Genius LINX06 Handleiding

Type
Handleiding
76
NEDERLANDS
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. LYNX 06 - LYNX 07
met het voeden: 230Vac
in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
2006/95/EG Laagspanningsrichtijn.
2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit.
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 23 Februari 2009
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
INHOUDSOPGAVE
1. BESCHRIJVING pag.77
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.77
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.77
4. LAY-OUT KAART pag.78
5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.78
5.1. KLEMMENBLOK CN1 pag.78
5.2. CONNECTOR CN2 pag.79
5.3. KLEMMENBLOK CN3 pag.79
5.4. KLEMMENBLOK CN4 pag.79
5.5. CONNECTOR CN5 pag.80
6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULE pag.81
7. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.81
7.1. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 868 MHz pag.81
7.2. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHz pag.82
7.3. WISSEN VAN DE RADIOCODES pag.82
8. CONTROLELEDS pag.82
9. WERKING VAN HET DISPLAY pag.83
10. BEDRIJFSPARAMETERS pag.83
10.1. VERZOEK ONDERHOUD pag.85
11. INBEDRIJFSTELLING pag.86
12. BEVEILIGINGSZEKERINGEN pag.86
13. BEDRIJFSLOGICA’S pag.87
77
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR VOOR SLAGBOMEN
GEBRUIKSAANWIJZING - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1. BESCHRIJVING
De elektronische apparatuur LYNX 06 en LYNX 07 is ontworpen en vervaardigd voor het beheren van elektromecha-
nische slagbomen bedoeld voor de controle van toegang tot wooncomplexen.
De twee kaartmodellen hebben een verschillende voedingsspanning:
Lynx 06: Voeding 230V
Lynx 07: Voeding 115V
Dankzij een groot aantal selecteerbare parameters, kunnen deze besturingseenheden worden aangepast aan de
eigen wensen, waardoor een optimale werking van het automatisch systeem wordt gegarandeerd.
Doordat het detecteren van eventuele obstakels kan worden beheerd door een encoder, kan het veiligheidsniveau
van het automatisch systeem nog verder worden verhoogd.
De belangrijkste bedrijfsparameters worden geprogrammeerd d.m.v. de twee toetsen op de besturingseenheid,
en worden weergegeven op het ruime display met achtergrondverlichting. Tijdens de normale werking kan op het
display op ieder moment de status van het automatisch systeem worden weergegeven. De zelflerende procedure
van de werkingscyclus en de mechanische aanslagen vindt automatisch plaats wanneer de eerste cyclus wordt
uitgevoerd (iedere keer dat de spanning wegvalt, zoekt de besturingseenheid de aanslagen voor zowel het openen
als het sluiten).
Zes ingebouwde leds geven constant de status van de ingangen aan.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de besturingseenheid
230/115 Vac 50/60 Hz
Opgenomen vermogen 3 W
Opgenomen vermogen motor 500 W
Max. belasting accessoires 500 mA
Voeding en max. belasting waarschuwingslamp 230 Vac 25 W
Voeding en max. belasting lampje status slagboom 24 Vdc 5 W
Bedrijfstemperatuur -20°C +55°C
Beveiligingszekeringen
F1= T5A (Primaire zijde transformator en motor)
F2= T500mA (accessoires en indicatielampje)
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch stap voor stap /
Halfautomatisch/ Halfautomatisch stap voor stap /
Appartementencomplex
Openings-/sluitingstijd Zelflerend tijdens de eerste manoeuvre
Pauzetijd
Negen selecteerbare niveaus tot een maximum van 4 minuten
Kracht motor Op meerdere niveaus instelbaar
Vertragingstijd Drie selecteerbare niveaus
Obstakeldetectie Met optionele encoder
Beschikbare functies
Werking met of zonder encoder / Gevoeligheid
encoder / Automatische sluiting / Werking van de
ingang van open / Werking appartementencomplex
/ Vertragingspercentage / Functie verwarming /
Onmiddellijke sluiting / Functie timer / Soft start / Werking
fotocellen / Verzoek onderhoud
Ingangen op klemmenblok
Openen / Sluiten / Fotocellen / Eindschakelaar voor
openen / Eindschakelaar voor sluiten / Stop / Netvoeding
/ Aarding
Ingangen met connector Radiomodule / aanloopcondensator / encoder
Uitgangen op klemmenblok
Voeding accessoires / Waarschuwingslamp / Motor
Indicatielampje
Afmetingen kaart 147 x 112 mm
Afhankelijk van het model kaart, Lynx 06 of Lynx 07
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje in acht
worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk letsel
tot gevolg hebben.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorge-
schreven door de geldende veiligheidsvoorschriften.
Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet.
Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is.
Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels.
Houd de voedingskabels 230/115 Vac altijd gescheiden van de laagspanningskabels, en gebruik daarbij verschillende
beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden.
78
NEDERLANDS
4. LAY-OUT KAART
Onderdelen
CN1 Klemmenblok voeding
CN2 Connector voor encoder
CN3 Klemmenblok eindschakelaars
CN4
Klemmenblok commando’s/voeding accessoires
CN5 Connector voor condensator
JP1 Connector voor radiomodule
DSP1 Display
F1
Zekering primaire wikkeling transformator/
Voeding motor
F2 Zekering accessoires/indicatielampje
P1 Drukknop instellen parameters
P2 Drukknop instellen parameters
P3 Drukknop opslag radiokanaal OPEN/CLOSE
P4 Drukknop opslag radiokanaal CLOSE
P5 RESETknop
DL1 Led ingang FCA
DL2 Led ingang FCC
DL3 Led ingang CLOSE
DL4 Led ingang OPEN/CLOSE
DL5 Led ingang FSW
DL6 Led ingang STOP
DL7 Led radiokanaal OPEN/CLOSE
DL8 Led radiokanaal CLOSE
5. AANSLUITINGEN EN WERKING
5.1. KLEMMENBLOK CN1
5.1.1. AARDING
Klem “1”. Sluit op deze klem de geel-groene kabel van de voedingslijn
aan.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking
van de besturingseenheid.
5.1.2. VOEDING
Klemmen “2 & 3”. Op deze klemmen moeten de twee draden afkomstig
van het voedingsnet 230/115 Vac, afhankelijk van het model kaart, worden
aangesloten.
Het is beter de neutrale draad op klem 3 en de fase op klem 2 aan te
sluiten.
5.1.3. WAARSCHUWINGSLAMP
Klemmen “4 & 5”. Uitgang 230/115 Vac max. 25 W. Op deze klemmen moet de voedingskabel van de waarschuwing-
slamp worden aangesloten. De waarschuwingslamp is in werking tijdens de beweging van het automatisch systeem,
terwijl hij gedoofd is wanneer het automatisch systeem stilstaat, in de open of gesloten stand. Vòòr de openingsma-
noeuvre blijft de waarschuwingslamp 0,5 sec. branden. Als de functie van verzoek om assistentie is geactiveerd, blijft
als het ingestelde aantal cycli eenmaal is bereikt, aan het einde van de sluitingsmanoeuvre de waarschuwingslamp
nog eens 5 seconden branden, waarmee wordt aangegeven dat de ingestelde cycli zijn bereikt. Voor de werking en
de nulstelling van de cycli, zie paragraaf 10.1.
5.1.4. MOTOR
Klemmen “6, 7 & 8”. Uitgang 230/115 Vac max. 500 W. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de motor aan.
Voor de aansluitvolgorde van de kabels, zie de volgende tabel:
N° klem Motor 230 Vac Motor 115 Vac
6 Zwart Zwart
7 Blauw / Grijs Wit
8 Bruin Rood
1 Geel Groen Groen
79
NEDERLANDS
De kleur van de op de klemmen 6 & 8 aangesloten draden kan worden omgewisseld afhankelijk van de draai-
richting van de motor
5.2. CONNECTOR CN2
Deze connector dient voor de aansluiting van de optionele encoder. De connector moet correct worden georiën-
teerd, forceer hem niet.
De kaart wordt geleverd met een standaard parameterinstelling die voorziet in het gebruik van de encoder, “A0” (zie
paragraaf 10). Als u de encoder niet wilt gebruiken, wijzig dan de waarde van de parameter “A” zoals beschreven in
paragraaf 10 en laat deze connector vrij.
Deze contacten mogen absoluut niet worden doorverbonden.
5.3. KLEMMENBLOK CN3
5.3.1. EINDSCHAKELAAR VOOR HET OPENEN FCA
Klem “12”. Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschake-
laar voor het openen aan. Deze schakelaar grijpt in de openingsbeweging van
de slagboom in door deze beweging te stoppen.
Als de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem
de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang wordt gesignaleerd
door de led DL1.
De eindschakelaar FCA mag niet worden gebruikt als begin van het ver-
traagde traject, maar uitsluitend om te stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem
dat de eindschakelaar is aangesloten.
5.3.2. GEMEENSCHAPPELIJK CONTACT EINDSCHAKELAAR COMF
Klem “13”. Sluit op deze klem de draad van het gemeenschappelijke contact
van de eindschakelaar aan.
Deze klem mag uitsluitend worden gebruikt voor het gemeenschappelijk contact van de twee eindschakelaars.
Gebruik het niet als negatief contact voor andere inrichtingen.
5.3.3. EINDSCHAKELAAR VOOR HET SLUITEN FCC
Klem “14”. Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschakelaar voor het sluiten aan. Deze
schakelaar grijpt in de sluitingsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen. Als de eindschakelaar
eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang
wordt gesignaleerd door de led DL2.
De eindschakelaar FCC mag niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject, maar uitsluitend om te
stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem dat de eindschakelaar is aangeslo-
ten.
5.4. KLEMMENBLOK CN4
5.4.1. CLOSE
Klemmen “15 & 20”. N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een
willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die,
door het contact te sluiten, het commando geeft voor een sluitbewe-
ging van het automatisch systeem.
Deze ingang geeft alleen het commando voor het sluiten van de
slagboom, dus als de slagboom gesloten is, heeft deze ingang geen
enkel effect, zie de logicatabellen.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL3.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangeslo-
ten
5.4.2. OPEN / CLOSE
Klemmen “16 & 20”. N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een
willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die,
door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het
openen of sluiten van het automatisch systeem.
Het gedrag van deze ingang wordt bepaald door de parameter
d”, zie paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd
door de led DL4.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten
80
NEDERLANDS
5.4.3. VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Klemmen “17 & 20”. N.C.-contact. Op deze klemmen moet een willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangeslo-
ten (bijv. fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van het automatisch systeem. Met de
parameter “y” kan worden gekozen of de veiligheidsvoorzieningen alleen bij het sluiten of bij het sluiten en openen
werken, zie paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL5.
Veiligheidsvoorzieningen alleen tijdens het sluiten actief.
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, draait het automatisch systeem onmid-
dellijk de beweging om tot de slagboom helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten
te deactiveren.
Veiligheidsvoorzieningen tijdens het sluiten en het openen actief
In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen tijdens beide bewegingen van het automatisch systeem actief.
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, zet het automatisch systeem de werking
stil en blijft het systeem stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (obstakel verwijderd). Zodra de veili-
gheidsvoorzieningen zijn gereset, draait het automatisch systeem de beweging om tot de slagboom helemaal open
is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren.
Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, zet het automatisch systeem de we-
rking stil en blijft het systeem stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (obstakel verwijderd). Zodra de
veiligheidsvoorzieningen zijn gereset, draait het automatisch systeem de werking om tot de slagboom helemaal open
is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet deze ingang worden doorverbonden, de led DL5
moet branden.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
5.4.4. STOP
Klemmen “18 & 20”. N.C.-contact Op deze twee klemmen moet een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutel-
schakelaar enz.) worden aangesloten die, door het contact te openen, het commando moet geven het automatisch
systeem onmiddellijk te stoppen en het eventuele automatische sluiten te deactiveren. Na dit contact te hebben
geactiveerd, moet, om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een willekeurige impulsgever worden
gedrukt die het commando geeft voor het openen en/of sluiten van het automatisch systeem. De status van deze
ingang wordt gesignaleerd door de led DL6.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
5.4.5. INDICATIELAMPJE
Klemmen “19 & 20”. Op deze klemmen moet het eventuele indicatielampje met voeding 24Vdc max. 5W worden
aangesloten. Klem 19 is de positieve pool van de aansluiting, neem de polariteit van de contacten in acht. Met het
indicatielampje kan op afstand de status van het automatisch systeem worden gemonitord, en met name:
Lampje gedoofd: automatisch systeem dicht
Lampje brandt: automatisch systeem open
Lampje knippert langzaam: automatisch systeem gaat dicht
Lampje knippert snel: automatisch systeem gaat open
De belasting op dit contact mag niet groter zijn dan 5 W.
Bij het aansluiten van het indicatielampje moet de polariteit van de contacten in acht worden genomen.
5.4.6. VOEDING ACCESSOIRES
Klemmen “20 & 21”. Uitgang 24Vdc max. 500 mA voor de voeding van de externe accessoires.
De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA.
Neem de polariteit van de voeding in acht.
5.5. CONNECTOR CN5
Deze connector dient voor de aansluiting van de aanloopcondensator.
Als u een connector heeft zonder aansluitklem, kan op deze connector de condensator parallel aan de twee
fasen van de motor worden aangesloten, klemmen 6 & 8.
81
NEDERLANDS
6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULE
De besturingseenheid heeft een uitrusting voor een ontvangstmodule van 868 of 433 Mhz.
De ontvangstmodule moet worden aangesloten op de connector JP1, conform de door
de speciale houder bepaalde oriëntatie, zie de figuur.
De ontvangstmodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden ve-
rwijderd na de voeding naar de besturingseenheid te hebben uitgeschakeld.
7. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING
De bedieningseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan
zowel het OPEN/CLOSE-commando als het CLOSE-commando in het geheugen worden opgeslagen.
Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de
frequentie 433 MHz worden opgeslagen.
Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te
gaan, moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 7.3), de ontvangermodule worden
vervangen, en de programmering worden herhaald.
De ontvangermodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning
naar de kaart te hebben uitgeschakeld.
De ontvangermodule kan op slechts één positie erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem
te forceren.
7.1. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 868 MHz
Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan, is het raadzaam een wisprocedure uit te
voeren, zie paragraaf 7.3.
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE.
Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd
ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening).
Na ongeveer een seconde begint de led van de afstandsbediening te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Druk op de knop P3 of P4 op de kaart, afhankelijk van de ingang die u in het geheugen wilt opslaan (ingang OPEN/CLOSE
of CLOSE), en houd hem ingedrukt. Laat, zodra de bijbehorende led begint te knipperen, de knop los.
Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combi-
neren.
Controleer of de led voor het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (DL7 voor het kanaal OPEN/CLOSE
of DL8 voor het kanaal CLOSE) een aantal seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct
is opgeslagen.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening
twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald.
Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen opge-
slagen afstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, door de opslagprocedure
te herhalen, of door de volgende procedure te volgen:
Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies
radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt.
De led van de afstandsbediening begint te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt;
de led van de afstandsbediening blijft branden.
Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de
afstandsbediening twee keer heeft geknipperd.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee
keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
82
NEDERLANDS
7.2. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHz
Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan, is het raadzaam een wisprocedure uit te
voeren, zie paragraaf 7.3.
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE.
Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE
of P4 voor het kanaal CLOSE.
De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren.
De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de
afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen.
Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase.
Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal
op te slaan.
7.2.1. OP AFSTAND OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHZ
Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk andere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen
op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen
afstandsbediening te gebruiken.
Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen.
Ga vlakbij het automatisch systeem staan.
Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioaf-
standsbediening).
Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de
nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op
het geselecteerde kanaal geactiveerd.
Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt
combineren.
Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus
op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief.
Tijdens deze 5 seconden kunnen andere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen,
eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal.
Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid
automatisch de zelflerende procedure.
Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren
van de code 5 seconden worden gewacht.
7.3. WISSEN VAN DE RADIOCODES
Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure
worden gevolgd:
Druk een van de knoppen P3 of P4 in, en houd hem ingedrukt.
De bijbehorende led begint te knipperen.
Na vijf seconden begint de led snel te knipperen.
Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, DL7 en DL8, branden.
Laat de knop los.
Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het com-
mando OPEN/CLOSE als met het commando CLOSE zijn gecombineerd, worden gewist.
8. CONTROLELEDS
Op de centrale zitten 8 controleleds waarmee de status van de ingangen kan worden weergegeven. In de tabel
hieronder is de betekenis van de verschillende leds weergegeven
LED AAN UIT
DL1 - Eindschakelaar voor het
openen FCA
Eindschakelaar openen niet inge-
schakeld
Eindschakelaar openen ingeschakeld
DL2 - Eindschakelaar voor het
sluiten FCC
Eindschakelaar sluiten niet ingeschakeld Eindaanslag sluiten ingeschakeld
DL3 - ingang CLOSE Ingang actief Ingang niet actief
DL4 - Ingang OPEN/CLOSE Ingang actief Ingang niet actief
DL5 - Ingang veiligheidsvoorzie-
ningen FSW
Veiligheidsvoorzieningen niet inge-
schakeld
Veiligheidsvoorzieningen ingeschakeld
DL6 - Ingang STOP Ingang niet actief Ingang actief
DL7 - Ingang radio OPEN/CLOSE Radiokanaal actief Radiokanaal niet actief
DL8 - Ingang radio CLOSE Radiokanaal actief Radiokanaal niet actief
De conditie van de leds met het automatisch systeem gesloten in de ruststand is vetgedrukt weergegeven.
Als er geen STOP-veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de klemmen 18 & 20 worden ver-
bonden. De led DL6 moet altijd branden.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moeten de klemmen 17 & 20 worden verbonden.
De led DL5 moet altijd branden.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
1.
2.
3.
4.
5.
83
NEDERLANDS
9. WERKING VAN HET DISPLAY
De besturingseenheid heeft een ruim display met achtergrondverlichting waarmee de verschillende bedrijfsparameters
van het automatisch systeem kunnen worden weergegeven en geprogrammeerd. Daarnaast geeft dit display, tijdens
de normale werking van het automatisch systeem, constant de status van het systeem weer. In de volgende tabel zijn
alle indicaties aangegeven die tijdens de normale werking op het display worden weergegeven:
Weergegeven waarde
Status automatisch systeem / beschrijving
– –
Automatisch systeem gesloten in ruststand
O P
Automatisch systeem gaat open of is open
t c
Automatisch systeem open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geselecteerd)
C L
Automatisch systeem gaat dicht
r r
Verwarming motor, wordt alleen weergegeven tijdens de verwarmingsfase (zie de volgende
paragraaf om de werking te activeren)
A S
Verzoek om assistentie wordt alleen weergegeven als de bijbehorende parameter is geactiveerd
en als het ingestelde aantal cycli is bereikt.
10. BEDRIJFSPARAMETERS
IDe bedrijfsparameters en hun programmering worden op het display van de besturingseenheid weergegeven met
twee tekens: een letter, hoofdletter of kleine letter, en een cijfer. De letter identificeert de bedrijfsparameter die wordt
gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde aangeeft. Als op het display bijvoorbeeld “A2” wordt afgelezen,
betekent dit dat de parameter “A” wordt gewijzigd, werking met of zonder encoder en kracht motor, en dat de
ingestelde waarde op dat moment “2” is.
Volg de volgende procedure om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters, als het systeem voor
het eerst in bedrijf wordt gesteld:
Schakel de voeding naar de installatie in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 weergegeven toe-
stand bevinden.
Controleer of het display de waarde “– –”, automatisch systeem in de ruststand, weergeeft.
