Samsung ML-2151N Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

SAMSUNG LASER PRINTER
Handleiding
ML-2150 Series
i
Deze handleiding is uitsluitend ter informatie bedoeld. Alle in deze handleiding
opgenomen informatie kan zonder aankondiging worden gewijzigd. Samsung
Electronics is niet aansprakelijk voor directe of indirecte schade als gevolg van het
gebruik van deze handleiding.
© 2003 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
• ML-2150, ML-2151N, ML-2152W en het Samsung logo zijn handelsmerken van
Samsung Electronics Co., Ltd.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard.
• Centronics is een handelsmerk van Centronics Data Computer Corporation.
• IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines
Corporation.
• Apple, AppleTalk, TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
• Microsoft, Windows, Windows 9x, Windows Me, Windows 2000, Windows NT en
Windows XP zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe System, Inc.
• UFST® en MicroType™ zijn geregistreerde handelsmerken van de Agfa divisie van
Bayer Corp.
• Alle andere merk- en productnamen zijn handelsmerken van de betreffende
bedrijven of organisaties.
ii
I
NHOUD
Chapter 1:
I
NLEIDING
Bijzondere eigenschappen ..................................... 1.2
Onderdelen van de printer .................................... 1.5
Voorkant ....................................................... 1.5
Achterkant ..................................................... 1.6
Chapter 2:
P
RINTER
INSTALLEREN
Uitpakken ........................................................... 2.2
Een geschikte plaats voor de printer kiezen ........ 2.3
Tonercassette plaatsen ......................................... 2.4
Papier laden ........................................................ 2.6
Formaat van het papier in het magazijn wijzigen . 2.8
Printerkabel aansluiten ........................................ 2.10
Lokaal afdrukken ........................................... 2.10
Afdrukken binnen een netwerk ........................ 2.12
De printer aanzetten ........................................... 2.13
Demopagina afdrukken ....................................... 2.14
Displaytaal wijzigen ............................................ 2.14
Printersoftware installeren ................................... 2.15
Eigenschappen van het printerstuurprogramma . 2.16
Printersoftware onder Windows installeren ........ 2.17
USB stuurprogramma voor Windows 98/Me
installeren .................................................... 2.20
Chapter 3:
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
Uitleg van het bedieningspaneel ............................ 3.2
Toetsen ......................................................... 3.3
Menu’s bedieningspaneel ...................................... 3.5
Menu’s bedieningspaneel openen ...................... 3.5
Overzicht menu’s bedieningspaneel ................... 3.6
Menu Information ........................................... 3.7
Menu Paper ................................................... 3.7
Menu Layout ................................................. 3.10
Menu Graphics .............................................. 3.12
Menu Printer ................................................. 3.13
iii
Menu Setup .................................................. 3.13
Menu PCL ..................................................... 3.16
Menu PostScript ............................................ 3.17
Menu EPSON ................................................. 3.18
Menu Netwerk ............................................... 3.19
Chapter 4:
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
Papier en andere afdrukmaterialen kiezen ............... 4.2
Papierformaten en capaciteit ............................ 4.3
Richtlijnen voor papier en speciaal
afdrukmateriaal .............................................. 4.4
Uitvoer kiezen ..................................................... 4.5
Afdrukken via de bovenuitvoer (Voorkant omlaag) 4.5
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog) ......................................... 4.6
Papier laden ........................................................ 4.7
Magazijn 1 en 2 (optie) gebruiken ..................... 4.8
De multi-purpose invoer gebruiken ................... 4.8
Afdrukken via de handinvoer ........................... 4.12
Op enveloppen afdrukken .................................... 4.14
Etiketten afdrukken ............................................ 4.17
Op transparanten afdrukken ................................ 4.19
Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 4.21
Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een
afwijkend formaat afdrukken ................................ 4.22
Chapter 5:
A
FDRUKTAKEN
Een document afdrukken ...................................... 5.2
Een afdruktaak annuleren ................................ 5.5
Help-informatie gebruiken ............................... 5.6
Tabblad Papier .................................................... 5.7
Tonerspaarstand ................................................. 5.9
Dubbelzijdig afdrukken ........................................ 5.11
Meer pagina’s per vel afdrukken ........................... 5.13
Document vergroten of verkleinen ........................ 5.14
Document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen ......................................................... 5.15
Posters afdrukken ............................................... 5.16
Boekje afdrukken ............................................... 5.17
Watermerken afdrukken ...................................... 5.18
Een bestaand watermerk gebruiken ................. 5.18
Een nieuw watermerk maken .......................... 5.19
iv
Een watermerk bewerken ............................... 5.20
Een watermerk verwijderen ............................ 5.20
Overlays afdrukken ............................................. 5.21
Wat is een overlay? ........................................ 5.21
Een nieuwe pagina-overlay maken ................... 5.21
Een pagina-overlay verwijderen ....................... 5.24
Tabblad Grafisch ................................................. 5.25
Uitvoerinstellingen .............................................. 5.28
Chapter 6:
P
RINTER
ONDERHOUDEN
Configuratieblad afdrukken ................................... 6.2
Onderhoud tonercassette ...................................... 6.3
Controleren hoeveel toner nog aanwezig is ......... 6.4
Toner opnieuw verdelen .................................. 6.4
Tonercassette vervangen ................................. 6.6
Printer reinigen ................................................... 6.7
Binnenzijde reinigen ........................................ 6.7
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen ....... 6.10
Chapter 7:
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
Checklist voor het oplossen van problemen ............. 7.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ..................... 7.3
Vastgelopen papier verwijderen ............................. 7.7
Papier vastgelopen in het invoergedeelte ........... 7.7
Papier vastgelopen bij de tonercassette ............ 7.10
Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte ......... 7.12
Papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig
afdrukken ..................................................... 7.13
Tips om vastlopen van het papier te voorkomen 7.14
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ............ 7.15
Foutmeldingen oplossen ...................................... 7.20
Algemene Windows problemen ............................. 7.22
Algemene Macintosh problemen ............................ 7.23
Problemen met de Kiezer ................................ 7.23
Problemen tijdens het afdrukken ...................... 7.23
PS foutmeldingen oplossen .................................. 7.24
Algemene Linuxproblemen ................................... 7.25
Algemene DOS problemen ................................... 7.27
v
Appendix A:
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
Software voor de Macintosh installeren ................... A.2
Bureaubladprinter aanmaken ................................ A.4
Bureaubladprinter voor het SPL stuurprogramma
maken .......................................................... A.4
Bureaubladprinter voor het PS stuurprogramma
maken .......................................................... A.4
Document afdrukken ............................................ A.6
Geavanceerde afdrukmogelijkheden ....................... A.8
Appendix B:
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
PPD bestanden installeren ..................................... B.2
PS stuurprogramma opnieuw installeren
(Windows 2000/XP) ........................................ B.4
PS stuurprogramma verwijderen ....................... B.5
Instellingen PS stuurprogramma wijzigen ................ B.6
Eigenschappen van de printer openen ............... B.6
Appendix C:
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
Printerstuurprogramma installeren ......................... C.2
Systeemeisen ................................................. C.2
Printerstuurprogramma installeren .................... C.2
Aansluitmethode van de printer wijzigen ............ C.6
Printerstuurprogramma verwijderen ................. C.7
Configuration Tool gebruiken ................................. C.8
LLPR eigenschappen wijzigen .............................. C.10
Appendix D:
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
Het programma RCP bedieningspaneel voor DOS
gebruikers .......................................................... D.2
Remote Control Panel installeren ........................... D.2
Remote Control Panel verwijderen .................... D.3
Afdrukinstellingen selecteren ................................. D.4
RCP bedieningspaneel openen ......................... D.4
Tabbladen RCP bedieningspaneel ...................... D.5
vi
Appendix E:
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
Over het delen van de printer binnen een netwerk ... E.2
Lokaal gedeelde printer configureren ...................... E.3
Windows 98/Me .............................................. E.3
Windows NT 4.0/2000/XP ................................ E.4
Netwerkprinter configureren .................................. E.5
Via het bedieningspaneel netwerk-parameters
configureren .................................................. E.6
Appendix F:
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
printeruitbreidingen .............................................. F.2
Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren ............. F.3
De geheugen- of PS DIMM verwijderen. .............. F.6
Netwerk- of seriële interfacekaart installeren ............ F.6
Tweede magazijn installeren ............................... F.10
Appendix G:
S
PECIFICATIES
Printerspecificaties ............................................... G.2
Papierspecificaties ............................................... G.3
Overzicht ....................................................... G.3
Ondersteunde papierformaten .......................... G.4
Richtlijnen voor gebruik van papier ................... G.5
Papierspecificaties .......................................... G.6
Papieruitvoer capaciteit ................................... G.6
Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier .......................................... G.7
Enveloppen .................................................... G.8
Etiketten ..................................................... G.10
Transparanten .............................................. G.10
vii
Veiligheid en milieu
Verklaring inzake veiligheid laser
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR,
hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laser producten en buiten de VS als
Klasse I laser product volgens de eisen van IEC 825.
Klasse I laser producten worden als ongevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem
en de printer zijn zo ontworpen dat personen geen toegang hebben tot
laserstralen van een hoger niveau dan Klasse I bij normaal gebruik of onderhoud
door de gebruiker of een in de instructies aangegeven servicesituatie.
WAARSCHUWING
Gebruik of onderhoud de printer nooit wanneer de beschermkap van het laser/
scanner gedeelte is verwijderd. De laserstraal kan naar buiten worden
gereflecteerd en uw ogen beschadigen.
Bij gebruik van dit product, moeten atijd
de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen, zodat het risico van
brand, elektrische schok en persoonlijk letsel zoveel mogelijk wordt verkleind
.
viii
Veiligheid ozonproductie
T
ijdens normaal gebruik produceert de ML-1750 printerserie
ozon. De hoeveelheid ozon is overigens zo gering dat het
geen gevaar voor de gebruiker oplevert. Wel raden we u
aan om de printer in een goed geventileerde ruimte te
installeren.
Als u meer wilt weten over ozon, neem dan gerust contact op
met uw leverancier of de dichtstbijzijnde Samsung dealer.
Energie besparen
D
eze printer maakt gebruik van geavanceerde
energiebesparende technieken, die zorgen voor
gereduceerd energiegebruik wanneer de printer niet wordt
gebruikt. Wanneer de printer gedurende langere tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch
verminderd.
Het Energy star logo betekent niet dat EPA een bepaald
product of een bepaalde dienst aanbeveelt.
Conformiteitsverklaring (Europa)
Goedkeuringen en certificeringen
D
e CE markering die op dit product is toegepast, symboliseert
de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd.
ten aanzien van de richtlijnen 93/68/EEC van de Europese Unie
op de hierna genoemde data:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEC, benadering van de wetten van de lidstaten
met betrekking tot laag voltage apparatuur.
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEC (92/31/EEC), benadering van de wetten van de
lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibilteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en telecommunicatie
terminal apparatuur en de onderlinge herkenbaarheid van hun conformiteit.
Een volledige verklaring waarin de van toepassing zijnde richtlijnen en standaards
waarnaar wordt verwezen zijn vastgelegd, kunt u opvragen bij de lokale
vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd.
EC Certificaat
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake Radioapparatuur en
Telecommunicatie eindapparatuur (FAX)
Dit Samsung product voldoet aan de richtlijn 1999/5/EC voor enkelvoudige
aansluiting van eindapparaten op analoge openbare netwerken. De ontwikkeling van
het product is afgestemd op gebruik in combinatie met landelijke openbare
OZONE
ix
netwerken en compatibele bedrijfstelefooncentrales binnen Europa. Ingeval van
problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met het Euro QA
Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Dit product is getest op de normen TBR21 en/of TBR 38. Ter ondersteuning bij het
gebruik en de toepassing van eindapparatuur die aan deze norm voldoet, heeft het
European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport
opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en aanvullende eisen, die de
netwerkcompatibiliteit van TBR21 eindapparaten waarborgt. Bij de ontwikkeling is
rekening gehouden met de in dit document genoemde adviezen en voldoet daar dan
ook volledig aan.
Informatie over Europese Radiogoedkeuring
(voor producten die voorzien zijn van door de EU goedgekeurde
radioapparatuur)
Dit product betreft een printer voor gebruik thuis of op kantoor, waarin
netwerkapparatuur met een laag vermogen die gebruik maakt van radiogolven
(draadloze communicatieapparatuur op basis van radiofrequenties) wordt toegepast,
die gebruik maakt van de 2.4 GHz band. Dit gedeelte is alleen van toepassing indien
in uw printer draadloze netwerkapparatuur aanwezig is. Op het etiket van de printer
kunt u nagaan of dit bij uw printer het geval is.
De in uw printer aanwezige draadloze apparatuur mag alleen binnen de Europese
Unie of daarmee verbonden gebieden worden gebruikt, als het etiket van de printer
is voorzien van het CE symbool, een officieel registratienummer en het
alarmsymbool.
Het uitgangsvermogen van de draadloze apparatuur die in uw printer kan zijn
ingebouwd, blijft onder de RF blootstellingslimieten zoals die door de Europese
Commissie via de R&TTE richtlijnen zijn gepubliceerd.
Deze goedkeuring heeft betrekking op de volgende Europese landen:
EU België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk (met
frequentie beperkingen), Griekenland, Ierland, Italië,
Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden
en het Verenigd Koninkrijk.
Alsmede: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
Europese landen waar beperkingen ten aanzien van het gebruik gelden:
EU In Frankrijk is het frequentiebereik voor apparatuur zoals
draadloze communicatieapparatuur met een zendvermogen
van meer dan 10 mW beperkt tot 2446.5-2483.5 MHz.
Overige landen: Op dit moment geen beperkingen
x
Informatie over het voldoen aan de geldende regelgeving
Richtlijnen voor gebruik van draadloze communicatieapparatuur
Het is mogelijk dat in uw printersysteem netwerkapparatuur met een laag vermogen
die gebruik maakt van radiogolven (draadloze communicatieapparatuur op basis van
radiofrequenties (RF)) wordt toegepast, die gebruik maakt van de 2.4 GHz band. Het
volgende gedeelte geeft een algemeen overzicht met aandachtspunten met
betrekking tot het gebruik van draadloze apparatuur.
Aanvullende beperkingen en voorzorgsmaatregelen die voor bepaalde landen gelden
zijn vermeld in het gedeelte met informatie over het betreffende land (of groep
landen). De draadloze apparatuur in uw systeem mag alleen worden gebruikt in de
landen waarvoor volgens het etiket van het systeem goedkeuring is verleend. Als u
het systeem wilt gebruiken in een land waar deze goedkeuring niet voor geldt, dient
u eerst bij de lokale autoriteiten na te gaan welke vereisten en beperkingen gelden.
Voor het gebruik van draadloze apparatuur gelden stringente regels en het gebruik
ervan is niet overal toegestaan.
Het uitgangsvermogen van het draadloze apparaat dat in uw printer kan zijn
ingebouwd is lager dan de RF blootstellingslimieten die op dit moment bekend zijn.
Omdat het draadloze apparaat (dat in uw printer kan zijn ingebouwd) minder energie
uitzendt dan volgens de radiofrequentie veiligheidsnormen en aanbevelingen is
toegestaan, is de fabrikant van mening dat dit apparaat veilig kan worden gebruikt.
Desalniettemin is voorzichtigheid geboden bij het gebruik ervan en moet menselijk
contact tijdens het gebruik zoveel mogelijk worden vermeden.
Bij gebruik van een draadloos apparaat in de buurt van het lichaam (met uitzondering
van ledematen) geldt als algemene richtlijn dat tussen het apparaat en het lichaam
een afstand van tenminste 20 cm moet worden aangehouden. Wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld, moet het apparaat tenminste 20 cm van het lichaam
verwijderd blijven.
Deze zender mag niet in combinatie met een andere antenne of zender worden
gebruikt.
In bepaalde omstandigheden gelden beperkingen bij het gebruik van draadloze
apparatuur. Hieronder zijn enkele voorbeelden daarvan vermeld:
Bij gebruik van draadloze communicatie via radiogolven kan
interferentie optreden met vliegtuigapparatuur. Volgens de huidige
luchtvaartvoorschriften moet draadloze apparatuur tijdens het reizen
met een vliegtuig worden uitgeschakeld. Voorbeelden van apparaten die
gebruik maken van draadloze communicatie zijn 802.11B (ook bekend
onder de naam draadloos Ethernet) en Bluetooth.
xi
In omgevingen waar het risico van interferentie met andere apparaten
schadelijk of mogelijk schadelijk kan zijn, gelden voor het gebruik van
draadloze apparatuur vaak beperkingen of een verbod daartoe.
Voorbeelden hiervan zijn vliegvelden, ziekenhuizen en plaatsen waar
brandbare gassen, vloeistoffen of explosieven zijn opgeslagen. Bevindt
u zich op een plaats waarvan u niet zeker weet of er beperkingen gelden
ten aanzien van het gebruik van draadloze apparatuur, informeer hier
dan naar bij de betreffende autoriteiten voordat u het draadloze
apparaat inschakelt of gebruikt.
De beperkingen die worden gesteld aan het gebruik van draadloze
apparatuur verschillen van land tot land. Omdat uw printer over een
draadloos apparaat beschikt, dient u wanneer u uw printer in een ander
land wilt gebruiken eerst bij de lokale autoriteiten die zich bezighouden
met de goedkeuring van het gebruik van dit soort apparatuur na te gaan
welke gebruiksbeperkingen in het betreffende land gelden.
Beschikt uw printer over een ingebouwd draadloos apparaat, gebruik het
draadloze apparaat dan alleen wanneer alle kleppen en afschermingen
op hun plaats zitten en het apparaat volledig is geassembleerd.
Draadloze apparatuur kan niet door de gebruiker worden gerepareerd of
onderhouden. Breng op geen enkele manier wijzigingen aan. Modificatie
van een draadloos apparaat heeft tot gevolg dat de toestemming tot
gebruik ervan vervalt. Neem voor onderhoud of reparatie altijd contact
op met de fabrikant of leverancier.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die zijn goedgekeurd voor het land
waar de printer wordt gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie de
System Restoration Kit van de fabrikant of neem contact op met de
afdeling Technical Support van de fabrikant.
xii
xiii
WAARSCHUWING
•Haal de printer niet uit elkaar. Als u dit wel doet, kunt u een elektrische schok
krijgen.
•Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet
worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet aanraakt. Let hierop met name bij
kinderen.
xiv
N
OTITIES
1
INLEIDING
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe printer!
In dit hoofdstuk vindt u informatie over:
Bijzondere eigenschappen
Onderdelen van de printer
I
NLEIDING
1.2
Bijzondere eigenschappen
Uw nieuwe printer beschikt over een aantal bijzondere
eigenschappen, waardoor u mooiere afdrukken kunt maken, wat
u een voorsprong geeft op uw concurrenten. U kunt:
Afdrukken met een uitstekende kwaliteit en
hoge snelheid
U kunt afdrukken maken met 1200 dots per inch (dpi).
Zie
pagina 5.25.
Uw printer drukt
21 pagina’s per minuut op Letter
formaat en 20 pagina’s per minuut op A4 formaat af
.
Flexibiliteit in papierkeuze
Multi-purpose invoer
voor 100 vel, die geschikt is voor
het invoeren van briefpapier, enveloppen, etiketten,
transparanten, papier met afwijkende formaten, kaarten
en zwaar papier.
Standaard magazijn voor 500 vel
(Magazijn 1) en als
optie verkrijgbaar
extra magazijn voor nog eens 500 vel
(Magazijn 2) waarin u
papier van diverse types en
afmetingen kunt laden
.
Twee uitvoerbakken:
U kunt kiezen voor de bovenuitvoer
(voorkant omlaag)
of
de achteruitvoer (voorkant
omhoog)
.
Rechte papierbaan
vanaf de multi-purpose invoer naar de
achteruitvoer.
Geef uw documenten een professionele
uitstraling
Desgewenst kunt u aan uw documenten een Watermerk
toevoegen, bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” of “Concept”. Zie
pagina 5.18.
Boekjes afdrukken
. U kunt op eenvoudige wijze de
pagina’s zo afdrukken dat u er een boekje mee kunt
samenstellen. Na het afdrukken vouwt u de pagina’s en
niet u ze aan elkaar.
Posters
afdrukken. Daarbij worden de tekst en
afbeeldingen van iedere pagina van uw document
vergroot, en verdeeld over meerdere vellen papier
afgedrukt. Nadat u het document hebt afgedrukt, knipt u
eventueel de witte randen eraf en plakt u de vellen aan
elkaar, zodat een poster ontstaat.
9
8
I
NLEIDING
1.3
1
Bespaar tijd en geld
Door de Tonerspaarstand te selecteren, gebruikt de printer
minder toner. Zie
pagina 5.9.
Desgewenst kunt u op papier besparen door
op beide zijden
van het papier af te drukken (
dubbelzijdig afdrukken
).
Zie pagina 5.11.
U kunt ook op papier besparen door meer pagina’s op één vel
af te drukken. Zie
pagina 5.13.
Met behulp van een overlay kunt u de tekst en lay-out van
formulieren of uw briefhoofd overnemen. Zie “Overlays
afdrukken” op pagina 5.21.
Deze printer bespaart automatisch op
stroomgebruik
door automatisch over te schakelen op de energiezuinige
stand als de printer niet wordt gebruikt.
Deze printer voldoet aan de Energy Star richtlijnen voor
efficiënt energiegebruik.
Printercapaciteit uitbreiden
Deze printer beschikt over een geheugen van 16 MB, wat
u eventueel kunt uitbreiden tot
144 MB
.
Als optie is de
PostScript 3 Emulatie
* (PS) DIMM
verkrijgbaar, zodat u ook PostScript kunt afdrukken.
De ML-2151N en ML-2152W worden standaard met de
PostScript 3 Emulatie geleverd.
Daarnaast is als optie een
seriële interface
kaart
verkrijgbaar, waarmee u de printer via een seriële kabel
op uw computer kunt aansluiten.
Met behulp van de
netwerk interface
kunt u de printer in
een netwerk opnemen. De netwerkkaart is als optie
verkrijgbaar voor de ML-2150.
De ML-2151N en ML-2152W worden geleverd met een
ingebouwde netwerkkaart (10/100 Base TX).
De ML-2152W beschikt over een draadloze
netwerkinterface.
* PostScript 3 Emulatie
IPS-PRINT_Printer language Emulation© Copyright
1995-2003, Oak Technology, Inc., Alle rechten
voorbehouden.
* 136 PS3 lettertypen
Inclusief UFST en MicroType van Agfa Monotype
Corporation.
I
NLEIDING
1.4
Geschikt voor verschillende omgevingen
U kunt afdrukken onder Windows 95/98/Me/NT 4.0 en
2000/XP
.
Uw printer is compatibel met
Linux
en
Macintosh
.
De printer wordt standaard geleverd met een parallelle- en
een USB interface.
U kunt ook een netwerk interface gebruiken.
De ML-2151N
en ML-2152W worden geleverd met een ingebouwde
netwerkkaart (10/100 Base TX). De ML-2152W beschikt
over een draadloze netwerkinterface
. Voor de ML-2150 is als
optie een netwerkkaart verkrijgbaar.
Mogelijkheden van de printer
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de functies die door
uw printer ondersteund worden.
(S: Standaard, O: Optie)
Functie ML-2150 ML-2151N ML-2152W
IEEE 1284 S S S
USB 2.0 S S S
Netwerk interface O S S
Draadloos netwerk O O S
PostScript emulatie O S S
Seriële interface O O O
I
NLEIDING
1.5
1
Onderdelen van de printer
Voorkant
Bovenuitvoer
(Voorkant omlaag)
Bedieningspaneel
(zie pagina 3.2)
Magazijn 1
(geschikt voor
500 vel papier)
Tonercassette
Bovenklep
Indicator
papierniveau
Klep moederbord
(geeft toegang tot het
moederbord wanneer u
een printeruitbreiding
wilt installeren)
Multi-purpose
invoer
Uitvoersteun
Optie: magazijn 2
(geschikt voor 500
vel papier)
I
NLEIDING
1.6
Achterkant
* Bovenstaande illustratie heeft betrekking op de ML-2152W.
Parallelle poort
USB poort
Aan-/uit
schakelaar
Netwerkpoort
(ML-2150: optie
ML-2151N, ML-2152W: standaard)
Aansluiting antenne
draadloos netwerk
(ML-2150, ML-2151N: optie
ML-2152W: standaard)
Achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
Aansluiting kabel
magazijn 2 (optie)
Aansluiting
netsnoer
2
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u uw
printer kunt installeren.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Uitpakken
Tonercassette plaatsen
Papier laden
Printerkabel aansluiten
De printer aanzetten
Demopagina afdrukken
Displaytaal wijzigen
Printersoftware installeren
PRINTER INSTALLEREN
P
RINTER
INSTALLEREN
2.2
Uitpakken
1
Haal de printer en alle accessoires uit de doos. Controleer of
de volgende onderdelen aanwezig zijn:
OPMERKINGEN:
Mist u een onderdeel, neem hierover dan direct contact op met
uw leverancier.
De onderdelen kunnen van land tot land verschillen.
De cd-rom bevat het stuurprogramma van de printer, de
handleiding en het programma Acrobat Reader van Adobe.
2
Verwijder zorgvuldig al het verpakkingstape van de printer.
Tonercassette Netsnoer
CD-ROM
Installatiehandleiding
P
RINTER
INSTALLEREN
2.3
2
3
Trek het papiermagazijn uit de printer. Verwijder het
verpakkingstape van het magazijn.
Een geschikte plaats voor de printer kiezen
Kies voor de printer een vlakke, stabiele ondergrond met
voldoende ruimte voor de luchtcirculatie. Zorg ervoor dat u de
kleppen en laden gemakkelijk kunt openen. De printer moet in
een ruimte staan die voldoende geventileerd is. Plaats de printer
niet in direct zonlicht of vlakbij een warmte- of koudebron zoals
een kachel, CV-radiator, airco of luchtverfrisser. Plaats de printer
niet op de rand van een bureau of tafel.
Vrije ruimte
Voorkant
: 48,26 cm
(voldoende ruimte voor
het openen van de
magazijnen)
Achterkant
: 32 cm
(voldoende ruimte voor
het openen van de
achteruitvoer)
Rechts: 1
0 cm
Links:
10 cm
(voldoende
ventilatieruimte)
P
RINTER
INSTALLEREN
2.4
Tonercassette plaatsen
1
Open de bovenklep door deze bij het handvat op te lichten.
2
Haal de tonercassette uit de verpakking.
Gebruik hiervoor geen mes of ander scherp voorwerp.
Daardoor kan de drum of de cassette beschadigd raken.
3
Kijk waar aan het uiteinde van de tonercassette het
afsluittape zit. Trek dit tape voorzichtig in zijn geheel uit de
cassette en gooi het weg.
NB
:
Dit afsluittape is langer dan 55 cm als u het er op de juiste wijze
uitgetrokken hebt.
U moet de tape recht van de inktcassette trekken om deze te
verwijderen. Let op dat de tape niet breekt. Als dat gebeurt, kunt u
de inktcassette niet meer gebruiken.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.5
2
4
Schud de cassette voorzichtig van links naar rechts, zodat
de toner evenredig over de cassette wordt verdeeld.
L
ET OP:
Stel de tonercassette niet langer dan enkele minuten aan
daglicht bloot. Is het nodig de cassette langer aan daglicht bloot
te stellen, dek de cassette dan met wat papier af.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg dit dan af met
een droge doek en was het in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de kleding.
5
Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten
voor de cassette bevinden.
6
Pak de cassette vast en schuif hem in de printer tot hij op
zijn plaats klikt.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.6
7
Sluit de bovenklep. Controleer of de klep goed dicht zit.
NB: Bij het afdrukken van een tekstdocument met 5% dekking,
kunt u met een standaard tonercassette ongeveer 8.000 pagina’s
afdrukken (4.000 pagina’s met de meegeleverde tonercassette).
Papier laden
In het magazijn kunt u ongeveer 500 vel papier laden.
1
Trek het magazijn uit de printer.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.7
2
2
Bereid een stapel papier voor door dit wat te buigen of van
achteren naar voren uit te waaieren. Maak er op een vlakke
ondergrond een rechte stapel van.
3
Leg het papier met de te bedrukken kant naar omlaag
gericht in het magazijn.
U kunt ook papier gebruiken waarop al eerder is afgedrukt.
In dat geval legt u het papier met de bedrukte zijde
omhoog in het magazijn, waarbij de hoek die niet
omgekruld is aan de bovenkant zit.
Als zich bij het invoeren problemen voordoen, draait u het
papier 180 graden.
Controleer of het papier in alle hoeken vlak ligt
P
RINTER
INSTALLEREN
2.8
4
Controleer of het papier niet boven de maximummarkering
links in het magazijn uitkomt. Teveel papier in het magazijn
kan ertoe leiden dat het papier vastloopt.
NB: Wilt u een ander formaat gebruiken, kijk dan bij “Formaat van
het papier in het magazijn wijzigen” op de volgende pagina.
5
Schuif het magazijn terug in de printer.
Formaat van het papier in het magazijn
wijzigen
Als u extra lang papier in het magazijn laadt, moet u de
papiergeleiders aan de papierlengte aanpassen.
1
Duw de achterplaat van het magazijn geheel naar buiten,
zodat het magazijn langer wordt.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.9
2
2
Druk het palletje op de lengtegeleider in en stel deze in op
het gewenste papierformaat, zoals onderin het magazijn is
aangegeven.
3
Druk het palletje van de breedtegeleider in en stel deze in
op het gewenste papierformaat, zoals onderin het magazijn
is aangegeven.
OPMERKINGEN:
Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo dicht tegen het
afdrukmateriaal aan komt te liggen dat dit bol komt te staan.
Als u de breedtegeleider niet instelt, kan het papier vastlopen.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.10
Printerkabel aansluiten
Lokaal afdrukken
Om lokaal vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u uw
printer met behulp van een printerkabel op uw computer
aansluiten. U kunt hiervoor zowel een parallelle kabel als een
USB (Universal Serial Bus) kabel gebruiken.
Macintosh gebruikers kunnen alleen via een USB kabel
aansluiten.
Aansluiten via een parallelle kabel
N
B: Voor het aansluiten van de printer op de parallelle poort van
uw computer heeft u een goedgekeurde parallelle kabel nodig.
Schaf hiervoor eventueel een IEEE1284 printerkabel aan.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de parallelle printerkabel in de aansluiting aan de
achterkant van de printer.
Duw de metalen clipjes omlaag, zodat de kabel goed
vastzit.
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de parallelle
poort van uw computer en schroef hem vast.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
Naar de paral-
lelle poort van
uw computer
P
RINTER
INSTALLEREN
2.11
2
Aansluiten via een USB kabel
N
B: Om uw printer via de USB poort op uw computer aan te
sluiten, heeft u een goedgekeurde USB kabel nodig. Schaf
eventueel een USB 2.0 kabel van max. 3 meter lengte aan.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de USB kabel in de aansluiting aan de achterkant van
de printer.
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB poort
van uw computer.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
OPMERKINGEN:
U kunt een USB kabel gebruiken wanneer u gebruik maakt van
Windows 98/Me/2000/XP of een Macintosh met OS 8.6 en een
G3 processor of hoger.
Onder Windows 98/Me kunt u alleen via de USB kabel aansluiten
nadat u de USB poort hebt toegevoegd door het USB
stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.20.
Naar de USB poort
van uw computer
P
RINTER
INSTALLEREN
2.12
Afdrukken binnen een netwerk
U kunt uw ML-2151N of ML-2152W door middel van een
Ethernet kabel (UTP kabel met RJ.45 aansluiting) in een netwerk
opnemen.
De ML-2152W beschikt over een netwerkantenne, wat gebruik
van een draadloze netwerkinterface mogelijk maakt.
Gebruikt u een ML-2150 printer, dan moet u eerst de als optie
verkrijgbare netwerkkaart aanschaffen en installeren. Bij de ML-
2151N printer kunt u de netwerkkaart eventueel vervangen
door een draadloze netwerkinterface. Informatie over het
installeren van de kaart vindt u op pagina F.6.
Aansluiten via een Ethernet kabel
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de Ethernet kabel in de Ethernet netwerkaansluiting
aan de achterkant van de printer.
3
Sluit het andere uiteinde aan op een netwerkaansluiting.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
Aansluiten via de netwerkantenne
1
Schroef de draadloze netwerkantenne linksom in de poort.
Naar de netwerkaansluiting
P
RINTER
INSTALLEREN
2.13
2
2
Zet de antenne omhoog.
NB:
Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u via het bedie-
ningspaneel de netwerkinstellingen configureren. Zie pagina E.6.
U gebruikt hiervoor de met de kaart geleverde software. Zie de
handleiding van de betreffende software voor meer informatie.
De printer aanzetten
1
Sluit het netsnoer aan op de aansluiting aan de achterkant
van de printer.
2
Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet
met de aan-/uitschakelaar de printer aan.
LET OP:
Het fixeergedeelte achterin de binnenzijde van de printer wordt
heet zodra u de printer aanzet. Zorg dat u zich hier niet aan
brandt wanneer u in dit gedeelte van de printer komt.
Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor
kunt u een elektrische schok krijgen.
Naar stopcontact
P
RINTER
INSTALLEREN
2.14
Demopagina afdrukken
Om te controleren of de printer goed werkt, kunt u een
demopagina afdrukken.
1
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel,
totdat onderin het display de melding “Information” wordt
getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen.
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de
onderste regel “Demo Page” wordt getoond.
4
Druk op de toets Enter ( ).
Vervolgens wordt een demopagina afgedrukt met de
eigenschappen en mogelijkheden van de printer.
Displaytaal wijzigen
De in het display gebruikte taal kunt u als volgt wijzigen:
1
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel,
totdat op de onderste regel “Setup” wordt getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen.
3
Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op
de onderste regel “LCD Language” wordt getoond.
4
Druk op de toets Enter ( ) om de menukeuze te
bevestigen.
5
Ga met een van de scrolltoetsen ( of ) naar de door u
gewenste taal.
6
Druk op de toets Enter ( ) om de gekozen taal te
bevestigen.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.15
2
Printersoftware installeren
De meegeleverde CD-ROM bevat de stuurprogramma’s voor
gebruik in een Win RCP, Macintosh- en Linux-omgeving, de
online handleiding en het programma Acrobat Reader waarmee
u de handleiding op uw scherm kunt bekijken.
Afdrukken vanuit een Windows-omgeving
Vanaf de CD-ROM kunt u de volgende printersoftware
installeren:
SPL printerstuurprogramma voor Windows. Om gebruik te
kunnen maken van alle mogelijkheden die uw printer biedt,
adviseren wij u dit stuurprogramma te installeren. Zie
pagina 2.17.
PostScript Printer Description (PPD) bestand voor installatie
van het PostScript stuurprogramma onder Windows. Zie
Appendix B, “Windows PostScript stuurprogramma” voor
meer informatie over het installeren van het PostScipt
stuurprogramma.
Remote Control Panel (RCP bedieningspaneel) voor Dos
toepassingen. Meer informatie over installatie van de DOS
afdruksoftware en afdrukken vanuit DOS programma’s vindt
u in Appendix D, “Afdrukken vanuit DOS toepassingen”.
USB stuurprogramma voor het toevoegen van de USB
poort aan Windows 98/Me. Als u gebruik maakt van Windows
98/Me moet u eerst dit programma installeren voordat u
gebruik kunt maken van de USB aansluiting. Zie “USB
stuurprogramma voor Windows 98/Me installeren” op
pagina 2.20. Onder Windows 2000/XP hoeft u het USB
stuurprogramma niet te installeren. Installatie van de
printersoftware is dan voldoende.
Afdrukken vanaf een Macintosh
Informatie over het installeren van de printersoftware en het
afdrukken vanaf een Macintosh vindt u in Appendix A, “De
printer met een Macintosh gebruiken”.
Afdrukken vanuit een Linux-omgeving
Kijk in Appendix C, “De printer onder Linux gebruiken”, voor
meer informatie over het installeren van het Linux
stuurprogramma.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.16
Eigenschappen van het
printerstuurprogramma
De stuurprogramma’s van de printers uit de Samsung ML-2150
serie ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Invoer selecteren
• Papierformaat, ori
ëntatie (afdrukrichting)
en papiertype
• Aantal exemplaren
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijkheden
die door de stuurprogramma’s worden ondersteund:
Eigenschap
SPL PostScript
Win
2000/XP
Win 9x
Win
NT4.0
Mac
Win
2000/XP
Win 9x
Win
NT4.0
Mac
Tonerspaarstand Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Nee
Afdrukkwaliteit
opties
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Dubbelzijdig
afdrukken
Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja
Boekje afdrukken Ja Ja Ja Nee Ja Nee Nee Nee
Poster afdrukken Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee
Meer pagina’s per
vel
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja
Verkleinen/
vergroten
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Afdruk aanpassen
aan papier-
formaat
Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja
Andere invoer
voor eerste
pagina
Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja
Watermerk Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee
Overlay Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee
TrueType
lettertypen optie
Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Nee
P
RINTER
INSTALLEREN
2.17
2
Printersoftware onder Windows installeren
Systeemeisen
Controleer het volgende:
Voordat u met installeren begint, zorgt u ervoor dat alle
toepassingen op uw pc zijn afgesloten.
Printersoftware installeren
1
Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw computer.
De installatie start automatisch.
Als de installatie niet automatisch start:
Selecteer in het Start menu Uitvoeren... en geef in het
invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (vul in plaats
van x de letter in van uw CD-ROM-station). Klik vervolgens
op OK.
N
B: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe hardware
gevonden wordt getoond, klikt u op het pictogram in de
rechter bovenhoek van het venster of op Annuleren.
2
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt
selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
Als u de door u gewenste taal niet kunt vinden, bladert u
met de bladertoets rechts onderin het scherm door de
beschikbare talen.
Onderdeel Vereiste
Besturingssysteem
Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000/XP
RAM
95/98/Me 32 MB
NT 4.0/2000 64 MB
XP 128 MB
Vrije schijfruimte
95/98/Me 200 MB
NT 4.0/2000 200 MB
XP 200 GB
Minimaal Internet Explorer 5.0
S
a
m
s
u
n
g
M
L
-
2
1
5
0
S
e
r
i
e
s
P
RINTER
INSTALLEREN
2.18
3
Klik op Installeren van de Samsung Software op uw
PC.
4
Klik op Volgende.
5
Als de installatie gereed is, klikt u op Voltooien.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.19
2
Printersoftware opnieuw installeren
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en vervolgens
Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie.
3
Het venster Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150
serie wordt nu getoond. Klik op Herstellen en daarna op
Volgende.
4
Als de software opnieuw ge
ï
nstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
Printersoftware verwijderen
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna
Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie.
3
Het venster Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150
serie wordt geopend. Klik op Verwijderen en daarna op
Volgende.
4
Als om een bevestiging gevraagd wordt, klikt u op OK.
Het stuurprogramma van de Samsung ML-2150 en alle
onderdelen worden nu van uw computer verwijderd.
5
Nadat de programma’s verwijderd zijn, klikt u op
Voltooien.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.20
Taal display wijzigen
Nadat u de software ge
ï
nstalleerd heeft, kunt u de displaytaal
wijzigen.
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en Taalkeuze.
3
Selecteer in de Printerstuurprogramma keuzelijst de
gewenste taal en klik op OK.
USB stuurprogramma
voor Windows 98/
Me installeren
1
Sluit de printer met behulp van de USB kabel aan op uw
computer en zet beide apparaten aan. Voor meer
informatie, zie pagina 2.11.
2
Het venster Wizard Nieuwe hardware wordt getoond.
Klik op Volgende.
3
Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw computer
en kruis Zoeken naar het beste stuurprogramma voor
dit apparaat aan. Klik op Volgende.
Zodra het u het RCP
bedieningspaneel hebt
ge
ï
nstalleerd
, wordt deze lijst
geactiveerd en kunt u een taal
selecteren.
S
a
m
s
u
n
g
M
L
-
2
1
5
0
S
e
r
i
e
s
P
RINTER
INSTALLEREN
2.21
2
4
Kruis
CD-ROM-station
aan en klik op
Bladeren.
Selecteer
x:\USB
(waarbij
x
de letter is van uw
CD-ROM-station). Klik op
Volgende
.
5
Klik op Volgende. Het USB stuurprogramma wordt nu
ge
ï
nstalleerd.
6
Als het stuurprogramma ge
ï
nstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
7
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt
selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
NB:
Als de printersoftware al ge
ï
nstalleerd is, verschijnt dit
venster niet.
8
Volg de getoonde instructies op om de installatie van de
printersoftware af te ronden. Voor meer informatie, zie
pagina 2.17.
OPMERKINGEN:
Als u de printer via een parallelle kabel op uw computer wilt
aansluiten, verwijdert u de USB kabel en sluit u de parallelle
kabel aan. Vervolgens installeert u het stuurprogramma van de
printer opnieuw.
Als uw printer niet goed werkt, adviseren wij u het
stuurprogramma van de printer opnieuw te installeren.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.22
N
OTITIES
3
In dit hoofdstuk is het gebruik van het bedieningspaneel
van de printer beschreven.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Uitleg van het bedieningspaneel
Menu’s bedieningspaneel
UITLEG BEDIENINGSPANEEL
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.2
Uitleg van het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel rechts bovenin de printer heeft een
display en negen toetsen.
Display
Zie “Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20 voor een volledige
beschrijving van alle printermeldingen.
Melding Beschrijving
Ready
De printer staat on-line en is klaar voor
gebruik.
Als u op
On-Line/Continue
drukt,
gaat de printer naar de off-line stand.
Offline
De printer staat off-line en kan niet
afdrukken.
Als u op
On-Line/Continue
drukt,
gaat de printer naar de on-line stand.
Printing. XXX
* xxx is de huidige
emulatie.
De printer is bezig met afdrukken.
Om het afdrukken te annuleren, drukt u
op
Cancel
.
Sleeping...
De printer staat in de energiespaar-
stand en gebruikt minder stroom. Zodra
de printer een afdruktaak van de
computer ontvangt of een toets wordt
ingedrukt, gaat de printer terug naar de
on-line stand.
U kunt deze energiespaarstand
uitschakelen of de tijd waarna de
printer naar deze stand overschakelt
wijzigen. Zie pagina 3.12.
Display
: geeft informatie
over de status van de printer
en de huidige afdruktaak
Toetsen
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.3
3
3
Toetsen
Toets Beschrijving
Indrukken om te wisselen tussen on-line en off-
line.
In de menu stand: Indrukken om terug te gaan
naar de stand Ready.
De verlichting van het display geeft aan wat de
status van de printer is.
Groen
Aan
De printer staat on-line en kan
gegevens van de computer
ontvangen.
Knippert
Als het langzaam knippert,
ontvangt de printer gegevens
van de computer.
Als het snel knippert,
ontvangt de printer gegevens
en drukt deze af.
Om het afdrukken te
onderbreken, zet u de printer
in de stand off-line.
Oranje
Aan
Het afdrukken stopt omdat er
een fout is opgetreden.
Controleer welke melding het
display geeft en kijk op
pagina 7.20 voor meer
informatie over de getoonde
foutmelding.
Knippert
Er is een klein probleem
opgetreden en de printer wacht
tot dit is opgelost. Controleer
welke melding het display geeft
en los het probleem op. Daarna
gaat de printer verder met
afdrukken. Als u de melding
wilt negeren, drukt u op deze
toets.
Uit
De printer staat off-line en kan niet
afdrukken.
De printer staat in de slaapstand. Zodra
het gegevens ontvangt, gaat de printer
naar de on-line stand.
Indrukken om naar de menu stand te gaan.
In de menu stand: indrukken om door de menu’s te
bladeren.
In de menu stand: indrukken om de getoonde
menukeuze te selecteren of de gewijzigde instelling
te bevestigen. De geselecteerde waarde is
gemarkeerd met een *.
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.4
In de menu stand: indrukken om door de
menukeuzes te bladeren of opties in te stellen.
Wanneer u op drukt, gaat u naar de volgende
optie en wanneer u op drukt terug naar de vorige
optie.
Indrukken om de huidige afdruktaak te annuleren.
In de menu stand: indrukken om naar de Ready
stand te gaan.
In de menu stand: indrukken om terug te gaan naar
het vorige menuniveau.
Indrukken om de Tonerspaarstand aan- of uit te
zetten.
Als de toets verlicht is, staat de Tonerspaarstand
aan en gebruikt de printer minder toner bij het
afdrukken van een document.
Als de toets niet verlicht is, staat de Tonerspaar-
stand uit en drukt de printer met de normale
kwaliteit af.
Meer informatie over de Tonerspaarstand vindt u op
pagina 5.9.
Indrukken om Dubbelzijdig afdrukken aan- of uit te
zetten.
Als de toets verlicht is, drukt de printer op beide
kanten van het papier af, waarbij de lange zijde
wordt ingebonden.
Als de toets niet verlicht is, is Dubbelzijdig
afdrukken uitgeschakeld en drukt de printer op
één kant van het papier af.
NB
:
Wanneer de instelling voor Dubbelzijdig
afdrukken in het stuurprogramma is ingeschakeld,
krijgt dit voorrang boven de instelling via het
bedieningspaneel.
Toets Beschrijving
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.5
3
3
Menu’s bedieningspaneel
U heeft de beschikking over een aantal menu’s waarmee u op
eenvoudige wijze de printerinstellingen kunt wijzigen. Het
schema op pagina 3.6 geeft een overzicht van de menu’s en de
beschikbare menukeuzes per menu. De menukeuzes en te
selecteren waarden zijn uitgebreid beschreven in de tabellen
vanaf pagina 3.7.
Menu’s bedieningspaneel openen
U kunt uw printer besturen via het bedieningspaneel van de
printer. U kunt de menu’s van het bedieningspaneel ook wijzigen
terwijl de printer in gebruik is.
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat het gewenste menu op
de onderste regel van het display wordt getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen.
3
Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat de
gewenste menukeuze op de onderste regel van het display
wordt getoond.
4
Druk op de toets Enter ( ) om uw keuze te bevestigen.
5
Heeft het menu submenu’s, herhaal dan de stappen 3 en 4.
6
Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat de
gewenste instelling op de onderste regel van het display
wordt getoond of geef de gewenste waarde in.
7
Druk op de toets Enter ( ) om uw ingave of selectie vast
te leggen.
Naast de geselecteerde waarde wordt een asterisk (
*
)
geplaatst om aan te geven dat dit nu de standaard is.
8
Om het menu te verlaten, drukt u herhaaldelijk op de toets
Upper level ( ) of op de toets Cancel ( ).
Wanneer 60 seconden geen toets is ingedrukt, gaat de
printer automatisch terug naar de stand Ready.
NB:
Afdrukinstellingen die via het printerstuurprogramma zijn
gekozen, krijgen voorrang boven die van het bedieningspaneel.
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.6
Overzicht menu’s bedieningspaneel
Met de menu’s van het bedieningspaneel kunt u de printer aan
uw situatie aanpassen. Het bedieningspaneel geeft toegang tot
de volgende menu’s:
Paper
(Zie pagina 3.7)
Tray Source
Media Size
Custom Width
Custom Height
Media Type
Tray Chaining
Layout
(Zie pagina 3.9)
Orientation
Duplex
Duplex Margin
Simplex Margin
Copies
Setup
(Zie pagina 3.12)
LCD Language
Emulation
Power Save
Auto Continue
Jam Recovery
Altitude Adj.
Auto CR
Job Time Out
RS-232C
Maintenance
Printer
(Zie pagina 3.12)
Default Set
Current Job
Information
(Zie pagina 3.7)
Configuration
Menu Map
Demo Page
PS3 Font List
PCL Font List
EPSON Fonts
Graphics
(Zie pagina 3.11)
Resolution
Image Enhance
Toner Save
Density
EPSON
(Zie pagina 3.17)
Font
Auto Wrap
Character Set
Character Tab.
LPI
Pitch
PCL
(Zie pagina 3.15)
Typeface
Symbol
Lines
Pitch
Point Size
Courier
PostScript
(Zie pagina 3.16)
Print PS. Error
NETWORK
(Zie pagina 3.18)
Config Network
Config TCP
IP Get Mask
IP Address
Subnet Mask
GateWay
AppleTalk
Netware
Config Netware
IPX Frame Type
Reset Network
Default Set
Print Net CFG
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.7
3
3
Menu Information
Dit menu bevat pagina’s met informatie over de printer en de
instelling daarvan.
Menu Paper
Via dit menu kunt u alle instellingen die betrekking hebben op
de invoer en uitvoer van afdrukmateriaal wijzigen, alsmede het
afdrukmateriaal dat u wilt gebruiken.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Configuration
Het configuratieblad geeft de huidige
configuratie van de printer weer. Zie
pagina 6.2.
Menu Map
De Menu Map toont de lay-out en
instellingen zoals die op dit moment via
het bedieningspaneel zijn ingesteld.
Demo Page
Met de demopagina kunt u controleren of
de printer goed afdrukt.
PS3 Font List
PCL Font List
EPSON Fonts
Deze lijst toont voorbeelden van alle
lettertypen die op dat moment voor de
geselecteerde taal beschikbaar zijn.
Voor de ML-2150 printer is de menukeuze
PS3 Font List
alleen beschikbaar
wanneer de als optie verkrijgbare PS
DIMM is
ge
ï
nstalleerd
.
Menukeuze Beschrijving
Tray Source
Hier kunt de invoer selecteren die u wilt
gebruiken.
Als u
Auto Select
selecteert, kiest de
printer zelf de invoer.
Selecteer
MP Tray
Select
of
Manual
Select
wanneer u de multi-purpose invoer
wilt gebruiken. Als u
Manual
selecteert,
moet u iedere keer dat u een pagina
afdrukt op de toets
On-Line/Continue
drukken.
De optie
Tray 2
is alleen beschikbaar
wanneer een tweede magazijn (optie) is
ge
ï
nstalleerd
.
Waarden: Auto Select*, Tray 1, MP Tray, Tray 2,
Manual Tray,
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.8
Media Size
Selecteer het formaat dat in het magazijn is
geladen.
Custom
Width
Selecteer het papierformaat dat op dit
moment in het magazijn zit. Dit menu wordt
getoond wanneer bij formaat is gekozen
voor Aangepast formaat.
Custom Width:
Kies een breedte tussen
76 en 216 mm.
Custom
Height
Selecteer het papierformaat dat op dit
moment in het magazijn zit. Dit menu wordt
getoond wanneer bij formaat is gekozen
voor Aangepast formaat.
Custom Height
:Kies een breedte tussen
127 en 356 mm.
Media Type
Hier kunt u het type afdrukmateriaal
instellen dat u wilt gebruiken.
Plain Paper
: Voor normaal papier.
Thick: Voor dik papier.
Thin: Voor dun papier.
Bond
: Voor bankpost.
Color Paper: Voor gekleurd papier.
Card Stock
: Voor kaarten.
Labels
: Voor etiketten.
Transparency
: Voor transparanten.
Envelope: Voor enveloppen.
Preprinted: Voor voorbedrukt papier.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: Letter, Legal, A4, Executive, JIS B5,
ISO B5, No. 10 Env., Monarch Env., DL Env.,
C5 Env., C6 Env., Folio, A5, A6, Custom
* A4 in Europa en Azië, Letter in de VS,
Waarden: A4:210 mm/Letter:215mm
* A4 in Europa en Azië, Letter in de VS,
Waarden: A4:297 mm/Letter:279mm
* A4 in Europa en Azië, Letter in de VS,
Waarden: Off*, Plain Paper, Thick, Thin, Bond,
Color paper, Card Stock, Labels, Transparency,
Envelope, Preprinted
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.9
3
3
Tray
Chaining
Als u bij
Tray Source
(Invoer) een andere
waarde dan
Auto Select
selecteert en de
geselecteerde invoer is leeg, haalt de printer
het papier automatisch uit een andere
invoer.
Als bij deze menukeuze
Off
is geselecteerd
en het papier is op, knippert het lampje van
de toets
On-Line/ Continue
in de kleur
oranje en gaat de printer pas verder
wanneer het papier in het betreffende
magazijn is bijgevuld.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: Off, On*
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.10
Menu Layout
Via het menu Layout kunt u alle instellingen die betrekking
hebben op de uitvoer wijzigen.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Orientation
Hier kunt u de gewenste standaardoriëntatie
of afdrukrichting instellen. U kunt kiezen
tussen Portrait (Staand) en Landscape
(Liggend).
Duplex
Hier kunt u aangeven aan welke zijde wordt
ingebonden bij dubbelzijdig afdrukken:
Long Edge
: Inbinden langs de lange
zijde, bijvoorbeeld zoals bij een boek.
Short Edge
: Inbinden langs de korte
zijde, bijvoorbeeld zoals bij een notitieblok.
Selecteer
Off
wanneer u op één kant van het
papier wilt afdrukken.
Waarde: Portrait*, Landscape
Portrait
Landscape
Waarden: Off*, Long Edge, Short Edge
Long Edge in combi-
natie met Portrait
Long Edge in combi-
natie met Landscape
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Short Edge in combinatie
met Landscape
Short Edge in combi-
natie met Portrait
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.11
3
3
Duplex
Margin
Via dit menu kunt u de marge van het afdruk-
materiaal bij dubbelzijdig afdrukken instellen.
Top Margin
: Instellen bovenmarge, van
0,0 t/m 9,9 mm (in stappen van 0,1 mm).
Left Margin
: Instellen linkermarge, van
0,0 t/m 9,9 mm (in stappen van 0,1 mm).
Short Binding
: Instellen ondermarge
achterkant als aan de korte zijde wordt
ingebonden, van 0,0 t/m 22 mm (in
stappen van 1 mm).
Long Binding
: Instellen rechtermarge
achterkant als aan de lange zijde wordt
ingebonden, van 0,0 tot 22 mm (in stappen
van 1 mm).
Simplex
Margin
Voor het instellen van de marge van het
afdrukmateriaal bij enkelzijdig afdrukken.
Top Margin
: Instellen bovenmarge, van
0,0 t/m 9,9 inch (in stappen van 0,1 inch).
Left Margin
: Instellen linkermarge, van
0,0 t/m 9,9 inch (in stappen van 0,1 inch).
Copies
Hier kunt u het standaard aantal exemplaren
dat moet worden afgedrukt instellen, door
een getal van 1 t/m 999 te selecteren.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: Top/Left:5.0*, Short/Long:0*
Waarden: 0.0*
Waarden: 1* ~ 999
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.12
Menu Graphics
Met het menu Graphics kunt u de instellingen wijzigen die
betrekking hebben op de kwaliteit van de afgedrukte tekens en
afbeeldingen.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Resolution
Hier kunt u het aantal “dots per inch” (dpi)
instellen. Hoe hoger de waarde, hoe scherper
de afdruk.
Voor het afdrukken van concepten
selecteert u
300dpi Draft
.
Als u voornamelijk tekst afdrukt, adviseren
wij
600dpi-Normal
te selecteren.
Selecteer
1200dpi-Best
wanneer u
voornamelijk documenten met bitmap-
afbeeldingen als gescande foto’s of
grafieken afdrukt.
Image
Enhance
Via deze menukeuze kunt u de kwaliteit van
de afdruk verbeteren.
Normal
: Geen verbetering van de
kwaliteit.
Image Enhance
: Verbetert de kwaliteit
van bitmapafbeeldingen, zoals gescande
foto’s.
Text Enhance
: Verbetert de kwaliteit van
de afgedrukte letters en eenvoudige
illustraties.
Toner Save
Als u met een zo hoog mogelijke kwaliteit
wilt afdrukken, zet u deze instelling op
Off
.
Als u hier
On
selecteert, gebruikt de printer
minder toner, waardoor de afdrukkwaliteit
iets lager kan worden.
Density
Door de tonerdichtheid te wijzigen, kunt u de
afdruk lichter of donkerder maken. U krijgt in
het algemeen het beste resultaat door
Medium
te selecteren. Als u
Light
selecteert, gebruikt de printer minder toner.
Waarden: 300dpi-Draft, 600dpi-Norm*,
1200dpi-Best
Waarden: Normal*, Image Enhance, Text Enhance
Waarden: Off*, On
Waarden: Light, Medium*, Dark
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.13
3
3
Menu Printer
Via dit menu kunt u de printerinstellingen terugzetten in de
fabrieksinstellingen, de huidige afdruktaak annuleren en de
printer opnieuw starten.
Menu Setup
Via het Setup menu kunt u een groot aantal functies van de
printer instellen.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Default Set
Hiermee kunt u de printerinstellingen
terugzetten in de fabrieksinstellingen.
Current Job
U kunt de huidige afdruktaak annuleren en
uit de buffer van de printer verwijderen.
Menukeuze Beschrijving
LCD
Language
Hier kunt u de taal instellen die voor het
display van het bedieningspaneel wordt ge-
bruikt en waarin informatie wordt afgedrukt.
Emulation
De printertaal bepaalt hoe de computer met
de printer communiceert. Als u hier
Auto
selecteert, kan de printer de printertaal
automatisch wijzigen.
Bij de ML-2150 printer is
PS3
alleen
beschikbaar wanneer u de PS DIMM (optie)
heeft
ge
ï
nstalleerd
.
Power Save
Wanneer de printer gedurende een bepaalde
periode geen gegevens ontvangt, gaat de
printer automatisch naar de slaapstand,
waarin minder energie wordt gebruikt. Hier
kunt u instellen na hoeveel tijd op deze stand
wordt overgeschakeld.
Waarden: English*, German, French, Italian,
Spanish
Waarden: Auto*, PCL, HEXDUMP, PS3, EPSON,
IBM ProPrint
Waarden: Off, 5 Minutes*, 10 Minutes, 15
Minutes, 30 Minutes, 45 Minutes, 60 Minutes
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.14
Auto
Continue
Hier kunt u instellen of de printer al dan niet
verder moet gaan met afdrukken wanneer
deze constateert dat het papier in de invoer
niet overeenstemt met de papierinstelling.
Off
: De printer blijft off-line en de melding
blijft op het display staan totdat het juiste
papier is geladen.
On
: De printer toont een foutmelding en
gaat gedurende 30 seconden off-line.
Daarna verdwijnt de melding en gaat de
printer verder met afdrukken.
Jam
Recovery
Hier kunt u instellen hoe de printer moet
reageren wanneer papier is vastgelopen.
Off
: De printer drukt de vastgelopen
pagina’s niet opnieuw af. Bij deze instelling
is de afdruksnelheid wat hoger.
On
: De pagina’s worden opnieuw
afgedrukt als de storing verholpen is.
Altitude
Adj.
Wanneer u zich op grote hoogte bevindt,
bijvoorbeeld in de bergen, krijgt u betere
afdrukken wanneer u hier voor High kiest.
Auto CR
Hiermee kunt u aan elke nieuwe-regel-
opdracht een “carriage return” (terug naar
begin van de regel) toevoegen.
Voorbeelden:
Menukeuze Beschrijving
Waarden: Off, On*
Waarden: Off*, On
Waarden: Low*, High
Waarden: LF*, LF+CR
LF LF+CR
AA
BB
CC
AA
BB
CC
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.15
3
3
Job Time
Out
Hier kunt u instellen hoelang de printer moet
wachten met het afdrukken van de laatste
pagina van een opdracht die niet eindigt met
een afdrukopdracht.
Ingeval van een time-out slaat de printer de
pagina in de buffer op.
RS-232C
Deze menukeuze is alleen beschikbaar
wanneer in uw printer een seriële kaart is
ge
ï
nstalleerd
. Voor meer informatie, zie
pagina F.6.
Baud Rate
: Hier kunt u instellen met
welke snelheid via de seriële poort
gegevens van en naar de computer worden
gestuurd. Wanneer u een hogere snelheid
dan19200 bps kiest, kan dit onder DOS tot
onverwachte fouten leiden.
Robust XON
: Schakelt XON/OFF van de
seriële communicatie aan of uit. Als u hier
On
kiest, stuurt de printer continu XON’s
naar de printer, om aan te geven dat de
seriële poort klaar is voor het ontvangen
van meer gegevens.
Maintenance
Met deze menukeuze kunt u de tonercassette
onderhouden.
OPC Cleaning
: Reinigt de OPC drum van
de cassette en drukt een schoonmaakblad
met tonerresten af.
Fuser Cleaning
: Reinigt de fixeereenheid
van de printer en drukt een schoonmaak-
blad met tonerresten af.
Remain Toner
: Via deze menukeuze kunt
u nagaan hoeveel toner er nog in de
cassette aanwezig is.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: 0 t/m 300 sec *15 sec
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.16
Menu PCL
Via dit menu kunt u de PCL emulatie configureren. U kunt het
letterbeeld, set symbolen, regels per pagina en puntgrootte
instellen.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Typeface
U kunt kiezen welk lettertype standaard voor
de PCL emulatie moet worden gebruikt.
De afstand tussen tussen de letters is bij
PCL1 t/m PCL7 vast en bij PCL8 t/m PCL45
proportioneel, afhankelijk van het letter-
type en de puntgrootte. Bij PCL1 t/m PCL7
kunt u de grootte van het lettertype aan-
passen via de menukeuze
Pitch
en bij
PCL8 t/m PCL45 via de menukeuze
Point
Size
(zie pagina 3.16).
De afstand en puntgrootte bij PCL46 t/m
PCL54’s is vast.
Symbol
Hier kunt u selecteren welke set symbolen
voor de PCL emulatie moet worden gebruikt.
Deze bevat de cijfers, (lees)tekens en
speciale tekens die worden gebruikt bij het
afdrukken van letters.
LINES
Via deze menukeuze kunt u de verticale
afstand voor het standaard papierformaat
instellen. U kunt 5 t/m 128 regels instellen.
Het aantal regels is afhankelijk van het
papierformaat een de gekozen oriëntatie.
Pitch
Wanneer u bij
Typeface
heeft gekozen voor
een instelling tussen PCL1 en PCL7, kunt u
hier de grootte van het lettertype instellen,
door aan te geven hoeveel tekens u binnen
een horizontale inch wilt afdrukken. De
standaardinstelling (10) heeft de voorkeur.
Waarden: PCL1* ~ PCL54
Waarden: ROMAN8 ~ PCCYRIL *PC8
Waarden: 5 ~ 128 *60 (Letter), 64 (A4)
Waarden: 0.44 ~ 99.99 (stappen van 0,01) *10
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.17
3
3
Menu PostScript
Dit menu bevat de menukeuze Print PS. Error.
(*: standaardinstelling)
Point Size
Wanneer u bij
Typeface
heeft gekozen voor
een instelling tussen PCL8 en PCL45, kunt u
hier de grootte van het lettertype instellen
door de hoogte van de tekens te selecteren.
Courier
Hier kunt u instellen welke versie van het
lettertype Courier u wilt gebruiken.
Menukeuze Beschrijving
Print PS.
Error
U kunt aangeven of de printer een
foutrapport moet afdrukken wanneer er
een PS fout optreedt.
Selecteer
On
als u wilt dat PS 3 emulatie-
fouten worden afgedrukt. Als er een fout
optreedt, wordt het afdrukken onderbro-
ken, de foutmelding wordt afgedrukt en de
afdruktaak wordt verwijderd.
Als u
Off
selecteert, wordt de afdruktaak
verwijderd zonder aan te geven welke fout
is opgetreden.
Bij de ML-2150 printer is dit menu alleen
beschikbaar wanneer u de PS DIMM (optie)
heeft
ge
ï
nstalleerd
. Voor meer informatie,
zie pagina F.3.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: 4.00 ~ 999.75 (stappen van 0.25) *12
Waarden: Regular*, Dark
Waarden: Off*, On
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.18
Menu EPSON
Via dit menu kunt u de EPSON emulatie configureren.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Font
Hier kunt u het lettertype selecteren dat
standaard voor de EPSON emulatie moet
worden gebruikt.
Auto Wrap
Via deze menukeuze kunt u instellen of de
printer al dan niet automatisch naar een
nieuwe regel moet gaan wanneer het aantal
gegevens het afdrukbare gedeelte van het
afdrukmateriaal overschrijdt.
Character
Set
Hier kunt u instellen welke tekenset voor de
gewenste taal moet worden gebruikt.
Character
Tab.
Via deze menukeuze kunt u de tekenset
selecteren.
LPI
U kunt hier instellen hoeveel regels per
verticale inch moeten worden afgedrukt.
Pitch
Hier kunt u de grootte van het lettertype
instellen, door het aantal tekens per
horizontale inch aan te geven.
Waarden: SANSERIF*, ROMAN
Waarden: On, Off*
Waarden: USA*, FRANCE, GERMANY, UK,
DENMARK1, SWEDEN, ITALY, SPAIN1, JAPAN,
NORWAY, DENMARK2, SPAIN2, LATIN
Waarden: ITALIC, PC437US*, PC850
Waarden: 6*, 8
Waarden: 10*, 12, 17.14, 20
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.19
3
3
Menu Netwerk
Via dit menu kunt u de instellingen van de netwerkinterfacekaart
wijzigen.
(*: standaardinstelling)
Menukeuze Beschrijving
Config Network
Hier kunt u aangeven of u het netwerk al
dan niet wilt configureren.
Als u
Yes
selecteert, kunt u TCP/IP,
AppleTalk en het Netware menu
configureren.
Config TCP
Hier kunt u aangeven of u het IP adres
al dan niet wilt instellen.
Als u
Yes
selecteert, kunt u het IP adres
instellen.
IP Get Method
U kunt dit item alleen instellen wanneer u
bij
Config TCP
voor
Yes
heeft gekozen.
Static
: Hier kunt u IP adres, subnet-
mask en gateway handmatig instellen.
BOOTP
: De BOOTP server wijst het IP
adres automatisch toe.
DHCP
: De DHCP server wijst het IP
adres automatisch toe.
IP Address
Alleen van toepassing wanneer u bij
IP
Get Method
voor
Static
heeft gekozen.
Hier kunt u het IP adres handmatig
ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u
voor de 1ste byte een waarde tussen 1
en 255 , vervolgens drukt u op
Enter
.
Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte.
Waarden: Yes, No*
Waarden: Yes, No*
Waarden: Static*, BOOTP, DHCP*
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.20
Subnet Mask
Alleen van toepassing wanneer u bij
IP
Get Method
voor
Static
heeft gekozen.
Hier kunt u de subnet mask handmatig
ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u
voor de 1ste byte een waarde tussen 1
en 255, vervolgens drukt u op
Enter
.
Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte.
Gateway
Alleen van toepassing wanneer u bij
IP
Get Method
voor
Static
heeft gekozen.
Hier kunt u de gateway handmatig
ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u
voor de 1ste byte een waarde tussen 1
en 255, vervolgens drukt u op
Enter
.
Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte.
AppleTalk
Hier kunt u aangeven of u het AppleTalk
protocol wilt gebruiken. Selecteer
On
als
u dit protocol wilt gebruiken.
Netware
Via deze menukeuze kunt u aangeven of
u het Netware protocol wilt gebruiken.
Als u
On
kiest, wordt het menu
Config
Netware
geopend. In dit menu kunt u
het frame type dat binnen uw netwerk
wordt gebruikt instellen.
Config Netware
Van toepassing wanneer u bij
Netware
On
heeft gekozen. Hier kunt u aangeven
of u de frame type parameter wilt
instellen. Selecteer
Yes
om het frame
type te selecteren.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: On*, Off
Waarden: On*, Off
Waarden: Yes, No*
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.21
3
3
IPX Frame Type
U kunt dit item alleen selecteren wanneer
u bij
Config Netware
voor
Yes
heeft
gekozen. Hier kunt u het IPX frame type
selecteren.
Auto
: Het frame type wordt
automatisch ingesteld.
EN_8022
: Selecteer dit wanneer u het
IEEE 802.2 frame type wilt gebruiken.
EN_8023
: Selecteer dit wanneer u het
IEEE 802.3 frame type wilt gebruiken.
EN_II
: Selecteer dit wanneer u het
ETHERNET II frame type wilt
gebruiken.
EN_SNAP
: Selecteer dit wanneer u
het SNAP frame type wilt gebruiken.
Reset Network
Hiermee herstart u de netwerkkaart.
Default Set
Deze menukeuze voert een reset uit en
zet de fabrieksinstellingen van de
netwerkconfiguratie terug.
Deze instelling wordt pas van kracht
nadat u de printer hebt gereset.
Print Net CFG
Via deze menukeuze kunt u een pagina
met de netwerkinstellingen afdrukken.
Menukeuze Beschrijving
Waarden: Auto*, EN_8022, EN_8023, EN_II,
EN_SNAP
U
ITLEG
BEDIENINGSPANEEL
3.22
N
OTITIES
4
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de verschillende
afdrukmaterialen die u voor deze printer kunt gebruiken en
hoe u het magazijn op de juiste wijze vult.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Papier en andere afdrukmaterialen kiezen
Uitvoer kiezen
Papier laden
Op enveloppen afdrukken
Etiketten afdrukken
Op transparanten afdrukken
Afdrukken op voorbedrukt papier
Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een
afwijkend formaat afdrukken
AFDRUKMATERIAAL KIEZEN
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.2
Papier en andere afdrukmaterialen
kiezen
U kunt op een grote verscheidenheid aan papiersoorten
afdrukken: normaal papier, enveloppen, etiketten,
transparanten enz. (zie “Papierspecificaties” op pagina G.3).
U verkrijgt de beste afdrukresultaten wanneer u kopieerpapier
van goede kwaliteit gebruikt.
Bij het kiezen van afdrukmateriaal moet u met het volgende
rekening houden:
Gewenste resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt
zijn voor het doel waarvoor u het wilt gebruiken.
Formaat: U kunt elk formaat papier gebruiken dat binnen de
geleiders van de papierinvoer past.
Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende
papiergewichten:
- 60-105 grams bankpost voor magazijn 1 en het als optie
verkrijgbare magazijn 2.
- 60-163 grams bankpost voor de multi-purpose invoer.
Helderheid:
Sommige papiersoorten zijn witter dan andere
en produceren scherpere, levendigere afdrukken.
Gladheid: De gladheid van het papier bepaalt hoe scherp de
afdruk eruit ziet.
L
ET OP: Gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de in deze
gebruiksaanwijzing genoemde specificaties voldoet, kan tot een
storing leiden, die niet onder de garantie of eventuele
onderhoudsovereenkomst valt.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.3
4
Papierformaten en capaciteit
Afmetingen
Invoer/Capaciteit
*a
*a. Afhankelijk van de dikte, kan de maximumcapaciteit lager liggen.
Magazijn 1 en
Magazijn 2
(optie)
Multi-
purpose
invoer
Hand-
invoer
Normaal papier
Letter (215 x 279 mm)
Legal (215 x 355 mm)
Executive (184 x 267 mm)
Folio (216 x 330 mm)
A4 (210 x 297 mm)
B5 (182 x 257 mm)
A5 (148 x 210 mm)
500
500
500
500
500
500
200
100
100
100
100
100
100
100
1
1
1
1
1
1
1
Enveloppen
No. 10 (105 x 241 mm)
Monarch (98 x 191 mm)
C5 (162 x 229 mm)
DL (110 x 220 mm)
B5 (176 x 250 mm)
-
-
-
-
-
10
10
10
10
10
1
1
1
1
1
Etiketten
*b
Letter (215 x 279 mm)
A4 (210 x 297 mm)
*b. Als u het papier via een van de magazijnen invoert en het loopt regelmatig vast,
probeer het dan een voor een via de multi-purpose invoer.
-
-
25
25
1
1
Transparanten*
b
Letter (215 x 279 mm)
A4 (210 x 297 mm)
-
-
50
50
1
1
Kaarten*
b
-
10 1
Bankpost*
b
-
10 1
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.4
Richtlijnen voor papier en speciaal
afdrukmateriaal
Houd bij het kiezen en laden van papier, enveloppen of
afwijkende materialen de volgende richtlijnen in gedachten:
Afdrukken op vochtig, gekruld, gekreukt of gescheurd
papier kan resulteren in vastlopen van het papier en een
lage afdrukkwaliteit.
Gebruik alleen losse vellen. U kunt niet afdrukken op
materiaal met meer dan een laag.
Gebruik alleen kopieerpapier van hoge kwaliteit.
Gebruik geen papier waarop al eerder iets is geprint of dat
al in een kopieerapparaat is gebruikt.
Gebruik geen papier met onregelmatigheden zoals stickers
of nietjes.
Probeer nooit een papierlade te plaatsen of te verwijderen
tijdens het printen en doe nooit teveel papier in de
papierlade. Het papier kan dan vastlopen.
Vermijd papier met reliëf, perforaties of een te ruw of te
glad oppervlak.
Gekleurd papier moet dezelfde hoge kwaliteit hebben als
wit kopieerpapier. De kleurstoffen moeten 0,1 seconde
lang de fixeertemperatuur van de printer van
205°C
kunnen verdragen
zonder achteruit te gaan. Gebruik geen
papier met een gekleurde bovenlaag die is aangebracht
nadat het papier is gefabriceerd.
Voorbedrukte formulieren moeten zijn gedrukt in
onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt of
verdampt en waaruit geen gevaarlijke stoffen vrijkomen
wanneer ze 0,1 seconde lang worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer
(205°C).
Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gaat
gebruiken. Zet het op pallets of planken, niet op de vloer.
Zet geen zware voorwerpen op het papier, of het zich nu in
de verpakking bevindt of niet.
Houd papier uit de buurt van vocht, direct zonlicht of
andere omstandigheden waaronder het kan kreuken of
krullen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.5
4
Uitvoer kiezen
De printer heeft twee uitvoermogelijkheden: de
achteruitvoer en de bovenuitvoer
.
Wanneer u de bovenuitvoer wilt gebruiken, moet u ervoor
zorgen dat de achteruitvoer gesloten is. Om de achteruitvoer
te gebruiken, moet u deze eerst openen.
OPMERKINGEN:
Als er bij gebruik van de bovenuitvoer problemen zijn met het
papier, bijvoorbeeld omkrullen, helpt het misschien wanneer u
de achteruitvoer gebruikt.
Om vastlopen van het papier te voorkomen, moet u de
achteruitvoer niet openen terwijl de printer bezig is met
afdrukken.
Afdrukken via de bovenuitvoer
(Voorkant omlaag)
In de bovenuitvoer wordt het papier met de voorkant omlaag
en in de juiste volgorde verzameld. U kunt de bovenuitvoer
voor de meeste afdruktaken gebruiken.
NB: Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet
aanraakt. Let hierop met name bij kinderen.
Bovenuitvoer
Achteruitvoer
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.6
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
Wanneer de achteruitvoer is geopend, voert de printer de
afgedrukte vellen altijd via deze uitvoer uit. Het papier
verlaat de printer met de voorkant omhoog en de laatste
pagina bovenop
.
Bij afdrukken op materiaal uit de multi-purpose invoer en
uitvoer via de achteruitvoer beschikt u over een vlakke
papierbaan. Openen van de achteruitvoer kan de
uitvoerkwaliteit van de volgende materialen verbeteren:
• meer dan 100 afdrukken achterelkaar
• enveloppen
• etiketten
• papier met een klein formaat
• kaarten
• papier dat lichter is dan 60 of zwaarder dan 105 grams.
• transparanten: bepaalde transparanten kunnen om gaan
krullen. Gebruik in dit geval de bovenuitvoer (voorkant
omlaag).
Achteruitvoer openen:
1
Open de achterklep door hem omlaag te trekken. De
klep werkt nu als papieropvang
.
LET OP:
Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De
binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.7
4
2
Trek voor lang papier het verlengstuk volledig uit.
3
Als u de afgedrukte pagina’s niet aan de achterzijde wilt
uitvoeren, sluit u de achterklep. De pagina’s worden dan
via de bovenuitvoer uitgevoerd
.
NB:
In de achteruitvoer kunnen maximaal 100 afdrukken. Als de
uitvoer te vol wordt, kunnen ze van de printer vallen. Voorkom dit
door de afdrukken bijtijds te verwijderen.
Papier laden
Op de juiste manier laden van papier helpt vastlopen
voorkomen en is de basis voor probleemloos afdrukken.
Verwijder een magazijn nooit terwijl de printer bezig is met
afdrukken. Als u dit toch doet, kan het papier vastlopen.
Het
hoofdstuk “Papierformaten en capaciteit” op pagina 4.3 geeft
informatie over de papierformaten die u kunt gebruiken en de
capaciteit van de magazijnen.
De
papierindicator aan de voorkant van het magazijn geeft
aan hoeveel papier het magazijn nog bevat. Wanneer het
magazijn leeg is, staat de indicator lager
.
Magazijn leegMagazijn vol
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.8
Magazijn 1 en 2 (optie) gebruiken
In magazijn 1 en 2 (optie) kunt u maximaal 500 vel papier
laden. Onder “Papierformaten en capaciteit” op pagina 4.3 vindt
u informatie over de geschikte papierformaten en de capaciteit
per magazijn.
Leg een stapel papier in het magazijn en start met
afdrukken.
Zie voor nadere informatie over het vullen
van de
magazijnen “Papier laden” op pagina 2.6.
De multi-purpose invoer gebruiken
De multi-purpose invoer bevindt zich aan de voorkant van uw
printer. Als u deze invoer niet nodig heeft, kunt u hem sluiten,
waardoor de printer kleiner wordt.
Via de multi-purpose invoer kunt u diverse formaten en soorten
afdrukmateriaal laden, zoals transparanten, kaarten en
enveloppen. U kunt deze invoer ook gebruiken voor afdrukken
op briefpapier, gekleurd papier, scheidingsbladen of ander
speciaal papier dat u normaalgesproken niet in een magazijn
laadt. In de multi-purpose invoer kunt u ongeveer 100 vel
normaal papier, 10 enveloppen, 50 transparanten, 10 kaarten
of 25 vellen met etiketten tegelijk plaatsen.
Magazijn 1
Magazijn 2 (optie)
Multi-purpose invoer
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.9
4
• Leg geen verschillende afdrukmaterialen of formaten door
elkaar in de multi-purpose invoer.
• Vul het papier (of andere afdrukmaterialen) niet bij als er nog
papier in de multi-purpose invoer zit. Hierdoor kan dit gaan
vastlopen.
• Leg het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog in
het midden van de invoer. Het afdrukmateriaal wordt via de
bovenkant ingevoerd.
• Plaats geen voorwerpen op de multi-purpose invoer. Leun er
niet op en duw er niet te hard op. Daarmee voorkomt u dat
de invoer losgaat.
Papier in de multi-purpose invoer laden:
1
Trek de multi-purpose invoer naar u toe.
2
Schuif voor langer papier het verlengstuk uit.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.10
3
Bereid een stapel papier voor door deze uit te waaieren of
van voren naar achteren om te buigen. Maak er op een
vlakke ondergrond een rechte stapel van.
4
Leg het papier in het midden van de invoer met de te
bedrukken kant naar boven.
Als u via de multi-purpose invoer wilt afdrukken op papier
waarop al eerder is afgedrukt, legt u het papier met de
bedrukte kant naar beneden en de niet omgekrulde kant
naar de printer gericht. Ontstaan er bij het invoeren
problemen, draai het papier dan 180 graden.
NB:
Leg niet teveel papier of ander afdrukmateriaal in de invoer.
Het afdrukmateriaal kan ombuigen wanneer u een te hoge stapel
in de invoer doet of deze te ver indrukt.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.11
4
5
Schuif de breedtegeleider tegen de stapel afdrukmateriaal
zonder dit te buigen.
In het display van het bedieningspaneel wordt u nu
gevraagd het papierformaat in de multi-purpose invoer te
bevestigen.
NB:
De printer kan niet automatisch het papierformaat in de
multi-purpose invoer vaststellen. Door het in de multi-purpose
invoer gebruikte papierformaat juist in te stellen, kunt u vanuit uw
toepassing het papier op formaat selecteren in plaats van op
invoer. U hoeft daarbij voordat u gaat afdrukken niet te
controleren welk papier er in de multi-purpose invoer zit.
6
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot het juiste
papierformaat op de onderste regel van het display wordt
getoond.
7
Druk op de Enter toets ( ). U kunt het afdrukken starten.
8
Wanneer u een document afdrukt, stelt u de invoer en het
type papier in vanuit de toepassing.
Meer informatie over het instellen via het bedieningspaneel
vindt u op pagina 3.5.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.12
9
Als de afdruk klaar is, duwt u het verlengstuk terug op zijn
plaats en sluit u de multi-purpose invoer.
Afdrukken via de handinvoer
Als u als Invoer kiest voor Handinvoer, kunt u het
afdrukmateriaal vel voor vel via de handinvoer invoeren. Dit kan
bijvoorbeeld handig zijn wanneer u na iedere pagina de
afdrukkwaliteit wilt controleren.
De procedure voor het laden van het papier is vrijwel hetzelfde
als die voor de multi-purpose invoer, met dit verschil dat u het
afdrukmateriaal nu met een vel tegelijk invoert en voor iedere
nieuwe pagina op de toets On-Line/Continue ( ) van het
bedieningspaneel moet drukken.
1
Leg een vel papier of ander afdrukmateriaal met de af te
drukken zijde naar boven in het midden van de multi-
purpose invoer.
2
Schuif de breedtegeleider tegen het afdrukmateriaal aan,
zonder dit te buigen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.13
4
3
Kies in uw programma bij Invoer voor Handinvoer en
selecteer vervolgens het juiste papierformaat en
papiertype.
4
Druk het document af.
In het display verschijnt een melding dat u papier moet
laden en op de toets On-Line/Continue ( ) drukken.
5
Druk op de toets On-Line/Continue ( ).
De printer voert het papier in en drukt de eerste pagina af.
Daarna verschijnt de melding opnieuw.
6
Leg het volgende vel papier in de multi-purpose invoer en
druk op de toets On-Line/Continue ( ).
Herhaal deze stap voor iedere af te drukken pagina.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.14
Op enveloppen afdrukken
1
Open de multi-purpose invoer en schuif het verlengstuk
volledig uit.
2
Open de achteruitvoer en trek het verlengstuk naar buiten.
Richtlijnen
Gebruik alleen enveloppen die voor laserprinters zijn
bedoeld. Controleer voordat u enveloppen in de
handinvoer doet of ze niet beschadigd zijn en zorg
ervoor dat ze niet aan elkaar vastzitten.
Gebruik geen enveloppen waar al een postzegel op zit.
Gebruik nooit enveloppen met speciale sluitingen zoals
splitpennen of drukknoopjes, vensterenveloppen,
gevoerde enveloppen of zelfklevende enveloppen,
omdat deze de printer kunnen beschadigen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.15
4
3
Waaier de stapel enveloppen uit of buig deze naar achteren
en naar voren, zodat de enveloppen goed van elkaar
gescheiden zijn.
4
Leg de stapel enveloppen met de klep naar beneden in
de multi-purpose invoer.
Het gedeelte voor de postzegel zit aan de linkerkant
en deze kant van de envelop wordt als eerste ingevoerd.
5
Schuif de geleider tegen de stapel enveloppen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.16
6
Wanneer u op enveloppen wilt afdrukken, moet u in uw
programma de juiste Invoer kiezen, en vervolgens het
juiste papierformaat en papiertype selecteren. Voor meer
informatie, zie pagina 5.7.
Meer informatie over de instellingen via het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
7
Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de
achteruitvoer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.17
4
Etiketten afdrukken
1
Open de multi-purpose invoer en de achteruitvoer.
2
Laad de etiketten met de af te drukken kant naar
boven. Stel de geleider in op de breedte van het vel
etiketten.
Richtlijnen
Gebruik alleen etiketten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Controleer of de lijm van de etiketten 0,1 seconde
bestand is tegen de fixeertemperatuur van de printer
van
200°C.
Controleer of er tussen de etiketten misschien
gedeelten met lijm zichtbaar zijn. Als dat zo is, kunnen
de etiketten tijdens het printen loskomen van het vel
en loopt de printer vast. Ook kan de printer hierdoor
beschadigd raken
Doe hetzelfde vel etiketten niet voor de tweede keer in
de printer. De lijmlaag is hiervoor niet geschikt.
Gebruik geen etiketten die gedeeltelijk hebben
losgelaten of gekreukt, hobbelig of beschadigd zijn.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.18
3
Voordat u de etiketten afdrukt, moet u in uw programma
de juiste invoer, materiaaltype/papiersoort en formaat
instellen.
Voor meer informatie, zie pagina 5.7.
Meer informatie over de instellingen via het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
4
Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de
achteruitvoer.
NB:
Om te voorkomen dat de vellen aan elkaar vastkleven,
moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de uitvoer halen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.19
4
Op transparanten afdrukken
1
Open de Multi-Purpose invoer en de achteruitvoer.
2
Leg de transparanten met de te bedrukken kant naar
boven en
de bovenrand (met zelfklevende strook)
als eerste
in de invoer. Stel de geleider in op de breedte
van de transparanten.
Richtlijnen
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Gebruik alleen vlakke, onbeschadigde en ongekreukte
transparanten.
Houd transparanten bij de rand vast en raak de te
bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken geven
problemen met de afdrukkwaliteit.
Kijk uit dat u de transparant niet beschadigt met uw
nagels.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.20
3
Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw
programma de juiste invoer, papiersoort/materiaaltype
en formaat instellen. Kijk voor meer informatie op
pagina 5.7.
Meer informatie over de instellingen via het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
4
Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de
achteruitvoer.
OPMERKINGEN:
Als u op dunne transparanten afdrukt en de achteruitvoer
gebruikt, kunnen deze gekruld uit de uitvoer komen. Gebruik in
dat geval de bovenuitvoer. Blijft het probleem zich voordoen,
controleer dan of de transparanten aan de specificaties voldoen.
• Om te voorkomen dat de transparanten aan elkaar
vastkleven, moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de
uitvoer halen.
Leg de transparanten na het afdrukken op een vlakke
ondergrond.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.21
4
Afdrukken op voorbedrukt papier
Voorbedrukt papier is papier dat al bedrukt is voordat er door de
printer op wordt afgedrukt (bijvoorbeeld briefpapier of
vervolgvellen).
1
Leg het voorbedrukte papier in de gewenste invoer, zoals
aangegeven in onderstaande illustraties. Stel de geleiders
in op de breedte van de stapel papier.
Richtlijnen
Het briefpapier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt,
die niet smelt, verdampt of schadelijke stoffen vrijgeeft
wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer
van
200°C.
De gebruikte inkt moet niet-ontvlambaar zijn en mag geen
schade toebrengen aan de printerrollen.
Formulieren en briefpapier moeten verpakt zijn in
vochtbestendig verpakkingsmateriaal, zodat het tijdens de
opslag niet in kwaliteit achteruit gaat.
Controleer voordat u voorbedrukt papier gebruikt of de inkt
volledig is opgedroogd. Tijdens het fixeerproces kan natte
inkt van het voorbedrukte papier losraken.
Laden met de bedrukte
kant omlaag en de onder-
kant naar de printer.
Laden met de bedrukte
kant omhoog en de bo-
venkant naar de printer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.22
2
Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw
programma de juiste invoer, papiersoort/materiaaltype
en formaat instellen. Voor meer informatie, zie
pagina 5.7.
Meer informatie over de instellingen via het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
Op kaarten of ander
afdrukmateriaal met een afwijkend
formaat afdrukken
U kunt met deze printer ook op briefkaarten van 89 x 148 mm,
(index)kaarten en ander afdrukmateriaal met een afwijkend
formaat afdrukken. De minimumafmetingen zijn 76 x 127 mm
en het maximumformaat 216 x 356 mm.
Richtlijnen
Voer altijd de korte zijde als eerste in in de multi-purpose
invoer. Wilt u met de oriëntatie Liggend (Landscape)
afdrukken, selecteer dit dan via uw programma. Als u via de
lange zijde invoert, kan het afdrukmateriaal vastlopen.
Leg niet meer dan 10 kaarten tegelijk in de invoer.
Probeer niet af te drukken op te smal of te laag
materiaal dat kleiner is dan
76 mm breed of 127 mm lang.
Stel in uw programma de marges in op minimaal 6,4 mm
afstand van de zijkanten van het afdrukmateriaal.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.23
4
1
Open de multi-purpose invoer en de achteruitvoer.
2
Leg het afdrukmateriaal met de af te drukken kant naar
boven, waarbij de korte kant wordt ingevoerd. Stel de
geleider in op de breedte van het afdrukmateriaal.
3
Selecteer de invoer, papiertype en -formaat in uw
programma (zie
pagina 5.7).
NB:
Als het formaat van uw afdrukmateriaal niet voorkomt op
het tabblad Papier in het keuzevenster Formaat onder
Eigenschappen in het printerstuurprogramma, selecteer dan
Aangepast formaat en stel het papierformaat handmatig in.
Zie pagina 5.7.
LET OP:
Wanneer u papier tussen 75 en 125 mm gebruikt dat te
dun is, kan dit leiden tot vastlopen van het papier. Gebruik alleen
kaarten die zwaarder zijn dan 105 g/
m
2
.
Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel
vindt u op pagina 3.5.
4
Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de
achteruitvoer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
4.24
N
OTITIES
5
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene
afdruktaken behandeld.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Een document afdrukken
Tabblad Papier
Tonerspaarstand
Dubbelzijdig afdrukken
Meer pagina’s per vel afdrukken
Document vergroten of verkleinen
Document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
Posters afdrukken
Boekje afdrukken
Watermerken afdrukken
Overlays afdrukken
Tabblad Grafisch
Uitvoerinstellingen
AFDRUKTAKEN
A
FDRUKTAKEN
5.2
Een document afdrukken
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u
moet volgende om vanuit een Windows programma af te
drukken. Deze exacte procedure kan per programma
verschillen. Deze vindt u in de handleiding van het betreffende
programma.
OPMERKINGEN:
Uitgebreide informatie over het afdrukken vanaf een Macintosh
computer vindt u in Appendix A, "De printer met een Macintosh
gebruiken."
Uitgebreide informatie over het afdrukken vanaf een Linux
systeem vindt u in Appendix C, "De printer onder Linux
gebruiken."
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Ga naar het menu Bestand en selecteer Afdrukken. Het
venster Afdrukken wordt getoond. (Dit kan, afhankelijk van
het gebruikte programma, enigszins afwijken van
onderstaande illustratie).
In dit venster Afdrukken zijn de standaard afdruk-
instellingen geselecteerd, inclusief het aantal exemplaren
en de af te drukken pagina’s.
Zorg dat uw printer
geselecteerd is.
Windows 98
A
FDRUKTAKEN
5.3
5
3
Om gebruik te kunnen maken van de vele extra mogelijk-
heden die de printer biedt, klikt u in dit venster op
Eigenschappen en gaat u verder bij stap 4.
Ziet u in uw venster Instellingen, Printer of Opties, klik
dan daarop en in het volgende scherm op Eigenschappen.
4
Vervolgens wordt het venster Eigenschappen van de
Samsung ML-2150 getoond. Dit venster geeft toegang tot
alle informatie die u voor uw printer nodig heeft.
Het eerst tabblad dat wordt getoond is het tabblad Layout.
Selecteer desgewenst de optie Oriëntatie.
Met de optie
Oriëntatie
kunt u aangeven in welke richting de
informatie op de pagina moet worden afgedrukt.
Staand
drukt de informatie over de breedte van de pagina
af (bijvoorbeeld voor brieven).
Liggend
drukt de informatie over de lengte van de pagina af
(bijvoorbeeld voor spreadsheets).
Als u de pagina 180 graden wilt draaien, selecteert u
180
graden draaien
.
De afbeelding toont de
voorbeeld pagina van
de huidige instellingen
.
Liggend
Staand
A
FDRUKTAKEN
5.4
5
Op tabblad Papier kunt u de invoer, het formaat en het
type papier selecteren. Meer informatie hierover vindt u op
pagina 5.7.
6
Klik zonodig op de andere tabbladen bovenin het venster
Eigenschappen van de Samsung ML-2150 om andere
instellingen te wijzigen.
7
Als u tevreden bent met uw instellingen, klikt u op OK
totdat het venster Afdrukken weer wordt getoond.
8
Klik op OK om het afdrukken te starten.
OPMERKINGEN:
De meeste Windows toepassingen geven voorrang aan de
instellingen van de toepassing zelf. Daarom raden wij u aan
eerst de afdrukinstellingen in de toepassing zelf te wijzigen en
de overige instellingen via het stuurprogramma van de printer
aan te passen.
De gewijzigde instellingen gelden zolang u het huidige
programma gebruikt. Om instellingen permanent te
wijzigen moet u deze via de map Printers aanbrengen. Dit doet
u als volgt:
1. Klik in het Windows scherm op Start.
2. Werkt u met Windows 9x/Me/2000/NT, selecteer dan eerst
Instellingen en daarna Printers.
Werkt u met Windows XP, selecteer dan Printers en
faxapparaten.
3. Selecteer de Samsung ML-2150 Series.
4. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer
en selecteer:
• bij Windows 9x/Me Eigenschappen.
• bij Windows 2000/XP Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
• bij Windows NT Standaardwaarden document.
5. Wijzig op de diverse tabbladen de gewenste instellingen en
klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
5.5
5
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren.
Afdruktaak annuleren via het bedieningspaneel
Druk op het bedieningspaneel op de toets Cancel ( ).
De printer zal de pagina die op dat moment wordt afgedrukt
afmaken en de rest van de afdruktaak verwijderen. Als u op
Cancel drukt, wordt alleen de huidige afdruktaak verwijderd.
Als er meer afdruktaken in het geheugen van de printer zitten
en u wilt deze ook verwijderen, moet u voor iedere afdruktaak
op Cancel drukken.
Afdruktaak annuleren via de map Printers
1
Selecteer vanuit het Windows Start menu Instellingen.
2
Open het venster Printers door Printers te selecteren en
dubbelklik op het pictogram van de Samsung ML-2150
serie.
3
Selecteer vanuit het Document menu Afdrukken
annuleren (Windows 9x/Me) of Annuleren
(Windows NT 4.0/2000/XP).
Windows 98
A
FDRUKTAKEN
5.6
Favorieten gebruiken
Met behulp van de optie Favorieten die op ieder Eigenschappen
tabblad aanwezig is, kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Het toevoegen van een instelling aan uw favorieten doet u als
volgt:
1
Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan.
2
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op Opslaan.
Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken,
selecteer dan in de lijst met Favorieten de naam waaronder u
deze instellingen hebt opgeslagen.
U kunt een als favoriet opgeslagen set instellingen verwijderen
door in de lijst met Favorieten de naam te selecteren en op
Verwijderen te klikken.
Desgewenst kunt u teruggaan naar de fabrieksinstellingen van
de printer door in de lijst <Automatisch> te selecteren.
Help-informatie gebruiken
De printer beschikt over een helpscherm, dat u kunt oproepen
door in het venster Eigenschappen van de printer op de toets
Help te drukken. Dit helpscherm geeft gedetailleerde informatie
over de mogelijkheden die het stuurprogramma van de printer
biedt.
U kunt de help-informatie ook oproepen door op in de
rechter bovenhoek te drukken en vervolgens op de instelling
waarover u meer informatie wilt.
A
FDRUKTAKEN
5.7
5
Tabblad Papier
In dit hoofdstuk is beschreven hoe u via het venster
Eigenschappen van de printer de papierinstellingen kunt
aanpassen. Op pagina 5.2 leest u hoe u het venster
Eigenschappen van de printer kunt openen.
Klik op tabblad Papier. U ziet nu de diverse papier-
eigenschappen van de printer.
Eigenschap Beschrijving
Aantal
exemplaren
Hier kunt u aangeven hoeveel
Aantal
exemplaren
u wilt afdrukken. Het maximum
is 999.
Formaat
Bij
Formaat
kunt u aangegeven welk
papierformaat er geladen is.
Als het gewenste formaat niet in de lijst
voorkomt, klikt u op
Aangepast formaat
. Als
het venster
Aangepast papierformaat
wordt getoond, stelt u het gewenste formaat in
en klikt u op
OK
. Dit formaat wordt nu aan de
lijst toegevoegd, zodat u dit kunt selecteren.
1
2
3
4
5
1
2
Geef de naam van
het aangepaste
formaat in
Geef het papier-
formaat in.
A
FDRUKTAKEN
5.8
Invoer
Controleer of bij Invoer de juiste invoer is
gekozen.
Selecteer Handinvoer wanneer u op
speciaal afdrukmateriaal wilt afdrukken.
Daarbij kunt u via de multi-purpose invoer
slechts één vel tegelijk invoeren. Zie
pagina 4.12.
Als bij Invoer Automatisch is geselecteerd,
kiest de printer eerst voor de multi-purpose
invoer, dan magazijn 1 en daarna magazijn
2 (optie).
Type
Controleer of
Type
is ingesteld op
Automa-
tisch
. Als u een ander type afdrukmateriaal
wilt gebruiken, selecteert u het betreffende
type in de lijst. Meer informatie over
afdrukmaterialen vindt u in Hoofdstuk 4,
Afdrukmateriaal kiezen.
Als u gebruik maakt van papier waarin
katoen is verwerkt, krijgt u de beste
resultaten wanneer u het type papier op Dik
instelt.
Als u hergebruikt papier met een gewicht tussen
75 en 90 g/m2 of overig gekleurd papier wilt
gebruiken, moet u Gekleurd selecteren.
Eerste
pagina
Hier kunt u instellen dat de eerste pagina op
ander papier moet worden afgedrukt dan de
rest van het document, door hiervoor een
andere invoer te kiezen.
U kunt bijvoorbeeld een vel briefpapier in de
multi-purpose invoer leggen voor de eerste
pagina en normaal papier in magazijn 1 voor
de overige pagina’s. Als Invoer selecteert u
dan Magazijn 1 en bij de optie
Eerste pagina
selecteert u Multi-purpose invoer.
Eigenschap Beschrijving
3
4
5
A
FDRUKTAKEN
5.9
5
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand gebruikt de printer minder toner op
iedere pagina. Hierdoor wordt de gebruiksduur van uw
tonercassette verlengd en de kosten per pagina verlaagd. Dit
gaat echter wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit. Deze
instelling is niet beschikbaar als u gekozen heeft voor 1200 dpi.
U kunt op drie manieren de Tonerspaarstand inschakelen:
Druk op het bedieningspaneel op de toets Toner Save ( ).
Daarbij moet de printer in de stand Ready staan; de toets
On-Line/Continue ( ) licht groen op en in het display ziet
u “Ready”.
• Als de toets verlicht is, staat de Tonerspaarstand aan en
gebruikt de printer minder toner bij het afdrukken.
• Als de toets niet verlicht is, staat de Tonerspaarstand uit en
gebruikt de printer de normale hoeveelheid toner.
Via het menu van het bedieningspaneel
U kunt de Tonerspaarstand ook in- en uitschakelen via het
menu Graphics.
Uitgebreide informatie over de instellingen via het menu van het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
A
FDRUKTAKEN
5.10
Vanuit uw toepassingsprogramma
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Grafisch en selecteer Tonerspaarstand.
U kunt kiezen uit:
Printerinstelling: Als u deze optie selecteert, geldt de
instelling die u via het bedieningspaneel van de printer
heeft gekozen.
Aan: Selecteer deze optie als u per pagina minder toner
wilt gebruiken.
Uit: Selecteer deze optie als u de normale hoeveelheid
toner wilt gebruiken.
3
Klik op OK.
NB:
De instelling in uw programma krijgt voorrang boven die van
het bedieningspaneel.
A
FDRUKTAKEN
5.11
5
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt met uw printer ook dubbelzijdig afdrukken. Voordat u
gaat afdrukken moet u beslissen aan welke kant u het document
in gaat binden. U kunt kiezen uit:
Lange zijde, de manier waarop een boek wordt ingebonden.
Korte zijde, de manier waarop bijvoorbeeld een kalender of
notitieblok worden ingebonden.
OPMERKINGEN:
U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op vellen etiketten,
transparanten, enveloppen en dik papier. Dit kan namelijk
vastlopen van het afdrukmateriaal en schade aan de printer
veroorzaken.
U kunt alleen dubbelzijdig afdrukken op A4, Letter, Legal en Folio
papier.
Papierstoringen kunnen optreden bij het dubbelzijdig afdrukken
met de achterlade geopend.
U kunt op drie manieren dubbelzijdig afdrukken inschakelen:
Via de toets Duplex van het bedieningspaneel
Druk op de toets Duplex ( ) van het bedieningspaneel.
• Als de toets verlicht is, drukt de printer op beide zijden van
het papier af, met als standaardinstelling dat aan de lange
zijde wordt ingebonden.
• Als de toets niet verlicht is, drukt de printer enkelzijdig af.
Via het menu van het bedieningspaneel
Hiervoor kunt u de menukeuze Duplex binnen het menu
Layout gebruiken. Na deze menukeuze te hebben gekozen,
stelt u zo nodig in hetzelfde menu de marge in via de
menukeuze Duplex Margin.
Uitgebreide informatie over de instellingen via het
bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
A
FDRUKTAKEN
5.12
Vanuit uw toepassing
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Op tabblad Layout selecteert u de oriëntatie.
3
In het gedeelte Dubbelzijdig afdrukken selecteert u de
inbindzijde.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en
type papier.
5
Klik op OK en druk het document af.
Het document wordt dubbelzijdig afgedrukt.
NB:
De instelling in uw toepassing krijgt voorrang boven die van
het bedieningspaneel.
A
FDRUKTAKEN
5.13
5
Meer pagina’s per vel afdrukken
Desgewenst kunt u een aantal pagina’s op één vel afdrukken.
Daarbij worden de pagina’s verkleind over het blad verdeeld.
Het maximum is 16 pagina’s per vel.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Ga naar tabblad Layout en selecteer in de keuzelijst bij
Type: Meer pagina’s per vel.
3
Selecteer in de keuzelijst Pagina’s per vel het aantal
pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 9 of 16).
4
Selecteer zo nodig in de keuzelijst Afdruk Volgorde de
gewenste volgorde van de pagina’s.
Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, kruist u
Paginakaders afdrukken aan. Dit kan alleen wanneer bij
Pagina’s per vel is gekozen voor 2, 4, 9 of 16.
1 2
3 4
1
3
2
4
1
2
3
4
2
4
1
3
3
4
1
2
Rechts, daarna
omlaag
Omlaag,
daarna rechts
Links, daarna
omlaag
Omlaag,
daarna links
A
FDRUKTAKEN
5.14
5
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het
formaat en het type papier.
6
Klik op OK en druk het document af.
Document vergroten of verkleinen
U kunt uw tekst of afbeelding groter of kleiner afdrukken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
In tabblad Layout selecteert u Verkleinen/Vergroten in
de keuzelijst Type.
3
Geef in het invoervenster Percentage het gewenste
vergrotings- of verkleiningspercentage in.
U kunt ook op of klikken.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en
type papier.
5
Klik op OK en druk het document af
A
FDRUKTAKEN
5.15
5
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze functie past de printer de afdruktaak zodanig aan het
gekozen papierformaat aan dat het hierop past. Daarbij maakt
het niet uit wat de digitale afmetingen van het document zijn.
Dit kan nuttig zijn wanneer u de details van een kleine tekst of
afbeelding wilt bekijken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Ga naar tabblad Layout en selecteer Aanpassen aan
papierformaat in de keuzelijst Type.
3
Selecteer in de keuzelijst Afdrukpapier het juiste formaat.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, het formaat
en het type papier.
5
Klik op OK en druk het document af.
A
A
FDRUKTAKEN
5.16
Posters afdrukken
U kunt een document dat uit 1 pagina bestaat desgewenst
verdeeld over 4, 9 of 16 vellen papier afdrukken. Vervolgens
kunt u deze vellen aan elkaar plakken, zodat een document op
posterformaat ontstaat.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Layout en selecteer Poster afdrukken in
de keuzelijst Type.
3
Stel de gewenste instellingen voor de poster in:
U kunt kiezen voor een poster bestaande uit 2x2, 3x3 of
4x4 vellen. Als u 2x2 selecteert, wordt de afdruk
automatisch over 4 fysieke pagina’s verdeeld.
2 x 2 3 x 3
A
FDRUKTAKEN
5.17
5
Om de poster eenvoudiger aan elkaar te kunnen plakken, kunt
Kunt u een overlap (in mm) ingeven.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het
formaat en het type papier.
5
Klik op OK en druk het document af. Daarna plakt u de
vellen aan elkaar zodat een poster ontstaat.
Boekje afdrukken
Met deze functie kunt u uw document dubbelzijdig afdrukken en
de pagina’s vervolgens dubbelvouwen, zodat een boekje
ontstaat.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Layout en selecteer Boekje afdrukken in
de keuzelijst Type.
NB:
U kunt boekjes afdrukken wanneer u een van de volgende
formaten selecteert: A4, Letter, Legal of Folio.
04mm
0,4 mm
A
FDRUKTAKEN
5.18
3
Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en
type papier.
4
Klik op OK en druk het document af.
5
Na het afdrukken vouwt u
de pagina’s en niet u ze in
het midden aan elkaar.
Watermerken afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaande tekst heen
een diagonale tekst afdrukken, bijvoorbeeld in grote grijze
letters “CONCEPT” of “VERTROUWELIJK”. U kunt de tekst alleen
op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Bij uw printer worden een aantal watermerken standaard
meegeleverd. Deze kunt u desgewenst wijzigen en u kunt ook
nieuwe watermerken toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Extra en selecteer in de lijst bij
Watermerk het watermerk dat u wilt gebruiken. Het
voorbeeld hiervan wordt getoond.
3
Klik op OK en druk uw document af.
8
9
Voor-
beeld
A
FDRUKTAKEN
5.19
5
Een nieuw watermerk maken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk-
gedeelte op de knop Bewerken. Het venster Watermerken
wordt geopend.
3
In het invoervenster Tekst in watermerk geeft u de tekst
in die u als watermerk wilt afdrukken.
De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Zo krijgt u
een indruk hoe het watermerk er op de afdruk uit zal zien.
Als het vakje
Alleen eerste pagina
is aangekruist, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Pas de watermerkopties aan uw wensen aan.
In het gedeelte Tekenstijl kunt u het gewenste lettertype,
de lettergrootte en de kleur selecteren. In het gedeelte
Afdrukhoek tekst kunt u aangeven met welke hoek de
tekst moet worden afgedrukt.
5
Om uw nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen, klikt u
op Toevoegen.
6
Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op OK en drukt u
uw document af.
A
FDRUKTAKEN
5.20
Als u geen watermerk meer wilt gebruiken, selecteert u in de
Watermerk keuzelijst <Geen watermark>.
Een watermerk bewerken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Extra en in het Watermerkgedeelte op de
knop Bewerken. Het venster Watermerken wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst met Huidige watermerken het
watermerk dat u wilt wijzigen. Wijzig eventueel de
watermerktekst en de opties. Zie “Een nieuw watermerk
maken” op pagina 5.19.
4
Sla de wijzigingen op door op Bijwerken te klikken.
5
Klik op OK
Een watermerk verwijderen
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
2
Klik op tabblad Extra en in het Watermerkgedeelte op de
knop Bewerken. Venster Watermerken wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
4
Klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
5.21
5
Overlays afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is een tekst of afbeelding die in een speciaal formaat
op de harde schijf van uw computer is opgeslagen en die u met
ieder gewenst document kunt afdrukken. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In
plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde
informatie bevat en u geeft aan de printer door welke overlay
voor uw document gebruikt moet worden.
Een nieuwe pagina-overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe
pagina-overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de
adresgegevens van uw bedrijf of de gewenste afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die
u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet
worden. Sla het bestand op voor toekomstig gebruik.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
3
Klik op tabblad Extra in bij Overlay op Bewerken.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
A
FDRUKTAKEN
5.22
4
In het venster Overlays klikt u op Nieuwe overlay maken.
5
In het venster Nieuwe overlay maken geeft u in het
invoerveld Bestandsnaam een naam van maximaal 8
posities in. Selecteer eventueel het pad naar de
bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op Opslaan. U zult zien dat de naam is toegevoegd aan
het Overzicht overlays.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja.
Het bestand wordt niet afgedrukt, maar op de harde schijf
van uw computer opgeslagen.
NB: Het formaat van het overlaydocument moet exact hetzelfde
zijn als dat van het document waaraan u het toe wilt voegen. Stel
geen overlays met watermerken samen.
A
FDRUKTAKEN
5.23
5
Een pagina-overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw
document afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 5.2.
3
Klik op tabblad Extra.
4
Selecteer in de keuzelijst Overlay de overlay die u wilt
gebruiken.
5
Als de overlay die u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt,
klikt u op Bewerken en Overlay laden. Vervolgens
selecteert u het gewenste bestand.
Ook als de overlay die u wilt gebruiken op een extern
medium (bijvoorbeeld CD-ROM of diskette) is opgeslagen,
kunt u deze laden via het venster Overlay laden.
Nadat u het bestand hebt geselecteerd, klikt u op Opslaan.
Het bestand is nu in het Overzicht overlays opgenomen,
zodat u deze voor uw afdruk kunt selecteren.
A
FDRUKTAKEN
5.24
6
Klik eventueel op Overlay bevestigen voor afdrukken.
Als dit vakje is aangekruist, wordt iedere keer een
bevestiging gevraagd of u bij het document de overlay wilt
afdrukken.
Als u in dat geval Ja antwoordt, wordt de geselecteerde
overlay bij uw document afgedrukt. Als u Nee antwoordt,
wordt geen overlay afgedrukt.
Als dit vakje leeg is en er wel een overlay is geselecteerd,
wordt automatisch bij elk document de overlay afgedrukt.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja totdat de printer begint
met afdrukken. De geselecteerde overlay wordt bij uw
afdruktaak geladen en met uw document afgedrukt.
NB: De voor de overlay ingestelde resolutie moet hetzelfde zijn als
die van het document waarbij u de overlay afdrukt.
Een pagina-overlay verwijderen
Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
In het venster Eigenschappen van de printer klikt u op
tabblad Extra.
2
In het gedeelte Overlay klikt u op Bewerken.
3
Selecteer in het Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
A
FDRUKTAKEN
5.25
5
Tabblad Grafisch
Via het tabblad Grafisch kunt u de instellingen van de printer
wijzigen die te maken hebben met de afdrukkwaliteit. Op
pagina 5.2 kunt u lezen hoe u het scherm Eigen-schappen van
de printer kunt openen. Klik op tabblad Grafisch, waarna de
onderstaande eigenschappen worden getoond.
Eigenschap Description
Resolutie
U kunt een afdrukresolutie kiezen van
1200 dpi klasse (best), 600 dpi
(normaal) of 300 dpi (concept). Hoe
hoger de instelling, hoe scherper de
afdruk. Bij een hogere resolutie kost het
afdrukken wel wat meer tijd.
Toner-
spaarstand
Als u deze optie selecteert, gebruikt de
printer minder toner bij het afdrukken.
Hierdoor wordt de gebruiksduur van de
tonercassette verlengd en de kosten per
afdruk verlaagd, zonder dat de afdruk-
kwaliteit noemenswaardig minder wordt.
Voor meer informatie, zie
pagina 5.9.
1
2
3
4
1
2
A
FDRUKTAKEN
5.26
Afbeeldings
modus
Het kan voorkomen dat tekens of
afbeeldingen enigszins gerafeld of ongelijk
worden afgedrukt. In dat geval kunt u de
afdrukkwaliteit van de tekst of afbeelding
verbeteren door de optie
Afbeeldingsmodus te selecteren. U kunt
deze optie alleen selecteren als u bij
Resolutie 600 dpi klasse (best) heeft
geselecteerd.
Tekst verbeteren: Deze instelling
verbetert de kwaliteit waarmee de tekst
wordt afgedrukt, door de gerafelde
omtrek van tekens glad te strijken.
Afbeeldingen verbeteren: Deze
instelling verfijnt de afdrukkwaliteit van
bijvoorbeeld foto’s.
Geavan-ceerde
keuzes
Door op
Geavanceerde opties
te druk-
ken, krijgt u toegang tot het scherm waarin
u diverse extra instellingen kunt wijzigen.
Eigenschap Description
3
4
Tonerdichtheid
Gebruik deze optie om de afbeelding op de
afdruk donkerder of lichter te maken.
Normaal
: Dit is de instelling voor
normale documenten.
Lichter
: Bij deze instelling worden dikke
lijnen of donkere afbeeldingen lichter
afgedrukt.
Donkerder
: Kies deze instelling voor
dunne lijnen en lichte afbeeldingen die u
donkerder wilt afdrukken.
Als de optie
Tekst donkerder maken
aangekruist is, wordt alle tekst in uw
document donkerder dan normaal
afgedrukt aangekruist is, wordt alle tekst in
uw document donkerder dan normaal
afgedrukt.
A
FDRUKTAKEN
5.27
5
Geavan-ceerde
opties
Eigenschap Description
4
TrueType opties
Deze optie bepaalt wat het
stuurprogramma aan de printer doorgeeft
over de weergave van tekst in uw
document. Pas deze instelling eventueel
aan uw document aan.
Als bitmap in printer laden
: Als deze
optie gekozen is, laadt het
stuurprogramma de lettertypes als
bitmap afbeeldingen. Wanneer u een
document met een ingewikkeld lettertype
wilt afdrukken (bijvoorbeeld Koreaans of
Chinees) gaat het afdrukken sneller als u
deze optie selecteert.
Als grafische informatie afdrukken
:
Als u deze optie selecteert, laadt het
stuurprogramma de lettertypes als
grafische afbeeldingen. Als u een
document met veel afbeeldingen en
betrekkelijk weinig TrueType lettertypes
afdrukt, kunt u de afdruksnelheid
verhogen door deze instelling te kiezen.
Alle tekst zwart afdrukken
Als de optie
Alle tekst zwart
afdrukken
is aangekruist, wordt alle
tekst in uw document in zwart afgedrukt,
onafhankelijk van de kleur die de tekst op
het scherm heeft. Wanneer deze optie niet
is aangekruist, wordt gekleurde tekst in
grijstinten afgedrukt.
A
FDRUKTAKEN
5.28
Uitvoerinstellingen
U kunt een aantal uitvoerinstellingen wijzigen.
Informatie over het openen van het venster Eigenschappen van
de printer vindt u op pagina 5.2.
Klik op tabblad Extra om de functie Uitvoerinstellingen te
openen.
Menukeuze Beschrijving
Afdruk-
volgorde
Via de keuzelijst bij Afdrukvolgorde kunt u
instellen in welke volgorde de pagina’s
moeten worden afgedrukt:
Normaal
: Afdrukken in de normale
volgorde.
Beginnen met laatste pagina
: De
printer drukt in omgekeerde volgorde af.
Dit is handig wanneer u de achteruitvoer
gebruikt.
Oneven pagina’s afdrukken
: Alleen
de oneven pagina’s worden afgedrukt.
Even pagina’s afdrukken
: Alleen de
even pagina’s worden afgedrukt.
Vastgelopen
afdruk
herhalen
Als deze optie is aangekruist, bewaart de
printer de afdruk in het geheugen, tot deze
succesvol is afgedrukt. Bij vastlopen van
een pagina wordt deze nadat de storing
verholpen is opnieuw afgedrukt.
6
In dit hoofdstuk kunt u lezen wat de beste manier is om de
tonercassette en uw printer te onderhouden.
U vindt informatie over de volgende onderwerpen:
Configuratieblad afdrukken
Onderhoud tonercassette
Printer reinigen
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen
PRINTER ONDERHOUDEN
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.2
Configuratieblad afdrukken
Via het bedieningspaneel kunt u een configuratieblad afdrukken.
Hiermee kunt u de huidige printerinstellingen controleren,
eventuele problemen oplossen of de installatie van uitbreidingen
zoals extra geheugen en papiermagazijn en de printertaal
controleren.
U kunt als volgt een configuratieblad afdrukken:
1
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot
op de onderste regel van het display “Information” wordt
getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen
3
Wanneer “Configuration” op de onderste regel wordt
getoond, drukt u op de toets Enter ( ).
Nu wordt een configuratieblad afgedrukt.
Samsung ML-2150 Series
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.3
6
Onderhoud tonercassette
Bewaren tonercassette
Houd u voor de beste resultaten aan de volgende richtlijnen:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment
dat u deze gaat gebruiken.
• Vul tonercassettes niet bij. Schade aan de printer die het
gevolg is van een bijgevulde cassette, valt niet onder
de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als de printer.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u
ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten aan
daglicht wordt blootgesteld.
Verwachte gebruiksduur van de tonercassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de
hoeveelheid toner die tijdens het afdrukken wordt gebruikt.
Wanneer u tekstdocumenten met een gemiddelde dekking
van 5% afdrukt, gaat een nieuwe tonercassette gemiddeld
8.000 pagina’s mee. (Voor de bij de printer geleverde
tonercassette is dit 4.000 pagina’s.)
Tonerspaarstand
U kunt de tonerspaarstand inschakelen door op de toets Toner
Save van het bedieningspaneel te drukken of deze via het
venster Eigenschappen van de printer of het menu van het
bedieningspaneel inschakelen. Zie “Tonerspaarstand” op
pagina 5.9 en “Menu’s bedieningspaneel” op pagina 3.5.
Hierdoor gaat uw tonercassette langer mee en worden de
kosten per afdruk lager. Dit gaat wel enigszins ten koste van de
afdrukkwaliteit.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.4
Controleren hoeveel toner nog aanwezig is
U kunt als volgt controleren hoeveel toner nog resteert:
1
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot
op de onderste regel “Setup” wordt getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de
onderste regel “Maintenance” wordt getoond. Druk op de
toets Enter ( )
4
Selecteer met een van de scrolltoetsen ( of ) de
gewenste optie: “Remain Toner.
5
Druk op de Enter toets ( ).
In het display wordt het resterende percentage toner
getoond.
Toner opnieuw verdelen
Wanneer de toner bijna op is, worden gedeelten van uw
document vaag of lichter afgedrukt. U kunt de afdrukkwa-
liteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner te her-
verdelen, bijvoorbeeld om een afdruktaak af te maken
voordat u de tonercassette vervangt. Dit doet u als volgt:
1
Open de bovenklep.
2
Haal de tonercassette uit de printer.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.5
6
LET OP:
Steek uw hand niet te ver in de printer. Het fixeergedeelte kan
heet zijn.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat de cassette niet langer dan enkele minuten aan
daglicht wordt blootgesteld.
3
Verdeel de nog aanwezige toner over de cassette door de
cassette voorzichtig een keer of vijf, zes heen en weer te
schudden.
N
B:
Als er toner op uw kleding komt,
veegt u deze af met een
droge doek en reinigt u de kleding met koud water. Heet water
hecht de toner aan de stof!
4
Zet de tonercassette terug in de printer en sluit de klep.
Wanneer in het display “Ready Replace Cart” verschijnt, moet u
de tonercassette vervangen. Zie de procedure onder
“Tonercassette vervangen” op de volgende pagina.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.6
Tonercassette vervangen
1
Open de bovenklep.
2
Verwijder de oude cassette.
3
Plaats een nieuwe cassette. Zie pagina 2.4.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.7
6
Printer reinigen
Voor een goede afdrukkwaliteit is het van belang de printer goed
schoon te houden door onderstaande instructies op te volgen.
Doe dit iedere keer als u de tonercassette vervangt of als de
afdrukkwaliteit achteruit gaat.
OPMERKINGEN:
Gebruik op of in de buurt van de printer geen ammoniak-
houdende schoonmaakmiddelen of vluchtige stoffen, zoals
thinner. Deze kunnen de printer beschadigen.
Vermijd tijdens het reinigen van de binnenkant van de printer
dat u de transferrol aanraakt (deze bevindt zich onder de
tonercassette). Vet of olie op uw vingers kan tot problemen met
de afdrukkwaliteit leiden.
LET OP
:
Wanneer u de behuizing van de printer schoonmaakt met
schoonmaakmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere
bijtende bestanddelen bevatten, kan deze van kleur veranderen of
barsten.
Buitenzijde reinigen
U kunt de behuizing van de printer het best schoonmaken met
een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins
bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in
de printer komt.
Binnenzijde reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in de printer papierresten,
toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment
problemen met de afdrukkwaliteit gaan veroorzaken, zoals
tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden
opgeheven of tegengegaan door de binnenkant van de printer te
reinigen.
Binnenzijde printer reinigen
1
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact
Wacht daarna tot de printer is afgekoeld.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.8
2
Open de bovenklep en verwijder de tonercassette.
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel
stof en gemorste toner in het gedeelte van de tonercassette
en de tonercassette-opening.
LET OP
:
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, mag
u de cassette niet langer dan een paar minuten aan daglicht
bloot-stellen. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier.
Let er ook op dat u de zwarte transferrol in de printer niet
aanraakt.
4
Veeg het glazen gedeelte (LSU) bovenin het
cassettecompartiment voorzichtig schoon.
5
Zet de tonercassette terug en sluit de klep.
6
Doe de stekker weer in het stopcontact en zet de printer
aan.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.9
6
Schoonmaakblad afdrukken
Door een schoonmaakblad af te drukken, wordt de drum in
de tonercassette gereinigd. Doe dit als er vlekken of vegen
op uw afdrukken verschijnen.
U kunt:
• Een OPC schoonmaakblad afdrukken. Hierbij wordt de OPC
drum van de tonercassette gereinigd.
• Een Fuser schoonmaakblad afdrukken. Hierbij wordt de
fixeereenheid van de printer gereinigd.
Bij dit proces wordt een vel met tonerresten geproduceerd,
dat u kunt weggooien.
1
Controleer of de printer aan staat en in de stand Ready
staat, en of er papier in het magazijn zit.
2
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel
totdat op de onderste regel “Setup” wordt getoond.
3
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen.
4
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de
onderste regel “Maintenance” wordt getoond. Druk op de
toets Enter ( ).
5
Selecteer met een van de scrolltoetsen ( of ) de
gewenste optie: “OPC Cleaning”of “Fuser Cleaning.
6
Druk op de toets Enter ( ).
Uw printer voert automatisch een vel papier in en drukt een
schoonmaakblad met stof of tonerresten af.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
6.10
Verbruiksartikelen en te vervangen
onderdelen
Om de kwaliteit van de printer zo goed mogelijk te houden en
papierstoringen te voorkomen, zal het van tijd tot tijd nodig zijn
bepaalde onderdelen als de transferrol en de fixeereenheid
(fuser) te vervangen.
De volgende onderdelen dienen na het afdrukken van een
bepaald aantal pagina’s vervangen te worden:
Voor de aanschaf van verbruiksartikelen en nieuwe onderdelen
kunt u terecht bij een Samsung dealer of de leverancier van de
printer. Wij adviseren nadrukkelijk om genoemde onderdelen
door een ervaren technicus te laten vervangen.
Onderdeel
Aantal afdrukken
(gemiddeld)
Papierdoorvoerrol 100,000
Transferrol
100,000
Papieropnamerol
100,000
Fixeereenheid (fuser)
100,000
7
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet
doen als er tijdens het afdrukken een probleem optreedt.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Checklist voor het oplossen van problemen
Algemene afdrukproblemen oplossen
Vastgelopen papier verwijderen
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Foutmeldingen oplossen
Algemene Windows problemen
Algemene Macintosh problemen
PS foutmeldingen oplossen
Algemene Linuxproblemen
Algemene DOS problemen
PROBLEMEN OPLOSSEN
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.2
Checklist voor het oplossen van
problemen
Als de printer niet goed werkt, kunt u de volgende checklist
raadplegen en de daarbij vermelde oplossing(en) proberen.
Controle Oplossing
Controleer of de toets
On-Line/Continue
van
het bedieningspaneel groen
oplicht en in het display
“Ready” wordt getoond.
Als de toets niet verlicht is, controleert u het netsnoer en
de aan-/uitschakelaar. Steek de stekker eventueel in een
ander stopcontact.
Als de toets oranje oplicht, kijkt u welke melding het
display geeft en gaat u naar “Foutmeldingen oplossen” op
pagina 7.20.
Druk een demopagina af
om te controleren of de
printer het papier goed
invoert. Zie pagina 2.14.
Als er geen demopagina wordt afgedrukt, controleert u
eerst of er papier in het magazijn zit.
Als er papier in de printer is vastgelopen, kijkt u bij
“Vastgelopen papier verwijderen” op pagina 7.7.
Als het display een foutmelding toont, gaat u naar
“Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20.
Controleer of de demo-
pagina goed is afgedrukt.
Als de afdrukkwaliteit niet goed is, kijkt u bij “Problemen
met de afdrukkwaliteit oplossen” op pagina 7.15.
Druk met uw programma
een pagina af om te
controleren of de computer
en printer goed op elkaar
zijn aangesloten en goed
met elkaar communiceren.
• Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u of de
kabel tussen de printer en de computer goed is
aangesloten.
• Controleer in de printerwachtrij of spooler of een
afdruktaak onderbroken is.
• Controleer in uw programma of het juiste printerstuur-
programma en de juiste communicatiepoort worden
gebruikt. Als de afdruk tijdens het afdrukken wordt
onderbroken, kijkt u bij “Algemene afdrukproblemen
oplossen” op pagina 7.3.
Als het probleem na het
doorlopen van deze
checklist nog niet is
opgelost, raadpleegt u de
volgende hoofdstukken:
Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 7.3.
“Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20.
Algemene Windows problemen” op pagina 7.22.
Algemene Macintosh problemen” op pagina 7.23.
“PS foutmeldingen oplossen” op pagina 7.24.
Algemene Linuxproblemen” op pagina 7.25.
Algemene DOS problemen” op pagina 7.27.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.3
7
Algemene afdrukproblemen
oplossen
Bij problemen met de werking van de printer, kunt u
onderstaande oplossing(en) proberen.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt
niets af.
De printer krijgt geen
stroom.
Controleer de stekker en het netsnoer, de
aan-/uitschakelaar en de stroombron/het
stopcontact.
De printer is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer in Windows in de map Printers de
Samsung ML-2150 Series of Samsung
ML-2150 Series PS als standaardprinter.
Controleer het
volgende:
• Is de klep van de printer dicht?
• Is in de printer papier vastgelopen?
• Is het magazijn of de multi-purpose invoe
leeg?
• Is er wel een tonercassette geplaatst?
Bij een systeemfout adviseren wij u contact
op te nemen met een Samsung service
center.
U heeft gekozen voor
Handinvoer en er zit
geen papier in de
invoer.
Kijk welke melding het display geeft, leg
papier in de multi-purpose invoer en druk
op de toets On-Line/Continue van het
bedieningspaneel.
Kabel tussen computer
en printer niet goed
aangesloten.
Maak de kabel los en sluit deze opnieuw
aan.
Kabel tussen computer
en printer is misschien
defect.
Sluit de kabel zo mogelijk aan op een
andere computer waarvan u weet dat die
goed werkt en druk een document af;
probeer een andere printerkabel.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer in Windows of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd
(bijvoorbeeld LPT1). Als uw computer meer
poorten heeft, controleert u of de printer op
de juiste poort is aangesloten.
De printer is niet goed
geconfigureerd.
Controleer bij de eigenschappen van de
printer of alle instellingen juist zijn.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.4
De printer drukt
niets af.
(vervolg)
Printerstuurprogramma
niet goed
ge
ïnstalleerd
.
Installeer het printerstuurprogramma
opnieuw (zie pagina 2.19). Druk een
demopagina af.
De printer werkt niet
goed.
Kijk of in het display van het
bedieningspaneel een melding over een
systeemfout wordt getoond.
De printer haalt
het papier uit
de verkeerde
invoer.
Misschien is in de
eigenschappen van de
printer niet de juiste
invoer geselecteerd.
Bij veel programma’s wordt de invoer
geselecteerd via tabblad Papier in de
Eigenschappen van de printer. Selecteer de
juiste invoer. Zie pagina 5.7.
De printer voert
het papier niet
in.
Het papier is niet goed
geladen.
Verwijder het papier uit het magazijn en leg
het goed terug.
Er zit teveel papier in
het magazijn.
Haal het teveel aan papier uit het magazijn.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de in deze
handleiding vermelde specificaties voldoet.
Het afdrukken
gaat erg
langzaam.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder complex door
afbeeldingen te verwijderen of wijzig de
instellingen van de afdrukkwaliteit.
De maximum afdruksnelheid van deze
printer is 20 pagina’s (bij A4) respectievelijk
21 pagina’s per minuut (bij formaat Letter).
Onder Windows 9x/Me
is de spool-instelling
niet juist.
Selecteer vanuit het Start menu
Instellingen en Printers. Klik met de
rechter muisknop op het pictogram van de
Samsung ML-2150
en selecteer
Eigenschappen. Klik op tabblad Details
en selecteer de knop Spool instellingen.
Selecteer de gewenste spool-instelling.
Geheugen (RAM)
printer niet voldoende.
Plaats geheugen bij. Zie “Geheugen- en
PostScript DIMM’s installeren” op
pagina F.3.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.5
7
De helft van de
pagina is leeg.
De pagina lay-out is te
complex.
Maak de lay-out minder complex door
afbeeldingen te verwijderen. Breid het
geheugen van uw printer uit. Zie
“Geheugen- en PostScript DIMM’s
installeren” op pagina F.3.
Bij Ori
ëntatie gekozen
instelling
onjuist.
Wijzig in uw programma de ori
ëntatie.
Zie
pagina 5.3.
Het gebruikte formaat
wijkt af van de bij For-
maat gekozen instelling.
Controleer of de bij Formaat gekozen
instelling hetzelfde is als het papier in de
invoer.
Het papier loopt
steeds vast.
Er zit teveel papier in de
invoer.
Verwijder papier uit het magazijn. Gebruik
voor het afdrukken van speciaal
afdrukmateriaal de multi-purpose invoer.
De gebruikte
papiersoort wordt niet
ondersteund.
Gebruik alleen papier dat aan de in deze
handleiding vermelde specificaties voldoet.
De gekozen uitvoer-
methode is niet juist.
Voor speciaal afdrukmateriaal zoals dik
papier gebruikt u niet de bovenuitvoer, maar
de achteruitvoer.
Er zitten nog papier-
resten in de printer.
Open de voorklep en verwijder eventuele
papierresten.
De printer drukt
wel af, maar niet
de juiste tekst,
de tekst is
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel is niet
goed aangesloten of
defect.
Maak de printerkabel los en sluit deze
opnieuw aan. Druk een document af dat u al
eerder met succes hebt afgedrukt. Sluit de
kabel en printer aan op een andere
computer en druk een document af dat u al
eerder met succes hebt afgedrukt. Probeer
het eventueel met een andere printerkabel.
U heeft niet het juiste
stuurprogramma
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de
toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
Het toepassings-
programma werkt niet
goed.
Probeer of u met een ander programma wel
kunt afdrukken.
Het besturingssysteem
werkt niet goed.
Voor elke versie van Windows geldt het
volgende: Ga naar DOS (klik vanuit het
Start menu op Uitvoeren en geef in:
command). Bij
C:\
geeft u het commando
Dir LPT1
in (ervan uitgaand dat de printer
is aangesloten op LPT1). Druk vervolgens op
Enter
. Sluit Windows af en start de
computer opnieuw. Zet de printer uit en
weer aan.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.6
LET OP:
Als na het afdrukken van ongeveer 100.000 pagina’s problemen optreden, moet de
transferrol worden vervangen. Neem daarover contact op met het service center.
Er worden
alleen lege
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is leeg
of beschadigd.
Verdeel de nog aanwezige toner over de
cassette. Zie pagina 6.4. Vervang zo nodig
de tonercassette.
Het bestand bevat
blanco pagina’s.
Controleer in het bestand of het blanco
pagina’s bevat.
Een onderdeel, bijv. de
controller, is misschien
defect.
Neem contact op met een service center.
Bij Adobe Illus-
trator worden
de afbeeldingen
niet goed
afgedrukt.
De instelling in het
programma is niet juist.
Selecteer via tabblad Grafisch bij
Geavanceerde opties
:
Als bitmap in
printer laden
en druk het document
opnieuw af.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.7
7
Vastgelopen papier verwijderen
Wanneer in de printer papier is vastgelopen, verschijnt in het
display van het bedieningspaneel een melding die aangeeft op
welke plaats het papier is vastgelopen:
Papier vastgelopen in het invoergedeelte
1
Trek magazijn 1 naar buiten en kijk waar het vastgelopen
vel papier zit.
2
Verwijder het papier door dit bij het zichtbare gedeelte naar
buiten te trekken. Controleer of het papier goed in het
magazijn is geladen.
Melding Locatie Zie
Jam0
In het invoergedeelte
hieronder
Jam1
Bij de tonercassette
pagina 7.10
Jam2
In het uitvoergedeelte
pagina 7.12
Jam Duplex1/2
In het duplex gedeelte
(voor dubbelzijdig
afdrukken)
pagina 7.13
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.8
NB:
Als het vastgelopen papier niet zichtbaar is of wanneer u
weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, verwij-
dert u het magazijn en trekt u het papier voorzichtig uit de printer.
3
Schuif het magazijn weer in de printer.
4
Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
Papier vastgelopen bij magazijn 2 (optie)
1
Trek magazijn 2 uit de printer.
2
Als u het vastgelopen vel papier ziet, verwijdert u dit.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.9
7
3
Ziet u het papier niet bij magazijn 2, trek dan magazijn 1
half naar buiten en verwijder het vastgelopen papier.
4
Schuif de magazijnen terug in de printer. Open en sluit de
bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
Papier vastgelopen in de multi-purpose invoer
1
Open de multi-purpose invoer.
2
Verwijder voorzichtig het vastgelopen vel uit de invoer.
3
Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.10
Papier vastgelopen bij de tonercassette
1
Open en sluit de bovenklep. Het vastgelopen vel papier
verlaat de printer misschien automatisch. Gebeurt dit niet,
ga dan verder bij Stap 2.
2
Open de bovenklep en verwijder de tonercassette.
LET OP:
Om beschadiging van de tonercassette te voorkomen,
mag u deze niet langer dan enkele minuten aan daglicht
blootstellen. Dek de cassette eventueel af met een vel papier.
3
Til voorzichtig de invoergeleider omhoog.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.11
7
4
Trek voorzichtig het vel papier uit de printer door het naar u
toe te trekken.
Is het vastgelopen papier niet zichtbaar of ondervindt u
weerstand bij het verwijderen, ga dan naar “Papier
vastgelopen in het uitvoergedeelte” op pagina 7.12.
5
Klap de invoergeleider omlaag en zet de tonercassette
terug.
NB:
Kost het moeite om de tonercassette terug plaatsen,
controleer dan of de invoergeleider neergeklapt is.
6
Sluit de bovenklep. Het afdrukken kan worden hervat.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.12
Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte
1
Als een groot gedeelte van het papier zichtbaar is, trekt u
dit er recht uit. Zo niet, ga dan verder bij stap 2.
2
Open de achteruitvoer.
3
Maak het papier eventueel los en trek het voorzichtig naar
buiten.
4
Sluit de achteruitvoer.
5
Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.13
7
Papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig
afdrukken
Jam Duplex1
1
Open de achteruitvoer.
2
Verwijder het vastgelopen papier.
3
Sluit de achteruitvoer.
4
Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
Jam Duplex2
1
Trek het papiermagazijn uit de printer.
2
Duw de metalen plaat in de printer omlaag.
LET OP:
Gebruik hiervoor de hendel aan de linkerkant. Daarmee
voorkomt u ongelukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.14
3
Verwijder het vastgelopen papier.
4
Schuif het magazijn terug in de printer.
5
Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken.
Tips om vastlopen van het papier te
voorkomen
De meeste problemen kunnen worden voorkomen door het
juiste soort papier te kiezen. Als het papier toch vastloopt, volgt
u de stappen zoals genoemd bij “Vastgelopen papier
verwijderen” op pagina 7.7.
• Volg de aanwijzingen bij “Papier laden” op pagina 2.6. Zorg
ervoor dat de papiergeleiders goed zijn ingesteld.
• Doe niet teveel papier in het magazijn. Zorg ervoor dat dit
onder de maximummarkering blijft.
• Schuif tijdens het afdrukken het magazijn niet open.
Waaier het papier uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in het magazijn legt.
• Gebruik geen gekreukeld, vochtig of omgekruld papier.
• Doe geen verschillende soorten papier in het magazijn.
• Gebruik alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties
voldoet. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3.
• Leg het papier met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden
in het magazijn en naar boven in de multi-purpose invoer.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.15
7
Problemen met de afdrukkwaliteit
oplossen
Door vuil aan de binnenkant van de printer en door het papier
niet goed te laden, kan de afdrukkwaliteit minder worden.
Raadpleeg bij problemen met de afdrukkwaliteit onderstaande
tabel.
Probleem Oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk
ziet:
• Misschien is de tonercassette bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er
waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken (zie
“Toner opnieuw verdelen” op pagina 6.4. Als dit niet helpt,
zult u een nieuwe tonercassette moeten plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3.
Als de hele pagina te licht is, is de resolutie misschien te laag
ingesteld of staat de Tonerspaarstand aan. Wijzig in de
Eigenschappen van de printer de Resolutie of
Tonerspaarstand. Zie respectievelijk pagina 5.25 en
pagina 5.9.
Misschien moet de tonercassette gereinigd worden. Zie
“Printer reinigen” op pagina 6.7.
De glasplaat (LSU) is misschien vuil. Zie “Printer reinigen” op
pagina 6.7.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw). Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3.
De transferrol is vuil. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7.
De printer moet aan de binnenzijde gereinigd worden. Zie
“Printer reinigen” op pagina 6.7.
Aa
Aa
Bb
Bb
Cc
Cc
Aa
Aa
Bb
Bb
Cc
Cc
Aa
Aa
Bb
Bb
Cc
Cc
Aa
Aa
Bb
Bb
Cc
Cc
Aa
Aa
Bb
Bb
Cc
Cc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.16
Uitval-
verschijnselen
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde, vlekken
zitten:
Misschien zat er een slecht vel tussen het papier. Druk het
document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen
gelijk of het papieroppervlak bevat vochtplekken. Probeer
een andere merk papier. Zie “Papierspecificaties” op
pagina G.3.
Een hele doos papier is niet in orde. Problemen bij het
fabricageproces kunnen ertoe leiden dat toner niet goed
hecht aan sommige gedeelten van het papier. Probeer een
ander merk papier.
De tonercassette kan defect zijn. Zie “Verticaal
terugkerende wijkingen” op de volgende pagina.
Als na deze stappen het probleem niet is opgelost, neem
dan contact op met een service center.
Verticale strepen
Als de afdrukken een zwarte, verticale streep vertonen:
Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in
de tonercassette. Plaats een nieuwe tonercassette.
Grijze achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt
(grijze achtergrond) kunt u dit wellicht oplossen met de
volgende procedure:
Gebruik papier met een lichter gewicht. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
Controleer de omgeving van de printer; bijzonder droge
(lage luchtvochtigheid) of vochtige omstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid meer dan 80%) kunnen leiden
tot een grijze achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
Tonervegen
Reinig de binnenkant van de printer. Zie “Cleaning the
Inside” on pagina 6.7.
Controleer papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
Probleem Oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.17
7
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de afdrukken met regelmatige tussenafstanden tonervegen
vertonen:
• De tonercassette kan beschadigd zijn. Als een afwijking
zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u
een paar keer een schoonmaakblad afdrukken om de
tonercassette te reinigen (zie pagina 6.9. Als het
probleem blijft terugkomen, plaatst u een nieuwe
tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen” op
pagina 2.4.
• Misschien zit er toner op sommige onderdelen van de
printer. Als de achterkant van de afdrukken vlekken
vertoont, lost het probleem zich waarschijnlijk na een
aantal pagina’s vanzelf op.
• De fixeereenheid (fuser) kan beschadigd zijn. Neem
contact op met een service center.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken door een teveel aan toner.
Misschien is het papier te vochtig. Druk opnieuw af op een
vel uit een nieuw pak papier. Maak de verpakking van een
nieuw pak papier pas open op het moment dat u het gaat
gebruiken. Daarmee voorkomt u dat het papier teveel
vocht opneemt.
• Als er schaduwvlekken optreden op enveloppen, kunt u
proberen de indeling zo te veranderen dat er niet wordt
afgedrukt op gedeelten die dikker zijn doordat aan de
andere kant een overlappende naad zit. Dit probleem kan
worden veroorzaakt door afdrukken op naden.
Als de hele pagina wordt bedekt door schaduwvlekken,
kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw
programma of in het venster Eigenschappen van de
printer.
Misvormde tekst
Als tekst er misvormd uitziet (“uitgehold” effect), kan het
papier te glad zijn. Probeer een ander type papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
Als tekst er misvormd uitziet (golvend effect), heeft de
scanner misschien onderhoud nodig. Controleer of het
probleem ook optreedt op de demopagina (zie
pagina 2.14). Neem zo nodig contact op met een service
center.
Pagina trekt
scheef
Controleer type en kwaliteit van het papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
Zorg ervoor dat het papier of ander afdrukmateriaal goed
in de papierlade zit en dat de geleiders niet te los of te
strak tegen het papier aan zitten.
Probleem Oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.18
Gekruld of golvend
papier
Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zowel hoge
temperaturen als een hoge luchtvochtigheid kunnen ertoe
leiden dat het papier gaat omkrullen. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
• Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook
proberen het probleem op te lossen door het papier in de
invoer 180° te draaien.
Open de achterklep en kijk of het probleem is opgelost
wanneer u het papier met de afdrukzijde omhoog
uitvoert.
Gekreukt papier
Controleer of het papier goed geladen is.
• Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
• Open de achterklep en kijk of het probleem is opgelost
wanneer u het papier met de afdrukzijde omhoog
uitvoert.
Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook
proberen het probleem op te lossen door het papier in de
invoer 180° te draaien
Vlekken op
achterzijde papier
Misschien is de transferrol vuil. Zie “Printer reinigen” op
pagina 6.7.
Controleer of er tonerresten in de printer zitten. Reinig de
binnenzijde van de printer.
Zwarte afdrukken
Misschien is de tonercassette niet goed geplaatst. Haal de
cassette eruit en zet hem er opnieuw in.
• De tonercassette is misschien defect. Plaats een nieuwe
tonercassette.
Misschien moet de printer gerepareerd worden. Neem
daarvoor contact op met een service center.
Probleem Oplossing
A
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.19
7
Tonerverlies
Reinig de binnenzijde van de printer.
Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina G.3.
Plaats een nieuwe tonercassette. Zie “Tonercassette
plaatsen” op pagina 2.4.
Als het probleem daarmee niet is opgelost, moet de
printer waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem
daarvoor contact op met een service center.
Openingen in
tekens
Openingen in tekens zijn witte gedeelten in tekens die
zwart horen te zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan
een ander type. (In verband met de eigenschappen van
transparanten is een beperkte mate van zulke openingen
normaal.)
• Misschien drukt u op de verkeerde kant van het materiaal
af. Haal het materiaal eruit en draai het om.
Misschien voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties van deze printer.
Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3.
Horizontale
strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vlekken het
volgende:
• Is de tonercassette juist geplaatst? Haal de cassette eruit
en zet hem er weer in.
Misschien is de tonercassette defect. Plaats een nieuwe
tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen” op
pagina 2.4.
Lost dit het probleem niet op, dan moet de printer
waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem daarvoor
contact op met een service center.
Probleem Oplossing
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.20
Foutmeldingen oplossen
In het display van het bedieningspaneel wordt de status van de
printer en eventuele foutmeldingen weergegeven. In onder-
staande tabel vindt u in alfabetische volgorde een opsomming,
beschrijving en oplossing voor de diverse foutmeldingen.
NB:
Als u de hulp van een service center inroept, is het handig
wanneer u de betreffende foutmelding doorgeeft.
Melding Status Doe het volgende...
Cover Open/No
Toner Cartridge
Er staat een klep open/
Geen tonercassette in
de printer geplaatst.
Sluit de boven- of achterklep/
Plaats een tonercassette.
Invalid Toner Tonercassette niet ge-
schikt voor deze printer.
Plaats een door Samsung
goedgekeurde tonercassette die
geschikt is voor deze printer.
Jam0 Papier vastgelopen in
het invoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen papier
uit het invoergedeelte. Zie
pagina 7.7.
Jam1 Papier vastgelopen bij
de tonercassette.
Verwijder het vastgelopen papier
uit de printer. Zie pagina 7.10.
Jam2 Papier vastgelopen in
het uitvoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen papier
uit het uitvoergedeelte. Zie
pagina 7.12.
JAM Duplex1/2
Papier vastgelopen
tijdens dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier
uit de printer. Zie pagina 7.13.
Load Manual
Press Cont Key
Gekozen is voor
Handinvoer en de multi-
purpose invoer is leeg.
Leg afdrukmateriaal in de invoer
en druk voor iedere pagina op de
toets On-Line/Continue.
Memory Overflow Onvoldoende geheugen
om de huidige
afdruktaak af te
drukken.
De afdruktaak wordt automatisch
verwijderd en de printer gaat
terug naar de stand Ready.
Breid het geheugen van uw
printer uit. Zie “Geheugen- en
PostScript DIMM’s installeren” op
pagina F.3.
Controleer of de menukeuze
SMET in het menu Setup op On
staat. Voor het openen van het
bedieningspaneelmenu, zie
pagina 3.5.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.21
7
Page Too Complex De pagina is te
complex.
Vereenvoudig de lay-out van de
pagina door afbeeldingen te
verwijderen. Als dit niet helpt,
kunt u het geheugen van uw
printer uitbreiden. Zie “Geheugen-
en PostScript DIMM’s installeren”
op pagina F.3.
Paper Empty
[Size]In[Tray]
Het vermelde magazijn
is leeg.
Laad het juiste papier in het
magazijn.
Ready
Toner Low
De tonercassette in uw
printer is bijna leeg.
Verdeel de resterende toner over de
cassette. Zie pagina 6.4.
Serial Error
* wordt alleen getoond als
een seriële interfacekaart is
ge
ïnstalleerd
.
De printer heeft een
fout in de seriële
interface gevonden.
Zorg dat de baudrate van uw
printer en uw computer hetzelfde
zijn.
Ready
Replace Cart
De tonercassette is
leeg.
Plaats een nieuwe tonercassette.
Onafhankelijk van de resterende
hoeveelheid toner, geeft deze
melding aan dat het nodig is de
tonercassette te vervangen omdat
bepaalde onderdelen aan vervanging
toe zijn. De tonercassette is
versleten, wat kan leiden tot een
lagere afdrukkwaliteit. Vervang de
tonercassette door een nieuwe. Om
verder te kunnen afdrukken, drukt u
voor iedere nieuwe pagina op de
toets
On-line/continue
.
Wait Image De firmwaresoftware in
de printer is
beschadigd.
Het programma moet opnieuw
naar de printer gedownload
worden. Neem hiervoor contact op
met uw Samsung leverancier.
Melding Status Doe het volgende...
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.22
Algemene Windows problemen
N
B: Meer informatie over foutmeldingen van Microsoft Windows 9x, Me, NT 4.0, 2000 of
XP vindt u in de handleiding die u bij uw pc geleverd heeft gekregen.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Tijdens installatie
verschijnt de melding
“Bestand in gebruik”.
Sluit alle programma’s af. Verwijder alle software uit de
groep Opstarten en start Windows opnieuw op.
Installeer de printersoftware opnieuw.
De melding “Fout bij het
schrijven naar LPTx”
verschijnt.
• Controleer of de kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en of de printer aan staat.
• Deze melding verschijnt ook als bidirectionele
communicatie niet is ingeschakeld in het
stuurprogramma.
Een van de volgende
meldingen wordt getoond:
Algemene
beschermingsfout”,
“Uitzondering OE”,
“Spool32” of “Ongeldige
bewerking”.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw en probeer nogmaals af te drukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.23
7
Algemene Macintosh problemen
Problemen met de Kiezer
Problemen tijdens het afdrukken
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Het symbool van het
printerstuurprogram-
ma komt niet in de
Kiezer voor.
De software is niet juist ge
ïnstalleerd.
• Het LaserWriter stuurprogramma moet als onderdeel van
het Macintosch besturingssysteem aanwezig zijn.
Controleer of het LaserWriter stuurprogramma in de map
Extensies in de Systeemmap aanwezig is. Is dit niet het
geval, installeer dan het LaserWriter stuurprogramma
vanaf de Macintosh OS CD-ROM.
• Controleer de kwaliteit van de kabel.
Controleer of de printer zich op het juiste netwerk bevindt.
Ga in het Apple menu naar Regelpanelen en selecteer
Netwerk of AppleTalk regelpaneel. Selecteer
vervolgens het juiste netwerk.
De printernaam komt
niet voor in het vak
Selecteer een
PostScript printer
in de Kiezer.
Controleer of de kabels goed zijn aangesloten en of de
printer aan staat.
Controleer of in het display van het bedieningspaneel
“Ready” wordt getoond. Zo niet, druk dan op de toets On-
Line/Continue om de printer on-line te zetten.
Controleer of in de Kiezer het juiste stuurprogramma is
geselecteerd.
Als de printer onderdeel is van een netwerk met meerdere
zones, zorg er dan voor dat de juiste zone is geselecteerd
in het vak AppleTalk Zones van de Kiezer.
Controleer of AppleTalk aanstaat; Actief in de Kiezer moet
geselecteerd zijn. Herstart de computer eventueel om de
wijziging te activeren.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
U kunt de computer
tijdens het afdrukken
niet gebruiken.
Afdrukken in de achtergrond is niet geselecteerd.
• Voor LaserWriter 8.3 zet u Afdr. in achtergrond in de
Kiezer aan. Statusmeldingen worden nu naar de
Afdukmonitor gestuurd, zodat u door kunt werken terwijl
de computer de gegevens naar de printer stuurt.
• Voor LaserWriter 8.4 of hoger zet u Afdr. in achtergrond
aan via het dialoogvenster Afdrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.24
PS foutmeldingen oplossen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de
PostScripttaal en kunnen zich voordoen wanneer verschillende
printertalen worden gebruikt.
NB:
U kunt PS fouten afdrukken of op het scherm laten verschij-
nen door het venster Afdrukopties te openen en u op de gewenste
optie naast het gedeelte met PostScript fouten te klikken.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript
bestand wordt niet
afgedrukt.
De PostScript optie is
niet ge
ïnstalleerd
.
Druk een configuratieblad af en
controleer of de PS versie
beschikbaar is.
Als PostScript niet beschikbaar is,
moet u eerst de PostScript optie
installeren. Zie “Geheugen- en
PostScript DIMM’s installeren” op
pagina F.3.
De melding “This
job contains binary
data.” (Deze
afdruktaak bevat
binaire gegevens)
wordt getoond.
Zuiver binaire
gegevens worden niet
door het PostScript
stuurpro-gramma
ondersteund.
Open Eigenschappen van het
stuurprogramma van PostScript en
klik op Advanced. De optie zuiver
binaire gegevens wordt niet
ondersteund. Kies een andere optie.
Er wordt een PS
Error pagina
afgedrukt.
De afdruktaak is geen
PS afdruktaak.
Controleer of de afdruktaak een PS
afdruktaak is. Controleer of de
toepassing verwacht dat een Setup of
PS headerfile naar de printer wordt
gestuurd.
Magazijn 2 (optie)
is niet in het
stuurprogramma
geselecteerd.
In het printerstuur-
programma moet u
eerst magazijn 2
selecteren.
Open Eigenschappen van het
stuurprogramma van PostScript en
stel de menukeuze Option Tray van
de optie Device in op Installed.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.25
7
Algemene Linuxproblemen
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Ik kan de instellingen in de
Configuration Tool niet
wijzigen
U kunt deze instellingen alleen wijzigen wanneer u
administrator rechten heeft.
Ik gebruik de KDE desktop,
maar de Configuration Tool
en LLPR starten niet
Misschien heeft u de GTK libraries niet ge
ïnstalleerd
. Deze
worden in het algemeen met de Linux software meegeleverd,
maar u moet ze wel handmatig installeren. Kijk in de
betreffende handleiding voor meer informatie over het
installeren van aanvullende software.
Ik heb de software
ge
ïnstalleerd, maar deze
komt niet voor in de
KDE/Gnome menu’s.
Bij sommige versies van de KDE en GNOME desktop
omgeving moet u uw sessie opnieuw starten voor de
wijzigingen van kracht worden.
Ik krijg de melding “Some
options are not selected”
tijdens het wijzigen van de
printerinstellingen.
Bij sommige printers is sprake van instellingen die met elkaar
in conflict zijn, waardoor een aantal instellingen niet voor
twee opties tegelijk geselecteerd kunnen worden. Wanneer u
een instelling wijzigt en de printersoftware meldt dat er
sprake is van een conflict, wijzigt de betreffende optie in de
waarde “No Choice”. Voordat u deze wijzigingen kunt
doorvoeren, moet u een optie selecteren die niet tot een
conflictsituatie aanleiding geeft.
Ik kan een printer niet als
standaardprinter
selecteren.
Er zijn omstandigheden waarin het niet mogelijk is de
standaard wachtrij te wijzigen. Dit is bijvoorbeeld het geval
met enkele varianten van LPRng, met name bij de nieuwste
RedHat systemen, die gebruik maken van de ‘printconf’
wachtrijdatabase.
Bij gebruikmaking van printconf wordt het bestand
/etc/
printcap
automatisch ge-update door de database met
printers die door het systeem wordt beheerd (meestal via het
‘printtool’ commando). De wachtrijen in /etc/printcap.local
worden toegevoegd aan het nieuwe bestand omdat de
standaard wachtrij in LPRng als eerste wachtrij in
/etc/
printcap
is gedefinieerd. Om die reden kan de Samsung
printersoftware de standaardprinter niet wijzigen wanneer
een aantal wachtrijen via printtool anders zijn gedefinieerd.
LPD systemen beschouwen de wachtrij met de naam ‘lp’ als
de standaard wachtrij. Als er al een wachtrij met deze naam
bestaat en als het geen alias heeft, kunt u de
standaardprinter niet wijzigen. Om dit te omzeilen kunt u de
wachtrij verwijderen of in bestand
/etc/printcap
een
andere naam geven.
Bij enkele documenten is
het niet mogelijk meer
pagina’s per vel af te
drukken.
Het afdrukken van meer pagina’s per vel wordt bereikt door
de PostScriptgegevens die naar het afdruksysteem zijn
verstuurd na te bewerken. Dit is echter alleen mogelijk
wanneer de PostScriptgegevens voldoen aan de
documentstructuur van Adobe. Bij documenten die hier niet
aan voldoen, kan het afdrukken van meer pagina’s per vel
problemen geven.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.26
Ik gebruik BSD lpr
(oudere versies van
Slackware, Debian),
maar een aantal opties
die met LLPR zijn
gekozen worden niet
uitgevoerd.
Oudere BSD lpr systemen kennen een stringente
beperking met betrekking tot de lengte van de string die
aan het afdruksysteem wordt doorgegeven. Wanneer u
een aantal verschillende opties hebt geselecteerd kan het
zijn dat deze lengte overschreden wordt, met als gevolg
dat niet alle opties worden doorgegeven. Selecteer in dat
geval minder afwijkende opties, zodat het geheugen-
gebruik wordt beperkt.
Ik wil een document
“liggend” afdrukken,
maar het document
wordt gedraaid en
vervormd afgedrukt.
De meeste Unix toepassingen waarmee de afdrukrichting
“Liggend” kan worden geselecteerd, genereren de juiste
PostScript code, dat op normale wijze (d.w.z. “Staand”)
kan worden afgedrukt. In dat geval hoeft u deze instelling
dus niet te wijzigen.
Sommige pagina’s komen
er blanco uit (er is niets
op afgedrukt); ik maak
gebruik van CUPS.
In een aantal oudere versies van CUPS (1.1.10 en ouder)
zit een fout waardoor gegevens die in Encapsulated
PostScript (EPS) formaat worden verzonden, niet goed
worden verwerkt. Wanneer u via LLPR afdrukt, zorgt de
software voor een programma-omweg door de gegevens
naar normaal PostScript formaat te converteren. Als uw
programma echter om LLPR heen werkt en de EPS data
direct naar CUPS stuurt, zal het document waarschijnlijk
niet goed worden afgedrukt.
Ik kan niet op een SMB
(Windows) printer
afdrukken
Om gedeelde SMB printers te kunnen configureren en
gebruiken (bijvoorbeeld printers die via een Windows
systeem gedeeld worden), moet u over de juiste installatie
van het SAMBA pakket beschikken waarmee dit mogelijk
is. Het “smbclient” commando moet beschikbaar zijn en
op uw systeem gebruikt kunnen worden.
Het lijkt alsof mijn
toepassing niets meer
doet terwijl LLPR draait.
De meeste Unix toepassingen wachten op een commando
als het “lpr” commando. Omdat LLPR wacht op input van
de gebruiker voordat het de afdruktaak aan de
printspooler doorgeeft, wacht de toepassing vaak op de
terugkeer van het proces en lijkt daardoor niet meer te
werken (de vensters worden niet vernieuwd). Dit is
normaal en de toepassing zal weer normaal functioneren
zodat de gebruiker LLPR verlaten heeft.
Waar kan ik het IP adres
van mijn SMB server
ingeven?
Als u het CUPS afdruksysteem niet gebruikt, kunt u dit
opgeven in het dialoogvenster “Add Printer” van de
Configuration Tool. Het is op dit moment binnen CUPS niet
mogelijk het IP adres van SMB printers te specificeren. U
zult dus met behulp van Samba naar de resource moeten
bladeren om af te kunnen drukken.
Sommige documenten
worden blanco afgedrukt
Een aantal versies van CUPS, met name de versies die met
Mandrake Linux voor versie 8.1 geleverd zijn, geven vanaf
enkele toepassingen fouten bij het verwerken van
PostScript output. Probeer te upgraden naar de laatste
versie van CUPS (tenminste 1.1.14). Sommige RPM
pakketten worden geleverd met deze Linux afdruk-
software.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.27
7
Algemene DOS problemen
Ik gebruik CUPS en een
aantal opties (zoals meer
pagina’s per vel) lijken
altijd aan te staan, terwijl
deze niet in LLPR
geselecteerd zijn.
Misschien zijn er lokaal opties gedefinieerd in uw bestand
~/.lpoptions dat via het commando lpoptions wordt
gebruikt. Deze opties worden altijd gebruikt, tenzij LLPR
instellingen zijn ingesteld die voorrang krijgen op deze
opties. Om alle opties voor een printer te verwijderen,
kunt u het volgende commando gebruiken: lpoptions -x
printer (vervang “printer” door de naam van de wachtrij).
Ik wil een bestand
afdrukken, maar krijg de
foutmelding “Permission
denied”.
De meeste afdruksystemen werken niet via “super-user”,
maar alleen via “special user” (meestal “lp”). U moet er
dan ook voor zorgen dat het bestand dat u wilt afdrukken
via de spooler deamon voor de gebruiker beschikbaar is.
Op mijn PCL (of SPL)
printer worden soms
foutmeldingen afgedrukt
in plaats van mijn
document.
Helaas geven sommige Unix toepassingen soms niet-
compatibele PostScript output die niet door Ghostscript of
door de printer zelf in de PostScript mode wordt
ondersteund. U kunt proberen de output naar een bestand
weg te schrijven en het resultaat met Ghostscript te
bekijken (met gv of ghostview is dit interactief mogelijk)
en nagaan of u foutmeldingen krijgt. De fout zal echter
hoogstwaarschijnlijk door de toepassing worden
veroorzaakt. Neem daarover eventueel contact op met de
softwareleverancier.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
Wanneer de printer in
een EPSON Dot Printer
omgeving wordt
gebruikt, wordt soms
niet de juiste informatie
afgedrukt.
Wijzig op het tabblad Configureren van het programma
RCP Bedieningspaneel de emulatie. Meer informatie over
het selecteren van printerinstellingen via het RCP
bedieningspaneel vindt u op pagina D.4.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.28
N
OTITIES
A
Uw printer is geschikt voor Macintosh systemen die over
een ingebouwde USB interface of 10/100 Base-TX
netwerkkaart beschikken (optioneel voor de ML-2150).
Wanneer u een bestand vanaf een Macintosh computer
afdrukt, kunt u het Samsung SPL II stuurprogramma
gebruiken voor het wijzigen van de belangrijkste
instellingen van de printer. Wanneer u het PPD bestand
installeert, kunt u ook het PostScript stuurprogramma
gebruiken.
Deze appendix behandelt de volgende onderwerpen:
Software voor de Macintosh installeren
Bureaubladprinter aanmaken
Document afdrukken
Geavanceerde afdrukmogelijkheden
DE PRINTER MET EEN
M
ACINTOSH GEBRUIKEN
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.2
Software voor de Macintosh
installeren
De bij uw printer geleverde CD-ROM bevat het SPL
printerstuurprogramma, het bestand PPD voor gebruik van het
PS stuurprogramma en het Apple LaserWriter stuurprogramma,
waarmee u vanaf een Macintosh kunt afdrukken.
In onderstaande tabel kunt u nagaan welk stuurprogramma
voor uw printer beschikbaar is en de systeemeisen.
NB:
Als u gebruiker bent van een ML-2150, moet u eerst de PS
DIMM (optie) installeren voordat u gebruikt kunt maken van het
PostScript stuurprogramma (zie pagina F.3).
Bezoek de homepage van Samsung voor het
printerstuurprogramma voor MAC OS 10.x.Homepage van
Samsung : www.samsungprinter.com
1
Zet uw computer en printer aan.
2
Plaats de met de printer meegeleverde CD-ROM in het CD-
ROM-station van uw computer.
3
Dubbelklik op uw Macintosch bureaublad op
SAMSUNG _LBP.
4
Dubbelklik op de map West.
5
Dubbelklik op het symbool van de Samsung Laser Printer
Installer naast de taal die u wilt selecteren.
Uw printer
Stuur-
programma
Aansluiting Systeemeisen
ML-2150 SPL driver USB interface
(zie pagina 2.11)
Mac OS 8.6 en
G3 processor of
hoger
ML-2151N/
ML-2152W
SPL driver
PS driver
USB interface
(zie pagina 2.11)
Mac OS 8.6 en
G3 processor of
hoger
Netwerk-
interface (zie
pagina 2.12)
Mac OS 7.5 en
7200 processor
of hoger
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.3
A
6
Klik op Doorgaan en daarna weer op Doorgaan.
7
Het venster Samsung Laser Printer Installer wordt geopend.
Selecteer het gewenste type installatie. U kunt kiezen uit de
volgende twee mogelijkheden:
Easy Install (aanbevolen methode): Hierbij wordt het
PPD bestand geladen en het SPL stuurprogramma
ge
ïnstalleerd.
Custom Install: Hierbij kunt u aangeven welke
onderdelen u wilt installeren: het SPL II stuurprogramma,
de PS Level 3 PPD bestanden of het programma Adobe
Acrobat Reader waarmee u de handleiding kunt bekijken.
8
Klik op Installeren.
Als u andere programma’s geopend heeft, verschijnt een
waarschuwing. Klik op Doorgaan als u de software toch
wilt installeren of klik op Annuleren, sluit de andere
programma’s af en installeer de software.
9
Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Herstart.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.4
Bureaubladprinter aanmaken
Na installatie van de afdruksoftware, moet u de bureaublad-
printer aanmaken voordat u uw printer kunt gebruiken.
Afhankelijk van de gebruikte aansluiting, kan de procedure
hiervoor verschillen.
Bureaubladprinter voor het SPL
stuurprogramma maken
1
Selecteer vanuit het Apple menu de Kiezer.
2
Klik in het linkergedeelte van het Kiezer venster op
SAMSUNG SPL II. Vervolgens verschijnt de naam van uw
programma in het rechtergedeelte van het Kiezer venster.
3
Klik op ML-2150 en sluit het venster.
4
Er verschijnt een melding dat u van printer veranderd bent.
Klik op OK.
5
Op uw bureaublad is nu het symbool van de SAMSUNG SPL
II printer bijgekomen.
Bureaubladprinter voor het PS
stuurprogramma maken
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten
1
Open Macintosh HD en dubbelklik op Applications.
2
Dubbelklik op Hulpprogramma’s.
3
Dubbelklik op Bureaubladprinterbeheer.
NB:
De locatie van Bureaubladprinterbeheer kan per Mac
besturingssysteem verschillen.
4
Selecteer LaserWriter 8 en vervolgens Printer (USB) in
de keuzelijst. Klik daarna op OK.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.5
A
5
Klik in het gedeelte Selectie USB-printer op Wijzigen. De
naam van uw printer verschijnt in de lijst.
6
Klik op ML-2150 en vervolgens op OK.
7
Klik in het gedeelte PostScript Printer Description (PPD) File
op Auto Setup
Als Auto Setup niet goed werkt, klikt u op PPD Selecteren
en kiest u Samsung ML-2150 Series.
8
Als de setup voltooid is, klikt u op Aanmaken.
9
Klik op Opslaan.
Bij een Macintosh die in een netwerk is
opgenomen
1
Selecteer vanuit het Apple menu de Kiezer.
2
Klik op LaserWriter 8 (het met uw Macintosh
meegeleverde PostScript stuurprogramma).
De naam van uw printer verschijnt in de lijst.
3
Selecteer in het printervak SEC000xxxxxxxxx (xxxxxxxxx
kan per product verschillen).
4
Als de installatie voltooid is, verschijnt het symbool van uw
printer op uw bureaublad.
Als Auto Setup niet goed werkt, klikt u op PPD selecteren,
selecteer SAMSUNG ML-2150 Series en klik op OK.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.6
Document afdrukken
Wanneer u vanaf een Macintosh afdrukt, moet u in ieder
programma dat u gebruikt de printersoftware instellingen
controleren. Volg daarbij de onderstaande stappen.
1
Open een Macintosh programma en selecteer het bestand
dat u wilt afdrukken.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (in
sommige programma’s heet dit Document-instelling).
3
Selecteer het gewenste papierformaat, de ori
ëntatie, de
papiersoort en eventuele andere opties. Klik daarna op
OK.
Selecteer eventueel Watermerk wanneer u aan iedere
pagina van uw document een watermerk wilt toevoegen. Dit
kan handig zijn om het doel of de behandelwijze aan te
geven. Meer informatie over de watermerkopties vindt u op
pagina 5.18.
De watermerkfunctie wordt niet ondersteund onder
Mac OS 9.1
.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.7
A
4
Open het menu Bestand en klik op Afdrukken. Het
venster SAMSUNG SPL II Printer wordt geopend.
Als u gebruik maakt van het PS stuurprogramma, wordt het
venster van het LaserWriter 8 stuurprogramma geopend.
5
Selecteer het aantal exemplaren en welke pagina(’s) u wilt
afdrukken.
6
Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op Afdrukken.
Voor geavanceerde
afdrukmogelijkheden
selecteert u de
gewenste optie. Meer
informatie vindt u
op
pagina A.8.
Haalt de fabrieks-
instellingen op.
Slaat de huidige
instellingen op
.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.8
Geavanceerde
afdrukmogelijkheden
Het venster SAMSUNG SPL II Printer biedt 5 categorie
ën met
geavanceerde eigenschappen. Deze zijn:
- Zwarting/Kwaliteit
- Lay-out
- Kleur
- On achtergrond afdrukken
- Papierbron
Onderstaande illustraties geven meer informatie over de diverse
eigenschappen van het SAMSUNG SPL II Printer venster.
Zwarting/Kwaliteit
Lay-out
Kies de
zwarting
(toner-
dichtheid)
.
Selecteer de
afdrukkwaliteit.
Selecteer hoeveel pagina’s
u op een vel wilt
afdrukken. De pagina’s
worden verkleind en over
het vel verdeeld.
Kruis dit aan als u
kaders rond de
pagina’s wilt.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.9
A
Kleur
Afdrukken op achtergrond
Selecteer de “kleur”
.
Zwart/wit
Grijswaardenl
Aan-/uitzetten
van op achter-
grond afdrukken.
Selecteer de prioriteit van uw afdruktaak in de wachtrij
van afdruktaken:
Uitstellen: voor een afdruktaak met hoge prioriteit.
Normaal: wordt afgedrukt in de volgorde waarin de
afdruktaak ontvangen is.
Afdrukken om: wordt op de in het rechterveld
gespecificeerde dag en tijdstip afgedrukt.
Dokument in de wacht zetten: de afdruktaak wordt
“in de wacht” gezet, totdat u deze vrijgeeft.
D
E
PRINTER
MET
EEN
M
ACINTOSH
GEBRUIKEN
A.10
Papierbron
Als u magazijn 2 (optie) heeft
geplaatst, kruist u dit vakje
aan om deze te activeren.
Selecteer de gewenste invoer. Als u
Auto Select selecteert, kiest de printer
eerst de multi-purpose invoer, daarna
magazijn 1 en tenslotte magazijn 2
.
B
Als u voor het afdrukken van een document het PostScript
stuurprogramma wilt gebruiken dat op uw systeem cd-rom
staat, kunt u in deze Appendix de benodigde informatie
vinden.
Behandeld worden de volgende onderwerpen:
PPD bestanden installeren
Instellingen PS stuurprogramma wijzigen
NB:
Als u over een ML-2150 beschikt, moet u om gebruik te
kunnen maken van het PostScript stuurprogramma eerst een
PS DIMM (optie) installeren. Meer informatie hierover vindt u
in Appendix F,“Printeruitbreidingen installeren.
WINDOWS POSTSCRIPT
STUURPROGRAMMA
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
B.2
PPD bestanden installeren
Met behulp van de PPD bestanden kunt u, in combinatie met het
PostScript stuurprogramma, de printerinstellingen wijzigen en
de computer met uw printer laten communiceren. Op de
meegeleverde cd-rom vindt u het installatieprogramma voor de
PPD bestanden.
NB:
Wanneer u het PostScript printerstuurprogramma onder
Windows 9x, Me of NT 4.0 installeert, kan het zijn dat Windows
vraagt om de originele Windows cd-rom.
Als u gebruik maakt van Windows 9x, Me of NT 4.0 en u beschikt
over het PostScript 3 stuurprogramma en wilt dit ook gebruiken,
moet u de PostScript 3 PPD installeren die zich ook op de
meegeleverde CD-ROM bevindt.
Voordat u de PPD bestanden installeert, moet u ervoor zorgen
dat de printer en de pc via een parallelle kabel, een USB kabel
of via een netwerkinterface op elkaar zijn aangesloten. Voor
meer informatie over:
• het aansluiten via een parallelle interface, zie pagina 2.10.
• het aansluiten via een USB interface, zie pagina 2.11. Voor
Windows 98/Me moet eerst het USB stuurprogramma
ge
ï
nstalleerd worden. Zie pagina 2.20.
• het aansluiten via een netwerkinterface, zie pagina 2.12.
Voor de ML-2150 moet u de eerst een netwerkkaart (optie)
installeren. Zie “Netwerk- of seriële interfacekaart installeren”
op pagina F.6.
Onder Windows 95/98/Me
1
Plaats de CD-ROM in het CD-ROM station van uw computer.
De installatie wordt automatisch gestart.
Als de installatie niet automatisch wordt start:
Selecteer Uitvoeren in het Start menu en geef in het
invoervenster in: x:\cdsetup.exe (vervang x door de
letter van uw CD-ROM-station). Klik daarna op OK.
2
Selecteer de gewenste taal.
Als u uw taal er niet bij ziet, gebruikt u de scrolltoets rechts
onderin om meer talen weer te geven.
3
Klik op Installeren van de Samsung Software-II op uw
PC (PostScript).
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
B.3
B
4
Klik op Volgende.
5
Selecteer Locale printer en klik op Volgende.
6
Klik op Diskette... en selecteer:
• voor Windows 95/98, x:\ML-2150\PS
DRV\
AddPrint\ English (of een andere
taal)\Win9598\level2
• voor Windows Me, x:\ML-2150\PS
DRV\ AddPrint\
English (of een andere taal)\WinME\level2
(vervang x door de letter van uw CD-ROM-station)
7
Klik op OK.
8
Wanneer Samsung ML-2150 Series PS in de lijst met
Printers is opgenomen, klikt u op Volgende.
NB:
Wanneer het systeem vraagt om de Windows CD-ROM,
plaatst u deze in het CD-ROM-station van uw computer en volgt u
de aanwijzingen op het scherm.
9
Selecteer de gewenste poort en klik op Volgende.
10
Klik op Volgende.
11
Wanneer wordt gevraagd of u een testpagina af wilt
drukken, selecteert u Ja of Nee en klikt u op Voltooien.
12
Als u bij stap 11 Ja heeft geselecteerd, drukt de printer een
testpagina af. Als de pagina goed is afgedrukt, klikt u op Ja.
13
Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien.
Onder Windows NT 4.0
1
Volg de stappen 1 t/m 4 zoals vermeld bij “Onder Windows
95/98/Me” op pagina B.2.
2
Selecteer de gewenste poort en klik op Volgende.
3
Klik op Diskette... en selecteer x:\ML-2150\
PS
DRV\ AddPrint\ English (of een andere taal)\
WinNT\level2. Klik op OK.
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
B.4
NB:
Wanneer het systeem vraagt om de Windows CD-ROM,
plaatst u deze in het CD-ROM-station van uw computer en volgt u
de aanwijzingen op het scherm.
4
Als de Samsung ML-2150 Series PS in de lijst met
printers is opgenomen, klikt u op Volgende.
5
Klik op Volgende.
6
Wanneer wordt gevraagd of u een testpagina af wilt
drukken, selecteert u Ja of Nee en klikt u op Voltooien.
7
Als u bij stap 6 Ja heeft geselecteerd, drukt de printer een
testpagina af. Als de pagina goed is afgedrukt, klikt u op Ja.
8
Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien.
Onder Windows 2000/XP
1
Volg de stappen 1 t/m 4 zoals vermeld bij “Onder Windows
95/98/Me” op pagina B.2.
2
Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien.
PS stuurprogramma opnieuw installeren
(Windows 2000/XP)
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna
Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-2150
Series.
Het venster Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-
2150 serie wordt getoond.
3
Kruis Herstellen aan en klik op Volgende.
4
Klik op Voltooien.
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
B.5
B
PS stuurprogramma verwijderen
Onder Windows 9x/Me/NT 4.0
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna
Installatie PS stuurprogramma Samsung ML-2150
Series ongedaan maken.
3
Als om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op OK.
Het PS stuurprogramma voor de Samsung ML-2150 serie en
alle onderdelen worden van uw computer verwijderd.
4
Klik op Voltooien.
Onder Windows 2000/XP
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna
Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-2150
serie.
Het venster Onderhoud PS stuurprogramma Samsung
ML-2150 Series wordt geopend.
3
Kruis Verwijderen aan en klik op Volgende.
4
Als om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op OK.
Het PS stuurprogramma voor de Samsung ML-2150 serie en
alle onderdelen worden van de computer verwijderd.
5
Klik op Voltooien.
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
STUURPROGRAMMA
B.6
Instellingen PS stuurprogramma
wijzigen
Bepaalde instellingen van de printer zijn niet toegankelijk
binnen het PS stuurprogramma. Meer informatie hierover vindt
u in Hoofdstuk 5,“Afdruktaken.
Afhankelijk van het door u geselecteerde stuurprogramma,
wisselt de printer automatisch tussen de talen PS en SPL.
Eigenschappen van de printer openen
De eigenschappen van het Windows PS printerstuurprogramma
kunt u openen via de map Printers of vanuit een toepassing.
Venster Eigenschappen openen via de map Printers:
1
Klik op de Windows Start knop.
2
Selecteer Instellingen en daarna Printers om het venster
Printers te openen.
3
Selecteer Samsung ML-2150 Series PS.
4
Om het venster Eigenschappen te openen, klikt u op de
rechter muisknop en selecteert u Eigenschappen.
Venster Eigenschappen openen vanuit een toepassing:
1
In het menu Bestand selecteert u Afdrukken om het
venster Afdrukken te openen.
2
Controleer of Samsung ML-2150 Series PS is
geselecteerd bij de keuzelijst Naam.
3
Klik op Eigenschappen om het venster te openen.
C
Uw printer is ook geschikt voor gebruik binnen een Linux-
omgeving.
Deze appendix behandelt de volgende onderwerpen:
Printerstuurprogramma installeren
Configuration Tool gebruiken
LLPR eigenschappen wijzigen
DE PRINTER ONDER LINUX
GEBRUIKEN
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.2
Printerstuurprogramma installeren
Systeemeisen
Ondersteunde besturingssystemen
• Redhat 6.2/7.0/7.1 en hoger
• Linux Mandrake 7.1/8.0 en hoger
• SuSE 6.4/7.0/7.1 en hoger
• Debian 2.2 en hoger
• Caldera OpenLinux 2.3/2.4 en hoger
• Turbo Linux 6.0 en hoger
• Slackware 7.0/7.1 en hoger
Aanbevolen wordt
• Pentium II of Power PC G3
• RAM 64 MB of hoger
• HDD 20 MB of hoger
Software
• Glibc 2.1 of hoger
• GTK+ 1.2 of hoger
• GhostScript
Printerstuurprogramma installeren
1
Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten.
Zet zowel de computer als de printer aan.
2
Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in
het Login veld “root” in en geeft u het systeemwacht-
woord in.
NB:
Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u
inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan
contact op met uw systeembeheerder.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.3
C
3
Plaats de CD-ROM met de printersoftware in het CD-ROM-
station van uw computer. De CD-ROM start automatisch.
N
B: Als de CD-ROM niet automatisch start, klik dan op het
pictogram onderin het venster. Als het Terminal scherm wordt
getoond, typt u in:
[root@local root]#
cd /mnt/cdrom
(de CD-ROM directory)
[root@local cdrom]#
./setup.sh
4
Selecteer het type installatie (Recommended of Expert)
en klik op Continue.
Recommended wordt volledig automatisch, zonder
tussenkomst van de gebruiker, ge
ïnstalleerd.
Bij Expert
kunt u het installatiepad of afdruksysteem selecteren.
5
Heeft u Recommended geselecteerd, ga dan verder bij
stap 6.
Voor Expert selecteert u de gewenste optie en klikt u op
Begin Install.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.4
6
De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.
Wanneer de installatie voltooid is, klikt u op Start.
7
Het Linux Printer Configuration scherm wordt geopend. Klik
in de taakbalk bovenin het venster op het pictogram Add
Printer.
NB:
Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem, kan het
venster Administrator Login worden geopend. Geef in het Login
veld “root” in en geef het systeemwachtwoord in.
8
De huidige printers van het systeem worden getoond.
Selecteer de printer die u wilt gebruiken. De tabbladen die
voor de geselecteerde printer beschikbaar zijn, worden
bovenin het Add a Printer venster getoond.
NB:
Als de printer PostScript ondersteunt, wordt aangeraden het
PS stuurprogramma te selecteren.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.5
C
9
Klik op tabblad Connection en controleer of de juiste
printerpoort is ingesteld. Is dit niet het geval, wijzig dan de
instelling.
10
Met de tabbladen Settings en Queue kunt u de huidige
instellingen van de printer bekijken en zonodig aanpassen.
NB:
De beschikbare opties zijn afhankelijk van de gebruikte
printer. Het is mogelijk dat de velden Description en Location in uw
Queue scherm niet voorkomen.
11
Klik op OK om dit scherm te verlaten.
12
Als in het venster wordt gemeld dat de configuratie van de
nieuwe printer gelukt is, klikt u op OK.
13
Het venster Linux Printer Configuration wordt weer geopend.
Het tabblad Info geeft informatie over uw printer.
Desgewenst kunt u de configuratie van uw printer wijzigen.
Meer informatie over het wijzigen van de printerconfiguratie,
vindt u onder “Configuration Tool gebruiken” op pagina C.8.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.6
Aansluitmethode van de printer wijzigen
Als u de wijze waarop de printer op de computer is aangesloten
wilt wijzigen van USB in parallel of omgekeerd, moet u uw
Samsung printer opnieuw configureren door de printer aan uw
systeem toe te voegen. Dit doet u via de volgende stappen:
1
Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten.
Zet zowel de computer als de printer aan.
2
Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in
het Login veld “root” in en geeft u uw systeemwachtwoord
in.
N
B: Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u inloggen
als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact
op met uw systeembeheerder.
3
Via het pictogram Startup Menu onderin uw bureaublad
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool.
U kunt het venster Linux Printer Configuration ook
openen door in het Terminal scherm “linux-config” in te
typen.
4
Als het venster Linux Printer Configuration verschijnt,
klikt u op het pictogram Add Printer. Dit vindt u op de
taakbalk bovenin het venster.
5
Klik op tabblad Connection bovenin het venster op Add a
Printer.
Controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Zo niet,
wijzig dan de instelling
6
Klik op OK.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.7
C
Printerstuurprogramma verwijderen
1
Vanuit het Startup Menu pictogram onderin uw bureaublad
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool.
U kunt het venster Linux Printer Configuration ook openen
door in het Terminal scherm “linux-config” in te typen.
2
In het venster Linux Printer Configuration selecteert u
vanuit het menu File het commando Uninstall.
3
Het scherm Administrator Login wordt geopend. Geef in
het Login veld rootin en geef het systeemwachtwoord in.
Klik op Proceed.
N
B: Om de printersoftware te kunnen verwijderen, moet u
inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan
contact op met uw systeembeheerder.
4
Vervolgens verschijnt een berichtvenster waarin u wordt
gevraagd te bevestigen dat u verder wilt gaan met het de-
installatieproces. Klik op Ja.
5
Selecteer Complete uninstall en klik op Uninstall.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.8
6
Klik op OK om het de-installatieproces te starten.
7
Als dit proces voltooid is, klikt u op Finished.
Configuration Tool gebruiken
Met de Configuration Tool kunt u beheertaken zoals het
toevoegen en verwijderen van printers uitvoeren en de
algemene printerinstellingen wijzigen. Als “regular user” kunt u
via de Configuration Tool nagaan welke afdruktaken er in de
wachtrij staan, de printereigenschappen bekijken en de
voorkeursinstellingen wijzigen.
U opent de Configuration Tool als volgt:
1
Vanuit het Startup Menu pictogram onderin het scherm
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool. Het venster Linux Printer Configuration wordt
geopend.
U kunt dit venster ook openen door in het Terminal scherm
linux-config” in te typen.
2
Het venster Linux Printer Configuration toont in het
linkergedeelte een lijst met ge
ïnstalleerde printers. In het
rechtergedeelte ziet u een aantal tabbladen die
informatie over de op dat moment geselecteerde printer
weergeven.
Selecteer uw printer, als deze nog niet geselecteerd is.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.9
C
3
Tabblad Info bevat algemene informatie over de printer.
Als u gebruiker van internet bent, kunt u door op Go to the
Web page for this printer te klikken naar de Samsung
website gaan.
Klik op tabblad Job om de wachtrij voor de geselecteerde
printer te bekijken en te beheren. Afdruktaken in de
wachtrij kunt u uitstellen, hervatten of verwijderen. U kunt
ook een afdruktaak naar de wachtrij van een andere printer
slepen.
Via tabblad Properties kunt u de standaardinstellingen van
de printer wijzigen.
NB:
Regular users kunnen de door de systeembeheerder/
administrator vastgestelde instellingen overschrijven. Wanneer
een Regular user op Apply klikt, worden de instellingen van deze
gebruiker opgeslagen in het gebruikersprofiel en deze kunnen later
met LLPR worden gebruikt. Wijzigingen die de systeembeheerder/
administrator via de Configuration Tool aanbrengt, worden als de
nieuwe algemene standaardinstellingen opgeslagen.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.10
LLPR eigenschappen wijzigen
Door het venster LLPR Properties te openen, kunt u de
eigenschappen van de printer aan uw wensen aanpassen.
Het venster LLPR Properties opent u als volgt:
1
Selecteer vanuit het programma dat u gebruikt het
commando Print.
2
Wanneer het Linux LPR venster wordt getoond, klikt u op
Properties.
U kunt het LLPR venster ook op de volgende manier
openen:
• Klik op het pictogram Startup Menu onderin het scherm;
selecteer Linux Printer en vervolgens Linux LPR.
• Als het Linux Printer Configuration venster geopend is,
selecteert u vanuit het Print menu Test Print.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.11
C
3
Het venster LLPR Properties wordt geopend.
Bovenin dit venster ziet u de volgende zes tabbladen:
General - Hier kunt u papierformaat en -type, de invoer
en de afdrukrichting van de documenten instellen,
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, begin- en eindregels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Margins - Hier kunt u de paginamarges instellen. De
grafische afbeelding rechts geeft de huidige instellingen
weer. Deze marges gelden niet wanneer een PostScript
document wordt afgedrukt.
Image - Hiermee kunt u de opties instellen voor het
afdrukken van bestanden met afbeeldingen, bijvoorbeeld
wanneer een niet-PostScript document via de commando-
regel aan de LLPR wordt doorgegeven. Kleurinstellingen
gelden echter ook voor PostScript documenten.
Text - Hier kunt u de dichtheid van de tekst selecteren en
de syntaxkleur aan- of uitzetten.
HP-GL/2 - Hiermee kunt u de standaardopties instellen
voor het afdrukken van documenten van het formaat HP-
GL/2 (wordt gebruikt door ontwerpers).
Advanced - Hier kunt u de standaardinstellingen voor de
printer overschrijven.
Als u op de knop Save onderin het scherm drukt, worden
de opties bewaard tot de volgende LLPR sessie.
Gebruik de knop Help voor meer informatie over de diverse
opties van het venster.
4
Als u de opties toe wilt passen, klikt u in het venster LLPR
Properties op OK. U keert nu terug naar het venster
Linux LPR. Klik op OK om het afdrukken te starten.
D
E
PRINTER
ONDER
L
INUX
GEBRUIKEN
C.12
N
OTITIES
D
Hoewel uw printer in principe een Windows printer is, kunt
u er ook vanuit DOS programma’s mee afdrukken. Daarvoor
gebruikt u het programma RCP bedieningspaneel (Remote
Control Panel) dat op de meegeleverde cd-rom staat.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Het programma RCP bedieningspaneel voor DOS
gebruikers
Remote Control Panel installeren
Afdrukinstellingen selecteren
AFDRUKKEN VANUIT DOS
TOEPASSINGEN
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.2
Het programma RCP
bedieningspaneel voor DOS
gebruikers
DOS gebruikers hebben via speciale DOS printerstuurprogram-
ma’s toegang tot vele printeropties. Veel softwareleveranciers
ontwikkelen echter geen printerstuurprogramma’s voor hun
softwarepakketten. In die situaties waarbij een DOS printer-
stuurprogramma niet beschikbaar is of wanneer bepaalde
printerinstellingen niet beschikbaar zijn onder DOS program-
ma’s, kunt u door middel van het programma Remote Control
Panel de gewenste instellingen doorvoeren.
NB:
Het RCP programma is geen printerstuurprogramma. U kunt
het gebruiken om afdrukinstellingen die niet via een DOS
programma beschikbaar zijn toch te gebruiken. Printerstuur-
programma’s worden geleverd door de fabrikanten van uw DOS
software. Als uw DOS softwarepakket geen stuurprogramma voor
uw printer bevat, neem dan contact op met de fabrikant van het
softwarepakket of gebruik een alternatief stuurprogramma.
Remote Control Panel installeren
1
Het programma Remote Control Panel vindt u op de
meegeleverde CD-ROM.
Als de installatie niet automatisch start:
Selecteer vanuit het Start menu Uitvoeren... en geef in
het invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (x vervangt
u door de letter van uw CD-ROM-station). Klik daarna op
OK.
2
Wanneer het scherm voor taalkeuze wordt getoond,
selecteert u de gewenste taal.
Als uw taal er niet bij staat, kunt u via de knop rechts
onderaan door het venster bladeren.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.3
D
3
Klik op Installeren van de Samsung Software-III op
uw PC (WinRCP).
4
Klik op Volgende. De bestanden worden naar de juiste
map gekopieerd.
5
Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien.
Remote Control Panel verwijderen
1
Vanuit het Start menu selecteert u Programma’s.
2
Selecteer Samsung ML-2150 Series en vervolgens
Installatie van Remote Control Panel ongedaan
maken.
3
Klik op OK.
Het programma Remote Control Panel van de Samsung
ML-2150 Series en alle daarbij behorende componenten
worden van uw computer verwijderd.
4
Klik op Voltooien.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.4
Afdrukinstellingen selecteren
U kunt via het RCP bedieningspaneel afdrukinstellingen
selecteren die bij diverse DOS programma’s ontbreken. In het
algemeen wordt bij afdrukinstellingen die bij beide programma’s
voorkomen voorrang gegeven aan de instellingen in het DOS
programma.
RCP bedieningspaneel openen
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer nu Samsung ML-2150 Series en daarna
Remote Control Panel.
3
Via het venster Remote Control Panel krijgt u toegang tot
alle informatie die u voor het gebruik van uw printer nodig
heeft. Klik eventueel op andere tabbladen bovenin dit
venster om andere opties te wijzigen
4
Wanneer uw instellingen naar wens zijn, klikt u op
Verzenden.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.5
D
Tabbladen RCP bedieningspaneel
Het RCP bedieningspaneel beschikt over de volgende tabbladen:
Tabblad Afdrukken
In dit tabblad kunt u de algemene afdrukinstellingen
configureren.
Papierformaat gebruikt u voor het instellen van het
papierformaat.
Afdrukrichting bepaalt in welke richting het document op de
pagina wordt afgedrukt.
Papierbak geeft aan welke invoer standaard wordt gebruikt.
Auto CR geeft aan hoe de printer reageert op een carriage
return.
Exemplaren betreft het aantal exemplaren dat van iedere
pagina wordt afgedrukt.
Kwaliteit geeft de afdrukkwaliteit aan.
Marges gebruikt u voor het instellen van de boven- en
linkermarge van het afdrukmateriaal.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.6
Tabblad Configureren
U kunt diverse functies van de printer configureren.
Emulatie geeft aan welke emulatie voor het afdrukken van
een document wordt gekozen. De standaardinstelling is
Auto.
Energie besparen bepaalt de wachttijd voordat de printer
na een afdruktaak te hebben voltooid teruggaat naar de
standby-stand. Als de printer veel wordt gebruikt, selecteer
dan UIT, zodat de printer altijd gereed staat voor gebruik en
geen tijd nodig heeft om op te warmen. Uiteraard wordt
hierbij meer stroom gebruikt.
Automatisch doorgaan bepaalt de reactie van de printer
wanneer een afdruktaak met handinvoer naar de printer is
gestuurd en er geen papier in de handinvoer ligt. Als deze
optie is aangekruist, voert de printer het papier na vijftien
seconden automatisch uit het magazijn in. Is dit niet
aangekruist, dan wacht de printer tot er papier in de
handinvoer is gedaan.
Herstel storing bepaalt de reactie van de printer nadat er
een papierstoring is opgetreden. Als deze optie niet is
aangekruist, drukt de printer de pagina niet opnieuw af nadat
de storing verholpen is. Is deze optie wel aangekruist, dan
bewaart de printer de afdruk in het geheugen totdat het een
signaal krijgt dat de afdruk gelukt is. Bij een papierstoring
worden de vastgelopen pagina’s dus opnieuw afgedrukt nadat
de storing verholpen is.
Econo stand bepaalt de hoeveelheid toner die door de
printer wordt gebruikt bij het afdrukken.
Als deze optie is aangekruist, gebruikt de printer minder
toner. Deze optie is standaard niet aangekruist, zodat de
normale hoeveelheid toner wordt gebruikt.
Dubbelzijdig afdrukken: met deze optie kunt u op beide
zijden van het papier afdrukken. Zie pagina 5.11.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.7
D
Tabblad Afdruktaak
U kunt diverse opties instellen waarmee u de kwaliteit van uw
afdruktaak kunt verbeteren.
Tonerdichtheid: Hier bepaalt u de te gebruiken hoeveelheid
toner. De standaardinstelling is Middel.
Papiersoort geeft informatie aan de printer over het type
papier dat voor de afdruktaak wordt gebruikt. U krijgt het
beste resultaat wanneer u hier de papiersoort instelt die in
het magazijn van de printer zit. Als u normaal kopieerpapier
gebruikt, kiest u hier Normaal papier.
Beeldkwaliteit: Hier kunt u instellen of de afdrukkwaliteit
van uw tekst en afbeeldingen verbeterd moet worden,
waardoor tekens en afbeeldingen gladdere lijnen krijgen. De
standaardinstelling is Geen.
Time-out bepaalt de wachttijd van de printer (in seconden)
voordat de laatste pagina van een afdruktaak wordt
afgedrukt die geen afdrukcommando of formfeed teken
bevat. U kunt een wachttijd kiezen tussen 0 t/m 300
seconden.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.8
Tabblad Test
Met dit tabblad kunt u een testpagina afdrukken om te
controleren of de printer goed werkt.
Zelftest drukt een configuratieblad af. Hierop vindt u
informatie over de standaardinstellingen en de beschikbare
hoeveelheid geheugen.
Demopagina drukt een demonstratiepagina af met een
overzicht van de mogelijkheden en specificaties van de
printer.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.9
D
Tabblad PCL
Met dit tabblad kunt u de PCL emulatie-instellingen wijzigen.
Letterbeeld: Hiermee kunt u het gewenste letterbeeld
selecteren. Wanneer in uw toepassing een lettertype is
geselecteerd, wordt deze instelling genegeerd.
Tekenset bepaalt welke tekenset wordt gebruikt. De tekenset
bevat alle numerieke en alfanumerieke tekens, leestekens en
speciale tekens die bij het geselecteerde lettertype horen.
Letterafstand: Hiermee kunt u de afstand tussen de letters
instellen (alleen bij schaalbare enkele spatie lettertypen). De
pitch heeft betrekking op de vaste ruimte die tussen de letters
wordt aangehouden.
Puntgrootte: Hiermee kunt u de puntgrootte instellen (alleen
bij schaalbare typografische lettertypen). De puntgrootte
heeft betrekking op de hoogte van de tekens. Eén punt is
gelijk aan ongeveer 1/72 inch. U kunt een puntgrootte kiezen
tussen 4,0 en 999,75, in stappen van 0,25.
Regels per pagina geeft aan hoeveel regels op iedere pagina
worden afgedrukt. U kunt een instelling kiezen tussen 5 en
128 regels per pagina.
Courier heeft betrekking op het lettertype Courier: Normaal
of Donker.
Lettertype-lijst geeft een overzicht van alle beschikbare
lettertypen binnen de PCL emulatie.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.10
Tabblad Lettertypen en macro’s in flash geheugen
Via dit tabblad kunt u lettertypen en macro’s aan het flash
geheugen van de printer toevoegen.
Lettertypen: Hiermee kunt u lettertypen toevoegen of
verwijderen. U kunt ook een voorbeeld van het lettertype
afdrukken.
Macro’s: Hiermee kunt macro’s toevoegen of verwijderen. U
kunt ze ook inschakelen (Macro inschakelen) of
uitschakelen (Macro uitschakelen).
Alle macro’s en lettertypen verwijderen verwijdert alle
macro’s en lettertypen uit het flash geheugen.
Vernieuwen werkt de informatie over lettertypen en macro’s
in het flash geheugen bij.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.11
D
Tabblad PS 3
Via dit tabblad kunt u de PostScript 3 emulatie-instellingen
wijzigen.
Lettertype-lijst geeft een overzicht van alle beschikbare
lettertypen binnen de PS emulatie.
Foutgegevens afdrukken geeft aan of de printer wanneer
er tijdens het verwerken van een afdruktaak een fout is
opgetreden een pagina met informatie over de fout moet
afdrukken Selecteer Aan als de pagina moet worden
afgedrukt en Uit als geen foutinformatie moet worden
afgedrukt.
A
FDRUKKEN
VANUIT
DOS
TOEPASSINGEN
D.12
Tabblad EPSON/IBM
U kunt diverse instellingen voor de EPSON emulatie wijzigen.
Lettertype: Hier kunt u het gewenste lettertype selecteren.
Internationale tekenset voor het selecteren van een
tekenset van de gewenste taal.
Tekentabel: Hier kunt u de tekenset selecteren.
Letterafstand bepaalt de vaste afstand die tussen de tekens
wordt aangehouden.
LPI bepaalt het aantal regels dat per inch wordt afgedrukt. U
kunt kiezen tussen 6 en 8 regels.
Automatische terugloop geeft aan of de printer automa-
tisch naar een nieuwe regel moet gaan als het afdrukbare
gebied van het afdrukmateriaal wordt overschreden.
Lettertype-lijst drukt een overzicht af met alle lettertypen
die voor de EPSON emulatie beschikbaar zijn.
E
Binnen een netwerkomgeving kan de printer worden
gedeeld met andere gebruikers in het netwerk. De ML-
2151N en ML-2152W zijn netwerkprinters en kunnen via
een externe afdrukserver op het netwerk worden
aangesloten.
In deze appendix vindt u informatie over de volgende
onderwerpen:
Over het delen van de printer binnen een netwerk
Lokaal gedeelde printer configureren
Netwerkprinter configureren
NB:
Als u over een ML-2150 beschikt, moet u eerst een
netwerkinterfacekaart (optie) installeren. Meer informatie
hierover vindt u in Appendix F, “Printeruitbreidingen
installeren.
DE PRINTER BINNEN EEN
NETWERK GEBRUIKEN
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.2
Over het delen van de printer
binnen een netwerk
Als u in een netwerkomgeving werkt, kunt u de printer op het
netwerk aansluiten.
Lokaal gedeelde printer
U kunt de printer rechtstreeks op een daarvoor binnen het
netwerk aangewezen computer - de hostcomputer - aansluiten.
De printer kan dan via een Windows 9x/Me/XP/NT 4.0/2000
netwerkprinterverbinding door de andere gebruikers op het
netwerk gebruikt worden
Netwerkprinter
De ML-2151N en ML-2152W beschikken over een ingebouwde
netwerkinterface. Meer informatie over het aansluiten van uw
printer op het netwerk vindt u op pagina 2.12.
Om een ML-2150 printer als netwerkprinter te kunnen
gebruiken, moet u eerst de als optie verkrijgbare netwerk
interfacekaart in uw printer installeren. Bij de ML-2151N printer
kunt u de netwerk interfacekaart eventueel vervangen door een
netwerkkaart die draadloze netwerking ondersteunt. Zie
pagina F.6 voor meer informatie over het installeren van de
kaart.
Over een netwerk afdrukken
Of de printer nu lokaal of via het netwerk is aangesloten, u moet
altijd op iedere computer waar vanaf men op de printer wil
afdrukken de ML-2150 printersoftware installeren.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.3
E
Lokaal gedeelde printer
configureren
Windows 98/Me
Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen,
Configuratiescherm en dubbelklik op het Netwerk
pictogram.
3
Kruis het vakje Bestanden en printers delen aan en klik
op OK.
4
Klik op Start; selecteer Instellingen en vervolgens
Printers. Dubbelklik op de naam van uw printer.
5
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
6
Klik op tabblad Delen en kruis het vakje Gedeeld als aan.
Geef de naam waaronder de printer gedeeld wordt in en klik
op OK.
Client PC configureren
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer
Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik met de rechter muisknop op de naam waaronder de
printer gedeeld is en selecteer Printerpoort toewijzen.
4
Selecteer de gewenste poort, kruis het vakje Opnieuw
verbinden bij aanmelden aan en klik daarna op OK.
5
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna
Printers.
6
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
7
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
8
Druk op tabblad Details, selecteer de printerpoort en klik
op OK.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.4
Windows NT 4.0/2000/XP
Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en
vervolgens Printers. (Windows NT/2000)
Selecteer vanuit het Start menu Printers en
faxapparaten. (Windows XP)
3
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
4
Selecteer in het Printer menu Delen.
5
Kruis het vakje Gedeeld aan. (Windows NT)
Kruis het vakje Gedeeld als aan. (Windows 2000)
Kruis het vakje Deze printer delen aan. (Windows XP)
6
Geef de Sharenaam in waaronder de printer wordt gedeeld
en klik op OK.
Client pc configureren
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer
Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik op de naam waaronder de printer gedeeld is.
4
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna
Printers. (Windows NT/2000)
Selecteer vanuit het Start menu Printers en
faxapparaten. (Windows XP)
5
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
6
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
7
Druk op tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.5
E
8
Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort.
9
Vul het invoerveld Geef een poortnaam op in en geef de
naam in waaronder de printer wordt gedeeld.
10
Klik op OK en vervolgens op Sluiten.
11
Klik op OK. (Windows NT)
Klik op Toepassen en daarna op OK. (Windows 2000/XP)
Netwerkprinter configureren
Om de printer als netwerkprinter te kunnen gebruiken, moet u
de gewenste netwerkprotocollen voor de printer instellen. Dit
doet u door middel van het meegeleverde netwerkprogramma.
Voor meer informatie, zie de SyncThru-handleiding.
Via het bedieningspaneel van de printer kunt u de belangrijkste
netwerkparameters instellen, namelijk:
• NetwerKconfiguratieblad afdrukken
• Netwerkprotocollen in- en uitschakelen (AppleTalk, IPX/SPX)
• TCP/IP configureren
• IPX frame types configureren
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.6
Via het bedieningspaneel netwerk-
parameters configureren
Ondersteunde besturingssystemen
• TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol
• DLC/LLC: Data Link Control/Logical Link Control
• DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol
• BOOTP: Bootstrap Protocol
Netwerkconfiguratieblad afdrukken
Op het Netwerkconfiguratieblad kunt u zien hoe de netwerk
interfacekaart van uw printer is geconfigureerd. De standaard-
instellingen zijn geschikt voor de meeste toepassingen.
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat “Network” op de
onderste regel van het display wordt getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Print Net
CFG” op de onderste regel wordt getoond.
4
Druk op de toets Enter ( ).
Het Netwerkconfiguratieblad wordt nu afgedrukt.
Onderwerp Vereiste
Netwerkinterface 10/100 Base-TX (standaard bij ML-2151N
en ML-2152W) of 802.11b draadloos LAN
(standaard bij ML-2152W)
Netwerkbesturings-
systeem
Novell NetWare 3.x, 4.x, 5.x
Windows 95/98/Me, NT 4.0/2000
Unix AT&T, BSD4.3, HP-UX, SUN OS,
SOLARIS, SCO
Linux RedHat 6.0
Macintosh OS 7.0 of hoger
Netwerkprotocollen Netware IPX/SPX
TCP/IP, DLC/LLC voor Windows
Port9100 voor Windows NT, Unix, Linux
Apple EtherTalk (802.3)
Dynamische adres-
toewijzing door server
DHCP, BOOTP
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.7
E
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u de printer voor het eerst installeert, zijn bij het
aanzetten van de printer alle ondersteunde netwerkprotocollen
ingeschakeld. Als een netwerkprotocol actief is, kan de printer,
ook wanneer het protocol niet wordt gebruikt, binnen het
netwerk gegevens verzenden. Dit kan het netwerkverkeer iets
vertragen. Desgewenst kunt u protocollen die u niet gebruikt
uitschakelen.
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel
van het display “Network” wordt getoond.
2
Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat “Config
Network” op de onderste regel wordt getoond. Druk op de
Enter toets ( ).
4
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ). Druk daarna op
de toets Upper Level ( ).
5
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot het
gewenste protocol op de onderste regel wordt getoond.
U kunt kiezen tussen AppleTalk, Netware.
6
Druk op de Enter toets ( ).
7
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om de
instelling op “On” (inschakelen) of “Off” (uitschakelen) te
zetten
8
Druk op de Enter toets ( ) om de instelling op te slaan.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.8
TCP/IP configureren
U kunt uw printer instellen voor een scala van TCP/IP
netwerken. Afhankelijk van uw netwerk zijn er diverse manieren
om aan uw printer een TCP/IP toe te wijzen.
• Statische adrestoewijzing: Het TCP/IP adres wordt handmatig
door de systeembeheerder toegekend.
• Dynamische adrestoewijzing:BOOTP/DHCP (standaard): Het
TCP/IP adres wordt automatisch door de server toegekend.
Statische adrestoewijzing
Via de volgende stappen kunt u het TCP/IP adres via het
bedieningspaneel van de printer ingeven.
1
Druk op de toets Menu ( ) tot op de onderste regel van
het display “Network” wordt getoond. Druk op de Enter
toets ( ) om het menu te openen.
2
Wanneer “Config Network” op de onderste regel van het
display wordt getoond, drukt u op de Enter toets ( ).
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
4
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
5
Wanneer “Config TCP” wordt getoond, drukt u op
Enter ( ).
6
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
7
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
8
Wanneer “IP Get Method” wordt getoond, drukt u op Enter
().
9
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Static” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
10
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.9
E
11
Druk op de Enter toets ( ) om het menu IP Address te
openen.
Het IP adres bestaat uit 4 bytes.
12
Geef via de scrolltoetsen ( of ) een getal tussen 0 en
255 in en druk op Enter ( ) om dit op te slaan.
13
Herhaal stap 12 voor de andere 4 bytes.
14
U kunt andere parameters zoals Subnet Mask en Gateway
selecteren, door op de toets Upper Level ( ) te drukken,
vervolgens een van de scrolltoetsen ( of ) te
gebruiken en tenslotte op de Enter toets ( ) te drukken.
15
Herhaal de stappen 12 en 13 voor het configureren van de
andere TCP/IP parameters.
Dynamische adrestoewijzing (BOOTP/DHCP)
U kunt via de volgende stappen het TCP/IP adres automatisch
door de server toe laten wijzen:
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel
van het display “Network” wordt getoond. Druk op de Enter
toets ( ) om het menu te openen.
2
Wanneer “Config Network” op de onderste regel wordt
getoond, drukt u op de Enter toets ( ).
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
4
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
5
Wanneer “Config TCP” wordt getoond, drukt u op
Enter ( ).
6
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
Geef voor iedere byte een
getal tussen 0 en 255 in.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.10
7
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
8
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “DHCP” te
selecteren en druk op de Enter toets ( ).
9
Om het adres door de BOOTP server toe te laten wijzen,
drukt u wanneer “BOOTP” wordt getoond op Enter ( ).
IPX frame types configureren
Bij netwerken die gebruik maken van het IPX/SPX protocol
(Novell NetWare bijvoorbeeld), moeten de netwerk
communicatieframes in de printer worden ingesteld. In het
algemeen kunt u de standaardinstelling “AUTO” gebruiken.
Eventueel kunt u het frame type formaat echter ook handmatig
instellen.
AUTO (standaard): Gaat automatisch na wat het frame type
is en gebruikt het eerste dat gevonden wordt.
EN_8023: Beperkt het frame type tot IPX via IEEE 802.3
frames. Alle andere worden genegeerd.
EN_II: Beperkt het frame type tot IPX via Ethernet frames.
Alle andere worden genegeerd.
EN_8022: Beperkt het frame type tot IPX via IEEE 802.2
met IEEE 802.3 frames. Alle andere worden genegeerd.
EN_SNAP: Beperkt het frame type tot IPX via SNAP met
IEEE 802.3 frames. Alle andere worden genegeerd.
Denk eraan dat het IPX/SPX protocol ingeschakeld moet zijn in
het menu Netware voordat u de frame types kunt configureren.
Zie “Netwerkprotocollen instellen” op pagina E.7.
U kunt het frame type formaat als volgt wijzigen:
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel
van het display “Network” wordt getoond. Om het menu te
openen, drukt u op de Enter toets ( ).
2
Wanneer “Config Network” op de onderste regel wordt
getoond, drukt u op Enter toets ( ).
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.11
E
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Yes” op de
onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ).
4
Door op de toets Upper Level ( ).
5
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Netware”
op de onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ).
6
Wanneer “On” wordt getoond, drukt u op Enter ( ).
7
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
8
Wanneer “Config Netware” wordt getoond, drukt u op
Enter ( ).
9
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Yes” op de
onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ) en druk
daarna op de toets Upper Level ( ).
10
Door op de toets Upper Level ( ) te drukken, vervolgens
een van de scrolltoetsen ( ).
11
Wanneer “IPX Frame Type” wordt getoond, drukt u op
Enter ( ).
12
Druk op een van de scrolltoetsen ( ) tot het gewenste
frame type op de onderste regel wordt getoond en druk op
Enter ( ).
13
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om de
instelling te wijzigen en druk op de Enter toets ( ).
14
Herhaal zo nodig de stappen 12 en 13 om de instelling van
andere frame types te wijzigen.
D
E
PRINTER
BINNEN
EEN
NETWERK
GEBRUIKEN
E.12
Netwerkconfiguratie terugzetten in de standaard
fabrieksinstellingen
Desgewenst kunt u de netwerkconfiguratie terugzetten in de
standaard fabrieksinstellingen. Dit doet u als volgt:
1
Druk op de toets Menu ( ) totdat “Network” op de
onderste regel van het display wordt getoond.
2
Om het menu te openen, drukt u op de Enter toets ( .
3
Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat “Default
Set” op de onderste regel wordt getoond.
4
Druk op de Enter toets ( ) om uw keuze te bevestigen.
F
Uw printer is een laserprinter die tegemoet komt aan het
grootste deel van uw afdrukbehoeften. Omdat gebruikers
verschillende eisen hebben, biedt Samsung een aantal
opties waarmee u de mogelijkheden van uw printer nog
verder kunt uitbreiden.
In deze appendix worden de volgende onderwerpen
behandeld:
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
printeruitbreidingen
Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren
Netwerk- of seriële interfacekaart installeren
Tweede magazijn installeren
PRINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.2
Voorzorgsmaatregelen bij het
installeren van printeruitbreidingen
HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT:
Haal nooit het moederbord uit de printer terwijl de stekker nog
in het stopcontact zit.
Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de
stekker uit het stopcontact halen wanneer u een interne of
externe printeruitbreiding installeert of verwijdert.
ONTLAAD UZELF VAN EVENTUEEL AANWEZIGE
STATISCHE ELEKTRICITEIT:
Het moederbord en interne printeruitbreidingen (geheugen, PS
DIMM’s, netwerkkaart en seriële interfacekaart) zijn gevoelig
voor statische elektriciteit. Voordat u een interne uitbreiding
installeert of verwijdert, moet u eventueel aanwezige statische
elektriciteit uit uw lichaam verwijderen, door een metalen
voorwerp, zoals de radiator van een CV, aan te raken. Als u rond
gaat lopen voordat u klaar bent met installeren, moet u uzelf
opnieuw ontladen.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.3
F
Geheugen- en PostScript DIMM’s
installeren
Extra printergeheugen en de PostScript uitbreiding worden
geleverd op zogenaamde DIMM’s (Dual In-line Memory
Modules). Onderstaande beschrijving heeft betrekking op beide
uitbreidingen.
NB:
Om het PostScript stuurprogramma op de ML-2150 te
kunnen gebruiken, moet u eerst een PS DIMM (optie) installeren.
1
Zet de printer uit en koppel alle kabels van de printer los.
2
Verwijder de twee schroeven aan de achterkant van de
printer en verwijder de klep van het moederbord.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.4
3
Kijk waar de sleuf voor de PS DIMM (de bovenste sleuf) en
de sleuf voor de geheugen DIMM (onderste) zitten. U kunt
deze niet door elkaar gebruiken.
Voor het installeren van de PS DIMM gaat u verder bij
stap 4. Voor het installeren van de geheugen DIMM gaat
u verder bij stap 5.
4
Houd de PS DIMM zo vast dat de uitsparing en het
aansluitpunt op één lijn liggen met de sleuf (zie illustratie),
en schuif de DIMM in een hoek van 90 graden volledig in de
bovenste sleuf met de markering “ROM DIMM”.
5
Houd de geheugen DIMM zo vast dat de uitsparing en het
aansluitpunt op één lijn liggen met de sleuf (zie illustratie),
en schuif de DIMM in een hoek van 90 graden volledig in de
onderste sleuf met de markering “RAM DIMM”.
PS DIMM
Geheugen DIMM
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.5
F
6
Plaats het moederbord terug en draai de twee schroeven
vast.
7
Sluit het netsnoer en de printerkabel weer aan en zet de
computer aan.
NB:
Voor installatie en gebruik van het PostScript
stuurprogramma op een Macintosh, zie Appendix A, "De printer
met een Macintosh gebruiken." Voor het afdrukken van PostScript
op een Windows systeem, zie Appendix B, "Windows PostScript
stuurprogramma."
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.6
De geheugen- of PS DIMM verwijderen.
1
Voer de stappen 1 en 2 van pagina F.3 uit om bij het
moederbord te komen.
2
Duw de metalen clipjes aan het uiteinden van het slot van
de DIMM af.
3
Plaats de DIMM terug in de originele verpakking of doe deze
in papier verpakt in een doos.
4
Volg de aanwijzingen vanaf stap 6 op pagina F.5.
Netwerk- of seriële interfacekaart
installeren
Controleer of alle onderdelen van de als optie verkrijgbare
interfacekaart aanwezig zijn.
Netwerk interfacekaart,
SyncThru CD-ROM en
handleiding
Seriële interfacekaart
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.7
F
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen op pagina F.2 en volg
daarna onderstaande procedure om de netwerk- of seriële
interfacekaart in uw printer te installeren.
1
Haal de netwerk- of seriële printerkaart uit de verpakking.
Controleer of er onderdelen ontbreken of beschadigd zijn.
2
Zet de printer uit en koppel alle kabels los van de printer.
3
Verwijder de twee schroeven aan de achterkant van de print
en verwijder de klep van het moederbord.
4
Verwijder de twee schroeven en de console uit het
moederbord. De oude console kunt u weggooien.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.8
Als u de netwerkinterfacekaart door een nieuwe of een
seriële interfacekaart vervangt, draait u de twee schroeven
los en verwijdert u de oude kaart.
5
Zorg ervoor dat de aansluiting van de netwerkkaart of
seriële interfacekaart in één lijn ligt met de aansluiting van
het moederbord. Duw de kaart stevig in de aansluiting tot
deze volledig op zijn plaats zit.
6
Draai de schroeven die u in stap 4 verwijderd heeft weer
vast.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.9
F
7
Zet de klep van het moederbord terug en draai de twee
schroeven vast.
8
Als u een netwerkkaart heeft aangeschaft die de draadloze
LAN interface ondersteunt, draait u de antenne tegen de
wijzers van de klok in (zie illustratie).
9
Sluit de netwerk- of seriële kabel aan, doe de stekker in het
stopcontact en zet de printer aan.
OPMERKINGEN:
Voor informatie over configuratie en gebruik van de printer in
een netwerkomgeving, wordt u verwezen naar de handleiding
die u bij de netwerkkaart geleverd heeft gekregen. U kunt de
netwerkinstellingen ook via het bedieningspaneel regelen (zie
pagina E.6).
Omdat de netwerkkaart en seriële interfacekaart gebruik maken
van dezelfde aansluiting op het moederbord, kunt u deze niet
allebei installeren.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.10
Tweede magazijn installeren
U kunt de papiercapaciteit van uw printer uitbreiden door een
als optie verkrijgbaar extra magazijn te installeren. Dit bestaat
uit twee onderdelen: de magazijnhouder en het magazijn zelf.
1
Zet de printer uit en koppel alle kabels los van de printer.
2
Verwijder het tape waarmee de interfacekabel aan de
onderkant van de houder vastzit.
3
Kijk waar op de magazijnhouder de 4 nokjes zitten.
Magazijnhouder
Magazijn
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.11
F
4
Houd de printer recht boven de magazijhouder en laat deze
op zijn plaats zakken.
5
Sluit de kabel aan op de aansluiting aan de achterkant van
de printer.
6
Laad papier in magazijn 2. Informatie over het laden van
papier vindt u op pagina 2.6.
7
Sluit het netsnoer en de kabels weer aan en zet de printer
aan.
NB:
Stel bij het afdrukken de instellingen van het
printerstuurprogramma in via uw toepassing. Op pagina 5.2 kunt u
lezen hoe u het printerstuurprogramma kunt openen.
LET OP:
Verwijder magazijn 1 niet uit de printer terwijl u aan het
afdrukken bent via magazijn 2 (optie). Doet u dit wel, dan kan het
papier vastlopen. Gebruik magazijn 2 (optie) alleen wanneer
magazijn 1 ook in de printer zit.
P
RINTERUITBREIDINGEN
INSTALLEREN
F.12
N
OTITIES
G
In dit gedeelte vindt u de volgende informatie:
Printerspecificaties
Papierspecificaties
SPECIFICATIES
S
PECIFICATIES
G.2
Printerspecificaties
Onderwerp Specificaties en beschrijving
Afdruksnelheid 20 pagina’s per minuut (A4); 21 pagina’s per minuut (Letter)
Resolutie 1200 dpi
Tijdsduur eerste afdruk Minder dan 12 seconden
Opwarmtijd 50 seconden
Aansluitwaarden
AC 100 - 127 V (VS, Canada) /
220 - 240 V (andere landen), 50 / 60 Hz
Energiegebruik
Gemiddeld 400 W tijdens gebruik /
Minder dan 15 W in de slaapstand
Geluidswaarden
Standby: Minder dan 35 dB;
Gebruik: Minder dan 53 dB
Toner Enkele cassettes
Gebruiksduur toner
8.000 pagina’s (4,000 pagina’s met de meegeleverde)
bij 5% dekking
Gebruikscapaciteit/
belasting printer
Maximaal 100,000 pagina’s per maand
Gewicht Bruto: 17,3 kg, netto: 13,5 kg
Gewicht verpakking Papier: 1,83 kg, plastic: 0,33 kg
Afmetingen buitenzijde
(B x D x H)
386 x 436 x 326 mm (exclusief opties/uitbreidingen)
Gebruiksomgeving Temperatuur: 10 ~ 32 °C / Luchtvochtigheid: 20 - 80% RH
Emulatie
PCL 6, PostScript 3 (optie voor de ML-2150), IBM ProPrinter,
EPSON
Random Access
Memory
(RAM-geheugen)
Standaard 16 MB
Uitbreidbaar tot 144 MB: 100 pin, SDRAM, 3.3 V; 16 MB,
32 MB, 64 MB en 128 MB beschikbaar
Lettertypes 1 bitmap, 45 schaalbare, 136 PS lettertypes (optie ML-2150)
Interface switching Automatisch (Parallel, USB, netwerk)
Interfaces
• IEEE 1284 bidirectioneel parallel
- Ondersteunde modussen: Nibble, Byte, ECP compatibel
• USB interface
- voldoet aan USB 2.0
- 480 Mbps 1 poort
Netwerkinterface
- 10/100 Base TX (optie voor de ML-2150)
- 802.11b draadloos LAN (optie voor ML-2150, ML-2151N)
Serial Interface (option)
S
PECIFICATIES
G.3
G
Papierspecificaties
Overzicht
U kunt met uw printer op een groot aantal verschillende
afdrukmaterialen afdrukken, bijvoorbeeld gerecycleerd papier,
enveloppen, etiketten, transparanten en papier met een
afwijkend formaat. De eigenschappen van het papier, zoals
gewicht, samenstelling, vezel en vochtigheid, zijn van grote
invloed op de prestaties en afdrukkwaliteit van de printer.
Gebruik van papier dat niet aan de in deze handleiding vermelde
specificaties voldoet, kan tot de volgende problemen leiden:
• Slechte afdrukkwaliteit
• Vastlopen van het papier
• Versnelde slijtage van de printer
OPMERKINGEN:
Sommige papiersoorten voldoen aan de in deze handleiding
genoemde richtlijnen, maar geven toch niet het gewenste
resultaat. Dit kan het gevolg zijn van een onjuiste behandeling
van het papier, een te hoge of lage temperatuur of luchtvochtig-
heid of andere factoren waarop Samsung geen invloed heeft.
Voordat u een grote hoeveelheid papier aanschaft, adviseren wij
u eerst na te gaan of deze aan de in deze handleiding genoemde
specificaties voldoet.
LET OP
:
Gebruik van papier dat niet aan de genoemde
specificaties voldoet, kan dusdanige problemen veroorzaken dat
reparatie noodzakelijk is. Deze reparaties vallen niet onder de
garantie of service-overeenkomst die Samsung biedt.
S
PECIFICATIES
G.4
Ondersteunde papierformaten
N
B: Afdrukmateriaal dat korter is dan 127 mm kan gemakkelijker
vastlopen. U krijgt de beste resultaten wanneer u het papier op de
juiste wijze opslaat en behandelt. Zie “Richtlijnen voor de
printeromgeving en het opslaan van papier” op pagina G.7.
Magazijn1/
Magazijn2
Afmetingen
a
Gewicht
Capaciteit
b
Letter 216 X 279 mm
60 tot 105
grams
bankpost
500 vel 80
grams bankpost
A4 210 X 297 mm
Executive 191 X 267 mm
Legal 216 X 356 mm
B5 (JIS) 182 X 257 mm
Folio 216 X 330 mm
Multi-
purpose
invoer
Afmetingen
a
a. De printer ondersteunt een groot aantal verschillende formaten
afdrukmaterialen. Zie“Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een afwijkend
formaat afdrukken” op pagina 4.22.
Gewicht
Capaciteit
b
b. De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het
afdrukmateriaal en de gebruiksomgeving.
Minimum
aangepast
formaat
76 x 127 mm
60 tot 163
grams bankpost
100 vel 80
grams
bankpost
Maximum
aangepast
formaat
216 x 356 mm
Transparan-
ten
Zie bovenge-
noemde
minimum en
maximum-
formaten.
Dikte:
0,10 X 0.14 mm
50
Etiketten
Dikte:
0,10 X 0.14 mm
25
Enveloppen
max. 90 grams
bankpost
Maximaal 10
S
PECIFICATIES
G.5
G
Richtlijnen voor gebruik van papier
U krijgt de beste resultaten wanneer u normaal 75 grams papier
gebruikt. Controleer of het papier van goede kwaliteit is en geen
scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde
randen bevat.
Als u niet zeker bent over het papier dat u gaat gebruiken
(bijvoorbeeld of het bankpost of gerecycleerd papier is),
controleer dan het etiket op de verpakking.
De volgende situaties kunnen een slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier en zelfs schade aan de printer
veroorzaken.
OPMERKINGEN:
Gebruik geen briefpapier dat is gedrukt met lage-temperatuur
inkt, dat voor sommige thermografische soorten wordt gebruikt.
Gebruik geen briefpapier met
relië
f.
De printer gebruikt hitte en druk om de toner aan het papier te
hechten. Controleer van tevoren of de inkt die voor uw
briefpapier, gekleurde papier of voorbedrukte formulieren is
gebruikt gedurende 0,1 seconde bestand is tegen een
temperatuur van 200 °C.
Symptoom
Probleem met
het papier
Oplossing
Slechte
afdrukkwaliteit,
toner hecht niet
goed of problemen
met invoeren
Te vochtig, te ruw,
te glad of papier
met reli
ëf
, slechte
partij
Probeer een andere
papiersoort, tussen 100
en 250 Sheffield, 4 en 5%
vochtinhoud.
Toner hecht niet
overal; vastlopen,
omkrullen van het
papier
Papier niet goed
opgeslagen
Bewaar het papier vlak en
in de oorspronke-lijke
vochtbestendige
verpakking.
Grijze schaduwen op
de achter-grond/
slijtage van de
printer
Te zwaar
Gebruik lichter papier of
open de achter-uitvoer.
Papier krult om bij
het invoeren
Te vochtig of
papiervezel niet
geschikt (verkeer-
de richting of te
kort)
• Open de achteruitvoer.
• Gebruik papier met een
lange vezel.
Papier loopt vast,
printer beschadigd
Inkepingen of
perforaties
Gebruik geen papier met
inkepingen of perforaties.
Problemen met
invoeren
Rafelige randen
Gebruik papier van een
goede kwaliteit.
S
PECIFICATIES
G.6
Papierspecificaties
Papieruitvoer capaciteit
Onderwerp Specificaties
pH-waarde 5,5 ~ 8,0 pH
Caliper 0,094 t/m 0,18 mm
Kromming Vlak binnen 5 mm
Snijranden
Gesneden met scherpe messen, zonder
zichtbare rafels.
Fixeervereisten
Afdrukmateriaal mag niet verschroeien,
smelten, ombuigen of gevaarlijke
stoffen vrijgeven wanneer het
gedurende 0,1 seconde wordt
blootgesteld aan een temperatuur van
200 °C.
Vezel Lange vezel
Vochtgehalte 4% ~ 6% per gewicht
Gladheid 100 ~250 Sheffield
Uitvoer Capaciteit
Bovenuitvoer
(voorkant omlaag)
250 vel 80 grams bankpost
Achteruitvoer
(voorkant omhoog)
100 vel 80 grams bankpost
S
PECIFICATIES
G.7
G
Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier
De omgeving waarin het papier wordt bewaard is van directe
invloed op de invoer van het papier door de printer. De beste
temperatuur voor zowel de printer als het papier is
kamertemperatuur en een omgeving die niet te droog of te
vochtig is. Papier absorbeert en verliest namelijk snel vocht.
Door een te hoge of te lage temperatuur en luchtvochtigheid
gaat het papier in kwaliteit achteruit. Door de warmte gaat het
vocht in het papier verdampen, terwijl het door een te lage
temperatuur op het papier zal condenseren.
Verwarmingssystemen en airconditioners ontrekken veel vocht
aan de ruimte. Zodra een pak papier geopend en gebruikt wordt,
wordt er vocht aan onttrokken, waardoor het streperig en
vlekkerig kan worden. Door vochtig weer en koelsystemen kan
de luchtvochtigheid in de kamer of ruimte hoger worden. Niet-
verpakt papier absorbeert het overtollige vocht, wat leidt tot
lichte afdrukken en “dropouts” (uitvalverschijnselen).
Bovendien kan het papier door steeds weer vocht te verliezen en
op te nemen kromtrekken, met als gevolg dat het in de printer
vastloopt.
Koop niet meer papier in dan u de komende tijd (ongeveer 3
maanden) gaat gebruiken. Papier dat gedurende een langere
periode wordt bewaard, kan onder invloed van de omgeving
(hoge en lage temperaturen en luchtvochtigheid) in kwaliteit
achteruit gaan. Door niet teveel papier in te slaan, kunt u dit
voorkomen.
Een ongeopend pak papier blijft enkele maanden goed, mits dit
in een afgesloten ruimte wordt bewaard. De kwaliteit van
geopende pakken papier kan onder invloed van de omgeving
achteruit gaan, met name als het papier niet is verpakt in
vochtbestendig verpakkingsmateriaal.
Voor de beste afdrukkwaliteit moet u uw voorraad papier
opslaan bij een temperatuur tussen de 20 ° en 24 °C en een
relatieve vochtigheidsgraad van 45 tot 55%. Houd bij het kiezen
van een plaats voor het opslaan van uw papier rekening met de
volgende richtlijnen:
• Bewaar uw voorraad papier op kamertemperatuur.
• De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn.
• U kunt een geopend pak papier het beste weer in de
oorspronkelijke vochtbestendige verpakking terugdoen. In
een zeer koude of warme omgeving kunt u het beste zoveel
papier uit de verpakking halen als u die dag nodig heeft.
S
PECIFICATIES
G.8
Enveloppen
De samenstelling van enveloppen kan sterk uiteenlopen. De
vouwlijnen lopen niet alleen tussen verschillende fabrikanten
uiteen, maar zelfs binnen één partij van een fabrikant. Om goed
met de printer op enveloppen te kunnen afdrukken, moet een
goede kwaliteit enveloppen worden gebruikt. Houd u bij het
aanschaffen van enveloppen aan de volgende richtlijnen:
• Gewicht: Om vastlopen te voorkomen, mag het gewicht van
de envelop niet meer bedragen dan 90 g/m
2
.
• Samenstelling: Voor het afdrukken moeten de enveloppen
vlak liggen met minder dan 6 mm golving en ze mogen geen
lucht bevatten.
• Staat: Enveloppen mogen niet gekreukeld zijn en geen
scheuren of beschadigingen bevatten.
• Temperatuur: Gebruik alleen enveloppen die bestand zijn
tegen de temperatuur en druk van de printer.
• Afmeting: Gebruik alleen enveloppen die binnen de volgende
afmetingen vallen:
OPMERKINGEN:
Gebruik voor enveloppen alleen de multi-purpose invoer.
Enveloppen die langer zijn dan 127 mm kunnen sneller
vastlopen wanneer ze niet op de juiste wijze zijn bewaard. Houd
u bij het opslaan aan de in deze handleiding vermelde
richtlijnen. Zie “Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier” op pagina G.7.
Minimum Maximum
Multi-purpose
invoer
90 x 148 mm 216 x 356 mm
S
PECIFICATIES
G.9
G
Enveloppen met naden aan beide zijden
In plaats van diagonale naden, hebben deze enveloppen
verticale naden aan beide uiteinden van de envelop. Dit type
envelop zal gemakkelijker verkreukelen in de printer. Controleer
of de naad doorloopt tot de hoek van de envelop (zie illustratie).
Enveloppen met zelfklevende stroken of kleppen
Van enveloppen met een zelfklevende strook of enveloppen die
gesloten worden door de ene klep over de andere te vouwen,
moet het zelfklevende materiaal bestand zijn tegen de hitte en
druk in de printer. Is dit niet het geval, dan zal de klep of strook
geen kreukelen of vastlopen, of de fixeereenheid beschadigen.
Envelopmarges
Onderstaande marges gelden de voor meest gangbare nr. 10 en
DL enveloppen.
OPMERKINGEN:
U krijgt de beste afdrukresultaten wanneer de marges niet
dichter dan 15 mm van de zijkant van de envelop zitten.
Vermijd af te drukken op het gedeelte waar de naden van de
envelop bij elkaar komen.
Enveloppen opslaan
Een juiste opslag van de enveloppen draagt bij aan een betere
afdrukkwaliteit. U moet enveloppen vlak bewaren. Als er lucht
in de envelop zitten, kan de envelop tijdens het afdrukken
verkreukelen. Zie “Op enveloppen afdrukken” op pagina 4.14.
Soort adres Minimum Maximum
Retouradres 15 mm 51 mm
Afleveradres 51 mm 89 mm
Goed
Fout
S
PECIFICATIES
G.10
Etiketten
LET OP:
Voorkom schade aan de printer door alleen etiketten te
gebruiken die geschikt zijn voor laserprinters.
Om vastlopen van de etiketten te voorkomen, moet u bij het
afdrukken van etiketten altijd de multi-purpose invoer en
achteruitvoer gebruiken.
Druk op hetzelfde vel etiketten nooit meer dan één keer af en
druk nooit af op een vel waar al etiketten af zijn.
Let bij het kiezen van etiketten op het volgende:
• Zelfklevend materiaal: Het zelfklevende materiaal moet
bestand zijn tegen 200 °C, de fixeertemperatuur van de
printer.
• Samenstelling: Gebruik geen vellen etiketten waarbij ruimte
tussen de etiketten zit. Dit kan leiden tot vastlopen van de
etiketten.
• Omkrullen: Voordat u gaat afdrukken, controleert u of de
vellen etiketten vlak liggen. Ze mogen in iedere richting niet
meer dan 13 mm golven.
• Kwaliteit: Gebruik geen etiketten die gekreukt of gebobbeld
zijn.
Zie “Etiketten afdrukken” op pagina 4.17.
Transparanten
Transparanten die u voor deze printer gebruikt, moeten bestand
zijn tegen een temperatuur van 200 °C, de fixeertemperatuur.
LET OP:
Voorkom schade aan de printer door alleen
transparanten te gebruiken die geschikt zijn voor laserprinters.
Zie “Op transparanten afdrukken” op pagina 4.19.
i
A
aansluiten
Ethernet
2.12
netsnoer
2.13
parallelle kabel
2.10
USB kabel
2.11
aanzetten, printer
2.13
achteruitvoer, afdrukken via de
4.6
afdrukken
boekje
5.17
configuratieblad
6.2
demopagina
2.14
dubbelzijdig
5.11
meer pagina’s per vel
5.13, 5.14
overlay
5.21
passend maken aan het
geselecteerde formaat
5.15
posters
5.16
schoonmaakblad
6.9
vanuit Windows
5.2, 5.7, 5.19
watermerken
5.18
afdrukken binnen een netwerk
kabel/antenne, aansluiten
2.12
afdrukken vanaf een Macintosh
A.6
afdrukkwaliteit
7.15
afdrukkwaliteit problemen, oplossen
7.15
afdrukmateriaal met een afwijkend
formaat, afdrukken
4.22
afdrukproblemen
7.3
afdrukresolutie, instellen
5.25
afdruktaak, annuleren
5.6
afdrukvolgorde, instellen
5.28
annuleren, afdruktaak
5.5
antenne, aansluiten
2.12
B
bedieningspaneel
3.2
menu’’s
3.5
toetsen
3.3
bedieningspaneeldisplay
3.2
boekje afdrukken
5.17
bovenuitvoer, afdrukken via de
4.5
C
configuratieblad, afdrukken
6.2
D
demopagina, afdrukken
2.14
displaytaal, wijzigen via
bedieningspaneel
2.14
displaytaal, wijzigen via
printerstuurprogramma
2.21
document vergroten of verkleinen
5.1
dubbelzijdig afdrukken
5.11
E
eigenschappen
printer
1.2
printerstuurprogramma
2.16
enveloppen, afdrukken
4.14
Ethernet kabel, aansluiten
2.12
etiketten, afdrukken
4.17
F
favorieten, gebruiken
5.5
foutmeldingen
7.20
G
geheugen DIMM, installeren
F.3
grafische eigenschappen, instellen
5.25
H
handinvoer, afdrukken via de
4.12
help-informatie, gebruiken
5.6
I
installeren
PPD bestanden
B.2
printerstuurprogramma voor de
Macintosh
A.2
printeruitbreidingen
F.1
INDEX
ii
software
2.17
SPL stuurprogramma voor Linux
C.2
instellen
afbeeldingsmodus
5.26
formaat
5.7
tonerspaarstand
5.25
TrueType opties
5.27
invoer, instellen
5.8
K
kaarten, afdrukken
4.22
kiezen
4.5
L
laden, papier in de multi-purpose
invoer
4.8
laden, papier via de handinvoer
4.12
Linux
algemene problemen
7.25
configuration tool
C.8
LLPR eigenschappen
C.10
stuurprogramma, installeren
C.2
M
Macintosh
algemene problemen
7.23
stuurprogramma, installeren
A.2,
A.8
systeemeisen
A.2
magazijn1 gebruiken
2.6
meer pagina’s per vel afdrukken
5.13,
5.14
memory DIMM, install
F.3
multi-purpose invoer gebruiken
4.8
N
netwerk
lokaal gedeelde printer,
configureren
E.3
parameters configureren
E.6
netwerk aansluiten, draadloos via
antenne
2.12
netwerk interfacekaart, installeren
F.6
netwerkantenne, aansluiten
2.12
netwerkkaart, installeren
F.6
nieuw watermerk maken
5.19
O
onderdelen
1.5
oplossen
7.15
orientation, select
5.3
overlay
afdrukken
5.23
overlay, gebruiken
5.21
P
papier
formaten en capaciteit
4.3
kiezen
4.2
specificaties
G.3
papier eigenschappen, instellen
5.7
papier vastgelopen
tijdens dubbelzijdig afdrukken
7.13
uitvoergedeelte
7.12
papier vastgelopen bij de tonercassette
7.10
papier vastgelopen bij magazijn 2
(optie)
7.8
papier vastgelopen in de multi-porpose
invoer
7.9
papier vastgelopen in het
invoergedeelte
magazijn 1
7.7
papierformaat,instellen
5.7
papierindicator
4.7
papiermagazijn vullen
2.4, 2.6
papiertype, instellen
5.8
parallelle kabel, aansluiten
2.10
posters afdrukken
5.16
PostScript stuurprogramma
fouten
7.24
installeren onder Windows
B.2
installeren, Macintosh
A.2
openen onder Windows
B.6
printersoftware
installeren
Macintosh
A.2
onder Linux
C.2
installeren onder Windows
2.17
opnieuw installeren
2.19
verwijderen onder Linux
C.7
verwijderen onder Windows
2.19
problemem, oplossen PS
foutmeldingen
7.24
problemen oplossen
afdrukkwaliteit
7.15
algemeen
7.3
DOS
7.27
iii
Linux
7.25
Macintosh
7.23
vastgelopen papier
7.7
Windows
7.22
problemen, checklist
7.2
problemen, oplossen van
foutmeldingen
7.20
PS DIMM, installeren
F.3
R
RCP bedieningspaneel
tabbladen
D.5
Remote Control Panel
installeren
D.2
openen
D.4
S
schoonmaakblad, afdrukken
6.9
seriële interfacekaart, installeren
F.6
software
installeren
2.17
systeemeisen
2.17, 3.17, 4.3
verwijderen
2.19
specificaties
papier
G.3
printer
G.2
systeemeisen
Macintosh
A.2
voor Linux
C.2
T
taal, wijzigen
2.21
tabblad Papier
5.7
tips om vastlopen van het papier te
voorkomen
7.14
toner
gebruiksduur
6.3
herverdelen
6.4
Toner Save mode, use
5.9
tonercassette
onderhouden
6.3
opnieuw verdelen
6.4
plaatsen
2.4
vervangen
6.6
tonerspaarstand, gebruiken
5.9
transparanten, afdrukken
4.19
tweede magazijn, installeren
F.10
U
uitbreiding, installeren
magazijn 2
F.10
netwerk interfacekaart
F.6
seriële interfacekaart
F.6
uitvoer, kiezen
4.5
USB driver, install
in Windows 98/Me
2.20
USB kabel, aansluiten
2.11
V
verwijeren
printersoftware onder Windows
2.19
voorbedrukt papier, afdrukken
4.21
voorkant omhoog achteruitvoer
4.6
voorkant omlaag bovenuitvoer
4.5
W
watermerk
afdrukken
5.18
watermerken, gebruiken
5.18
Home
Bezoek onze website:
www.samsungprinter.com
Rev.1.00

Documenttranscriptie

SAMSUNG LASER PRINTER Handleiding ML-2150 Series Deze handleiding is uitsluitend ter informatie bedoeld. Alle in deze handleiding opgenomen informatie kan zonder aankondiging worden gewijzigd. Samsung Electronics is niet aansprakelijk voor directe of indirecte schade als gevolg van het gebruik van deze handleiding. © 2003 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. • ML-2150, ML-2151N, ML-2152W en het Samsung logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. • PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard. • Centronics is een handelsmerk van Centronics Data Computer Corporation. • IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation. • Apple, AppleTalk, TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • Microsoft, Windows, Windows 9x, Windows Me, Windows 2000, Windows NT en Windows XP zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe System, Inc. • UFST® en MicroType™ zijn geregistreerde handelsmerken van de Agfa divisie van Bayer Corp. • Alle andere merk- en productnamen zijn handelsmerken van de betreffende bedrijven of organisaties. i INHOUD Chapter 1: INLEIDING Bijzondere eigenschappen ..................................... 1.2 Onderdelen van de printer .................................... 1.5 Voorkant ....................................................... 1.5 Achterkant ..................................................... 1.6 Chapter 2: PRINTER INSTALLEREN Uitpakken ........................................................... 2.2 Een geschikte plaats voor de printer kiezen ........ 2.3 Tonercassette plaatsen ......................................... 2.4 Papier laden ........................................................ 2.6 Formaat van het papier in het magazijn wijzigen . 2.8 Printerkabel aansluiten ........................................ 2.10 Lokaal afdrukken ........................................... 2.10 Afdrukken binnen een netwerk ........................ 2.12 De printer aanzetten ........................................... 2.13 Demopagina afdrukken ....................................... 2.14 Displaytaal wijzigen ............................................ 2.14 Printersoftware installeren ................................... Eigenschappen van het printerstuurprogramma . Printersoftware onder Windows installeren ........ USB stuurprogramma voor Windows 98/Me installeren .................................................... Chapter 3: UITLEG 2.15 2.16 2.17 2.20 BEDIENINGSPANEEL Uitleg van het bedieningspaneel ............................ 3.2 Toetsen ......................................................... 3.3 Menu’s bedieningspaneel ...................................... 3.5 Menu’s bedieningspaneel openen ...................... 3.5 Overzicht menu’s bedieningspaneel ................... 3.6 Menu Information ........................................... 3.7 Menu Paper ................................................... 3.7 Menu Layout ................................................. 3.10 Menu Graphics .............................................. 3.12 Menu Printer ................................................. 3.13 ii Menu Menu Menu Menu Menu Chapter 4: Setup .................................................. PCL ..................................................... PostScript ............................................ EPSON ................................................. Netwerk ............................................... AFDRUKMATERIAAL 3.13 3.16 3.17 3.18 3.19 KIEZEN Papier en andere afdrukmaterialen kiezen ............... 4.2 Papierformaten en capaciteit ............................ 4.3 Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal .............................................. 4.4 Uitvoer kiezen ..................................................... 4.5 Afdrukken via de bovenuitvoer (Voorkant omlaag) 4.5 Afdrukken via de achteruitvoer (Voorkant omhoog) ......................................... 4.6 Papier laden ........................................................ 4.7 Magazijn 1 en 2 (optie) gebruiken ..................... 4.8 De multi-purpose invoer gebruiken ................... 4.8 Afdrukken via de handinvoer ........................... 4.12 Op enveloppen afdrukken .................................... 4.14 Etiketten afdrukken ............................................ 4.17 Op transparanten afdrukken ................................ 4.19 Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 4.21 Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken ................................ 4.22 Chapter 5: AFDRUKTAKEN Een document afdrukken ...................................... 5.2 Een afdruktaak annuleren ................................ 5.5 Help-informatie gebruiken ............................... 5.6 Tabblad Papier .................................................... 5.7 Tonerspaarstand ................................................. 5.9 Dubbelzijdig afdrukken ........................................ 5.11 Meer pagina’s per vel afdrukken ........................... 5.13 Document vergroten of verkleinen ........................ 5.14 Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ......................................................... 5.15 Posters afdrukken ............................................... 5.16 Boekje afdrukken ............................................... 5.17 Watermerken afdrukken ...................................... 5.18 Een bestaand watermerk gebruiken ................. 5.18 Een nieuw watermerk maken .......................... 5.19 iii Een watermerk bewerken ............................... 5.20 Een watermerk verwijderen ............................ 5.20 Overlays afdrukken ............................................. Wat is een overlay? ........................................ Een nieuwe pagina-overlay maken ................... Een pagina-overlay verwijderen ....................... 5.21 5.21 5.21 5.24 Tabblad Grafisch ................................................. 5.25 Uitvoerinstellingen .............................................. 5.28 Chapter 6: PRINTER ONDERHOUDEN Configuratieblad afdrukken ................................... 6.2 Onderhoud tonercassette ...................................... Controleren hoeveel toner nog aanwezig is ......... Toner opnieuw verdelen .................................. Tonercassette vervangen ................................. 6.3 6.4 6.4 6.6 Printer reinigen ................................................... 6.7 Binnenzijde reinigen ........................................ 6.7 Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen ....... 6.10 Chapter 7: PROBLEMEN OPLOSSEN Checklist voor het oplossen van problemen ............. 7.2 Algemene afdrukproblemen oplossen ..................... 7.3 Vastgelopen papier verwijderen ............................. 7.7 Papier vastgelopen in het invoergedeelte ........... 7.7 Papier vastgelopen bij de tonercassette ............ 7.10 Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte ......... 7.12 Papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig afdrukken ..................................................... 7.13 Tips om vastlopen van het papier te voorkomen 7.14 Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ............ 7.15 Foutmeldingen oplossen ...................................... 7.20 Algemene Windows problemen ............................. 7.22 Algemene Macintosh problemen ............................ 7.23 Problemen met de Kiezer ................................ 7.23 Problemen tijdens het afdrukken ...................... 7.23 PS foutmeldingen oplossen .................................. 7.24 Algemene Linuxproblemen ................................... 7.25 Algemene DOS problemen ................................... 7.27 iv Appendix A: DE PRINTER MET EEN GEBRUIKEN MACINTOSH Software voor de Macintosh installeren ................... A.2 Bureaubladprinter aanmaken ................................ A.4 Bureaubladprinter voor het SPL stuurprogramma maken .......................................................... A.4 Bureaubladprinter voor het PS stuurprogramma maken .......................................................... A.4 Document afdrukken ............................................ A.6 Geavanceerde afdrukmogelijkheden ....................... A.8 Appendix B: WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA PPD bestanden installeren ..................................... B.2 PS stuurprogramma opnieuw installeren (Windows 2000/XP) ........................................ B.4 PS stuurprogramma verwijderen ....................... B.5 Instellingen PS stuurprogramma wijzigen ................ B.6 Eigenschappen van de printer openen ............... B.6 Appendix C: DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN Printerstuurprogramma installeren ......................... Systeemeisen ................................................. Printerstuurprogramma installeren .................... Aansluitmethode van de printer wijzigen ............ Printerstuurprogramma verwijderen ................. C.2 C.2 C.2 C.6 C.7 Configuration Tool gebruiken ................................. C.8 LLPR eigenschappen wijzigen .............................. C.10 Appendix D: AFDRUKKEN VANUIT TOEPASSINGEN DOS Het programma RCP bedieningspaneel voor DOS gebruikers .......................................................... D.2 Remote Control Panel installeren ........................... D.2 Remote Control Panel verwijderen .................... D.3 Afdrukinstellingen selecteren ................................. D.4 RCP bedieningspaneel openen ......................... D.4 Tabbladen RCP bedieningspaneel ...................... D.5 v Appendix E: DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN Over het delen van de printer binnen een netwerk ... E.2 Lokaal gedeelde printer configureren ...................... E.3 Windows 98/Me .............................................. E.3 Windows NT 4.0/2000/XP ................................ E.4 Netwerkprinter configureren .................................. E.5 Via het bedieningspaneel netwerk-parameters configureren .................................................. E.6 Appendix F: PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van printeruitbreidingen .............................................. F.2 Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren ............. F.3 De geheugen- of PS DIMM verwijderen. .............. F.6 Netwerk- of seriële interfacekaart installeren ............ F.6 Tweede magazijn installeren ............................... F.10 Appendix G: SPECIFICATIES Printerspecificaties ............................................... G.2 Papierspecificaties ............................................... G.3 Overzicht ....................................................... G.3 Ondersteunde papierformaten .......................... G.4 Richtlijnen voor gebruik van papier ................... G.5 Papierspecificaties .......................................... G.6 Papieruitvoer capaciteit ................................... G.6 Richtlijnen voor de printeromgeving en het opslaan van papier .......................................... G.7 Enveloppen .................................................... G.8 Etiketten ..................................................... G.10 Transparanten .............................................. G.10 vi Veiligheid en milieu Verklaring inzake veiligheid laser De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laser producten en buiten de VS als Klasse I laser product volgens de eisen van IEC 825. Klasse I laser producten worden als ongevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat personen geen toegang hebben tot laserstralen van een hoger niveau dan Klasse I bij normaal gebruik of onderhoud door de gebruiker of een in de instructies aangegeven servicesituatie. WAARSCHUWING Gebruik of onderhoud de printer nooit wanneer de beschermkap van het laser/ scanner gedeelte is verwijderd. De laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen. Bij gebruik van dit product, moeten atijd de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen, zodat het risico van brand, elektrische schok en persoonlijk letsel zoveel mogelijk wordt verkleind. vii Veiligheid ozonproductie Tijdens normaal gebruik produceert de ML-1750 printerserie ozon. De hoeveelheid ozon is overigens zo gering dat het geen gevaar voor de gebruiker oplevert. Wel raden we u aan om de printer in een goed geventileerde ruimte te installeren. OZONE Als u meer wilt weten over ozon, neem dan gerust contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde Samsung dealer. Energie besparen Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technieken, die zorgen voor gereduceerd energiegebruik wanneer de printer niet wordt gebruikt. Wanneer de printer gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd. Het Energy star logo betekent niet dat EPA een bepaald product of een bepaalde dienst aanbeveelt. Conformiteitsverklaring (Europa) Goedkeuringen en certificeringen De CE markering die op dit product is toegepast, symboliseert de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd. ten aanzien van de richtlijnen 93/68/EEC van de Europese Unie op de hierna genoemde data: 1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEC, benadering van de wetten van de lidstaten met betrekking tot laag voltage apparatuur. 1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEC (92/31/EEC), benadering van de wetten van de lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibilteit. 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en telecommunicatie terminal apparatuur en de onderlinge herkenbaarheid van hun conformiteit. Een volledige verklaring waarin de van toepassing zijnde richtlijnen en standaards waarnaar wordt verwezen zijn vastgelegd, kunt u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. EC Certificaat Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake Radioapparatuur en Telecommunicatie eindapparatuur (FAX) Dit Samsung product voldoet aan de richtlijn 1999/5/EC voor enkelvoudige aansluiting van eindapparaten op analoge openbare netwerken. De ontwikkeling van het product is afgestemd op gebruik in combinatie met landelijke openbare viii netwerken en compatibele bedrijfstelefooncentrales binnen Europa. Ingeval van problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd. Dit product is getest op de normen TBR21 en/of TBR 38. Ter ondersteuning bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die aan deze norm voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en aanvullende eisen, die de netwerkcompatibiliteit van TBR21 eindapparaten waarborgt. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de in dit document genoemde adviezen en voldoet daar dan ook volledig aan. Informatie over Europese Radiogoedkeuring (voor producten die voorzien zijn van door de EU goedgekeurde radioapparatuur) Dit product betreft een printer voor gebruik thuis of op kantoor, waarin netwerkapparatuur met een laag vermogen die gebruik maakt van radiogolven (draadloze communicatieapparatuur op basis van radiofrequenties) wordt toegepast, die gebruik maakt van de 2.4 GHz band. Dit gedeelte is alleen van toepassing indien in uw printer draadloze netwerkapparatuur aanwezig is. Op het etiket van de printer kunt u nagaan of dit bij uw printer het geval is. De in uw printer aanwezige draadloze apparatuur mag alleen binnen de Europese Unie of daarmee verbonden gebieden worden gebruikt, als het etiket van de printer is voorzien van het CE symbool, een officieel registratienummer en het alarmsymbool. Het uitgangsvermogen van de draadloze apparatuur die in uw printer kan zijn ingebouwd, blijft onder de RF blootstellingslimieten zoals die door de Europese Commissie via de R&TTE richtlijnen zijn gepubliceerd. Deze goedkeuring heeft betrekking op de volgende Europese landen: EU België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk (met frequentie beperkingen), Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Alsmede: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. Europese landen waar beperkingen ten aanzien van het gebruik gelden: EU In Frankrijk is het frequentiebereik voor apparatuur zoals draadloze communicatieapparatuur met een zendvermogen van meer dan 10 mW beperkt tot 2446.5-2483.5 MHz. Overige landen: Op dit moment geen beperkingen ix Informatie over het voldoen aan de geldende regelgeving Richtlijnen voor gebruik van draadloze communicatieapparatuur Het is mogelijk dat in uw printersysteem netwerkapparatuur met een laag vermogen die gebruik maakt van radiogolven (draadloze communicatieapparatuur op basis van radiofrequenties (RF)) wordt toegepast, die gebruik maakt van de 2.4 GHz band. Het volgende gedeelte geeft een algemeen overzicht met aandachtspunten met betrekking tot het gebruik van draadloze apparatuur. Aanvullende beperkingen en voorzorgsmaatregelen die voor bepaalde landen gelden zijn vermeld in het gedeelte met informatie over het betreffende land (of groep landen). De draadloze apparatuur in uw systeem mag alleen worden gebruikt in de landen waarvoor volgens het etiket van het systeem goedkeuring is verleend. Als u het systeem wilt gebruiken in een land waar deze goedkeuring niet voor geldt, dient u eerst bij de lokale autoriteiten na te gaan welke vereisten en beperkingen gelden. Voor het gebruik van draadloze apparatuur gelden stringente regels en het gebruik ervan is niet overal toegestaan. Het uitgangsvermogen van het draadloze apparaat dat in uw printer kan zijn ingebouwd is lager dan de RF blootstellingslimieten die op dit moment bekend zijn. Omdat het draadloze apparaat (dat in uw printer kan zijn ingebouwd) minder energie uitzendt dan volgens de radiofrequentie veiligheidsnormen en aanbevelingen is toegestaan, is de fabrikant van mening dat dit apparaat veilig kan worden gebruikt. Desalniettemin is voorzichtigheid geboden bij het gebruik ervan en moet menselijk contact tijdens het gebruik zoveel mogelijk worden vermeden. Bij gebruik van een draadloos apparaat in de buurt van het lichaam (met uitzondering van ledematen) geldt als algemene richtlijn dat tussen het apparaat en het lichaam een afstand van tenminste 20 cm moet worden aangehouden. Wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld, moet het apparaat tenminste 20 cm van het lichaam verwijderd blijven. Deze zender mag niet in combinatie met een andere antenne of zender worden gebruikt. In bepaalde omstandigheden gelden beperkingen bij het gebruik van draadloze apparatuur. Hieronder zijn enkele voorbeelden daarvan vermeld: Bij gebruik van draadloze communicatie via radiogolven kan interferentie optreden met vliegtuigapparatuur. Volgens de huidige luchtvaartvoorschriften moet draadloze apparatuur tijdens het reizen met een vliegtuig worden uitgeschakeld. Voorbeelden van apparaten die gebruik maken van draadloze communicatie zijn 802.11B (ook bekend onder de naam draadloos Ethernet) en Bluetooth. x In omgevingen waar het risico van interferentie met andere apparaten schadelijk of mogelijk schadelijk kan zijn, gelden voor het gebruik van draadloze apparatuur vaak beperkingen of een verbod daartoe. Voorbeelden hiervan zijn vliegvelden, ziekenhuizen en plaatsen waar brandbare gassen, vloeistoffen of explosieven zijn opgeslagen. Bevindt u zich op een plaats waarvan u niet zeker weet of er beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van draadloze apparatuur, informeer hier dan naar bij de betreffende autoriteiten voordat u het draadloze apparaat inschakelt of gebruikt. De beperkingen die worden gesteld aan het gebruik van draadloze apparatuur verschillen van land tot land. Omdat uw printer over een draadloos apparaat beschikt, dient u wanneer u uw printer in een ander land wilt gebruiken eerst bij de lokale autoriteiten die zich bezighouden met de goedkeuring van het gebruik van dit soort apparatuur na te gaan welke gebruiksbeperkingen in het betreffende land gelden. Beschikt uw printer over een ingebouwd draadloos apparaat, gebruik het draadloze apparaat dan alleen wanneer alle kleppen en afschermingen op hun plaats zitten en het apparaat volledig is geassembleerd. Draadloze apparatuur kan niet door de gebruiker worden gerepareerd of onderhouden. Breng op geen enkele manier wijzigingen aan. Modificatie van een draadloos apparaat heeft tot gevolg dat de toestemming tot gebruik ervan vervalt. Neem voor onderhoud of reparatie altijd contact op met de fabrikant of leverancier. Gebruik alleen stuurprogramma’s die zijn goedgekeurd voor het land waar de printer wordt gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie de System Restoration Kit van de fabrikant of neem contact op met de afdeling Technical Support van de fabrikant. xi xii WAARSCHUWING •Haal de printer niet uit elkaar. Als u dit wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen. •Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet aanraakt. Let hierop met name bij kinderen. xiii NOTITIES xiv 1 INLEIDING Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe printer! In dit hoofdstuk vindt u informatie over: • Bijzondere eigenschappen • Onderdelen van de printer Bijzondere eigenschappen Uw nieuwe printer beschikt over een aantal bijzondere eigenschappen, waardoor u mooiere afdrukken kunt maken, wat u een voorsprong geeft op uw concurrenten. U kunt: Afdrukken met een uitstekende kwaliteit en hoge snelheid • U kunt afdrukken maken met 1200 dots per inch (dpi). Zie pagina 5.25. • Uw printer drukt 21 pagina’s per minuut op Letter formaat en 20 pagina’s per minuut op A4 formaat af. Flexibiliteit in papierkeuze • Multi-purpose invoer voor 100 vel, die geschikt is voor het invoeren van briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, papier met afwijkende formaten, kaarten en zwaar papier. • Standaard magazijn voor 500 vel (Magazijn 1) en als optie verkrijgbaar extra magazijn voor nog eens 500 vel (Magazijn 2) waarin u papier van diverse types en afmetingen kunt laden. • Twee uitvoerbakken: U kunt kiezen voor de bovenuitvoer (voorkant omlaag) of de achteruitvoer (voorkant omhoog). • Rechte papierbaan vanaf de multi-purpose invoer naar de achteruitvoer. Geef uw documenten een professionele uitstraling 8 9 • Desgewenst kunt u aan uw documenten een Watermerk toevoegen, bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” of “Concept”. Zie pagina 5.18. • Boekjes afdrukken. U kunt op eenvoudige wijze de pagina’s zo afdrukken dat u er een boekje mee kunt samenstellen. Na het afdrukken vouwt u de pagina’s en niet u ze aan elkaar. • Posters afdrukken. Daarbij worden de tekst en afbeeldingen van iedere pagina van uw document vergroot, en verdeeld over meerdere vellen papier afgedrukt. Nadat u het document hebt afgedrukt, knipt u eventueel de witte randen eraf en plakt u de vellen aan elkaar, zodat een poster ontstaat. 1.2 INLEIDING Bespaar tijd en geld • Door de Tonerspaarstand te selecteren, gebruikt de printer minder toner. Zie pagina 5.9. • Desgewenst kunt u op papier besparen door op beide zijden van het papier af te drukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie pagina 5.11. • U kunt ook op papier besparen door meer pagina’s op één vel af te drukken. Zie pagina 5.13. • Met behulp van een overlay kunt u de tekst en lay-out van formulieren of uw briefhoofd overnemen. Zie “Overlays afdrukken” op pagina 5.21. • Deze printer bespaart automatisch op stroomgebruik door automatisch over te schakelen op de energiezuinige stand als de printer niet wordt gebruikt. • Deze printer voldoet aan de Energy Star richtlijnen voor efficiënt energiegebruik. Printercapaciteit uitbreiden • Deze printer beschikt over een geheugen van 16 MB, wat u eventueel kunt uitbreiden tot 144 MB. • Als optie is de PostScript 3 Emulatie* (PS) DIMM verkrijgbaar, zodat u ook PostScript kunt afdrukken. De ML-2151N en ML-2152W worden standaard met de PostScript 3 Emulatie geleverd. • Daarnaast is als optie een seriële interface kaart verkrijgbaar, waarmee u de printer via een seriële kabel op uw computer kunt aansluiten. • Met behulp van de netwerk interface kunt u de printer in een netwerk opnemen. De netwerkkaart is als optie verkrijgbaar voor de ML-2150. • De ML-2151N en ML-2152W worden geleverd met een ingebouwde netwerkkaart (10/100 Base TX). De ML-2152W beschikt over een draadloze netwerkinterface. * PostScript 3 Emulatie IPS-PRINT_Printer language Emulation© Copyright 1995-2003, Oak Technology, Inc., Alle rechten voorbehouden. * 136 PS3 lettertypen Inclusief UFST en MicroType van Agfa Monotype Corporation. INLEIDING 1.3 1 Geschikt voor verschillende omgevingen • U kunt afdrukken onder Windows 95/98/Me/NT 4.0 en 2000/XP. • Uw printer is compatibel met Linux en Macintosh. • De printer wordt standaard geleverd met een parallelle- en een USB interface. U kunt ook een netwerk interface gebruiken. De ML-2151N en ML-2152W worden geleverd met een ingebouwde netwerkkaart (10/100 Base TX). De ML-2152W beschikt over een draadloze netwerkinterface. Voor de ML-2150 is als optie een netwerkkaart verkrijgbaar. Mogelijkheden van de printer Onderstaande tabel geeft een overzicht van de functies die door uw printer ondersteund worden. (S: Standaard, O: Optie) Functie 1.4 INLEIDING ML-2150 ML-2151N ML-2152W IEEE 1284 S S S USB 2.0 S S S Netwerk interface O S S Draadloos netwerk O O S PostScript emulatie O S S Seriële interface O O O Onderdelen van de printer 1 Voorkant Bovenuitvoer (Voorkant omlaag) Bedieningspaneel (zie pagina 3.2) Uitvoersteun Bovenklep Tonercassette Multi-purpose invoer Magazijn 1 (geschikt voor 500 vel papier) Optie: magazijn 2 (geschikt voor 500 vel papier) Indicator papierniveau Klep moederbord (geeft toegang tot het moederbord wanneer u een printeruitbreiding wilt installeren) INLEIDING 1.5 Achterkant Aan-/uit schakelaar Aansluiting antenne draadloos netwerk (ML-2150, ML-2151N: optie ML-2152W: standaard) Netwerkpoort (ML-2150: optie ML-2151N, ML-2152W: standaard) USB poort Achteruitvoer (Voorkant omhoog) Parallelle poort Aansluiting netsnoer Aansluiting kabel magazijn 2 (optie) * Bovenstaande illustratie heeft betrekking op de ML-2152W. 1.6 INLEIDING 2 PRINTER INSTALLEREN In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u uw printer kunt installeren. De volgende onderwerpen komen aan de orde: • Uitpakken • Tonercassette plaatsen • Papier laden • Printerkabel aansluiten • De printer aanzetten • Demopagina afdrukken • Displaytaal wijzigen • Printersoftware installeren Uitpakken 1 Haal de printer en alle accessoires uit de doos. Controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn: Tonercassette Netsnoer CD-ROM Installatiehandleiding OPMERKINGEN: • Mist u een onderdeel, neem hierover dan direct contact op met uw leverancier. • De onderdelen kunnen van land tot land verschillen. • De cd-rom bevat het stuurprogramma van de printer, de handleiding en het programma Acrobat Reader van Adobe. 2 Verwijder zorgvuldig al het verpakkingstape van de printer. 2.2 PRINTER INSTALLEREN 3 Trek het papiermagazijn uit de printer. Verwijder het verpakkingstape van het magazijn. 2 Een geschikte plaats voor de printer kiezen Kies voor de printer een vlakke, stabiele ondergrond met voldoende ruimte voor de luchtcirculatie. Zorg ervoor dat u de kleppen en laden gemakkelijk kunt openen. De printer moet in een ruimte staan die voldoende geventileerd is. Plaats de printer niet in direct zonlicht of vlakbij een warmte- of koudebron zoals een kachel, CV-radiator, airco of luchtverfrisser. Plaats de printer niet op de rand van een bureau of tafel. Vrije ruimte Voorkant: 48,26 cm (voldoende ruimte voor het openen van de magazijnen) Achterkant: 32 cm (voldoende ruimte voor het openen van de achteruitvoer) Rechts: 10 cm Links: 10 cm (voldoende ventilatieruimte) PRINTER INSTALLEREN 2.3 Tonercassette plaatsen 1 Open de bovenklep door deze bij het handvat op te lichten. 2 Haal de tonercassette uit de verpakking. Gebruik hiervoor geen mes of ander scherp voorwerp. Daardoor kan de drum of de cassette beschadigd raken. 3 Kijk waar aan het uiteinde van de tonercassette het afsluittape zit. Trek dit tape voorzichtig in zijn geheel uit de cassette en gooi het weg. NB: • Dit afsluittape is langer dan 55 cm als u het er op de juiste wijze uitgetrokken hebt. • U moet de tape recht van de inktcassette trekken om deze te verwijderen. Let op dat de tape niet breekt. Als dat gebeurt, kunt u de inktcassette niet meer gebruiken. 2.4 PRINTER INSTALLEREN 4 Schud de cassette voorzichtig van links naar rechts, zodat de toner evenredig over de cassette wordt verdeeld. 2 LET OP: • Stel de tonercassette niet langer dan enkele minuten aan daglicht bloot. Is het nodig de cassette langer aan daglicht bloot te stellen, dek de cassette dan met wat papier af. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg dit dan af met een droge doek en was het in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de kleding. 5 Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten voor de cassette bevinden. 6 Pak de cassette vast en schuif hem in de printer tot hij op zijn plaats klikt. PRINTER INSTALLEREN 2.5 7 Sluit de bovenklep. Controleer of de klep goed dicht zit. NB: Bij het afdrukken van een tekstdocument met 5% dekking, kunt u met een standaard tonercassette ongeveer 8.000 pagina’s afdrukken (4.000 pagina’s met de meegeleverde tonercassette). Papier laden In het magazijn kunt u ongeveer 500 vel papier laden. 1 Trek het magazijn uit de printer. 2.6 PRINTER INSTALLEREN 2 Bereid een stapel papier voor door dit wat te buigen of van achteren naar voren uit te waaieren. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte stapel van. 2 3 Leg het papier met de te bedrukken kant naar omlaag gericht in het magazijn. U kunt ook papier gebruiken waarop al eerder is afgedrukt. In dat geval legt u het papier met de bedrukte zijde omhoog in het magazijn, waarbij de hoek die niet omgekruld is aan de bovenkant zit. Als zich bij het invoeren problemen voordoen, draait u het papier 180 graden. Controleer of het papier in alle hoeken vlak ligt PRINTER INSTALLEREN 2.7 4 Controleer of het papier niet boven de maximummarkering links in het magazijn uitkomt. Teveel papier in het magazijn kan ertoe leiden dat het papier vastloopt. NB: Wilt u een ander formaat gebruiken, kijk dan bij “Formaat van het papier in het magazijn wijzigen” op de volgende pagina. 5 Schuif het magazijn terug in de printer. Formaat van het papier in het magazijn wijzigen Als u extra lang papier in het magazijn laadt, moet u de papiergeleiders aan de papierlengte aanpassen. 1 Duw de achterplaat van het magazijn geheel naar buiten, zodat het magazijn langer wordt. 2.8 PRINTER INSTALLEREN 2 Druk het palletje op de lengtegeleider in en stel deze in op het gewenste papierformaat, zoals onderin het magazijn is aangegeven. 2 3 Druk het palletje van de breedtegeleider in en stel deze in op het gewenste papierformaat, zoals onderin het magazijn is aangegeven. OPMERKINGEN: • Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo dicht tegen het afdrukmateriaal aan komt te liggen dat dit bol komt te staan. • Als u de breedtegeleider niet instelt, kan het papier vastlopen. PRINTER INSTALLEREN 2.9 Printerkabel aansluiten Lokaal afdrukken Om lokaal vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u uw printer met behulp van een printerkabel op uw computer aansluiten. U kunt hiervoor zowel een parallelle kabel als een USB (Universal Serial Bus) kabel gebruiken. Macintosh gebruikers kunnen alleen via een USB kabel aansluiten. Aansluiten via een parallelle kabel NB: Voor het aansluiten van de printer op de parallelle poort van uw computer heeft u een goedgekeurde parallelle kabel nodig. Schaf hiervoor eventueel een IEEE1284 printerkabel aan. 1 Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan. 2 Steek de parallelle printerkabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer. Duw de metalen clipjes omlaag, zodat de kabel goed vastzit. Naar de parallelle poort van uw computer 3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de parallelle poort van uw computer en schroef hem vast. Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer. 2.10 PRINTER INSTALLEREN Aansluiten via een USB kabel NB: Om uw printer via de USB poort op uw computer aan te sluiten, heeft u een goedgekeurde USB kabel nodig. Schaf eventueel een USB 2.0 kabel van max. 3 meter lengte aan. 1 Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan. 2 Steek de USB kabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer. Naar de USB poort van uw computer 3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB poort van uw computer. Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer. OPMERKINGEN: • U kunt een USB kabel gebruiken wanneer u gebruik maakt van Windows 98/Me/2000/XP of een Macintosh met OS 8.6 en een G3 processor of hoger. • Onder Windows 98/Me kunt u alleen via de USB kabel aansluiten nadat u de USB poort hebt toegevoegd door het USB stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.20. PRINTER INSTALLEREN 2.11 2 Afdrukken binnen een netwerk U kunt uw ML-2151N of ML-2152W door middel van een Ethernet kabel (UTP kabel met RJ.45 aansluiting) in een netwerk opnemen. De ML-2152W beschikt over een netwerkantenne, wat gebruik van een draadloze netwerkinterface mogelijk maakt. Gebruikt u een ML-2150 printer, dan moet u eerst de als optie verkrijgbare netwerkkaart aanschaffen en installeren. Bij de ML2151N printer kunt u de netwerkkaart eventueel vervangen door een draadloze netwerkinterface. Informatie over het installeren van de kaart vindt u op pagina F.6. Aansluiten via een Ethernet kabel 1 Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan. 2 Steek de Ethernet kabel in de Ethernet netwerkaansluiting aan de achterkant van de printer. Naar de netwerkaansluiting 3 Sluit het andere uiteinde aan op een netwerkaansluiting. Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer. Aansluiten via de netwerkantenne 1 Schroef de draadloze netwerkantenne linksom in de poort. 2.12 PRINTER INSTALLEREN 2 Zet de antenne omhoog. 2 NB: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u via het bedieningspaneel de netwerkinstellingen configureren. Zie pagina E.6. U gebruikt hiervoor de met de kaart geleverde software. Zie de handleiding van de betreffende software voor meer informatie. De printer aanzetten 1 Sluit het netsnoer aan op de aansluiting aan de achterkant van de printer. 2 Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet met de aan-/uitschakelaar de printer aan. Naar stopcontact LET OP: • Het fixeergedeelte achterin de binnenzijde van de printer wordt heet zodra u de printer aanzet. Zorg dat u zich hier niet aan brandt wanneer u in dit gedeelte van de printer komt. • Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor kunt u een elektrische schok krijgen. PRINTER INSTALLEREN 2.13 Demopagina afdrukken Om te controleren of de printer goed werkt, kunt u een demopagina afdrukken. 1 Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel, totdat onderin het display de melding “Information” wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de onderste regel “Demo Page” wordt getoond. 4 Druk op de toets Enter ( ). Vervolgens wordt een demopagina afgedrukt met de eigenschappen en mogelijkheden van de printer. Displaytaal wijzigen De in het display gebruikte taal kunt u als volgt wijzigen: 1 Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel, totdat op de onderste regel “Setup” wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om dit menu te openen. 3 Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de onderste regel “LCD Language” wordt getoond. 4 Druk op de toets Enter ( ) om de menukeuze te bevestigen. 5 Ga met een van de scrolltoetsen ( of ) naar de door u gewenste taal. 6 Druk op de toets Enter ( bevestigen. 2.14 PRINTER INSTALLEREN ) om de gekozen taal te Printersoftware installeren De meegeleverde CD-ROM bevat de stuurprogramma’s voor gebruik in een Win RCP, Macintosh- en Linux-omgeving, de online handleiding en het programma Acrobat Reader waarmee u de handleiding op uw scherm kunt bekijken. Afdrukken vanuit een Windows-omgeving Vanaf de CD-ROM kunt u de volgende printersoftware installeren: • SPL printerstuurprogramma voor Windows. Om gebruik te kunnen maken van alle mogelijkheden die uw printer biedt, adviseren wij u dit stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.17. • PostScript Printer Description (PPD) bestand voor installatie van het PostScript stuurprogramma onder Windows. Zie Appendix B, “Windows PostScript stuurprogramma” voor meer informatie over het installeren van het PostScipt stuurprogramma. • Remote Control Panel (RCP bedieningspaneel) voor Dos toepassingen. Meer informatie over installatie van de DOS afdruksoftware en afdrukken vanuit DOS programma’s vindt u in Appendix D, “Afdrukken vanuit DOS toepassingen”. • USB stuurprogramma voor het toevoegen van de USB poort aan Windows 98/Me. Als u gebruik maakt van Windows 98/Me moet u eerst dit programma installeren voordat u gebruik kunt maken van de USB aansluiting. Zie “USB stuurprogramma voor Windows 98/Me installeren” op pagina 2.20. Onder Windows 2000/XP hoeft u het USB stuurprogramma niet te installeren. Installatie van de printersoftware is dan voldoende. Afdrukken vanaf een Macintosh Informatie over het installeren van de printersoftware en het afdrukken vanaf een Macintosh vindt u in Appendix A, “De printer met een Macintosh gebruiken”. Afdrukken vanuit een Linux-omgeving Kijk in Appendix C, “De printer onder Linux gebruiken”, voor meer informatie over het installeren van het Linux stuurprogramma. PRINTER INSTALLEREN 2.15 2 Eigenschappen van het printerstuurprogramma De stuurprogramma’s van de printers uit de Samsung ML-2150 serie ondersteunen de volgende standaardfuncties: • Invoer selecteren • Papierformaat, oriëntatie (afdrukrichting) en papiertype • Aantal exemplaren Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijkheden die door de stuurprogramma’s worden ondersteund: SPL Eigenschap PostScript Win 2000/XP Win 9x Win NT4.0 Mac Win 2000/XP Win 9x Win NT4.0 Mac Tonerspaarstand Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Nee Afdrukkwaliteit opties Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Dubbelzijdig afdrukken Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Boekje afdrukken Ja Ja Ja Nee Ja Nee Nee Nee Poster afdrukken Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Meer pagina’s per vel Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Verkleinen/ vergroten Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Afdruk aanpassen aan papierformaat Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Andere invoer voor eerste pagina Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja Watermerk Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Overlay Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee TrueType lettertypen optie Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Nee 2.16 PRINTER INSTALLEREN Printersoftware onder Windows installeren Systeemeisen Controleer het volgende: Onderdeel Besturingssysteem RAM Vrije schijfruimte Vereiste Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000/XP 95/98/Me 32 MB NT 4.0/2000 64 MB XP 128 MB 95/98/Me 200 MB NT 4.0/2000 200 MB XP 200 GB Minimaal Internet Explorer 5.0 Voordat u met installeren begint, zorgt u ervoor dat alle toepassingen op uw pc zijn afgesloten. ng ML-2150 Ser msu ies Sa Printersoftware installeren 1 Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw computer. De installatie start automatisch. Als de installatie niet automatisch start: Selecteer in het Start menu Uitvoeren... en geef in het invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (vul in plaats van x de letter in van uw CD-ROM-station). Klik vervolgens op OK. NB: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe hardware gevonden wordt getoond, klikt u op het pictogram in de rechter bovenhoek van het venster of op Annuleren. 2 Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt selecteren, kiest u de door u gewenste taal. Als u de door u gewenste taal niet kunt vinden, bladert u met de bladertoets rechts onderin het scherm door de beschikbare talen. PRINTER INSTALLEREN 2.17 2 3 Klik op Installeren van de Samsung Software op uw PC. 4 Klik op Volgende. 5 Als de installatie gereed is, klikt u op Voltooien. 2.18 PRINTER INSTALLEREN Printersoftware opnieuw installeren 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en vervolgens Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie. 3 Het venster Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie wordt nu getoond. Klik op Herstellen en daarna op Volgende. 4 Als de software opnieuw geïnstalleerd is, klikt u op Voltooien. Printersoftware verwijderen 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie. 3 Het venster Onderhoud stuurprogramma Samsung ML-2150 serie wordt geopend. Klik op Verwijderen en daarna op Volgende. 4 Als om een bevestiging gevraagd wordt, klikt u op OK. Het stuurprogramma van de Samsung ML-2150 en alle onderdelen worden nu van uw computer verwijderd. 5 Nadat de programma’s verwijderd zijn, klikt u op Voltooien. PRINTER INSTALLEREN 2.19 2 Taal display wijzigen Nadat u de software geïnstalleerd heeft, kunt u de displaytaal wijzigen. 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en Taalkeuze. 3 Selecteer in de Printerstuurprogramma keuzelijst de gewenste taal en klik op OK. Zodra het u het RCP bedieningspaneel hebt geïnstalleerd, wordt deze lijst geactiveerd en kunt u een taal selecteren. USB stuurprogramma voor Windows 98/ Me installeren 1 Sluit de printer met behulp van de USB kabel aan op uw computer en zet beide apparaten aan. Voor meer informatie, zie pagina 2.11. 2 Het venster Wizard Nieuwe hardware wordt getoond. ng ML-2150 Ser msu ies Sa Klik op Volgende. 3 Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw computer en kruis Zoeken naar het beste stuurprogramma voor dit apparaat aan. Klik op Volgende. 2.20 PRINTER INSTALLEREN 4 Kruis CD-ROM-station aan en klik op Bladeren. Selecteer x:\USB (waarbij x de letter is van uw CD-ROM-station). Klik op Volgende. 2 5 Klik op Volgende. Het USB stuurprogramma wordt nu geïnstalleerd. 6 Als het stuurprogramma geïnstalleerd is, klikt u op Voltooien. 7 Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt selecteren, kiest u de door u gewenste taal. NB: Als de printersoftware al geïnstalleerd is, verschijnt dit venster niet. 8 Volg de getoonde instructies op om de installatie van de printersoftware af te ronden. Voor meer informatie, zie pagina 2.17. OPMERKINGEN: • Als u de printer via een parallelle kabel op uw computer wilt aansluiten, verwijdert u de USB kabel en sluit u de parallelle kabel aan. Vervolgens installeert u het stuurprogramma van de printer opnieuw. • Als uw printer niet goed werkt, adviseren wij u het stuurprogramma van de printer opnieuw te installeren. PRINTER INSTALLEREN 2.21 NOTITIES 2.22 PRINTER INSTALLEREN 3 UITLEG BEDIENINGSPANEEL In dit hoofdstuk is het gebruik van het bedieningspaneel van de printer beschreven. De volgende onderwerpen worden behandeld: • Uitleg van het bedieningspaneel • Menu’s bedieningspaneel Uitleg van het bedieningspaneel Het bedieningspaneel rechts bovenin de printer heeft een display en negen toetsen. Display: geeft informatie over de status van de printer en de huidige afdruktaak Toetsen Display Melding Beschrijving Ready • De printer staat on-line en is klaar voor gebruik. • Als u op On-Line/Continue drukt, gaat de printer naar de off-line stand. Offline • De printer staat off-line en kan niet afdrukken. • Als u op On-Line/Continue drukt, gaat de printer naar de on-line stand. Printing. XXX * xxx is de huidige emulatie. Sleeping... • De printer is bezig met afdrukken. • Om het afdrukken te annuleren, drukt u op Cancel. • De printer staat in de energiespaarstand en gebruikt minder stroom. Zodra de printer een afdruktaak van de computer ontvangt of een toets wordt ingedrukt, gaat de printer terug naar de on-line stand. • U kunt deze energiespaarstand uitschakelen of de tijd waarna de printer naar deze stand overschakelt wijzigen. Zie pagina 3.12. Zie “Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20 voor een volledige beschrijving van alle printermeldingen. 3.2 UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3 Toetsen Toets Beschrijving • Indrukken om te wisselen tussen on-line en offline. • In de menu stand: Indrukken om terug te gaan naar de stand Ready. De verlichting van het display geeft aan wat de status van de printer is. Aan Groen Knippert De printer staat on-line en kan gegevens van de computer ontvangen. • Als het langzaam knippert, ontvangt de printer gegevens van de computer. • Als het snel knippert, ontvangt de printer gegevens en drukt deze af. Om het afdrukken te onderbreken, zet u de printer in de stand off-line. Aan Het afdrukken stopt omdat er een fout is opgetreden. Controleer welke melding het display geeft en kijk op pagina 7.20 voor meer informatie over de getoonde foutmelding. Knippert Er is een klein probleem opgetreden en de printer wacht tot dit is opgelost. Controleer welke melding het display geeft en los het probleem op. Daarna gaat de printer verder met afdrukken. Als u de melding wilt negeren, drukt u op deze toets. Oranje Uit • De printer staat off-line en kan niet afdrukken. • De printer staat in de slaapstand. Zodra het gegevens ontvangt, gaat de printer naar de on-line stand. • Indrukken om naar de menu stand te gaan. • In de menu stand: indrukken om door de menu’s te bladeren. In de menu stand: indrukken om de getoonde menukeuze te selecteren of de gewijzigde instelling te bevestigen. De geselecteerde waarde is gemarkeerd met een *. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.3 3 Toets Beschrijving In de menu stand: indrukken om door de menukeuzes te bladeren of opties in te stellen. Wanneer u op ❿ drukt, gaat u naar de volgende optie en wanneer u op ➛ drukt terug naar de vorige optie. • Indrukken om de huidige afdruktaak te annuleren. • In de menu stand: indrukken om naar de Ready stand te gaan. In de menu stand: indrukken om terug te gaan naar het vorige menuniveau. Indrukken om de Tonerspaarstand aan- of uit te zetten. • Als de toets verlicht is, staat de Tonerspaarstand aan en gebruikt de printer minder toner bij het afdrukken van een document. • Als de toets niet verlicht is, staat de Tonerspaarstand uit en drukt de printer met de normale kwaliteit af. Meer informatie over de Tonerspaarstand vindt u op pagina 5.9. Indrukken om Dubbelzijdig afdrukken aan- of uit te zetten. • Als de toets verlicht is, drukt de printer op beide kanten van het papier af, waarbij de lange zijde wordt ingebonden. • Als de toets niet verlicht is, is Dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld en drukt de printer op één kant van het papier af. NB: Wanneer de instelling voor Dubbelzijdig afdrukken in het stuurprogramma is ingeschakeld, krijgt dit voorrang boven de instelling via het bedieningspaneel. 3.4 UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3 Menu’s bedieningspaneel U heeft de beschikking over een aantal menu’s waarmee u op eenvoudige wijze de printerinstellingen kunt wijzigen. Het schema op pagina 3.6 geeft een overzicht van de menu’s en de beschikbare menukeuzes per menu. De menukeuzes en te selecteren waarden zijn uitgebreid beschreven in de tabellen vanaf pagina 3.7. 3 Menu’s bedieningspaneel openen U kunt uw printer besturen via het bedieningspaneel van de printer. U kunt de menu’s van het bedieningspaneel ook wijzigen terwijl de printer in gebruik is. 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat het gewenste menu op de onderste regel van het display wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen. 3 Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat de gewenste menukeuze op de onderste regel van het display wordt getoond. 4 Druk op de toets Enter ( ) om uw keuze te bevestigen. 5 Heeft het menu submenu’s, herhaal dan de stappen 3 en 4. 6 Druk op de een van de scrolltoetsen ( of ) totdat de gewenste instelling op de onderste regel van het display wordt getoond of geef de gewenste waarde in. 7 Druk op de toets Enter ( ) om uw ingave of selectie vast te leggen. Naast de geselecteerde waarde wordt een asterisk (*) geplaatst om aan te geven dat dit nu de standaard is. 8 Om het menu te verlaten, drukt u herhaaldelijk op de toets Upper level ( ) of op de toets Cancel ( ). Wanneer 60 seconden geen toets is ingedrukt, gaat de printer automatisch terug naar de stand Ready. NB: Afdrukinstellingen die via het printerstuurprogramma zijn gekozen, krijgen voorrang boven die van het bedieningspaneel. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.5 Overzicht menu’s bedieningspaneel Met de menu’s van het bedieningspaneel kunt u de printer aan uw situatie aanpassen. Het bedieningspaneel geeft toegang tot de volgende menu’s: Information Paper Layout (Zie pagina 3.7) Configuration Menu Map Demo Page PS3 Font List PCL Font List EPSON Fonts (Zie pagina 3.7) Tray Source Media Size Custom Width Custom Height Media Type Tray Chaining (Zie pagina 3.9) Orientation Duplex Duplex Margin Simplex Margin Copies Setup (Zie pagina 3.12) LCD Language Emulation Power Save Auto Continue Jam Recovery Altitude Adj. Auto CR Job Time Out RS-232C Maintenance Printer Graphics (Zie pagina 3.12) Default Set Current Job (Zie pagina 3.11) Resolution Image Enhance Toner Save Density PCL PostScript EPSON (Zie pagina 3.15) Typeface Symbol Lines Pitch Point Size Courier (Zie pagina 3.16) Print PS. Error (Zie pagina 3.17) Font Auto Wrap Character Set Character Tab. LPI Pitch NETWORK (Zie pagina 3.18) Config Network Config TCP IP Get Mask IP Address Subnet Mask GateWay AppleTalk Netware Config Netware 3.6 UITLEG BEDIENINGSPANEEL IPX Frame Type Reset Network Default Set Print Net CFG 3 Menu Information Dit menu bevat pagina’s met informatie over de printer en de instelling daarvan. Menukeuze Configuration Beschrijving Het configuratieblad geeft de huidige configuratie van de printer weer. Zie pagina 6.2. Menu Map De Menu Map toont de lay-out en instellingen zoals die op dit moment via het bedieningspaneel zijn ingesteld. Demo Page Met de demopagina kunt u controleren of de printer goed afdrukt. PS3 Font List PCL Font List EPSON Fonts Deze lijst toont voorbeelden van alle lettertypen die op dat moment voor de geselecteerde taal beschikbaar zijn. Voor de ML-2150 printer is de menukeuze PS3 Font List alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare PS DIMM is geïnstalleerd. Menu Paper Via dit menu kunt u alle instellingen die betrekking hebben op de invoer en uitvoer van afdrukmateriaal wijzigen, alsmede het afdrukmateriaal dat u wilt gebruiken. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: Auto Select*, Tray 1, MP Tray, Tray 2, Manual Tray, Hier kunt de invoer selecteren die u wilt gebruiken. Tray Source • Als u Auto Select selecteert, kiest de printer zelf de invoer. • Selecteer MP Tray Select of Manual Select wanneer u de multi-purpose invoer wilt gebruiken. Als u Manual selecteert, moet u iedere keer dat u een pagina afdrukt op de toets On-Line/Continue drukken. • De optie Tray 2 is alleen beschikbaar wanneer een tweede magazijn (optie) is geïnstalleerd. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.7 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: Letter, Legal, A4, Executive, JIS B5, ISO B5, No. 10 Env., Monarch Env., DL Env., C5 Env., C6 Env., Folio, A5, A6, Custom Media Size * A4 in Europa en Azië, Letter in de VS, Selecteer het formaat dat in het magazijn is geladen. Waarden: A4:210 mm/Letter:215mm * A4 in Europa en Azië, Letter in de VS, Custom Width Selecteer het papierformaat dat op dit moment in het magazijn zit. Dit menu wordt getoond wanneer bij formaat is gekozen voor Aangepast formaat. • Custom Width: Kies een breedte tussen 76 en 216 mm. Waarden: A4:297 mm/Letter:279mm * A4 in Europa en Azië, Letter in de VS, Custom Height Selecteer het papierformaat dat op dit moment in het magazijn zit. Dit menu wordt getoond wanneer bij formaat is gekozen voor Aangepast formaat. • Custom Height:Kies een breedte tussen 127 en 356 mm. Waarden: Off*, Plain Paper, Thick, Thin, Bond, Color paper, Card Stock, Labels, Transparency, Envelope, Preprinted Hier kunt u het type afdrukmateriaal instellen dat u wilt gebruiken. Media Type 3.8 UITLEG BEDIENINGSPANEEL • • • • • • • • • • Plain Paper: Voor normaal papier. Thick: Voor dik papier. Thin: Voor dun papier. Bond: Voor bankpost. Color Paper: Voor gekleurd papier. Card Stock: Voor kaarten. Labels: Voor etiketten. Transparency: Voor transparanten. Envelope: Voor enveloppen. Preprinted: Voor voorbedrukt papier. 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: Off, On* Tray Chaining Als u bij Tray Source (Invoer) een andere waarde dan Auto Select selecteert en de geselecteerde invoer is leeg, haalt de printer het papier automatisch uit een andere invoer. Als bij deze menukeuze Off is geselecteerd en het papier is op, knippert het lampje van de toets On-Line/ Continue in de kleur oranje en gaat de printer pas verder wanneer het papier in het betreffende magazijn is bijgevuld. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.9 3 Menu Layout Via het menu Layout kunt u alle instellingen die betrekking hebben op de uitvoer wijzigen. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarde: Portrait*, Landscape Orientation Hier kunt u de gewenste standaardoriëntatie of afdrukrichting instellen. U kunt kiezen tussen Portrait (Staand) en Landscape (Liggend). Portrait Landscape Waarden: Off*, Long Edge, Short Edge Hier kunt u aangeven aan welke zijde wordt ingebonden bij dubbelzijdig afdrukken: • Long Edge: Inbinden langs de lange zijde, bijvoorbeeld zoals bij een boek. • Short Edge: Inbinden langs de korte zijde, bijvoorbeeld zoals bij een notitieblok. 2 Duplex 3 2 5 3 5 Long Edge in combinatie met Portrait Long Edge in combinatie met Landscape 2 3 2 3 5 5 Short Edge in combinatie met Landscape Short Edge in combinatie met Portrait Selecteer Off wanneer u op één kant van het papier wilt afdrukken. 3.10 UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: Top/Left:5.0*, Short/Long:0* Via dit menu kunt u de marge van het afdrukmateriaal bij dubbelzijdig afdrukken instellen. Duplex Margin • Top Margin: Instellen bovenmarge, van 0,0 t/m 9,9 mm (in stappen van 0,1 mm). • Left Margin: Instellen linkermarge, van 0,0 t/m 9,9 mm (in stappen van 0,1 mm). • Short Binding: Instellen ondermarge achterkant als aan de korte zijde wordt ingebonden, van 0,0 t/m 22 mm (in stappen van 1 mm). • Long Binding: Instellen rechtermarge achterkant als aan de lange zijde wordt ingebonden, van 0,0 tot 22 mm (in stappen van 1 mm). Waarden: 0.0* Simplex Margin Voor het instellen van de marge van het afdrukmateriaal bij enkelzijdig afdrukken. • Top Margin: Instellen bovenmarge, van 0,0 t/m 9,9 inch (in stappen van 0,1 inch). • Left Margin: Instellen linkermarge, van 0,0 t/m 9,9 inch (in stappen van 0,1 inch). Waarden: 1* ~ 999 Copies Hier kunt u het standaard aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt instellen, door een getal van 1 t/m 999 te selecteren. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.11 3 Menu Graphics Met het menu Graphics kunt u de instellingen wijzigen die betrekking hebben op de kwaliteit van de afgedrukte tekens en afbeeldingen. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: 300dpi-Draft, 600dpi-Norm*, 1200dpi-Best Hier kunt u het aantal “dots per inch” (dpi) instellen. Hoe hoger de waarde, hoe scherper de afdruk. Resolution • Voor het afdrukken van concepten selecteert u 300dpi Draft. • Als u voornamelijk tekst afdrukt, adviseren wij 600dpi-Normal te selecteren. • Selecteer 1200dpi-Best wanneer u voornamelijk documenten met bitmapafbeeldingen als gescande foto’s of grafieken afdrukt. Waarden: Normal*, Image Enhance, Text Enhance Via deze menukeuze kunt u de kwaliteit van de afdruk verbeteren. Image Enhance • Normal: Geen verbetering van de kwaliteit. • Image Enhance: Verbetert de kwaliteit van bitmapafbeeldingen, zoals gescande foto’s. • Text Enhance: Verbetert de kwaliteit van de afgedrukte letters en eenvoudige illustraties. Waarden: Off*, On Toner Save Als u met een zo hoog mogelijke kwaliteit wilt afdrukken, zet u deze instelling op Off. Als u hier On selecteert, gebruikt de printer minder toner, waardoor de afdrukkwaliteit iets lager kan worden. Waarden: Light, Medium*, Dark Density 3.12 UITLEG BEDIENINGSPANEEL Door de tonerdichtheid te wijzigen, kunt u de afdruk lichter of donkerder maken. U krijgt in het algemeen het beste resultaat door Medium te selecteren. Als u Light selecteert, gebruikt de printer minder toner. 3 Menu Printer Via dit menu kunt u de printerinstellingen terugzetten in de fabrieksinstellingen, de huidige afdruktaak annuleren en de printer opnieuw starten. Menukeuze Beschrijving Default Set Hiermee kunt u de printerinstellingen terugzetten in de fabrieksinstellingen. Current Job U kunt de huidige afdruktaak annuleren en uit de buffer van de printer verwijderen. Menu Setup Via het Setup menu kunt u een groot aantal functies van de printer instellen. (*: standaardinstelling) Menukeuze LCD Language Beschrijving Waarden: English*, German, French, Italian, Spanish Hier kunt u de taal instellen die voor het display van het bedieningspaneel wordt gebruikt en waarin informatie wordt afgedrukt. Waarden: Auto*, PCL, HEXDUMP, PS3, EPSON, IBM ProPrint Emulation De printertaal bepaalt hoe de computer met de printer communiceert. Als u hier Auto selecteert, kan de printer de printertaal automatisch wijzigen. Bij de ML-2150 printer is PS3 alleen beschikbaar wanneer u de PS DIMM (optie) heeft geïnstalleerd. Waarden: Off, 5 Minutes*, 10 Minutes, 15 Minutes, 30 Minutes, 45 Minutes, 60 Minutes Power Save Wanneer de printer gedurende een bepaalde periode geen gegevens ontvangt, gaat de printer automatisch naar de slaapstand, waarin minder energie wordt gebruikt. Hier kunt u instellen na hoeveel tijd op deze stand wordt overgeschakeld. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.13 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: Off, On* Auto Continue Hier kunt u instellen of de printer al dan niet verder moet gaan met afdrukken wanneer deze constateert dat het papier in de invoer niet overeenstemt met de papierinstelling. • Off: De printer blijft off-line en de melding blijft op het display staan totdat het juiste papier is geladen. • On: De printer toont een foutmelding en gaat gedurende 30 seconden off-line. Daarna verdwijnt de melding en gaat de printer verder met afdrukken. Waarden: Off*, On Jam Recovery Hier kunt u instellen hoe de printer moet reageren wanneer papier is vastgelopen. • Off: De printer drukt de vastgelopen pagina’s niet opnieuw af. Bij deze instelling is de afdruksnelheid wat hoger. • On: De pagina’s worden opnieuw afgedrukt als de storing verholpen is. Waarden: Low*, High Altitude Adj. Wanneer u zich op grote hoogte bevindt, bijvoorbeeld in de bergen, krijgt u betere afdrukken wanneer u hier voor High kiest. Waarden: LF*, LF+CR Auto CR Hiermee kunt u aan elke nieuwe-regelopdracht een “carriage return” (terug naar begin van de regel) toevoegen. Voorbeelden: AA BB CC LF 3.14 UITLEG BEDIENINGSPANEEL AA BB CC LF+CR 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: 0 t/m 300 sec Job Time Out *15 sec Hier kunt u instellen hoelang de printer moet wachten met het afdrukken van de laatste pagina van een opdracht die niet eindigt met een afdrukopdracht. Ingeval van een time-out slaat de printer de pagina in de buffer op. Deze menukeuze is alleen beschikbaar wanneer in uw printer een seriële kaart is geïnstalleerd. Voor meer informatie, zie pagina F.6. RS-232C • Baud Rate: Hier kunt u instellen met welke snelheid via de seriële poort gegevens van en naar de computer worden gestuurd. Wanneer u een hogere snelheid dan19200 bps kiest, kan dit onder DOS tot onverwachte fouten leiden. • Robust XON: Schakelt XON/OFF van de seriële communicatie aan of uit. Als u hier On kiest, stuurt de printer continu XON’s naar de printer, om aan te geven dat de seriële poort klaar is voor het ontvangen van meer gegevens. Met deze menukeuze kunt u de tonercassette onderhouden. Maintenance • OPC Cleaning: Reinigt de OPC drum van de cassette en drukt een schoonmaakblad met tonerresten af. • Fuser Cleaning: Reinigt de fixeereenheid van de printer en drukt een schoonmaakblad met tonerresten af. • Remain Toner: Via deze menukeuze kunt u nagaan hoeveel toner er nog in de cassette aanwezig is. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.15 3 Menu PCL Via dit menu kunt u de PCL emulatie configureren. U kunt het letterbeeld, set symbolen, regels per pagina en puntgrootte instellen. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: PCL1* ~ PCL54 U kunt kiezen welk lettertype standaard voor de PCL emulatie moet worden gebruikt. Typeface • De afstand tussen tussen de letters is bij PCL1 t/m PCL7 vast en bij PCL8 t/m PCL45 proportioneel, afhankelijk van het lettertype en de puntgrootte. Bij PCL1 t/m PCL7 kunt u de grootte van het lettertype aanpassen via de menukeuze Pitch en bij PCL8 t/m PCL45 via de menukeuze Point Size (zie pagina 3.16). • De afstand en puntgrootte bij PCL46 t/m PCL54’s is vast. Waarden: ROMAN8 ~ PCCYRIL *PC8 Symbol Hier kunt u selecteren welke set symbolen voor de PCL emulatie moet worden gebruikt. Deze bevat de cijfers, (lees)tekens en speciale tekens die worden gebruikt bij het afdrukken van letters. Waarden: 5 ~ 128 *60 (Letter), 64 (A4) LINES Via deze menukeuze kunt u de verticale afstand voor het standaard papierformaat instellen. U kunt 5 t/m 128 regels instellen. Het aantal regels is afhankelijk van het papierformaat een de gekozen oriëntatie. Waarden: 0.44 ~ 99.99 (stappen van 0,01) *10 Pitch 3.16 UITLEG BEDIENINGSPANEEL Wanneer u bij Typeface heeft gekozen voor een instelling tussen PCL1 en PCL7, kunt u hier de grootte van het lettertype instellen, door aan te geven hoeveel tekens u binnen een horizontale inch wilt afdrukken. De standaardinstelling (10) heeft de voorkeur. 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: 4.00 ~ 999.75 (stappen van 0.25) *12 Point Size Wanneer u bij Typeface heeft gekozen voor een instelling tussen PCL8 en PCL45, kunt u hier de grootte van het lettertype instellen door de hoogte van de tekens te selecteren. Waarden: Regular*, Dark Courier Hier kunt u instellen welke versie van het lettertype Courier u wilt gebruiken. Menu PostScript Dit menu bevat de menukeuze Print PS. Error. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: Off*, On U kunt aangeven of de printer een foutrapport moet afdrukken wanneer er een PS fout optreedt. Print PS. Error • Selecteer On als u wilt dat PS 3 emulatiefouten worden afgedrukt. Als er een fout optreedt, wordt het afdrukken onderbroken, de foutmelding wordt afgedrukt en de afdruktaak wordt verwijderd. • Als u Off selecteert, wordt de afdruktaak verwijderd zonder aan te geven welke fout is opgetreden. Bij de ML-2150 printer is dit menu alleen beschikbaar wanneer u de PS DIMM (optie) heeft geïnstalleerd. Voor meer informatie, zie pagina F.3. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.17 3 Menu EPSON Via dit menu kunt u de EPSON emulatie configureren. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: SANSERIF*, ROMAN Font Hier kunt u het lettertype selecteren dat standaard voor de EPSON emulatie moet worden gebruikt. Waarden: On, Off* Auto Wrap Character Set Via deze menukeuze kunt u instellen of de printer al dan niet automatisch naar een nieuwe regel moet gaan wanneer het aantal gegevens het afdrukbare gedeelte van het afdrukmateriaal overschrijdt. Waarden: USA*, FRANCE, GERMANY, UK, DENMARK1, SWEDEN, ITALY, SPAIN1, JAPAN, NORWAY, DENMARK2, SPAIN2, LATIN Hier kunt u instellen welke tekenset voor de gewenste taal moet worden gebruikt. Character Tab. Waarden: ITALIC, PC437US*, PC850 Via deze menukeuze kunt u de tekenset selecteren. Waarden: 6*, 8 LPI U kunt hier instellen hoeveel regels per verticale inch moeten worden afgedrukt. Waarden: 10*, 12, 17.14, 20 Pitch 3.18 UITLEG BEDIENINGSPANEEL Hier kunt u de grootte van het lettertype instellen, door het aantal tekens per horizontale inch aan te geven. 3 Menu Netwerk Via dit menu kunt u de instellingen van de netwerkinterfacekaart wijzigen. (*: standaardinstelling) Menukeuze Beschrijving Waarden: Yes, No* Config Network Hier kunt u aangeven of u het netwerk al dan niet wilt configureren. Als u Yes selecteert, kunt u TCP/IP, AppleTalk en het Netware menu configureren. Waarden: Yes, No* Config TCP Hier kunt u aangeven of u het IP adres al dan niet wilt instellen. Als u Yes selecteert, kunt u het IP adres instellen. Waarden: Static*, BOOTP, DHCP* U kunt dit item alleen instellen wanneer u bij Config TCP voor Yes heeft gekozen. IP Get Method IP Address • Static: Hier kunt u IP adres, subnetmask en gateway handmatig instellen. • BOOTP: De BOOTP server wijst het IP adres automatisch toe. • DHCP: De DHCP server wijst het IP adres automatisch toe. Alleen van toepassing wanneer u bij IP Get Method voor Static heeft gekozen. Hier kunt u het IP adres handmatig ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u voor de 1ste byte een waarde tussen 1 en 255 , vervolgens drukt u op Enter. Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.19 3 Menukeuze Beschrijving Subnet Mask Alleen van toepassing wanneer u bij IP Get Method voor Static heeft gekozen. Hier kunt u de subnet mask handmatig ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u voor de 1ste byte een waarde tussen 1 en 255, vervolgens drukt u op Enter. Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte. Gateway Alleen van toepassing wanneer u bij IP Get Method voor Static heeft gekozen. Hier kunt u de gateway handmatig ingeven. Met de scrolltoetsen selecteert u voor de 1ste byte een waarde tussen 1 en 255, vervolgens drukt u op Enter. Hetzelfde doet u voor de 2e t/m 4e byte. Waarden: On*, Off AppleTalk Hier kunt u aangeven of u het AppleTalk protocol wilt gebruiken. Selecteer On als u dit protocol wilt gebruiken. Waarden: On*, Off Netware Via deze menukeuze kunt u aangeven of u het Netware protocol wilt gebruiken. Als u On kiest, wordt het menu Config Netware geopend. In dit menu kunt u het frame type dat binnen uw netwerk wordt gebruikt instellen. Waarden: Yes, No* Config Netware 3.20 UITLEG BEDIENINGSPANEEL Van toepassing wanneer u bij Netware On heeft gekozen. Hier kunt u aangeven of u de frame type parameter wilt instellen. Selecteer Yes om het frame type te selecteren. 3 Menukeuze Beschrijving Waarden: Auto*, EN_8022, EN_8023, EN_II, EN_SNAP U kunt dit item alleen selecteren wanneer u bij Config Netware voor Yes heeft gekozen. Hier kunt u het IPX frame type selecteren. IPX Frame Type • Auto: Het frame type wordt automatisch ingesteld. • EN_8022: Selecteer dit wanneer u het IEEE 802.2 frame type wilt gebruiken. • EN_8023: Selecteer dit wanneer u het IEEE 802.3 frame type wilt gebruiken. • EN_II : Selecteer dit wanneer u het ETHERNET II frame type wilt gebruiken. • EN_SNAP: Selecteer dit wanneer u het SNAP frame type wilt gebruiken. Reset Network Hiermee herstart u de netwerkkaart. Default Set Deze menukeuze voert een reset uit en zet de fabrieksinstellingen van de netwerkconfiguratie terug. Deze instelling wordt pas van kracht nadat u de printer hebt gereset. Print Net CFG Via deze menukeuze kunt u een pagina met de netwerkinstellingen afdrukken. UITLEG BEDIENINGSPANEEL 3.21 3 NOTITIES 3.22 UITLEG BEDIENINGSPANEEL 4 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN In dit hoofdstuk vindt u informatie over de verschillende afdrukmaterialen die u voor deze printer kunt gebruiken en hoe u het magazijn op de juiste wijze vult. De volgende onderwerpen worden behandeld: • Papier en andere afdrukmaterialen kiezen • Uitvoer kiezen • Papier laden • Op enveloppen afdrukken • Etiketten afdrukken • Op transparanten afdrukken • Afdrukken op voorbedrukt papier • Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken Papier en andere afdrukmaterialen kiezen U kunt op een grote verscheidenheid aan papiersoorten afdrukken: normaal papier, enveloppen, etiketten, transparanten enz. (zie “Papierspecificaties” op pagina G.3). U verkrijgt de beste afdrukresultaten wanneer u kopieerpapier van goede kwaliteit gebruikt. Bij het kiezen van afdrukmateriaal moet u met het volgende rekening houden: • Gewenste resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt zijn voor het doel waarvoor u het wilt gebruiken. • Formaat: U kunt elk formaat papier gebruiken dat binnen de geleiders van de papierinvoer past. • Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende papiergewichten: - 60-105 grams bankpost voor magazijn 1 en het als optie verkrijgbare magazijn 2. - 60-163 grams bankpost voor de multi-purpose invoer. • Helderheid: Sommige papiersoorten zijn witter dan andere en produceren scherpere, levendigere afdrukken. • Gladheid: De gladheid van het papier bepaalt hoe scherp de afdruk eruit ziet. LET OP: Gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de in deze gebruiksaanwijzing genoemde specificaties voldoet, kan tot een storing leiden, die niet onder de garantie of eventuele onderhoudsovereenkomst valt. 4.2 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN Papierformaten en capaciteit Invoer/Capaciteit*a Afmetingen Magazijn 1 en Magazijn 2 (optie) Multipurpose invoer Handinvoer 500 500 500 500 500 500 200 100 100 100 100 100 100 100 1 1 1 1 1 1 1 - 10 10 10 10 10 1 1 1 1 1 - 25 25 1 1 Letter (215 x 279 mm) A4 (210 x 297 mm) - 50 50 1 1 Kaarten*b - 10 1 Bankpost*b - 10 1 Normaal papier Letter (215 x 279 mm) Legal (215 x 355 mm) Executive (184 x 267 mm) Folio (216 x 330 mm) A4 (210 x 297 mm) B5 (182 x 257 mm) A5 (148 x 210 mm) 4 Enveloppen No. 10 (105 x 241 mm) Monarch (98 x 191 mm) C5 (162 x 229 mm) DL (110 x 220 mm) B5 (176 x 250 mm) Etiketten*b Letter (215 x 279 mm) A4 (210 x 297 mm) Transparanten*b *a. Afhankelijk van de dikte, kan de maximumcapaciteit lager liggen. *b. Als u het papier via een van de magazijnen invoert en het loopt regelmatig vast, probeer het dan een voor een via de multi-purpose invoer. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.3 Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal Houd bij het kiezen en laden van papier, enveloppen of afwijkende materialen de volgende richtlijnen in gedachten: • Afdrukken op vochtig, gekruld, gekreukt of gescheurd papier kan resulteren in vastlopen van het papier en een lage afdrukkwaliteit. • Gebruik alleen losse vellen. U kunt niet afdrukken op materiaal met meer dan een laag. • Gebruik alleen kopieerpapier van hoge kwaliteit. • Gebruik geen papier waarop al eerder iets is geprint of dat al in een kopieerapparaat is gebruikt. • Gebruik geen papier met onregelmatigheden zoals stickers of nietjes. • Probeer nooit een papierlade te plaatsen of te verwijderen tijdens het printen en doe nooit teveel papier in de papierlade. Het papier kan dan vastlopen. • Vermijd papier met reliëf, perforaties of een te ruw of te glad oppervlak. • Gekleurd papier moet dezelfde hoge kwaliteit hebben als wit kopieerpapier. De kleurstoffen moeten 0,1 seconde lang de fixeertemperatuur van de printer van 205°C kunnen verdragen zonder achteruit te gaan. Gebruik geen papier met een gekleurde bovenlaag die is aangebracht nadat het papier is gefabriceerd. • Voorbedrukte formulieren moeten zijn gedrukt in onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt of verdampt en waaruit geen gevaarlijke stoffen vrijkomen wanneer ze 0,1 seconde lang worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer (205°C). • Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Zet het op pallets of planken, niet op de vloer. • Zet geen zware voorwerpen op het papier, of het zich nu in de verpakking bevindt of niet. • Houd papier uit de buurt van vocht, direct zonlicht of andere omstandigheden waaronder het kan kreuken of krullen. 4.4 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN Uitvoer kiezen De printer heeft twee uitvoermogelijkheden: de achteruitvoer en de bovenuitvoer. Bovenuitvoer Achteruitvoer 4 Wanneer u de bovenuitvoer wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de achteruitvoer gesloten is. Om de achteruitvoer te gebruiken, moet u deze eerst openen. OPMERKINGEN: • Als er bij gebruik van de bovenuitvoer problemen zijn met het papier, bijvoorbeeld omkrullen, helpt het misschien wanneer u de achteruitvoer gebruikt. • Om vastlopen van het papier te voorkomen, moet u de achteruitvoer niet openen terwijl de printer bezig is met afdrukken. Afdrukken via de bovenuitvoer (Voorkant omlaag) In de bovenuitvoer wordt het papier met de voorkant omlaag en in de juiste volgorde verzameld. U kunt de bovenuitvoer voor de meeste afdruktaken gebruiken. NB: Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet aanraakt. Let hierop met name bij kinderen. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.5 Afdrukken via de achteruitvoer (Voorkant omhoog) Wanneer de achteruitvoer is geopend, voert de printer de afgedrukte vellen altijd via deze uitvoer uit. Het papier verlaat de printer met de voorkant omhoog en de laatste pagina bovenop. Bij afdrukken op materiaal uit de multi-purpose invoer en uitvoer via de achteruitvoer beschikt u over een vlakke papierbaan. Openen van de achteruitvoer kan de uitvoerkwaliteit van de volgende materialen verbeteren: • meer dan 100 afdrukken achterelkaar • enveloppen • etiketten • papier met een klein formaat • kaarten • papier dat lichter is dan 60 of zwaarder dan 105 grams. • transparanten: bepaalde transparanten kunnen om gaan krullen. Gebruik in dit geval de bovenuitvoer (voorkant omlaag). Achteruitvoer openen: 1 Open de achterklep door hem omlaag te trekken. De klep werkt nu als papieropvang. LET OP: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De binnenkant van de printer kan nog warm zijn. 4.6 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 2 Trek voor lang papier het verlengstuk volledig uit. 3 Als u de afgedrukte pagina’s niet aan de achterzijde wilt uitvoeren, sluit u de achterklep. De pagina’s worden dan via de bovenuitvoer uitgevoerd. 4 NB: In de achteruitvoer kunnen maximaal 100 afdrukken. Als de uitvoer te vol wordt, kunnen ze van de printer vallen. Voorkom dit door de afdrukken bijtijds te verwijderen. Papier laden Op de juiste manier laden van papier helpt vastlopen voorkomen en is de basis voor probleemloos afdrukken. Verwijder een magazijn nooit terwijl de printer bezig is met afdrukken. Als u dit toch doet, kan het papier vastlopen. Het hoofdstuk “Papierformaten en capaciteit” op pagina 4.3 geeft informatie over de papierformaten die u kunt gebruiken en de capaciteit van de magazijnen. De papierindicator aan de voorkant van het magazijn geeft aan hoeveel papier het magazijn nog bevat. Wanneer het magazijn leeg is, staat de indicator lager. Magazijn vol Magazijn leeg AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.7 Magazijn 1 en 2 (optie) gebruiken In magazijn 1 en 2 (optie) kunt u maximaal 500 vel papier laden. Onder “Papierformaten en capaciteit” op pagina 4.3 vindt u informatie over de geschikte papierformaten en de capaciteit per magazijn. Magazijn 1 Magazijn 2 (optie) Leg een stapel papier in het magazijn en start met afdrukken. Zie voor nadere informatie over het vullen van de magazijnen “Papier laden” op pagina 2.6. De multi-purpose invoer gebruiken De multi-purpose invoer bevindt zich aan de voorkant van uw printer. Als u deze invoer niet nodig heeft, kunt u hem sluiten, waardoor de printer kleiner wordt. Multi-purpose invoer Via de multi-purpose invoer kunt u diverse formaten en soorten afdrukmateriaal laden, zoals transparanten, kaarten en enveloppen. U kunt deze invoer ook gebruiken voor afdrukken op briefpapier, gekleurd papier, scheidingsbladen of ander speciaal papier dat u normaalgesproken niet in een magazijn laadt. In de multi-purpose invoer kunt u ongeveer 100 vel normaal papier, 10 enveloppen, 50 transparanten, 10 kaarten of 25 vellen met etiketten tegelijk plaatsen. 4.8 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN • Leg geen verschillende afdrukmaterialen of formaten door elkaar in de multi-purpose invoer. • Vul het papier (of andere afdrukmaterialen) niet bij als er nog papier in de multi-purpose invoer zit. Hierdoor kan dit gaan vastlopen. • Leg het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog in het midden van de invoer. Het afdrukmateriaal wordt via de bovenkant ingevoerd. • Plaats geen voorwerpen op de multi-purpose invoer. Leun er niet op en duw er niet te hard op. Daarmee voorkomt u dat de invoer losgaat. Papier in de multi-purpose invoer laden: 1 Trek de multi-purpose invoer naar u toe. 4 2 Schuif voor langer papier het verlengstuk uit. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.9 3 Bereid een stapel papier voor door deze uit te waaieren of van voren naar achteren om te buigen. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte stapel van. 4 Leg het papier in het midden van de invoer met de te bedrukken kant naar boven. Als u via de multi-purpose invoer wilt afdrukken op papier waarop al eerder is afgedrukt, legt u het papier met de bedrukte kant naar beneden en de niet omgekrulde kant naar de printer gericht. Ontstaan er bij het invoeren problemen, draai het papier dan 180 graden. NB: Leg niet teveel papier of ander afdrukmateriaal in de invoer. Het afdrukmateriaal kan ombuigen wanneer u een te hoge stapel in de invoer doet of deze te ver indrukt. 4.10 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 5 Schuif de breedtegeleider tegen de stapel afdrukmateriaal zonder dit te buigen. In het display van het bedieningspaneel wordt u nu gevraagd het papierformaat in de multi-purpose invoer te bevestigen. NB: De printer kan niet automatisch het papierformaat in de multi-purpose invoer vaststellen. Door het in de multi-purpose invoer gebruikte papierformaat juist in te stellen, kunt u vanuit uw toepassing het papier op formaat selecteren in plaats van op invoer. U hoeft daarbij voordat u gaat afdrukken niet te controleren welk papier er in de multi-purpose invoer zit. 6 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot het juiste papierformaat op de onderste regel van het display wordt getoond. 7 Druk op de Enter toets ( ). U kunt het afdrukken starten. 8 Wanneer u een document afdrukt, stelt u de invoer en het type papier in vanuit de toepassing. Meer informatie over het instellen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.11 4 9 Als de afdruk klaar is, duwt u het verlengstuk terug op zijn plaats en sluit u de multi-purpose invoer. Afdrukken via de handinvoer Als u als Invoer kiest voor Handinvoer, kunt u het afdrukmateriaal vel voor vel via de handinvoer invoeren. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn wanneer u na iedere pagina de afdrukkwaliteit wilt controleren. De procedure voor het laden van het papier is vrijwel hetzelfde als die voor de multi-purpose invoer, met dit verschil dat u het afdrukmateriaal nu met een vel tegelijk invoert en voor iedere nieuwe pagina op de toets On-Line/Continue ( ) van het bedieningspaneel moet drukken. 1 Leg een vel papier of ander afdrukmateriaal met de af te drukken zijde naar boven in het midden van de multipurpose invoer. 2 Schuif de breedtegeleider tegen het afdrukmateriaal aan, zonder dit te buigen. 4.12 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 3 Kies in uw programma bij Invoer voor Handinvoer en selecteer vervolgens het juiste papierformaat en papiertype. 4 4 Druk het document af. In het display verschijnt een melding dat u papier moet laden en op de toets On-Line/Continue ( ) drukken. 5 Druk op de toets On-Line/Continue ( ). De printer voert het papier in en drukt de eerste pagina af. Daarna verschijnt de melding opnieuw. 6 Leg het volgende vel papier in de multi-purpose invoer en druk op de toets On-Line/Continue ( ). Herhaal deze stap voor iedere af te drukken pagina. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.13 Op enveloppen afdrukken Richtlijnen • Gebruik alleen enveloppen die voor laserprinters zijn bedoeld. Controleer voordat u enveloppen in de handinvoer doet of ze niet beschadigd zijn en zorg ervoor dat ze niet aan elkaar vastzitten. • Gebruik geen enveloppen waar al een postzegel op zit. • Gebruik nooit enveloppen met speciale sluitingen zoals splitpennen of drukknoopjes, vensterenveloppen, gevoerde enveloppen of zelfklevende enveloppen, omdat deze de printer kunnen beschadigen. 1 Open de multi-purpose invoer en schuif het verlengstuk volledig uit. 2 Open de achteruitvoer en trek het verlengstuk naar buiten. 4.14 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 3 Waaier de stapel enveloppen uit of buig deze naar achteren en naar voren, zodat de enveloppen goed van elkaar gescheiden zijn. 4 Leg de stapel enveloppen met de klep naar beneden in de multi-purpose invoer. Het gedeelte voor de postzegel zit aan de linkerkant en deze kant van de envelop wordt als eerste ingevoerd. 5 Schuif de geleider tegen de stapel enveloppen. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.15 4 6 Wanneer u op enveloppen wilt afdrukken, moet u in uw programma de juiste Invoer kiezen, en vervolgens het juiste papierformaat en papiertype selecteren. Voor meer informatie, zie pagina 5.7. Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. 7 Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. 4.16 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN Etiketten afdrukken Richtlijnen • Gebruik alleen etiketten die voor laserprinters zijn bedoeld. • Controleer of de lijm van de etiketten 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van de printer van 200°C. • Controleer of er tussen de etiketten misschien gedeelten met lijm zichtbaar zijn. Als dat zo is, kunnen de etiketten tijdens het printen loskomen van het vel en loopt de printer vast. Ook kan de printer hierdoor beschadigd raken • Doe hetzelfde vel etiketten niet voor de tweede keer in de printer. De lijmlaag is hiervoor niet geschikt. • Gebruik geen etiketten die gedeeltelijk hebben losgelaten of gekreukt, hobbelig of beschadigd zijn. 1 Open de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. 2 Laad de etiketten met de af te drukken kant naar boven. Stel de geleider in op de breedte van het vel etiketten. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.17 4 3 Voordat u de etiketten afdrukt, moet u in uw programma de juiste invoer, materiaaltype/papiersoort en formaat instellen. Voor meer informatie, zie pagina 5.7. Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. 4 Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. NB: Om te voorkomen dat de vellen aan elkaar vastkleven, moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de uitvoer halen. 4.18 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN Op transparanten afdrukken Richtlijnen • Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters zijn bedoeld. • Gebruik alleen vlakke, onbeschadigde en ongekreukte transparanten. • Houd transparanten bij de rand vast en raak de te bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken geven problemen met de afdrukkwaliteit. • Kijk uit dat u de transparant niet beschadigt met uw nagels. 1 Open de Multi-Purpose invoer en de achteruitvoer. 2 Leg de transparanten met de te bedrukken kant naar boven en de bovenrand (met zelfklevende strook) als eerste in de invoer. Stel de geleider in op de breedte van de transparanten. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.19 4 3 Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw programma de juiste invoer, papiersoort/materiaaltype en formaat instellen. Kijk voor meer informatie op pagina 5.7. Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. 4 Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. OPMERKINGEN: • Als u op dunne transparanten afdrukt en de achteruitvoer gebruikt, kunnen deze gekruld uit de uitvoer komen. Gebruik in dat geval de bovenuitvoer. Blijft het probleem zich voordoen, controleer dan of de transparanten aan de specificaties voldoen. • Om te voorkomen dat de transparanten aan elkaar vastkleven, moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de uitvoer halen. • Leg de transparanten na het afdrukken op een vlakke ondergrond. 4.20 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN Afdrukken op voorbedrukt papier Voorbedrukt papier is papier dat al bedrukt is voordat er door de printer op wordt afgedrukt (bijvoorbeeld briefpapier of vervolgvellen). Richtlijnen • Het briefpapier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt, die niet smelt, verdampt of schadelijke stoffen vrijgeeft wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer van 200°C. • De gebruikte inkt moet niet-ontvlambaar zijn en mag geen schade toebrengen aan de printerrollen. • Formulieren en briefpapier moeten verpakt zijn in vochtbestendig verpakkingsmateriaal, zodat het tijdens de opslag niet in kwaliteit achteruit gaat. • Controleer voordat u voorbedrukt papier gebruikt of de inkt volledig is opgedroogd. Tijdens het fixeerproces kan natte inkt van het voorbedrukte papier losraken. 1 Leg het voorbedrukte papier in de gewenste invoer, zoals aangegeven in onderstaande illustraties. Stel de geleiders in op de breedte van de stapel papier. Laden met de bedrukte kant omlaag en de onderkant naar de printer. Laden met de bedrukte kant omhoog en de bovenkant naar de printer. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.21 4 2 Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw programma de juiste invoer, papiersoort/materiaaltype en formaat instellen. Voor meer informatie, zie pagina 5.7. Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken U kunt met deze printer ook op briefkaarten van 89 x 148 mm, (index)kaarten en ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken. De minimumafmetingen zijn 76 x 127 mm en het maximumformaat 216 x 356 mm. Richtlijnen • Voer altijd de korte zijde als eerste in in de multi-purpose invoer. Wilt u met de oriëntatie Liggend (Landscape) afdrukken, selecteer dit dan via uw programma. Als u via de lange zijde invoert, kan het afdrukmateriaal vastlopen. • Leg niet meer dan 10 kaarten tegelijk in de invoer. • Probeer niet af te drukken op te smal of te laag materiaal dat kleiner is dan 76 mm breed of 127 mm lang. • Stel in uw programma de marges in op minimaal 6,4 mm afstand van de zijkanten van het afdrukmateriaal. 4.22 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 1 Open de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. 2 Leg het afdrukmateriaal met de af te drukken kant naar boven, waarbij de korte kant wordt ingevoerd. Stel de geleider in op de breedte van het afdrukmateriaal. 3 Selecteer de invoer, papiertype en -formaat in uw programma (zie pagina 5.7). NB: Als het formaat van uw afdrukmateriaal niet voorkomt op het tabblad Papier in het keuzevenster Formaat onder Eigenschappen in het printerstuurprogramma, selecteer dan Aangepast formaat en stel het papierformaat handmatig in. Zie pagina 5.7. LET OP: Wanneer u papier tussen 75 en 125 mm gebruikt dat te dun is, kan dit leiden tot vastlopen van het papier. Gebruik alleen kaarten die zwaarder zijn dan 105 g/m2. Meer informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. 4 Na het afdrukken sluit u de multi-purpose invoer en de achteruitvoer. AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 4.23 4 NOTITIES 4.24 AFDRUKMATERIAAL KIEZEN 5 AFDRUKTAKEN In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken behandeld. De volgende onderwerpen komen aan de orde: • Een document afdrukken • Tabblad Papier • Tonerspaarstand • Dubbelzijdig afdrukken • Meer pagina’s per vel afdrukken • Document vergroten of verkleinen • Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen • Posters afdrukken • Boekje afdrukken • Watermerken afdrukken • Overlays afdrukken • Tabblad Grafisch • Uitvoerinstellingen Een document afdrukken De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet volgende om vanuit een Windows programma af te drukken. Deze exacte procedure kan per programma verschillen. Deze vindt u in de handleiding van het betreffende programma. OPMERKINGEN: • Uitgebreide informatie over het afdrukken vanaf een Macintosh computer vindt u in Appendix A, "De printer met een Macintosh gebruiken." • Uitgebreide informatie over het afdrukken vanaf een Linux systeem vindt u in Appendix C, "De printer onder Linux gebruiken." 1 Open het document dat u wilt afdrukken. 2 Ga naar het menu Bestand en selecteer Afdrukken. Het venster Afdrukken wordt getoond. (Dit kan, afhankelijk van het gebruikte programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie). In dit venster Afdrukken zijn de standaard afdrukinstellingen geselecteerd, inclusief het aantal exemplaren en de af te drukken pagina’s. Zorg dat uw printer geselecteerd is. œ Windows 98 5.2 AFDRUKTAKEN 3 Om gebruik te kunnen maken van de vele extra mogelijkheden die de printer biedt, klikt u in dit venster op Eigenschappen en gaat u verder bij stap 4. Ziet u in uw venster Instellingen, Printer of Opties, klik dan daarop en in het volgende scherm op Eigenschappen. 4 Vervolgens wordt het venster Eigenschappen van de Samsung ML-2150 getoond. Dit venster geeft toegang tot alle informatie die u voor uw printer nodig heeft. Het eerst tabblad dat wordt getoond is het tabblad Layout. De afbeelding toont de voorbeeld pagina van de huidige instellingen. 5 Selecteer desgewenst de optie Oriëntatie. Met de optie Oriëntatie kunt u aangeven in welke richting de informatie op de pagina moet worden afgedrukt. • Staand drukt de informatie over de breedte van de pagina af (bijvoorbeeld voor brieven). • Liggend drukt de informatie over de lengte van de pagina af (bijvoorbeeld voor spreadsheets). • Als u de pagina 180 graden wilt draaien, selecteert u 180 graden draaien. œ Liggend œ Staand AFDRUKTAKEN 5.3 5 Op tabblad Papier kunt u de invoer, het formaat en het type papier selecteren. Meer informatie hierover vindt u op pagina 5.7. 6 Klik zonodig op de andere tabbladen bovenin het venster Eigenschappen van de Samsung ML-2150 om andere instellingen te wijzigen. 7 Als u tevreden bent met uw instellingen, klikt u op OK totdat het venster Afdrukken weer wordt getoond. 8 Klik op OK om het afdrukken te starten. OPMERKINGEN: • De meeste Windows toepassingen geven voorrang aan de instellingen van de toepassing zelf. Daarom raden wij u aan eerst de afdrukinstellingen in de toepassing zelf te wijzigen en de overige instellingen via het stuurprogramma van de printer aan te passen. • De gewijzigde instellingen gelden zolang u het huidige programma gebruikt. Om instellingen permanent te wijzigen moet u deze via de map Printers aanbrengen. Dit doet u als volgt: 1. Klik in het Windows scherm op Start. 2. Werkt u met Windows 9x/Me/2000/NT, selecteer dan eerst Instellingen en daarna Printers. Werkt u met Windows XP, selecteer dan Printers en faxapparaten. 3. Selecteer de Samsung ML-2150 Series. 4. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer en selecteer: • bij Windows 9x/Me Eigenschappen. • bij Windows 2000/XP Voorkeursinstellingen voor afdrukken. • bij Windows NT Standaardwaarden document. 5. Wijzig op de diverse tabbladen de gewenste instellingen en klik op OK. 5.4 AFDRUKTAKEN Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren. Afdruktaak annuleren via het bedieningspaneel Druk op het bedieningspaneel op de toets Cancel ( ). De printer zal de pagina die op dat moment wordt afgedrukt afmaken en de rest van de afdruktaak verwijderen. Als u op Cancel drukt, wordt alleen de huidige afdruktaak verwijderd. Als er meer afdruktaken in het geheugen van de printer zitten en u wilt deze ook verwijderen, moet u voor iedere afdruktaak op Cancel drukken. Afdruktaak annuleren via de map Printers 1 Selecteer vanuit het Windows Start menu Instellingen. 2 Open het venster Printers door Printers te selecteren en dubbelklik op het pictogram van de Samsung ML-2150 serie. 3 Selecteer vanuit het Document menu Afdrukken annuleren (Windows 9x/Me) of Annuleren (Windows NT 4.0/2000/XP). œ Windows 98 AFDRUKTAKEN 5.5 5 Favorieten gebruiken Met behulp van de optie Favorieten die op ieder Eigenschappen tabblad aanwezig is, kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Het toevoegen van een instelling aan uw favorieten doet u als volgt: 1 Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan. 2 Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze instellingen. 3 Klik op Opslaan. Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken, selecteer dan in de lijst met Favorieten de naam waaronder u deze instellingen hebt opgeslagen. U kunt een als favoriet opgeslagen set instellingen verwijderen door in de lijst met Favorieten de naam te selecteren en op Verwijderen te klikken. Desgewenst kunt u teruggaan naar de fabrieksinstellingen van de printer door in de lijst <Automatisch> te selecteren. Help-informatie gebruiken De printer beschikt over een helpscherm, dat u kunt oproepen door in het venster Eigenschappen van de printer op de toets Help te drukken. Dit helpscherm geeft gedetailleerde informatie over de mogelijkheden die het stuurprogramma van de printer biedt. U kunt de help-informatie ook oproepen door op in de rechter bovenhoek te drukken en vervolgens op de instelling waarover u meer informatie wilt. 5.6 AFDRUKTAKEN Tabblad Papier In dit hoofdstuk is beschreven hoe u via het venster Eigenschappen van de printer de papierinstellingen kunt aanpassen. Op pagina 5.2 leest u hoe u het venster Eigenschappen van de printer kunt openen. Klik op tabblad Papier. U ziet nu de diverse papiereigenschappen van de printer. 1 2 3 4 5 5 Eigenschap Beschrijving 1 Hier kunt u aangeven hoeveel Aantal exemplaren u wilt afdrukken. Het maximum Aantal exemplaren is 999. 2 Formaat Bij Formaat kunt u aangegeven welk papierformaat er geladen is. Als het gewenste formaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Aangepast formaat. Als het venster Aangepast papierformaat wordt getoond, stelt u het gewenste formaat in en klikt u op OK. Dit formaat wordt nu aan de lijst toegevoegd, zodat u dit kunt selecteren. Geef de naam van het aangepaste formaat in Geef het papierformaat in. AFDRUKTAKEN 5.7 Eigenschap 3 Invoer 4 Type Beschrijving Controleer of bij Invoer de juiste invoer is gekozen. Selecteer Handinvoer wanneer u op speciaal afdrukmateriaal wilt afdrukken. Daarbij kunt u via de multi-purpose invoer slechts één vel tegelijk invoeren. Zie pagina 4.12. Als bij Invoer Automatisch is geselecteerd, kiest de printer eerst voor de multi-purpose invoer, dan magazijn 1 en daarna magazijn 2 (optie). Controleer of Type is ingesteld op Automatisch. Als u een ander type afdrukmateriaal wilt gebruiken, selecteert u het betreffende type in de lijst. Meer informatie over afdrukmaterialen vindt u in Hoofdstuk 4, “Afdrukmateriaal kiezen.” Als u gebruik maakt van papier waarin katoen is verwerkt, krijgt u de beste resultaten wanneer u het type papier op Dik instelt. Als u hergebruikt papier met een gewicht tussen 75 en 90 g/m2 of overig gekleurd papier wilt gebruiken, moet u Gekleurd selecteren. 5 Eerste pagina Hier kunt u instellen dat de eerste pagina op ander papier moet worden afgedrukt dan de rest van het document, door hiervoor een andere invoer te kiezen. U kunt bijvoorbeeld een vel briefpapier in de multi-purpose invoer leggen voor de eerste pagina en normaal papier in magazijn 1 voor de overige pagina’s. Als Invoer selecteert u dan Magazijn 1 en bij de optie Eerste pagina selecteert u Multi-purpose invoer. 5.8 AFDRUKTAKEN Tonerspaarstand In de tonerspaarstand gebruikt de printer minder toner op iedere pagina. Hierdoor wordt de gebruiksduur van uw tonercassette verlengd en de kosten per pagina verlaagd. Dit gaat echter wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit. Deze instelling is niet beschikbaar als u gekozen heeft voor 1200 dpi. U kunt op drie manieren de Tonerspaarstand inschakelen: Druk op het bedieningspaneel op de toets Toner Save ( ). Daarbij moet de printer in de stand Ready staan; de toets On-Line/Continue ( ) licht groen op en in het display ziet u “Ready”. • Als de toets verlicht is, staat de Tonerspaarstand aan en gebruikt de printer minder toner bij het afdrukken. • Als de toets niet verlicht is, staat de Tonerspaarstand uit en gebruikt de printer de normale hoeveelheid toner. Via het menu van het bedieningspaneel U kunt de Tonerspaarstand ook in- en uitschakelen via het menu Graphics. Uitgebreide informatie over de instellingen via het menu van het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. AFDRUKTAKEN 5.9 5 Vanuit uw toepassingsprogramma 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Grafisch en selecteer Tonerspaarstand. U kunt kiezen uit: • Printerinstelling: Als u deze optie selecteert, geldt de instelling die u via het bedieningspaneel van de printer heeft gekozen. • Aan: Selecteer deze optie als u per pagina minder toner wilt gebruiken. • Uit: Selecteer deze optie als u de normale hoeveelheid toner wilt gebruiken. 3 Klik op OK. NB: De instelling in uw programma krijgt voorrang boven die van het bedieningspaneel. 5.10 AFDRUKTAKEN Dubbelzijdig afdrukken U kunt met uw printer ook dubbelzijdig afdrukken. Voordat u gaat afdrukken moet u beslissen aan welke kant u het document in gaat binden. U kunt kiezen uit: • Lange zijde, de manier waarop een boek wordt ingebonden. • Korte zijde, de manier waarop bijvoorbeeld een kalender of notitieblok worden ingebonden. 2 2 3 5 2 3 2 5 3 5 3 5 œ Lange zijde œ Korte zijde OPMERKINGEN: • U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op vellen etiketten, transparanten, enveloppen en dik papier. Dit kan namelijk vastlopen van het afdrukmateriaal en schade aan de printer veroorzaken. • U kunt alleen dubbelzijdig afdrukken op A4, Letter, Legal en Folio papier. • Papierstoringen kunnen optreden bij het dubbelzijdig afdrukken met de achterlade geopend. U kunt op drie manieren dubbelzijdig afdrukken inschakelen: Via de toets Duplex van het bedieningspaneel Druk op de toets Duplex ( ) van het bedieningspaneel. • Als de toets verlicht is, drukt de printer op beide zijden van het papier af, met als standaardinstelling dat aan de lange zijde wordt ingebonden. • Als de toets niet verlicht is, drukt de printer enkelzijdig af. Via het menu van het bedieningspaneel Hiervoor kunt u de menukeuze Duplex binnen het menu Layout gebruiken. Na deze menukeuze te hebben gekozen, stelt u zo nodig in hetzelfde menu de marge in via de menukeuze Duplex Margin. Uitgebreide informatie over de instellingen via het bedieningspaneel vindt u op pagina 3.5. AFDRUKTAKEN 5.11 5 Vanuit uw toepassing 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Op tabblad Layout selecteert u de oriëntatie. 3 In het gedeelte Dubbelzijdig afdrukken selecteert u de inbindzijde. 4 Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en type papier. 5 Klik op OK en druk het document af. Het document wordt dubbelzijdig afgedrukt. NB: De instelling in uw toepassing krijgt voorrang boven die van het bedieningspaneel. 5.12 AFDRUKTAKEN Meer pagina’s per vel afdrukken 1 2 3 4 Desgewenst kunt u een aantal pagina’s op één vel afdrukken. Daarbij worden de pagina’s verkleind over het blad verdeeld. Het maximum is 16 pagina’s per vel. 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Ga naar tabblad Layout en selecteer in de keuzelijst bij Type: Meer pagina’s per vel. 3 Selecteer in de keuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 9 of 16). 5 4 Selecteer zo nodig in de keuzelijst Afdruk Volgorde de gewenste volgorde van de pagina’s. 1 2 1 3 2 1 3 1 3 4 2 4 4 3 4 2 Rechts, daarna omlaag Omlaag, daarna rechts Links, daarna omlaag Omlaag, daarna links Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, kruist u Paginakaders afdrukken aan. Dit kan alleen wanneer bij Pagina’s per vel is gekozen voor 2, 4, 9 of 16. AFDRUKTAKEN 5.13 5 Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het formaat en het type papier. 6 Klik op OK en druk het document af. Document vergroten of verkleinen U kunt uw tekst of afbeelding groter of kleiner afdrukken. 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 In tabblad Layout selecteert u Verkleinen/Vergroten in de keuzelijst Type. 3 Geef in het invoervenster Percentage het gewenste vergrotings- of verkleiningspercentage in. U kunt ook op œof ❷ klikken. 4 Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en type papier. 5 Klik op OK en druk het document af 5.14 AFDRUKTAKEN Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen A Met deze functie past de printer de afdruktaak zodanig aan het gekozen papierformaat aan dat het hierop past. Daarbij maakt het niet uit wat de digitale afmetingen van het document zijn. Dit kan nuttig zijn wanneer u de details van een kleine tekst of afbeelding wilt bekijken. 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Ga naar tabblad Layout en selecteer Aanpassen aan papierformaat in de keuzelijst Type. 3 Selecteer in de keuzelijst Afdrukpapier het juiste formaat. 4 Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, het formaat en het type papier. 5 Klik op OK en druk het document af. AFDRUKTAKEN 5.15 5 Posters afdrukken U kunt een document dat uit 1 pagina bestaat desgewenst verdeeld over 4, 9 of 16 vellen papier afdrukken. Vervolgens kunt u deze vellen aan elkaar plakken, zodat een document op posterformaat ontstaat. 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Layout en selecteer Poster afdrukken in de keuzelijst Type. 3 Stel de gewenste instellingen voor de poster in: U kunt kiezen voor een poster bestaande uit 2x2, 3x3 of 4x4 vellen. Als u 2x2 selecteert, wordt de afdruk automatisch over 4 fysieke pagina’s verdeeld. œ2 x 2 5.16 AFDRUKTAKEN œ3 x 3 Om de poster eenvoudiger aan elkaar te kunnen plakken, kunt Kunt u een overlap (in mm) ingeven. 0,4 mm 0 4 mm 4 Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het formaat en het type papier. 5 Klik op OK en druk het document af. Daarna plakt u de vellen aan elkaar zodat een poster ontstaat. Boekje afdrukken Met deze functie kunt u uw document dubbelzijdig afdrukken en de pagina’s vervolgens dubbelvouwen, zodat een boekje ontstaat. 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Layout en selecteer Boekje afdrukken in de keuzelijst Type. NB: U kunt boekjes afdrukken wanneer u een van de volgende formaten selecteert: A4, Letter, Legal of Folio. AFDRUKTAKEN 5.17 5 3 Klik op tabblad Papier en selecteer de invoer, formaat en type papier. 4 Klik op OK en druk het document af. 5 Na het afdrukken vouwt u de pagina’s en niet u ze in het midden aan elkaar. 8 9 Watermerken afdrukken Met de optie Watermerk kunt u over een bestaande tekst heen een diagonale tekst afdrukken, bijvoorbeeld in grote grijze letters “CONCEPT” of “VERTROUWELIJK”. U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken. Bij uw printer worden een aantal watermerken standaard meegeleverd. Deze kunt u desgewenst wijzigen en u kunt ook nieuwe watermerken toevoegen. Een bestaand watermerk gebruiken 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Extra en selecteer in de lijst bij Watermerk het watermerk dat u wilt gebruiken. Het voorbeeld hiervan wordt getoond. Voorbeeld 3 Klik op OK en druk uw document af. 5.18 AFDRUKTAKEN Een nieuw watermerk maken 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerkgedeelte op de knop Bewerken. Het venster Watermerken wordt geopend. 5 3 In het invoervenster Tekst in watermerk geeft u de tekst in die u als watermerk wilt afdrukken. De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Zo krijgt u een indruk hoe het watermerk er op de afdruk uit zal zien. Als het vakje Alleen eerste pagina is aangekruist, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt. 4 Pas de watermerkopties aan uw wensen aan. In het gedeelte Tekenstijl kunt u het gewenste lettertype, de lettergrootte en de kleur selecteren. In het gedeelte Afdrukhoek tekst kunt u aangeven met welke hoek de tekst moet worden afgedrukt. 5 Om uw nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen, klikt u op Toevoegen. 6 Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op OK en drukt u uw document af. AFDRUKTAKEN 5.19 Als u geen watermerk meer wilt gebruiken, selecteert u in de Watermerk keuzelijst <Geen watermark>. Een watermerk bewerken 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Extra en in het Watermerkgedeelte op de knop Bewerken. Het venster Watermerken wordt geopend. 3 Selecteer in de lijst met Huidige watermerken het watermerk dat u wilt wijzigen. Wijzig eventueel de watermerktekst en de opties. Zie “Een nieuw watermerk maken” op pagina 5.19. 4 Sla de wijzigingen op door op Bijwerken te klikken. 5 Klik op OK Een watermerk verwijderen 1 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 2 Klik op tabblad Extra en in het Watermerkgedeelte op de knop Bewerken. Venster Watermerken wordt geopend. 3 Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. 4 Klik op OK. 5.20 AFDRUKTAKEN Overlays afdrukken Wat is een overlay? Dear ABC Regards Een overlay is een tekst of afbeelding die in een speciaal formaat op de harde schijf van uw computer is opgeslagen en die u met ieder gewenst document kunt afdrukken. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat en u geeft aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt moet worden. WORLD BEST Een nieuwe pagina-overlay maken Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe pagina-overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens van uw bedrijf of de gewenste afbeelding bevat. 1 Maak of open een document met de tekst of afbeelding die WORLD BEST u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden. Sla het bestand op voor toekomstig gebruik. 2 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 3 Klik op tabblad Extra in bij Overlay op Bewerken. AFDRUKTAKEN 5.21 5 4 In het venster Overlays klikt u op Nieuwe overlay maken. 5 In het venster Nieuwe overlay maken geeft u in het invoerveld Bestandsnaam een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover). 6 Klik op Opslaan. U zult zien dat de naam is toegevoegd aan het Overzicht overlays. 7 Klik zo vaak als nodig op OK of Ja. Het bestand wordt niet afgedrukt, maar op de harde schijf van uw computer opgeslagen. NB: Het formaat van het overlaydocument moet exact hetzelfde zijn als dat van het document waaraan u het toe wilt voegen. Stel geen overlays met watermerken samen. 5.22 AFDRUKTAKEN Een pagina-overlay gebruiken Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document afdrukken. Dit doet u als volgt: 1 Maak of open het document dat u wilt afdrukken. 2 Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 5.2. 3 Klik op tabblad Extra. 4 Selecteer in de keuzelijst Overlay de overlay die u wilt gebruiken. 5 Als de overlay die u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt, klikt u op Bewerken en Overlay laden. Vervolgens selecteert u het gewenste bestand. 5 Ook als de overlay die u wilt gebruiken op een extern medium (bijvoorbeeld CD-ROM of diskette) is opgeslagen, kunt u deze laden via het venster Overlay laden. Nadat u het bestand hebt geselecteerd, klikt u op Opslaan. Het bestand is nu in het Overzicht overlays opgenomen, zodat u deze voor uw afdruk kunt selecteren. AFDRUKTAKEN 5.23 6 Klik eventueel op Overlay bevestigen voor afdrukken. Als dit vakje is aangekruist, wordt iedere keer een bevestiging gevraagd of u bij het document de overlay wilt afdrukken. Als u in dat geval Ja antwoordt, wordt de geselecteerde overlay bij uw document afgedrukt. Als u Nee antwoordt, wordt geen overlay afgedrukt. Als dit vakje leeg is en er wel een overlay is geselecteerd, wordt automatisch bij elk document de overlay afgedrukt. 7 Klik zo vaak als nodig op OK of Ja totdat de printer begint met afdrukken. De geselecteerde overlay wordt bij uw afdruktaak geladen en met uw document afgedrukt. NB: De voor de overlay ingestelde resolutie moet hetzelfde zijn als die van het document waarbij u de overlay afdrukt. Een pagina-overlay verwijderen Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen. 1 In het venster Eigenschappen van de printer klikt u op tabblad Extra. 2 In het gedeelte Overlay klikt u op Bewerken. 3 Selecteer in het Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. 4 Klik op Overlay verwijderen. 5 Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt. 5.24 AFDRUKTAKEN Tabblad Grafisch Via het tabblad Grafisch kunt u de instellingen van de printer wijzigen die te maken hebben met de afdrukkwaliteit. Op pagina 5.2 kunt u lezen hoe u het scherm Eigen-schappen van de printer kunt openen. Klik op tabblad Grafisch, waarna de onderstaande eigenschappen worden getoond. 1 2 3 5 4 Eigenschap 1 Resolutie 2 Tonerspaarstand Description U kunt een afdrukresolutie kiezen van 1200 dpi klasse (best), 600 dpi (normaal) of 300 dpi (concept). Hoe hoger de instelling, hoe scherper de afdruk. Bij een hogere resolutie kost het afdrukken wel wat meer tijd. Als u deze optie selecteert, gebruikt de printer minder toner bij het afdrukken. Hierdoor wordt de gebruiksduur van de tonercassette verlengd en de kosten per afdruk verlaagd, zonder dat de afdrukkwaliteit noemenswaardig minder wordt. Voor meer informatie, zie pagina 5.9. AFDRUKTAKEN 5.25 Eigenschap 3 Afbeeldings modus 4 Geavan-ceerde keuzes Description Het kan voorkomen dat tekens of afbeeldingen enigszins gerafeld of ongelijk worden afgedrukt. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit van de tekst of afbeelding verbeteren door de optie Afbeeldingsmodus te selecteren. U kunt deze optie alleen selecteren als u bij Resolutie 600 dpi klasse (best) heeft geselecteerd. • Tekst verbeteren: Deze instelling verbetert de kwaliteit waarmee de tekst wordt afgedrukt, door de gerafelde omtrek van tekens glad te strijken. • Afbeeldingen verbeteren: Deze instelling verfijnt de afdrukkwaliteit van bijvoorbeeld foto’s. Door op Geavanceerde opties te drukken, krijgt u toegang tot het scherm waarin u diverse extra instellingen kunt wijzigen. Tonerdichtheid Gebruik deze optie om de afbeelding op de afdruk donkerder of lichter te maken. • Normaal: Dit is de instelling voor normale documenten. • Lichter: Bij deze instelling worden dikke lijnen of donkere afbeeldingen lichter afgedrukt. • Donkerder: Kies deze instelling voor dunne lijnen en lichte afbeeldingen die u donkerder wilt afdrukken. Als de optie Tekst donkerder maken aangekruist is, wordt alle tekst in uw document donkerder dan normaal afgedrukt aangekruist is, wordt alle tekst in uw document donkerder dan normaal afgedrukt. 5.26 AFDRUKTAKEN Eigenschap 4 Geavan-ceerde opties Description TrueType opties Deze optie bepaalt wat het stuurprogramma aan de printer doorgeeft over de weergave van tekst in uw document. Pas deze instelling eventueel aan uw document aan. • Als bitmap in printer laden: Als deze optie gekozen is, laadt het stuurprogramma de lettertypes als bitmap afbeeldingen. Wanneer u een document met een ingewikkeld lettertype wilt afdrukken (bijvoorbeeld Koreaans of Chinees) gaat het afdrukken sneller als u deze optie selecteert. • Als grafische informatie afdrukken: Als u deze optie selecteert, laadt het stuurprogramma de lettertypes als grafische afbeeldingen. Als u een document met veel afbeeldingen en betrekkelijk weinig TrueType lettertypes afdrukt, kunt u de afdruksnelheid verhogen door deze instelling te kiezen. Alle tekst zwart afdrukken Als de optie Alle tekst zwart afdrukken is aangekruist, wordt alle tekst in uw document in zwart afgedrukt, onafhankelijk van de kleur die de tekst op het scherm heeft. Wanneer deze optie niet is aangekruist, wordt gekleurde tekst in grijstinten afgedrukt. AFDRUKTAKEN 5.27 5 Uitvoerinstellingen U kunt een aantal uitvoerinstellingen wijzigen. Informatie over het openen van het venster Eigenschappen van de printer vindt u op pagina 5.2. Klik op tabblad Extra om de functie Uitvoerinstellingen te openen. Menukeuze Beschrijving Via de keuzelijst bij Afdrukvolgorde kunt u instellen in welke volgorde de pagina’s moeten worden afgedrukt: Afdrukvolgorde Vastgelopen afdruk herhalen 5.28 AFDRUKTAKEN • Normaal: Afdrukken in de normale volgorde. • Beginnen met laatste pagina: De printer drukt in omgekeerde volgorde af. Dit is handig wanneer u de achteruitvoer gebruikt. • Oneven pagina’s afdrukken: Alleen de oneven pagina’s worden afgedrukt. • Even pagina’s afdrukken: Alleen de even pagina’s worden afgedrukt. Als deze optie is aangekruist, bewaart de printer de afdruk in het geheugen, tot deze succesvol is afgedrukt. Bij vastlopen van een pagina wordt deze nadat de storing verholpen is opnieuw afgedrukt. 6 PRINTER ONDERHOUDEN In dit hoofdstuk kunt u lezen wat de beste manier is om de tonercassette en uw printer te onderhouden. U vindt informatie over de volgende onderwerpen: • Configuratieblad afdrukken • Onderhoud tonercassette • Printer reinigen • Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen Configuratieblad afdrukken Via het bedieningspaneel kunt u een configuratieblad afdrukken. Hiermee kunt u de huidige printerinstellingen controleren, eventuele problemen oplossen of de installatie van uitbreidingen zoals extra geheugen en papiermagazijn en de printertaal controleren. U kunt als volgt een configuratieblad afdrukken: 1 Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display “Information” wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen 3 Wanneer “Configuration” op de onderste regel wordt getoond, drukt u op de toets Enter ( ). Nu wordt een configuratieblad afgedrukt. Samsung ML-2150 Series 6.2 PRINTER ONDERHOUDEN Onderhoud tonercassette Bewaren tonercassette Houd u voor de beste resultaten aan de volgende richtlijnen: • Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze gaat gebruiken. • Vul tonercassettes niet bij. Schade aan de printer die het gevolg is van een bijgevulde cassette, valt niet onder de garantie. • Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als de printer. • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten aan daglicht wordt blootgesteld. Verwachte gebruiksduur van de tonercassette De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die tijdens het afdrukken wordt gebruikt. Wanneer u tekstdocumenten met een gemiddelde dekking van 5% afdrukt, gaat een nieuwe tonercassette gemiddeld 8.000 pagina’s mee. (Voor de bij de printer geleverde tonercassette is dit 4.000 pagina’s.) Tonerspaarstand U kunt de tonerspaarstand inschakelen door op de toets Toner Save van het bedieningspaneel te drukken of deze via het venster Eigenschappen van de printer of het menu van het bedieningspaneel inschakelen. Zie “Tonerspaarstand” op pagina 5.9 en “Menu’s bedieningspaneel” op pagina 3.5. Hierdoor gaat uw tonercassette langer mee en worden de kosten per afdruk lager. Dit gaat wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit. PRINTER ONDERHOUDEN 6.3 6 Controleren hoeveel toner nog aanwezig is U kunt als volgt controleren hoeveel toner nog resteert: 1 Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot op de onderste regel “Setup” wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de onderste regel “Maintenance” wordt getoond. Druk op de toets Enter ( ) 4 Selecteer met een van de scrolltoetsen ( of ) de gewenste optie: “Remain Toner”. 5 Druk op de Enter toets ( ). In het display wordt het resterende percentage toner getoond. Toner opnieuw verdelen Wanneer de toner bijna op is, worden gedeelten van uw document vaag of lichter afgedrukt. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner te herverdelen, bijvoorbeeld om een afdruktaak af te maken voordat u de tonercassette vervangt. Dit doet u als volgt: 1 Open de bovenklep. 2 Haal de tonercassette uit de printer. 6.4 PRINTER ONDERHOUDEN LET OP: • Steek uw hand niet te ver in de printer. Het fixeergedeelte kan heet zijn. • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de cassette niet langer dan enkele minuten aan daglicht wordt blootgesteld. 3 Verdeel de nog aanwezige toner over de cassette door de cassette voorzichtig een keer of vijf, zes heen en weer te schudden. NB: Als er toner op uw kleding komt, veegt u deze af met een droge doek en reinigt u de kleding met koud water. Heet water hecht de toner aan de stof! 6 4 Zet de tonercassette terug in de printer en sluit de klep. Wanneer in het display “Ready Replace Cart” verschijnt, moet u de tonercassette vervangen. Zie de procedure onder “Tonercassette vervangen” op de volgende pagina. PRINTER ONDERHOUDEN 6.5 Tonercassette vervangen 1 Open de bovenklep. 2 Verwijder de oude cassette. 3 Plaats een nieuwe cassette. Zie pagina 2.4. 6.6 PRINTER ONDERHOUDEN Printer reinigen Voor een goede afdrukkwaliteit is het van belang de printer goed schoon te houden door onderstaande instructies op te volgen. Doe dit iedere keer als u de tonercassette vervangt of als de afdrukkwaliteit achteruit gaat. OPMERKINGEN: • Gebruik op of in de buurt van de printer geen ammoniakhoudende schoonmaakmiddelen of vluchtige stoffen, zoals thinner. Deze kunnen de printer beschadigen. • Vermijd tijdens het reinigen van de binnenkant van de printer dat u de transferrol aanraakt (deze bevindt zich onder de tonercassette). Vet of olie op uw vingers kan tot problemen met de afdrukkwaliteit leiden. LET OP: Wanneer u de behuizing van de printer schoonmaakt met schoonmaakmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere bijtende bestanddelen bevatten, kan deze van kleur veranderen of barsten. Buitenzijde reinigen U kunt de behuizing van de printer het best schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in de printer komt. Binnenzijde reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in de printer papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit gaan veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden opgeheven of tegengegaan door de binnenkant van de printer te reinigen. Binnenzijde printer reinigen 1 Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact Wacht daarna tot de printer is afgekoeld. PRINTER ONDERHOUDEN 6.7 6 2 Open de bovenklep en verwijder de tonercassette. 3 Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in het gedeelte van de tonercassette en de tonercassette-opening. LET OP: Om schade aan de tonercassette te voorkomen, mag u de cassette niet langer dan een paar minuten aan daglicht bloot-stellen. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. Let er ook op dat u de zwarte transferrol in de printer niet aanraakt. 4 Veeg het glazen gedeelte (LSU) bovenin het cassettecompartiment voorzichtig schoon. 5 Zet de tonercassette terug en sluit de klep. 6 Doe de stekker weer in het stopcontact en zet de printer aan. 6.8 PRINTER ONDERHOUDEN Schoonmaakblad afdrukken Door een schoonmaakblad af te drukken, wordt de drum in de tonercassette gereinigd. Doe dit als er vlekken of vegen op uw afdrukken verschijnen. U kunt: • Een OPC schoonmaakblad afdrukken. Hierbij wordt de OPC drum van de tonercassette gereinigd. • Een Fuser schoonmaakblad afdrukken. Hierbij wordt de fixeereenheid van de printer gereinigd. Bij dit proces wordt een vel met tonerresten geproduceerd, dat u kunt weggooien. 1 Controleer of de printer aan staat en in de stand Ready staat, en of er papier in het magazijn zit. 2 Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel totdat op de onderste regel “Setup” wordt getoond. 3 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen. 4 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat op de onderste regel “Maintenance” wordt getoond. Druk op de toets Enter ( ). 6 5 Selecteer met een van de scrolltoetsen ( of ) de gewenste optie: “OPC Cleaning”of “Fuser Cleaning.” 6 Druk op de toets Enter ( ). Uw printer voert automatisch een vel papier in en drukt een schoonmaakblad met stof of tonerresten af. PRINTER ONDERHOUDEN 6.9 Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen Om de kwaliteit van de printer zo goed mogelijk te houden en papierstoringen te voorkomen, zal het van tijd tot tijd nodig zijn bepaalde onderdelen als de transferrol en de fixeereenheid (fuser) te vervangen. De volgende onderdelen dienen na het afdrukken van een bepaald aantal pagina’s vervangen te worden: Onderdeel Aantal afdrukken (gemiddeld) Papierdoorvoerrol 100,000 Transferrol 100,000 Papieropnamerol 100,000 Fixeereenheid (fuser) 100,000 Voor de aanschaf van verbruiksartikelen en nieuwe onderdelen kunt u terecht bij een Samsung dealer of de leverancier van de printer. Wij adviseren nadrukkelijk om genoemde onderdelen door een ervaren technicus te laten vervangen. 6.10 PRINTER ONDERHOUDEN 7 PROBLEMEN OPLOSSEN In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er tijdens het afdrukken een probleem optreedt. De volgende onderwerpen worden behandeld: • Checklist voor het oplossen van problemen • Algemene afdrukproblemen oplossen • Vastgelopen papier verwijderen • Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen • Foutmeldingen oplossen • Algemene Windows problemen • Algemene Macintosh problemen • PS foutmeldingen oplossen • Algemene Linuxproblemen • Algemene DOS problemen Checklist voor het oplossen van problemen Als de printer niet goed werkt, kunt u de volgende checklist raadplegen en de daarbij vermelde oplossing(en) proberen. Controle Oplossing Controleer of de toets On-Line/Continue van het bedieningspaneel groen oplicht en in het display “Ready” wordt getoond. • Als de toets niet verlicht is, controleert u het netsnoer en de aan-/uitschakelaar. Steek de stekker eventueel in een ander stopcontact. • Als de toets oranje oplicht, kijkt u welke melding het display geeft en gaat u naar “Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20. Druk een demopagina af om te controleren of de printer het papier goed invoert. Zie pagina 2.14. • Als er geen demopagina wordt afgedrukt, controleert u eerst of er papier in het magazijn zit. • Als er papier in de printer is vastgelopen, kijkt u bij “Vastgelopen papier verwijderen” op pagina 7.7. • Als het display een foutmelding toont, gaat u naar “Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20. Controleer of de demopagina goed is afgedrukt. Als de afdrukkwaliteit niet goed is, kijkt u bij “Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen” op pagina 7.15. Druk met uw programma een pagina af om te controleren of de computer en printer goed op elkaar zijn aangesloten en goed met elkaar communiceren. • Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u of de kabel tussen de printer en de computer goed is aangesloten. • Controleer in de printerwachtrij of spooler of een afdruktaak onderbroken is. • Controleer in uw programma of het juiste printerstuurprogramma en de juiste communicatiepoort worden gebruikt. Als de afdruk tijdens het afdrukken wordt onderbroken, kijkt u bij “Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 7.3. Als het probleem na het doorlopen van deze checklist nog niet is opgelost, raadpleegt u de volgende hoofdstukken: 7.2 PROBLEMEN OPLOSSEN • • • • • • • “Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 7.3. “Foutmeldingen oplossen” op pagina 7.20. “Algemene Windows problemen” op pagina 7.22. “Algemene Macintosh problemen” op pagina 7.23. “PS foutmeldingen oplossen” op pagina 7.24. “Algemene Linuxproblemen” op pagina 7.25. “Algemene DOS problemen” op pagina 7.27. Algemene afdrukproblemen oplossen Bij problemen met de werking van de printer, kunt u onderstaande oplossing(en) proberen. Probleem De printer drukt niets af. Mogelijke oorzaak Oplossing De printer krijgt geen stroom. Controleer de stekker en het netsnoer, de aan-/uitschakelaar en de stroombron/het stopcontact. De printer is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer in Windows in de map Printers de Samsung ML-2150 Series of Samsung ML-2150 Series PS als standaardprinter. Controleer het volgende: • Is de klep van de printer dicht? • Is in de printer papier vastgelopen? • Is het magazijn of de multi-purpose invoe leeg? • Is er wel een tonercassette geplaatst? Bij een systeemfout adviseren wij u contact op te nemen met een Samsung service center. U heeft gekozen voor Handinvoer en er zit geen papier in de invoer. Kijk welke melding het display geeft, leg papier in de multi-purpose invoer en druk op de toets On-Line/Continue van het bedieningspaneel. Kabel tussen computer en printer niet goed aangesloten. Maak de kabel los en sluit deze opnieuw aan. Kabel tussen computer en printer is misschien defect. Sluit de kabel zo mogelijk aan op een andere computer waarvan u weet dat die goed werkt en druk een document af; probeer een andere printerkabel. De poortinstelling is niet juist. Controleer in Windows of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd (bijvoorbeeld LPT1). Als uw computer meer poorten heeft, controleert u of de printer op de juiste poort is aangesloten. De printer is niet goed geconfigureerd. Controleer bij de eigenschappen van de printer of alle instellingen juist zijn. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.3 7 Probleem Mogelijke oorzaak De printer drukt niets af. (vervolg) Printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw (zie pagina 2.19). Druk een demopagina af. De printer werkt niet goed. Kijk of in het display van het bedieningspaneel een melding over een systeemfout wordt getoond. De printer haalt het papier uit de verkeerde invoer. Misschien is in de eigenschappen van de printer niet de juiste invoer geselecteerd. Bij veel programma’s wordt de invoer geselecteerd via tabblad Papier in de Eigenschappen van de printer. Selecteer de juiste invoer. Zie pagina 5.7. De printer voert het papier niet in. Het papier is niet goed geladen. Verwijder het papier uit het magazijn en leg het goed terug. Er zit teveel papier in het magazijn. Haal het teveel aan papier uit het magazijn. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de in deze handleiding vermelde specificaties voldoet. De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex door afbeeldingen te verwijderen of wijzig de instellingen van de afdrukkwaliteit. Het afdrukken gaat erg langzaam. Oplossing De maximum afdruksnelheid van deze printer is 20 pagina’s (bij A4) respectievelijk 21 pagina’s per minuut (bij formaat Letter). 7.4 Onder Windows 9x/Me is de spool-instelling niet juist. Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en Printers. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de Samsung ML-2150 en selecteer Eigenschappen. Klik op tabblad Details en selecteer de knop Spool instellingen. Selecteer de gewenste spool-instelling. Geheugen (RAM) printer niet voldoende. Plaats geheugen bij. Zie “Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren” op pagina F.3. PROBLEMEN OPLOSSEN Probleem De helft van de pagina is leeg. Het papier loopt steeds vast. De printer drukt wel af, maar niet de juiste tekst, de tekst is vervormd of niet compleet. Mogelijke oorzaak Oplossing De pagina lay-out is te complex. Maak de lay-out minder complex door afbeeldingen te verwijderen. Breid het geheugen van uw printer uit. Zie “Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren” op pagina F.3. Bij Oriëntatie gekozen instelling onjuist. Wijzig in uw programma de oriëntatie. Zie pagina 5.3. Het gebruikte formaat wijkt af van de bij Formaat gekozen instelling. Controleer of de bij Formaat gekozen instelling hetzelfde is als het papier in de invoer. Er zit teveel papier in de invoer. Verwijder papier uit het magazijn. Gebruik voor het afdrukken van speciaal afdrukmateriaal de multi-purpose invoer. De gebruikte papiersoort wordt niet ondersteund. Gebruik alleen papier dat aan de in deze handleiding vermelde specificaties voldoet. De gekozen uitvoermethode is niet juist. Voor speciaal afdrukmateriaal zoals dik papier gebruikt u niet de bovenuitvoer, maar de achteruitvoer. Er zitten nog papierresten in de printer. Open de voorklep en verwijder eventuele papierresten. De printerkabel is niet goed aangesloten of defect. Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Druk een document af dat u al eerder met succes hebt afgedrukt. Sluit de kabel en printer aan op een andere computer en druk een document af dat u al eerder met succes hebt afgedrukt. Probeer het eventueel met een andere printerkabel. U heeft niet het juiste stuurprogramma geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd. Het toepassingsprogramma werkt niet goed. Probeer of u met een ander programma wel kunt afdrukken. Het besturingssysteem werkt niet goed. Voor elke versie van Windows geldt het volgende: Ga naar DOS (klik vanuit het Start menu op Uitvoeren en geef in: command). Bij C:\ geeft u het commando Dir LPT1 in (ervan uitgaand dat de printer is aangesloten op LPT1). Druk vervolgens op Enter. Sluit Windows af en start de computer opnieuw. Zet de printer uit en weer aan. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.5 7 Probleem Er worden alleen lege pagina’s afgedrukt. Bij Adobe Illustrator worden de afbeeldingen niet goed afgedrukt. Mogelijke oorzaak Oplossing De tonercassette is leeg of beschadigd. Verdeel de nog aanwezige toner over de cassette. Zie pagina 6.4. Vervang zo nodig de tonercassette. Het bestand bevat blanco pagina’s. Controleer in het bestand of het blanco pagina’s bevat. Een onderdeel, bijv. de controller, is misschien defect. Neem contact op met een service center. De instelling in het programma is niet juist. Selecteer via tabblad Grafisch bij Geavanceerde opties: Als bitmap in printer laden en druk het document opnieuw af. LET OP: Als na het afdrukken van ongeveer 100.000 pagina’s problemen optreden, moet de transferrol worden vervangen. Neem daarover contact op met het service center. 7.6 PROBLEMEN OPLOSSEN Vastgelopen papier verwijderen Wanneer in de printer papier is vastgelopen, verschijnt in het display van het bedieningspaneel een melding die aangeeft op welke plaats het papier is vastgelopen: Melding Locatie Zie Jam0 In het invoergedeelte hieronder Jam1 Bij de tonercassette pagina 7.10 Jam2 In het uitvoergedeelte pagina 7.12 Jam Duplex1/2 In het duplex gedeelte (voor dubbelzijdig afdrukken) pagina 7.13 Papier vastgelopen in het invoergedeelte 1 Trek magazijn 1 naar buiten en kijk waar het vastgelopen vel papier zit. 7 2 Verwijder het papier door dit bij het zichtbare gedeelte naar buiten te trekken. Controleer of het papier goed in het magazijn is geladen. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.7 NB: Als het vastgelopen papier niet zichtbaar is of wanneer u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, verwijdert u het magazijn en trekt u het papier voorzichtig uit de printer. 3 Schuif het magazijn weer in de printer. 4 Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. Papier vastgelopen bij magazijn 2 (optie) 1 Trek magazijn 2 uit de printer. 2 Als u het vastgelopen vel papier ziet, verwijdert u dit. 7.8 PROBLEMEN OPLOSSEN 3 Ziet u het papier niet bij magazijn 2, trek dan magazijn 1 half naar buiten en verwijder het vastgelopen papier. 4 Schuif de magazijnen terug in de printer. Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. Papier vastgelopen in de multi-purpose invoer 1 Open de multi-purpose invoer. 2 Verwijder voorzichtig het vastgelopen vel uit de invoer. 7 3 Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.9 Papier vastgelopen bij de tonercassette 1 Open en sluit de bovenklep. Het vastgelopen vel papier verlaat de printer misschien automatisch. Gebeurt dit niet, ga dan verder bij Stap 2. 2 Open de bovenklep en verwijder de tonercassette. LET OP: Om beschadiging van de tonercassette te voorkomen, mag u deze niet langer dan enkele minuten aan daglicht blootstellen. Dek de cassette eventueel af met een vel papier. 3 Til voorzichtig de invoergeleider omhoog. 7.10 PROBLEMEN OPLOSSEN 4 Trek voorzichtig het vel papier uit de printer door het naar u toe te trekken. Is het vastgelopen papier niet zichtbaar of ondervindt u weerstand bij het verwijderen, ga dan naar “Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte” op pagina 7.12. 5 Klap de invoergeleider omlaag en zet de tonercassette terug. 7 NB: Kost het moeite om de tonercassette terug plaatsen, controleer dan of de invoergeleider neergeklapt is. 6 Sluit de bovenklep. Het afdrukken kan worden hervat. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.11 Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte 1 Als een groot gedeelte van het papier zichtbaar is, trekt u dit er recht uit. Zo niet, ga dan verder bij stap 2. 2 Open de achteruitvoer. 3 Maak het papier eventueel los en trek het voorzichtig naar buiten. 4 Sluit de achteruitvoer. 5 Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. 7.12 PROBLEMEN OPLOSSEN Papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig afdrukken Jam Duplex1 1 Open de achteruitvoer. 2 Verwijder het vastgelopen papier. 3 Sluit de achteruitvoer. 4 Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. Jam Duplex2 1 Trek het papiermagazijn uit de printer. 2 Duw de metalen plaat in de printer omlaag. LET OP: Gebruik hiervoor de hendel aan de linkerkant. Daarmee voorkomt u ongelukken. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.13 7 3 Verwijder het vastgelopen papier. 4 Schuif het magazijn terug in de printer. 5 Open en sluit de bovenklep. U kunt nu weer afdrukken. Tips om vastlopen van het papier te voorkomen De meeste problemen kunnen worden voorkomen door het juiste soort papier te kiezen. Als het papier toch vastloopt, volgt u de stappen zoals genoemd bij “Vastgelopen papier verwijderen” op pagina 7.7. • Volg de aanwijzingen bij “Papier laden” op pagina 2.6. Zorg ervoor dat de papiergeleiders goed zijn ingesteld. • Doe niet teveel papier in het magazijn. Zorg ervoor dat dit onder de maximummarkering blijft. • Schuif tijdens het afdrukken het magazijn niet open. • Waaier het papier uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in het magazijn legt. • Gebruik geen gekreukeld, vochtig of omgekruld papier. • Doe geen verschillende soorten papier in het magazijn. • Gebruik alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Leg het papier met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden in het magazijn en naar boven in de multi-purpose invoer. 7.14 PROBLEMEN OPLOSSEN Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen Door vuil aan de binnenkant van de printer en door het papier niet goed te laden, kan de afdrukkwaliteit minder worden. Raadpleeg bij problemen met de afdrukkwaliteit onderstaande tabel. Probleem Oplossing Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet: • • Misschien is de tonercassette bijna leeg. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken (zie “Toner opnieuw verdelen” op pagina 6.4. Als dit niet helpt, zult u een nieuwe tonercassette moeten plaatsen. • Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Als de hele pagina te licht is, is de resolutie misschien te laag ingesteld of staat de Tonerspaarstand aan. Wijzig in de Eigenschappen van de printer de Resolutie of Tonerspaarstand. Zie respectievelijk pagina 5.25 en pagina 5.9. • Misschien moet de tonercassette gereinigd worden. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7. • De glasplaat (LSU) is misschien vuil. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7. AaBbCc AaBb Cc AaBb Aa BbCc Cc AaBb Aa BbCc Cc AaBb Aa BbCc Cc AaBb Aa BbCc Cc Tonervlekken AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc • Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • De transferrol is vuil. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7. • De printer moet aan de binnenzijde gereinigd worden. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.15 7 Probleem Oplossing Uitvalverschijnselen Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde, vlekken zitten: • Misschien zat er een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papieroppervlak bevat vochtplekken. Probeer een andere merk papier. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Een hele doos papier is niet in orde. Problemen bij het fabricageproces kunnen ertoe leiden dat toner niet goed hecht aan sommige gedeelten van het papier. Probeer een ander merk papier. • De tonercassette kan defect zijn. Zie “Verticaal terugkerende wijkingen” op de volgende pagina. • Als na deze stappen het probleem niet is opgelost, neem dan contact op met een service center. AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Verticale strepen AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Grijze achtergrond AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Tonervegen 7.16 PROBLEMEN OPLOSSEN Als de afdrukken een zwarte, verticale streep vertonen: • Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette. Plaats een nieuwe tonercassette. Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond) kunt u dit wellicht oplossen met de volgende procedure: • Gebruik papier met een lichter gewicht. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Controleer de omgeving van de printer; bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of vochtige omstandigheden (relatieve luchtvochtigheid meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijze achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4. • Reinig de binnenkant van de printer. Zie “Cleaning the Inside” on pagina 6.7. • Controleer papiersoort en -kwaliteit. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4. Probleem Oplossing Verticaal terugkerende afwijkingen Als de afdrukken met regelmatige tussenafstanden tonervegen vertonen: • De tonercassette kan beschadigd zijn. Als een afwijking zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u een paar keer een schoonmaakblad afdrukken om de tonercassette te reinigen (zie pagina 6.9. Als het probleem blijft terugkomen, plaatst u een nieuwe tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4. • Misschien zit er toner op sommige onderdelen van de printer. Als de achterkant van de afdrukken vlekken vertoont, lost het probleem zich waarschijnlijk na een aantal pagina’s vanzelf op. • De fixeereenheid (fuser) kan beschadigd zijn. Neem contact op met een service center. AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Schaduwvlekken A Schaduwvlekken door een teveel aan toner. • Misschien is het papier te vochtig. Druk opnieuw af op een vel uit een nieuw pak papier. Maak de verpakking van een nieuw pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken. Daarmee voorkomt u dat het papier teveel vocht opneemt. • Als er schaduwvlekken optreden op enveloppen, kunt u proberen de indeling zo te veranderen dat er niet wordt afgedrukt op gedeelten die dikker zijn doordat aan de andere kant een overlappende naad zit. Dit probleem kan worden veroorzaakt door afdrukken op naden. • Als de hele pagina wordt bedekt door schaduwvlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw programma of in het venster Eigenschappen van de printer. Misvormde tekst • Als tekst er misvormd uitziet (“uitgehold” effect), kan het papier te glad zijn. Probeer een ander type papier. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Als tekst er misvormd uitziet (golvend effect), heeft de scanner misschien onderhoud nodig. Controleer of het probleem ook optreedt op de demopagina (zie pagina 2.14). Neem zo nodig contact op met een service center. Pagina trekt scheef • Controleer type en kwaliteit van het papier. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Zorg ervoor dat het papier of ander afdrukmateriaal goed in de papierlade zit en dat de geleiders niet te los of te strak tegen het papier aan zitten. AaBbCc AaBbC AaBbCcc AaBbCc AaBbCc PROBLEMEN OPLOSSEN 7.17 7 Probleem Oplossing Gekruld of golvend papier • Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zowel hoge temperaturen als een hoge luchtvochtigheid kunnen ertoe leiden dat het papier gaat omkrullen. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook proberen het probleem op te lossen door het papier in de invoer 180° te draaien. • Open de achterklep en kijk of het probleem is opgelost wanneer u het papier met de afdrukzijde omhoog uitvoert. Gekreukt papier Controleer of het papier goed geladen is. • Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Open de achterklep en kijk of het probleem is opgelost wanneer u het papier met de afdrukzijde omhoog uitvoert. • Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook proberen het probleem op te lossen door het papier in de invoer 180° te draaien Vlekken op achterzijde papier • Misschien is de transferrol vuil. Zie “Printer reinigen” op pagina 6.7. • Controleer of er tonerresten in de printer zitten. Reinig de binnenzijde van de printer. Zwarte afdrukken • Misschien is de tonercassette niet goed geplaatst. Haal de cassette eruit en zet hem er opnieuw in. • De tonercassette is misschien defect. Plaats een nieuwe tonercassette. • Misschien moet de printer gerepareerd worden. Neem daarvoor contact op met een service center. A 7.18 PROBLEMEN OPLOSSEN Probleem Oplossing Tonerverlies Reinig de binnenzijde van de printer. • Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. • Plaats een nieuwe tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4. • Als het probleem daarmee niet is opgelost, moet de printer waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem daarvoor contact op met een service center. Openingen in tekens Openingen in tekens zijn witte gedeelten in tekens die zwart horen te zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een ander type. (In verband met de eigenschappen van transparanten is een beperkte mate van zulke openingen normaal.) • Misschien drukt u op de verkeerde kant van het materiaal af. Haal het materiaal eruit en draai het om. • Misschien voldoet het papier niet aan de papierspecificaties van deze printer. Zie “Papierspecificaties” op pagina G.3. A Horizontale strepen AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Controleer bij horizontale zwarte strepen of vlekken het volgende: • Is de tonercassette juist geplaatst? Haal de cassette eruit en zet hem er weer in. • Misschien is de tonercassette defect. Plaats een nieuwe tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4. • Lost dit het probleem niet op, dan moet de printer waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem daarvoor contact op met een service center. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.19 7 Foutmeldingen oplossen In het display van het bedieningspaneel wordt de status van de printer en eventuele foutmeldingen weergegeven. In onderstaande tabel vindt u in alfabetische volgorde een opsomming, beschrijving en oplossing voor de diverse foutmeldingen. NB: Als u de hulp van een service center inroept, is het handig wanneer u de betreffende foutmelding doorgeeft. Melding Status Doe het volgende... Cover Open/No Toner Cartridge Er staat een klep open/ Geen tonercassette in de printer geplaatst. Sluit de boven- of achterklep/ Plaats een tonercassette. Invalid Toner Tonercassette niet geschikt voor deze printer. Plaats een door Samsung goedgekeurde tonercassette die geschikt is voor deze printer. Jam0 Papier vastgelopen in het invoergedeelte. Verwijder het vastgelopen papier uit het invoergedeelte. Zie pagina 7.7. Jam1 Papier vastgelopen bij de tonercassette. Verwijder het vastgelopen papier uit de printer. Zie pagina 7.10. Jam2 Papier vastgelopen in het uitvoergedeelte. Verwijder het vastgelopen papier uit het uitvoergedeelte. Zie pagina 7.12. JAM Duplex1/2 Papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier uit de printer. Zie pagina 7.13. Load Manual Press Cont Key Gekozen is voor Handinvoer en de multipurpose invoer is leeg. Leg afdrukmateriaal in de invoer en druk voor iedere pagina op de toets On-Line/Continue. Memory Overflow Onvoldoende geheugen om de huidige afdruktaak af te drukken. De afdruktaak wordt automatisch verwijderd en de printer gaat terug naar de stand Ready. • Breid het geheugen van uw printer uit. Zie “Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren” op pagina F.3. • Controleer of de menukeuze SMET in het menu Setup op On staat. Voor het openen van het bedieningspaneelmenu, zie pagina 3.5. 7.20 PROBLEMEN OPLOSSEN Melding Status Doe het volgende... Page Too Complex De pagina is te complex. Vereenvoudig de lay-out van de pagina door afbeeldingen te verwijderen. Als dit niet helpt, kunt u het geheugen van uw printer uitbreiden. Zie “Geheugenen PostScript DIMM’s installeren” op pagina F.3. Paper Empty [Size]In[Tray] Het vermelde magazijn is leeg. Laad het juiste papier in het magazijn. Ready Toner Low De tonercassette in uw printer is bijna leeg. Verdeel de resterende toner over de cassette. Zie pagina 6.4. Serial Error De printer heeft een fout in de seriële interface gevonden. Zorg dat de baudrate van uw printer en uw computer hetzelfde zijn. De tonercassette is leeg. Plaats een nieuwe tonercassette. * wordt alleen getoond als een seriële interfacekaart is geïnstalleerd. Ready Replace Cart Wait Image De firmwaresoftware in de printer is beschadigd. Onafhankelijk van de resterende hoeveelheid toner, geeft deze melding aan dat het nodig is de tonercassette te vervangen omdat bepaalde onderdelen aan vervanging toe zijn. De tonercassette is versleten, wat kan leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Vervang de tonercassette door een nieuwe. Om verder te kunnen afdrukken, drukt u voor iedere nieuwe pagina op de toets On-line/continue. Het programma moet opnieuw naar de printer gedownload worden. Neem hiervoor contact op met uw Samsung leverancier. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.21 7 Algemene Windows problemen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen Tijdens installatie verschijnt de melding “Bestand in gebruik”. Sluit alle programma’s af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten en start Windows opnieuw op. Installeer de printersoftware opnieuw. De melding “Fout bij het schrijven naar LPTx” verschijnt. • Controleer of de kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en of de printer aan staat. • Deze melding verschijnt ook als bidirectionele communicatie niet is ingeschakeld in het stuurprogramma. Een van de volgende meldingen wordt getoond: “Algemene beschermingsfout”, “Uitzondering OE”, “Spool32” of “Ongeldige bewerking”. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw en probeer nogmaals af te drukken. NB: Meer informatie over foutmeldingen van Microsoft Windows 9x, Me, NT 4.0, 2000 of XP vindt u in de handleiding die u bij uw pc geleverd heeft gekregen. 7.22 PROBLEMEN OPLOSSEN Algemene Macintosh problemen Problemen met de Kiezer Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen Het symbool van het printerstuurprogramma komt niet in de Kiezer voor. De software is niet juist geïnstalleerd. • Het LaserWriter stuurprogramma moet als onderdeel van het Macintosch besturingssysteem aanwezig zijn. Controleer of het LaserWriter stuurprogramma in de map Extensies in de Systeemmap aanwezig is. Is dit niet het geval, installeer dan het LaserWriter stuurprogramma vanaf de Macintosh OS CD-ROM. • Controleer de kwaliteit van de kabel. • Controleer of de printer zich op het juiste netwerk bevindt. Ga in het Apple menu naar Regelpanelen en selecteer Netwerk of AppleTalk regelpaneel. Selecteer vervolgens het juiste netwerk. De printernaam komt niet voor in het vak Selecteer een PostScript printer in de Kiezer. • Controleer of de kabels goed zijn aangesloten en of de printer aan staat. • Controleer of in het display van het bedieningspaneel “Ready” wordt getoond. Zo niet, druk dan op de toets OnLine/Continue om de printer on-line te zetten. • Controleer of in de Kiezer het juiste stuurprogramma is geselecteerd. • Als de printer onderdeel is van een netwerk met meerdere zones, zorg er dan voor dat de juiste zone is geselecteerd in het vak AppleTalk Zones van de Kiezer. • Controleer of AppleTalk aanstaat; Actief in de Kiezer moet geselecteerd zijn. Herstart de computer eventueel om de wijziging te activeren. Problemen tijdens het afdrukken Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen U kunt de computer tijdens het afdrukken niet gebruiken. Afdrukken in de achtergrond is niet geselecteerd. • Voor LaserWriter 8.3 zet u Afdr. in achtergrond in de Kiezer aan. Statusmeldingen worden nu naar de Afdukmonitor gestuurd, zodat u door kunt werken terwijl de computer de gegevens naar de printer stuurt. • Voor LaserWriter 8.4 of hoger zet u Afdr. in achtergrond aan via het dialoogvenster Afdrukken. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.23 7 PS foutmeldingen oplossen De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PostScripttaal en kunnen zich voordoen wanneer verschillende printertalen worden gebruikt. NB: U kunt PS fouten afdrukken of op het scherm laten verschijnen door het venster Afdrukopties te openen en u op de gewenste optie naast het gedeelte met PostScript fouten te klikken. Probleem Mogelijke oorzaak Het PostScript bestand wordt niet afgedrukt. De PostScript optie is niet geïnstalleerd. • Druk een configuratieblad af en controleer of de PS versie beschikbaar is. • Als PostScript niet beschikbaar is, moet u eerst de PostScript optie installeren. Zie “Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren” op pagina F.3. De melding “This job contains binary data.” (Deze afdruktaak bevat binaire gegevens) wordt getoond. Zuiver binaire gegevens worden niet door het PostScript stuurpro-gramma ondersteund. Open Eigenschappen van het stuurprogramma van PostScript en klik op Advanced. De optie zuiver binaire gegevens wordt niet ondersteund. Kies een andere optie. Er wordt een PS Error pagina afgedrukt. De afdruktaak is geen PS afdruktaak. Controleer of de afdruktaak een PS afdruktaak is. Controleer of de toepassing verwacht dat een Setup of PS headerfile naar de printer wordt gestuurd. Magazijn 2 (optie) is niet in het stuurprogramma geselecteerd. In het printerstuurprogramma moet u eerst magazijn 2 selecteren. Open Eigenschappen van het stuurprogramma van PostScript en stel de menukeuze Option Tray van de optie Device in op Installed. 7.24 PROBLEMEN OPLOSSEN Oplossing Algemene Linuxproblemen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen Ik kan de instellingen in de Configuration Tool niet wijzigen U kunt deze instellingen alleen wijzigen wanneer u administrator rechten heeft. Ik gebruik de KDE desktop, maar de Configuration Tool en LLPR starten niet Misschien heeft u de GTK libraries niet geïnstalleerd. Deze worden in het algemeen met de Linux software meegeleverd, maar u moet ze wel handmatig installeren. Kijk in de betreffende handleiding voor meer informatie over het installeren van aanvullende software. Ik heb de software geïnstalleerd, maar deze komt niet voor in de KDE/Gnome menu’s. Bij sommige versies van de KDE en GNOME desktop omgeving moet u uw sessie opnieuw starten voor de wijzigingen van kracht worden. Ik krijg de melding “Some options are not selected” tijdens het wijzigen van de printerinstellingen. Bij sommige printers is sprake van instellingen die met elkaar in conflict zijn, waardoor een aantal instellingen niet voor twee opties tegelijk geselecteerd kunnen worden. Wanneer u een instelling wijzigt en de printersoftware meldt dat er sprake is van een conflict, wijzigt de betreffende optie in de waarde “No Choice”. Voordat u deze wijzigingen kunt doorvoeren, moet u een optie selecteren die niet tot een conflictsituatie aanleiding geeft. Ik kan een printer niet als standaardprinter selecteren. Er zijn omstandigheden waarin het niet mogelijk is de standaard wachtrij te wijzigen. Dit is bijvoorbeeld het geval met enkele varianten van LPRng, met name bij de nieuwste RedHat systemen, die gebruik maken van de ‘printconf’ wachtrijdatabase. Bij gebruikmaking van printconf wordt het bestand /etc/ printcap automatisch ge-update door de database met printers die door het systeem wordt beheerd (meestal via het ‘printtool’ commando). De wachtrijen in /etc/printcap.local worden toegevoegd aan het nieuwe bestand omdat de standaard wachtrij in LPRng als eerste wachtrij in /etc/ printcap is gedefinieerd. Om die reden kan de Samsung printersoftware de standaardprinter niet wijzigen wanneer een aantal wachtrijen via printtool anders zijn gedefinieerd. LPD systemen beschouwen de wachtrij met de naam ‘lp’ als de standaard wachtrij. Als er al een wachtrij met deze naam bestaat en als het geen alias heeft, kunt u de standaardprinter niet wijzigen. Om dit te omzeilen kunt u de wachtrij verwijderen of in bestand /etc/printcap een andere naam geven. Bij enkele documenten is het niet mogelijk meer pagina’s per vel af te drukken. Het afdrukken van meer pagina’s per vel wordt bereikt door de PostScriptgegevens die naar het afdruksysteem zijn verstuurd na te bewerken. Dit is echter alleen mogelijk wanneer de PostScriptgegevens voldoen aan de documentstructuur van Adobe. Bij documenten die hier niet aan voldoen, kan het afdrukken van meer pagina’s per vel problemen geven. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.25 7 Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen Ik gebruik BSD lpr (oudere versies van Slackware, Debian), maar een aantal opties die met LLPR zijn gekozen worden niet uitgevoerd. Oudere BSD lpr systemen kennen een stringente beperking met betrekking tot de lengte van de string die aan het afdruksysteem wordt doorgegeven. Wanneer u een aantal verschillende opties hebt geselecteerd kan het zijn dat deze lengte overschreden wordt, met als gevolg dat niet alle opties worden doorgegeven. Selecteer in dat geval minder afwijkende opties, zodat het geheugengebruik wordt beperkt. Ik wil een document “liggend” afdrukken, maar het document wordt gedraaid en vervormd afgedrukt. De meeste Unix toepassingen waarmee de afdrukrichting “Liggend” kan worden geselecteerd, genereren de juiste PostScript code, dat op normale wijze (d.w.z. “Staand”) kan worden afgedrukt. In dat geval hoeft u deze instelling dus niet te wijzigen. Sommige pagina’s komen er blanco uit (er is niets op afgedrukt); ik maak gebruik van CUPS. In een aantal oudere versies van CUPS (1.1.10 en ouder) zit een fout waardoor gegevens die in Encapsulated PostScript (EPS) formaat worden verzonden, niet goed worden verwerkt. Wanneer u via LLPR afdrukt, zorgt de software voor een programma-omweg door de gegevens naar normaal PostScript formaat te converteren. Als uw programma echter om LLPR heen werkt en de EPS data direct naar CUPS stuurt, zal het document waarschijnlijk niet goed worden afgedrukt. Ik kan niet op een SMB (Windows) printer afdrukken Om gedeelde SMB printers te kunnen configureren en gebruiken (bijvoorbeeld printers die via een Windows systeem gedeeld worden), moet u over de juiste installatie van het SAMBA pakket beschikken waarmee dit mogelijk is. Het “smbclient” commando moet beschikbaar zijn en op uw systeem gebruikt kunnen worden. Het lijkt alsof mijn toepassing niets meer doet terwijl LLPR draait. De meeste Unix toepassingen wachten op een commando als het “lpr” commando. Omdat LLPR wacht op input van de gebruiker voordat het de afdruktaak aan de printspooler doorgeeft, wacht de toepassing vaak op de terugkeer van het proces en lijkt daardoor niet meer te werken (de vensters worden niet vernieuwd). Dit is normaal en de toepassing zal weer normaal functioneren zodat de gebruiker LLPR verlaten heeft. Waar kan ik het IP adres van mijn SMB server ingeven? Als u het CUPS afdruksysteem niet gebruikt, kunt u dit opgeven in het dialoogvenster “Add Printer” van de Configuration Tool. Het is op dit moment binnen CUPS niet mogelijk het IP adres van SMB printers te specificeren. U zult dus met behulp van Samba naar de resource moeten bladeren om af te kunnen drukken. Sommige documenten worden blanco afgedrukt Een aantal versies van CUPS, met name de versies die met Mandrake Linux voor versie 8.1 geleverd zijn, geven vanaf enkele toepassingen fouten bij het verwerken van PostScript output. Probeer te upgraden naar de laatste versie van CUPS (tenminste 1.1.14). Sommige RPM pakketten worden geleverd met deze Linux afdruksoftware. 7.26 PROBLEMEN OPLOSSEN Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen Ik gebruik CUPS en een aantal opties (zoals meer pagina’s per vel) lijken altijd aan te staan, terwijl deze niet in LLPR geselecteerd zijn. Misschien zijn er lokaal opties gedefinieerd in uw bestand ~/.lpoptions dat via het commando lpoptions wordt gebruikt. Deze opties worden altijd gebruikt, tenzij LLPR instellingen zijn ingesteld die voorrang krijgen op deze opties. Om alle opties voor een printer te verwijderen, kunt u het volgende commando gebruiken: lpoptions -x printer (vervang “printer” door de naam van de wachtrij). Ik wil een bestand afdrukken, maar krijg de foutmelding “Permission denied”. De meeste afdruksystemen werken niet via “super-user”, maar alleen via “special user” (meestal “lp”). U moet er dan ook voor zorgen dat het bestand dat u wilt afdrukken via de spooler deamon voor de gebruiker beschikbaar is. Op mijn PCL (of SPL) printer worden soms foutmeldingen afgedrukt in plaats van mijn document. Helaas geven sommige Unix toepassingen soms nietcompatibele PostScript output die niet door Ghostscript of door de printer zelf in de PostScript mode wordt ondersteund. U kunt proberen de output naar een bestand weg te schrijven en het resultaat met Ghostscript te bekijken (met gv of ghostview is dit interactief mogelijk) en nagaan of u foutmeldingen krijgt. De fout zal echter hoogstwaarschijnlijk door de toepassing worden veroorzaakt. Neem daarover eventueel contact op met de softwareleverancier. Algemene DOS problemen Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing Wanneer de printer in een EPSON Dot Printer omgeving wordt gebruikt, wordt soms niet de juiste informatie afgedrukt. Wijzig op het tabblad Configureren van het programma RCP Bedieningspaneel de emulatie. Meer informatie over het selecteren van printerinstellingen via het RCP bedieningspaneel vindt u op pagina D.4. PROBLEMEN OPLOSSEN 7.27 7 NOTITIES 7.28 PROBLEMEN OPLOSSEN A DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN Uw printer is geschikt voor Macintosh systemen die over een ingebouwde USB interface of 10/100 Base-TX netwerkkaart beschikken (optioneel voor de ML-2150). Wanneer u een bestand vanaf een Macintosh computer afdrukt, kunt u het Samsung SPL II stuurprogramma gebruiken voor het wijzigen van de belangrijkste instellingen van de printer. Wanneer u het PPD bestand installeert, kunt u ook het PostScript stuurprogramma gebruiken. Deze appendix behandelt de volgende onderwerpen: • Software voor de Macintosh installeren • Bureaubladprinter aanmaken • Document afdrukken • Geavanceerde afdrukmogelijkheden Software voor de Macintosh installeren De bij uw printer geleverde CD-ROM bevat het SPL printerstuurprogramma, het bestand PPD voor gebruik van het PS stuurprogramma en het Apple LaserWriter stuurprogramma, waarmee u vanaf een Macintosh kunt afdrukken. In onderstaande tabel kunt u nagaan welk stuurprogramma voor uw printer beschikbaar is en de systeemeisen. Uw printer Stuurprogramma ML-2150 SPL driver USB interface (zie pagina 2.11) Mac OS 8.6 en G3 processor of hoger ML-2151N/ ML-2152W • SPL driver • PS driver USB interface (zie pagina 2.11) Mac OS 8.6 en G3 processor of hoger Netwerkinterface (zie pagina 2.12) Mac OS 7.5 en 7200 processor of hoger Aansluiting Systeemeisen NB: Als u gebruiker bent van een ML-2150, moet u eerst de PS DIMM (optie) installeren voordat u gebruikt kunt maken van het PostScript stuurprogramma (zie pagina F.3). • Bezoek de homepage van Samsung voor het printerstuurprogramma voor MAC OS 10.x.Homepage van Samsung : www.samsungprinter.com 1 Zet uw computer en printer aan. 2 Plaats de met de printer meegeleverde CD-ROM in het CDROM-station van uw computer. 3 Dubbelklik op uw Macintosch bureaublad op SAMSUNG _LBP. 4 Dubbelklik op de map West. 5 Dubbelklik op het symbool van de Samsung Laser Printer Installer naast de taal die u wilt selecteren. A.2 DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN 6 Klik op Doorgaan en daarna weer op Doorgaan. 7 Het venster Samsung Laser Printer Installer wordt geopend. Selecteer het gewenste type installatie. U kunt kiezen uit de volgende twee mogelijkheden: • Easy Install (aanbevolen methode): Hierbij wordt het PPD bestand geladen en het SPL stuurprogramma geïnstalleerd. • Custom Install: Hierbij kunt u aangeven welke onderdelen u wilt installeren: het SPL II stuurprogramma, de PS Level 3 PPD bestanden of het programma Adobe Acrobat Reader waarmee u de handleiding kunt bekijken. 8 Klik op Installeren. Als u andere programma’s geopend heeft, verschijnt een waarschuwing. Klik op Doorgaan als u de software toch wilt installeren of klik op Annuleren, sluit de andere programma’s af en installeer de software. 9 Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Herstart. A DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN A.3 Bureaubladprinter aanmaken Na installatie van de afdruksoftware, moet u de bureaubladprinter aanmaken voordat u uw printer kunt gebruiken. Afhankelijk van de gebruikte aansluiting, kan de procedure hiervoor verschillen. Bureaubladprinter voor het SPL stuurprogramma maken 1 Selecteer vanuit het Apple menu de Kiezer. 2 Klik in het linkergedeelte van het Kiezer venster op SAMSUNG SPL II. Vervolgens verschijnt de naam van uw programma in het rechtergedeelte van het Kiezer venster. 3 Klik op ML-2150 en sluit het venster. 4 Er verschijnt een melding dat u van printer veranderd bent. Klik op OK. 5 Op uw bureaublad is nu het symbool van de SAMSUNG SPL II printer bijgekomen. Bureaubladprinter voor het PS stuurprogramma maken Voor een Macintosh die via USB is aangesloten 1 Open Macintosh HD en dubbelklik op Applications. 2 Dubbelklik op Hulpprogramma’s. 3 Dubbelklik op Bureaubladprinterbeheer. NB: De locatie van Bureaubladprinterbeheer kan per Mac besturingssysteem verschillen. 4 Selecteer LaserWriter 8 en vervolgens Printer (USB) in de keuzelijst. Klik daarna op OK. A.4 DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN 5 Klik in het gedeelte Selectie USB-printer op Wijzigen. De naam van uw printer verschijnt in de lijst. 6 Klik op ML-2150 en vervolgens op OK. 7 Klik in het gedeelte PostScript Printer Description (PPD) File op Auto Setup Als Auto Setup niet goed werkt, klikt u op PPD Selecteren en kiest u Samsung ML-2150 Series. 8 Als de setup voltooid is, klikt u op Aanmaken. 9 Klik op Opslaan. Bij een Macintosh die in een netwerk is opgenomen 1 Selecteer vanuit het Apple menu de Kiezer. 2 Klik op LaserWriter 8 (het met uw Macintosh meegeleverde PostScript stuurprogramma). De naam van uw printer verschijnt in de lijst. 3 Selecteer in het printervak SEC000xxxxxxxxx (xxxxxxxxx kan per product verschillen). 4 Als de installatie voltooid is, verschijnt het symbool van uw printer op uw bureaublad. Als Auto Setup niet goed werkt, klikt u op PPD selecteren, selecteer SAMSUNG ML-2150 Series en klik op OK. DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN A.5 A Document afdrukken Wanneer u vanaf een Macintosh afdrukt, moet u in ieder programma dat u gebruikt de printersoftware instellingen controleren. Volg daarbij de onderstaande stappen. 1 Open een Macintosh programma en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. 2 Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (in sommige programma’s heet dit Document-instelling). 3 Selecteer het gewenste papierformaat, de oriëntatie, de papiersoort en eventuele andere opties. Klik daarna op OK. Selecteer eventueel Watermerk wanneer u aan iedere pagina van uw document een watermerk wilt toevoegen. Dit kan handig zijn om het doel of de behandelwijze aan te geven. Meer informatie over de watermerkopties vindt u op pagina 5.18. • De watermerkfunctie wordt niet ondersteund onder Mac OS 9.1. A.6 DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN 4 Open het menu Bestand en klik op Afdrukken. Het venster SAMSUNG SPL II Printer wordt geopend. Als u gebruik maakt van het PS stuurprogramma, wordt het venster van het LaserWriter 8 stuurprogramma geopend. 5 Selecteer het aantal exemplaren en welke pagina(’s) u wilt afdrukken. Voor geavanceerde afdrukmogelijkheden selecteert u de gewenste optie. Meer informatie vindt u op pagina A.8. Slaat de huidige instellingen op. Haalt de fabrieksinstellingen op. 6 Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op Afdrukken. A DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN A.7 Geavanceerde afdrukmogelijkheden Het venster SAMSUNG SPL II Printer biedt 5 categorieën met geavanceerde eigenschappen. Deze zijn: - Zwarting/Kwaliteit - Lay-out - Kleur - On achtergrond afdrukken - Papierbron Onderstaande illustraties geven meer informatie over de diverse eigenschappen van het SAMSUNG SPL II Printer venster. Zwarting/Kwaliteit Kies de zwarting (tonerdichtheid). Selecteer de afdrukkwaliteit. Lay-out Selecteer hoeveel pagina’s u op een vel wilt afdrukken. De pagina’s worden verkleind en over het vel verdeeld. Kruis dit aan als u kaders rond de pagina’s wilt. A.8 DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN Kleur Selecteer de “kleur”. œ Zwart/wit œ Grijswaardenl Afdrukken op achtergrond Aan-/uitzetten van op achtergrond afdrukken. A Selecteer de prioriteit van uw afdruktaak in de wachtrij van afdruktaken: • Uitstellen: voor een afdruktaak met hoge prioriteit. • Normaal: wordt afgedrukt in de volgorde waarin de afdruktaak ontvangen is. • Afdrukken om: wordt op de in het rechterveld gespecificeerde dag en tijdstip afgedrukt. • Dokument in de wacht zetten: de afdruktaak wordt “in de wacht” gezet, totdat u deze vrijgeeft. DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN A.9 Papierbron Selecteer de gewenste invoer. Als u Auto Select selecteert, kiest de printer eerst de multi-purpose invoer, daarna magazijn 1 en tenslotte magazijn 2. Als u magazijn 2 (optie) heeft geplaatst, kruist u dit vakje aan om deze te activeren. A.10 DE PRINTER MET EEN MACINTOSH GEBRUIKEN WINDOWS POSTSCRIPT B STUURPROGRAMMA Als u voor het afdrukken van een document het PostScript stuurprogramma wilt gebruiken dat op uw systeem cd-rom staat, kunt u in deze Appendix de benodigde informatie vinden. Behandeld worden de volgende onderwerpen: • PPD bestanden installeren • Instellingen PS stuurprogramma wijzigen NB: Als u over een ML-2150 beschikt, moet u om gebruik te kunnen maken van het PostScript stuurprogramma eerst een PS DIMM (optie) installeren. Meer informatie hierover vindt u in Appendix F,“Printeruitbreidingen installeren.” PPD bestanden installeren Met behulp van de PPD bestanden kunt u, in combinatie met het PostScript stuurprogramma, de printerinstellingen wijzigen en de computer met uw printer laten communiceren. Op de meegeleverde cd-rom vindt u het installatieprogramma voor de PPD bestanden. NB: • Wanneer u het PostScript printerstuurprogramma onder Windows 9x, Me of NT 4.0 installeert, kan het zijn dat Windows vraagt om de originele Windows cd-rom. • Als u gebruik maakt van Windows 9x, Me of NT 4.0 en u beschikt over het PostScript 3 stuurprogramma en wilt dit ook gebruiken, moet u de PostScript 3 PPD installeren die zich ook op de meegeleverde CD-ROM bevindt. Voordat u de PPD bestanden installeert, moet u ervoor zorgen dat de printer en de pc via een parallelle kabel, een USB kabel of via een netwerkinterface op elkaar zijn aangesloten. Voor meer informatie over: • het aansluiten via een parallelle interface, zie pagina 2.10. • het aansluiten via een USB interface, zie pagina 2.11. Voor Windows 98/Me moet eerst het USB stuurprogramma geïnstalleerd worden. Zie pagina 2.20. • het aansluiten via een netwerkinterface, zie pagina 2.12. Voor de ML-2150 moet u de eerst een netwerkkaart (optie) installeren. Zie “Netwerk- of seriële interfacekaart installeren” op pagina F.6. Onder Windows 95/98/Me 1 Plaats de CD-ROM in het CD-ROM station van uw computer. De installatie wordt automatisch gestart. Als de installatie niet automatisch wordt start: Selecteer Uitvoeren in het Start menu en geef in het invoervenster in: x:\cdsetup.exe (vervang x door de letter van uw CD-ROM-station). Klik daarna op OK. 2 Selecteer de gewenste taal. Als u uw taal er niet bij ziet, gebruikt u de scrolltoets rechts onderin om meer talen weer te geven. 3 Klik op Installeren van de Samsung Software-II op uw PC (PostScript). B.2 WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA 4 Klik op Volgende. 5 Selecteer Locale printer en klik op Volgende. 6 Klik op Diskette... en selecteer: • voor Windows 95/98, x:\ML-2150\PS—DRV\ AddPrint\ English (of een andere taal)\Win9598\level2 • voor Windows Me, x:\ML-2150\PS—DRV\ AddPrint\ English (of een andere taal)\WinME\level2 (vervang x door de letter van uw CD-ROM-station) 7 Klik op OK. 8 Wanneer Samsung ML-2150 Series PS in de lijst met Printers is opgenomen, klikt u op Volgende. NB: Wanneer het systeem vraagt om de Windows CD-ROM, plaatst u deze in het CD-ROM-station van uw computer en volgt u de aanwijzingen op het scherm. 9 Selecteer de gewenste poort en klik op Volgende. 10 Klik op Volgende. 11 Wanneer wordt gevraagd of u een testpagina af wilt drukken, selecteert u Ja of Nee en klikt u op Voltooien. 12 Als u bij stap 11 Ja heeft geselecteerd, drukt de printer een testpagina af. Als de pagina goed is afgedrukt, klikt u op Ja. B 13 Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien. Onder Windows NT 4.0 1 Volg de stappen 1 t/m 4 zoals vermeld bij “Onder Windows 95/98/Me” op pagina B.2. 2 Selecteer de gewenste poort en klik op Volgende. 3 Klik op Diskette... en selecteer x:\ML-2150\ PS—DRV\ AddPrint\ English (of een andere taal)\ WinNT\level2. Klik op OK. WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA B.3 NB: Wanneer het systeem vraagt om de Windows CD-ROM, plaatst u deze in het CD-ROM-station van uw computer en volgt u de aanwijzingen op het scherm. 4 Als de Samsung ML-2150 Series PS in de lijst met printers is opgenomen, klikt u op Volgende. 5 Klik op Volgende. 6 Wanneer wordt gevraagd of u een testpagina af wilt drukken, selecteert u Ja of Nee en klikt u op Voltooien. 7 Als u bij stap 6 Ja heeft geselecteerd, drukt de printer een testpagina af. Als de pagina goed is afgedrukt, klikt u op Ja. 8 Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien. Onder Windows 2000/XP 1 Volg de stappen 1 t/m 4 zoals vermeld bij “Onder Windows 95/98/Me” op pagina B.2. 2 Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien. PS stuurprogramma opnieuw installeren (Windows 2000/XP) 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-2150 Series. Het venster Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML2150 serie wordt getoond. 3 Kruis Herstellen aan en klik op Volgende. 4 Klik op Voltooien. B.4 WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA PS stuurprogramma verwijderen Onder Windows 9x/Me/NT 4.0 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna Installatie PS stuurprogramma Samsung ML-2150 Series ongedaan maken. 3 Als om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op OK. Het PS stuurprogramma voor de Samsung ML-2150 serie en alle onderdelen worden van uw computer verwijderd. 4 Klik op Voltooien. Onder Windows 2000/XP 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en daarna Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-2150 serie. Het venster Onderhoud PS stuurprogramma Samsung ML-2150 Series wordt geopend. 3 Kruis Verwijderen aan en klik op Volgende. 4 Als om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op OK. Het PS stuurprogramma voor de Samsung ML-2150 serie en alle onderdelen worden van de computer verwijderd. 5 Klik op Voltooien. WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA B.5 B Instellingen PS stuurprogramma wijzigen Bepaalde instellingen van de printer zijn niet toegankelijk binnen het PS stuurprogramma. Meer informatie hierover vindt u in Hoofdstuk 5,“Afdruktaken.” Afhankelijk van het door u geselecteerde stuurprogramma, wisselt de printer automatisch tussen de talen PS en SPL. Eigenschappen van de printer openen De eigenschappen van het Windows PS printerstuurprogramma kunt u openen via de map Printers of vanuit een toepassing. Venster Eigenschappen openen via de map Printers: 1 Klik op de Windows Start knop. 2 Selecteer Instellingen en daarna Printers om het venster Printers te openen. 3 Selecteer Samsung ML-2150 Series PS. 4 Om het venster Eigenschappen te openen, klikt u op de rechter muisknop en selecteert u Eigenschappen. Venster Eigenschappen openen vanuit een toepassing: 1 In het menu Bestand selecteert u Afdrukken om het venster Afdrukken te openen. 2 Controleer of Samsung ML-2150 Series PS is geselecteerd bij de keuzelijst Naam. 3 Klik op Eigenschappen om het venster te openen. B.6 WINDOWS POSTSCRIPT STUURPROGRAMMA DE PRINTER ONDER LINUX C GEBRUIKEN Uw printer is ook geschikt voor gebruik binnen een Linuxomgeving. Deze appendix behandelt de volgende onderwerpen: • Printerstuurprogramma installeren • Configuration Tool gebruiken • LLPR eigenschappen wijzigen Printerstuurprogramma installeren Systeemeisen Ondersteunde besturingssystemen • Redhat 6.2/7.0/7.1 en hoger • Linux Mandrake 7.1/8.0 en hoger • SuSE 6.4/7.0/7.1 en hoger • Debian 2.2 en hoger • Caldera OpenLinux 2.3/2.4 en hoger • Turbo Linux 6.0 en hoger • Slackware 7.0/7.1 en hoger Aanbevolen wordt • Pentium II of Power PC G3 • RAM 64 MB of hoger • HDD 20 MB of hoger Software • Glibc 2.1 of hoger • GTK+ 1.2 of hoger • GhostScript Printerstuurprogramma installeren 1 Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten. Zet zowel de computer als de printer aan. 2 Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in het Login veld “root” in en geeft u het systeemwachtwoord in. NB: Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact op met uw systeembeheerder. C.2 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN 3 Plaats de CD-ROM met de printersoftware in het CD-ROMstation van uw computer. De CD-ROM start automatisch. NB: Als de CD-ROM niet automatisch start, klik dan op het pictogram onderin het venster. Als het Terminal scherm wordt getoond, typt u in: [root@local root]# cd /mnt/cdrom (de CD-ROM directory) [root@local cdrom]# ./setup.sh 4 Selecteer het type installatie (Recommended of Expert) en klik op Continue. Recommended wordt volledig automatisch, zonder tussenkomst van de gebruiker, geïnstalleerd. Bij Expert kunt u het installatiepad of afdruksysteem selecteren. 5 Heeft u Recommended geselecteerd, ga dan verder bij stap 6. Voor Expert selecteert u de gewenste optie en klikt u op Begin Install. C DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN C.3 6 De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Wanneer de installatie voltooid is, klikt u op Start. 7 Het Linux Printer Configuration scherm wordt geopend. Klik in de taakbalk bovenin het venster op het pictogram Add Printer. NB: Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem, kan het venster Administrator Login worden geopend. Geef in het Login veld “root” in en geef het systeemwachtwoord in. 8 De huidige printers van het systeem worden getoond. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. De tabbladen die voor de geselecteerde printer beschikbaar zijn, worden bovenin het Add a Printer venster getoond. NB: Als de printer PostScript ondersteunt, wordt aangeraden het PS stuurprogramma te selecteren. C.4 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN 9 Klik op tabblad Connection en controleer of de juiste printerpoort is ingesteld. Is dit niet het geval, wijzig dan de instelling. 10 Met de tabbladen Settings en Queue kunt u de huidige instellingen van de printer bekijken en zonodig aanpassen. NB: De beschikbare opties zijn afhankelijk van de gebruikte printer. Het is mogelijk dat de velden Description en Location in uw Queue scherm niet voorkomen. 11 Klik op OK om dit scherm te verlaten. 12 Als in het venster wordt gemeld dat de configuratie van de nieuwe printer gelukt is, klikt u op OK. 13 Het venster Linux Printer Configuration wordt weer geopend. Het tabblad Info geeft informatie over uw printer. Desgewenst kunt u de configuratie van uw printer wijzigen. Meer informatie over het wijzigen van de printerconfiguratie, vindt u onder “Configuration Tool gebruiken” op pagina C.8. C DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN C.5 Aansluitmethode van de printer wijzigen Als u de wijze waarop de printer op de computer is aangesloten wilt wijzigen van USB in parallel of omgekeerd, moet u uw Samsung printer opnieuw configureren door de printer aan uw systeem toe te voegen. Dit doet u via de volgende stappen: 1 Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten. Zet zowel de computer als de printer aan. 2 Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in het Login veld “root” in en geeft u uw systeemwachtwoord in. NB: Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact op met uw systeembeheerder. 3 Via het pictogram Startup Menu onderin uw bureaublad selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration Tool. U kunt het venster Linux Printer Configuration ook openen door in het Terminal scherm “linux-config” in te typen. 4 Als het venster Linux Printer Configuration verschijnt, klikt u op het pictogram Add Printer. Dit vindt u op de taakbalk bovenin het venster. 5 Klik op tabblad Connection bovenin het venster op Add a Printer. Controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Zo niet, wijzig dan de instelling 6 Klik op OK. C.6 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN Printerstuurprogramma verwijderen 1 Vanuit het Startup Menu pictogram onderin uw bureaublad selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration Tool. U kunt het venster Linux Printer Configuration ook openen door in het Terminal scherm “linux-config” in te typen. 2 In het venster Linux Printer Configuration selecteert u vanuit het menu File het commando Uninstall. 3 Het scherm Administrator Login wordt geopend. Geef in het Login veld “root” in en geef het systeemwachtwoord in. Klik op Proceed. NB: Om de printersoftware te kunnen verwijderen, moet u inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact op met uw systeembeheerder. 4 Vervolgens verschijnt een berichtvenster waarin u wordt gevraagd te bevestigen dat u verder wilt gaan met het deinstallatieproces. Klik op Ja. 5 Selecteer Complete uninstall en klik op Uninstall. C DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN C.7 6 Klik op OK om het de-installatieproces te starten. 7 Als dit proces voltooid is, klikt u op Finished. Configuration Tool gebruiken Met de Configuration Tool kunt u beheertaken zoals het toevoegen en verwijderen van printers uitvoeren en de algemene printerinstellingen wijzigen. Als “regular user” kunt u via de Configuration Tool nagaan welke afdruktaken er in de wachtrij staan, de printereigenschappen bekijken en de voorkeursinstellingen wijzigen. U opent de Configuration Tool als volgt: 1 Vanuit het Startup Menu pictogram onderin het scherm selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration Tool. Het venster Linux Printer Configuration wordt geopend. U kunt dit venster ook openen door in het Terminal scherm “linux-config” in te typen. 2 Het venster Linux Printer Configuration toont in het linkergedeelte een lijst met geïnstalleerde printers. In het rechtergedeelte ziet u een aantal tabbladen die informatie over de op dat moment geselecteerde printer weergeven. Selecteer uw printer, als deze nog niet geselecteerd is. C.8 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN 3 Tabblad Info bevat algemene informatie over de printer. Als u gebruiker van internet bent, kunt u door op Go to the Web page for this printer te klikken naar de Samsung website gaan. Klik op tabblad Job om de wachtrij voor de geselecteerde printer te bekijken en te beheren. Afdruktaken in de wachtrij kunt u uitstellen, hervatten of verwijderen. U kunt ook een afdruktaak naar de wachtrij van een andere printer slepen. Via tabblad Properties kunt u de standaardinstellingen van de printer wijzigen. NB: Regular users kunnen de door de systeembeheerder/ administrator vastgestelde instellingen overschrijven. Wanneer een Regular user op Apply klikt, worden de instellingen van deze gebruiker opgeslagen in het gebruikersprofiel en deze kunnen later met LLPR worden gebruikt. Wijzigingen die de systeembeheerder/ administrator via de Configuration Tool aanbrengt, worden als de nieuwe algemene standaardinstellingen opgeslagen. C DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN C.9 LLPR eigenschappen wijzigen Door het venster LLPR Properties te openen, kunt u de eigenschappen van de printer aan uw wensen aanpassen. Het venster LLPR Properties opent u als volgt: 1 Selecteer vanuit het programma dat u gebruikt het commando Print. 2 Wanneer het Linux LPR venster wordt getoond, klikt u op Properties. U kunt het LLPR venster ook op de volgende manier openen: • Klik op het pictogram Startup Menu onderin het scherm; selecteer Linux Printer en vervolgens Linux LPR. • Als het Linux Printer Configuration venster geopend is, selecteert u vanuit het Print menu Test Print. C.10 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN 3 Het venster LLPR Properties wordt geopend. Bovenin dit venster ziet u de volgende zes tabbladen: • General - Hier kunt u papierformaat en -type, de invoer en de afdrukrichting van de documenten instellen, dubbelzijdig afdrukken inschakelen, begin- en eindregels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. • Margins - Hier kunt u de paginamarges instellen. De grafische afbeelding rechts geeft de huidige instellingen weer. Deze marges gelden niet wanneer een PostScript document wordt afgedrukt. • Image - Hiermee kunt u de opties instellen voor het afdrukken van bestanden met afbeeldingen, bijvoorbeeld wanneer een niet-PostScript document via de commandoregel aan de LLPR wordt doorgegeven. Kleurinstellingen gelden echter ook voor PostScript documenten. • Text - Hier kunt u de dichtheid van de tekst selecteren en de syntaxkleur aan- of uitzetten. • HP-GL/2 - Hiermee kunt u de standaardopties instellen voor het afdrukken van documenten van het formaat HPGL/2 (wordt gebruikt door ontwerpers). • Advanced - Hier kunt u de standaardinstellingen voor de printer overschrijven. Als u op de knop Save onderin het scherm drukt, worden de opties bewaard tot de volgende LLPR sessie. Gebruik de knop Help voor meer informatie over de diverse opties van het venster. 4 Als u de opties toe wilt passen, klikt u in het venster LLPR Properties op OK. U keert nu terug naar het venster Linux LPR. Klik op OK om het afdrukken te starten. DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN C.11 C NOTITIES C.12 DE PRINTER ONDER LINUX GEBRUIKEN AFDRUKKEN VANUIT DOS D TOEPASSINGEN Hoewel uw printer in principe een Windows printer is, kunt u er ook vanuit DOS programma’s mee afdrukken. Daarvoor gebruikt u het programma RCP bedieningspaneel (Remote Control Panel) dat op de meegeleverde cd-rom staat. De volgende onderwerpen worden behandeld: • Het programma RCP bedieningspaneel voor DOS gebruikers • Remote Control Panel installeren • Afdrukinstellingen selecteren Het programma RCP bedieningspaneel voor DOS gebruikers DOS gebruikers hebben via speciale DOS printerstuurprogramma’s toegang tot vele printeropties. Veel softwareleveranciers ontwikkelen echter geen printerstuurprogramma’s voor hun softwarepakketten. In die situaties waarbij een DOS printerstuurprogramma niet beschikbaar is of wanneer bepaalde printerinstellingen niet beschikbaar zijn onder DOS programma’s, kunt u door middel van het programma Remote Control Panel de gewenste instellingen doorvoeren. NB: Het RCP programma is geen printerstuurprogramma. U kunt het gebruiken om afdrukinstellingen die niet via een DOS programma beschikbaar zijn toch te gebruiken. Printerstuurprogramma’s worden geleverd door de fabrikanten van uw DOS software. Als uw DOS softwarepakket geen stuurprogramma voor uw printer bevat, neem dan contact op met de fabrikant van het softwarepakket of gebruik een alternatief stuurprogramma. Remote Control Panel installeren 1 Het programma Remote Control Panel vindt u op de meegeleverde CD-ROM. Als de installatie niet automatisch start: Selecteer vanuit het Start menu Uitvoeren... en geef in het invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (x vervangt u door de letter van uw CD-ROM-station). Klik daarna op OK. 2 Wanneer het scherm voor taalkeuze wordt getoond, selecteert u de gewenste taal. Als uw taal er niet bij staat, kunt u via de knop rechts onderaan door het venster bladeren. D.2 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN 3 Klik op Installeren van de Samsung Software-III op uw PC (WinRCP). 4 Klik op Volgende. De bestanden worden naar de juiste map gekopieerd. 5 Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien. Remote Control Panel verwijderen 1 Vanuit het Start menu selecteert u Programma’s. 2 Selecteer Samsung ML-2150 Series en vervolgens Installatie van Remote Control Panel ongedaan maken. 3 Klik op OK. Het programma Remote Control Panel van de Samsung ML-2150 Series en alle daarbij behorende componenten worden van uw computer verwijderd. 4 Klik op Voltooien. D AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN D.3 Afdrukinstellingen selecteren U kunt via het RCP bedieningspaneel afdrukinstellingen selecteren die bij diverse DOS programma’s ontbreken. In het algemeen wordt bij afdrukinstellingen die bij beide programma’s voorkomen voorrang gegeven aan de instellingen in het DOS programma. RCP bedieningspaneel openen 1 Selecteer vanuit het Start menu Programma’s. 2 Selecteer nu Samsung ML-2150 Series en daarna Remote Control Panel. 3 Via het venster Remote Control Panel krijgt u toegang tot alle informatie die u voor het gebruik van uw printer nodig heeft. Klik eventueel op andere tabbladen bovenin dit venster om andere opties te wijzigen 4 Wanneer uw instellingen naar wens zijn, klikt u op Verzenden. D.4 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN Tabbladen RCP bedieningspaneel Het RCP bedieningspaneel beschikt over de volgende tabbladen: Tabblad Afdrukken In dit tabblad kunt u de algemene afdrukinstellingen configureren. • Papierformaat gebruikt u voor het instellen van het papierformaat. • Afdrukrichting bepaalt in welke richting het document op de pagina wordt afgedrukt. • Papierbak geeft aan welke invoer standaard wordt gebruikt. • Auto CR geeft aan hoe de printer reageert op een carriage return. • Exemplaren betreft het aantal exemplaren dat van iedere pagina wordt afgedrukt. • Kwaliteit geeft de afdrukkwaliteit aan. • Marges gebruikt u voor het instellen van de boven- en linkermarge van het afdrukmateriaal. AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN D.5 D Tabblad Configureren U kunt diverse functies van de printer configureren. • Emulatie geeft aan welke emulatie voor het afdrukken van een document wordt gekozen. De standaardinstelling is Auto. • Energie besparen bepaalt de wachttijd voordat de printer na een afdruktaak te hebben voltooid teruggaat naar de standby-stand. Als de printer veel wordt gebruikt, selecteer dan UIT, zodat de printer altijd gereed staat voor gebruik en geen tijd nodig heeft om op te warmen. Uiteraard wordt hierbij meer stroom gebruikt. • Automatisch doorgaan bepaalt de reactie van de printer wanneer een afdruktaak met handinvoer naar de printer is gestuurd en er geen papier in de handinvoer ligt. Als deze optie is aangekruist, voert de printer het papier na vijftien seconden automatisch uit het magazijn in. Is dit niet aangekruist, dan wacht de printer tot er papier in de handinvoer is gedaan. • Herstel storing bepaalt de reactie van de printer nadat er een papierstoring is opgetreden. Als deze optie niet is aangekruist, drukt de printer de pagina niet opnieuw af nadat de storing verholpen is. Is deze optie wel aangekruist, dan bewaart de printer de afdruk in het geheugen totdat het een signaal krijgt dat de afdruk gelukt is. Bij een papierstoring worden de vastgelopen pagina’s dus opnieuw afgedrukt nadat de storing verholpen is. • Econo stand bepaalt de hoeveelheid toner die door de printer wordt gebruikt bij het afdrukken. Als deze optie is aangekruist, gebruikt de printer minder toner. Deze optie is standaard niet aangekruist, zodat de normale hoeveelheid toner wordt gebruikt. • Dubbelzijdig afdrukken: met deze optie kunt u op beide zijden van het papier afdrukken. Zie pagina 5.11. D.6 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN Tabblad Afdruktaak U kunt diverse opties instellen waarmee u de kwaliteit van uw afdruktaak kunt verbeteren. • Tonerdichtheid: Hier bepaalt u de te gebruiken hoeveelheid toner. De standaardinstelling is Middel. • Papiersoort geeft informatie aan de printer over het type papier dat voor de afdruktaak wordt gebruikt. U krijgt het beste resultaat wanneer u hier de papiersoort instelt die in het magazijn van de printer zit. Als u normaal kopieerpapier gebruikt, kiest u hier Normaal papier. • Beeldkwaliteit: Hier kunt u instellen of de afdrukkwaliteit van uw tekst en afbeeldingen verbeterd moet worden, waardoor tekens en afbeeldingen gladdere lijnen krijgen. De standaardinstelling is Geen. • Time-out bepaalt de wachttijd van de printer (in seconden) voordat de laatste pagina van een afdruktaak wordt afgedrukt die geen afdrukcommando of formfeed teken bevat. U kunt een wachttijd kiezen tussen 0 t/m 300 seconden. AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN D.7 D Tabblad Test Met dit tabblad kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Zelftest drukt een configuratieblad af. Hierop vindt u informatie over de standaardinstellingen en de beschikbare hoeveelheid geheugen. • Demopagina drukt een demonstratiepagina af met een overzicht van de mogelijkheden en specificaties van de printer. D.8 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN Tabblad PCL Met dit tabblad kunt u de PCL emulatie-instellingen wijzigen. • Letterbeeld: Hiermee kunt u het gewenste letterbeeld selecteren. Wanneer in uw toepassing een lettertype is geselecteerd, wordt deze instelling genegeerd. • Tekenset bepaalt welke tekenset wordt gebruikt. De tekenset bevat alle numerieke en alfanumerieke tekens, leestekens en speciale tekens die bij het geselecteerde lettertype horen. • Letterafstand: Hiermee kunt u de afstand tussen de letters instellen (alleen bij schaalbare enkele spatie lettertypen). De pitch heeft betrekking op de vaste ruimte die tussen de letters wordt aangehouden. • Puntgrootte: Hiermee kunt u de puntgrootte instellen (alleen bij schaalbare typografische lettertypen). De puntgrootte heeft betrekking op de hoogte van de tekens. Eén punt is gelijk aan ongeveer 1/72 inch. U kunt een puntgrootte kiezen tussen 4,0 en 999,75, in stappen van 0,25. • Regels per pagina geeft aan hoeveel regels op iedere pagina worden afgedrukt. U kunt een instelling kiezen tussen 5 en 128 regels per pagina. • Courier heeft betrekking op het lettertype Courier: Normaal of Donker. • Lettertype-lijst geeft een overzicht van alle beschikbare lettertypen binnen de PCL emulatie. AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN D.9 D Tabblad Lettertypen en macro’s in flash geheugen Via dit tabblad kunt u lettertypen en macro’s aan het flash geheugen van de printer toevoegen. • Lettertypen: Hiermee kunt u lettertypen toevoegen of verwijderen. U kunt ook een voorbeeld van het lettertype afdrukken. • Macro’s: Hiermee kunt macro’s toevoegen of verwijderen. U kunt ze ook inschakelen (Macro inschakelen) of uitschakelen (Macro uitschakelen). • Alle macro’s en lettertypen verwijderen verwijdert alle macro’s en lettertypen uit het flash geheugen. • Vernieuwen werkt de informatie over lettertypen en macro’s in het flash geheugen bij. D.10 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN Tabblad PS 3 Via dit tabblad kunt u de PostScript 3 emulatie-instellingen wijzigen. • Lettertype-lijst geeft een overzicht van alle beschikbare lettertypen binnen de PS emulatie. • Foutgegevens afdrukken geeft aan of de printer wanneer er tijdens het verwerken van een afdruktaak een fout is opgetreden een pagina met informatie over de fout moet afdrukken Selecteer Aan als de pagina moet worden afgedrukt en Uit als geen foutinformatie moet worden afgedrukt. D AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN D.11 Tabblad EPSON/IBM U kunt diverse instellingen voor de EPSON emulatie wijzigen. • Lettertype: Hier kunt u het gewenste lettertype selecteren. • Internationale tekenset voor het selecteren van een tekenset van de gewenste taal. • Tekentabel: Hier kunt u de tekenset selecteren. • Letterafstand bepaalt de vaste afstand die tussen de tekens wordt aangehouden. • LPI bepaalt het aantal regels dat per inch wordt afgedrukt. U kunt kiezen tussen 6 en 8 regels. • Automatische terugloop geeft aan of de printer automatisch naar een nieuwe regel moet gaan als het afdrukbare gebied van het afdrukmateriaal wordt overschreden. • Lettertype-lijst drukt een overzicht af met alle lettertypen die voor de EPSON emulatie beschikbaar zijn. D.12 AFDRUKKEN VANUIT DOS TOEPASSINGEN DE PRINTER BINNEN EEN E NETWERK GEBRUIKEN Binnen een netwerkomgeving kan de printer worden gedeeld met andere gebruikers in het netwerk. De ML2151N en ML-2152W zijn netwerkprinters en kunnen via een externe afdrukserver op het netwerk worden aangesloten. In deze appendix vindt u informatie over de volgende onderwerpen: • Over het delen van de printer binnen een netwerk • Lokaal gedeelde printer configureren • Netwerkprinter configureren NB: Als u over een ML-2150 beschikt, moet u eerst een netwerkinterfacekaart (optie) installeren. Meer informatie hierover vindt u in Appendix F, “Printeruitbreidingen installeren.” Over het delen van de printer binnen een netwerk Als u in een netwerkomgeving werkt, kunt u de printer op het netwerk aansluiten. Lokaal gedeelde printer U kunt de printer rechtstreeks op een daarvoor binnen het netwerk aangewezen computer - de hostcomputer - aansluiten. De printer kan dan via een Windows 9x/Me/XP/NT 4.0/2000 netwerkprinterverbinding door de andere gebruikers op het netwerk gebruikt worden Netwerkprinter De ML-2151N en ML-2152W beschikken over een ingebouwde netwerkinterface. Meer informatie over het aansluiten van uw printer op het netwerk vindt u op pagina 2.12. Om een ML-2150 printer als netwerkprinter te kunnen gebruiken, moet u eerst de als optie verkrijgbare netwerk interfacekaart in uw printer installeren. Bij de ML-2151N printer kunt u de netwerk interfacekaart eventueel vervangen door een netwerkkaart die draadloze netwerking ondersteunt. Zie pagina F.6 voor meer informatie over het installeren van de kaart. Over een netwerk afdrukken Of de printer nu lokaal of via het netwerk is aangesloten, u moet altijd op iedere computer waar vanaf men op de printer wil afdrukken de ML-2150 printersoftware installeren. E.2 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN Lokaal gedeelde printer configureren Windows 98/Me Hostcomputer configureren 1 Start Windows. 2 Selecteer vanuit het Start menu Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik op het Netwerk pictogram. 3 Kruis het vakje Bestanden en printers delen aan en klik op OK. 4 Klik op Start; selecteer Instellingen en vervolgens Printers. Dubbelklik op de naam van uw printer. 5 Selecteer in het Printer menu Eigenschappen. 6 Klik op tabblad Delen en kruis het vakje Gedeeld als aan. Geef de naam waaronder de printer gedeeld wordt in en klik op OK. Client PC configureren 1 Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer Verkennen. 2 Open in de linker kolom uw netwerkmap. 3 Klik met de rechter muisknop op de naam waaronder de printer gedeeld is en selecteer Printerpoort toewijzen. 4 Selecteer de gewenste poort, kruis het vakje Opnieuw verbinden bij aanmelden aan en klik daarna op OK. 5 Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna Printers. E 6 Dubbelklik op het pictogram van uw printer. 7 Selecteer in het Printer menu Eigenschappen. 8 Druk op tabblad Details, selecteer de printerpoort en klik op OK. DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN E.3 Windows NT 4.0/2000/XP Hostcomputer configureren 1 Start Windows. 2 Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en vervolgens Printers. (Windows NT/2000) Selecteer vanuit het Start menu Printers en faxapparaten. (Windows XP) 3 Dubbelklik op het pictogram van uw printer. 4 Selecteer in het Printer menu Delen. 5 Kruis het vakje Gedeeld aan. (Windows NT) Kruis het vakje Gedeeld als aan. (Windows 2000) Kruis het vakje Deze printer delen aan. (Windows XP) 6 Geef de Sharenaam in waaronder de printer wordt gedeeld en klik op OK. Client pc configureren 1 Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer Verkennen. 2 Open in de linker kolom uw netwerkmap. 3 Klik op de naam waaronder de printer gedeeld is. 4 Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna Printers. (Windows NT/2000) Selecteer vanuit het Start menu Printers en faxapparaten. (Windows XP) 5 Dubbelklik op het pictogram van uw printer. 6 Selecteer in het Printer menu Eigenschappen. 7 Druk op tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen. E.4 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN 8 Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort. 9 Vul het invoerveld Geef een poortnaam op in en geef de naam in waaronder de printer wordt gedeeld. 10 Klik op OK en vervolgens op Sluiten. 11 Klik op OK. (Windows NT) Klik op Toepassen en daarna op OK. (Windows 2000/XP) Netwerkprinter configureren Om de printer als netwerkprinter te kunnen gebruiken, moet u de gewenste netwerkprotocollen voor de printer instellen. Dit doet u door middel van het meegeleverde netwerkprogramma. Voor meer informatie, zie de SyncThru-handleiding. Via het bedieningspaneel van de printer kunt u de belangrijkste netwerkparameters instellen, namelijk: • NetwerKconfiguratieblad afdrukken • Netwerkprotocollen in- en uitschakelen (AppleTalk, IPX/SPX) • TCP/IP configureren • IPX frame types configureren E DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN E.5 Via het bedieningspaneel netwerkparameters configureren Ondersteunde besturingssystemen Onderwerp • • • • Vereiste Netwerkinterface 10/100 Base-TX (standaard bij ML-2151N en ML-2152W) of 802.11b draadloos LAN (standaard bij ML-2152W) Netwerkbesturingssysteem • Novell NetWare 3.x, 4.x, 5.x • Windows 95/98/Me, NT 4.0/2000 • Unix AT&T, BSD4.3, HP-UX, SUN OS, SOLARIS, SCO • Linux RedHat 6.0 • Macintosh OS 7.0 of hoger Netwerkprotocollen • • • • Dynamische adrestoewijzing door server • DHCP, BOOTP Netware IPX/SPX TCP/IP, DLC/LLC voor Windows Port9100 voor Windows NT, Unix, Linux Apple EtherTalk (802.3) TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol DLC/LLC: Data Link Control/Logical Link Control DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol BOOTP: Bootstrap Protocol Netwerkconfiguratieblad afdrukken Op het Netwerkconfiguratieblad kunt u zien hoe de netwerk interfacekaart van uw printer is geconfigureerd. De standaardinstellingen zijn geschikt voor de meeste toepassingen. 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat “Network” op de onderste regel van het display wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen. 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Print Net CFG” op de onderste regel wordt getoond. 4 Druk op de toets Enter ( ). Het Netwerkconfiguratieblad wordt nu afgedrukt. E.6 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN Netwerkprotocollen instellen Wanneer u de printer voor het eerst installeert, zijn bij het aanzetten van de printer alle ondersteunde netwerkprotocollen ingeschakeld. Als een netwerkprotocol actief is, kan de printer, ook wanneer het protocol niet wordt gebruikt, binnen het netwerk gegevens verzenden. Dit kan het netwerkverkeer iets vertragen. Desgewenst kunt u protocollen die u niet gebruikt uitschakelen. 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel van het display “Network” wordt getoond. 2 Druk op de toets Enter ( ) om het menu te openen. 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat “Config Network” op de onderste regel wordt getoond. Druk op de Enter toets ( ). 4 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). Druk daarna op de toets Upper Level ( ). 5 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot het gewenste protocol op de onderste regel wordt getoond. U kunt kiezen tussen AppleTalk, Netware. 6 Druk op de Enter toets ( ). 7 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om de instelling op “On” (inschakelen) of “Off” (uitschakelen) te zetten 8 Druk op de Enter toets ( ) om de instelling op te slaan. E DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN E.7 TCP/IP configureren U kunt uw printer instellen voor een scala van TCP/IP netwerken. Afhankelijk van uw netwerk zijn er diverse manieren om aan uw printer een TCP/IP toe te wijzen. • Statische adrestoewijzing: Het TCP/IP adres wordt handmatig door de systeembeheerder toegekend. • Dynamische adrestoewijzing:BOOTP/DHCP (standaard): Het TCP/IP adres wordt automatisch door de server toegekend. Statische adrestoewijzing Via de volgende stappen kunt u het TCP/IP adres via het bedieningspaneel van de printer ingeven. 1 Druk op de toets Menu ( ) tot op de onderste regel van het display “Network” wordt getoond. Druk op de Enter toets ( ) om het menu te openen. 2 Wanneer “Config Network” op de onderste regel van het display wordt getoond, drukt u op de Enter toets ( ). 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). 4 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ) te drukken, vervolgens ). 5 Wanneer “Config TCP” wordt getoond, drukt u op Enter ( ). 6 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). 7 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ) te drukken, vervolgens ). 8 Wanneer “IP Get Method” wordt getoond, drukt u op Enter ( ). 9 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Static” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). 10 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( E.8 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN ). ) te drukken, vervolgens 11 Druk op de Enter toets ( ) om het menu IP Address te openen. Het IP adres bestaat uit 4 bytes. Geef voor iedere byte een getal tussen 0 en 255 in. 12 Geef via de scrolltoetsen ( 255 in en druk op Enter ( of ) een getal tussen 0 en ) om dit op te slaan. 13 Herhaal stap 12 voor de andere 4 bytes. 14 U kunt andere parameters zoals Subnet Mask en Gateway selecteren, door op de toets Upper Level ( vervolgens een van de scrolltoetsen ( of gebruiken en tenslotte op de Enter toets ( ) te drukken, ) te ) te drukken. 15 Herhaal de stappen 12 en 13 voor het configureren van de andere TCP/IP parameters. Dynamische adrestoewijzing (BOOTP/DHCP) U kunt via de volgende stappen het TCP/IP adres automatisch door de server toe laten wijzen: 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel van het display “Network” wordt getoond. Druk op de Enter toets ( ) om het menu te openen. 2 Wanneer “Config Network” op de onderste regel wordt getoond, drukt u op de Enter toets ( ). 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). 4 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ) te drukken, vervolgens ). E 5 Wanneer “Config TCP” wordt getoond, drukt u op Enter ( ). 6 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “Yes” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN E.9 7 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ) te drukken, vervolgens ). 8 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om “DHCP” te selecteren en druk op de Enter toets ( ). 9 Om het adres door de BOOTP server toe te laten wijzen, drukt u wanneer “BOOTP” wordt getoond op Enter ( ). IPX frame types configureren Bij netwerken die gebruik maken van het IPX/SPX protocol (Novell NetWare bijvoorbeeld), moeten de netwerk communicatieframes in de printer worden ingesteld. In het algemeen kunt u de standaardinstelling “AUTO” gebruiken. Eventueel kunt u het frame type formaat echter ook handmatig instellen. • AUTO (standaard): Gaat automatisch na wat het frame type is en gebruikt het eerste dat gevonden wordt. • EN_8023: Beperkt het frame type tot IPX via IEEE 802.3 frames. Alle andere worden genegeerd. • EN_II: Beperkt het frame type tot IPX via Ethernet frames. Alle andere worden genegeerd. • EN_8022: Beperkt het frame type tot IPX via IEEE 802.2 met IEEE 802.3 frames. Alle andere worden genegeerd. • EN_SNAP: Beperkt het frame type tot IPX via SNAP met IEEE 802.3 frames. Alle andere worden genegeerd. Denk eraan dat het IPX/SPX protocol ingeschakeld moet zijn in het menu Netware voordat u de frame types kunt configureren. Zie “Netwerkprotocollen instellen” op pagina E.7. U kunt het frame type formaat als volgt wijzigen: 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat op de onderste regel van het display “Network” wordt getoond. Om het menu te openen, drukt u op de Enter toets ( ). 2 Wanneer “Config Network” op de onderste regel wordt getoond, drukt u op Enter toets ( E.10 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN ). 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Yes” op de onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ). 4 Door op de toets Upper Level ( ). 5 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Netware” op de onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ). 6 Wanneer “On” wordt getoond, drukt u op Enter ( 7 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ). ) te drukken, vervolgens ). 8 Wanneer “Config Netware” wordt getoond, drukt u op Enter ( ). 9 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) tot “Yes” op de onderste regel wordt getoond. Druk op Enter ( ) en druk daarna op de toets Upper Level ( ). 10 Door op de toets Upper Level ( een van de scrolltoetsen ( ) te drukken, vervolgens ). 11 Wanneer “IPX Frame Type” wordt getoond, drukt u op Enter ( ). 12 Druk op een van de scrolltoetsen ( ) tot het gewenste frame type op de onderste regel wordt getoond en druk op Enter ( ). 13 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen en druk op de Enter toets ( ). 14 Herhaal zo nodig de stappen 12 en 13 om de instelling van andere frame types te wijzigen. E DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN E.11 Netwerkconfiguratie terugzetten in de standaard fabrieksinstellingen Desgewenst kunt u de netwerkconfiguratie terugzetten in de standaard fabrieksinstellingen. Dit doet u als volgt: 1 Druk op de toets Menu ( ) totdat “Network” op de onderste regel van het display wordt getoond. 2 Om het menu te openen, drukt u op de Enter toets ( . 3 Druk op een van de scrolltoetsen ( of ) totdat “Default Set” op de onderste regel wordt getoond. 4 Druk op de Enter toets ( E.12 DE PRINTER BINNEN EEN NETWERK GEBRUIKEN ) om uw keuze te bevestigen. PRINTERUITBREIDINGEN F INSTALLEREN Uw printer is een laserprinter die tegemoet komt aan het grootste deel van uw afdrukbehoeften. Omdat gebruikers verschillende eisen hebben, biedt Samsung een aantal opties waarmee u de mogelijkheden van uw printer nog verder kunt uitbreiden. In deze appendix worden de volgende onderwerpen behandeld: • Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van printeruitbreidingen • Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren • Netwerk- of seriële interfacekaart installeren • Tweede magazijn installeren Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van printeruitbreidingen HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT: Haal nooit het moederbord uit de printer terwijl de stekker nog in het stopcontact zit. Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker uit het stopcontact halen wanneer u een interne of externe printeruitbreiding installeert of verwijdert. ONTLAAD UZELF VAN EVENTUEEL AANWEZIGE STATISCHE ELEKTRICITEIT: Het moederbord en interne printeruitbreidingen (geheugen, PS DIMM’s, netwerkkaart en seriële interfacekaart) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u een interne uitbreiding installeert of verwijdert, moet u eventueel aanwezige statische elektriciteit uit uw lichaam verwijderen, door een metalen voorwerp, zoals de radiator van een CV, aan te raken. Als u rond gaat lopen voordat u klaar bent met installeren, moet u uzelf opnieuw ontladen. F.2 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN Geheugen- en PostScript DIMM’s installeren Extra printergeheugen en de PostScript uitbreiding worden geleverd op zogenaamde DIMM’s (Dual In-line Memory Modules). Onderstaande beschrijving heeft betrekking op beide uitbreidingen. NB: Om het PostScript stuurprogramma op de ML-2150 te kunnen gebruiken, moet u eerst een PS DIMM (optie) installeren. 1 Zet de printer uit en koppel alle kabels van de printer los. 2 Verwijder de twee schroeven aan de achterkant van de printer en verwijder de klep van het moederbord. F PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN F.3 3 Kijk waar de sleuf voor de PS DIMM (de bovenste sleuf) en de sleuf voor de geheugen DIMM (onderste) zitten. U kunt deze niet door elkaar gebruiken. PS DIMM Geheugen DIMM Voor het installeren van de PS DIMM gaat u verder bij stap 4. Voor het installeren van de geheugen DIMM gaat u verder bij stap 5. 4 Houd de PS DIMM zo vast dat de uitsparing en het aansluitpunt op één lijn liggen met de sleuf (zie illustratie), en schuif de DIMM in een hoek van 90 graden volledig in de bovenste sleuf met de markering “ROM DIMM”. 5 Houd de geheugen DIMM zo vast dat de uitsparing en het aansluitpunt op één lijn liggen met de sleuf (zie illustratie), en schuif de DIMM in een hoek van 90 graden volledig in de onderste sleuf met de markering “RAM DIMM”. F.4 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN 6 Plaats het moederbord terug en draai de twee schroeven vast. 7 Sluit het netsnoer en de printerkabel weer aan en zet de computer aan. NB: Voor installatie en gebruik van het PostScript stuurprogramma op een Macintosh, zie Appendix A, "De printer met een Macintosh gebruiken." Voor het afdrukken van PostScript op een Windows systeem, zie Appendix B, "Windows PostScript stuurprogramma." F PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN F.5 De geheugen- of PS DIMM verwijderen. 1 Voer de stappen 1 en 2 van pagina F.3 uit om bij het moederbord te komen. 2 Duw de metalen clipjes aan het uiteinden van het slot van de DIMM af. 3 Plaats de DIMM terug in de originele verpakking of doe deze in papier verpakt in een doos. 4 Volg de aanwijzingen vanaf stap 6 op pagina F.5. Netwerk- of seriële interfacekaart installeren Controleer of alle onderdelen van de als optie verkrijgbare interfacekaart aanwezig zijn. œ Netwerk interfacekaart, SyncThru CD-ROM en handleiding F.6 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN œ Seriële interfacekaart Houd u aan de voorzorgsmaatregelen op pagina F.2 en volg daarna onderstaande procedure om de netwerk- of seriële interfacekaart in uw printer te installeren. 1 Haal de netwerk- of seriële printerkaart uit de verpakking. Controleer of er onderdelen ontbreken of beschadigd zijn. 2 Zet de printer uit en koppel alle kabels los van de printer. 3 Verwijder de twee schroeven aan de achterkant van de print en verwijder de klep van het moederbord. 4 Verwijder de twee schroeven en de console uit het moederbord. De oude console kunt u weggooien. F PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN F.7 Als u de netwerkinterfacekaart door een nieuwe of een seriële interfacekaart vervangt, draait u de twee schroeven los en verwijdert u de oude kaart. 5 Zorg ervoor dat de aansluiting van de netwerkkaart of seriële interfacekaart in één lijn ligt met de aansluiting van het moederbord. Duw de kaart stevig in de aansluiting tot deze volledig op zijn plaats zit. 6 Draai de schroeven die u in stap 4 verwijderd heeft weer vast. F.8 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN 7 Zet de klep van het moederbord terug en draai de twee schroeven vast. 8 Als u een netwerkkaart heeft aangeschaft die de draadloze LAN interface ondersteunt, draait u de antenne tegen de wijzers van de klok in (zie illustratie). 9 Sluit de netwerk- of seriële kabel aan, doe de stekker in het stopcontact en zet de printer aan. OPMERKINGEN: • Voor informatie over configuratie en gebruik van de printer in een netwerkomgeving, wordt u verwezen naar de handleiding die u bij de netwerkkaart geleverd heeft gekregen. U kunt de netwerkinstellingen ook via het bedieningspaneel regelen (zie pagina E.6). • Omdat de netwerkkaart en seriële interfacekaart gebruik maken van dezelfde aansluiting op het moederbord, kunt u deze niet allebei installeren. PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN F.9 F Tweede magazijn installeren U kunt de papiercapaciteit van uw printer uitbreiden door een als optie verkrijgbaar extra magazijn te installeren. Dit bestaat uit twee onderdelen: de magazijnhouder en het magazijn zelf. Magazijnhouder Magazijn 1 Zet de printer uit en koppel alle kabels los van de printer. 2 Verwijder het tape waarmee de interfacekabel aan de onderkant van de houder vastzit. 3 Kijk waar op de magazijnhouder de 4 nokjes zitten. F.10 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN 4 Houd de printer recht boven de magazijhouder en laat deze op zijn plaats zakken. 5 Sluit de kabel aan op de aansluiting aan de achterkant van de printer. 6 Laad papier in magazijn 2. Informatie over het laden van papier vindt u op pagina 2.6. 7 Sluit het netsnoer en de kabels weer aan en zet de printer aan. NB: Stel bij het afdrukken de instellingen van het printerstuurprogramma in via uw toepassing. Op pagina 5.2 kunt u lezen hoe u het printerstuurprogramma kunt openen. LET OP: Verwijder magazijn 1 niet uit de printer terwijl u aan het afdrukken bent via magazijn 2 (optie). Doet u dit wel, dan kan het papier vastlopen. Gebruik magazijn 2 (optie) alleen wanneer magazijn 1 ook in de printer zit. PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN F.11 F NOTITIES F.12 PRINTERUITBREIDINGEN INSTALLEREN G SPECIFICATIES In dit gedeelte vindt u de volgende informatie: • Printerspecificaties • Papierspecificaties Printerspecificaties Onderwerp Specificaties en beschrijving Afdruksnelheid 20 pagina’s per minuut (A4); 21 pagina’s per minuut (Letter) Resolutie 1200 dpi Tijdsduur eerste afdruk Minder dan 12 seconden Opwarmtijd 50 seconden Aansluitwaarden AC 100 - 127 V (VS, Canada) / 220 - 240 V (andere landen), 50 / 60 Hz Energiegebruik Gemiddeld 400 W tijdens gebruik / Minder dan 15 W in de slaapstand Geluidswaarden Standby: Minder dan 35 dB; Gebruik: Minder dan 53 dB Toner Enkele cassettes Gebruiksduur toner 8.000 pagina’s (4,000 pagina’s met de meegeleverde) bij 5% dekking Gebruikscapaciteit/ belasting printer Maximaal 100,000 pagina’s per maand Gewicht Bruto: 17,3 kg, netto: 13,5 kg Gewicht verpakking Papier: 1,83 kg, plastic: 0,33 kg Afmetingen buitenzijde (B x D x H) 386 x 436 x 326 mm (exclusief opties/uitbreidingen) Gebruiksomgeving Temperatuur: 10 ~ 32 °C / Luchtvochtigheid: 20 - 80% RH Emulatie PCL 6, PostScript 3 (optie voor de ML-2150), IBM ProPrinter, EPSON Random Access Memory (RAM-geheugen) Standaard 16 MB Uitbreidbaar tot 144 MB: 100 pin, SDRAM, 3.3 V; 16 MB, 32 MB, 64 MB en 128 MB beschikbaar Lettertypes 1 bitmap, 45 schaalbare, 136 PS lettertypes (optie ML-2150) Interface switching Automatisch (Parallel, USB, netwerk) Interfaces • IEEE 1284 bidirectioneel parallel - Ondersteunde modussen: Nibble, Byte, ECP compatibel • USB interface - voldoet aan USB 2.0 - 480 Mbps 1 poort • Netwerkinterface - 10/100 Base TX (optie voor de ML-2150) - 802.11b draadloos LAN (optie voor ML-2150, ML-2151N) • Serial Interface (option) G.2 SPECIFICATIES Papierspecificaties Overzicht U kunt met uw printer op een groot aantal verschillende afdrukmaterialen afdrukken, bijvoorbeeld gerecycleerd papier, enveloppen, etiketten, transparanten en papier met een afwijkend formaat. De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel en vochtigheid, zijn van grote invloed op de prestaties en afdrukkwaliteit van de printer. Gebruik van papier dat niet aan de in deze handleiding vermelde specificaties voldoet, kan tot de volgende problemen leiden: • Slechte afdrukkwaliteit • Vastlopen van het papier • Versnelde slijtage van de printer OPMERKINGEN: • Sommige papiersoorten voldoen aan de in deze handleiding genoemde richtlijnen, maar geven toch niet het gewenste resultaat. Dit kan het gevolg zijn van een onjuiste behandeling van het papier, een te hoge of lage temperatuur of luchtvochtigheid of andere factoren waarop Samsung geen invloed heeft. • Voordat u een grote hoeveelheid papier aanschaft, adviseren wij u eerst na te gaan of deze aan de in deze handleiding genoemde specificaties voldoet. LET OP: Gebruik van papier dat niet aan de genoemde specificaties voldoet, kan dusdanige problemen veroorzaken dat reparatie noodzakelijk is. Deze reparaties vallen niet onder de garantie of service-overeenkomst die Samsung biedt. G SPECIFICATIES G.3 Ondersteunde papierformaten Magazijn1/ Magazijn2 Afmetingena Letter 216 X 279 mm A4 210 X 297 mm Executive 191 X 267 mm Legal 216 X 356 mm B5 (JIS) 182 X 257 mm Folio 216 X 330 mm Multipurpose invoer Afmetingena Minimum aangepast formaat 76 x 127 mm Maximum aangepast formaat 216 x 356 mm Transparanten Etiketten Enveloppen Zie bovengenoemde minimum en maximumformaten. Capaciteitb Gewicht 60 tot 105 grams bankpost 500 vel 80 grams bankpost Gewicht Capaciteitb 60 tot 163 grams bankpost 100 vel 80 grams bankpost Dikte: 0,10 X 0.14 mm 50 Dikte: 0,10 X 0.14 mm 25 max. 90 grams bankpost Maximaal 10 a. De printer ondersteunt een groot aantal verschillende formaten afdrukmaterialen. Zie“Op kaarten of ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken” op pagina 4.22. b. De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de gebruiksomgeving. NB: Afdrukmateriaal dat korter is dan 127 mm kan gemakkelijker vastlopen. U krijgt de beste resultaten wanneer u het papier op de juiste wijze opslaat en behandelt. Zie “Richtlijnen voor de printeromgeving en het opslaan van papier” op pagina G.7. G.4 SPECIFICATIES Richtlijnen voor gebruik van papier U krijgt de beste resultaten wanneer u normaal 75 grams papier gebruikt. Controleer of het papier van goede kwaliteit is en geen scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde randen bevat. Als u niet zeker bent over het papier dat u gaat gebruiken (bijvoorbeeld of het bankpost of gerecycleerd papier is), controleer dan het etiket op de verpakking. De volgende situaties kunnen een slechte afdrukkwaliteit, vastlopen van het papier en zelfs schade aan de printer veroorzaken. Symptoom Probleem met het papier Oplossing Slechte afdrukkwaliteit, toner hecht niet goed of problemen met invoeren Te vochtig, te ruw, te glad of papier met reliëf, slechte partij Probeer een andere papiersoort, tussen 100 en 250 Sheffield, 4 en 5% vochtinhoud. Toner hecht niet overal; vastlopen, omkrullen van het papier Papier niet goed opgeslagen Bewaar het papier vlak en in de oorspronke-lijke vochtbestendige verpakking. Grijze schaduwen op de achter-grond/ slijtage van de printer Te zwaar Gebruik lichter papier of open de achter-uitvoer. Papier krult om bij het invoeren Te vochtig of papiervezel niet geschikt (verkeerde richting of te kort) • Open de achteruitvoer. • Gebruik papier met een lange vezel. Papier loopt vast, printer beschadigd Inkepingen of perforaties Gebruik geen papier met inkepingen of perforaties. Problemen met invoeren Rafelige randen Gebruik papier van een goede kwaliteit. OPMERKINGEN: • Gebruik geen briefpapier dat is gedrukt met lage-temperatuur inkt, dat voor sommige thermografische soorten wordt gebruikt. • Gebruik geen briefpapier met reliëf. • De printer gebruikt hitte en druk om de toner aan het papier te hechten. Controleer van tevoren of de inkt die voor uw briefpapier, gekleurde papier of voorbedrukte formulieren is gebruikt gedurende 0,1 seconde bestand is tegen een temperatuur van 200 °C. SPECIFICATIES G.5 G Papierspecificaties Onderwerp Specificaties pH-waarde 5,5 ~ 8,0 pH Caliper 0,094 t/m 0,18 mm Kromming Vlak binnen 5 mm Snijranden Gesneden met scherpe messen, zonder zichtbare rafels. Fixeervereisten Afdrukmateriaal mag niet verschroeien, smelten, ombuigen of gevaarlijke stoffen vrijgeven wanneer het gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan een temperatuur van 200 °C. Vezel Lange vezel Vochtgehalte 4% ~ 6% per gewicht Gladheid 100 ~250 Sheffield Papieruitvoer capaciteit Uitvoer G.6 SPECIFICATIES Capaciteit Bovenuitvoer (voorkant omlaag) 250 vel 80 grams bankpost Achteruitvoer (voorkant omhoog) 100 vel 80 grams bankpost Richtlijnen voor de printeromgeving en het opslaan van papier De omgeving waarin het papier wordt bewaard is van directe invloed op de invoer van het papier door de printer. De beste temperatuur voor zowel de printer als het papier is kamertemperatuur en een omgeving die niet te droog of te vochtig is. Papier absorbeert en verliest namelijk snel vocht. Door een te hoge of te lage temperatuur en luchtvochtigheid gaat het papier in kwaliteit achteruit. Door de warmte gaat het vocht in het papier verdampen, terwijl het door een te lage temperatuur op het papier zal condenseren. Verwarmingssystemen en airconditioners ontrekken veel vocht aan de ruimte. Zodra een pak papier geopend en gebruikt wordt, wordt er vocht aan onttrokken, waardoor het streperig en vlekkerig kan worden. Door vochtig weer en koelsystemen kan de luchtvochtigheid in de kamer of ruimte hoger worden. Nietverpakt papier absorbeert het overtollige vocht, wat leidt tot lichte afdrukken en “dropouts” (uitvalverschijnselen). Bovendien kan het papier door steeds weer vocht te verliezen en op te nemen kromtrekken, met als gevolg dat het in de printer vastloopt. Koop niet meer papier in dan u de komende tijd (ongeveer 3 maanden) gaat gebruiken. Papier dat gedurende een langere periode wordt bewaard, kan onder invloed van de omgeving (hoge en lage temperaturen en luchtvochtigheid) in kwaliteit achteruit gaan. Door niet teveel papier in te slaan, kunt u dit voorkomen. Een ongeopend pak papier blijft enkele maanden goed, mits dit in een afgesloten ruimte wordt bewaard. De kwaliteit van geopende pakken papier kan onder invloed van de omgeving achteruit gaan, met name als het papier niet is verpakt in vochtbestendig verpakkingsmateriaal. Voor de beste afdrukkwaliteit moet u uw voorraad papier opslaan bij een temperatuur tussen de 20 ° en 24 °C en een relatieve vochtigheidsgraad van 45 tot 55%. Houd bij het kiezen van een plaats voor het opslaan van uw papier rekening met de volgende richtlijnen: • Bewaar uw voorraad papier op kamertemperatuur. • De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn. • U kunt een geopend pak papier het beste weer in de oorspronkelijke vochtbestendige verpakking terugdoen. In een zeer koude of warme omgeving kunt u het beste zoveel papier uit de verpakking halen als u die dag nodig heeft. G SPECIFICATIES G.7 Enveloppen De samenstelling van enveloppen kan sterk uiteenlopen. De vouwlijnen lopen niet alleen tussen verschillende fabrikanten uiteen, maar zelfs binnen één partij van een fabrikant. Om goed met de printer op enveloppen te kunnen afdrukken, moet een goede kwaliteit enveloppen worden gebruikt. Houd u bij het aanschaffen van enveloppen aan de volgende richtlijnen: • Gewicht: Om vastlopen te voorkomen, mag het gewicht van de envelop niet meer bedragen dan 90 g/m2. • Samenstelling: Voor het afdrukken moeten de enveloppen vlak liggen met minder dan 6 mm golving en ze mogen geen lucht bevatten. • Staat: Enveloppen mogen niet gekreukeld zijn en geen scheuren of beschadigingen bevatten. • Temperatuur: Gebruik alleen enveloppen die bestand zijn tegen de temperatuur en druk van de printer. • Afmeting: Gebruik alleen enveloppen die binnen de volgende afmetingen vallen: Multi-purpose invoer Minimum Maximum 90 x 148 mm 216 x 356 mm OPMERKINGEN: • Gebruik voor enveloppen alleen de multi-purpose invoer. • Enveloppen die langer zijn dan 127 mm kunnen sneller vastlopen wanneer ze niet op de juiste wijze zijn bewaard. Houd u bij het opslaan aan de in deze handleiding vermelde richtlijnen. Zie “Richtlijnen voor de printeromgeving en het opslaan van papier” op pagina G.7. G.8 SPECIFICATIES Enveloppen met naden aan beide zijden In plaats van diagonale naden, hebben deze enveloppen verticale naden aan beide uiteinden van de envelop. Dit type envelop zal gemakkelijker verkreukelen in de printer. Controleer of de naad doorloopt tot de hoek van de envelop (zie illustratie). Goed Fout Enveloppen met zelfklevende stroken of kleppen Van enveloppen met een zelfklevende strook of enveloppen die gesloten worden door de ene klep over de andere te vouwen, moet het zelfklevende materiaal bestand zijn tegen de hitte en druk in de printer. Is dit niet het geval, dan zal de klep of strook geen kreukelen of vastlopen, of de fixeereenheid beschadigen. Envelopmarges Onderstaande marges gelden de voor meest gangbare nr. 10 en DL enveloppen. Soort adres Minimum Maximum Retouradres 15 mm 51 mm Afleveradres 51 mm 89 mm OPMERKINGEN: • U krijgt de beste afdrukresultaten wanneer de marges niet dichter dan 15 mm van de zijkant van de envelop zitten. • Vermijd af te drukken op het gedeelte waar de naden van de envelop bij elkaar komen. Enveloppen opslaan Een juiste opslag van de enveloppen draagt bij aan een betere afdrukkwaliteit. U moet enveloppen vlak bewaren. Als er lucht in de envelop zitten, kan de envelop tijdens het afdrukken verkreukelen. Zie “Op enveloppen afdrukken” op pagina 4.14. SPECIFICATIES G.9 G Etiketten LET OP: • Voorkom schade aan de printer door alleen etiketten te gebruiken die geschikt zijn voor laserprinters. • Om vastlopen van de etiketten te voorkomen, moet u bij het afdrukken van etiketten altijd de multi-purpose invoer en achteruitvoer gebruiken. • Druk op hetzelfde vel etiketten nooit meer dan één keer af en druk nooit af op een vel waar al etiketten af zijn. Let bij het kiezen van etiketten op het volgende: • Zelfklevend materiaal: Het zelfklevende materiaal moet bestand zijn tegen 200 °C, de fixeertemperatuur van de printer. • Samenstelling: Gebruik geen vellen etiketten waarbij ruimte tussen de etiketten zit. Dit kan leiden tot vastlopen van de etiketten. • Omkrullen: Voordat u gaat afdrukken, controleert u of de vellen etiketten vlak liggen. Ze mogen in iedere richting niet meer dan 13 mm golven. • Kwaliteit: Gebruik geen etiketten die gekreukt of gebobbeld zijn. Zie “Etiketten afdrukken” op pagina 4.17. Transparanten Transparanten die u voor deze printer gebruikt, moeten bestand zijn tegen een temperatuur van 200 °C, de fixeertemperatuur. LET OP: Voorkom schade aan de printer door alleen transparanten te gebruiken die geschikt zijn voor laserprinters. Zie “Op transparanten afdrukken” op pagina 4.19. G.10 SPECIFICATIES INDEX A C aansluiten Ethernet 2.12 netsnoer 2.13 parallelle kabel 2.10 USB kabel 2.11 aanzetten, printer 2.13 achteruitvoer, afdrukken via de 4.6 afdrukken boekje 5.17 configuratieblad 6.2 demopagina 2.14 dubbelzijdig 5.11 meer pagina’s per vel 5.13, 5.14 overlay 5.21 passend maken aan het geselecteerde formaat 5.15 posters 5.16 schoonmaakblad 6.9 vanuit Windows 5.2, 5.7, 5.19 watermerken 5.18 afdrukken binnen een netwerk kabel/antenne, aansluiten 2.12 afdrukken vanaf een Macintosh A.6 afdrukkwaliteit 7.15 afdrukkwaliteit problemen, oplossen 7.15 afdrukmateriaal met een afwijkend formaat, afdrukken 4.22 afdrukproblemen 7.3 afdrukresolutie, instellen 5.25 afdruktaak, annuleren 5.6 afdrukvolgorde, instellen 5.28 annuleren, afdruktaak 5.5 antenne, aansluiten 2.12 configuratieblad, afdrukken 6.2 B bedieningspaneel 3.2 menu’’s 3.5 toetsen 3.3 bedieningspaneeldisplay 3.2 boekje afdrukken 5.17 bovenuitvoer, afdrukken via de 4.5 D demopagina, afdrukken 2.14 displaytaal, wijzigen via bedieningspaneel 2.14 displaytaal, wijzigen via printerstuurprogramma 2.21 document vergroten of verkleinen 5.1 dubbelzijdig afdrukken 5.11 E eigenschappen printer 1.2 printerstuurprogramma 2.16 enveloppen, afdrukken 4.14 Ethernet kabel, aansluiten 2.12 etiketten, afdrukken 4.17 F favorieten, gebruiken 5.5 foutmeldingen 7.20 G geheugen DIMM, installeren F.3 grafische eigenschappen, instellen 5.25 H handinvoer, afdrukken via de 4.12 help-informatie, gebruiken 5.6 I installeren PPD bestanden B.2 printerstuurprogramma voor de Macintosh A.2 printeruitbreidingen F.1 i software 2.17 SPL stuurprogramma voor Linux C.2 instellen afbeeldingsmodus 5.26 formaat 5.7 tonerspaarstand 5.25 TrueType opties 5.27 invoer, instellen 5.8 O onderdelen 1.5 oplossen 7.15 orientation, select 5.3 overlay afdrukken 5.23 overlay, gebruiken 5.21 P K kaarten, afdrukken 4.22 kiezen 4.5 L laden, papier in de multi-purpose invoer 4.8 laden, papier via de handinvoer 4.12 Linux algemene problemen 7.25 configuration tool C.8 LLPR eigenschappen C.10 stuurprogramma, installeren C.2 M Macintosh algemene problemen 7.23 stuurprogramma, installeren A.2, A.8 systeemeisen A.2 magazijn1 gebruiken 2.6 meer pagina’s per vel afdrukken 5.13, 5.14 memory DIMM, install F.3 multi-purpose invoer gebruiken 4.8 N netwerk lokaal gedeelde printer, configureren E.3 parameters configureren E.6 netwerk aansluiten, draadloos via antenne 2.12 netwerk interfacekaart, installeren F.6 netwerkantenne, aansluiten 2.12 netwerkkaart, installeren F.6 nieuw watermerk maken 5.19 ii papier formaten en capaciteit 4.3 kiezen 4.2 specificaties G.3 papier eigenschappen, instellen 5.7 papier vastgelopen tijdens dubbelzijdig afdrukken 7.13 uitvoergedeelte 7.12 papier vastgelopen bij de tonercassette 7.10 papier vastgelopen bij magazijn 2 (optie) 7.8 papier vastgelopen in de multi-porpose invoer 7.9 papier vastgelopen in het invoergedeelte magazijn 1 7.7 papierformaat,instellen 5.7 papierindicator 4.7 papiermagazijn vullen 2.4, 2.6 papiertype, instellen 5.8 parallelle kabel, aansluiten 2.10 posters afdrukken 5.16 PostScript stuurprogramma fouten 7.24 installeren onder Windows B.2 installeren, Macintosh A.2 openen onder Windows B.6 printersoftware installeren Macintosh A.2 onder Linux C.2 installeren onder Windows 2.17 opnieuw installeren 2.19 verwijderen onder Linux C.7 verwijderen onder Windows 2.19 problemem, oplossen PS foutmeldingen 7.24 problemen oplossen afdrukkwaliteit 7.15 algemeen 7.3 DOS 7.27 Linux 7.25 Macintosh 7.23 vastgelopen papier 7.7 Windows 7.22 problemen, checklist 7.2 problemen, oplossen van foutmeldingen 7.20 PS DIMM, installeren F.3 U uitbreiding, installeren magazijn 2 F.10 netwerk interfacekaart F.6 seriële interfacekaart F.6 uitvoer, kiezen 4.5 USB driver, install in Windows 98/Me 2.20 USB kabel, aansluiten 2.11 R RCP bedieningspaneel tabbladen D.5 Remote Control Panel installeren D.2 openen D.4 S schoonmaakblad, afdrukken 6.9 seriële interfacekaart, installeren F.6 software installeren 2.17 systeemeisen 2.17, 3.17, 4.3 verwijderen 2.19 specificaties papier G.3 printer G.2 systeemeisen Macintosh A.2 voor Linux C.2 V verwijeren printersoftware onder Windows 2.19 voorbedrukt papier, afdrukken 4.21 voorkant omhoog achteruitvoer 4.6 voorkant omlaag bovenuitvoer 4.5 W watermerk afdrukken 5.18 watermerken, gebruiken 5.18 T taal, wijzigen 2.21 tabblad Papier 5.7 tips om vastlopen van het papier te voorkomen 7.14 toner gebruiksduur 6.3 herverdelen 6.4 Toner Save mode, use 5.9 tonercassette onderhouden 6.3 opnieuw verdelen 6.4 plaatsen 2.4 vervangen 6.6 tonerspaarstand, gebruiken 5.9 transparanten, afdrukken 4.19 tweede magazijn, installeren F.10 iii Home Bezoek onze website: www.samsungprinter.com Rev.1.00
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233

Samsung ML-2151N Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor