Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 47
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin),
die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt
en elk van de bijbehorende clients.
• Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt beveiligd is, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus,
WEP of WPA.
• Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en
geef de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
• Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op
gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens
TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering.
8. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk.
Controleer of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
• Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of in het venster DHCP wordt vermeld. Als echter
Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
• Voor de methode Statisch:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of in het venster Statisch wordt vermeld. Als echter
DHCP wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het
apparaat in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer
ingeeft, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met
de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als op de computer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Moeten op de printer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133. 43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9. Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid verschijnt.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik vervolgens op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printerverbinding
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, de printer instellen als standaardprinter en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13. Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken.
Anders klikt u gewoon op Volgende en gaat u naar stap 15.
14. Als de testpagina goed wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u
informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online
registratie.
16. Klik op Voltooien.
De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk
(Windows)
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met
uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen.
Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn:
• Netwerkcomputer
• Software-cd die bij het apparaat is geleverd
• Apparaat met geïnstalleerde draadloze netwerkinterface
• USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
Als deze items beschikbaar zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op de printer is aangesloten.
2. Zet de computer en printer voor het draadloze netwerk aan.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
• De cd-rom start automatisch en er verschijnt een
installatievenster.
• Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X"
vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
• Klik in Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2
klikt op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires >
Uitvoeren.