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam van de eerste parameter verschijnt.
Druk op de knop P1 om de ingestelde waarde te wijzigen.
Druk op knop P2 om naar de volgende parameter te gaan.
Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid automatisch
de regelmodus. Het is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P2 door alle parameters
te lopen. Wanneer het display de waarde “– –” weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking.
In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven:
Display
Beschrijving
Parameter Waarde
Werking met encoder / instellen kracht motor
A
0
Werking van de besturingseenheid met encoder.
1
Lage kracht motor
2
3
4
5
6
7
8
9
Hoge kracht motor
Instellen gevoeligheid encoder: : Met deze parameter worden de kracht van de motor en de gevoeligheid van
obstakeldetectie van de encoder beheerd. Deze parameter is alleen actief als de parameter “A” op “0” is ingesteld.
b
1
Kracht motor minimaal, gevoeligheid encoder hoog.
2
Kracht motor gemiddeld-laag, gevoeligheid encoder gemiddeld-hoog.
3
Kracht motor gemiddeld-hoog, gevoeligheid encoder gemiddeld-laag.
4
Kracht motor hoog, gevoeligheid encoder laag
1.
2.
3.
4.
5.
6.
84
NEDERLANDS
Display
Beschrijving
Parameter Waarde
Automatische sluiting: Met deze parameter wordt het eventueel automatisch sluiten van het automatisch systeem en
de bijbehorende pauzetijd geselecteerd.
c
0
Automatische sluiting gedeactiveerd
1
Automatische sluiting actief met 5 seconden pauze.
2
Automatische sluiting actief met 10 seconden pauze.
3
Automatische sluiting actief met 20 seconden pauze.
4
Automatische sluiting actief met 40 seconden pauze.
5
Automatische sluiting actief met 60 seconden pauze.
6
Automatische sluiting actief met 90 seconden pauze.
7
Automatische sluiting actief met 120 seconden pauze.
8
Automatische sluiting actief met 180 seconden pauze.
9
Automatische sluiting actief met 240 seconden pauze.
Gedrag van de ingang OPEN / CLOSE: Deze parameter bepaalt het gedrag van de ingang van OPEN/Close.
d
0
Iedere impuls correspondeert met een beweging van het automatisch systeem. Opent/Sluit/
Opent…
1
De twee bewegingen van het automatisch systeem worden gescheiden door een stop:
Opent/Stop/Sluit/Stop/Opent…
Functie Appartementencomplex: Als deze functie wordt geactiveerd, negeert het automatisch systeem tijdens de
openingsmanoeuvre daaropvolgende impulsen van zowel OPEN/CLOSE als CLOSE zolang het automatisch systeem
de openingsfase niet heeft voltooid.
E
0
Functie Appartementencomplex gedeactiveerd
1
Functie Appartementencomplex Geactiveerd
Vertragingspercentage: Met deze parameter kan worden geselecteerd hoe lang het vertraagde traject vòòr het
ingrijpen van de eindschakelaars is. De lengte van het vertraagde traject wordt berekend als een percentage van de
duur van de openings- en sluitingsfase.
H
0
Geen vertraging
1
Vertraging van 30% van de slag
2
Vertraging van 40% van de slag
3
Vertraging van 50% van de slag
Functie verwarming: Als deze functie wordt geactiveerd, voedt de besturingseenheid de motor met een zeer lage
spanning om de motor op een hogere temperatuur dan de omgevingstemperatuur te houden. Deze functie is alleen
actief met het automatisch systeem gesloten in de ruststand, als een OPEN-commando wordt gegeven wordt de
functie onderbroken.
M
0
Functie gedeactiveerd
1
Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 5 minuten
2
Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 15 minuten
3
Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 30 minuten
4
Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 40 minuten
Onmiddellijke sluiting: Deze functie is alleen actief in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting,
Automatisch, Automatisch stap voor stap en Appartementencomplex, en met de veiligheidsvoorzieningen alleen bij
de sluiting actief, “y0”.
Als deze functie wordt geactiveerd, met het automatisch systeem open in pauze, sluit het automatisch systeem wanneer
een veranderde status van het contact van de veiligheidsvoorzieningen wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld als men
voor de fotocellen langsgaat, onmiddellijk zonder te wachten tot de pauzetijd is verstreken.
o
0
Onmiddellijke sluiting gedeactiveerd
1
Onmiddellijke sluiting geactiveerd, alleen met “y0
85
NEDERLANDS
Display
Beschrijving
Parameter Waarde
Onmiddellijke sluiting / Timer: Deze functie maakt het mogelijk de onmiddellijke sluiting of de blokkering van het
automatisch systeem te activeren d.m.v. het commando OPEN/CLOSE. Deze functie kan alleen worden geactiveerd
in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting, logica Automatisch, Automatisch stap voor stap of
Appartementencomplex.
P
0
Onmiddellijke sluiting geactiveerd: met het automatisch systeem open in pauze zorgt het
commando OPEN/CLOSE voor de onmiddellijke sluiting van het automatisch systeem, zonder
te wachten tot de pauzetijd is verstreken.
1
Timer-functie geactiveerd: als deze functie wordt geactiveerd, met het automatisch systeem open
in pauze, begint de besturingseenheid na een enkele impuls van het commando OPEN/CLOSE
opnieuw de pauzetijd af te tellen. Als het commando ingedrukt wordt gehouden, stopt de
besturingseenheid het aftellen van de pauzetijd en blijft het automatisch systeem stilstaan.
Pas wanneer het commando OPEN/CLOSE wordt losgelaten begint de besturingseenheid de
pauzetijd opnieuw af te tellen.
Soft start: Deze functie maakt een zachtere start van het automatisch systeem mogelijk.
r
0
Functie Soft start gedeactiveerd
1
Functie Soft start geactiveerd
Werking van de veiligheidsvoorzieningen: Deze parameter maakt het mogelijk de wijze van ingrijpen van de op de
besturingseenheid aangesloten veiligheidsvoorzieningen te selecteren.
y
0
Veiligheidsvoorzieningen alleen actief tijdens de sluitingsfase van het automatisch systeem
1
Veiligheidsvoorzieningen actief tijdens de sluitings- en openingsfase van het automatisch
systeem
Verzoek onderhoud: Met deze functie kan worden ingesteld hoeveel cycli moeten worden uitgevoerd alvorens
onderhoud uit te voeren. Voor informatie over de werking van deze functie, zie de volgende paragraaf.
U
0
Verzoek onderhoud gedeactiveerd
1
Verzoek onderhoud na 10000 cycli
2
Verzoek onderhoud na 20000 cycli
3
Verzoek onderhoud na 30000 cycli
4
Verzoek onderhoud na 40000 cycli
5
Verzoek onderhoud na 50000 cycli
6
Verzoek onderhoud na 60000 cycli
7
Verzoek onderhoud na 70000 cycli
8
Verzoek onderhoud na 80000 cycli
9
Verzoek onderhoud na 90000 cycli
Cyclusteller: Geeft het aantal cycli weer, uitgedrukt in duizendtallen, dat het automatisch systeem heeft uitgevoerd.
Bijvoorbeeld, als “15” verschijnt, wil dit zeggen dat het automatisch systeem 15000 cycli heeft uitgevoerd. Voor nadere
informatie, zie de volgende paragraaf.
00
Geeft het aantal cycli weer dat het automatisch systeem heeft uitgevoerd.
De aangeduide condities zijn de defaultcondities van de centrale. Het is raadzaam de uitgevoerde instellingen
te noteren, zodat ze kunnen worden hersteld als de besturingseenheid wordt vervangen.
Het is alleen mogelijk toegang te krijgen tot de bedrijfsparameters en ze te wijzigen wanneer het automatisch
systeem gesloten in de ruststand staat, het display moet de waarde “– –” weergeven.
Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave/wijziging van de bedrijfsparameters, voert de be-
sturingseenheid bij de volgende OPEN-impuls een programmeringsprocedure uit, waarbij de openings- en
sluitingstijden worden herberekend. Tijdens de eerste opening voert het automatisch systeem geen vertragingen
uit.
10.1. VERZOEK ONDERHOUD
Met deze functie kan worden ingesteld hoeveel cycli moeten worden uitgevoerd alvorens technische assistentie uit
te voeren. Als het ingestelde aantal cycli is bereikt, wordt dit gesignaleerd doordat na iedere sluitingsmanoeuvre de
waarschuwingslamp 5 seconden knippert, en het display van de besturingseenheid de waarde “AS” weergeeft. Om
het aantal cycli op nul te stellen moet handmatig worden gehandeld.
Deze functie geeft een signalering, maar verhindert de normale werking van het automatisch systeem niet.
Het scherm dat volgt op de parameter “U” toont het aantal uitgevoerde cycli, uitgedrukt in duizendtallen; bijvoorbeeld,
als “05” wordt afgelezen, betekent dit dat het automatisch systeem 5000 cycli heeft uitgevoerd. Het maximaal aantal
cycli dat de besturingseenheid kan tellen is 99000, als deze waarde wordt bereikt stopt de eenheid en moet de teller
met de hand op nul worden gesteld.
86
NEDERLANDS
10.1.1. NULSTELLING AANTAL CYCLI
Om het aantal uitgevoerde cycli op nul te stellen moet als volgt worden gehandeld:
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter “A” wordt weergegeven.
Loop door alle bedrijfsparameters tot het aantal uitgevoerde cycli wordt weergegeven.
Druk de knoppen P1 en P2 van de afstandsbediening tegelijkertijd ongeveer 10 seconden in.
Wanneer op het display de waarde “00” verschijnt is de waarde gewist.
Druk nogmaals de toets P2 in, of wacht 60 seconden, om naar de normale werking terug te keren.
Geef een OPEN-impuls om een cyclus te laten uitvoeren.
11. INBEDRIJFSTELLING
Voor de eerste inbedrijfstelling van de installatie moet de volgende procedure worden gevolgd:
Schakel de voeding naar het automatisch systeem in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 beschre-
ven toestand bevinden.
Controleer of het display de waarde “– –” weergeeft.
Stel vervolgens de bedrijfsparameters in, zoals beschreven in paragraaf 10.
Geef, zodra de parameters zijn ingesteld, een OPEN/CLOSE-impuls door op een willekeurige op deze ingang aan-
gesloten impulsgever te drukken, of met de radioafstandsbediening, als deze al in het geheugen is opgeslagen.
De besturingseenheid begint met het OPENEN tot de eindschakelaar voor het openen is bereikt en op het display
de waarde “OP” wordt weergegeven.
Tijdens deze fase voert de besturingseenheid geen vertraging uit.
Als het automatisch systeem niet beweegt en het display de waarde “OP” weergeeft, betekent dit dat een
sluitingsmanoeuvre wordt uitgevoerd en de draden van de motor moeten worden omgedraaid. Geef een
RESET-commando door op de knop P5 te drukken, schakel de spanning uit en draai de op de klemmen 6 &
8 aangesloten draden om, schakel de voeding weer in en hervat de procedure vanaf punt 4.
Als de eindschakelaar voor het openen is bereikt, begint, als de automatische sluiting is geactiveerd, de besturin-
gseenheid de pauzetijd af te tellen en geeft het display de waarde “tc” weer. Als de automatische sluiting niet is
geactiveerd, blijft het automatisch systeem stilstaan in afwachting van een nieuw OPEN/CLOSE-impuls, en geeft
het display de waarde “OP” weer.
Als de ingestelde pauzetijd is verstreken, begint het automatisch systeem, met automatische sluiting of, na een
OPEN/CLOSE-impuls, zonder de automatische sluiting, de sluitingsmanoeuvre tot de eindschakelaar voor het sluiten
is bereikt. Het display geeft de waarde “CL” weer.
Tijdens de sluitingsmanoeuvre voert de besturingseenheid de ingestelde vertraging uit.
Als de sluitingsfase is beëindigd, geeft het display de waarde “– –” weer en is het automatisch systeem gereed
voor de normale werking.
Als de beschreven procedure begint met het automatisch systeem half of helemaal open, bijvoorbeeld na
een RESET-commando, voert de besturingseenheid ook tijdens de sluitingsmanoeuvre geen vertraging uit.
Geef het commando voor nog een cyclus en controleer of het automatisch systeem goed werkt.
Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave van de bedrijfsparameters, of dat de elektrische
voeding wegvalt, voert de besturingseenheid tijdens de eerste cyclus automatisch de zelflerende procedure
van de bedrijfscyclus uit. Tijdens het leren van de bedrijfscyclus voert het automatisch systeem geen vertra-
gingen uit.
12. BEVEILIGINGSZEKERINGEN
Op de besturingseenheid zitten twee beveiligingszekeringen, zie de lay-out. Als een van deze zekeringen moet worden
vervangen, houd u dan aan de specificaties in de volgende tabel:
Zekering Beveiliging Zekering Beveiliging
F1=T5A 250V 5x20
Primaire wikkeling
transformator / Voeding
motor
F2=T500mA 250V 5x20
Voeding accessoires /
Verlichting Indicatielampje
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
2.
3.
4.
5.
1.
2.
3.
4.
87
NEDERLANDS
13. BEDRIJFSLOGICA’S
Logica “A” Automatisch C=van 1 tot 9 d=0 E=0
Status
automatisch
systeem
Ingangen
Open / Close Close Stop
Veiligheidsvoorzieningen
y=0
Alleen actief bij sluiting
y=1
Actief bij het openen en sluiten
Gesloten
Gaat open en na de pauzetijd
weer dicht
Geen effect
Geen effect, indien actief
onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in
pauze
P=0 (onmiddellijke sluiting
geactiveerd) Gaat onmiddellijk
dicht.
Gaat onmiddellijk dicht Blokkeert de werking
O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als
de pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
Als hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
P=1 (timer-functie geactiveerd)
De pauzetijd begint opnieuw
te lopen Als hij ingedrukt wordt
gehouden, wordt het aftellen
geblokkeerd, dat wordt hervat
wanneer hij wordt losgelaten. O=1 Als hij vrij komt sluit hij
onmiddellijk, als de pauzetijd
verstreken is sluit hij na 5
seconden weer
Gaat dicht
Keert de beweging
om in opening
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging om in
opening
Blokkeert de werking en keert de
beweging om in opening zodra
hij vrij komt
Gaat open
Keert de beweging om
in sluiting
Keert de beweging om
in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en hervat
de werking zodra hij vrijkomt
88
NEDERLANDS
Logica “AP” Automatisch stap voor stap C=van 1 tot 9 d=1 E=0
Status
automatisch
systeem
Ingangen
Open / Close Close Stop
Veiligheidsvoorzieningen
y=0
Alleen actief bij sluiting
y=1
Actief bij het openen en sluiten
Gesloten
Gaat open en na de pauzetijd
weer dicht
Geen effect
Geen effect, indien actief
onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in
pauze
P=0 (onmiddellijke sluiting
geactiveerd) Gaat onmiddellijk
dicht.
Gaat onmiddellijk dicht Blokkeert de werking
O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als
de pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
Als hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
P=1 (timer-functie geactiveerd)
De pauzetijd begint opnieuw
te lopen Als hij ingedrukt wordt
gehouden, wordt het aftellen
geblokkeerd, dat wordt hervat
wanneer hij wordt losgelaten. O=1 Als hij vrij komt sluit hij
onmiddellijk, als de pauzetijd
verstreken is sluit hij na 5
seconden weer
Gaat dicht
Blokkeert de beweging en gaat
bij de volgende impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging om in
opening
Blokkeert de werking en keert de
beweging om in opening zodra
hij vrij komt
Gaat open
Blokkeert de beweging en sluit
bij de volgende impuls
Keert de beweging om
in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en hervat
de werking zodra hij vrijkomt
89
NEDERLANDS
Logica “E” Halfautomatisch C=0 d=0 E=0
Status
automatisch
systeem
Ingangen
Open / Close Close Stop
Veiligheidsvoorzieningen
y=0 y=1
Gesloten Gaat open Geen effect
Geen effect, indien actief
onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend Gaat dicht Gaat dicht
Geen effect, indien actief
worden alle commando’s
onderdrukt
Als hij een OPEN of
CLOSE-comando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer
Als hij een OPEN of
CLOSE-comando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer
Gaat dicht
Keert de beweging om in
opening
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging om in
opening
Blokkeert de werking en keert de
beweging om in opening zodra
hij vrij komt
Gaat open
Keert de beweging om
in sluiting
Keert de beweging om
in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en hervat
de werking zodra hij vrijkomt
Logica “EP” Halfautomatisch stap voor stap C=0 d=1 E=0
Status
automatisch
systeem
Ingangen
Open / Close Close Stop
Veiligheidsvoorzieningen
y=0 y=1
Gesloten Gaat open Geen effect
Geen effect, indien actief
onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend Gaat dicht Gaat dicht
Geen effect, indien actief
worden alle commando’s
onderdrukt
Als hij bezet is, slaat hij het
OPEN- of CLOSE-commando
op, en sluit hij, als hij vrij komt,
na 5 seconden weer
Als hij bezet is, slaat hij het
OPEN- of CLOSE-commando
op, en sluit hij, als hij vrij komt,
na 5 seconden weer
Gaat dicht
Blokkeert de beweging en gaat
bij de volgende impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging om in
opening
Blokkeert de werking en keert de
beweging om in opening zodra
hij vrij komt
Gaat open
Blokkeert de beweging en sluit
bij de volgende impuls
Keert de beweging om
in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en hervat
de werking zodra hij vrijkomt
90
NEDERLANDS
Logica “D” Appartementencomplex C=van 1 tot 9 d=0 E=1
Status
automatisch
systeem
Ingangen
Open / Close Close Stop
Veiligheidsvoorzieningen
y=0
Alleen actief bij sluiting
y=1
Actief bij het openen en sluiten
Gesloten
Gaat open en na de pauzetijd
weer dicht
Geen effect
Geen effect, indien actief
onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in
pauze
P=0 (onmiddellijke sluiting
geactiveerd) Gaat onmiddellijk
dicht.
Gaat onmiddellijk dicht Blokkeert de werking
O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als
de pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
Als hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer.
Als hij, met de
veiligheidsvoorziening bezet, een
CLOSE-commando ontvangt,
slaat hij het commando op
en sluit hij, als hij vrij komt, na 5
seconden weer. Alleen als P=0
wordt ook het OPEN/CLOSE-
commando opgeslagen
P=1 (timer-functie geactiveerd)
De pauzetijd begint opnieuw
te lopen Als hij ingedrukt wordt
gehouden, wordt het aftellen
geblokkeerd, dat wordt hervat
wanneer hij wordt losgelaten. O=1 Als hij vrij komt sluit hij
onmiddellijk, als de pauzetijd
verstreken is sluit hij na 5
seconden weer
Gaat dicht
Keert de beweging om in
opening
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging om in
opening
Blokkeert de werking en keert de
beweging om in opening zodra
hij vrij komt
Gaat open Geen effect Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en hervat
de werking zodra hij vrijkomt
de los niños, ya que constituyen fuentes potenciales de peligro.
Guarden las instrucciones para futuras consultas.
Este producto ha sido proyectado y fabricado exclusivamente para la utilización
indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar
el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro.
GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso
del previsto.
No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos infla-
mables constituye un grave peligro para la seguridad.
Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido
en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación
de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran
intervenir en la utilización.
La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN
12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con
distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un
magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial
con umbral de 0,03 A.
Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las
partes metálicas del cierre.
La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido
por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención
según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas
de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento,
arrastre, corte.
Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así
como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor,
además de los dispositivos indicados en el “16”.
GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funciona-
miento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean
de producción GENIUS.
Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento
del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de
advertencias que se adjunta al producto.
No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad
física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación.
Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de
impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente.
Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta.
El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y
debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de
asistencia GENIUS.
Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
DEUTSCH
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die
Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation
oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwe-
rwiegenden Personenschäden führen.
Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen
zu können.
Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich
angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder
eine Gefahrenquelle darstellen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das
Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes
Sicherheitsrisiko dar.
Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604
und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Au-
sführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei
Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen.
Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung
und die Batterie abzunehmen.
Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnun-
gsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus
wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung
empfohlen.
Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die
Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetsch-
schutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich,
deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen
Vorschriften zu überprüfen.
Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller
Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschun-
gen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten
Vorrichtungen einzusetzen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien
Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden,
die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden.
Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS ve-
rwendet werden.
Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Verände-
rungen vorgenommen werden.
Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das
dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren
Nähe der Automation aufhalten.
Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher,
geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderli-
chen Ausbildung verwendet werden.
Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Rei-
chweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der
Automation zu vermeiden.
Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig
geöffnetem Tor erfolgen.
Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen
und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kunden-
dienstzentren GENIUS zu wenden.
Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorge-
sehen sind, sind nicht zulässig
NEDERLANDS
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie
zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief
gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel
veroorzaken.
Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van
het product.
De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documen-
tatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou
het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid
van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepa-
lingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden
genomen.
GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN
12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn.
Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding
worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklem-
ming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient
echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden
vermeld onder punt 10.
De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaar-
lijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals
bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die ge-
noemd zijn onder punt “16”.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de
goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt
wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automa-
tische systeem.
De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het
systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product
geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training.
Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het
product terwijl dit in werking is.
Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe
ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd
GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum.
Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. BESCHRIJVING pag.77 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.77 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.77 4. LAY-OUT KAART pag.78 5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.78 5.1. KLEMMENBLOK CN1 pag.78 5.2. CONNECTOR CN2 pag.79 5.3. KLEMMENBLOK CN3 pag.79 5.4. KLEMMENBLOK CN4 pag.79 5.5. CONNECTOR CN5 pag.80 6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULE pag.81 7. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.81 7.1. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 868 MHz pag.81 7.2. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHz pag.82 7.3. WISSEN VAN DE RADIOCODES pag.82 8. CONTROLELEDS pag.82 9. WERKING VAN HET DISPLAY pag.83 10. BEDRIJFSPARAMETERS pag.83 10.1. VERZOEK ONDERHOUD pag.85 11. INBEDRIJFSTELLING pag.86 12. BEVEILIGINGSZEKERINGEN pag.86 13. BEDRIJFSLOGICA’S pag.87 EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. LYNX 06 - LYNX 07 met het voeden: 230Vac • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: • 2006/95/EG Laagspanningsrichtijn. • 2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit. NEDERLANDS Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). Grassobbio, 23 Februari 2009 De Algemeen Directeur D. Gianantoni Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 76 ELEKTRONISCHE APPARATUUR VOOR SLAGBOMEN GEBRUIKSAANWIJZING - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN 1. BESCHRIJVING De elektronische apparatuur LYNX 06 en LYNX 07 is ontworpen en vervaardigd voor het beheren van elektromechanische slagbomen bedoeld voor de controle van toegang tot wooncomplexen. De twee kaartmodellen hebben een verschillende voedingsspanning: • Lynx 06: Voeding 230V • Lynx 07: Voeding 115V Dankzij een groot aantal selecteerbare parameters, kunnen deze besturingseenheden worden aangepast aan de eigen wensen, waardoor een optimale werking van het automatisch systeem wordt gegarandeerd. Doordat het detecteren van eventuele obstakels kan worden beheerd door een encoder, kan het veiligheidsniveau van het automatisch systeem nog verder worden verhoogd. De belangrijkste bedrijfsparameters worden geprogrammeerd d.m.v. de twee toetsen op de besturingseenheid, en worden weergegeven op het ruime display met achtergrondverlichting. Tijdens de normale werking kan op het display op ieder moment de status van het automatisch systeem worden weergegeven. De zelflerende procedure van de werkingscyclus en de mechanische aanslagen vindt automatisch plaats wanneer de eerste cyclus wordt uitgevoerd (iedere keer dat de spanning wegvalt, zoekt de besturingseenheid de aanslagen voor zowel het openen als het sluiten). Zes ingebouwde leds geven constant de status van de ingangen aan. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Voedingsspanning van de besturingseenheid Opgenomen vermogen Opgenomen vermogen motor Max. belasting accessoires Voeding en max. belasting waarschuwingslamp Voeding en max. belasting lampje status slagboom Bedrijfstemperatuur Beveiligingszekeringen Bedrijfslogica’s Openings-/sluitingstijd Pauzetijd Kracht motor Vertragingstijd Obstakeldetectie Beschikbare functies Ingangen op klemmenblok Ingangen met connector Uitgangen op klemmenblok Afmetingen kaart Afhankelijk van het model kaart, Lynx 06 of Lynx 07 230/115 Vac 50/60 Hz 햲 3W 500 W 500 mA 230 Vac 25 W 24 Vdc 5 W -20°C +55°C F1= T5A (Primaire zijde transformator en motor) F2= T500mA (accessoires en indicatielampje) Automatisch / Automatisch stap voor stap / Halfautomatisch/ Halfautomatisch stap voor stap / Appartementencomplex Zelflerend tijdens de eerste manoeuvre Negen selecteerbare niveaus tot een maximum van 4 minuten Op meerdere niveaus instelbaar Drie selecteerbare niveaus Met optionele encoder Werking met of zonder encoder / Gevoeligheid encoder / Automatische sluiting / Werking van de ingang van open / Werking appartementencomplex / Vertragingspercentage / Functie verwarming / Onmiddellijke sluiting / Functie timer / Soft start / Werking fotocellen / Verzoek onderhoud Openen / Sluiten / Fotocellen / Eindschakelaar voor openen / Eindschakelaar voor sluiten / Stop / Netvoeding / Aarding Radiomodule / aanloopcondensator / encoder Voeding accessoires / Waarschuwingslamp / Motor Indicatielampje 147 x 112 mm 햲 Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. • Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende veiligheidsvoorschriften. • Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet. • Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is. • Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels. • Houd de voedingskabels 230/115 Vac altijd gescheiden van de laagspanningskabels, en gebruik daarbij verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden. 77 NEDERLANDS 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. 4. LAY-OUT KAART CN1 CN2 CN3 CN4 CN5 JP1 DSP1 F1 F2 P1 P2 P3 P4 P5 DL1 DL2 DL3 DL4 DL5 DL6 DL7 DL8 Onderdelen Klemmenblok voeding Connector voor encoder Klemmenblok eindschakelaars Klemmenblok commando’s/voeding accessoires Connector voor condensator Connector voor radiomodule Display Zekering primaire wikkeling transformator/ Voeding motor Zekering accessoires/indicatielampje Drukknop instellen parameters Drukknop instellen parameters Drukknop opslag radiokanaal OPEN/CLOSE Drukknop opslag radiokanaal CLOSE RESETknop Led ingang FCA Led ingang FCC Led ingang CLOSE Led ingang OPEN/CLOSE Led ingang FSW Led ingang STOP Led radiokanaal OPEN/CLOSE Led radiokanaal CLOSE 5. AANSLUITINGEN EN WERKING 5.1. KLEMMENBLOK CN1 5.1.1. AARDING Klem “1”. Sluit op deze klem de geel-groene kabel van de voedingslijn aan. Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid. 5.1.2. VOEDING Klemmen “2 & 3”. Op deze klemmen moeten de twee draden afkomstig van het voedingsnet 230/115 Vac, afhankelijk van het model kaart, worden aangesloten. Het is beter de neutrale draad op klem 3 en de fase op klem 2 aan te sluiten. NEDERLANDS 5.1.3. WAARSCHUWINGSLAMP Klemmen “4 & 5”. Uitgang 230/115 Vac max. 25 W. Op deze klemmen moet de voedingskabel van de waarschuwingslamp worden aangesloten. De waarschuwingslamp is in werking tijdens de beweging van het automatisch systeem, terwijl hij gedoofd is wanneer het automatisch systeem stilstaat, in de open of gesloten stand. Vòòr de openingsmanoeuvre blijft de waarschuwingslamp 0,5 sec. branden. Als de functie van verzoek om assistentie is geactiveerd, blijft als het ingestelde aantal cycli eenmaal is bereikt, aan het einde van de sluitingsmanoeuvre de waarschuwingslamp nog eens 5 seconden branden, waarmee wordt aangegeven dat de ingestelde cycli zijn bereikt. Voor de werking en de nulstelling van de cycli, zie paragraaf 10.1. 5.1.4. MOTOR Klemmen “6, 7 & 8”. Uitgang 230/115 Vac max. 500 W. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de motor aan. Voor de aansluitvolgorde van de kabels, zie de volgende tabel: N° klem 6 7 8 1 Motor 230 Vac Zwart Blauw / Grijs Bruin Geel Groen 78 Motor 115 Vac Zwart Wit Rood Groen De kleur van de op de klemmen 6 & 8 aangesloten draden kan worden omgewisseld afhankelijk van de draairichting van de motor 5.2. CONNECTOR CN2 Deze connector dient voor de aansluiting van de optionele encoder. De connector moet correct worden georiënteerd, forceer hem niet. De kaart wordt geleverd met een standaard parameterinstelling die voorziet in het gebruik van de encoder, “A0” (zie paragraaf 10). Als u de encoder niet wilt gebruiken, wijzig dan de waarde van de parameter “A” zoals beschreven in paragraaf 10 en laat deze connector vrij. Deze contacten mogen absoluut niet worden doorverbonden. 5.3. KLEMMENBLOK CN3 5.3.1. EINDSCHAKELAAR VOOR HET OPENEN FCA Klem “12”. Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschakelaar voor het openen aan. Deze schakelaar grijpt in de openingsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen. Als de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL1. De eindschakelaar FCA mag niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject, maar uitsluitend om te stoppen. Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem dat de eindschakelaar is aangesloten. 5.3.2. GEMEENSCHAPPELIJK CONTACT EINDSCHAKELAAR COMF Klem “13”. Sluit op deze klem de draad van het gemeenschappelijke contact van de eindschakelaar aan. Deze klem mag uitsluitend worden gebruikt voor het gemeenschappelijk contact van de twee eindschakelaars. Gebruik het niet als negatief contact voor andere inrichtingen. 5.3.3. EINDSCHAKELAAR VOOR HET SLUITEN FCC Klem “14”. Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschakelaar voor het sluiten aan. Deze schakelaar grijpt in de sluitingsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen. Als de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL2. De eindschakelaar FCC mag niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject, maar uitsluitend om te stoppen. Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem dat de eindschakelaar is aangesloten. 5.4. KLEMMENBLOK CN4 5.4.1. CLOSE Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten 5.4.2. OPEN / CLOSE Klemmen “16 & 20”. N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen of sluiten van het automatisch systeem. Het gedrag van deze ingang wordt bepaald door de parameter “d”, zie paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL4. Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten 79 NEDERLANDS Klemmen “15 & 20”. N.O.-contact Sluit op deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando geeft voor een sluitbeweging van het automatisch systeem. Deze ingang geeft alleen het commando voor het sluiten van de slagboom, dus als de slagboom gesloten is, heeft deze ingang geen enkel effect, zie de logicatabellen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL3. 5.4.3. VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN Klemmen “17 & 20”. N.C.-contact. Op deze klemmen moet een willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (bijv. fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van het automatisch systeem. Met de parameter “y” kan worden gekozen of de veiligheidsvoorzieningen alleen bij het sluiten of bij het sluiten en openen werken, zie paragraaf 10. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL5. Veiligheidsvoorzieningen alleen tijdens het sluiten actief. Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, draait het automatisch systeem onmiddellijk de beweging om tot de slagboom helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren. Veiligheidsvoorzieningen tijdens het sluiten en het openen actief In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen tijdens beide bewegingen van het automatisch systeem actief. Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, zet het automatisch systeem de werking stil en blijft het systeem stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (obstakel verwijderd). Zodra de veiligheidsvoorzieningen zijn gereset, draait het automatisch systeem de beweging om tot de slagboom helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren. Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden ingeschakeld, zet het automatisch systeem de werking stil en blijft het systeem stilstaan tot de veiligheidsvoorzieningen worden gereset (obstakel verwijderd). Zodra de veiligheidsvoorzieningen zijn gereset, draait het automatisch systeem de werking om tot de slagboom helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch sluiten te deactiveren. Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet deze ingang worden doorverbonden, de led DL5 moet branden. Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten. 5.4.4. STOP Klemmen “18 & 20”. N.C.-contact Op deze twee klemmen moet een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) worden aangesloten die, door het contact te openen, het commando moet geven het automatisch systeem onmiddellijk te stoppen en het eventuele automatische sluiten te deactiveren. Na dit contact te hebben geactiveerd, moet, om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een willekeurige impulsgever worden gedrukt die het commando geeft voor het openen en/of sluiten van het automatisch systeem. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL6. Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten. 5.4.5. INDICATIELAMPJE Klemmen “19 & 20”. Op deze klemmen moet het eventuele indicatielampje met voeding 24Vdc max. 5W worden aangesloten. Klem 19 is de positieve pool van de aansluiting, neem de polariteit van de contacten in acht. Met het indicatielampje kan op afstand de status van het automatisch systeem worden gemonitord, en met name: • Lampje gedoofd: automatisch systeem dicht • Lampje brandt: automatisch systeem open • Lampje knippert langzaam: automatisch systeem gaat dicht • Lampje knippert snel: automatisch systeem gaat open De belasting op dit contact mag niet groter zijn dan 5 W. Bij het aansluiten van het indicatielampje moet de polariteit van de contacten in acht worden genomen. 5.4.6. VOEDING ACCESSOIRES Klemmen “20 & 21”. Uitgang 24Vdc max. 500 mA voor de voeding van de externe accessoires. De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA. Neem de polariteit van de voeding in acht. 5.5. CONNECTOR CN5 Deze connector dient voor de aansluiting van de aanloopcondensator. NEDERLANDS Als u een connector heeft zonder aansluitklem, kan op deze connector de condensator parallel aan de twee fasen van de motor worden aangesloten, klemmen 6 & 8. 80 6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULE De besturingseenheid heeft een uitrusting voor een ontvangstmodule van 868 of 433 Mhz. De ontvangstmodule moet worden aangesloten op de connector JP1, conform de door de speciale houder bepaalde oriëntatie, zie de figuur. De ontvangstmodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de voeding naar de besturingseenheid te hebben uitgeschakeld. 7. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING De bedieningseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan zowel het OPEN/CLOSE-commando als het CLOSE-commando in het geheugen worden opgeslagen. Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de frequentie 433 MHz worden opgeslagen. Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te gaan, moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 7.3), de ontvangermodule worden vervangen, en de programmering worden herhaald. De ontvangermodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart te hebben uitgeschakeld. De ontvangermodule kan op slechts één positie erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem te forceren. 7.1. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 868 MHz Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan, is het raadzaam een wisprocedure uit te voeren, zie paragraaf 7.3. Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE. 1. Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 2. Na ongeveer een seconde begint de led van de afstandsbediening te knipperen. 3. Laat beide knoppen los. 4. Druk op de knop P3 of P4 op de kaart, afhankelijk van de ingang die u in het geheugen wilt opslaan (ingang OPEN/CLOSE of CLOSE), en houd hem ingedrukt. Laat, zodra de bijbehorende led begint te knipperen, de knop los. 5. Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combineren. 6. Controleer of de led voor het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (DL7 voor het kanaal OPEN/CLOSE of DL8 voor het kanaal CLOSE) een aantal seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct is opgeslagen. 7. Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 81 NEDERLANDS 1. Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald. Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, door de opslagprocedure te herhalen, of door de volgende procedure te volgen: • Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt. • De led van de afstandsbediening begint te knipperen. • Laat beide knoppen los. • Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar. • Druk op de radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de afstandsbediening blijft branden. • Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de afstandsbediening twee keer heeft geknipperd. • Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. 7.2. OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHz Alvorens de radioafstandsbediening in het geheugen op te slaan, is het raadzaam een wisprocedure uit te voeren, zie paragraaf 7.3. Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN/CLOSE en CLOSE. 1. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE of P4 voor het kanaal CLOSE. 2. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los. 3. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren. 4. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen. 5. In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen. 6. Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase. 7. Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan. 7.2.1. OP AFSTAND OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHZ Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk andere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen afstandsbediening te gebruiken. 1. Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen. 2. Ga vlakbij het automatisch systeem staan. 3. Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 4. Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op het geselecteerde kanaal geactiveerd. 5. Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt combineren. 6. Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief. 7. Tijdens deze 5 seconden kunnen andere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen, eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal. 8. Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende procedure. 9. Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren van de code 5 seconden worden gewacht. 7.3. WISSEN VAN DE RADIOCODES Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure worden gevolgd: 1. Druk een van de knoppen P3 of P4 in, en houd hem ingedrukt. 2. De bijbehorende led begint te knipperen. 3. Na vijf seconden begint de led snel te knipperen. 4. Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, DL7 en DL8, branden. 5. Laat de knop los. Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het commando OPEN/CLOSE als met het commando CLOSE zijn gecombineerd, worden gewist. 8. CONTROLELEDS NEDERLANDS Op de centrale zitten 8 controleleds waarmee de status van de ingangen kan worden weergegeven. In de tabel hieronder is de betekenis van de verschillende leds weergegeven LED DL1 - Eindschakelaar voor het openen FCA DL2 - Eindschakelaar voor het sluiten FCC DL3 - ingang CLOSE DL4 - Ingang OPEN/CLOSE DL5 - Ingang veiligheidsvoorzieningen FSW DL6 - Ingang STOP DL7 - Ingang radio OPEN/CLOSE DL8 - Ingang radio CLOSE AAN UIT Eindschakelaar openen niet ingeEindschakelaar openen ingeschakeld schakeld Eindschakelaar sluiten niet ingeschakeld Eindaanslag sluiten ingeschakeld Ingang actief Ingang niet actief Ingang actief Ingang niet actief Veiligheidsvoorzieningen niet ingeVeiligheidsvoorzieningen ingeschakeld schakeld Ingang niet actief Ingang actief Radiokanaal actief Radiokanaal niet actief Radiokanaal actief Radiokanaal niet actief De conditie van de leds met het automatisch systeem gesloten in de ruststand is vetgedrukt weergegeven. Als er geen STOP-veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de klemmen 18 & 20 worden verbonden. De led DL6 moet altijd branden. Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moeten de klemmen 17 & 20 worden verbonden. De led DL5 moet altijd branden. 82 9. WERKING VAN HET DISPLAY De besturingseenheid heeft een ruim display met achtergrondverlichting waarmee de verschillende bedrijfsparameters van het automatisch systeem kunnen worden weergegeven en geprogrammeerd. Daarnaast geeft dit display, tijdens de normale werking van het automatisch systeem, constant de status van het systeem weer. In de volgende tabel zijn alle indicaties aangegeven die tijdens de normale werking op het display worden weergegeven: Weergegeven waarde – O t C – P c L Status automatisch systeem / beschrijving Automatisch systeem gesloten in ruststand Automatisch systeem gaat open of is open Automatisch systeem open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geselecteerd) Automatisch systeem gaat dicht Verwarming motor, wordt alleen weergegeven tijdens de verwarmingsfase (zie de volgende paragraaf om de werking te activeren) Verzoek om assistentie wordt alleen weergegeven als de bijbehorende parameter is geactiveerd en als het ingestelde aantal cycli is bereikt. r r A S 10. BEDRIJFSPARAMETERS IDe bedrijfsparameters en hun programmering worden op het display van de besturingseenheid weergegeven met twee tekens: een letter, hoofdletter of kleine letter, en een cijfer. De letter identificeert de bedrijfsparameter die wordt gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde aangeeft. Als op het display bijvoorbeeld “A2” wordt afgelezen, betekent dit dat de parameter “A” wordt gewijzigd, werking met of zonder encoder en kracht motor, en dat de ingestelde waarde op dat moment “2” is. Volg de volgende procedure om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters, als het systeem voor het eerst in bedrijf wordt gesteld: 1. Schakel de voeding naar de installatie in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 weergegeven toestand bevinden. 2. Controleer of het display de waarde “– –”, automatisch systeem in de ruststand, weergeeft. 3. Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam van de eerste parameter verschijnt. 4. Druk op de knop P1 om de ingestelde waarde te wijzigen. 5. Druk op knop P2 om naar de volgende parameter te gaan. 6. Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid automatisch de regelmodus. Het is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P2 door alle parameters te lopen. Wanneer het display de waarde “– –” weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking. In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven: Display Parameter Waarde Werking met encoder / instellen kracht motor A 0 1 2 3 4 5 6 7 Beschrijving Werking van de besturingseenheid met encoder. Lage kracht motor 8 9 Hoge kracht motor b 1 2 3 4 Kracht motor minimaal, gevoeligheid encoder hoog. Kracht motor gemiddeld-laag, gevoeligheid encoder gemiddeld-hoog. Kracht motor gemiddeld-hoog, gevoeligheid encoder gemiddeld-laag. Kracht motor hoog, gevoeligheid encoder laag 83 NEDERLANDS Instellen gevoeligheid encoder: : Met deze parameter worden de kracht van de motor en de gevoeligheid van obstakeldetectie van de encoder beheerd. Deze parameter is alleen actief als de parameter “A” op “0” is ingesteld. Display Beschrijving Parameter Waarde Automatische sluiting: Met deze parameter wordt het eventueel automatisch sluiten van het automatisch systeem en de bijbehorende pauzetijd geselecteerd. c 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Automatische sluiting gedeactiveerd Automatische sluiting actief met 5 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 10 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 20 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 40 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 60 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 90 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 120 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 180 seconden pauze. Automatische sluiting actief met 240 seconden pauze. Gedrag van de ingang OPEN / CLOSE: Deze parameter bepaalt het gedrag van de ingang van OPEN/Close. Iedere impuls correspondeert met een beweging van het automatisch systeem. Opent/Sluit/ 0 Opent… d De twee bewegingen van het automatisch systeem worden gescheiden door een stop: 1 Opent/Stop/Sluit/Stop/Opent… Functie Appartementencomplex: Als deze functie wordt geactiveerd, negeert het automatisch systeem tijdens de openingsmanoeuvre daaropvolgende impulsen van zowel OPEN/CLOSE als CLOSE zolang het automatisch systeem de openingsfase niet heeft voltooid. E 0 1 Functie Appartementencomplex gedeactiveerd Functie Appartementencomplex Geactiveerd Vertragingspercentage: Met deze parameter kan worden geselecteerd hoe lang het vertraagde traject vòòr het ingrijpen van de eindschakelaars is. De lengte van het vertraagde traject wordt berekend als een percentage van de duur van de openings- en sluitingsfase. H 0 1 2 3 Geen vertraging Vertraging van 30% van de slag Vertraging van 40% van de slag Vertraging van 50% van de slag Functie verwarming: Als deze functie wordt geactiveerd, voedt de besturingseenheid de motor met een zeer lage spanning om de motor op een hogere temperatuur dan de omgevingstemperatuur te houden. Deze functie is alleen actief met het automatisch systeem gesloten in de ruststand, als een OPEN-commando wordt gegeven wordt de functie onderbroken. M 0 1 2 3 4 Functie gedeactiveerd Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 5 minuten Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 15 minuten Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 30 minuten Functie actief, een verwarmingscyclus iedere 40 minuten NEDERLANDS Onmiddellijke sluiting: Deze functie is alleen actief in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting, Automatisch, Automatisch stap voor stap en Appartementencomplex, en met de veiligheidsvoorzieningen alleen bij de sluiting actief, “y0”. Als deze functie wordt geactiveerd, met het automatisch systeem open in pauze, sluit het automatisch systeem wanneer een veranderde status van het contact van de veiligheidsvoorzieningen wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld als men voor de fotocellen langsgaat, onmiddellijk zonder te wachten tot de pauzetijd is verstreken. o 0 1 Onmiddellijke sluiting gedeactiveerd Onmiddellijke sluiting geactiveerd, alleen met “y0” 84 Display Beschrijving Parameter Waarde Onmiddellijke sluiting / Timer: Deze functie maakt het mogelijk de onmiddellijke sluiting of de blokkering van het automatisch systeem te activeren d.m.v. het commando OPEN/CLOSE. Deze functie kan alleen worden geactiveerd in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting, logica Automatisch, Automatisch stap voor stap of Appartementencomplex. Onmiddellijke sluiting geactiveerd: met het automatisch systeem open in pauze zorgt het commando OPEN/CLOSE voor de onmiddellijke sluiting van het automatisch systeem, zonder 0 te wachten tot de pauzetijd is verstreken. Timer-functie geactiveerd: als deze functie wordt geactiveerd, met het automatisch systeem open in pauze, begint de besturingseenheid na een enkele impuls van het commando OPEN/CLOSE P opnieuw de pauzetijd af te tellen. Als het commando ingedrukt wordt gehouden, stopt de 1 besturingseenheid het aftellen van de pauzetijd en blijft het automatisch systeem stilstaan. Pas wanneer het commando OPEN/CLOSE wordt losgelaten begint de besturingseenheid de pauzetijd opnieuw af te tellen. Soft start: Deze functie maakt een zachtere start van het automatisch systeem mogelijk. 0 1 r Functie Soft start gedeactiveerd Functie Soft start geactiveerd Werking van de veiligheidsvoorzieningen: Deze parameter maakt het mogelijk de wijze van ingrijpen van de op de besturingseenheid aangesloten veiligheidsvoorzieningen te selecteren. 0 y Veiligheidsvoorzieningen alleen actief tijdens de sluitingsfase van het automatisch systeem Veiligheidsvoorzieningen actief tijdens de sluitings- en openingsfase van het automatisch systeem Verzoek onderhoud: Met deze functie kan worden ingesteld hoeveel cycli moeten worden uitgevoerd alvorens onderhoud uit te voeren. Voor informatie over de werking van deze functie, zie de volgende paragraaf. 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 U Verzoek onderhoud gedeactiveerd Verzoek onderhoud na 10000 cycli Verzoek onderhoud na 20000 cycli Verzoek onderhoud na 30000 cycli Verzoek onderhoud na 40000 cycli Verzoek onderhoud na 50000 cycli Verzoek onderhoud na 60000 cycli Verzoek onderhoud na 70000 cycli Verzoek onderhoud na 80000 cycli Verzoek onderhoud na 90000 cycli Cyclusteller: Geeft het aantal cycli weer, uitgedrukt in duizendtallen, dat het automatisch systeem heeft uitgevoerd. Bijvoorbeeld, als “15” verschijnt, wil dit zeggen dat het automatisch systeem 15000 cycli heeft uitgevoerd. Voor nadere informatie, zie de volgende paragraaf. 00 Geeft het aantal cycli weer dat het automatisch systeem heeft uitgevoerd. De aangeduide condities zijn de defaultcondities van de centrale. Het is raadzaam de uitgevoerde instellingen te noteren, zodat ze kunnen worden hersteld als de besturingseenheid wordt vervangen. Het is alleen mogelijk toegang te krijgen tot de bedrijfsparameters en ze te wijzigen wanneer het automatisch systeem gesloten in de ruststand staat, het display moet de waarde “– –” weergeven. 10.1. VERZOEK ONDERHOUD Met deze functie kan worden ingesteld hoeveel cycli moeten worden uitgevoerd alvorens technische assistentie uit te voeren. Als het ingestelde aantal cycli is bereikt, wordt dit gesignaleerd doordat na iedere sluitingsmanoeuvre de waarschuwingslamp 5 seconden knippert, en het display van de besturingseenheid de waarde “AS” weergeeft. Om het aantal cycli op nul te stellen moet handmatig worden gehandeld. Deze functie geeft een signalering, maar verhindert de normale werking van het automatisch systeem niet. Het scherm dat volgt op de parameter “U” toont het aantal uitgevoerde cycli, uitgedrukt in duizendtallen; bijvoorbeeld, als “05” wordt afgelezen, betekent dit dat het automatisch systeem 5000 cycli heeft uitgevoerd. Het maximaal aantal cycli dat de besturingseenheid kan tellen is 99000, als deze waarde wordt bereikt stopt de eenheid en moet de teller met de hand op nul worden gesteld. 85 NEDERLANDS Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave/wijziging van de bedrijfsparameters, voert de besturingseenheid bij de volgende OPEN-impuls een programmeringsprocedure uit, waarbij de openings- en sluitingstijden worden herberekend. Tijdens de eerste opening voert het automatisch systeem geen vertragingen uit. 10.1.1. NULSTELLING AANTAL CYCLI Om het aantal uitgevoerde cycli op nul te stellen moet als volgt worden gehandeld: 1. Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter “A” wordt weergegeven. 2. Loop door alle bedrijfsparameters tot het aantal uitgevoerde cycli wordt weergegeven. 3. Druk de knoppen P1 en P2 van de afstandsbediening tegelijkertijd ongeveer 10 seconden in. 4. Wanneer op het display de waarde “00” verschijnt is de waarde gewist. 5. Druk nogmaals de toets P2 in, of wacht 60 seconden, om naar de normale werking terug te keren. 6. Geef een OPEN-impuls om een cyclus te laten uitvoeren. 11. INBEDRIJFSTELLING Voor de eerste inbedrijfstelling van de installatie moet de volgende procedure worden gevolgd: 1. Schakel de voeding naar het automatisch systeem in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 beschreven toestand bevinden. 2. Controleer of het display de waarde “– –” weergeeft. 3. Stel vervolgens de bedrijfsparameters in, zoals beschreven in paragraaf 10. 4. Geef, zodra de parameters zijn ingesteld, een OPEN/CLOSE-impuls door op een willekeurige op deze ingang aangesloten impulsgever te drukken, of met de radioafstandsbediening, als deze al in het geheugen is opgeslagen. 5. De besturingseenheid begint met het OPENEN tot de eindschakelaar voor het openen is bereikt en op het display de waarde “OP” wordt weergegeven. Tijdens deze fase voert de besturingseenheid geen vertraging uit. Als het automatisch systeem niet beweegt en het display de waarde “OP” weergeeft, betekent dit dat een sluitingsmanoeuvre wordt uitgevoerd en de draden van de motor moeten worden omgedraaid. Geef een RESET-commando door op de knop P5 te drukken, schakel de spanning uit en draai de op de klemmen 6 & 8 aangesloten draden om, schakel de voeding weer in en hervat de procedure vanaf punt 4. 1. Als de eindschakelaar voor het openen is bereikt, begint, als de automatische sluiting is geactiveerd, de besturingseenheid de pauzetijd af te tellen en geeft het display de waarde “tc” weer. Als de automatische sluiting niet is geactiveerd, blijft het automatisch systeem stilstaan in afwachting van een nieuw OPEN/CLOSE-impuls, en geeft het display de waarde “OP” weer. 2. Als de ingestelde pauzetijd is verstreken, begint het automatisch systeem, met automatische sluiting of, na een OPEN/CLOSE-impuls, zonder de automatische sluiting, de sluitingsmanoeuvre tot de eindschakelaar voor het sluiten is bereikt. Het display geeft de waarde “CL” weer. 3. Tijdens de sluitingsmanoeuvre voert de besturingseenheid de ingestelde vertraging uit. 4. Als de sluitingsfase is beëindigd, geeft het display de waarde “– –” weer en is het automatisch systeem gereed voor de normale werking. Als de beschreven procedure begint met het automatisch systeem half of helemaal open, bijvoorbeeld na een RESET-commando, voert de besturingseenheid ook tijdens de sluitingsmanoeuvre geen vertraging uit. Geef het commando voor nog een cyclus en controleer of het automatisch systeem goed werkt. Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave van de bedrijfsparameters, of dat de elektrische voeding wegvalt, voert de besturingseenheid tijdens de eerste cyclus automatisch de zelflerende procedure van de bedrijfscyclus uit. Tijdens het leren van de bedrijfscyclus voert het automatisch systeem geen vertragingen uit. 12. BEVEILIGINGSZEKERINGEN Op de besturingseenheid zitten twee beveiligingszekeringen, zie de lay-out. Als een van deze zekeringen moet worden vervangen, houd u dan aan de specificaties in de volgende tabel: Beveiliging F1=T5A 250V 5x20 Primaire wikkeling transformator / Voeding motor NEDERLANDS Zekering 86 Zekering Beveiliging F2=T500mA 250V 5x20 Voeding accessoires / Verlichting Indicatielampje 87 Keert de beweging om in sluiting Keert de beweging om in sluiting Gaat open NEDERLANDS Geen effect Keert de beweging om in opening P=1 (timer-functie geactiveerd) De pauzetijd begint opnieuw te lopen Als hij ingedrukt wordt gehouden, wordt het aftellen geblokkeerd, dat wordt hervat wanneer hij wordt losgelaten. Gaat onmiddellijk dicht Geen effect Gaat open en na de pauzetijd weer dicht P=0 (onmiddellijke sluiting geactiveerd) Gaat onmiddellijk dicht. Close Open / Close Gaat dicht Geopend in pauze Gesloten Status automatisch systeem Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect, indien actief onderdrukt de OPEN-commando’s Stop Ingangen Logica “A” Automatisch C=van 1 tot 9 d=0 E=0 13. BEDRIJFSLOGICA’S Onderdrukt de OPEN-commando’s Geen effect Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om in opening zodra hij vrij komt Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 O=1 Als hij vrij komt sluit hij wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen onmiddellijk, als de pauzetijd verstreken is sluit hij na 5 seconden weer O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen Geen effect y=1 Actief bij het openen en sluiten Veiligheidsvoorzieningen y=0 Alleen actief bij sluiting 88 Geen effect Keert de beweging om in sluiting Blokkeert de beweging en gaat bij de volgende impuls open Blokkeert de beweging en sluit bij de volgende impuls Gaat open P=1 (timer-functie geactiveerd) De pauzetijd begint opnieuw te lopen Als hij ingedrukt wordt gehouden, wordt het aftellen geblokkeerd, dat wordt hervat wanneer hij wordt losgelaten. Gaat onmiddellijk dicht Geen effect Gaat open en na de pauzetijd weer dicht P=0 (onmiddellijke sluiting geactiveerd) Gaat onmiddellijk dicht. Close Open / Close Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect, indien actief onderdrukt de OPEN-commando’s Stop Ingangen Geen effect Geen effect Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om in opening zodra hij vrij komt Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 O=1 Als hij vrij komt sluit hij wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen onmiddellijk, als de pauzetijd verstreken is sluit hij na 5 seconden weer Onderdrukt de OPEN-commando’s y=1 Actief bij het openen en sluiten Veiligheidsvoorzieningen y=0 Alleen actief bij sluiting O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen Logica “AP” Automatisch stap voor stap C=van 1 tot 9 d=1 E=0 Gaat dicht Geopend in pauze Gesloten Status automatisch systeem NEDERLANDS 89 Gaat dicht Geen effect Keert de beweging om in sluiting Gaat dicht Keert de beweging om in opening Keert de beweging om in sluiting Geopend Gaat dicht Gaat open Close Geen effect Gaat dicht Geen effect Keert de beweging om in sluiting Open / Close Gaat open Gaat dicht Blokkeert de beweging en gaat bij de volgende impuls open Blokkeert de beweging en sluit bij de volgende impuls Gesloten Geopend Gaat dicht Gaat open NEDERLANDS Blokkeert de werking Blokkeert de werking y=1 Onderdrukt de OPEN-commando’s Veiligheidsvoorzieningen Geen effect y=0 Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om in opening zodra hij vrij komt Als hij een OPEN of CLOS E- comando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om in opening zodra hij vrij komt Als hij bezet is, slaat hij het Als hij bezet is, slaat hij het Geen effect, indien actief OPEN- of CLOSE-commando OPEN- of CLOSE-commando w o rd e n a l l e c o m m a n d o ’ s op, en sluit hij, als hij vrij komt, op, en sluit hij, als hij vrij komt, onderdrukt na 5 seconden weer na 5 seconden weer Geen effect, indien actief onderdrukt de OPEN-commando’s Stop Ingangen Geen effect Keert de beweging om in opening y=1 Onderdrukt de OPEN-commando’s Veiligheidsvoorzieningen Geen effect y=0 Als hij een OPEN of Geen effect, indien actief CLOS E- comando ontvangt, w o rd e n a l l e c o m m a n d o ’ s slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 onderdrukt seconden weer Geen effect, indien actief onderdrukt de OPEN-commando’s Stop Logica “EP” Halfautomatisch stap voor stap C=0 d=1 E=0 Geen effect Gaat open Gesloten Status automatisch systeem Close Ingangen Logica “E” Halfautomatisch C=0 d=0 E=0 Open / Close Status automatisch systeem 90 Geen effect Geen effect Keert de beweging om in opening Geen effect Gaat open P=1 (timer-functie geactiveerd) De pauzetijd begint opnieuw te lopen Als hij ingedrukt wordt gehouden, wordt het aftellen geblokkeerd, dat wordt hervat wanneer hij wordt losgelaten. Gaat onmiddellijk dicht Geen effect Gaat open en na de pauzetijd weer dicht P=0 (onmiddellijke sluiting geactiveerd) Gaat onmiddellijk dicht. Close Open / Close Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect, indien actief onderdrukt de OPEN-commando’s Stop Ingangen Geen effect Geen effect Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om in opening zodra hij vrij komt Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 O=1 Als hij vrij komt sluit hij wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen onmiddellijk, als de pauzetijd verstreken is sluit hij na 5 seconden weer Onderdrukt de OPEN-commando’s y=1 Actief bij het openen en sluiten Veiligheidsvoorzieningen y=0 Alleen actief bij sluiting O=0 Als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer. A l s h i j , m e t d e veiligheidsvoorziening bezet, een CLOSE-commando ontvangt, slaat hij het commando op en sluit hij, als hij vrij komt, na 5 seconden weer. Alleen als P=0 wordt ook het OPEN/CLOSEcommando opgeslagen Logica “D” Appartementencomplex C=van 1 tot 9 d=0 E=1 Gaat dicht Geopend in pauze Gesloten Status automatisch systeem NEDERLANDS 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. de los niños, ya que constituyen fuentes potenciales de peligro. Guarden las instrucciones para futuras consultas. Este producto ha sido proyectado y fabricado exclusivamente para la utilización indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro. GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso del previsto. No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación. Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de asistencia GENIUS. Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. sehen sind, sind nicht zulässig NEDERLANDS WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. DEUTSCH 9. HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN 10. ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 1. 18. Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden. Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderlichen Ausbildung verwendet werden. Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kundendienstzentren GENIUS zu wenden. Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorge- 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum. Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94

Genius LINX06 Handleiding

Type
Handleiding