38
CargoMaster 6400 E
agria-Werke GmbH • D-74219 Möckmühl • Tel. +49 (0) 6298-390 • Fax. +49 (0) 6298-39100 • e-mail:
[email protected] • Internet: htt
p://www.agria.de4. Ingebruikname
Het elektrische kleintransport voertuig is bij de levering
bedrijfsklaar. Alleen de bak (A/31) moet nog
gemonteerd worden met behulp van de 4 bijgevoegde
schroeven (Fig. B).
Het voertuig is op slot. De sleutel (A/7) bevindt zich bij
de handleiding.
I
De accu's minstens 8-10 uur opladen vóór de
eerste ingebruikname van het voertuig!
(zie hoofdstuk 12 "accu's opladen")
5. Aanzetten en rijden
Aanzetten
De afdekking van de hoofdschakelaar met de sleutel
openen (A/8) (het sleutelnr. is 801). Het elektrische
kleintransport voertuig wordt in positie "I" geschakeld door
aan de hoofdschakelaar (A/21) te draaien. Tijdens de
werking is het aanbevolen de afdekking van de
hoofdschakelaar (A/8) gesloten te houden, om te vermijden
dat de schakelelementen beschadigd worden.
Vooruit rijden
De linker hand bedient de veiligheidsschakelaar (A/9),
de rechter hand de draaihendel (A/5).
W
Het voertuig dient steeds met beide handen te
worden vastgehouden, om kritische rijsituaties te
beheersen.
I
Zonder bediening van de linker veiligheidsscha-
kelaar kan in principe niet gereden worden, ook
wanneer de stoprem met de hand wordt geopend
(zie hoofdstuk 11 "Duwen")!
De snelheid van het voertuig wordt geleidelijk geregeld
over de draaihendel (A/5).
Door de draaihendel tegen de richting van de wijzers
van de klok in te draaien, rijdt het voertuig vooruit.
I
De snelheid word elektronisch zacht naar omhoog
toe geregeld.
Achteruit rijden
Achteruit rijden is mogelijk door bediening van de
rechter rijhendel (A/6), aangebracht op de onderkant
van de draaihendel. Door deze ordening kan men
gemakkelijk met de wijsvinger aan de achteruit rijhendel
reiken en geleidelijk regelen met de draaihendel.
Daarbij heeft men een maximum aan
rangeermogelijkheid. Ook hier wordt de snelheid elek-
tronisch zacht naar omhoog geregeld.
W
Tijdens het rijden mag de achteruit rijhendel niet
worden bediend, omdat de rijrichting dan abrupt veran-
derd wordt. Dit kan leiden tot persoonlijke ongelukken,
schade aan de transmissie of de lading.
Rijden in bochten
Door te sturen met de stuurgrepen kan het voertuig in
bochten rijden.
Rijden in smalle bochten is probleemlos mogelijk met
de differentieel aandrijving .
W
Snel rijden in bochten kan het voertuig doen
kantelen.
Stoppen
Het voertuig wordt tot stilstand gebracht door de
draaihendel (A/5) terug te draaien.Snel stoppen wordt
bewerkstelligd door de draaihendel los te laten. Deze
springt dan in de nulstelling en de snelheid wordt heel
vlug elektronisch op nul geregeld. Hetzelfde wordt
bereikt wanneer de veiligheidsschakelaar (A/9), die
zich links van het stuur bevindt, wordt losgelaten.
W
Indien een snelstop wordt veroorzaakt terwijl het
voertuig met volle snelheid vooruit rijdt, kan dit,
naargelang de laadtoestand en terreinprofiel,
leiden tot steigeren van het voertuig.
Hindernissen
Over hindernissen tot 8 cm dient men heel voorzichtig
te rijden. Anders kunnen het voertuig en de lading
beschadigd worden. Bij hogere hindernissen
beschermt de aangebouwde bull-bar (A/1).Deze mag
in geen enkel geval verwijderd worden. Het is te
vermijden dat de wielen aan de hindernissen blokkeren,
omdat daardoor de transmissie kan worden
beschadigd. De rijelektronica reageert in dat geval
zoals bij overbelasting op de berg, d.w.z. dat de
prestatie omlaag geregeld wordt.
Prestatie
Zodra de rijprestatie van het elektrische kleintransport
voertuig merkbaar afneemt, moeten de accu's
onmiddellijk opgeladen worden. Indien verder gereden
wordt, tot de prestatie tot het nulpunt daalt, is de diepe
ontlading bereikt (zie hoofdstuk 12 Accu opladen).
Om schade aan de elektronica te vermijden, wordt bij
overbelasting de prestatie voor korte duur door het
stuursysteem gereduceerd. Bij langere overbelasting
schakelt de elektronica uit.
Activering gebeurt door aan- en uitschakelen van de
hoofdschakelaar (A/21).
Na het uitschakelen, 5 seconden wachten vooraleer
opnieuw in te schakelen, omdat de elektronica zich
eerst weer moet terugzetten (zie hoofdstuk 8
"Uitschakelen ...").
I
Overbelasting doet zich voor wanneer de wielen
geblokkeerd zijn of ten gevolge van te zware lading
op stijle terreinen.