
vaak af
Motor springt - Motor-stop-leiding defect, Leiding en verbinding controleren,
in stoppositie massa ontbreekt massa controleren
niet af
6
Eenwielige motorhak 2100 41
6. Storingen opsporen en verhelpen
storing mogelijke oorzaak oplossing pagina
Motor levert - Cilinderkop los of Cilinderkop aandraaien,
¬
29
te weinig afdichting beschadigd afdichting vervangen
vermogen -Te weinig compressie Motor laten controleren
¬
Koppeling -Koppelingshendel niet Koppelingsspeling afstellen
komt niet los correct afgesteld
Koppeling -Koppelingshendel is niet Koppelingsspeling afstellen 34
glijdt correct afgesteld
-Koppelingsplaat versleten Koppelingsplaat vervangen
¬
Teveel - Bevestigingsbouten zijn los Bevestigingsbouten natrekken 36
vibratie
¬
= Laat dit uitvoeren door een agria-vakgarage!
6
42 Eenwielige motorhak 2100
agria-bestelnr.
799 09 Brandstofstabilisator 5 g
Let op de aanwijzingen bij de verpakking
Lak:
181 03 Spuitlak berkengroen spuitbus 400 ml
712 98 Spuitlak rood, RAL 2002 spuitbus 400 ml
509 68 Spuitlak zwart spuitbus 400 ml
Slijtageonderdelen:
304 40 Bougie M 10 A
009 16 Afdichtring Ø16x22x2, transmissie vul
009 44 Afdichtring Ø8x11x1, transmissie aftap
102 53 Afdichting cilinderkop
241 92 Afdichting kettinghuis boven, binnenzijde
256 45 Afdichting kettinghuis boven, buitenzijde
254 97 Hakmes links
254 98 Hakmes rechts
Reserveonderdelenlijst:
997 008 Eenwielige motorhak 2100
997 050 Motor agria
Lak, slijtageonderdelen
links
rechts
Eenwielige motorhak 2100 43
Elektrisch schakelschema,
1 Motor
2 Magneet-ontsteking
3 Toerentalbegrenzer
4 Schakelaar in de
veiligheids-schakelhendel
5 Schakelaar in de
koppelingshendel
bl = blauw
br = bruin
Onderhoudplan
A = voor iedere ingebruikname
B = na iedere reinigingsbeurt, vooral met een
hogedrukreiniger
J = jaarlijks
Onderhoudplan
11
9
66
66
6 A, 25 h, 3 Mon.
4
66
66
6 J
6
66
66
6 25 h
7
66
66
6 25 h
3
66
66
6 50 h / 100 h
1
66
66
6 A
66
66
6 B, J
12
66
66
6 A, J
66
66
6 A
2
66
66
6 100 h
66
66
6 (25 h) 50 h
5
66
66
6 (25 h)
50 h
8
10
44 Eenwielige motorhak 2100
A = voor iedere ingebruikname
B = na iedere reinigingsbeurt
F = servicewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een agria-vakgarage
K = controle- en onderhoudswerkzaamheden kunnen door de bestuurder zelf worden
uitgevoerd
P = positie in onderhoudplan (blz. 43)
W = servicewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een vakkundige garage
* = na 2 jaar
Onderhouds- en inspectietabel
25 50 100 200 400
Veiligheidsschakelaar –
functie controleren
10 K 33
Koppelingsspeling controleren 11 K K 34
Luchtfilter controleren
9 K 28
Reinigen van het luchtrooster 1 K 30
Omgeving van de uitlaat reinigen K K 30
Motor reinigen,
K 36
Schroeven en moeren controleren
K 36
Schakeltransmissie-oliepeil controleren 7 K 31
Freesaandrijving-oliepeil controleren 6 K 32
Freesaandrijving-olie verversen, erste keer,
alle verdere keren
5
K
K
32
Luchtfilter-olie verversen,
indien nodig eerder!
9 K K 28
Schakeltransmissie-olie verversen, erste keer,
alle verdere keren
8
W
W
31
Bougie reinigen,
elektrodenafstand afstellen
3 W 29
Bougie vervangen
3 K 29
Luchtkoelsysteem reinigen,
indien nodig eerder!
2 W 30
Cilinderkop reinigen
F 29
Luchtfilter reinigen,
indien nodig eerder!
9 W 28
Wiel-freesketting-smering controleren 4 W 31
Alle glijdende delen smeren
12 K K 36
Brandstofslangen vernieuwen W* 29
A
blz.
min.
na
3
mnd.
min.
jaarl.
BP
Steeds na bedrijfsuren
Eenwielige motorhak 2100 45
46 Eenwielige motorhak 2100
C
Aanduiding van de onderdelen
Afbeelding C
1 Zeskantschroef voor hoogteverstelling stuurstang
2 Spanhendel voor zijwaartse verstelling stuurstang
3 Motor-uit-schakelaar
4 Veiligheidsschakelhendel
5 Hendel voor koppeling
6 Vergrendeling
7 Verstelhendel voor het toerental
Eenwielige motorhak 2100 47
EG conformiteitsverklaring
agria-Werke GmbH
Bittelbronner Straße 42
D-74219 Möckmühl
Tel. +49/ (0)6298 /39-0
Fax +49/ (0)6298/39-111
Internet: www.agria.de
Uw agria dealer bij u in de omgeving:
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Agria 2101 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor